BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD DRUKKERIJ ZUIDER BU1TENSPAARNE 6. ÏOa Jasigaag, ZATERDAG 2i MEI 1913 No 9178 DE ZATERDAGAVOND HAARLEWKB BAS8UD KOST f 1.20 PESS MAANDEN ffliF 80 mi PIK WIESi ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT SS. IN HAARLEM'S DAGBLAD SM ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT' Wet Rijke Natuurleven KINDEREN DER ZON. De muur: „Daar loopt ecu rilling over mijn rug." De hagedis: „Dat ben ik." JulesRenard. Een. echt kind der zon is ze, onze miniatuur krokodil ca als een rillin; glijdt ze tusschcn dc heistengels en grashalmen door. De zon wekt haar u:t den winter slaap en roept haar op, tegelijk met het insêetenleger. waarmede voortdurend in strijd is. Als ze haar wiiitervertrck heelt verlaten, zoekt zo zoo gauw mogelijk het zonnigste plekje op en koestert zich daar, tot suf wordens toe. Zoo weldadig doet haar dc warmte aan, dat ze uren achtereen kan zitten tus schen de hclmlinten op den duintop, droomend van zonnestralen en vlie- genover vloed. Al vrij gauw is ze in 't voorjaar in strijd met medeminnaars die bij voor keur hun genegenheid schijnen te too- nen, als er een gevecht uit kan ont staan. Dan komen de hagedisjes in hun ware gedaante uit, dan toonen ze zich ware achterneven van den vreesden alligator, dan bijten ze van zich al en kronkelen zo met den staart, tot de mededinger dit sierlijke lichaamsuitcinde heeft verloren of, geheel in vorm, op de vlucht is gesla gen. Dat wijfjes den overwinnaar niet al tijd beloon en met groote trouw en aanhankelijkheid, maar haar liefde gemakkelijk geven aan wie er om komt, is geen hagedissengeheim. Al vrij gauw na deze ontmoetingen keert hot eenzelvige leven dezer die ren terug. De mannetjes trekken zich noch van het wijfje, noch van toekomstig kroost meer iels aan en kronkelen weg nanr minder bedrijvi ge oorden, de wijfjes zoeken een schuilplaats in den grond, t ossein oude steenen of konijnenholen en nu leeft ieder weer zijn eenzelvig staan. De gewone hagedis legt dan weldra acht tien groote eieren, die door de zon verder maar moeten verzorgd uitgebroed worden. Met üefde vc r eieren en kroost kan de hagedis zich- niet ophouden. Zij vindt het al mooi genoeg, als ze een schuilplaatsje er voor heeft ge vonden en trekt dan weer weg haar zonneleven te gaan leiden. Ook de kleintjes hebben geen be hoefte aan moederlijke teederheid. Mooi is het pakje, dat de volwas sen dieren dragen. Vooral het man netje ziet er met zijn metaalgro schubben op rug en staart en zijn glanzende schilden op den kop schit terend uit. Ge moet ze niet zien in ge vangenschap, deze kinderen van vrije natuur, llun glorjemomenten beleven ze in de warme middagzon, gezeten tusschtn friscb groen of warmte uitstralende zandheuvels. De jachttijd valt juist, als de mees te insecten builen spelen. Onbeholpen lijken deze geschubde juweelcn, a's we er het vlugge in. tenvolkjc naast plaatsen, maar dit is slechts schijn. Als do temperatuur meewerkt, zijn de hagedissen vlug als een gedachte. Door hun beschuttende kleuren val len ze weinig op en onmerkbaar kron kelen ze haar hun prooi toe. Bliksemsnel gaat het gespleten ton getje naar buiten, even vlug gaat het gevangen dier naar binnen en krach tig wordt het vastgehouden door de scherpe haaktandjes. Ja. dat tongetje is voor de insecten een ramp, maar haast nog meer is hel dit voor de hagedissen zelf. Alles, wat met zoo'n gespleten werktuigje op jacht gaat wordt voo,r gevaarlijk gehouden en de onschuldige ring slangen en de even smettelooze hage dissen lijden er het meest onder. Lekker zou een agedis zich moeten voelen, als we haar in de warme band hielden, ware het niet, dat haar angst steeg met de temperatuur. Want eigen warmte, zooals wij, produceert ze maar in heel geringe mate, Haar bloed is anders samenge steld dan het onze, het beval, minder zuurstof en verschaft bij minder ver lies van weefsels, ook minder beweeg kracht. Daarom lijkt een hagedis lui, zoo dra de temperatuur daal'. Ilaar krachlhron. de zon, neemt haar vlugheid van bewegingen mee. Schitterend zijn dc hagedissen voor al. als ze hun oude pakje afwerpen. Van tijd tot tijd wordt het schub benjak to nauw. het nieuwe is reeds: in optima forma aanwezig en niets is er dus tegen de oude plunje weg te werpen. In de duinen kunnen wc vaak deze uitgetrokken jasjes vinden. Hoewel de verzoeking groot is, waag ik me toch niet aan een be schrijving der mooie oogjes, door dringend als die van een slang", scherp ais die van een adelaar. Wie die een maal heeft bekeken, in al hun glans en pracht, "ziet in een hagedis een wezentje van hoogcr ontwikkeling dan hij oorspronkelijk vermoedde. Daar straalt geslepenheid en overleg uit die kleine schitterdingen en hij betreurt het, dat de dieren worden vervolgd, alsof zij de wereld voortdu rend bedreigden met hun venijn. Regen en koude zijn de groote vij anden van het ihagcdissenvolk. Als de zomer op zich laat wachten, of te vroeg overgaat in den herfst, tieren ze niet. Dan schuilen ze weg en te ren op het weinige, dat zo over heb ben, dan staat hun leven gedeeltelijk stil. Erger nog wordt het in den win ter. Daartegen kan geen hagedis vechten. Met de eerste koude winden schuilt ze weg, leeft eigenlijk alleen nog maar in naam «11 k wikt eerst op, als de zon het voorjaar doet inluiden. H. PEU&ENS. Rubriek voor Vrouwen Schoonmoeder zijn. Geen moeilijker positie dan die van schoonmoeder zijn! Bij het noemen van dien naam alleen al reeds, valt een ioder een aardigheid te binnen ten koste van de „schoonmama" ge maakt! En Loch wenschen de meeste vrouwen een schoonmoeder te mogen zijn, al bevat dit woord ook al soms een ware tragedie! Het oogenblik, dat de moeder tot 'schoonmoeder maakt, berooft liaar van de eerste plaats in 'bet hart van zoon, of dochter. Hot bijbelsche woord „De man zal vader en moeder verla ten, om zijn vrouw aan te hangen," is maar al te waar. Een Russisch spreek woord zegt: „Die een dochter uithu welijkt, krijgt een zoon, maar die een zoon uithuwelijkt, verliest een 'kind." Zoo is het dan oolc in de meeste ge vallen. De man wordt naar de fami lie van zijn. vrouw overgehaald. En toch worden de meeste grappen ver kocht, juist op de schoonmoeders van den man, terwijl in waarheid de moe der van den man het verlies van den zoon het pijnlijkst ondervindt. Beide schoonmoeders zijn mededingsters, zóó ie zeggen! Héél menschelijk is het daarom, dat er tusschen beide een spanning bestaat. Dit komt allereerst al hieruit voort, dat de beide families nog eenigszias aan elkaar moeten wennen. Plotseling komen ze in een soort verwantschap tot elkaar te staan, zon der voorbereiding en dikwijls niet zonder bezwaar van één of van beide zijden. Want ten slotte ziet iedere moeder in haar zoon, of in haar doch ter toch een ideaal, voor wie gccu prins of geen prinses goed genoeg zou zijn, als levensgezelilin.) In den engagementstijd stappen de jongelui met het grootste gemak over al dergelijke moeilijkheden heen. De vaders slaan gewoonlijk veel onver schilliger tegenover het heele geval. Zij bemoeien zich dus niet met derge lijke kleinigheden. Maar de moeders zijn het ook, die met ieder uur van den dag het verlies van zoon of doch ter voelen, die zich als onttroond we ten in het hart van hun kind. Iedere schoonmoeder van haar kant heeft haar duizenderlei voorzorgen, vree zen en bezwaren. In het eerst .hebben zij nog genoeg zaam afleiding, doordat zo zorgen moeten voor den uitzet cn de inrich ting der nieuwe woning, maar eerst als alle drukt© voorbij is, dan voelen zij des te drukkender de leegte en zouden wel ieder oogenblik getuig© willen zijn van het binnenhuisje, om te weten of hun lieveling wel waarlijk het geluk gevonden heeft, dat zij hem of haar zoo gaarne gunt. De moeder der jonge vrouw is be- u-gd, dat haar dochter het stoffelijk alvast niet zoo goed zal hebben als bij moeder thuis; of haar echtgenoot wel al haar groote en kleine hoedanighe den zal weten te waardeeren, haar zal kunnen ontzien, als dit af en toeeons noodig blijkt. En de moeder van den man heeft dezelfde bezorgdheden voor haar kind: Worden zijn maag en zijn 'kleeren wel vertroeteld, jveet Anna of Marl© zijn lievelingskostjes wel gereed te maken, zorgt ze wel, dat zijn schrijftafel aan kant blijft en daar toch vooral niets op slingert van haar eigen huishoudelijke attributen? En beide moeders dus ook beide schoonmoeders vergeten maar al te zeer, dat de jonggehuwden aller eerst vrijheid willen hebben, dat ze zoo graag eens samen blijven, dat ze liever rozen met doornen plukken, dan dat ze die schoone bloemen zóó cadeau krijgen! De moeders blijven hun lievelingen altijd nog als kinde ren beschouwen; altijd willen zij ze met raad en daad bijstaan hetgeen de jongelui dikwijls niet altijd aange naam is en hetgeen ze dan wel eens te kennen geven. Dit neemt dan de schoonmoeder weer kwalijk en van daar dus gespannen toestand, die echter nog houdbaar is. zoolang de echtelieden het zelve meesterlijk eens zijn! Maar o wee! als er eens een kins in den kabel komt, dan kan uit de minste inmenging van de zijde der schoonmoeder een ernstig conflict volgen. We zijn alle menschen en heb ben als zoodanig onze menschelijke gebleken. Bovendien zijn er niet en kel voorbeeldige moeders en dus ook niet enkel voorbeeldige schoonmoe ders op de wereld. Evenmin natuur lijk voorbeeldig© schoondochters en schoonzoons. Tyrannieke moeders zullen ook hun zoons en. dochters nog in den echt blijven tyranmseoren en daarbij kun nen sommige schoondochters of zoons ook niets verdragen. Met groote voorzichtigheid en veel takt dient er te werk gegaan te worden in klein© onbeteekenende gevallen. Maar juist die dagelïjksche dingen zijn het, die •zoozeer vervelen! Wat hindert het nu, of Anna al baar vazen op een andere manier vult, of haar pudding volgens een ander recept bereidt, als Frans dit altijd gewoon wasl Vooral niet tusschenbeide treden bij kleine huiselijke strubbelingen, laat de „kinderen" het alleen uitvechtenl En dan: als. er kinderen komen dan wordt er dubbel veel takt vereischt van dc schoonmoeder. D© ouders toch nemen zich in den regel voor hun kind heel streng en eenvoudig op te voeden en moeder stuurt dit soms op eenmaal in do war. Voorzichtigheid, takt en zelfverloo chening, dit zijn de drie wachtwoor den voor alle schoonmoeders! En ter wijl de menschen tegenwoordig toch al zooveel verstandiger zijn, zullen ze ook dit vooroordeel wel leeren overwinnen dat schoonmoeders niet altijd per së „boos" hoeven te zijn! Zóo moet het worden, dat de schoon moeder geheel als moeder wordè be schouwd van beide zijden; en veel hangt het hierbij af, van haar eigen optreden! MARIE VAN AMSTEL. Om eea nienwen hosd (Naar het Engelscb). Mr. Peter Bailey, kapitein van de All's Well, keek zijn vrouw in de grootste verbazing aan. Een nieuwe hoed? zed hij onge- loovig. Heb ïf> een nieuwen hoed noo dig? Waarom 's hemelsnaam? Natuurlijk om er pudding in te maken, antwoordde zij op luchtigen toon. Waarvoor anders zou iemand een nieuwen hoed noodig hebben? Mr. Bailey liet dit antwoord onop gemerkt voorbijgaan als heelemaal niet overeenkom.? de met het ernstige van de situatie. J© hebt verleden jaar pas ©en nieuwen hoed gehad, herinnerde hij haar. Wat heb je daarmee nu uitge voerd? Gedragen cn nog eens gedragen, totdat hij nauwelijks meer te herken nen is. Wol, draag hem dan na ook nog, ried hij gretig aan. Men zal denken, dat liet oen nieuw© hoed is als hij niet meer te herkennen is. Ik ben niet van plan er langer op aan te dringen, zei ze als iemand die een ultimatum stelt. Ik heb het er op gezet een nieuwen hoed te hebben, en jij moet mij het geld daarvoor ge ven. Hoeveel? vroeg hij op toegeven- den toon. Niet hoeveel heb je noodig, vroeg hij, maar hoeveel is het minste, waarvoor je het kunt doen! Zes gulden, zei ze flinkweg. De kapitein had eenige oogenblik- ken noodig 0111 weer op adem te ko men, Toen liet hij zijn groote verba zing over zoo'n hoog bedrag hooren. Eindelijk slcldo hij als een redelijk bod d© som van één gulden en twin tig cents voor. Mrs. Bailey lachte alleen ironisch. en Mr. Bailey verhoogde het bedrag tot een gulden vijf en dertig cent. Mrs. Bailey lachte niet meer en maakte plotseling een einde aan de onderhandelingen door de kamer te verlaten. Zes gulden voor een hoed, brom de Mr. Bailey en wierp zich achter over in een stoel. Voor één hoed! Het is schandelijk! Men bedriegt haar ih zoo'n winkel dat is de geheele quaestie. Ik heb wel lust om mot haar mee te gaan om dien hoed te koopen, en te zorgen dat het eerlijk toegaat. Als ik nu zelf eens meeging, dan zou ik misschien in staaA zijn hem goedkooper te krijgen. Hij overwoog dit plan een poosje en langzamerhand kreeg zifli gelaat d© uitdrukking van iemand die ©en heel aangenaam vizioen voor zich ziet; even later glimlachte hij veelbeteeke- nend en ging zija vrouw in de keuken opzoeken. liet is in orde, verzekerd© hij. Je zult dien nieuwen hoed hebben. Dat wist ik" lang, zei ze met bestudeerde kalmte. En je zult een prachtstuk heb ben ook, beloofde hij. Een .hoed, waarvoor de buren-naar het venster zullen loopen, telkens als je voorbij gaat. En wat moer zegt, ik ben van plan hem zelf voor je te koo pen. Wat zeg je daarvan? Ja zeker, denk je dat ik va.n plan ben dat aan jou over ie laten? vroeg zij ironisch. Maar je kunt met mij meegaan naar den winkel, als je daar lust in hebt, besloot zij. Denk je dat ik van plan ben hem in zoo'n afgelegen oord als dit hier te koopen? vroeg hij. Geen quaes tie van! Ik heb je een tip-top hoed be loofd en dien zul je hebben, Hoe denk je over een hoed uit Parijs? Uit Parijs? herhaalde zij, geheel door dat schitterend idéc meegesleept. Rechtstreeks uit Parijs, via Fol kestone, zei hij. En ik zeg je dat ik kans zie zoo'n hoed voor je te krijgen. Het eerste reisje dat de All's Well nu gaat maken is naar Southampton ©n op de terugreis moeten wij Folkesto ne aan doen. Nu heeft een oud kame raad van mij een hoedenwinkel Ln Folkestone, en hij betrekt zijn hoeden rechtstreeks uit Parijs. Kijk nu niet uit naar een Engelschen dan zal ik er een. bij hem voor je koopen. Natuur lijk zijn het all© heel kostbare hoe den, maar ik zal wel wat goedkooper bij hem klaar kunnen komen, omdat hij een oud vriend van mij ïs._ Eerst was Mrs. Bailey maar matig met dat plan ingenomen, maar een invallend© gedachte scheen haar te bewegen het plan aan te nemen. En eindelijk gaf zij toe. Ongeveer tien dagen later was Mr. Bailey, na een nauwkeurig onderzoek van prijzen in de étalages van de be langrijkste hoedenwinkels in Folkes tone overtuigd, dat hoedenwinkeliers behoorden tot een geheim bondgenoot schap om echigenooten uit te plun deren. Daar om slenterde hij in de'buiten wijken. rond in de hoop daar een. of ander etablissement te zullen vinden, waarvan de eigenaar niet waardig was bevonden lid van genoemden bond te zijn. Een klein winkeltje in een achter buurt trok eindelijk zijn aandacht *.n na veel loven en bieden was hij ein delijk een soort van dames hoofddek sel machtig geworden, waarvoor hij de bescheiden som van ©en gulden en 10 cents betaalde. En toen de All's Well weer van zijn reis was teruggekeerd, liep hij in op gewekte stemming naar ihuis. Hier heb ik hem, zei hij tol zijn vrouw, toen de eerste begroetingen voorbij waren. Direct uit Parijs, Hi; is wel twaalf gulden waard. Met iets van. do welbespraaktheid van een beroeps-modewinkeiier, haal de hij liet pronkstuk uit den papieren- zak en hield hem zijn vrouw voor. Mrs. Bailey Liet geen geluid hooren, noch van verbazing, noch van bewon dering of woede. Zij keek eenvoudig van den hoed naar haar echtgenoot en weer terug naar den hoed en weer naar haar echtgenoot. Nu, bevalt hij'je nic-t'? vroeg «tij bezorgd. Neen, heelemaal niet, zei z© haar spraak weer terugvindend. J© moet mij zoo niet bedotten, Peter. Het is immers niets anders dan een afschuwelijk, ordinair hoedje Afschuwelijk? Ordinair? protes teerde hij verontwaardigd. Hij kost mij nog wel negen gul den! En ik heb een heelen poos bij mijn vriend moeten aandringen, vóór hij hem daarvoor wilde geven. Een dergelijk© Parijsche hoed is niet ie- deren dag voor negen gulden te krij gen, geloof dat maar gerust. Och kom, er zit bijna geen gar neering op, verklaarde zij ongeloo- Dat maakt hem juist zco kost baar, antwoordde bij vlug. Vogels, bloemen en dergelijk© dingen zijn niet meer in de mode. Tegenwoordig moeten de hoeden hoogsteenvoudig zijn en pas dan wor den zij „chic" genoemd! En heb je daar negen gulden voor betaald'? vroeg zij ijskoud. Bailey knikte welsprekend. Ja, zei hij, en mijn vriend ver telde mij, dat het een koopje was, en dat hij juist geschikt was voor een donker© dame van middelbaren leef tijd. Hij noemde mij het magazijn «n Parijs, waar de hoed vandaan kwam. Ergens dichtbij het station was het! Wil je nu in ernst beweren, dat hij zei, dat die hoed uit Parijs kwam? vroeg zij ongeloovig. Hij bood mij aan mij daarvan een schriftelijk, bewijs te geven, ver zekerde Mr. Bailey. Maar dat nam ik natuurlijk niet aan, overtuigd als ik was hein op zijn woord te kunnen vertrouwen. Ja, ja, merkte Mrs. Bailey op en keek. intusschen met tegenzin naar 't voorwerp in quaestie. Enfin, zei ze knorrig, terwijl zij opstond en den hoed in de kast legde, ik zal zien wat ik er mee doen kan! Verlicht dat het zoo afliep, nuttig de Mr. Bailey met smaak zijn middag maal en keerde naar de All's Well terug om nog eenige kleinigheden in orde te brengen. Maar toen hij terugkwam voor de thee, vond hij zijn vrouw in hoogst zenuwachtigen toestand weer. O, Peter, ik weet geen raad! klaagde zij. Jij bent er ook bij betrok ken. Denlf je dat zij mij in de ge., ge vangenis zouden zetten. In de gevangenis! riep de ontstel de schipper. Waarom in vredesnaam? Voor dien hoed dien je voor mij1 gekocht ihebt, zei Mrs. Bailey, haar oogen snikkend afdrogend. Je hebt wel gemerkt dat ik hem niet mooi vond, daarom verkocht ik hem aan Mrs. O'Shea, onze buurvrouw. Je weet wel de vrouw van dien sterken Iar met dat driftig temperament. Heb je den hoed verkocht, dien ik voor je gekocht had? vroeg hij zoo genaamd zeer pijnlijk getroffen door dat idée. Voor hoeveel? Voor zooveel als jij er voor gaf, voor negen gulden. Is 't toch waar! riep hij opge wonden uit. Hoor eens, geef mij die negen gulden en ik zal je een ande ren hoed van mijn vriend meebren gen een dien je mooier vindt. Dat dat kau niet, zei ze. Jk •heb voor het geld al een anderen hoed gekocht. Daar ginds op den hoek. En nu nu is er iets afschuwelijks ge beurd! ging zij voort. Mrs. O-Shea wil haar ge'.d terug hebben! Maar dat kan zij natuurlijk niet krijgen, dat is heel eenvoudig, zei de schipper beslist. Jij hebt het uitge geven, en daarmee is tiet afgeloopcn. Bcvendic-n, een vrouw kan maar niet ©lk oogenblik van gedachte verande ren. Hij glimlachte daarbij op hooghar tige wijze, maar zijn gelaat betrok, toen zijn vrouw opmerkte: Ja, en zij .hebben loch een schrif telijk bewijs. Een schriftelijk bewijs? herhaal de de scliippcr zenuwachtig. Je moet weten, zei Mrs. Bailey, dat Mrs. O'Shea den hoed mooi vond, maar zij wilde er niet dadelijk zoo veel voor geven. Daarom trachtte zij uit t© maken, dat de hoed niet wer kelijk uit Parijs kwam. En na veel praten wist ik haar eindelijk te be wegen hem te nemen. Maar ik moest I/aar een schriftelijk bewijs geven, dat het een hoed uit Parijs was. Maai' dat hadt je nooit moeten doen, zei de schipper op zwakken toon. Waarom niet? vroeg.zijn vrouw; maar geen antwoord volgde. En ,ging zij voort, terwijl zij hom voortdurend aankeek, nadat ilk: mijn nieuwen hoed gekocht had voor het geld dat Mrs. O'Shea mij had betaald, zaten toen ik thuis kwam Mr. en Mrs. O'Shea op mij te wachten. W'v.arom? O, hij was zeer opgewonden, en zei dat ik zijn vrouw bedrogen had door haar een gewoon hoedje te ver- koopen ©n dat uit te geven voor een Parijsch model. Hij wou niet gelooven aan het schriftelijk bewijs en zei, dat dit alles deel uitmaakte van het be- drong. Hij zal er naar onderzoeken. en als hij merfet dat 'bij bedrogen is, het geheele geval bij het gerecht aan- ;even, zegt hij. Zal het niet grappig zijn als hij merkt dat alles in orde is. Welk onderzoek zal hij instellen? vroeg Bailey op angstigen toon, de •raag van zijn' vrouw totaal negee- rend. Wel, ik vond den zak, waarin j« den hoed had meegebracht. Daar stond het adres op van den winkel, en bij is van plan rechtstreeks daarheen te schrijven. Dan komt alles uit! riep de schipper onwillekeurig uit. Wat je wilt toch niet zeggen, dat niet a Hes in orde is? vroeg zij zoogenaamd ontsteld. Je wilt toch niet zeggen, dat je mij leugens hebt verleid? Natuurlijk niet! ontkende de schipper woest. Maar wees nu eens stil en geef mij gelegenheid even na te denken! Zij kunnen mij naar de gevange» nis zenden, of mij twee honderd vijf tig gulden boete laten betalen, als da garantie valsch is, zeggen zij, be weerde Mrs. Bailey. Maar ik ben in mijn recht, daarom kan het mij niet. schelen, wat zij trachten te doen. O, ja, Mr. O'S'r.ea is van plan je er over te komen spreken! Nog nooit heb ik zoo'n drifligen man meer gezien! Ilij hij zegt dat hij je een dracht stok slagen za! geven, die je altijd zal hl ij- heugen, omdat je mij bij dit be drog hebt aangemoedigd. Daarom mag je wel oppassen met hetgeen je tot hem zegt, den.k daarom. Och, geef mij toch eens gelegen heid na te denken! verzocht Mr. Bai< ley zenuwachtig. Lk wil niet dat jij in de-gevango nis moet! Ik ben er ook niet op ge steld boete te betalen of door O'Shea half vermoord t© wonden! Hij zat eenige ©ogenblikken in el kaar gezakt iia te deniken. Eindelijk, baalde hij met een diepen zucht een handvol geld uit zijn zak cn telde de som van negen gulden uit. Hier, geef haar het geld maar terug, besliste hij. Je bent toch niet van plan toe te geven'? vroeg zijn vrouw. Ik ik geef niet toe, zei hij lam. Maar ik ben niet gesteld op een schandaal. Hij wachtte binnenshuis bot het donker was en ging toen haastig zon der oen blik Ie werpen op de vensters van O'Shea naar de All's Well. Lk verlang niet haar een scheld» partij met dien Ier. beweerde hij. Overmorgen zeilen w ij weer uit, daar om zul ik hier niet weer terugkomen. Ik blijf aan boord, en kom daar dus bij mij. Nauwelijks was Mr. Bailey ver trokken of zijn vrouw ging den boek) om naar een hoedenwinkel, waar zij een rekening betaalde van vijf gul- ten, die zij schuldig was voor 'n hoed dien middag gekocht. Voor d© rest dc negen gulden kocht zij linten en voeren en andere benoodigdheden, waarmee zij het geschenk van haar man opknapte tot een heel dragelijk hoofddeksel. En zoo heb ik nu twee prachtige hoeden, in plaats van een armzalig klein ding! zei Mrs. Bailey op geluk kigen toon, terwijl zij den zooge- naamden Parijschen hoed meer met baar smaak overeenbrachi. Lk zal Peter leeren mij zoo voor den gak te houden! Alsof ik hem niet doorzag op het oogenblik. dat hij mij den Parijschen hoed liet zien! Ik. zou wel eens willen welen wat hij zou zeggen, als hij wist dat de O'Shca's al veertien dagen geleden vertrokken zijn. Een geïmporteerde. Wij hadden elkaar aangetroffen ©h ons bij elkander aangesloten, zooals dat moer gebeurt. Eigenlijk pasten wo in 't geheel niet bij mekaar, doch daar we nu eenmaal bijeen waren, zoo bleven we dat ook wie kon we ten wat men in do plaats kreeg, als men dez© vriendschap verbrak Nu, vriendschap was het niet zoozeer1 want een vriend neemt men ©r niet zuu tusschen, oJs onder ons weJ eens gebeurde. Smits en ik waren wel degelijk oud© vrienden, maar hoe de derde er bij gekomen is, weet ik mij niet goed meer te herinneren. Toen hij de "eer ste maal zijn naam noemde, dacht ik, dut hij in© ©en anecdote verteld had zoo lung was die. en ten overvloe de was het Fransch. En toen hij zich aan mij liet voorstellen, verzocht ik zijn kaartje en leerde het van bui ten Paul de Picard Pirogate. vicom- t© Pnlmanon, Pralinières de la Pra-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 15