m
m
ft
m
m
m
ft
m
m
n
m
m
A
m
9
m
m m
m
m
m
A
3
u
m
oude meubelen begint, niet waar?
Ephraïm stemde met een gemelijke
uitdrukking op het gelaat toe. Hij
kwam met eeu makelaar overeen, dat
deze de meubelen zou verkoopen, nel
zij uit de hand of op een verkooplng,
terwijl hij en zijn jonge vrouw op de
huwelijksreis waren, daarna herin
nerde hij er zijn moeder aan, dat zij
nu kon doen, wat zij verkoos.
Je bedoelt dus naar het werk
huis gaan vroeg Sally aan haar
knorrigen stiefzoon.
—Ja, juist, wat zou het anders be-
teelcenen vroeg hij met onverschilli
ge brutaliteit.
Nu de oude vrouw van zoo nabij
het verlies van haar tehuis van veer
tig jaren zag aankomen en hoe zij in
het armenhuis terecht zou komen,
barstte zij in jammerklachten los.
Heb ik u nadat mijn vader ge
storven is niet nog drie jaar bij mij
gehouden vroeg Ephraïm. Hij was
in een heel slecht humeur, omdat hij
juist met de dure juffrouw Marie van
die noodlottige reis naar Tottenham
CourUveg was teruggekeerd.
En je zet dus je eigen stiefmoe
der de vrouw van je vader zon
der een cent op straal I klaagde zij.
Hij gaf haar woedend driftig ant
woord. De oude vrouw deinsde terug
voor zijn woorden, maar wist zich
toch nog dapper staande te houden.
Ik laat mij niet wegjagen 1 Ik
laat mij niet als een dienstbode uit
het huis sturen riep zij uit.
Nu was het laatste restje geduid
van Ephraïm geheel verdwenen. Mij
sloeg met zijn vuist op tafel en stond
haar half overeind aan te staren.
U moet nu dadelijk heengaan
Begrepen? schreeuwde hij. Als u hier
nog een oogenbiik langer blijft, zal
de familie van mijn vrouw hier liui-
leud vinden en zal het geheeie huis
op stelten komen te staan 1 Ga nu on
middellijk heen I
Wanhopig smeekte zij hem nog op
haar rheumatieke knieën. Zij zeide
hem dat het leven voor haar niets zou
beteekenen zonder het huis en de
schatten die het huis maakten lot
hetgeen het voor haar was. Maar de
drift van Ephraïm groeide ieder
oogenbiik aan.
Je zult nu gaan 1 riep hij woe
dend.
En eindelijk ging zij, uitgeput door
haar zwakken tegenstand en op dit
oogenbiik alleen maar verlangend
naar de rust en veiligheid die zelfs
in een werkhuis te vinden was, wend
de zij zich van het huis af en liep
langzaam naar de poort.
Plotseling ging de deur achter haar
open. Zij draaide zich juist bijtijds
om, om le zien dat er een hoekig
voorwerp langs haar op straat werd
gesmeten, en dat Ephraim de deur
sioot, nadat hij haar dit voor
werp had nagegooid.
Zij bukte zich om het voorwerp op
te rapen.
Het was haar theepot.
Zij nam bet ding ter hand.
Dit en zijn inhoud was alles wat
Samuel haar in liet testament had na
gelaten, dacht zij. Het was een
wreede grap wreed evenals zijn
zoon, die mij den ouden theeput achter
na wierp I Wacht eens Wat is dat?
Door zijn val op straat was de thee
pot uit elkaar geraakt. Doordat hij op
de steen en was terecht gekomen, was
cr een deel van uen nodem losgelaten.
Met een ruk trok zij den bodem
er geheel al en tot haar verbazing,
zag zij nu grijs papier, dat bij haar
nanraking maakte.
Bankbiljetten. Dat meende Sa
muel dus, toen hij zei: De theepot met
inhoud 1 Hij meende deze bankbil
jetten zei ze hoogst verbaasd. Een,
twee drienonderd en vijltig, vier, vijf,
zevenhonderd, aclit, negen, tien 1
Duizend pond 1 U, goddank, god
dank 1
Terwijl haar tranen rijkelijk vloei
den, terwijl zij de bankbiljetten weer
na. Toen zocht zij tevergeefs naar
een briefje van den overledene, dat
een verklaring zou geven van deze
vreemde daad het verbergen van
dit legaat aan zijn vrouw, totdat zij
scnerpziunig genoeg zou zijn oin ae
geheime ruimte tusschen den ech
ten en valschen bodem van dien
merkwaardigen ouden theepot te ont
dekken.
Sally bracht den nacht bij een
lcennls door. Zij bleef bij haar lot na
den huwelijksdag van Ephraïm toen
zocht zij den makelaar op.
U heelt op u genomen de meu
belen van Ephraim Wiggings te ver
koopen, niet waar? vroeg zij zenuw
achtig haar nieuw handtaschje tus
schen de vingers ronddraaiend.
Ja.
En voor hoeveel kan ik alles in
eens koopen
Voor honderd pond. Als ik ze
daarvoor niet kan verkoopen, gaan
zij* morgen naar de veiling, om ruimte
te maken voor een nieuw ameuble
ment.
Sally gaf hem een bankbiljet van
honderd pond.
Geef mij een quïtantie. Ik koop
de meubelen, zei ze kortaf.
Van den makelaar ging zij naar
den huisheer van het huis, dat bijna
een halve eeuw het tehuis van de
familie Wiggings was geweest.
Hij luisterde met een eigenaardi
ge» glans in zijn oogen naar haar
verhaal. Toen knikte hij.
Ja, ik wil u het huis graag ver
koopen, zei hij. Wat Mr. Ephraim
Wiggings betreft hij heeft mij de
huur opgezegd, om, terwijl hij op
reis was, een week huur uit te win
nen. Dus hij heeft niet te klagen. Ja,
als u er op gesteld is, het huis te koo
pen en er in te trekken, is er niets
wat u daarin verhindert, Ik zal da
delijk het koopcontract in orde la
ten maken.
Eonige dagen later ging Sally haar
laatste zending volbrengen. Ditmaal
om Bin ah Uit liet werkhuis te halen.
Haar oud, gerimpeld' gelaat droeg
een heel trotsche en gelukkige uit
drukking toen zij aan Binah het
nieuws overbracht dat haar dagen in
het werkhuis voorbij waren en dat
het oude tehuis weer het hare was.
De arme Binah schreide op haar weg
naar huis zachtjes van geluk, en toen
zij hel oude huis terugzag, precies
zooals zij het had verlaten, barstte zij
in snikken uit en zuchtte met de heer
lijke verrukking van een vrouw, die
geweten heeft, wat het zeggen wil
eenzaam en zonder tehuis te zijn.
Toen de nieuwe meubelen van
Ephraïm den volgenden -dag aan
kwamen, werden zij beleefd gewei-
geyi, op grond dat Mr. Ephraïm Wig
gings hier niet meer woonde het
geen waar was, ofschoon Ephraïm zelf
er nog niet van op de hoogte was.
Ongeveer een week later bleef er
een rijtuig voor de deur stilstaan.
Daaruit slapte Ephraïm, die er in zijn
reistoilet zeer belangrijk en gedis-
tingueerd uitzag, gevolgd door Mevr.
Ephraïm, die er zelfs nog knorriger
en spijtiger uitzag dan gewoonlijk.
Samen wandelden zij het korte pad
op naar de voordeur, en Ephraim
slak den sleutel in het slot. Tot zijn
verbazing was de deur niet open te
krijgen. Zij scheen aan den binnen
kant gegrendeld.
Hij belde en belde steeds ongedul
diger. Door dit wachten op zijn stoep
was ui het waardige van zijn thuis
komst verdwenen I
En toen ging het venster van ue
slaapkamer aan de voorzijde open en
de hoofden van Sally en Binah ke
ken naar builen.
We zijn vandaag niet thuis
voor bezoek zeiden zij ernstig, en
sloten bet venster weer, dat zorgvul
dig gegrendeld werd.
Een gezellige reis.
Het was een prachtige lentemor
gen, tegen acht uur. Op het perion
van het Zuider-statiou Le Weenen was
het zeer druk, zooals altijd omstreeks
dezen tijd. De sneltrein Ween en-
Triest behoort tot de best bezet<:e
treinen van Oostenrijk. Na het eerste
signaal vulden zien de coupé's; na 't
tweede was ei, naar het scheen, ner
gens een plaatsje meer.
In dit oogenbiik kwamen nog twee
rei zi ge re opdagen; de dikke dichter
X. en de dunne schouwburg-directeur
Y. Die twee hielden niet bijster van
elkaar. De dunne had hert-aaldelijk
de stukken van den dikke afgewezen
en deze had hierop door eenige bijten
de epigrammen zich gewroken. Doch
de nood van het oogenbiik vereenigde
ditmaal 'hunne pogingen.
Open ons nog een coupé! riepen
ze als uit een mond den conducteur
toe en ze tastten hierbij in hun zak.
De blauwrok begreep dit manuaal,
glimlachte, maar haalde die schou
ders op.
Er is geen enkele meer vrij; de
heeren moeten scheiden en zich nog
met een enkel plaatsje ieder afzon
derlijk vergenoegen. De trein ver
trekt zoo dadelijk.
Onmogelijk! riep do directeur.
Ik kan niet m zoo'n volgepropt com
partiment zitten! Ik moet regelrecht
naar Venetië als ik daar aankom,
ben 'k morsdood!
Ook ik moet naar Venetië, zei de
dichter, maar hij bleef opvallend
kalm en een glimlachje verhelderde
zijn gelaat.
Heer directeur, fluisterde 'hij -den
ander toe. neem mijn blijspel aan
en ik bezorg u een vrijen coupé.
Aangenomen! riep de cholerische,
opgewonden man. Maa,r onverwijld!
Uw woord van eer?
Voor den duivel ja.
Het was de hoozste tijd om nog
een plaatsje te vinden.
De dikke naderde nu weder den
conducteur.
Voor bijzondere gevallen, sprak
hij, moet er altijd in iederen trein
een coupé disponibel blijven, voor
ernstige zieken, voor den inspec
teur
Ja, maar dien kan ik u niet ge
ven!
Ge moet, beet de dichter hem
toe. Eu hij voegde er een paar woor
den bij, die als een bezweringsformu
lier werkten. De conducteur k-eek
verschrikt eerst den dikke, daarna
den. dunne aan en opende toen haas
tig den gieireserveerden coupé. D-e
trein stelde zich in beweging, toen *t
tweetal ternauwernood gezeten was.
li-oe heb je 'm dat geleverd?
vroeg' de directeur en bij nam be
haaglijk een boekplaats in.
De poëet is een toovenoar, ant
woordde de dikke. Na deze proeve
van talent zult ge met meer aan mij
twijieleu. En mijn blijspel
De conducteur viel hem in de rede
en vroeg de plaalsbiijelteoi. Öp den
dunne wierp hij hierbij ean Langen,
doordringenden blik.
Waarom fixeer je mij zoo? stoof
de prikkelbare man op.
De conducteur gaf geen antwoord;
meewarig glimlachend schudde hij
het hoofd en verdween.
Malle kerel! riep de cholerische
Ihem na, terwijl de dichten.' zich ver
genoegde met de schouders op te ha
len. De trein floot Mödling voorbij en
voort ging het in het druivenland
van het zuidelijk Wiener Wald. De
beide reisgenoeben babbeldien gezel
lig met elkaar en speelden daarna
een partijtje piket.
Na een half uur stopte de trein
voor de eerste maal aan het station
der bekende badplaats Baden (bij
Weenen). Op (het perron stonden een
paar heeren uit de wereldstad, die
in dit plaatsje logeerden, en ook een
goede kenniie van den directeur.
He daar, riep deze den conduc
teur toe, maak even open we heb
ben toch tijd?
De man lceek hem spotachtig aan
en maakte geen aanstalten om aan
zijn verlangen te voldoen,
Wat moet dat beteekenen? Doe
dadelijk dit portier open!
De man haalde de schouders op en
bewoog zidh niet.
Onbeschaamde kerel!
Wederom glimlachte de ambtenaar
en sprong op de treeplank van den
volgenden wagen. De trein ging ver
der.
Wat most dat beduiden? wendde
do dunne zich tot zijn reisgenoot.
De trein stond gereed om te ver
trekken, antwoordde deze kalmee
rend, hij kon u dus niet meer laten
uitstappen!
Maar dat had hij m© toch wel
kunnen zeggen I
Ja, leer een conducteur eens
goede manieren!
En zij 'hervatten hun partijtje pi
ket en speelden voort tot de oude
kerktoren van Wiener-Neustadit in
zicht kwam.
Hier stopt de trein tien minuten
en de reizigers plegen hiervan ge
bruik te maken voor een vluchtig
ontbijt. De restauratie van hel. sta
tion is om hare Krenwüste" ver
maard.
Ik zal een paar van die voor
treffelijke worsten voor ons zien te
krijgen, zei de dichter; hij wen Me
den conducteur, die 'het portier open
de en onmiddellijk, nadat de dichter
uitgestapt was, weer dichtsloeg.
Laat dat portier open die
heer komt subiet terug!
De man teek hem strak aan en
ging langzaam verder.
Dit ware zelfs voor een minder
ongeduldig mensch te veel geweest.
Zeg, lummel, schreeuwde de di
recteur en hij wrong zich zoover mo
gelijk uit het portierraampje, doe
wat ik je zeg!
Maar de blauwrok hield zich op
een afstand en naderde eerst, toen
de dichter weer wou instappen.
- Ik zal over je klagen, verstaan!
riep de directeur van woede trillen
de.
De conducteur vertrok geen spier
van zijn gelaat, 'hielp den dichter bij
'het instappen, sloot daarna den
coupé zorgvuld'g en ging zijn weg.
Waarde lieer, be eon de poëet nu
zacht en hij vatte de hand van zijn
reisgezel, die voor 't oogenbiik g-een
woord wist te zeggen, die man is een
lomperd maar wie zal zich erge
ren over een conducteur?
Zoo iets is ine nog niet over
komen dat is ongelioordl
Och kom, wind u zoo niet op,
mijn waarde!
De directeur liet zidh bepraten; bij
was er trouwens de man niet naar,
om lang boos te blijven, al was hij
't in een ommezientje. Wellicht ook
droegen ditmaal de kleine worsten er
toe bij, om hem met zijn lot te ver
zoenen.
Zoo waren zij weder in een gezellig
gesprok, terwijl de trein langzaam en
hijgend tegen den Sommering op-
stoomde.
Voordat hij de groote tunnel in
reed welke aan de grens van Oosten- j
rijk en Stiermarken ligt, verscheen
plotseling het gebaarde 'hoofd van
den conducteur voor het open raam-
pje.
U zal een paar minuten in het
duister blijven, dus wendde hij zich
tot den dichter, wil ik de lamp even
aansteken?
Geschiedt dit anders niet?
Neen; maar ik dac'h-t en d-e
man wierp een schuwen blik -op den
directeur.
Maak dat je weg kom!! riep deze
De conducteur scheen het niet ge
hoord ie hebben.
- Nu? vroeg hij nogmaal3, aan
den dichter
- Het is niet nood-ïg. De man ver
dween.
- Wat 'heeft die kerel toch tegen
mij! vroeg de clirecteu-r verbaasd; te
genover u is hij op en top beleefd?
Ge zult u toch niet bekommeren
om de antipathie van zoo'n individul
antwoordde de ander.
Zoo ratelden zij door het duister en.
drong het daglioht weer binnen, tot
men. eindelijk het groote station van
Mürzzusdiilag binnenreed; dit is het
middagstation van den sneltrein.
- Wat m-oet je nu weer! barstte
de directeur uit.
Wil u uitstappen allebei?
vroeg de conducteur aan den dich
ter, zonder weder eenige notitie te
uernen van diens metgezel.
Ja.
Hm zooals u wil.
Maar zoodra de trein stilhield,
ging de blauwrok haastig naar den
restaurateur, die op het perron
stond. Wat hij hem in 't oor fluister
de, kon geen van de beide reizigers
liooren; maar dat het 'hun betrof
hierin konden zij zich niet bedrie
gen. 1-Iet gezicht van den restaura
teur betrok; bedachtzaam trad hij
hun tegemoet.
De 'heeren verlangen zeker -n af
zonderlijk vertrek? dus sprak hij den
dikke aan.
Waarom? We d mee ren gewoon
aan de open tafel, dus mengde de
dunne zich in 't gesprek.
Wanneer u zoo go-ed is, ons een
afzonderlijk- vertrek te geven, zoo
veel te beter! haastte de dikke zich te
antwoorden en hij nam den direc
teur bij den ar.m en geleidde hem door
de zaal heen in een klein kabinet.
Maar we zullen 'hier armzaLig
bediend worden en hebben maar 16
minuten! riep de dunne onwillig.
Doch reeds stond -de bouillon op ta
fel en kwam men aandragen met
den plat du jour. De kellner, die
bei-de heeren bediende, scheen groote
haast te hebben, of de angst gaf hem
gevleugelde stfhreden.; want doods
bleek sloeg hij iedere beweging gade
en hij schrikte formeel op, wanneer
de directeur wat zei.
Aannemen! riep deze nu met
donderende stem.
Maar niemand -hield zich met hem
bezig en de auteur betaalde het ver
schuldigde. De directeur-was inmid
dels het perron opgegaan en terwijl
de auteur hem nakeek, was hij ge
tuige van eene zeldzame scène. Met
een sigaar tusschen de tand-en was
zijn cholerische reisgenoot langzaam-
optgeloopem; de meeste reizigers wa
ren reeds ingestapt en staarden,
waar hij voorbijkwam, met nieuws
gierige oogen llnem aan; anderen
stonden nog te praten, doch trokken
bij zijn nadering schuw zich terug.
Het voorwerp dier vleiende opmerk
zaamheid bemerkte dit eerst, toen
het rondzag naar e-em-e brandende si
gaar, waaraan de paria de zijne zou
kunnen aansteken. Nu wendde hij
zich tot een jonkman, die 'heftig
dampte.
De joruge man werd bleek en zijne
hand beefde zoo, dat de sigaar hem
ontviel. Met groote oogen zag de di
recteur hem aan.
Ben je niet wijs? voegde hij den
jonkman tegemoet en verwoed keer
de hij hem den rug too.
Alles lachte nu hoinemd.
Zijn vriend haastte zich, hem vuur
aan te bicden en weer te do-en plaats
nemen,
Zoo iets is me nog nooit over
komen! riep de verontwaardigde
man. De menschen staren me aan,
als ware ik 'n wonderl
Dat zijt ge ook in zooverre:
een land-, stad- cn 'kiunstwonder; dat
ieder beschaafd mau uwe trekken
kent, kan u toch niet verwonderen!
Nu ziedaar alles. Vindt ge 't zoo
vreemd, dat de menschen den be
roemden directeur Y. eens van dicht
bij willen zien?
Maar dat kan het toch niet, ge
weest zijn? sprak de ij dele mam, al
weer wat meer toeschietelijk.
Wat anders?
Ja wat anders? Maar wat vuur
had die jonge aap me toch wel kun
nen geven1
llij was blijkbaar verlegen-
Voort dreunde te trein, naar het
Zuiden zijn weg vervolgende, door
het dal van de Mürz en van de M-urr.
DoCh onze beide reizigers zagen
niets van de bekoorlijkheden van 't
groene Stiermarken.
Languit op de leeren kussens uit
gestrekt, snurkten ze vreedzaam
naast mekaar.
Eerst dicht bij Gra.z wekte hun het
schril gefluit van de locomotief. En
haast gelijktijdig verscheen weer het
welbekende hoofd aan het portier
raam.
We zijn dadelijk in Graz, meld
de de man vijftien minuten op
onthoud u kan blijven zitten
niet overstappen.
Mooi zoo, zei de directeur, dat
Aveten we aiAveer I
Maar de gebaarde week niet.
Wilt u in Graz even op het per
ron wandelen vroeg hij den dichter.
Wat gaat jou dat aan merkte
de directeur weer heftig aan. Zeker
met ons beiden.
Dan moet ik 't den stationschef
rapporteeren. Op mijn eigen verant
woordelijkheid doe ik dat niet.
Wat wat doe jij niet?
schreeuwde de directeur.
De blauwrok was reeds verdwe
nen. 1-Iij opende alle portierenal
leen niet dat van den gereserveer-
den coupé, waarin de vrienden ge-j
zeten waren. i
Wat scheelt dien hansworst
;oeh?
Houd je bedaard, zei de dichter
schuchter, de zaak zal zoo dadelijk
zich wel ophelderen
Inderdaad vorscheen nu de stations
chef voor den coupé.
Winkler I riep de directeur ver
heugd oude vriend ben jij tegen
woordig hier?
De beambte scheen zijn oogen niet
te kunnen gelooven en trad een
schrede terug.
Ja, toch het is de arme Y I
mompelde hij. En „wat een ramp I"
liet liij er diep getroffen, op volgen.
Wat is een ramp? riep de direc
teur.
Maar mij herkent hij toch ging
-de beambte in de hoogste opgewon
denheid voort. -
Ja, waarom zou ik je niet her
kennen, amice
Weet je 't wel zeker? wendde de
beambte zich lot den conducteur, j
De ander heeft het mij gezegd,
rapporteerde deze, en buitendien heeft
hij zich gedurende het traject onwijs
gedragen.
Onwijs? krijschte de directeur.
Winkler, doe open, opdat ik den
schurk naar de keel vliegen kan I
En verwoed rukte de deerniswaar
dige aan het gesloten portier.
De chef trok zich terug.
ITelaas 1 riep hij uit. het is dus
tóch waar I
In dit oogenbiik achtte de dikke
het nu tijd, te intervenieeren. Met
zachlen aandrang lrolc hij den direc
teur weg en riep naar buiten
't Was maar een krijgslist van
me, om aan een vrijen coupé te ko
men. De heer directeur is evenmin
onwijs als u en ik I
Wat nu volgde, zal men gereedelijk
zich kunnen voorstellen.
Dé directeur was niet meer in toom
te houden.
In dit moment stelde de trein zich
in beweging.
Ze waren weder samen.
Nu volgde een heftige scène. Maar
langzamerhand mocht het nochtans
den dichter, die zich niet uit de plooi
liet brengen, gelukken om door
scherts en beminnensAvaardigheid den
rechlmaïigen toorn van den ver
maarden tooneelspeler-scho UAVb urg-
ondernemer te ontwapenen.
Deze liet zich tot kalmte brengen
en eindelijk moest hij zelf lachen,
toen hij zich al de doorleefde too-
neeltjes te binnen bracht. De vrede
Averd gesloten en niet Averler ver
stoord.
Het blijspel werd nog datzelfde Jaar
opgevoerd en had een onbetwistbaar
succes.
Het is niet aangenaam, overal
zoo te Avorden aangegaapt, zei ae
■duïine tot den dikke, toen het gespres
voor de zooveelste maal kwam op de
gezellige reis in den gereserveerde»
coupé.
Dat is de vloek der beroemdheid!
sprak de dikke en men ging er niet
verder op in.
DAMRUBR1EK.
IIAARLEMSCIIE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te riehtea
aan den heer J,. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem No. 442 van F. M.
v. d. WERFF.
Zwart
1 2 3 4 5
Zwart 6 schijven op 8, 9, 13, 15, 16, 19 en twee dammen op 6 en 18.
Wit 10 schijven op 21, 24, 28, 30, 31, 33, 35, 38, 39 en 47.
Probleem No. 4-43 van P. J. EYPE.
1 2 3 4 5
L
V6
ÉÉt
a
6
1
m
i
15
ja
25
a
i
a
1
a
at
35
15
Zwart 11 schijven op 4, 6, 7, 9, 13, 14, 16, 17, 20, 21 en £9.
Wit 11 schijven op 18, 25 ,26, 28, 31, 32, 36, 38, 42, 43 en 49.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingeAvacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag, 18
Maart a.s.
Oplossing van probleem No. 438,
van den auteur: Wit 2823, 2722
47—41, 32—27, 48-43, 35—30, 30 10,
2-5 3!
Oplossing van probleem No. 439,
van den auteurWit 27—21, 37—31,
23—18, 22—18, 28 17, 20—15, 15 11,
41—37, 46 27!
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heeren J. II. Blom', R. Bouw,
M. ten Brink, J, Jacobson Azn., J.
Lyckloma, W. J. A. Matla, J. Siege-
rist, T. C. N., J. W. Tieskens, F. M.
v d. Werff.
CORRESPONDENTIE.
T. C. N. Gaarne zal ik liet bowus-
te van u ontvangen.
J. H. B. Persoonlijk zal ik u over
het gezondene spreken.
DAMCURSUS.
(Vervolg).
KORTE VLEUGELÜPENING.
De korte vleugelopening, ten on
rechte ook Avel Fransche opening ge
noemd, is minder algemeen békend
doch overtreft de Korte Centrum
opening.
De korte vleugelopening, beginnen
de met den zet 34—30, is nog betrek
kelijk nieuw, en eerst in 1904 door
den auteur C. II. Brcekkamp ontwor
pen en aangegeven. Vóór d:en tijd
Averd zij niet toegepast en in geen en
kel huitenlandsch werk komt zij voor.
Het doel, met deze opening beoogd,
is tweeledig. Men tracht zoo spoedig
mogelijk het Centrum te bemachtigen,
en gelijktijdig den tegenspeler een op-
of insluiting te bezorgen; twee zaken,
die in het damspel een groote rol spe
len. Hierdoor is tevens te verklaren,
dat het verbazend moeilijk is, deze
opening met ®ucce3 door te voeren,
Het is dan ook zeer gewenscht eerst
de „Korte Centrum (Hollandsehel ope
ning" goed te bestudeeren, vóór men
de behandeling van deze opening aan
vat.
De practische kennis, welke men
met de beoefening van de eerste ope
ning opdoet is beslist noodig, voor de
beoefening van deze opening.
De „Korf© vleugel-opening" heeft
haar naam hieraan ontleend, omdat
zij zich ontwikkelt uit den korten
vleugel van wit, en zich geheel af
scheidt van de Centrum- en Flank-
openingem.
Dsze opening werd door den auteur
vastgesteld als volgt:
1. 34-30 17—21
2.. 30—25 21—26
8. 31-27 20—24
4. 83—28 18-23
5. 39—33 12—18
6. 37—31 26 37
7. 42 31 14-20
8. 25 14 9 20
9. 44-39 7—12
10. 47—42 4—9
11. 41-37 10-14.
Hierna begint het middenspel, en
dit kan op tAVee manieren Avorden
aangevangen, hetzij met 46—41 of 40
—34. Beide voortzettingen zijn goed en'
oorrect, en brengen, bij nauw keur.ii
spel, een. krachtig eindspel voort.
Wij geven echiter de voorkeur aan
de eerstgenoemde voortzetting en wel
om 'het volgende: Wanneer Wit ver
volgt met 40—34, om spoedig met deze
schijf het veld 30 te bezetten, dan
wordt aan zsvart niet belet, hetzelfde
te doen en met zijn schijf 11 naar het
veld 21 te gaan, terwijl dit laatste
niet kan geschieden, wanneer wit met
46—41 het middenspel aanvangt.
Hierbij komt nog iets, en wel het
volgende: Wanneer wit 4641 speelt,
en zwart beantwoordt dezen zet met
1117, dan vervolgt wit gemoedelijk
31—26. "Wanneer zwart nu wil trach
ten het. veld 26 te bemachtigen, dan
zou hij juist in de kaart van wit spe
len, en diens plan ('oen ver wezen lij
ken, omdat met 46—41, hierop gespe
culeerd wordt.
Het spel neemt dan het volgende
verloop:
46-41 11-17
31—261) 17—21
26 17 12 21
36—31 21—26
41—36
1) Nimmer mag hier gespeeld wor
den 27—22-, want dan zou vi la- zw.
18 27 en 16 7ü
Nu heeft wit zijn doel volkomen be
reikt, te weten; „het Centrum-spel be
houden, den korten vleugel van
ZAva.rt krachteloos gemaakt en zijn ei
gen korten vleugel ongeschonden be
waard. Zwart heeft thans zeer veel
moeite om zijn korten vleugel weder
behoorlijk te herstellen, terwijl wit
zonder moeite het veld 30 thans kan
bemachtigen, want indien zwart dit
zou willen beletten door twee voor
twee schijven af te ruilen dan be
zorgde hij zichzelf nog een slechtere
stelling, b.v.
40-34 24—29?
33 24 20 40
35 44! 1)
1) Wij gelooveu zelfs, dat nu ook
kan volgen 45 34, omdat zwart, toch
machteloos staat, terwijl wit tijd in
overvloed bezit om. met 5045, 4944
en 44—40, zijn vleugel voldoende te
versterken.
Wit heeft nu een buitengewoon
sterk positie-spel gekregen, en is in
staat om de schijf 26 weg te nemen,
zoodra hij daartoe den tijd gekomen
acht; b.v. met 27—22, 37—31 en 42 31
enz.
1-Iier moeten wij echter aanstippen,
dat deze ontleding met groote om
zichtigheid moet bewerkt worden, en
dat een kl'ein positie-foutje reeds vol
doende is om, niet alleen het A'oordeel
weder te verliezen, maar veeltijds den
tegenspeler een gunstig slot aan te
bieden.. Ook moet er vooral aan ge
dacht Avorden, niet te vroeg mol de
afruiling dezer schijf te beginnen,
maar ook niet te lang hiermede to
wachten. Wij zouden deze afruiling
niet beter kunnen vergelijken, dan
met het opbrengen der kroonschijt.
Ook willen wij er vooral op Avijzen,
•nimmer gelijktijdig met den korten
en met den langen vleugel to Averken,
tenzij dat op 46—41, een ander ante
woord dan 11—17 is gegeven.
(Het Arervolg a.s. week).
De Haarlemsche Damclub houd4
haar bijieenkanisten iederen Maan
dagavond van 812 uur in liet ge
bouw de Nijverheid, Jansstraat 85,
alhier.
I Liefhebbers van het damspel sijft
daar welkom.: