BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD SQe ïaaTgaap, ZA.TBP.DAG 12 APRIL 1913 No 9141 *Mi 1:1 i HAARLEM'S DAGBLAD KOST fl.20 m I ËMMEU OF 10 8BT PE» WIEK. ADIKENBSTRATI3 GROOTE HOUTSTRAAT 55 DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM AD7ERVFJVT1ËM DOELTREFFEND. CM2E ANNONCES WORDEN OFGEMEfUCT kli Kijke Natuurleven MOOI MAAR LASTIG. Gahaal door velen, bemind door slechts onkelen leeft bet onkruid daar voort Ln onzen tuin, gewend aan de veronacihilizamin.g en evenals wijlen Diogenes niet veel meer eisckend dan een weiqig zon. Mijui liefde voor dat arrogante goedje is maar heel betrek kelijk. Als de mooi gedeelde bladeren van de stinkende gouwe mijn hegkantje in hét voorjaar versieren, ben ik ze dankbaar en mijn schoffel glijdt even voorzichtig langs bun voet als dit bij de aardbeien het geval is. Zij worden bovendien geduld, om dat zij zoo'n prachtig voorbeeld van zaad verspreiding door mieren leveren en bekten dus burgerrecht, zoolang ziji binnen do perkeu blijven. De klaverzuring, ook al een, die niet lang met een klein stuik je grond tevreden is, vormt vruchtjes, die als uit nuniatuurpan-fcsai forten, geheel dan zoiher bijna, de klerne za den naar buiieu schieten, projectie- leu, die ieder het gebied der moeder- plaiii Ti'L'lpeu uitbreiden. Zij, en de slinkende gouwe zijn do biologische merkwaardigheden in niijiii tuin, die niet gauw met verban ning worden bedreigd. Anders is dit met het beruchte ze venblad, een onkruid, dat van geen. paal en perk weet en waarboven in dezen tijd mijn schoffel als een Dar mocleszwaard zweeft. Dat zevenblad staat op do grens tiisschein mijn waardeering en mijn haat. Nu holt 'do weegschaal nog naar do genegenheid over, nu duld ik zo nog in mijn tuin, maar als het zoo doorgaat, zal ik zoolang graven en harken, tót" het laatste stukje wor telstok is verdwenen. Op 't eogenblilc staan ze in bijna le deren tuin ai met flinke bladerein te prijken. Overal komen de bladeren boven, In aile richtingen worden do stengels uitgezonden en met don dag wordt het domein vergroot. Alle namen kunnen we ze geven, negen-, vijf- en drieblad, maar die drie- of vijf- of negentallen hebben allen deze eigenschap met elkaar ge meen: ze zijn sterk en bestand tegen iedere weersgesteldheid. Hoe dat indringerige goed zich zoo kan uitbreiden, leert een oppervlak kig onderzoek aan de plant zelve. Aan den voet der bladeren zit een kleine verbreeding, een vleugelpaar, dat om bet andere blad beengrijpt. Zoo zit ten er soms drie of vier aan den voet met elkaar vereen igd, maar- daar- tusschen-in zit het groote geheim. Daar bevindt zich een knop, die ge heel wordt afgesloten door liet vleu gelpaar van het laatst gevormde blad. Dit beschermende tweetal, vormt een klein broeikas je, niet zoo mooi, als dit bij den tul pen boom het-geval is, maar toch even doelmatig. Een jong blaadje zit daarin opge rold en opgevouwen, maar de groei kracht er van is zoo sterk, dat in een' p. r dogen het beschuttend omhul sel is opengeduwd, om vrijen door- loc hl aan het jonge blad te geven. Nauwelijks is dit naar boven ge werkt, ol een nieuw broeikasje wordt zicuitbnar. liet pas gevormde blad zorgt alweer voor zijn opvolger. Het merkwaardigst van nies is, dat de knoppen voor het volgend jaar al weer heel vroeg worden gevormd, zoodat de sneeuw slechts even behoeft, verdwenen te zijn in toet voorjaar, win een gro en kleed van ze ven blad- schijfjes uitgespreid te zien. De mooie tijd komt voor dit onkruid al vrij gauw, de tijd, dat de breede bloeinscliermen zich ontwikkelen. Dan worden de planten voor eeni- gen tijd een sieraad voor een afgele gen tuinhoekje', dan kunnen we op hun rose- of witte schermen heel wat insecten bestudeeren, dan vormen ze tooi lie hitend middelpunt van de on kruid-afdeel ing. Heel veel zorg aan de bestuiving besteden ze iutusscken zelf niet. He t meeréndeel der scherm bloe men ontplooit stuk voor stuk de króonblaadjes en een voor een komen de meeldraadjes naar buiten. Laler ontwikkelt zich dan pas het lweei.nl stempels, zoodat kruisbestuiving re gel is. Zoo stérk is dié neiging bij de scherm bloemen, dat er enkele zijn, dié hier een scherm van enkel meel draad daar een verzameling van énkel stamperbloemcn ontwikkelen. Daar moet dus wel op inseclenbezoek en daarmee gepaard gaande kruisbe stuiving w orden gerekend. Anders is dit met ons zevenblad. De mooie blriem.bl.iacljeg worden wel een voor oen teruggeslagen en de moei draden worden wel na elkaar als kleine armpjes uitgestoten, maar bijna tegelijkertijd zijn de stempels rijp en vaak bestuift do plant zidh zelf. Wat hindert hot haar ook, dat er geen kiem krachtige of miinder ont wikkelde vruchten worden gevormd. Haar kracht schuilt tocto in den grornl, daar is haar verspreidings gebied ©n de vruchtproduetie is maar bijzaak. De kruipende wortelstok schijnt het serum voor het eeuwig leven uit de voedende a.orde te kunnen dlistillee- ren. Trekt men zoo'n ding in toet voor jaar uit en Laat men het boven de aarde liggen, overgegeven aan nacht- v or sten of aan den schralen noord oostenwind, dan hebben deze niet don minsten invloed op de groeikracht van 'heit uitgeworpen plantendeel. In een paar dagen beeft een knoop ziöh in den grond gewerkt en heel gauw ontwikkelen zich uit jonge knoppen krachtige bladstels&Is, die getuigen, van de groote levenskracht en 't benij- d eiis waardi g ulthó nd in gs vermog en van toet Zevenblad. E. PEUSENB. Rubriek voor Vrouwen Nieuw, frisch Bloed. Het voorjaar is ini het land. Zachte winden waaien. Alle knoppen sprin-1 gen open en in de twijgen weerklinkt luid het vogelgetjilp. Allerwegen blauwe lucht en zonneschijn. Zooals er een vernieuwing plaats toeeft in de natuur', zoo wil ook de menscto weer frisch en jong worden. En ook liij klopt aan bij Moeder Aar de, om uit h a a r die verjongende krachten te putten. En. vopral in het voorjaar, biedt ons de herlevende natuur in de vele jonge bladgroenten en wortelgewassen, frisch voedsel, dat het bloed, toet levents :p vernieuwt en verbetert. De groene, saprijke plantemdeelen bevatten namelijk een hoog procent aan voediiugszouten, die een belang rijk bouwmateriaal zijn voor bloed en weefselvorming. De voornaamste minerale bestanddeelen dier planten zijn: natron, ijzer, kali, kalk, magne sium, phosphor, zwavel en ltiiezelzu- ren. Nu zijn er in de lichaamsvochten, met name in toet bloed, bij voorkeur •natronverbindingen opgelost, die de koolzuur-afsctoekling bevorderen. Na tron doet het bloed vlugger loopen, zoodal liet stofwisseling bevorderL Rijk aan natron zijn: kropsalade (35.3 spinazie (35.23 radijs- j-cs (21.15 procent. De belau.gr ij lts te functie van het ijzer in het Lichaam is algemeen be kend. In ons bloed bv. met de bUlioe- nen roods bloedlichaampjes, drijft 4 a .5 gram ijzer in toet vodht, wat in de longen de zuurstof opzuigt, en door aile organen voort voert. Het verandert daarbij levens van kleur, daar de bloediklenrstof slechts dan helderrood is, wanneer zij aan zuur stof gebonden blijft, maar daarente gen dónken-rood, op zwart af, wan neer zij zuurst/ofvrij is. Voorts welen wij ook, dat bLeekzucht het gevolg is van een te kort aan ijzer in 't bloed; vandaar dat het daii ook zoo dikwijls behandeld wordt door er gewoon ijzer bij te voegen, in den vorm van slaalpiMen, staaldruppels of andere slaat preparaten. Maar toet ijzer dat zóó aan toet bloed toegevoegd wordt heeft geen voedingswaarde, omdat niet geschikt is voor vertering; slechts diè staal preparaten, die in plantaar dige stoffen voorkomen, "waar de ver tering dus al geprepareerd werd heb ben voedingswaarde. En als zoodanig komen in aanmerking: spinazie, pos telein, raapstelen, andijvie en wortel tjes. En onder de vruchten: roode kersen, aardbeien, frambozen, appe len en vooral: aalbessen. Pbosphorzure.kaJk vormt den mine ralen grondslag voor het beendarstel- sel en voor de tanden, Bij de zoge naamde Engelsche ziekte, is een der kenmerken een totaal verarmen der beenderen aan kalkzouten. Door toe voeging van phosphorzuro bitteraar- jle, (magnesia) versterkt de natuur do vastheid der beenderen. Zwavel bevindt zich in toet bloed, eiwit - in de spieren en in b,et bind weefsel. Het uitvallen van toet haar bv, zonder plaatselijke oorzaak, of zonder een zwaar ziekbed, is een ge volg van gebrek aan zwavel in hel. bloed. Phosphorus is de werkzame zelf standigheid dei- hersenen en ook der zenuwen en dus de feitelijke dTager der zeDuw-ene.rgie. „Zonder phos phor geen gedachte", luidt de uit spraak van een bekend geleerde en dit hiOiOgstgewfcbtige bestanddeel voor den opbouw van ons liehaam bevindt zich in groote hoeveelheid in- .sch en in appelen: met name zure appe len. Het bloed is het leven: het vormt, voedt en verjongt alle organen. Ten minste dit kan het doen, wanneer het goed! gemengd is. Want iedere stoornis in d© bloedmenging doet zich onmiddellijk gelden, als lusteloosheid, pijn of ziekle. En'vooral met toet voorjaar treden dergelijke te korten aan den dag. Zoo- als het in d© lucht -werkt, zoo woelt het ook in hel menschelijk licibaam Sneller slaat toet hart, en sneller loopt het bloed, Men klaagt over loomheid in de ledematen; toet hoofd is zwaar en het wenk vlot niet. Men wordt knorrig en gemelijk. Het bes te is dan, maar'veel jonge groenten te eten: bladgroenten, vooral sa lade, radijs en sterkers. Dit laatst© voo-ral met wat citroen, is als een weldaad voor het bloed. Ook verzui- m® men niet een pa.ar maal per week rliabarbarmces te eten. Do Eskimo's, die verklaarde vloesch- eters en traan-drinkers, verlangen- dan ook bijzonder- naar do enle'.e frissehe voorjaarskruiden, die de borte Poollente hun biedt! De salade wordt -hier wel op een min-smake-lijk© wijize toebereid, maar het verlangen, naar bloedhui vering doet zich over al even sterk gevoelen. MARIE VAN AMSTEL. In elk geval z-ijn de vliegeniers, die naet tevens constructeur zijin, tei zake - over het algemeen veel minder opti- j mistisch geslemd. Hoor maar vrat Jules Védrines, de i lawaaierige, doch niettemin zeer j populaire avmteur, ons omtrent deze kwestie toeschreeuwt: „liw vraag brengt mij in verlegeu- j heid. In mijn conferenties leg ik uit wat ik geloo, doch uw vraag, zeer be langwekkend, scihijnt te veel te willen weten. Ik tart een ieder, wierf ooik. Parijsche Brieven CCCLXXV. Do beer Henuiquez-Phillipe, doe ziich vermeit in „enquêtes" en daarmede naam tracht te maken, heeft den ver schillenden aviateurs de volgende Heeft die aviatiek in de huidige aeroplane haar vaste formule gevon den of meent gij, integendeel, dat de ze formule vatbaar is om, in de toe komst, een grondige wijziging te on dergaan." Wed, de toeer Henriquez-Phillipe moge ziicto op vrij gemakkelijke wijze een zekere reputatie scheppen na melijk: met hei geen anderen hem me- dedeelen toet kan niet ontkend worden, dat hij zijn vragen goed weet te stellen. Want de toekomst voor de aeroplanes is inderdaad 'n brandend vraagstuk, en de tallooz© opeenvol gende hoogte-, snelheids- en andere records van het moderne vliegtoestel 'hebben nog maar weinigen de over tuiging geschonken, dat liet ooit iets meer zad zijn dan een bewonderens waardig sportding. Zietoier. het antwoord van- Louis Blériot, den beroemden constructeur, den schepper van den monoplan of ééndekker, don eersten avïaleur, die het Kanaal overvloog: „Geen grondige wijziging zad er in de,aviatiek plaats vinden, doch ech tere en vril gén demin of meer snelle vervolmalcingen, die de huidige aero plane meer en meer geschikt zullen maten voor hel doel, waarvoor ze is uirgedactot. Do -aeroplane van beden t-en dage is het vaartuig der eerste zeevaarders; slechts enkele vermetele mensohen durfden er zich van te be dienen. Wij hebben thans d-e torpedo boot en de transatlantische boot, die ieder onzer zonder vrees kan bestij gen; maar 'hoeveel werk was er n-oo- dig voor zulk een vooruitgang! Zoo zal het ook ga.an niet de aviatiek, on ze Mein.kLndei-en zullen er zich van bedienen gefij'k wij ons zeiven bedie nen van de fiets en den spoortrein." Een andere constructeur, ilenri Farman, do eveneons beroemde pro motor van den biplan, spreekt liet volgende oordeel uit: „Ofschoon het moeilijk is te voor zien, welke de toestellen der toe komst zuilen zijn, geloof ik, dat ze niet essentieel zullen verschillen van de tegenwoordige, in dezer voege, dat er altijd eon m-otor zal zijn en dekken om het toestel en het noodt ge gewicht te dragen, en dat wij naet zoo heel spoedig do tegenwoordige aeroplanes zullen zien vervangen door klapwie kende toestellen of helicopterem. Ik geloof aan evo-lulies en niet aan revo luties". Misschien zeiden Blériot en Far- man prep.ies wat zij meer..don. Het is echter ook mogelijk, dat in hun ver klaringen ook het eigenbelang van deze construe teulrs-vliegenflers een woordje meesprak. J© kunt toch be zwaarlijk je eigen toestellen zoo maar aftuigen, vooral wanneer 'ze je èu roem" èn'.beai v-eel geld opbrengen. weten. Ik tart een ieder, wiert ook, er op te antwoorden en vooral de wiskundigen." Jawel, dat is het slimme, ontwijken de, blufferige bescheid van den au-to- didaktischen en onversaagden ex- wei-knian, die, in weerwil van zijn conférences", met dea besten wil j der wereld niet in staat zou zijn, o-ok i maar een ©enigszins deskundig ant- woord op de gestelde vraag te ge-ven. Weet-ie veel van de „formule dófini- I tive" der avia.tiekl Weet een metse- laar veel van architectuur! En zijn I uittarting van de „wisi'ründigön' i kenschetst de laatdunkendheid van 1 1 den selfmade man, dien toet succes I ietwat heeft verblind. Maar luister haar hétgéen Maurice Tabuteau, die f a4èt onwetenschappelijk is, verklaart: „Indien de aviatiek moet voortge zet worden met de -tegenwoordige toestellen, geloof ik, dat ze veroor- j dee'ld is om te verdwijnen, behalve voor militaire doeleinden (en dan 1 nóg!) Als ze zeer goed vliegen, zijn de te-1 genwoordige toestellen te teer, en i ais ze solide zijn, vliegen ze slecht. Bo vendien'schijnt men de constructie le I richten, op vlugge toestellen, die wel 1 de gëvaarlijkse van alle zijn. Sedert j twee' jaar hebben er meer en meer ongelukken plaats, en de opstijgin-1 gen zijn niet altijd zoo talrijk geweest als men wel heeft willen beweren. De „werkelijke" reden der ongelukken is steeds door de constructeurs verbor-1 gen gehouden, die telkenmale fantas- j tische verhalen zenden aan de dag- bladen, waarin zij adverteeren. Al die redenen schijnen mij toe, den vooruitgang te moeten doen slaken, en ik geloof niet meer aan de toekomst der aviatiek, behalve voor andere toestellen, zeer verschillend van de onze." Ik heb alle reden om te gelooven, dat Louis Blériot en Henri Farman het oordeel van dezen hun „cher ca- rnarade" niet bijzonder appreciecren. Een spelbreker, die Maurice Tabu teau, hoor I Doch ook de marine-officier Jean- Louis Conneau, meer bekend onder zijn vliegenierspseudouiem André Beaumont, heeft niet veel fiducie in de- toekomst der aeroplanes. De op- merking is op haar plaats, hai hier eon beslist wetenschappelijk gevormd j i man aan het woord is, die bovendien, I als overwinnaar vau den vliegtocht j ParijsRome,, de Europeesche rorni- I vlucht, de Engelsche rondvlucht en j den beker van den. koning van Bel- gië.'ten duidelijkste heeft bewezen, een j j allerhekwaafnst prakticus te zijn. Zijn j bescheid is „on ne peut plus" mis- I i troostigi' j „Helaas i neen. De tegenwoordige 1 aeroplane kan niet worden be schouwd als de definitieve formule van de aviatiek. Men moet, integen- déél, een zeer meerwaardig èqüiva- i lent vinden om ze werkelijk praktisch j j voor allen te maken. L)e redenen er i van zijn, dat hel toestel nog te gc- va.arli.ik is voor dengene, die net be- j stijgt. Zelfs in een vliegmachine, die praktisch onbreekbaar zou zijn, heeft j men specialisten noodig om ze Le ai- xigeereu en zelfs dezen ondergaan angsten, die maar al te dikwijls wor- den gerechtvaardigd door de ongeluk ken, die alle dagen gebeuren." Mede Charles '1'. Weymaun, de ge- parisiaueerde Amerikaansche vliege- nier, acht groote wijzigingen der aeroplane noodzakelijk, wil ze in de i toekomst de rol spelen, die men haar j heeft toebedacht. „Onder-haar tegenwoordigen vorm I zijn er ernstige ongemakken aan ver- j bonden, inherent aan haar formule. I Men kan, in dit toestel, niet de zeer groote snelheid aan de veiligheid ver- - i binden. Hoe vlugger de aeroplane zien I in de lucht beweegt, hoe vlugger ze op den grond moet loopen en hoe snel- Ier ze moet dalen, aldus de kans van verongelukking vergrootende." I Met hel oog op het „primesautier" karakter dér Franschen acht ik de mogelijkheid niet uitgesloten, dal thans sommige Gallische uitvinders zich in alle suite beijveren om vlieg- toestellen naar andere wetenschappe- lijke formules te construeeren. Treedt de nieuwe uitvinding uit heur wind- selen voor den dag. dan kan de Duit- scher, ouder gewoonte, beginnen met het „vervollkomnmen" der vorige, xn j casu de aeroplane. Immers Ach- hoe komisch was het hulpeloos neerdalen van den Zeppelin numero- zooveel op het kamp van Lunéville I Dachten sommige Franschen aanvan kelijk aan spionnage van Germaan- sche zijde, al heel spoedig werd men gewaar, dat een os geen hazewind kan zijn. En een homerisch gelach ging over gansch Frankenland op. Spion- 1 nagehet mocht wat Stel u voor Tn een gevaarte van 148 meter lengte Duitsche officieren in uniform, en dat gevaarte, met de bedoeling onop gemerkt te blijven, lamzalig afstrij kend op een Fransch veld, teneinde er achter le kómen, hoe de soldalen van de Derde Republiek exerceeren I Spi onnage neen. zoo onhandig zijn de Duitsche militaire verkenners nog j niet 1 lulusschen is er braaf gelachen f' om deze Zeppelinkschheid. Niet zon- der leedvermaak werden de Fran- schen gewaar, dat, al lijkt zoo'n Zep-T fielin oii een afstand „etwas koiossa- es", het ding van dichtbij teer speel- i goed blijkt te zijn en dat een dirigea- ble zich soms lekker niet laat clirigee- ren. OTTO KNAAP. De vrouw van den A'ivoeaai. Een onhebbelijk warme dag lag ach- ter onsde avond vond de notabelen van hel Schwarzwaldnest, waarin ik een paar weken van het jaar door bracht, in het vertrouwelijk dichtbe- groeid prieeldokter, apothc-ker, do mino, boekhandelaar, en ook den ad vocaat Winter mei zijn bekoorlijke jonge vrouw, die alle jaren met de kinderen daar de zomervacanlie plachten door te brengen want was men daar eens geweest, men keerde er weder, zooals ook ik. De ondergaande zon verguldde met haar laatste stralen het lieve kerkio- reutje; het blijmoedig lied van den naar huis gaanden maaier drong tot ons dooreen kruidige hooilucht ver mengd met den sterken geur van de jasmijn, vervulde de lucht. Juist ver scheen de bruine „Mariele" met een nieuwen bowl van den wijd en zijd vermaarden Meiwijn, waaraan we alle eer bewezen. We waren iri de bes- - te stemming; de nieuwijes uit de cou rant werdén besprokende barometer was achteruit gegaan, en de zeeslang dreigde aan de beurt te komen. Juist wilde ik eens klinken met mijn lieve buurvrouw, de echlgenoote van den jongen advocaat, toen ze met de beide jongens opstond en zich ge-' roed maakte om de, door de zon ver brande, bengels naar bed te brengen. Zij, moesten iedereen „goeden nacht" zeggen en verdwenen dra, terwijl zij haar man eeri paar Hongaarsche woorden toewierp en hen volgde. i ik had al meermalen opgemerkt dat die twee, ook als zij alleen waren, zich vau de Hongaarsche laai bedien den en nu vroeg ik hem: Neem me niet kwalijk, u is zeker i lang in Hongarije geweest? I in 't geheel acht dagen, gaf hij j glimlachend ten antwoord. Acht dagen? En heeft u in dien korten lijd Hongaarsch geleerd? Nog meer in die acht dagen leer- de ik de taal en verloofde 'k mij met mijn tegenwoordige vrouw, en de hee- ren zullen al hebben opgemerkt, dat ik van die keuze geen berouw heb gehad I We zijn hier al lang geen vreemden - meer, maar goede vrienden geworden j en daarom wil ik eens een uitzonde- ring maken en u opbiechten, hoe ik I aan mijn vrouw gekomen ben. Het spreekt vanzelf, dat de manier nog al origineel wasanders zou ik "t niet vertellen. Wel heeft mijn vrouw me ééns en voor al verzocht dat niet te doen ze schaamt zich '11 weinig en daarom, verzoek ik u, 'n oogje in 't zeil te houden, dat ze ons niet ver rast, Als student, kort voor mijn pro motie, vond ik hij eene van mijne cousin es een tijdschrift voor jonge dames, waarvan ik den titel vergeten ben. En achterin viel me eene adver tentie op, die ongeveer aldus luidde: „Twee jonge dames in Hongarije, 17 en 18 jaar oud, in een eenzaam slot, wenschen, voor gezellig schrifte lijk verkeer, kennis Le maken met twee Noord'duifsche jonge dames van denzelfden leeftijd. Brieven onder „Ida" en „Frieda" verzocht" Die annonce trok mijn aandacht en ik schreef ze even over. En dienzelf den avond nam ik mijn puntigste pen en schreef aan bedoeld adres een paar regels in dat krabbelschrift waarmee de meeste meisjes plegen te schrijven, en ik bood onder den lieven naam „Edelweiss" me voor het „kransje op papier" aan. Kluchtig idee Mijn naam Guslaaf Winter veranderde ik later natuurlijk in Gertrude Winter, opdat de initialen zouden kloppen Na een week ontving ik het verblijdend bericht, dal ik genade gevonden had en dat de oudere der twee, Frieda, met genoegen bereid was. in correspon dentie met mij te treden. Zij had een lief handschriftbovenal beviel mij het elegante 'papier met den zachten resedageur. Elegant briefpapier is al tijd mijn zwakke zijde geweest en Frieda putte zich hierin uit, de acht tien maanden, dat we geregeld elkaar ■schreven. Ze lagen in mijn schrijftafel chronologisch gerangschikt in licht bruin en rose, met kunstig eigenhan dig geteekende vignetten en amorel len, alpenviooltjes, klaverblaadjes, en alles met dat zacht resedaparfum. Alzoode schrijverij had een aan vang genomen. Eerst verkeerden we met het stijve „u". en eerst nadat de pseudo-Gertrude zijn kransvriendin- netje Frieda „dit verzocht had, werd per distance vriendschap 'gesloten, en werden portretten gewisseld wat me niet weihig in verlegenheid bracht, daar ik niet wist welk portret als Gertrude naar Hongarije te zen den. Ten slotte nam ik dat van mijn eigen zuster en schreef er achter op: „Gertrude aan haar liefste vriendin Frieda tot eeuwig aandenken." Frieda antwoordde, dat het portret dus ik haar goed beviel en een plaatsje op het klavier bekomen had, vanwaar het iederen morgen een groet afzond. Nu kreeg ik *n beetje ge wetenswroeging, wel wat laatik was eenmaal op het hellend vlak en moest verder liegen. Inmiddels was Kerst mis genaderd, en wij zouden elkaar cadeautjes zenden. Ik gaf haar, met het oog op het feit. dat zij blijkbaar haar schrift nooit behoorlijk drogen liet, een mooi vloeiboek en een inkt lap, dien ik „zelve gemaakt" had en buitendien nog een bundel po&zie, fraai gebonden die ik blijkbaar niet zelf gedicht had. Frieda zond mij een zakdoekendoos, met het mono gram G W. Die doos was weer door trokken van den resedageur, die zich. ook aan de daarin bewaarde zakdoe ken meedeelde, zoodat ik bij ieder gebruik van den neusdoek mijn ziels vriendin in het verre Hongarenland vriendelijk gedenken moest. En spoe dig was zij jarig en ik zond haar een kanten kraag, dien ik natuurlijk weer zelve gehaakt had. terwijl het schoo- ne patroon een model van eigen vin ding was. Frieda daarentegen zond op mijn naamdag me een allerliefst kist je oorspronkelijk een sigarenkistje met roode zijde van binnen bekleed en van builen met mos, kevers, schel pen en meer van dat moois versierd. Ofschoon voor halssieraden en meer van dien aard bestemd, deed ik er si garen in en zoo kwam het weder tot zijn vorige bestemming en ik ge bruikte liet dagelijks. En later volgde een jjhandspiegeltje" voor „mijn lief gezichtjeri' en alles ging dus goed. En wat onze geregelde brieven be treft mijnerzijds werd de meest mogelijke decensie betracht, zooals ik een jong meisje van goeden huize ver schuldigd was. Frieda keuvelde heel aardig over bal, schouwburgbezoek en huiselijk verkeer; soms gewaagde zij vau een of anderen vereerder, die blijkbaar geen overweldigenden in druk op haar gemaakt hadeens berichtte ze mij met historische ge trouwheid, dat Mies kleine poesjes ge kregen had en het mooiste daarvan te mijner eere den naar „Edelweiss" ontvangen had, zoodat ik peettante van een kat geworden was. Tenslotte liet zij poes een van haar brieven on- derteekenen waarna het vloeiboek weer goede diensten te bewijzen had. "Uit haat' schrijven bleek overigens, dat zij een voortreffelijke huisvrouw worden zouwant zij was veel liever binnen de vier muren, dan in groot gezelschap, en dit behaagde mij in baar. Mijne brieven waren meestal ge wijd aan reisindrukken, want met lie ve bloedverwanten maakte ik nu en dan uitstapjes, schreef ik, en het .in mij gesteld vertrouwen beantwoordde ik door haar iets voor te jokken van indrukken, welke ik zou hebben ge maakt oii een ouden Ainerikaanschen erfoom, een luitenant of. Lot afwisse ling, een circusrijaer. Later, bij het doorlezen van mijn correspondentie, heeft het inij altijd verwonderd, dat nooit de argwaan van Frieda werd opgewektmis schien een gevolg daarvan, dat ik lang met mijn zuster vertrouwelijk heb omgegaan en dus een weinig vertrouwd was geraakt met de roer selen van een meisjesfaart. Uok kwamen we heme, lot een wed denschap, nimmer te huwen, maar oude vrijster te worden. Wie de weddenschap verloor, moest een ze ker bedrag aan de armen geven. De doilsie verlegenheid echter be reidde mij zekeren dag een brief, waarin Frieda mij senreef, dat zij liaar vader naai- een professor in R ri le brengen meest, daar pap-a zich aan een belangrijke operatie moest on derwerpen. Zij verheugde zich hij zonder, tiaar lieve Gertrude, die zo alleen door portret en brieven lemie, eens van aangezicht tot aangezicht te zullen aanschouwen. Zooals gezegd, mij die inmiddels als advocaat rij te Halle gevestigd had was «'ie brief zeer fataal; want nu moesten middelen gevonden worden om Ad ar verder op 't dwaalspoor te brehgeu. En zoo schreef ik haar, dat -het. uij erg speet, maar daf ik niet in dé stad en uit logeeree zou zijn. Doch, zoo schreef Gertrude: i.aar broeder, de advocaat Gust-aaf Winter, zou zich op den bepaalden tijd aan het station bevinden en toaar zijn diensten aan bieden. Zoo was liet oogenblik dian Jaar, dat ik tegenover mijn vriendinnetje zou staan, maar bijzonder op nijn gemak was ik niet, toen ik zooals ik geschreven had, onder de stations klok opgesteld toaar spoedig in net oog had, mij aan den baron en de freule als Gertrude's broeder voor stelde en haar leedwezen overbracht, dat zij te ver! van huis .was, om, zooals zij anders zeker zou hebben, gedaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 13