BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
DRUKKERIJ ZUIDER BU1TENSPAARNE 6.
ÏOa Jasigaag,
ZATERDAG 2i MEI 1913
No 9178
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEWKB BAS8UD KOST
f 1.20 PESS MAANDEN
ffliF 80 mi PIK WIESi
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT SS.
IN HAARLEM'S DAGBLAD SM
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT'
Wet Rijke Natuurleven
KINDEREN DER ZON.
De muur: „Daar loopt ecu
rilling over mijn rug."
De hagedis: „Dat ben ik."
JulesRenard.
Een. echt kind der zon is ze, onze
miniatuur krokodil ca als een rillin;
glijdt ze tusschcn dc heistengels en
grashalmen door.
De zon wekt haar u:t den winter
slaap en roept haar op, tegelijk met
het insêetenleger. waarmede
voortdurend in strijd is.
Als ze haar wiiitervertrck heelt
verlaten, zoekt zo zoo gauw mogelijk
het zonnigste plekje op en koestert
zich daar, tot suf wordens toe. Zoo
weldadig doet haar dc warmte aan,
dat ze uren achtereen kan zitten tus
schen de hclmlinten op den duintop,
droomend van zonnestralen en vlie-
genover vloed.
Al vrij gauw is ze in 't voorjaar in
strijd met medeminnaars die bij voor
keur hun genegenheid schijnen te too-
nen, als er een gevecht uit kan ont
staan.
Dan komen de hagedisjes in hun
ware gedaante uit, dan toonen ze
zich ware achterneven van den
vreesden alligator, dan bijten ze van
zich al en kronkelen zo met den
staart, tot de mededinger dit sierlijke
lichaamsuitcinde heeft verloren of,
geheel in vorm, op de vlucht is gesla
gen.
Dat wijfjes den overwinnaar niet al
tijd beloon en met groote trouw en
aanhankelijkheid, maar haar liefde
gemakkelijk geven aan wie er om
komt, is geen hagedissengeheim.
Al vrij gauw na deze ontmoetingen
keert hot eenzelvige leven dezer die
ren terug. De mannetjes trekken zich
noch van het wijfje, noch van
toekomstig kroost meer iels aan en
kronkelen weg nanr minder bedrijvi
ge oorden, de wijfjes zoeken een
schuilplaats in den grond, t ossein
oude steenen of konijnenholen en nu
leeft ieder weer zijn eenzelvig
staan.
De gewone hagedis legt dan weldra
acht tien groote eieren, die door de
zon verder maar moeten verzorgd
uitgebroed worden.
Met üefde vc r eieren en kroost
kan de hagedis zich- niet ophouden.
Zij vindt het al mooi genoeg, als ze
een schuilplaatsje er voor heeft ge
vonden en trekt dan weer weg
haar zonneleven te gaan leiden.
Ook de kleintjes hebben geen be
hoefte aan moederlijke teederheid.
Mooi is het pakje, dat de volwas
sen dieren dragen. Vooral het man
netje ziet er met zijn metaalgro
schubben op rug en staart en zijn
glanzende schilden op den kop schit
terend uit. Ge moet ze niet zien in ge
vangenschap, deze kinderen van
vrije natuur, llun glorjemomenten
beleven ze in de warme middagzon,
gezeten tusschtn friscb groen of
warmte uitstralende zandheuvels.
De jachttijd valt juist, als de mees
te insecten builen spelen.
Onbeholpen lijken deze geschubde
juweelcn, a's we er het vlugge in.
tenvolkjc naast plaatsen, maar dit is
slechts schijn.
Als do temperatuur meewerkt, zijn
de hagedissen vlug als een gedachte.
Door hun beschuttende kleuren val
len ze weinig op en onmerkbaar kron
kelen ze haar hun prooi toe.
Bliksemsnel gaat het gespleten ton
getje naar buiten, even vlug gaat het
gevangen dier naar binnen en krach
tig wordt het vastgehouden door de
scherpe haaktandjes.
Ja. dat tongetje is voor de insecten
een ramp, maar haast nog meer is
hel dit voor de hagedissen zelf. Alles,
wat met zoo'n gespleten werktuigje
op jacht gaat wordt voo,r gevaarlijk
gehouden en de onschuldige ring
slangen en de even smettelooze hage
dissen lijden er het meest onder.
Lekker zou een agedis zich moeten
voelen, als we haar in de warme
band hielden, ware het niet, dat haar
angst steeg met de temperatuur.
Want eigen warmte, zooals wij,
produceert ze maar in heel geringe
mate, Haar bloed is anders samenge
steld dan het onze, het beval, minder
zuurstof en verschaft bij minder ver
lies van weefsels, ook minder beweeg
kracht.
Daarom lijkt een hagedis lui, zoo
dra de temperatuur daal'. Ilaar
krachlhron. de zon, neemt haar
vlugheid van bewegingen mee.
Schitterend zijn dc hagedissen voor
al. als ze hun oude pakje afwerpen.
Van tijd tot tijd wordt het schub
benjak to nauw. het nieuwe is reeds:
in optima forma aanwezig en niets
is er dus tegen de oude plunje weg
te werpen. In de duinen kunnen wc
vaak deze uitgetrokken jasjes vinden.
Hoewel de verzoeking groot is,
waag ik me toch niet aan een be
schrijving der mooie oogjes, door
dringend als die van een slang", scherp
ais die van een adelaar. Wie die een
maal heeft bekeken, in al hun glans
en pracht, "ziet in een hagedis een
wezentje van hoogcr ontwikkeling
dan hij oorspronkelijk vermoedde.
Daar straalt geslepenheid en overleg
uit die kleine schitterdingen en hij
betreurt het, dat de dieren worden
vervolgd, alsof zij de wereld voortdu
rend bedreigden met hun venijn.
Regen en koude zijn de groote vij
anden van het ihagcdissenvolk. Als
de zomer op zich laat wachten, of te
vroeg overgaat in den herfst, tieren
ze niet. Dan schuilen ze weg en te
ren op het weinige, dat zo over heb
ben, dan staat hun leven gedeeltelijk
stil. Erger nog wordt het in den win
ter. Daartegen kan geen hagedis
vechten. Met de eerste koude winden
schuilt ze weg, leeft eigenlijk alleen
nog maar in naam «11 k wikt eerst op,
als de zon het voorjaar doet inluiden.
H. PEU&ENS.
Rubriek voor Vrouwen
Schoonmoeder zijn.
Geen moeilijker positie dan die van
schoonmoeder zijn! Bij het noemen
van dien naam alleen al reeds, valt
een ioder een aardigheid te binnen
ten koste van de „schoonmama" ge
maakt! En Loch wenschen de meeste
vrouwen een schoonmoeder te mogen
zijn, al bevat dit woord ook al soms
een ware tragedie!
Het oogenblik, dat de moeder tot
'schoonmoeder maakt, berooft liaar
van de eerste plaats in 'bet hart van
zoon, of dochter. Hot bijbelsche woord
„De man zal vader en moeder verla
ten, om zijn vrouw aan te hangen," is
maar al te waar. Een Russisch spreek
woord zegt: „Die een dochter uithu
welijkt, krijgt een zoon, maar die een
zoon uithuwelijkt, verliest een 'kind."
Zoo is het dan oolc in de meeste ge
vallen. De man wordt naar de fami
lie van zijn. vrouw overgehaald. En
toch worden de meeste grappen ver
kocht, juist op de schoonmoeders van
den man, terwijl in waarheid de moe
der van den man het verlies van den
zoon het pijnlijkst ondervindt. Beide
schoonmoeders zijn mededingsters,
zóó ie zeggen! Héél menschelijk is
het daarom, dat er tusschen beide een
spanning bestaat. Dit komt allereerst
al hieruit voort, dat de beide families
nog eenigszias aan elkaar moeten
wennen.
Plotseling komen ze in een soort
verwantschap tot elkaar te staan, zon
der voorbereiding en dikwijls niet
zonder bezwaar van één of van beide
zijden. Want ten slotte ziet iedere
moeder in haar zoon, of in haar doch
ter toch een ideaal, voor wie gccu
prins of geen prinses goed genoeg
zou zijn, als levensgezelilin.)
In den engagementstijd stappen de
jongelui met het grootste gemak over
al dergelijke moeilijkheden heen. De
vaders slaan gewoonlijk veel onver
schilliger tegenover het heele geval.
Zij bemoeien zich dus niet met derge
lijke kleinigheden. Maar de moeders
zijn het ook, die met ieder uur van
den dag het verlies van zoon of doch
ter voelen, die zich als onttroond we
ten in het hart van hun kind. Iedere
schoonmoeder van haar kant heeft
haar duizenderlei voorzorgen, vree
zen en bezwaren.
In het eerst .hebben zij nog genoeg
zaam afleiding, doordat zo zorgen
moeten voor den uitzet cn de inrich
ting der nieuwe woning, maar eerst
als alle drukt© voorbij is, dan voelen
zij des te drukkender de leegte en
zouden wel ieder oogenblik getuig©
willen zijn van het binnenhuisje, om
te weten of hun lieveling wel waarlijk
het geluk gevonden heeft, dat zij hem
of haar zoo gaarne gunt.
De moeder der jonge vrouw is be-
u-gd, dat haar dochter het stoffelijk
alvast niet zoo goed zal hebben als bij
moeder thuis; of haar echtgenoot wel
al haar groote en kleine hoedanighe
den zal weten te waardeeren, haar zal
kunnen ontzien, als dit af en toeeons
noodig blijkt. En de moeder van den
man heeft dezelfde bezorgdheden voor
haar kind: Worden zijn maag en zijn
'kleeren wel vertroeteld, jveet Anna
of Marl© zijn lievelingskostjes wel
gereed te maken, zorgt ze wel, dat
zijn schrijftafel aan kant blijft en
daar toch vooral niets op slingert van
haar eigen huishoudelijke attributen?
En beide moeders dus ook beide
schoonmoeders vergeten maar al
te zeer, dat de jonggehuwden aller
eerst vrijheid willen hebben, dat ze
zoo graag eens samen blijven, dat ze
liever rozen met doornen plukken,
dan dat ze die schoone bloemen zóó
cadeau krijgen! De moeders blijven
hun lievelingen altijd nog als kinde
ren beschouwen; altijd willen zij ze
met raad en daad bijstaan hetgeen
de jongelui dikwijls niet altijd aange
naam is en hetgeen ze dan wel eens
te kennen geven. Dit neemt dan de
schoonmoeder weer kwalijk en van
daar dus gespannen toestand, die
echter nog houdbaar is. zoolang de
echtelieden het zelve meesterlijk eens
zijn! Maar o wee! als er eens een kins
in den kabel komt, dan kan uit de
minste inmenging van de zijde der
schoonmoeder een ernstig conflict
volgen. We zijn alle menschen en heb
ben als zoodanig onze menschelijke
gebleken. Bovendien zijn er niet en
kel voorbeeldige moeders en dus ook
niet enkel voorbeeldige schoonmoe
ders op de wereld. Evenmin natuur
lijk voorbeeldig© schoondochters en
schoonzoons.
Tyrannieke moeders zullen ook hun
zoons en. dochters nog in den echt
blijven tyranmseoren en daarbij kun
nen sommige schoondochters of zoons
ook niets verdragen. Met groote
voorzichtigheid en veel takt dient er
te werk gegaan te worden in klein©
onbeteekenende gevallen. Maar juist
die dagelïjksche dingen zijn het, die
•zoozeer vervelen! Wat hindert het
nu, of Anna al baar vazen op een
andere manier vult, of haar pudding
volgens een ander recept bereidt, als
Frans dit altijd gewoon wasl Vooral
niet tusschenbeide treden bij kleine
huiselijke strubbelingen, laat de
„kinderen" het alleen uitvechtenl
En dan: als. er kinderen komen dan
wordt er dubbel veel takt vereischt
van dc schoonmoeder. D© ouders toch
nemen zich in den regel voor hun
kind heel streng en eenvoudig op te
voeden en moeder stuurt dit soms op
eenmaal in do war.
Voorzichtigheid, takt en zelfverloo
chening, dit zijn de drie wachtwoor
den voor alle schoonmoeders! En ter
wijl de menschen tegenwoordig toch
al zooveel verstandiger zijn, zullen
ze ook dit vooroordeel wel leeren
overwinnen dat schoonmoeders niet
altijd per së „boos" hoeven te zijn!
Zóo moet het worden, dat de schoon
moeder geheel als moeder wordè be
schouwd van beide zijden; en veel
hangt het hierbij af, van haar eigen
optreden!
MARIE VAN AMSTEL.
Om eea nienwen hosd
(Naar het Engelscb).
Mr. Peter Bailey, kapitein van de
All's Well, keek zijn vrouw in de
grootste verbazing aan.
Een nieuwe hoed? zed hij onge-
loovig. Heb ïf> een nieuwen hoed noo
dig? Waarom 's hemelsnaam?
Natuurlijk om er pudding in te
maken, antwoordde zij op luchtigen
toon. Waarvoor anders zou iemand
een nieuwen hoed noodig hebben?
Mr. Bailey liet dit antwoord onop
gemerkt voorbijgaan als heelemaal
niet overeenkom.? de met het ernstige
van de situatie.
J© hebt verleden jaar pas ©en
nieuwen hoed gehad, herinnerde hij
haar.
Wat heb je daarmee nu uitge
voerd?
Gedragen cn nog eens gedragen,
totdat hij nauwelijks meer te herken
nen is.
Wol, draag hem dan na ook nog,
ried hij gretig aan. Men zal denken,
dat liet oen nieuw© hoed is als hij niet
meer te herkennen is.
Ik ben niet van plan er langer
op aan te dringen, zei ze als iemand
die een ultimatum stelt. Ik heb het er
op gezet een nieuwen hoed te hebben,
en jij moet mij het geld daarvoor ge
ven.
Hoeveel? vroeg hij op toegeven-
den toon. Niet hoeveel heb je noodig,
vroeg hij, maar hoeveel is het minste,
waarvoor je het kunt doen!
Zes gulden, zei ze flinkweg.
De kapitein had eenige oogenblik-
ken noodig 0111 weer op adem te ko
men, Toen liet hij zijn groote verba
zing over zoo'n hoog bedrag hooren.
Eindelijk slcldo hij als een redelijk
bod d© som van één gulden en twin
tig cents voor.
Mrs. Bailey lachte alleen ironisch.
en Mr. Bailey verhoogde het bedrag
tot een gulden vijf en dertig cent.
Mrs. Bailey lachte niet meer en
maakte plotseling een einde aan de
onderhandelingen door de kamer te
verlaten.
Zes gulden voor een hoed, brom
de Mr. Bailey en wierp zich achter
over in een stoel. Voor één hoed! Het
is schandelijk! Men bedriegt haar ih
zoo'n winkel dat is de geheele
quaestie.
Ik heb wel lust om mot haar mee
te gaan om dien hoed te koopen, en
te zorgen dat het eerlijk toegaat.
Als ik nu zelf eens meeging, dan
zou ik misschien in staaA zijn hem
goedkooper te krijgen.
Hij overwoog dit plan een poosje en
langzamerhand kreeg zifli gelaat d©
uitdrukking van iemand die ©en heel
aangenaam vizioen voor zich ziet;
even later glimlachte hij veelbeteeke-
nend en ging zija vrouw in de keuken
opzoeken.
liet is in orde, verzekerd© hij. Je
zult dien nieuwen hoed hebben.
Dat wist ik" lang, zei ze met
bestudeerde kalmte.
En je zult een prachtstuk heb
ben ook, beloofde hij.
Een .hoed, waarvoor de buren-naar
het venster zullen loopen, telkens als
je voorbij gaat. En wat moer zegt, ik
ben van plan hem zelf voor je te koo
pen. Wat zeg je daarvan?
Ja zeker, denk je dat ik va.n plan
ben dat aan jou over ie laten? vroeg
zij ironisch. Maar je kunt met mij
meegaan naar den winkel, als je daar
lust in hebt, besloot zij.
Denk je dat ik van plan ben
hem in zoo'n afgelegen oord als dit
hier te koopen? vroeg hij. Geen quaes
tie van! Ik heb je een tip-top hoed be
loofd en dien zul je hebben, Hoe denk
je over een hoed uit Parijs?
Uit Parijs? herhaalde zij, geheel
door dat schitterend idéc meegesleept.
Rechtstreeks uit Parijs, via Fol
kestone, zei hij. En ik zeg je dat ik
kans zie zoo'n hoed voor je te krijgen.
Het eerste reisje dat de All's Well nu
gaat maken is naar Southampton ©n
op de terugreis moeten wij Folkesto
ne aan doen. Nu heeft een oud kame
raad van mij een hoedenwinkel Ln
Folkestone, en hij betrekt zijn hoeden
rechtstreeks uit Parijs. Kijk nu niet
uit naar een Engelschen dan zal ik er
een. bij hem voor je koopen. Natuur
lijk zijn het all© heel kostbare hoe
den, maar ik zal wel wat goedkooper
bij hem klaar kunnen komen, omdat
hij een oud vriend van mij ïs._
Eerst was Mrs. Bailey maar matig
met dat plan ingenomen, maar een
invallend© gedachte scheen haar te
bewegen het plan aan te nemen. En
eindelijk gaf zij toe.
Ongeveer tien dagen later was Mr.
Bailey, na een nauwkeurig onderzoek
van prijzen in de étalages van de be
langrijkste hoedenwinkels in Folkes
tone overtuigd, dat hoedenwinkeliers
behoorden tot een geheim bondgenoot
schap om echigenooten uit te plun
deren.
Daar om slenterde hij in de'buiten
wijken. rond in de hoop daar een. of
ander etablissement te zullen vinden,
waarvan de eigenaar niet waardig
was bevonden lid van genoemden
bond te zijn.
Een klein winkeltje in een achter
buurt trok eindelijk zijn aandacht *.n
na veel loven en bieden was hij ein
delijk een soort van dames hoofddek
sel machtig geworden, waarvoor hij
de bescheiden som van ©en gulden en
10 cents betaalde.
En toen de All's Well weer van zijn
reis was teruggekeerd, liep hij in op
gewekte stemming naar ihuis.
Hier heb ik hem, zei hij tol zijn
vrouw, toen de eerste begroetingen
voorbij waren. Direct uit Parijs, Hi;
is wel twaalf gulden waard.
Met iets van. do welbespraaktheid
van een beroeps-modewinkeiier, haal
de hij liet pronkstuk uit den papieren-
zak en hield hem zijn vrouw voor.
Mrs. Bailey Liet geen geluid hooren,
noch van verbazing, noch van bewon
dering of woede. Zij keek eenvoudig
van den hoed naar haar echtgenoot
en weer terug naar den hoed en weer
naar haar echtgenoot.
Nu, bevalt hij'je nic-t'? vroeg «tij
bezorgd.
Neen, heelemaal niet, zei z© haar
spraak weer terugvindend. J© moet
mij zoo niet bedotten, Peter.
Het is immers niets anders dan een
afschuwelijk, ordinair hoedje
Afschuwelijk? Ordinair? protes
teerde hij verontwaardigd.
Hij kost mij nog wel negen gul
den! En ik heb een heelen poos bij
mijn vriend moeten aandringen, vóór
hij hem daarvoor wilde geven. Een
dergelijk© Parijsche hoed is niet ie-
deren dag voor negen gulden te krij
gen, geloof dat maar gerust.
Och kom, er zit bijna geen gar
neering op, verklaarde zij ongeloo-
Dat maakt hem juist zco kost
baar, antwoordde bij vlug. Vogels,
bloemen en dergelijk© dingen zijn niet
meer in de mode.
Tegenwoordig moeten de hoeden
hoogsteenvoudig zijn en pas dan wor
den zij „chic" genoemd!
En heb je daar negen gulden
voor betaald'? vroeg zij ijskoud.
Bailey knikte welsprekend.
Ja, zei hij, en mijn vriend ver
telde mij, dat het een koopje was, en
dat hij juist geschikt was voor een
donker© dame van middelbaren leef
tijd. Hij noemde mij het magazijn «n
Parijs, waar de hoed vandaan kwam.
Ergens dichtbij het station was het!
Wil je nu in ernst beweren, dat
hij zei, dat die hoed uit Parijs kwam?
vroeg zij ongeloovig.
Hij bood mij aan mij daarvan
een schriftelijk, bewijs te geven, ver
zekerde Mr. Bailey. Maar dat nam ik
natuurlijk niet aan, overtuigd als ik
was hein op zijn woord te kunnen
vertrouwen.
Ja, ja, merkte Mrs. Bailey op en
keek. intusschen met tegenzin naar
't voorwerp in quaestie. Enfin, zei ze
knorrig, terwijl zij opstond en den
hoed in de kast legde, ik zal zien
wat ik er mee doen kan!
Verlicht dat het zoo afliep, nuttig
de Mr. Bailey met smaak zijn middag
maal en keerde naar de All's Well
terug om nog eenige kleinigheden in
orde te brengen.
Maar toen hij terugkwam voor de
thee, vond hij zijn vrouw in hoogst
zenuwachtigen toestand weer.
O, Peter, ik weet geen raad!
klaagde zij. Jij bent er ook bij betrok
ken. Denlf je dat zij mij in de ge., ge
vangenis zouden zetten.
In de gevangenis! riep de ontstel
de schipper. Waarom in vredesnaam?
Voor dien hoed dien je voor mij1
gekocht ihebt, zei Mrs. Bailey, haar
oogen snikkend afdrogend. Je hebt
wel gemerkt dat ik hem niet mooi
vond, daarom verkocht ik hem aan
Mrs. O'Shea, onze buurvrouw. Je
weet wel de vrouw van dien sterken
Iar met dat driftig temperament.
Heb je den hoed verkocht, dien
ik voor je gekocht had? vroeg hij zoo
genaamd zeer pijnlijk getroffen door
dat idée. Voor hoeveel?
Voor zooveel als jij er voor gaf,
voor negen gulden.
Is 't toch waar! riep hij opge
wonden uit. Hoor eens, geef mij die
negen gulden en ik zal je een ande
ren hoed van mijn vriend meebren
gen een dien je mooier vindt.
Dat dat kau niet, zei ze. Jk
•heb voor het geld al een anderen hoed
gekocht. Daar ginds op den hoek. En
nu nu is er iets afschuwelijks ge
beurd! ging zij voort.
Mrs. O-Shea wil haar ge'.d terug
hebben!
Maar dat kan zij natuurlijk niet
krijgen, dat is heel eenvoudig, zei de
schipper beslist. Jij hebt het uitge
geven, en daarmee is tiet afgeloopcn.
Bcvendic-n, een vrouw kan maar niet
©lk oogenblik van gedachte verande
ren.
Hij glimlachte daarbij op hooghar
tige wijze, maar zijn gelaat betrok,
toen zijn vrouw opmerkte:
Ja, en zij .hebben loch een schrif
telijk bewijs.
Een schriftelijk bewijs? herhaal
de de scliippcr zenuwachtig.
Je moet weten, zei Mrs. Bailey,
dat Mrs. O'Shea den hoed mooi vond,
maar zij wilde er niet dadelijk zoo
veel voor geven. Daarom trachtte zij
uit t© maken, dat de hoed niet wer
kelijk uit Parijs kwam. En na veel
praten wist ik haar eindelijk te be
wegen hem te nemen. Maar ik moest
I/aar een schriftelijk bewijs geven, dat
het een hoed uit Parijs was.
Maai' dat hadt je nooit moeten
doen, zei de schipper op zwakken
toon.
Waarom niet? vroeg.zijn vrouw;
maar geen antwoord volgde.
En ,ging zij voort, terwijl zij hom
voortdurend aankeek, nadat ilk: mijn
nieuwen hoed gekocht had voor het
geld dat Mrs. O'Shea mij had betaald,
zaten toen ik thuis kwam Mr. en Mrs.
O'Shea op mij te wachten.
W'v.arom?
O, hij was zeer opgewonden, en
zei dat ik zijn vrouw bedrogen had
door haar een gewoon hoedje te ver-
koopen ©n dat uit te geven voor een
Parijsch model. Hij wou niet gelooven
aan het schriftelijk bewijs en zei, dat
dit alles deel uitmaakte van het be-
drong. Hij zal er naar onderzoeken.
en als hij merfet dat 'bij bedrogen is,
het geheele geval bij het gerecht aan-
;even, zegt hij. Zal het niet grappig
zijn als hij merkt dat alles in orde is.
Welk onderzoek zal hij instellen?
vroeg Bailey op angstigen toon, de
•raag van zijn' vrouw totaal negee-
rend.
Wel, ik vond den zak, waarin j«
den hoed had meegebracht. Daar
stond het adres op van den winkel, en
bij is van plan rechtstreeks daarheen
te schrijven.
Dan komt alles uit! riep de
schipper onwillekeurig uit.
Wat je wilt toch niet zeggen,
dat niet a Hes in orde is? vroeg zij
zoogenaamd ontsteld.
Je wilt toch niet zeggen, dat je
mij leugens hebt verleid?
Natuurlijk niet! ontkende de
schipper woest. Maar wees nu eens
stil en geef mij gelegenheid even na
te denken!
Zij kunnen mij naar de gevange»
nis zenden, of mij twee honderd vijf
tig gulden boete laten betalen, als da
garantie valsch is, zeggen zij, be
weerde Mrs. Bailey. Maar ik ben in
mijn recht, daarom kan het mij niet.
schelen, wat zij trachten te doen. O,
ja, Mr. O'S'r.ea is van plan je er over
te komen spreken! Nog nooit heb ik
zoo'n drifligen man meer gezien! Ilij
hij zegt dat hij je een dracht stok
slagen za! geven, die je altijd zal hl ij-
heugen, omdat je mij bij dit be
drog hebt aangemoedigd. Daarom
mag je wel oppassen met hetgeen je
tot hem zegt, den.k daarom.
Och, geef mij toch eens gelegen
heid na te denken! verzocht Mr. Bai<
ley zenuwachtig.
Lk wil niet dat jij in de-gevango
nis moet! Ik ben er ook niet op ge
steld boete te betalen of door O'Shea
half vermoord t© wonden!
Hij zat eenige ©ogenblikken in el
kaar gezakt iia te deniken. Eindelijk,
baalde hij met een diepen zucht een
handvol geld uit zijn zak cn telde de
som van negen gulden uit.
Hier, geef haar het geld maar
terug, besliste hij. Je bent toch niet
van plan toe te geven'? vroeg zijn
vrouw.
Ik ik geef niet toe, zei hij
lam. Maar ik ben niet gesteld op
een schandaal.
Hij wachtte binnenshuis bot het
donker was en ging toen haastig zon
der oen blik Ie werpen op de vensters
van O'Shea naar de All's Well.
Lk verlang niet haar een scheld»
partij met dien Ier. beweerde hij.
Overmorgen zeilen w ij weer uit, daar
om zul ik hier niet weer terugkomen.
Ik blijf aan boord, en kom daar dus
bij mij.
Nauwelijks was Mr. Bailey ver
trokken of zijn vrouw ging den boek)
om naar een hoedenwinkel, waar zij
een rekening betaalde van vijf gul-
ten, die zij schuldig was voor 'n hoed
dien middag gekocht. Voor d© rest
dc negen gulden kocht zij linten
en voeren en andere benoodigdheden,
waarmee zij het geschenk van haar
man opknapte tot een heel dragelijk
hoofddeksel.
En zoo heb ik nu twee prachtige
hoeden, in plaats van een armzalig
klein ding! zei Mrs. Bailey op geluk
kigen toon, terwijl zij den zooge-
naamden Parijschen hoed meer met
baar smaak overeenbrachi.
Lk zal Peter leeren mij zoo voor
den gak te houden! Alsof ik hem niet
doorzag op het oogenblik. dat hij
mij den Parijschen hoed liet zien! Ik.
zou wel eens willen welen wat hij
zou zeggen, als hij wist dat de
O'Shca's al veertien dagen geleden
vertrokken zijn.
Een geïmporteerde.
Wij hadden elkaar aangetroffen ©h
ons bij elkander aangesloten, zooals
dat moer gebeurt. Eigenlijk pasten
wo in 't geheel niet bij mekaar, doch
daar we nu eenmaal bijeen waren,
zoo bleven we dat ook wie kon we
ten wat men in do plaats kreeg, als
men dez© vriendschap verbrak Nu,
vriendschap was het niet zoozeer1
want een vriend neemt men ©r
niet zuu tusschen, oJs onder ons weJ
eens gebeurde.
Smits en ik waren wel degelijk oud©
vrienden, maar hoe de derde er bij
gekomen is, weet ik mij niet goed
meer te herinneren. Toen hij de "eer
ste maal zijn naam noemde, dacht ik,
dut hij in© ©en anecdote verteld had
zoo lung was die. en ten overvloe
de was het Fransch. En toen hij zich
aan mij liet voorstellen, verzocht ik
zijn kaartje en leerde het van bui
ten Paul de Picard Pirogate. vicom-
t© Pnlmanon, Pralinières de la Pra-