m m ft m m m ft m m n m m A m 9 m m m m m m A 3 u m oude meubelen begint, niet waar? Ephraïm stemde met een gemelijke uitdrukking op het gelaat toe. Hij kwam met eeu makelaar overeen, dat deze de meubelen zou verkoopen, nel zij uit de hand of op een verkooplng, terwijl hij en zijn jonge vrouw op de huwelijksreis waren, daarna herin nerde hij er zijn moeder aan, dat zij nu kon doen, wat zij verkoos. Je bedoelt dus naar het werk huis gaan vroeg Sally aan haar knorrigen stiefzoon. —Ja, juist, wat zou het anders be- teelcenen vroeg hij met onverschilli ge brutaliteit. Nu de oude vrouw van zoo nabij het verlies van haar tehuis van veer tig jaren zag aankomen en hoe zij in het armenhuis terecht zou komen, barstte zij in jammerklachten los. Heb ik u nadat mijn vader ge storven is niet nog drie jaar bij mij gehouden vroeg Ephraïm. Hij was in een heel slecht humeur, omdat hij juist met de dure juffrouw Marie van die noodlottige reis naar Tottenham CourUveg was teruggekeerd. En je zet dus je eigen stiefmoe der de vrouw van je vader zon der een cent op straal I klaagde zij. Hij gaf haar woedend driftig ant woord. De oude vrouw deinsde terug voor zijn woorden, maar wist zich toch nog dapper staande te houden. Ik laat mij niet wegjagen 1 Ik laat mij niet als een dienstbode uit het huis sturen riep zij uit. Nu was het laatste restje geduid van Ephraïm geheel verdwenen. Mij sloeg met zijn vuist op tafel en stond haar half overeind aan te staren. U moet nu dadelijk heengaan Begrepen? schreeuwde hij. Als u hier nog een oogenbiik langer blijft, zal de familie van mijn vrouw hier liui- leud vinden en zal het geheeie huis op stelten komen te staan 1 Ga nu on middellijk heen I Wanhopig smeekte zij hem nog op haar rheumatieke knieën. Zij zeide hem dat het leven voor haar niets zou beteekenen zonder het huis en de schatten die het huis maakten lot hetgeen het voor haar was. Maar de drift van Ephraïm groeide ieder oogenbiik aan. Je zult nu gaan 1 riep hij woe dend. En eindelijk ging zij, uitgeput door haar zwakken tegenstand en op dit oogenbiik alleen maar verlangend naar de rust en veiligheid die zelfs in een werkhuis te vinden was, wend de zij zich van het huis af en liep langzaam naar de poort. Plotseling ging de deur achter haar open. Zij draaide zich juist bijtijds om, om le zien dat er een hoekig voorwerp langs haar op straat werd gesmeten, en dat Ephraim de deur sioot, nadat hij haar dit voor werp had nagegooid. Zij bukte zich om het voorwerp op te rapen. Het was haar theepot. Zij nam bet ding ter hand. Dit en zijn inhoud was alles wat Samuel haar in liet testament had na gelaten, dacht zij. Het was een wreede grap wreed evenals zijn zoon, die mij den ouden theeput achter na wierp I Wacht eens Wat is dat? Door zijn val op straat was de thee pot uit elkaar geraakt. Doordat hij op de steen en was terecht gekomen, was cr een deel van uen nodem losgelaten. Met een ruk trok zij den bodem er geheel al en tot haar verbazing, zag zij nu grijs papier, dat bij haar nanraking maakte. Bankbiljetten. Dat meende Sa muel dus, toen hij zei: De theepot met inhoud 1 Hij meende deze bankbil jetten zei ze hoogst verbaasd. Een, twee drienonderd en vijltig, vier, vijf, zevenhonderd, aclit, negen, tien 1 Duizend pond 1 U, goddank, god dank 1 Terwijl haar tranen rijkelijk vloei den, terwijl zij de bankbiljetten weer na. Toen zocht zij tevergeefs naar een briefje van den overledene, dat een verklaring zou geven van deze vreemde daad het verbergen van dit legaat aan zijn vrouw, totdat zij scnerpziunig genoeg zou zijn oin ae geheime ruimte tusschen den ech ten en valschen bodem van dien merkwaardigen ouden theepot te ont dekken. Sally bracht den nacht bij een lcennls door. Zij bleef bij haar lot na den huwelijksdag van Ephraïm toen zocht zij den makelaar op. U heelt op u genomen de meu belen van Ephraim Wiggings te ver koopen, niet waar? vroeg zij zenuw achtig haar nieuw handtaschje tus schen de vingers ronddraaiend. Ja. En voor hoeveel kan ik alles in eens koopen Voor honderd pond. Als ik ze daarvoor niet kan verkoopen, gaan zij* morgen naar de veiling, om ruimte te maken voor een nieuw ameuble ment. Sally gaf hem een bankbiljet van honderd pond. Geef mij een quïtantie. Ik koop de meubelen, zei ze kortaf. Van den makelaar ging zij naar den huisheer van het huis, dat bijna een halve eeuw het tehuis van de familie Wiggings was geweest. Hij luisterde met een eigenaardi ge» glans in zijn oogen naar haar verhaal. Toen knikte hij. Ja, ik wil u het huis graag ver koopen, zei hij. Wat Mr. Ephraim Wiggings betreft hij heeft mij de huur opgezegd, om, terwijl hij op reis was, een week huur uit te win nen. Dus hij heeft niet te klagen. Ja, als u er op gesteld is, het huis te koo pen en er in te trekken, is er niets wat u daarin verhindert, Ik zal da delijk het koopcontract in orde la ten maken. Eonige dagen later ging Sally haar laatste zending volbrengen. Ditmaal om Bin ah Uit liet werkhuis te halen. Haar oud, gerimpeld' gelaat droeg een heel trotsche en gelukkige uit drukking toen zij aan Binah het nieuws overbracht dat haar dagen in het werkhuis voorbij waren en dat het oude tehuis weer het hare was. De arme Binah schreide op haar weg naar huis zachtjes van geluk, en toen zij hel oude huis terugzag, precies zooals zij het had verlaten, barstte zij in snikken uit en zuchtte met de heer lijke verrukking van een vrouw, die geweten heeft, wat het zeggen wil eenzaam en zonder tehuis te zijn. Toen de nieuwe meubelen van Ephraïm den volgenden -dag aan kwamen, werden zij beleefd gewei- geyi, op grond dat Mr. Ephraïm Wig gings hier niet meer woonde het geen waar was, ofschoon Ephraïm zelf er nog niet van op de hoogte was. Ongeveer een week later bleef er een rijtuig voor de deur stilstaan. Daaruit slapte Ephraïm, die er in zijn reistoilet zeer belangrijk en gedis- tingueerd uitzag, gevolgd door Mevr. Ephraïm, die er zelfs nog knorriger en spijtiger uitzag dan gewoonlijk. Samen wandelden zij het korte pad op naar de voordeur, en Ephraim slak den sleutel in het slot. Tot zijn verbazing was de deur niet open te krijgen. Zij scheen aan den binnen kant gegrendeld. Hij belde en belde steeds ongedul diger. Door dit wachten op zijn stoep was ui het waardige van zijn thuis komst verdwenen I En toen ging het venster van ue slaapkamer aan de voorzijde open en de hoofden van Sally en Binah ke ken naar builen. We zijn vandaag niet thuis voor bezoek zeiden zij ernstig, en sloten bet venster weer, dat zorgvul dig gegrendeld werd. Een gezellige reis. Het was een prachtige lentemor gen, tegen acht uur. Op het perion van het Zuider-statiou Le Weenen was het zeer druk, zooals altijd omstreeks dezen tijd. De sneltrein Ween en- Triest behoort tot de best bezet<:e treinen van Oostenrijk. Na het eerste signaal vulden zien de coupé's; na 't tweede was ei, naar het scheen, ner gens een plaatsje meer. In dit oogenbiik kwamen nog twee rei zi ge re opdagen; de dikke dichter X. en de dunne schouwburg-directeur Y. Die twee hielden niet bijster van elkaar. De dunne had hert-aaldelijk de stukken van den dikke afgewezen en deze had hierop door eenige bijten de epigrammen zich gewroken. Doch de nood van het oogenbiik vereenigde ditmaal 'hunne pogingen. Open ons nog een coupé! riepen ze als uit een mond den conducteur toe en ze tastten hierbij in hun zak. De blauwrok begreep dit manuaal, glimlachte, maar haalde die schou ders op. Er is geen enkele meer vrij; de heeren moeten scheiden en zich nog met een enkel plaatsje ieder afzon derlijk vergenoegen. De trein ver trekt zoo dadelijk. Onmogelijk! riep do directeur. Ik kan niet m zoo'n volgepropt com partiment zitten! Ik moet regelrecht naar Venetië als ik daar aankom, ben 'k morsdood! Ook ik moet naar Venetië, zei de dichter, maar hij bleef opvallend kalm en een glimlachje verhelderde zijn gelaat. Heer directeur, fluisterde 'hij -den ander toe. neem mijn blijspel aan en ik bezorg u een vrijen coupé. Aangenomen! riep de cholerische, opgewonden man. Maa,r onverwijld! Uw woord van eer? Voor den duivel ja. Het was de hoozste tijd om nog een plaatsje te vinden. De dikke naderde nu weder den conducteur. Voor bijzondere gevallen, sprak hij, moet er altijd in iederen trein een coupé disponibel blijven, voor ernstige zieken, voor den inspec teur Ja, maar dien kan ik u niet ge ven! Ge moet, beet de dichter hem toe. Eu hij voegde er een paar woor den bij, die als een bezweringsformu lier werkten. De conducteur k-eek verschrikt eerst den dikke, daarna den. dunne aan en opende toen haas tig den gieireserveerden coupé. D-e trein stelde zich in beweging, toen *t tweetal ternauwernood gezeten was. li-oe heb je 'm dat geleverd? vroeg' de directeur en bij nam be haaglijk een boekplaats in. De poëet is een toovenoar, ant woordde de dikke. Na deze proeve van talent zult ge met meer aan mij twijieleu. En mijn blijspel De conducteur viel hem in de rede en vroeg de plaalsbiijelteoi. Öp den dunne wierp hij hierbij ean Langen, doordringenden blik. Waarom fixeer je mij zoo? stoof de prikkelbare man op. De conducteur gaf geen antwoord; meewarig glimlachend schudde hij het hoofd en verdween. Malle kerel! riep de cholerische Ihem na, terwijl de dichten.' zich ver genoegde met de schouders op te ha len. De trein floot Mödling voorbij en voort ging het in het druivenland van het zuidelijk Wiener Wald. De beide reisgenoeben babbeldien gezel lig met elkaar en speelden daarna een partijtje piket. Na een half uur stopte de trein voor de eerste maal aan het station der bekende badplaats Baden (bij Weenen). Op (het perron stonden een paar heeren uit de wereldstad, die in dit plaatsje logeerden, en ook een goede kenniie van den directeur. He daar, riep deze den conduc teur toe, maak even open we heb ben toch tijd? De man lceek hem spotachtig aan en maakte geen aanstalten om aan zijn verlangen te voldoen, Wat moet dat beteekenen? Doe dadelijk dit portier open! De man haalde de schouders op en bewoog zidh niet. Onbeschaamde kerel! Wederom glimlachte de ambtenaar en sprong op de treeplank van den volgenden wagen. De trein ging ver der. Wat most dat beduiden? wendde do dunne zich tot zijn reisgenoot. De trein stond gereed om te ver trekken, antwoordde deze kalmee rend, hij kon u dus niet meer laten uitstappen! Maar dat had hij m© toch wel kunnen zeggen I Ja, leer een conducteur eens goede manieren! En zij 'hervatten hun partijtje pi ket en speelden voort tot de oude kerktoren van Wiener-Neustadit in zicht kwam. Hier stopt de trein tien minuten en de reizigers plegen hiervan ge bruik te maken voor een vluchtig ontbijt. De restauratie van hel. sta tion is om hare Krenwüste" ver maard. Ik zal een paar van die voor treffelijke worsten voor ons zien te krijgen, zei de dichter; hij wen Me den conducteur, die 'het portier open de en onmiddellijk, nadat de dichter uitgestapt was, weer dichtsloeg. Laat dat portier open die heer komt subiet terug! De man teek hem strak aan en ging langzaam verder. Dit ware zelfs voor een minder ongeduldig mensch te veel geweest. Zeg, lummel, schreeuwde de di recteur en hij wrong zich zoover mo gelijk uit het portierraampje, doe wat ik je zeg! Maar de blauwrok hield zich op een afstand en naderde eerst, toen de dichter weer wou instappen. - Ik zal over je klagen, verstaan! riep de directeur van woede trillen de. De conducteur vertrok geen spier van zijn gelaat, 'hielp den dichter bij 'het instappen, sloot daarna den coupé zorgvuld'g en ging zijn weg. Waarde lieer, be eon de poëet nu zacht en hij vatte de hand van zijn reisgezel, die voor 't oogenbiik g-een woord wist te zeggen, die man is een lomperd maar wie zal zich erge ren over een conducteur? Zoo iets is ine nog niet over komen dat is ongelioordl Och kom, wind u zoo niet op, mijn waarde! De directeur liet zidh bepraten; bij was er trouwens de man niet naar, om lang boos te blijven, al was hij 't in een ommezientje. Wellicht ook droegen ditmaal de kleine worsten er toe bij, om hem met zijn lot te ver zoenen. Zoo waren zij weder in een gezellig gesprok, terwijl de trein langzaam en hijgend tegen den Sommering op- stoomde. Voordat hij de groote tunnel in reed welke aan de grens van Oosten- j rijk en Stiermarken ligt, verscheen plotseling het gebaarde 'hoofd van den conducteur voor het open raam- pje. U zal een paar minuten in het duister blijven, dus wendde hij zich tot den dichter, wil ik de lamp even aansteken? Geschiedt dit anders niet? Neen; maar ik dac'h-t en d-e man wierp een schuwen blik -op den directeur. Maak dat je weg kom!! riep deze De conducteur scheen het niet ge hoord ie hebben. - Nu? vroeg hij nogmaal3, aan den dichter - Het is niet nood-ïg. De man ver dween. - Wat 'heeft die kerel toch tegen mij! vroeg de clirecteu-r verbaasd; te genover u is hij op en top beleefd? Ge zult u toch niet bekommeren om de antipathie van zoo'n individul antwoordde de ander. Zoo ratelden zij door het duister en. drong het daglioht weer binnen, tot men. eindelijk het groote station van Mürzzusdiilag binnenreed; dit is het middagstation van den sneltrein. - Wat m-oet je nu weer! barstte de directeur uit. Wil u uitstappen allebei? vroeg de conducteur aan den dich ter, zonder weder eenige notitie te uernen van diens metgezel. Ja. Hm zooals u wil. Maar zoodra de trein stilhield, ging de blauwrok haastig naar den restaurateur, die op het perron stond. Wat hij hem in 't oor fluister de, kon geen van de beide reizigers liooren; maar dat het 'hun betrof hierin konden zij zich niet bedrie gen. 1-Iet gezicht van den restaura teur betrok; bedachtzaam trad hij hun tegemoet. De 'heeren verlangen zeker -n af zonderlijk vertrek? dus sprak hij den dikke aan. Waarom? We d mee ren gewoon aan de open tafel, dus mengde de dunne zich in 't gesprek. Wanneer u zoo go-ed is, ons een afzonderlijk- vertrek te geven, zoo veel te beter! haastte de dikke zich te antwoorden en hij nam den direc teur bij den ar.m en geleidde hem door de zaal heen in een klein kabinet. Maar we zullen 'hier armzaLig bediend worden en hebben maar 16 minuten! riep de dunne onwillig. Doch reeds stond -de bouillon op ta fel en kwam men aandragen met den plat du jour. De kellner, die bei-de heeren bediende, scheen groote haast te hebben, of de angst gaf hem gevleugelde stfhreden.; want doods bleek sloeg hij iedere beweging gade en hij schrikte formeel op, wanneer de directeur wat zei. Aannemen! riep deze nu met donderende stem. Maar niemand -hield zich met hem bezig en de auteur betaalde het ver schuldigde. De directeur-was inmid dels het perron opgegaan en terwijl de auteur hem nakeek, was hij ge tuige van eene zeldzame scène. Met een sigaar tusschen de tand-en was zijn cholerische reisgenoot langzaam- optgeloopem; de meeste reizigers wa ren reeds ingestapt en staarden, waar hij voorbijkwam, met nieuws gierige oogen llnem aan; anderen stonden nog te praten, doch trokken bij zijn nadering schuw zich terug. Het voorwerp dier vleiende opmerk zaamheid bemerkte dit eerst, toen het rondzag naar e-em-e brandende si gaar, waaraan de paria de zijne zou kunnen aansteken. Nu wendde hij zich tot een jonkman, die 'heftig dampte. De joruge man werd bleek en zijne hand beefde zoo, dat de sigaar hem ontviel. Met groote oogen zag de di recteur hem aan. Ben je niet wijs? voegde hij den jonkman tegemoet en verwoed keer de hij hem den rug too. Alles lachte nu hoinemd. Zijn vriend haastte zich, hem vuur aan te bicden en weer te do-en plaats nemen, Zoo iets is me nog nooit over komen! riep de verontwaardigde man. De menschen staren me aan, als ware ik 'n wonderl Dat zijt ge ook in zooverre: een land-, stad- cn 'kiunstwonder; dat ieder beschaafd mau uwe trekken kent, kan u toch niet verwonderen! Nu ziedaar alles. Vindt ge 't zoo vreemd, dat de menschen den be roemden directeur Y. eens van dicht bij willen zien? Maar dat kan het toch niet, ge weest zijn? sprak de ij dele mam, al weer wat meer toeschietelijk. Wat anders? Ja wat anders? Maar wat vuur had die jonge aap me toch wel kun nen geven1 llij was blijkbaar verlegen- Voort dreunde te trein, naar het Zuiden zijn weg vervolgende, door het dal van de Mürz en van de M-urr. DoCh onze beide reizigers zagen niets van de bekoorlijkheden van 't groene Stiermarken. Languit op de leeren kussens uit gestrekt, snurkten ze vreedzaam naast mekaar. Eerst dicht bij Gra.z wekte hun het schril gefluit van de locomotief. En haast gelijktijdig verscheen weer het welbekende hoofd aan het portier raam. We zijn dadelijk in Graz, meld de de man vijftien minuten op onthoud u kan blijven zitten niet overstappen. Mooi zoo, zei de directeur, dat Aveten we aiAveer I Maar de gebaarde week niet. Wilt u in Graz even op het per ron wandelen vroeg hij den dichter. Wat gaat jou dat aan merkte de directeur weer heftig aan. Zeker met ons beiden. Dan moet ik 't den stationschef rapporteeren. Op mijn eigen verant woordelijkheid doe ik dat niet. Wat wat doe jij niet? schreeuwde de directeur. De blauwrok was reeds verdwe nen. 1-Iij opende alle portierenal leen niet dat van den gereserveer- den coupé, waarin de vrienden ge-j zeten waren. i Wat scheelt dien hansworst ;oeh? Houd je bedaard, zei de dichter schuchter, de zaak zal zoo dadelijk zich wel ophelderen Inderdaad vorscheen nu de stations chef voor den coupé. Winkler I riep de directeur ver heugd oude vriend ben jij tegen woordig hier? De beambte scheen zijn oogen niet te kunnen gelooven en trad een schrede terug. Ja, toch het is de arme Y I mompelde hij. En „wat een ramp I" liet liij er diep getroffen, op volgen. Wat is een ramp? riep de direc teur. Maar mij herkent hij toch ging -de beambte in de hoogste opgewon denheid voort. - Ja, waarom zou ik je niet her kennen, amice Weet je 't wel zeker? wendde de beambte zich lot den conducteur, j De ander heeft het mij gezegd, rapporteerde deze, en buitendien heeft hij zich gedurende het traject onwijs gedragen. Onwijs? krijschte de directeur. Winkler, doe open, opdat ik den schurk naar de keel vliegen kan I En verwoed rukte de deerniswaar dige aan het gesloten portier. De chef trok zich terug. ITelaas 1 riep hij uit. het is dus tóch waar I In dit oogenbiik achtte de dikke het nu tijd, te intervenieeren. Met zachlen aandrang lrolc hij den direc teur weg en riep naar buiten 't Was maar een krijgslist van me, om aan een vrijen coupé te ko men. De heer directeur is evenmin onwijs als u en ik I Wat nu volgde, zal men gereedelijk zich kunnen voorstellen. Dé directeur was niet meer in toom te houden. In dit moment stelde de trein zich in beweging. Ze waren weder samen. Nu volgde een heftige scène. Maar langzamerhand mocht het nochtans den dichter, die zich niet uit de plooi liet brengen, gelukken om door scherts en beminnensAvaardigheid den rechlmaïigen toorn van den ver maarden tooneelspeler-scho UAVb urg- ondernemer te ontwapenen. Deze liet zich tot kalmte brengen en eindelijk moest hij zelf lachen, toen hij zich al de doorleefde too- neeltjes te binnen bracht. De vrede Averd gesloten en niet Averler ver stoord. Het blijspel werd nog datzelfde Jaar opgevoerd en had een onbetwistbaar succes. Het is niet aangenaam, overal zoo te Avorden aangegaapt, zei ae ■duïine tot den dikke, toen het gespres voor de zooveelste maal kwam op de gezellige reis in den gereserveerde» coupé. Dat is de vloek der beroemdheid! sprak de dikke en men ging er niet verder op in. DAMRUBR1EK. IIAARLEMSCIIE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te riehtea aan den heer J,. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 442 van F. M. v. d. WERFF. Zwart 1 2 3 4 5 Zwart 6 schijven op 8, 9, 13, 15, 16, 19 en twee dammen op 6 en 18. Wit 10 schijven op 21, 24, 28, 30, 31, 33, 35, 38, 39 en 47. Probleem No. 4-43 van P. J. EYPE. 1 2 3 4 5 L V6 ÉÉt a 6 1 m i 15 ja 25 a i a 1 a at 35 15 Zwart 11 schijven op 4, 6, 7, 9, 13, 14, 16, 17, 20, 21 en £9. Wit 11 schijven op 18, 25 ,26, 28, 31, 32, 36, 38, 42, 43 en 49. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingeAvacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag, 18 Maart a.s. Oplossing van probleem No. 438, van den auteur: Wit 2823, 2722 47—41, 32—27, 48-43, 35—30, 30 10, 2-5 3! Oplossing van probleem No. 439, van den auteurWit 27—21, 37—31, 23—18, 22—18, 28 17, 20—15, 15 11, 41—37, 46 27! Beide problemen zijn goed opgelost door de heeren J. II. Blom', R. Bouw, M. ten Brink, J, Jacobson Azn., J. Lyckloma, W. J. A. Matla, J. Siege- rist, T. C. N., J. W. Tieskens, F. M. v d. Werff. CORRESPONDENTIE. T. C. N. Gaarne zal ik liet bowus- te van u ontvangen. J. H. B. Persoonlijk zal ik u over het gezondene spreken. DAMCURSUS. (Vervolg). KORTE VLEUGELÜPENING. De korte vleugelopening, ten on rechte ook Avel Fransche opening ge noemd, is minder algemeen békend doch overtreft de Korte Centrum opening. De korte vleugelopening, beginnen de met den zet 34—30, is nog betrek kelijk nieuw, en eerst in 1904 door den auteur C. II. Brcekkamp ontwor pen en aangegeven. Vóór d:en tijd Averd zij niet toegepast en in geen en kel huitenlandsch werk komt zij voor. Het doel, met deze opening beoogd, is tweeledig. Men tracht zoo spoedig mogelijk het Centrum te bemachtigen, en gelijktijdig den tegenspeler een op- of insluiting te bezorgen; twee zaken, die in het damspel een groote rol spe len. Hierdoor is tevens te verklaren, dat het verbazend moeilijk is, deze opening met ®ucce3 door te voeren, Het is dan ook zeer gewenscht eerst de „Korte Centrum (Hollandsehel ope ning" goed te bestudeeren, vóór men de behandeling van deze opening aan vat. De practische kennis, welke men met de beoefening van de eerste ope ning opdoet is beslist noodig, voor de beoefening van deze opening. De „Korf© vleugel-opening" heeft haar naam hieraan ontleend, omdat zij zich ontwikkelt uit den korten vleugel van wit, en zich geheel af scheidt van de Centrum- en Flank- openingem. Dsze opening werd door den auteur vastgesteld als volgt: 1. 34-30 17—21 2.. 30—25 21—26 8. 31-27 20—24 4. 83—28 18-23 5. 39—33 12—18 6. 37—31 26 37 7. 42 31 14-20 8. 25 14 9 20 9. 44-39 7—12 10. 47—42 4—9 11. 41-37 10-14. Hierna begint het middenspel, en dit kan op tAVee manieren Avorden aangevangen, hetzij met 46—41 of 40 —34. Beide voortzettingen zijn goed en' oorrect, en brengen, bij nauw keur.ii spel, een. krachtig eindspel voort. Wij geven echiter de voorkeur aan de eerstgenoemde voortzetting en wel om 'het volgende: Wanneer Wit ver volgt met 40—34, om spoedig met deze schijf het veld 30 te bezetten, dan wordt aan zsvart niet belet, hetzelfde te doen en met zijn schijf 11 naar het veld 21 te gaan, terwijl dit laatste niet kan geschieden, wanneer wit met 46—41 het middenspel aanvangt. Hierbij komt nog iets, en wel het volgende: Wanneer wit 4641 speelt, en zwart beantwoordt dezen zet met 1117, dan vervolgt wit gemoedelijk 31—26. "Wanneer zwart nu wil trach ten het. veld 26 te bemachtigen, dan zou hij juist in de kaart van wit spe len, en diens plan ('oen ver wezen lij ken, omdat met 46—41, hierop gespe culeerd wordt. Het spel neemt dan het volgende verloop: 46-41 11-17 31—261) 17—21 26 17 12 21 36—31 21—26 41—36 1) Nimmer mag hier gespeeld wor den 27—22-, want dan zou vi la- zw. 18 27 en 16 7ü Nu heeft wit zijn doel volkomen be reikt, te weten; „het Centrum-spel be houden, den korten vleugel van ZAva.rt krachteloos gemaakt en zijn ei gen korten vleugel ongeschonden be waard. Zwart heeft thans zeer veel moeite om zijn korten vleugel weder behoorlijk te herstellen, terwijl wit zonder moeite het veld 30 thans kan bemachtigen, want indien zwart dit zou willen beletten door twee voor twee schijven af te ruilen dan be zorgde hij zichzelf nog een slechtere stelling, b.v. 40-34 24—29? 33 24 20 40 35 44! 1) 1) Wij gelooveu zelfs, dat nu ook kan volgen 45 34, omdat zwart, toch machteloos staat, terwijl wit tijd in overvloed bezit om. met 5045, 4944 en 44—40, zijn vleugel voldoende te versterken. Wit heeft nu een buitengewoon sterk positie-spel gekregen, en is in staat om de schijf 26 weg te nemen, zoodra hij daartoe den tijd gekomen acht; b.v. met 27—22, 37—31 en 42 31 enz. 1-Iier moeten wij echter aanstippen, dat deze ontleding met groote om zichtigheid moet bewerkt worden, en dat een kl'ein positie-foutje reeds vol doende is om, niet alleen het A'oordeel weder te verliezen, maar veeltijds den tegenspeler een gunstig slot aan te bieden.. Ook moet er vooral aan ge dacht Avorden, niet te vroeg mol de afruiling dezer schijf te beginnen, maar ook niet te lang hiermede to wachten. Wij zouden deze afruiling niet beter kunnen vergelijken, dan met het opbrengen der kroonschijt. Ook willen wij er vooral op Avijzen, •nimmer gelijktijdig met den korten en met den langen vleugel to Averken, tenzij dat op 46—41, een ander ante woord dan 11—17 is gegeven. (Het Arervolg a.s. week). De Haarlemsche Damclub houd4 haar bijieenkanisten iederen Maan dagavond van 812 uur in liet ge bouw de Nijverheid, Jansstraat 85, alhier. I Liefhebbers van het damspel sijft daar welkom.:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 18