u 1 9 m m m m m st m it m m m m m te danken, dat hij nog geen ernstige onaangenaamheden gehad had. Wij echler mochten hem van harte lijden en waren er steeds op uit om in „do kroeg" een waakzaam oog op hem te houden, hem 't overdreven genot van geestrijke dranken te beletten, en, ais hem iets menschelijks overkomen was, zorg te dragen .dat hij 't niet te bont maakte. Hij was daarvoor dan ook oprecht dankbaar en liet met waarlijk roeren de onderwerping liet toe, dat we hem steeds en altijd weer opnieuw tot doel voor onze dwaze invallen ko zen en zelf lachte hij soms race, wan neer we hem een of anderen ondeu gender! streek gespeeld hadden. Werd hem een sigaar geoffreerd, dan liep hij meermalen gevaar, dat die pyrotechnische verborgenheden bevatte; wilde hij 'savonds zich ter ruste begeven, dan behoorde het niet tot de onmogelijkheden dat de bodde- Inkens aan elkaar genaaid waren of Wet, was hij zonder wederwaardighe den in bed gestapt en juist even in gesluimerd, dan werd hij eensklaps door het ratelend afloopen van zijn wekker opgeschrikt. Had hij zijn jas uitgedaan, b.v. bij schermen of ke gelspel, zoo vond hij de mouwen dichtgesnoerd, zoodat hij in een dwangbuis gekerkerd zat; gingen wo samen baden, dan kon hij twee uur in het badhuis vertoeven, omdat zijn meest onontbeerlijke kleedingstukken verdwenen waren. En zoo was hij nog al eens het offer van dergelijke aar digheden. soms van eenigszins ver dacht allooi en niet bepaald door geestigheid uitmuntende; doch die ons deden schudden van 't lachen cn bij iemand van een meer opvliegend karakter niet geraden waren ge weest 1 Den ergsten trek hebben we hem evenwel eens gespeeld, toen hij 'savonds uitgevraagd was en eerst na middernacht terug verwacht werd. Gedurende zijne afwezigheid namelijk hadden we met een geduld en volhar ding, een betere zaak waardig, een boerenwagen, die't was dien dag markt geweest voor 't huis stond, geheel uit elkaar genomen, dissei, wielen enz. stuk voor stuk ïaar boven gesleept (de duisternis beschermde dezen nachtelijken arbeid), in zijne kamer gebracht, hij sloot die na tuurlijk altijd af, maar de sleutel mij ner slaapkamer paste ongelukkig op het slot cn daar weer Ineengezel, zuudai de dissel met het vooreinde door het geopende venster naar bui ten stak. De lantaarn, die de boer, om onge lukken te voorkomen, vooraan den dissel bevestigd had, werd weer aan gestoken en verspreidde iiu uit het venster der eerste verdieping een sciiemerachtig licht. De verbazing van den goeden Wil- lems kan men zich voorstellen, toen hij in 't holst van den nacht ihuis kwam en de zonderlinge vermeerde ring van zijn ameublement mocht constateercn maar flegmatiek ais altijd, liet hij zich daardoor niet uit de plooi brengen, lachte hartelijk om liet wonderbaarlijk schouwspel dat zijne kamer opleverde, en kleedde zich uit om zich ter ruste te begeven en den slaap der rechtvaardigen te genieten. Doch dit was slechts een schoon gedacht project, dat niet tot uitvoe ring komen zou. Juist was hij voor nemens I., u u- etappen, toen zijn aandacht werd afgeleid door een ont zettend schreeuwen en lamentecren onder zijn raam. De eigenaar van den wagen was gekomen, om 's morgens in de vroegte weder te gaanhij was dat zoo ge woon, en nog nooit had iemand een hand uitgestrekt naar den bouwvalli- gen boerenwagen. Zelfs de politie destijds vrij wat patriarchaler en mee gaander van aard dan tegenwoordig had hem in dit opzicht nooit be moeilijkt; 't geen trouwens ook niet roodig was, daar we een afgelegen en juist niet aristocratische büurt be woonden. Tot zijn grooten schrik zag de land bouwer nu de lantaarn aan den dissel ccn verdieping hooger hangen dan hij gedacht had. Sprakeloos staarde hij eerst het phenomeen aan; daarop bond hij 't paard, dat hij weer voor liet voertuig wilde spannen hij had schuin tegenover ons in een kleine herberg 't dier op stal gebracht en was ,.inet de kippen op stok" naar bed gegaan aan een paal vast en begon nu pogingen in 't werk te stellen om zijn vervoermiddel terug te bekomen. De goede Willems hoopte aanvan kelijk de zaak te kunnen ignoreeren en blies snel het licht uit; doch te ver geefs. De boer raasde en tierde voort, zoodat onze vriend eindelijk wel voor den dag komen moest, wilde hij rust hebben. Maar nu begon 't spectakel eerst recht. Woedend redetwistte de boer met den onscnuidige en verlangde zijn wagen terug; zoudat den ander niets o\ erbleef, dan zijn kleeren aan te schieten en naar beneden te gaan. Met on verboten leedvermaak hoorde ik hem de trap afstoften. Niet dan met de grootste moeite mocht 't hem gelukken, den lompen boer aan 't verstand te brengen, uat hij niets met de gruweldaad uit staande had gehad; veeleer zelf het offer der hoogst onvoegzame scherts zijner kameraden geworden was. Met behulp van een blanken rijks daalder mocht het ten slotte hem ge lukken, het ontredderd humeur van den scheldenden 'boer te doen beda ren onder geen voorwendsel echter wilde deze er in bewilligen, zich te verwijderen en het aanbreken van den dag af te wachten om zijn recht matig eigendom weer naar beneden te brengen. <3een tegenwerpingen mochten ba ten; hij moest en zou zijn wagen hea- bcn, anders kwam hij te laat op ae markt, wt-it hij moest nog twee uur rijden, en c« rampspoedige Willems was wel genoodzaakt om den poer de behulpzame hancu^ bieden, ten einde den wagen naar b®*~den te expediee- ren. De boer begreep heelem^ niet hoe het werktuig daar gekomen s De student had meer doorzicht dff. den landbouwenden stand in den rt-^j toebedeeld werd, en kwam spoedig td. de conclusie, dat het voertuig weer uit mekaar genomen moest worden. Dit geschiedde; bij kunstlicht en in 't zweet buns aauschïjns werkten zij samen en sleepten de wielen en ove rige bestanddcelen naar beneden, om met onbeschrijfelijke moeite het ge vaarte wederom op te bouwen, zoodat de boer eindelijk, na twee uren hard werk .den knol daar voor zetten en wegrijden kon juist toen de oppasser kwam om zijn heer te wekken, die vroeg op moest, daar hij op reis gïrig. Zuchtend stond vriend Willems dit maal wel een weinig ontslicht over die vrij laakbare plagerij, voor zijn bed, nadat hij de orde in zijn boudoir wat hersteld had; hij was op de schan delijkste wijze ïn zijn nachtrust te kort gedaan cn buitendien een rijks daalder minder rijk dan bij zijn thuis komst. IIij legde de hand op de thans ledige plaats in bed en zwoer een vreeselijko wraak aan de ontwerpers der snoode daad, den roovers van zijn vreedzame nachtrust, En deze wraakoefening, deze wraas vergelding zou van dien aard wezen, dal wij bij slot van rekening in hem onzen meester moesten erkennen. II. Ongeveer vier weken waren vcrloo- pen sinds de aardigheid van eenigs zins verdacht allooi, die wij ons met den goeden Willems veroorloofd had den, en die historie was weer zoo goed als vergoten. Daar zou in een naburige plaats een concert van de grenadiers en jagers plaats hebben het was ecu schoone avond en dus be sloten we, niet te rijden, maar in corpore naar het hoogstens een uur verwijderde oord te wandelen. Zelfs stelden wij ons van den terugweg bij helderen maneschijn een waar ge noegen voor; het weder was dan ook prachtig. Onder dezo omstandigheden was een uur \umdelen na afloop van het concert, langs een fraaien weg, waarlijk nog zoo onaangenaam niet. Ook Willems had zich bij ons aan gesloten, ofschoon hij geen liefhebber van kuieren was en niet naar het concert ging, want hij had volstrekt geen gehoor en een klarinet maakte hem altijd zenuwachtig; hij verklaar de dan ook, dat hij liever ergens ging zitten en een goed glas wijn dronk, dan een heelen avond blaasmuziek te moeten aaohooren. Wij gingen dus naar den kunsttempel en na afloop zouden we samen weer vertrekken. Hel concert was schoon en nog on der den indruk daarvan begaven wij ons gezamenlijk naar "t koffiehuis, dat Willems boven dit edel genot verko ren had; namelijk naar „de Arend", waar wij volgens afspraak hem zou den vinden. Maar wie er aanwezig was, onze vriend niet. Vruchteloos zagen wij rond naar den eenigszins eigenaardi ger) hoed, dien hij placht te dragen en waarvan heinde en verre geen tweede j exemplaar le vinden was; onze fleg- matieke collega werd nergens ont- dekt. Dit gaf ons natuurlijk niet de min- ste reden tot ongerustheid; wij na men aan, dat het langdurig alleen zitten hem verveeld had en hij wel te rugkomen zou, als hij er op rekenen kon. gezelschap aan te treffen. Maar een vol uur. verliep en Willems kwam niet opdagen. (jeuuiuig neten wij een tweede uur verloopeii, maar hij liet zich niet zien. Dit was ons hoogst onaangenaam, want den volgenden dag was er iets te doen, zoodat wij ongaarne zoo laat zouden thuis komentoch besloten wij, uiterlijk nog oen half uur te wach ten, daar liet toch le verwachten was, dut de vermiste elk oogenblik kon op dagen. Toen het echter ruim half een ge worden was, welk uur ouder ver- geetsch wachten niet zoo heel spoedig bereikt werd, begonnen wij te duch ten dat onzen vriend een ongeluk overkomen was; of wel, wat veel waarschijnlijker geacht werd, dat hij w eer in ae oude lout vervallen v/as en zich hier en daar te veel had goed ge daan. Ten overvloede deden wij in de voornaamste lokalen, waar men aan Bacchus offeren kan, onderzoek naar hem; eveneens zonder resultaat. Als nu besloten wij eindelijk, thans werkelijk ongerust over het spoorloos verdwijnen van onzen vriend, zonder hem den terugtocht te aanvaarden; want langer vertoeven scheen tot geen resultaat te zullen leiden. Eenigs zins vervuld van bange voorgevoelens; gingen wij de doodstille straten door,! die helder door de zilveren stralen der maan verlicht werden, en toen het van den kerktoren één uur sloeg, be reikten wij de lange allee, die ons na een inarsch van een vol uur weer thuis brengen zou. Wij staptc-n flink voort, om zoodra mogelijk in behouden haven aan te landen daar stiet mijn voet eens klaps tegen een donker voorwerp, dat op den weg lagik nam het op het was de welbekende hoed van vriend Willems; een hoofddeksel, dat wij uit honderden herkennen zouden. „Ilallol" riep ik uit; „waar eiken- loover gevonden wordt, is 't eikenhout niet ver uit de buurt 1" Onder de ulge-.asene deelneming ging de fanlasiehoed van de eene hand in de andere over; Willems was dus niet achtergebleven, maar blijk baar vast opgewandeld en wellicht zouden wij liem nog inhalen, als liij soms kort te vuren zich op weg bege ven had. Maar in welken toestand zou hij zich bevinden, daar hij zijn hoed ver loren had?l Zonder verder veel tijd onder zwaarmoedige overpeinzingen te ver liezen, spoedden wij ons voort; jawei op ongeveer een honderd schreden van de plek, waar wij den hoed ge vonden hadden, lag Willems wandel stok midden op den weg. Zwijgenn raapten wij hem op en vervolgden on zen weg; daar nog ongeveer 300 meter verder, wachtte ons een be droevend schouwspel. Daar lag Willems in eigen persoon, stijf als een bezemsteel en blijkbaar in diepe rust verzonkenook midden op den weg, met groot gevaar om overreden te worden. Wij riepen hem bij zijn naam, schudden hem krach tig heen en weer, om hem wakker te maken en op de been te helpen, het mocht niet baten. Slechts eenige on verklaarbare geluiden liet hij hooren, om daarna weder te snorken als een jachthond. Nu was goede raad duur. Wat moes ten we doen? Hom laten liggen, d. i. aan den kant lot 'len weg sleePen eü verder aan zijn de kw'81®"» s4003'8 cen onzer voorstel schappeli]iden anderen onkameraad- M steminêül01/ en "erd *l«»m«- le teeren en 4. ua «envorpen; lerug ren, werd le IWr^JS 1 zou daarbij te veeind g?°°,d ld -^schudding ge- toen ik den volgenden dag wakker werd uit mijn bewusteJoozen toestand zwak en uitgeput zag ik nl mijn makkers dood ter aarde liggen, ven. Wij waren trouwens reeds half-zeggen, dat mijn vader met me mode-j Wat konden we tegen de overmacht weg gekomen. ging. IIij was nog een van de dnppe- doen? We hebben gevochten wat we Na eenig beraad grepen wij einde- ren, die in den oorlog van 1881 had konden. Ik heb op 'l hart van Max ge lijk na herhaalde pogingen cm den gestreden, en men noemde hem den 1 mikt, tweemaal achter elkander, rampzalige op to helpen het eenige Leeuw van Majubaberg, omdat hij de maar 't is me niet gelukt, hoewel ik redmiddel, namelijk den patient zei- eerste was geweest, die uit de verdek- i altijd midden in de roos heb gescho ven, aan en droegen of liever sleep- te stelling was opgesprongen en on- ten, en ze van me zeiden, dat ik do ten heb want Willems was een der een kogelregen den vijand op den beste schutter uit hot leger was. We lange kerel, en moet zeker wel 100 kilo Majubaberg tegemoet was gegaan. hebben ons tot den laatsten man ver- gewogen hebben den weg langs; Nog één ding heb ik niet verteld, 'dedigd, dat mug ik wel zeggen, want waarvoor wij onder deze omstandig-1 Onwillekeurig had hij zijn handen -* lieden zeker wel den dubbelen tijd tot vuisten gebald, en ik zag, hoe plots noodig hadden. een diepe "gloed in zijn doffe oogen 't Was een droevige optocht; twee kwam. man hadden hern bij do armen, twee Nog één ding. Een paar uur rij-,Piet vooraan, die was middenin het bij de beencn; een liep er op zij, een dens van onze farm lag 't huis, waar l voorhoofd getroffen, en hij la.g daar voorop en ik eindelijk kwam achter- mijn verloofd© woonde. Ze had haar j met een glimlach op zijn lip pén, of aan, met hoed cn stole van den be- moeder vroeg verloren Haar vader er geen verraders in deze wereld be- wustelooze; 't had iets van cen som- 00m Piet, leefde nog, en terwijl Anna, stonden, bere begrafenis, onder bijzonder on- mijn verloofde, zich aansloot bij mijn! Hoe 't mij gegaan is, lean ik wel in gewone en verdachte omstandiglie- moeder en mijn zuster, reed hij met een paar woorden vertellen, fcenmin- den, en fantastisch door de thans on8 mee, om ons als vrijwilligers aan ste tot aan 't sluiten van den vrede, eenigèzins benevelde maan besche- geven bij 't leger onder Botha. Ik heb me voortgesleept, ben een paar aea- U kont het verloop van den oor- keer bijna .van ontbering omgekomen Nu en dan wisselden de „voorrij- ]0g? Eerst wij de overwinnaars, 't'en eindelijk hebban zo me naar 't der van den stoet en ik, die als ach- ZOntler moeite te gaan, en later i Rood© Kruis getransporteerd, waar hoede fungeerde, de anderen afmaar do ellende, het donker verraad, en j ze met een beetje hebben bijgelapt. van velen de lafheid 't iijkt weer Ik lag nog Ln 't hospitaal, toen ik hoorde, dat de Zuid-Afrikaansche Re- toch allen zonder onderscheid ver- aii ïlclolx moeid en zwaar transpirerende, kwa ^s 'jaren"'oeu\vën\eleden.'J men wij met ons vrachtje in onze -yoorbij, zooals zooveel in het leven. woonplaats aan. 't Was intusschen al vroeg in de morgen gewordeu en de eerste och- Maar wat nooit voorbij is dat is de geschiedenis van hém, van den En- officier, dien een hoogere tendschemering van den zomarschen ïkSin.moTo verge™! dac had het wegstervend maanlicht _,.n dag had het wegstervend maanlicht vervangen. Wij waren bevreesd, dat Wat is er dan gebeurd? Bij den slag van Spionskop maak- wij den bewustelooze niet onopge- ten We een voórwaarteche beweging, merkt en zonder door „klabakkeu be- ~o o. moeilijkt te worden. en onzö alteelms dreef een troep zouuen Khaki-S vooruit ais u moel mjj jkeswk -r phose aanschouwden en hel voor- ™ude" hoofd afwisphten ons aldus aan- man n00lt cle P8*5 hebt*n afgesneden, sprak- Toen gebeurde het, en in het donker „Hartelijk bedankt, mijne vrienden, ï«rd fdv«H en dood; voor de vele moeïli, die ge n om Z<*> »V» dan hoord« 'k f11 ,kreet mijnentwil getroost hebt; tk kan u van een der onion - ot anx. de legen de verzekering geven, dat ik den weg overgestélde zijde - emdejuk werd al- nog nooit op zoo'n weinig inspannen- lfs f-1He vijand week terug, wij de wijze heb aigelegd. Een enkele op- dor den niet te achtervolgen, en eerst merking meen ik mij te mogen ver- 111 d€n morgen zagen wij, wat er ge- oorloven: bij een volgende gelegen- beurd was. heid......" Verschillend© kameraden lagen op Een dreigend gemompel brak zijn grond, maar ook van den vijarM woorden af. waren er velen gekwetst of gedood. „Bij een volgende gelegenheid," Hoe vreemd 't ook schijnen mag... de ging hij met onverstoorbare kalmte meeste getroffenen waren gedood voort, moet een uwer me echter een één gewonde, die naar onze meening steuntje in den rug gevenwant op kans had, om meegenomen te worden den duur is 't voor iemand, die aan was een Engelsch officier, een for- armen cn beenen voortbewogen sche, blonde Ier ik zie den kerel wordt, allicht wat vermoeiend en niet nog voor me. Max was zijn voornaam, bevorderlijk voor een rustigen slaap." zijn achternaam verzwijg ik liever, „Zie zoo," liet hij er op volgen, toen opdat hij niet denkt, dat ik uit haat wij onze ergernis over deze ergerlijke of wraakzucht jegens hem heb go- mystificatie in woorden lucht gaven, handeld. „daar hebt ge nu ook eens een grap Wij namen hem opi droegen hem van mijne vinding. Dat is de vergel- voort, om hem in de ambulance af te ding voor mijn aan den grond gena- leveren. Maar liet geluk was ons niet gelde schoenen, voor mijn dichtge- dienstig wij zwierven een paar da- naaide mouwen en voor den boe- gen, konden 't overige leger niet te renwagen, dien je laatst met zooveel rugvinden. talent in mijn kamer hebt opgesteld. U zult u alles herinneren... De Mij dunkt, in "t vervolg zul je mij wel smadelijke nederlagen kwamen en wij verder niet rust laten of," dreigde afgesneden van den hoofdtroep, toch. hij lachend, „anders zul je ine nader- mee-vervolgd, moesten een goed heen- hand nog een hee leind verder moe- komen zoeken. Hoe vreemd 't ook mo ten vervoeren I" ge schijnen, mijnheer wij lieten Wat zouden wij doen? Wij hadden den Engelschman niet in den steek. Willems zoo menigmaal gefopt;'t was Misschien zouden wij hem toch heb niet meer dan een rechtmatige weder- ben achtergelaten, als oom Piet, de vergelding, wat hij gedaan had, en vader van mijn verloofde, niet telkens daarbij was de wijze, waarop hij zich voor hem in de bres was gesprongen, gewroken bad, zoo origineel, dat het Hij zal doodgaan, als we hem verstandigst was, bonne mine a inau- ju-er laten.zoo zei hij altijd, en hij ging vais jeu te maken. naar den gewonde toe, en praatte met Lachend gaven wij hem do hand Wat je zoo doet. 't Engelsch van en begaven ons welgemoed naar 011- oom pjet Was nu niet bepaald wat je ze kamers; maar toch met 't heilige noemt volmaakt, mijnheer, maar ze voornemen, om voor 't geval dat we Spraken met gebaren en er was on 't Willems nog eens midden op den weg lftatst vriendschap tusschcn die zouden vinden 'i geen niet tot ae twee, wat ons een beetje vreemd aan- verklaarde onmogelijkheden behoor- dw>{1 Mafu. TOif)en e60n woord, de hem niet weer naar huis te bren- en trokk©n Westwaarts, altijd maar gen, maar ons te houden aan het ad- \v€atwaar(s vies der minderheid van heden: hem naar den kant van den weg le sleepen Tot eon goeden avond, toen wij en verder aan zijn lot over te laten. rustten van den vermoeienaen tocht, Toch achtten wij het raadzaam, ik za-g, <'at oom Piet naast den En- uit vrees voor andere snuggere iuvai- golschman ging zitten, die al zoon len zijnerzijds als répressailles, hem bootje had meegehinkt, en wiens wond verder van onze kleine plagerijen le al aardig aan het genezen was. Zon- verschoonen; zooals ik reeds bij den dor dat ik het wilde, boorde ik woord aanvang van dit mijn historisch re- voor woord, wat hij zeide in zijn laas aanmerkte: wij hadden in hem gebroken Engelsch. dat ik maar ver- onzen meester gevonden. itaal, nietwaar? Ik voel. dat ik sterven zal fluisterde hij en als'ik zal sterven belast ik jou, om mijn groeten en deze brieven aan mijn dochter Anna te geven. liet duizelde mij. Was ik daar eigen lijk Diet de aangewezen man voor? Wat luid die Engelschmnn zich te be moeien in een zaak tusschen Anna en mij? Ïan N"g Heivêrhaal van den boer Reeds bij het ontbijt vertelde mij mijn vrouw, dat er iemand was ge- - - hooggehouden, en ik wilde niet... uit dien iron- me er™ bemoeien. Had knoestig als een eik, een rauwe, rui ge, nog-jonge man, met een paar han den als smxdshamers, en zonder een ik 't maar gedaan! Had ik 't maar daan! Wel belacht ik nog even, dat het uitnoodiging af te wachten, ging hij J®1 verctan<Jifr in den stoel zitten, recht tegenover me. den Èngelschman alles b is een schrijver, zeide hij, ter- h.>m wijl het met zijn linkerhand zonoer- toe te vertrouwen. Immers van hem - «n botend mol do vroomdsoor- „ntmiriiji snaren, en van ens publiek geannexeerd was. Hij zweeg eenigendijd, keek naden, kend voor zich uit. Hij wachtte klaar blijkelijk op eenig geluid van mijn zijde, dat hem aan zou moedigen. Ea wat verder? vroeg ik. En wat verder? herhaalde hij woest. Ik kwam in Pretoria, om mijn moeder en mijn zuster en Anna we der te halen. Ik begaf me onmiddel lijk naar 't huis, waar zij moesten wonen. Daar hoorde ik, dat zé vier maanden geleden vertrokken waren 't waren vreemde menschen, die 't me zeiden. Ze geloofden, dat ik ze ïn Johannisburg zou kunnen treffen. Ik won daar inlichtingen in, maar alles lag er overhoop. En toen is het' toeval me te hulp gekomen..." lloe bedoelt u dal? In één van de bars hoorde ik het als een schande vertellen, dat Anna getrouwd was met een E'ngelschen officier. En ik ben zo een paai- dagen later tegengekomen, zonder dat ze mij gezien hebben. Ik zeg u ze was getrouwd met den man, die 'haar vader had verraden en ver moord. En u dan Ik hij lachte luid. Als ik het haar had gezegd 'had ik liet leven van haar, die mij het allerliefste was, tot een hel gemaakt Was het niet beter, om te zwijgen? Z© hadden zich allen aan de ge dachte gewend, dat ik dood was. Geen van mijn brieven was aangekomen, en Max had natuurlijk verteld, dat wij allen gesneuveld waren. Peter zoo, beter zoo, nietwaar? Een ander had misschien anders gedaan. Er zijn verschillende soorten gewetens op de wereld Mij leek dit het allerbeste. Maar ik wil toch mijn geschiedenis verteld hebben, vóór ik het graf inga. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriekbetreffonde, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1513. PROBLEEM No. 430, van W. II. v a n H u ij stee. (Eerste publicatie). Wit Zwart. Schijven op 1, 4, 6, 9, 11, 13, 14, 18, 20, 23, 24 en dam op 40. Wit. Schijven op 21, 25, 26, 32, 33, 38, 39, 42, 43, 47, 48 en 50. PROBLEEM No. 431. van W. Polman. (Eerste publicatie). 1 1 6 16 16 x 6 25 36 85 36 üi lilt 45 Zwart. Schijven op 11, 12, 13, 15, 16, 18, 2-1, 22, 24 en 43. Wit Schijven op 20, 27, 29, 31, 32, 34, 36, 42, 44 en 46. en u is bekend met de vreemdsoor- 25«SrM<!^n^ I r -r.i.ro.KÖr.i, afHef was een vreemd l>e»in doch cen Maar in mijn vorbUndinS dacht ik. xEl Si '!,aar kor<?" f ZtTZr iiuu s-jsproJteo. Niet ajlecu, dut er een ':'k biune&LaiMl mu-okten, altijd ver zeker, licht-JjultauJaudsch actent duur <kr> kad legen- trilde, een aroent, dal ik nog ln»it „1- „„uil le frrowd^ivM Sar de'jmrn'ÏÏ lSï i voion. Wij wisten niet, waar de vij- weinig vaneen gewoon juenschengo- jand Ieder oogenblik konden w.j luid - ze was krassend, als v»n een overvallen worden, man, die pas van een schrik bekomt 's Avonds kampeerden wij in het als van een man zoo leerde ik - veld, en we waren blij, als we op wei eenig© minuten later di© in de laat- ko wijze ook onderdak vonden. Nooit ste maanden weinig, of beter in 't i vergeet ik onze vreugde, toen wij ein- geheel niet, had gesproken. j delijk een verlaten boerderij vonden, Op dat oogenbük dacht ik met een gek te doen te hebben; hij echter raadd© mij gedachten. Niet krank zinnig ben ik, zooals u misschien denkt. Men moet niet te veel naar den schijn oordeelen. Ik ben hier gekomen om u een geschiedenis te vertellen. De dokters hebben me gezegd, dat ik ster-1 was lichtzinnig, dat i ven zal, en ik heb gedacht, dut ik posten hebben uitgezet- Oplossingen van dezo problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 4 Februari e s. Oplossing van probleem No. 426, van den auteur Wit 37—31, 28—23, 43 41, 49—43, 34-29, 44-40, 39 10, 25 11 Oplossing van probleem No. 427, van den auteurWit 24—20, 29—24, 24-19, 312, 2 50 I Beide problemen zijn goed opgelost door d© h-eeren R. Bouw, M. ten Brink, J. Jncobson Azn., W. J. A. Matla, J. Siogorist, T. C. N., J. W. Tieskens, F. M. v. d. Werff, proper en net uitzag, en waar we in een schuur stroo vonden, om er op te slapen. Hadden we geweten, wat ons den volgenden morgen zou wachten, we hadden ons zeker niet aan deze weel de zoo gemakkelijk overgegeven. Het geen wacht- als ik er nu mijn historie niet Ln 't graf mee moot j aan terugdenk, schink ik soms vol nemen. ontzetting terug. Hoe is uw naam? J Den volgenden morgen was mljn- Laat ik 't u ineens zeggen; ik ben i heer Max onherroepelijk verdwenen bewaren Dat zal mij aangenaam een Transvaalsche boer, een van de 1 wij zagen eens even, stil, naar zijn. Bladprobleein wordt a.s. week veldkornets onmiddelijk onder gene-oom Piet, die zijn oogen naar den geplaatst. (Stand II). raai Botha, naast wien ik in den laat- grond had gericht, en we wilden weer sten Engelse hen oorlog heb gestreden. op marsch gaan, waarheen? om de F. M. v. d. W. Vriendelijk dank Ons huis lag in liet Noorden, maar anderen te zoeken. voor uw probleemhet is heel aardig om de onrustige tijden, en omdat ik We waren nog geen twintig Meter en zal in Maart geplaatst worden, op d6 afgelegen hoeve een overval van uit de boerderij, of we hoorden de ko- Kaffers vreesde, besloten mijn moeder gels al fu! ful Daar is geen ander 1 d. J. Voor het lidmaatschap van en mijn zuster naar Pretoria te gaan, geluid mee te vergelijken, 't Is geen de cluh moet men den leeftijd van 18 waar ze bij een nicht van ons onder- fluiten en geen brommen, maar het jaar bereikt hebben. Kom u a.s. Maan- dak vonden. Het is onnoodig, om te staat daar net precies tusschen-ln. i dagavond maar eens kijken. Van No. 427 ontvingen wij een goe de oplossing van den heer H. J. Oud- hoff. CORRESPONDENTIE. T. C. N. Van de fout heeft rectifi catie plaats gehad in liet Maandag avond-nummer en wordt die hier onder nog eens hertiaakL Er liggen nog 18 problemen op plaatsing te wachten, ik ontvang er in de laatste weken zeer veel. Wil u" ze tot Maart VERBETERING. In probleem No. 429 (zie vorige ru briek) is verzuimd op veld 17 cen zwarte schijf te plaatsen, hetgeen wo reeds in het nummer dezer courant van Maandagavond 1.1. hebben mede gedeeld, doch hier herhalen wij de mededeeling voor hen, die haar niet mochten gelezen hebben. DAMCURSüS. (Vervolg). 2de Zet van Wit 31-27. Nu zou wit met 39—33 kunnen vervolgen, omdat deze zet beslist goed is, doch hierdoor wordt niet belet, dat zwart met 1218 antwoordt, terwijl met 31—27 dit wel verhinderd wordt, want daarna zou volgen 27-22 32 12 37:28 41—37 18:27 23:32 7 18 (8 17 maakt de positie nog slechter). De korte vleugel is nu onnoodig iizwakt, en zwart kan het veld 23 moeilijk weder in zijn bezit krijgen, terwijl wit voldoende gelegenheid heeft om het centrum te bemachtigen, en zijn spel tot den aanval gereed te maken, (Voor zoover ons bekend is, heeft „Barteling" (Frankrijk) deze afruiliag het eerst in toepassing gebracht in zijn „Theorie over het Damspel"). 2de Zet van Zwart 20—24. A. Hierboven is reeds aangetoond,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 14