u
1 9
m
m m m
m st
m it
m m m
m m
te danken, dat hij nog geen ernstige
onaangenaamheden gehad had. Wij
echler mochten hem van harte lijden
en waren er steeds op uit om in „do
kroeg" een waakzaam oog op hem te
houden, hem 't overdreven genot van
geestrijke dranken te beletten, en, ais
hem iets menschelijks overkomen
was, zorg te dragen .dat hij 't niet te
bont maakte.
Hij was daarvoor dan ook oprecht
dankbaar en liet met waarlijk roeren
de onderwerping liet toe, dat we hem
steeds en altijd weer opnieuw tot
doel voor onze dwaze invallen ko
zen en zelf lachte hij soms race, wan
neer we hem een of anderen ondeu
gender! streek gespeeld hadden.
Werd hem een sigaar geoffreerd,
dan liep hij meermalen gevaar, dat
die pyrotechnische verborgenheden
bevatte; wilde hij 'savonds zich ter
ruste begeven, dan behoorde het niet
tot de onmogelijkheden dat de bodde-
Inkens aan elkaar genaaid waren of
Wet, was hij zonder wederwaardighe
den in bed gestapt en juist even in
gesluimerd, dan werd hij eensklaps
door het ratelend afloopen van zijn
wekker opgeschrikt. Had hij zijn jas
uitgedaan, b.v. bij schermen of ke
gelspel, zoo vond hij de mouwen
dichtgesnoerd, zoodat hij in een
dwangbuis gekerkerd zat; gingen wo
samen baden, dan kon hij twee uur in
het badhuis vertoeven, omdat zijn
meest onontbeerlijke kleedingstukken
verdwenen waren. En zoo was hij nog
al eens het offer van dergelijke aar
digheden. soms van eenigszins ver
dacht allooi en niet bepaald door
geestigheid uitmuntende; doch die
ons deden schudden van 't lachen cn
bij iemand van een meer opvliegend
karakter niet geraden waren ge
weest 1
Den ergsten trek hebben we hem
evenwel eens gespeeld, toen hij
'savonds uitgevraagd was en eerst
na middernacht terug verwacht werd.
Gedurende zijne afwezigheid namelijk
hadden we met een geduld en volhar
ding, een betere zaak waardig, een
boerenwagen, die't was dien dag
markt geweest voor 't huis stond,
geheel uit elkaar genomen, dissei,
wielen enz. stuk voor stuk ïaar boven
gesleept (de duisternis beschermde
dezen nachtelijken arbeid), in zijne
kamer gebracht, hij sloot die na
tuurlijk altijd af, maar de sleutel mij
ner slaapkamer paste ongelukkig op
het slot cn daar weer Ineengezel,
zuudai de dissel met het vooreinde
door het geopende venster naar bui
ten stak.
De lantaarn, die de boer, om onge
lukken te voorkomen, vooraan den
dissel bevestigd had, werd weer aan
gestoken en verspreidde iiu uit het
venster der eerste verdieping een
sciiemerachtig licht.
De verbazing van den goeden Wil-
lems kan men zich voorstellen, toen
hij in 't holst van den nacht ihuis
kwam en de zonderlinge vermeerde
ring van zijn ameublement mocht
constateercn maar flegmatiek ais
altijd, liet hij zich daardoor niet uit
de plooi brengen, lachte hartelijk om
liet wonderbaarlijk schouwspel dat
zijne kamer opleverde, en kleedde
zich uit om zich ter ruste te begeven
en den slaap der rechtvaardigen te
genieten.
Doch dit was slechts een schoon
gedacht project, dat niet tot uitvoe
ring komen zou. Juist was hij voor
nemens I., u u- etappen, toen zijn
aandacht werd afgeleid door een ont
zettend schreeuwen en lamentecren
onder zijn raam.
De eigenaar van den wagen was
gekomen, om 's morgens in de vroegte
weder te gaanhij was dat zoo ge
woon, en nog nooit had iemand een
hand uitgestrekt naar den bouwvalli-
gen boerenwagen. Zelfs de politie
destijds vrij wat patriarchaler en mee
gaander van aard dan tegenwoordig
had hem in dit opzicht nooit be
moeilijkt; 't geen trouwens ook niet
roodig was, daar we een afgelegen en
juist niet aristocratische büurt be
woonden.
Tot zijn grooten schrik zag de land
bouwer nu de lantaarn aan den dissel
ccn verdieping hooger hangen dan hij
gedacht had. Sprakeloos staarde hij
eerst het phenomeen aan; daarop
bond hij 't paard, dat hij weer voor
liet voertuig wilde spannen hij had
schuin tegenover ons in een kleine
herberg 't dier op stal gebracht en
was ,.inet de kippen op stok" naar bed
gegaan aan een paal vast en begon
nu pogingen in 't werk te stellen om
zijn vervoermiddel terug te bekomen.
De goede Willems hoopte aanvan
kelijk de zaak te kunnen ignoreeren
en blies snel het licht uit; doch te ver
geefs. De boer raasde en tierde voort,
zoodat onze vriend eindelijk wel voor
den dag komen moest, wilde hij rust
hebben.
Maar nu begon 't spectakel eerst
recht. Woedend redetwistte de boer
met den onscnuidige en verlangde zijn
wagen terug; zoudat den ander niets
o\ erbleef, dan zijn kleeren aan te
schieten en naar beneden te gaan.
Met on verboten leedvermaak hoorde
ik hem de trap afstoften.
Niet dan met de grootste moeite
mocht 't hem gelukken, den lompen
boer aan 't verstand te brengen, uat
hij niets met de gruweldaad uit
staande had gehad; veeleer zelf het
offer der hoogst onvoegzame scherts
zijner kameraden geworden was.
Met behulp van een blanken rijks
daalder mocht het ten slotte hem ge
lukken, het ontredderd humeur van
den scheldenden 'boer te doen beda
ren onder geen voorwendsel echter
wilde deze er in bewilligen, zich te
verwijderen en het aanbreken van
den dag af te wachten om zijn recht
matig eigendom weer naar beneden
te brengen.
<3een tegenwerpingen mochten ba
ten; hij moest en zou zijn wagen hea-
bcn, anders kwam hij te laat op ae
markt, wt-it hij moest nog twee uur
rijden, en c« rampspoedige Willems
was wel genoodzaakt om den poer de
behulpzame hancu^ bieden, ten einde
den wagen naar b®*~den te expediee-
ren.
De boer begreep heelem^ niet hoe
het werktuig daar gekomen s De
student had meer doorzicht dff. den
landbouwenden stand in den rt-^j
toebedeeld werd, en kwam spoedig td.
de conclusie, dat het voertuig weer uit
mekaar genomen moest worden.
Dit geschiedde; bij kunstlicht en in
't zweet buns aauschïjns werkten zij
samen en sleepten de wielen en ove
rige bestanddcelen naar beneden, om
met onbeschrijfelijke moeite het ge
vaarte wederom op te bouwen, zoodat
de boer eindelijk, na twee uren hard
werk .den knol daar voor zetten en
wegrijden kon juist toen de oppasser
kwam om zijn heer te wekken, die
vroeg op moest, daar hij op reis gïrig.
Zuchtend stond vriend Willems dit
maal wel een weinig ontslicht over
die vrij laakbare plagerij, voor zijn
bed, nadat hij de orde in zijn boudoir
wat hersteld had; hij was op de schan
delijkste wijze ïn zijn nachtrust te
kort gedaan cn buitendien een rijks
daalder minder rijk dan bij zijn thuis
komst. IIij legde de hand op de thans
ledige plaats in bed en zwoer een
vreeselijko wraak aan de ontwerpers
der snoode daad, den roovers van zijn
vreedzame nachtrust,
En deze wraakoefening, deze wraas
vergelding zou van dien aard wezen,
dal wij bij slot van rekening in hem
onzen meester moesten erkennen.
II.
Ongeveer vier weken waren vcrloo-
pen sinds de aardigheid van eenigs
zins verdacht allooi, die wij ons met
den goeden Willems veroorloofd had
den, en die historie was weer zoo
goed als vergoten. Daar zou in een
naburige plaats een concert van de
grenadiers en jagers plaats hebben
het was ecu schoone avond en dus be
sloten we, niet te rijden, maar in
corpore naar het hoogstens een uur
verwijderde oord te wandelen. Zelfs
stelden wij ons van den terugweg bij
helderen maneschijn een waar ge
noegen voor; het weder was dan ook
prachtig. Onder dezo omstandigheden
was een uur \umdelen na afloop van
het concert, langs een fraaien weg,
waarlijk nog zoo onaangenaam niet.
Ook Willems had zich bij ons aan
gesloten, ofschoon hij geen liefhebber
van kuieren was en niet naar het
concert ging, want hij had volstrekt
geen gehoor en een klarinet maakte
hem altijd zenuwachtig; hij verklaar
de dan ook, dat hij liever ergens ging
zitten en een goed glas wijn dronk,
dan een heelen avond blaasmuziek te
moeten aaohooren. Wij gingen dus
naar den kunsttempel en na afloop
zouden we samen weer vertrekken.
Hel concert was schoon en nog on
der den indruk daarvan begaven wij
ons gezamenlijk naar "t koffiehuis, dat
Willems boven dit edel genot verko
ren had; namelijk naar „de Arend",
waar wij volgens afspraak hem zou
den vinden.
Maar wie er aanwezig was, onze
vriend niet. Vruchteloos zagen wij
rond naar den eenigszins eigenaardi
ger) hoed, dien hij placht te dragen en
waarvan heinde en verre geen tweede j
exemplaar le vinden was; onze fleg-
matieke collega werd nergens ont-
dekt.
Dit gaf ons natuurlijk niet de min-
ste reden tot ongerustheid; wij na
men aan, dat het langdurig alleen
zitten hem verveeld had en hij wel te
rugkomen zou, als hij er op rekenen
kon. gezelschap aan te treffen. Maar
een vol uur. verliep en Willems kwam
niet opdagen.
(jeuuiuig neten wij een tweede uur
verloopeii, maar hij liet zich niet zien.
Dit was ons hoogst onaangenaam,
want den volgenden dag was er iets
te doen, zoodat wij ongaarne zoo laat
zouden thuis komentoch besloten
wij, uiterlijk nog oen half uur te wach
ten, daar liet toch le verwachten was,
dut de vermiste elk oogenblik kon op
dagen.
Toen het echter ruim half een ge
worden was, welk uur ouder ver-
geetsch wachten niet zoo heel spoedig
bereikt werd, begonnen wij te duch
ten dat onzen vriend een ongeluk
overkomen was; of wel, wat veel
waarschijnlijker geacht werd, dat hij
w eer in ae oude lout vervallen v/as en
zich hier en daar te veel had goed ge
daan.
Ten overvloede deden wij in de
voornaamste lokalen, waar men aan
Bacchus offeren kan, onderzoek naar
hem; eveneens zonder resultaat.
Als nu besloten wij eindelijk, thans
werkelijk ongerust over het spoorloos
verdwijnen van onzen vriend, zonder
hem den terugtocht te aanvaarden;
want langer vertoeven scheen tot
geen resultaat te zullen leiden. Eenigs
zins vervuld van bange voorgevoelens;
gingen wij de doodstille straten door,!
die helder door de zilveren stralen der
maan verlicht werden, en toen het
van den kerktoren één uur sloeg, be
reikten wij de lange allee, die ons na
een inarsch van een vol uur weer
thuis brengen zou.
Wij staptc-n flink voort, om zoodra
mogelijk in behouden haven aan te
landen daar stiet mijn voet eens
klaps tegen een donker voorwerp, dat
op den weg lagik nam het op het
was de welbekende hoed van vriend
Willems; een hoofddeksel, dat wij uit
honderden herkennen zouden.
„Ilallol" riep ik uit; „waar eiken-
loover gevonden wordt, is 't eikenhout
niet ver uit de buurt 1"
Onder de ulge-.asene deelneming
ging de fanlasiehoed van de eene
hand in de andere over; Willems was
dus niet achtergebleven, maar blijk
baar vast opgewandeld en wellicht
zouden wij liem nog inhalen, als liij
soms kort te vuren zich op weg bege
ven had.
Maar in welken toestand zou hij
zich bevinden, daar hij zijn hoed ver
loren had?l
Zonder verder veel tijd onder
zwaarmoedige overpeinzingen te ver
liezen, spoedden wij ons voort; jawei
op ongeveer een honderd schreden
van de plek, waar wij den hoed ge
vonden hadden, lag Willems wandel
stok midden op den weg. Zwijgenn
raapten wij hem op en vervolgden on
zen weg; daar nog ongeveer 300
meter verder, wachtte ons een be
droevend schouwspel.
Daar lag Willems in eigen persoon,
stijf als een bezemsteel en blijkbaar
in diepe rust verzonkenook midden
op den weg, met groot gevaar om
overreden te worden. Wij riepen hem
bij zijn naam, schudden hem krach
tig heen en weer, om hem wakker te
maken en op de been te helpen, het
mocht niet baten. Slechts eenige on
verklaarbare geluiden liet hij hooren,
om daarna weder te snorken als een
jachthond.
Nu was goede raad duur. Wat moes
ten we doen?
Hom laten liggen, d. i. aan den kant
lot 'len weg sleePen eü verder aan zijn
de kw'81®"» s4003'8 cen onzer voorstel
schappeli]iden anderen onkameraad-
M steminêül01/ en "erd *l«»m«-
le teeren en 4. ua «envorpen; lerug
ren, werd le IWr^JS 1
zou daarbij te veeind g?°°,d ld
-^schudding ge-
toen ik den volgenden dag wakker
werd uit mijn bewusteJoozen toestand
zwak en uitgeput zag ik nl mijn
makkers dood ter aarde liggen,
ven. Wij waren trouwens reeds half-zeggen, dat mijn vader met me mode-j Wat konden we tegen de overmacht
weg gekomen. ging. IIij was nog een van de dnppe- doen? We hebben gevochten wat we
Na eenig beraad grepen wij einde- ren, die in den oorlog van 1881 had konden. Ik heb op 'l hart van Max ge
lijk na herhaalde pogingen cm den gestreden, en men noemde hem den 1 mikt, tweemaal achter elkander,
rampzalige op to helpen het eenige Leeuw van Majubaberg, omdat hij de maar 't is me niet gelukt, hoewel ik
redmiddel, namelijk den patient zei- eerste was geweest, die uit de verdek- i altijd midden in de roos heb gescho
ven, aan en droegen of liever sleep- te stelling was opgesprongen en on- ten, en ze van me zeiden, dat ik do
ten heb want Willems was een der een kogelregen den vijand op den beste schutter uit hot leger was. We
lange kerel, en moet zeker wel 100 kilo Majubaberg tegemoet was gegaan. hebben ons tot den laatsten man ver-
gewogen hebben den weg langs; Nog één ding heb ik niet verteld, 'dedigd, dat mug ik wel zeggen, want
waarvoor wij onder deze omstandig-1 Onwillekeurig had hij zijn handen -*
lieden zeker wel den dubbelen tijd tot vuisten gebald, en ik zag, hoe plots
noodig hadden. een diepe "gloed in zijn doffe oogen
't Was een droevige optocht; twee kwam.
man hadden hern bij do armen, twee Nog één ding. Een paar uur rij-,Piet vooraan, die was middenin het
bij de beencn; een liep er op zij, een dens van onze farm lag 't huis, waar l voorhoofd getroffen, en hij la.g daar
voorop en ik eindelijk kwam achter- mijn verloofd© woonde. Ze had haar j met een glimlach op zijn lip pén, of
aan, met hoed cn stole van den be- moeder vroeg verloren Haar vader er geen verraders in deze wereld be-
wustelooze; 't had iets van cen som- 00m Piet, leefde nog, en terwijl Anna, stonden,
bere begrafenis, onder bijzonder on- mijn verloofde, zich aansloot bij mijn! Hoe 't mij gegaan is, lean ik wel in
gewone en verdachte omstandiglie- moeder en mijn zuster, reed hij met een paar woorden vertellen, fcenmin-
den, en fantastisch door de thans on8 mee, om ons als vrijwilligers aan ste tot aan 't sluiten van den vrede,
eenigèzins benevelde maan besche- geven bij 't leger onder Botha. Ik heb me voortgesleept, ben een paar
aea- U kont het verloop van den oor- keer bijna .van ontbering omgekomen
Nu en dan wisselden de „voorrij- ]0g? Eerst wij de overwinnaars, 't'en eindelijk hebban zo me naar 't
der van den stoet en ik, die als ach- ZOntler moeite te gaan, en later i Rood© Kruis getransporteerd, waar
hoede fungeerde, de anderen afmaar do ellende, het donker verraad, en j ze met een beetje hebben bijgelapt.
van velen de lafheid 't iijkt weer Ik lag nog Ln 't hospitaal, toen ik
hoorde, dat de Zuid-Afrikaansche Re-
toch allen zonder onderscheid ver- aii ïlclolx
moeid en zwaar transpirerende, kwa ^s 'jaren"'oeu\vën\eleden.'J
men wij met ons vrachtje in onze -yoorbij, zooals zooveel in het leven.
woonplaats aan.
't Was intusschen al vroeg in de
morgen gewordeu en de eerste och-
Maar wat nooit voorbij is dat is de
geschiedenis van hém, van den En-
officier, dien een hoogere
tendschemering van den zomarschen ïkSin.moTo verge™!
dac had het wegstervend maanlicht _,.n
dag had het wegstervend maanlicht
vervangen. Wij waren bevreesd, dat
Wat is er dan gebeurd?
Bij den slag van Spionskop maak-
wij den bewustelooze niet onopge- ten We een voórwaarteche beweging,
merkt en zonder door „klabakkeu be- ~o o.
moeilijkt te worden.
en onzö alteelms dreef een troep
zouuen Khaki-S vooruit ais u moel mjj
jkeswk -r
phose aanschouwden en hel voor- ™ude"
hoofd afwisphten ons aldus aan- man n00lt cle P8*5 hebt*n afgesneden,
sprak- Toen gebeurde het, en in het donker
„Hartelijk bedankt, mijne vrienden, ï«rd fdv«H en dood;
voor de vele moeïli, die ge n om Z<*> »V» dan hoord« 'k f11 ,kreet
mijnentwil getroost hebt; tk kan u van een der onion - ot anx. de legen
de verzekering geven, dat ik den weg overgestélde zijde - emdejuk werd al-
nog nooit op zoo'n weinig inspannen- lfs f-1He vijand week terug, wij
de wijze heb aigelegd. Een enkele op- dor den niet te achtervolgen, en eerst
merking meen ik mij te mogen ver- 111 d€n morgen zagen wij, wat er ge-
oorloven: bij een volgende gelegen- beurd was.
heid......" Verschillend© kameraden lagen op
Een dreigend gemompel brak zijn grond, maar ook van den vijarM
woorden af. waren er velen gekwetst of gedood.
„Bij een volgende gelegenheid," Hoe vreemd 't ook schijnen mag... de
ging hij met onverstoorbare kalmte meeste getroffenen waren gedood
voort, moet een uwer me echter een één gewonde, die naar onze meening
steuntje in den rug gevenwant op kans had, om meegenomen te worden
den duur is 't voor iemand, die aan was een Engelsch officier, een for-
armen cn beenen voortbewogen sche, blonde Ier ik zie den kerel
wordt, allicht wat vermoeiend en niet nog voor me. Max was zijn voornaam,
bevorderlijk voor een rustigen slaap." zijn achternaam verzwijg ik liever,
„Zie zoo," liet hij er op volgen, toen opdat hij niet denkt, dat ik uit haat
wij onze ergernis over deze ergerlijke of wraakzucht jegens hem heb go-
mystificatie in woorden lucht gaven, handeld.
„daar hebt ge nu ook eens een grap Wij namen hem opi droegen hem
van mijne vinding. Dat is de vergel- voort, om hem in de ambulance af te
ding voor mijn aan den grond gena- leveren. Maar liet geluk was ons niet
gelde schoenen, voor mijn dichtge- dienstig wij zwierven een paar da-
naaide mouwen en voor den boe- gen, konden 't overige leger niet te
renwagen, dien je laatst met zooveel rugvinden.
talent in mijn kamer hebt opgesteld. U zult u alles herinneren... De
Mij dunkt, in "t vervolg zul je mij wel smadelijke nederlagen kwamen en wij
verder niet rust laten of," dreigde afgesneden van den hoofdtroep, toch.
hij lachend, „anders zul je ine nader- mee-vervolgd, moesten een goed heen-
hand nog een hee leind verder moe- komen zoeken. Hoe vreemd 't ook mo
ten vervoeren I" ge schijnen, mijnheer wij lieten
Wat zouden wij doen? Wij hadden den Engelschman niet in den steek.
Willems zoo menigmaal gefopt;'t was Misschien zouden wij hem toch heb
niet meer dan een rechtmatige weder- ben achtergelaten, als oom Piet, de
vergelding, wat hij gedaan had, en vader van mijn verloofde, niet telkens
daarbij was de wijze, waarop hij zich voor hem in de bres was gesprongen,
gewroken bad, zoo origineel, dat het Hij zal doodgaan, als we hem
verstandigst was, bonne mine a inau- ju-er laten.zoo zei hij altijd, en hij ging
vais jeu te maken. naar den gewonde toe, en praatte met
Lachend gaven wij hem do hand Wat je zoo doet. 't Engelsch van
en begaven ons welgemoed naar 011- oom pjet Was nu niet bepaald wat je
ze kamers; maar toch met 't heilige noemt volmaakt, mijnheer, maar ze
voornemen, om voor 't geval dat we Spraken met gebaren en er was on 't
Willems nog eens midden op den weg lftatst vriendschap tusschcn die
zouden vinden 'i geen niet tot ae twee, wat ons een beetje vreemd aan-
verklaarde onmogelijkheden behoor- dw>{1 Mafu. TOif)en e60n woord,
de hem niet weer naar huis te bren- en trokk©n Westwaarts, altijd maar
gen, maar ons te houden aan het ad- \v€atwaar(s
vies der minderheid van heden: hem
naar den kant van den weg le sleepen Tot eon goeden avond, toen wij
en verder aan zijn lot over te laten. rustten van den vermoeienaen tocht,
Toch achtten wij het raadzaam, ik za-g, <'at oom Piet naast den En-
uit vrees voor andere snuggere iuvai- golschman ging zitten, die al zoon
len zijnerzijds als répressailles, hem bootje had meegehinkt, en wiens wond
verder van onze kleine plagerijen le al aardig aan het genezen was. Zon-
verschoonen; zooals ik reeds bij den dor dat ik het wilde, boorde ik woord
aanvang van dit mijn historisch re- voor woord, wat hij zeide in zijn
laas aanmerkte: wij hadden in hem gebroken Engelsch. dat ik maar ver-
onzen meester gevonden. itaal, nietwaar?
Ik voel. dat ik sterven zal
fluisterde hij en als'ik zal sterven
belast ik jou, om mijn groeten en
deze brieven aan mijn dochter Anna
te geven.
liet duizelde mij. Was ik daar eigen
lijk Diet de aangewezen man voor?
Wat luid die Engelschmnn zich te be
moeien in een zaak tusschen Anna en
mij?
Ïan N"g
Heivêrhaal van den boer
Reeds bij het ontbijt vertelde mij
mijn vrouw, dat er iemand was ge-
- - hooggehouden, en ik wilde niet... uit
dien iron- me er™ bemoeien. Had
knoestig als een eik, een rauwe, rui
ge, nog-jonge man, met een paar han
den als smxdshamers, en zonder een
ik 't maar gedaan! Had ik 't maar
daan!
Wel belacht ik nog even, dat het
uitnoodiging af te wachten, ging hij J®1 verctan<Jifr
in den stoel zitten, recht tegenover me. den Èngelschman alles
b is een schrijver, zeide hij, ter- h.>m
wijl het met zijn linkerhand zonoer-
toe te vertrouwen. Immers van hem
- «n botend mol do vroomdsoor- „ntmiriiji snaren, en van ens
publiek geannexeerd was.
Hij zweeg eenigendijd, keek naden,
kend voor zich uit. Hij wachtte klaar
blijkelijk op eenig geluid van mijn
zijde, dat hem aan zou moedigen.
Ea wat verder? vroeg ik.
En wat verder? herhaalde hij
woest. Ik kwam in Pretoria, om mijn
moeder en mijn zuster en Anna we
der te halen. Ik begaf me onmiddel
lijk naar 't huis, waar zij moesten
wonen. Daar hoorde ik, dat zé vier
maanden geleden vertrokken waren
't waren vreemde menschen, die 't
me zeiden. Ze geloofden, dat ik ze
ïn Johannisburg zou kunnen treffen.
Ik won daar inlichtingen in, maar
alles lag er overhoop. En toen is het'
toeval me te hulp gekomen..."
lloe bedoelt u dal?
In één van de bars hoorde ik het
als een schande vertellen, dat Anna
getrouwd was met een E'ngelschen
officier. En ik ben zo een paai- dagen
later tegengekomen, zonder dat ze
mij gezien hebben. Ik zeg u ze
was getrouwd met den man, die
'haar vader had verraden en ver
moord.
En u dan
Ik hij lachte luid. Als ik het
haar had gezegd 'had ik liet leven
van haar, die mij het allerliefste was,
tot een hel gemaakt
Was het niet beter, om te zwijgen?
Z© hadden zich allen aan de ge
dachte gewend, dat ik dood was. Geen
van mijn brieven was aangekomen,
en Max had natuurlijk verteld, dat
wij allen gesneuveld waren. Peter
zoo, beter zoo, nietwaar? Een ander
had misschien anders gedaan. Er
zijn verschillende soorten gewetens op
de wereld
Mij leek dit het allerbeste.
Maar ik wil toch mijn geschiedenis
verteld hebben, vóór ik het graf inga.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriekbetreffonde, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1513.
PROBLEEM No. 430,
van
W. II. v a n H u ij stee.
(Eerste publicatie).
Wit
Zwart. Schijven op 1, 4, 6, 9, 11, 13, 14, 18, 20, 23, 24 en dam op 40.
Wit. Schijven op 21, 25, 26, 32, 33, 38, 39, 42, 43, 47, 48 en 50.
PROBLEEM No. 431.
van
W. Polman.
(Eerste publicatie).
1
1
6
16
16
x 6
25
36
85
36
üi
lilt
45
Zwart. Schijven op 11, 12, 13, 15, 16, 18, 2-1, 22, 24 en 43.
Wit Schijven op 20, 27, 29, 31, 32, 34, 36, 42, 44 en 46.
en u is bekend met de vreemdsoor-
25«SrM<!^n^ I r -r.i.ro.KÖr.i,
afHef was een vreemd l>e»in doch cen Maar in mijn vorbUndinS dacht ik.
xEl Si '!,aar kor<?" f ZtTZr
iiuu s-jsproJteo. Niet ajlecu, dut er een ':'k biune&LaiMl mu-okten, altijd ver
zeker, licht-JjultauJaudsch actent duur <kr> kad legen-
trilde, een aroent, dal ik nog ln»it „1- „„uil le
frrowd^ivM Sar de'jmrn'ÏÏ lSï i voion. Wij wisten niet, waar de vij-
weinig vaneen gewoon juenschengo- jand Ieder oogenblik konden w.j
luid - ze was krassend, als v»n een overvallen worden,
man, die pas van een schrik bekomt 's Avonds kampeerden wij in het
als van een man zoo leerde ik - veld, en we waren blij, als we op wei
eenig© minuten later di© in de laat- ko wijze ook onderdak vonden. Nooit
ste maanden weinig, of beter in 't i vergeet ik onze vreugde, toen wij ein-
geheel niet, had gesproken. j delijk een verlaten boerderij vonden,
Op dat oogenbük dacht ik met een
gek te doen te hebben; hij echter
raadd© mij gedachten. Niet krank
zinnig ben ik, zooals u misschien
denkt. Men moet niet te veel naar den
schijn oordeelen. Ik ben hier gekomen
om u een geschiedenis te vertellen. De
dokters hebben me gezegd, dat ik ster-1 was lichtzinnig, dat i
ven zal, en ik heb gedacht, dut ik posten hebben uitgezet-
Oplossingen van dezo problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 4
Februari e s.
Oplossing van probleem No. 426,
van den auteur Wit 37—31, 28—23,
43 41, 49—43, 34-29, 44-40, 39 10,
25 11
Oplossing van probleem No. 427,
van den auteurWit 24—20, 29—24,
24-19, 312, 2 50 I
Beide problemen zijn goed opgelost
door d© h-eeren R. Bouw, M. ten
Brink, J. Jncobson Azn., W. J. A.
Matla, J. Siogorist, T. C. N., J. W.
Tieskens, F. M. v. d. Werff,
proper en net uitzag, en waar
we in een schuur stroo vonden, om
er op te slapen.
Hadden we geweten, wat ons den
volgenden morgen zou wachten, we
hadden ons zeker niet aan deze weel
de zoo gemakkelijk overgegeven. Het
geen wacht-
als ik er nu
mijn historie niet Ln 't graf mee moot j aan terugdenk, schink ik soms vol
nemen. ontzetting terug.
Hoe is uw naam? J Den volgenden morgen was mljn-
Laat ik 't u ineens zeggen; ik ben i heer Max onherroepelijk verdwenen bewaren Dat zal mij aangenaam
een Transvaalsche boer, een van de 1 wij zagen eens even, stil, naar zijn. Bladprobleein wordt a.s. week
veldkornets onmiddelijk onder gene-oom Piet, die zijn oogen naar den geplaatst. (Stand II).
raai Botha, naast wien ik in den laat- grond had gericht, en we wilden weer
sten Engelse hen oorlog heb gestreden. op marsch gaan, waarheen? om de F. M. v. d. W. Vriendelijk dank
Ons huis lag in liet Noorden, maar anderen te zoeken. voor uw probleemhet is heel aardig
om de onrustige tijden, en omdat ik We waren nog geen twintig Meter en zal in Maart geplaatst worden,
op d6 afgelegen hoeve een overval van uit de boerderij, of we hoorden de ko-
Kaffers vreesde, besloten mijn moeder gels al fu! ful Daar is geen ander 1 d. J. Voor het lidmaatschap van
en mijn zuster naar Pretoria te gaan, geluid mee te vergelijken, 't Is geen de cluh moet men den leeftijd van 18
waar ze bij een nicht van ons onder- fluiten en geen brommen, maar het jaar bereikt hebben. Kom u a.s. Maan-
dak vonden. Het is onnoodig, om te staat daar net precies tusschen-ln. i dagavond maar eens kijken.
Van No. 427 ontvingen wij een goe
de oplossing van den heer H. J. Oud-
hoff.
CORRESPONDENTIE.
T. C. N. Van de fout heeft rectifi
catie plaats gehad in liet Maandag
avond-nummer en wordt die hier
onder nog eens hertiaakL Er liggen
nog 18 problemen op plaatsing te
wachten, ik ontvang er in de laatste
weken zeer veel. Wil u" ze tot Maart
VERBETERING.
In probleem No. 429 (zie vorige ru
briek) is verzuimd op veld 17 cen
zwarte schijf te plaatsen, hetgeen wo
reeds in het nummer dezer courant
van Maandagavond 1.1. hebben mede
gedeeld, doch hier herhalen wij de
mededeeling voor hen, die haar niet
mochten gelezen hebben.
DAMCURSüS.
(Vervolg).
2de Zet van Wit 31-27.
Nu zou wit met 39—33 kunnen
vervolgen, omdat deze zet beslist goed
is, doch hierdoor wordt niet belet, dat
zwart met 1218 antwoordt, terwijl
met 31—27 dit wel verhinderd wordt,
want daarna zou volgen
27-22
32 12
37:28
41—37
18:27
23:32
7 18 (8 17 maakt de
positie nog slechter).
De korte vleugel is nu onnoodig
iizwakt, en zwart kan het veld 23
moeilijk weder in zijn bezit krijgen,
terwijl wit voldoende gelegenheid
heeft om het centrum te bemachtigen,
en zijn spel tot den aanval gereed te
maken,
(Voor zoover ons bekend is, heeft
„Barteling" (Frankrijk) deze afruiliag
het eerst in toepassing gebracht in
zijn „Theorie over het Damspel").
2de Zet van Zwart 20—24.
A. Hierboven is reeds aangetoond,