Is iemand ooit zoo fots voorgeko
men En trots al die heerlijkheden
was hij een man die, evenals wij, heel
gewoon zijn dagelijksch broed ver
diende; wij in staats-, hij in g^meen-
le -.ionst. Ik -wel Smits zijn naam van
buixen kende, noemden wij hom nooit
voluit, maar hadden een schakel uit
de keten genomen, zooals dat ook 111
de wandeling gedaan werd „Picard"
werd hij heel gewoon in de samen
levirig genoemd. Al zijn titels zouden
te- lang hebben opgehouden-
Zijn familie liacl eertijds in Frank
rijk uitgestrekte goederen bezeten; de
Frunsche omwenteling had haar bo-
moid daarvan. Als hij over die misère
sprak, dan kwamen altijd nog de
tranen hem in de lichtblauwe oogen
Iets Fransch-pikants had hij ln liet
minst niet; veeleer iets nevelachtigs,
verschotons zooals de glorie van
de familie, waarvan alleen de lange
naam overgebleven was. Daarbij had
liij iets goedigs, dat verlokte om hem
te plagen boos word hij niet licht
en dit noopte wel eens, om te ver te
gaan.
Later had men daar dan spijt van
zooals ik.
"Wanneer in een groote stad dr
menschen elkaar zijn toegedaan, v.
moeten zij dezelfde sociëteit of club
hebben anders zien ze elkaar zelden
of nooit. En soms wordt de voorkeur
gegeven aan een gezellig café, waar
men zijn vaste plaats heeft en,
doen en laten, aan den kellnor bo
tend is.
Dan werd natuurlijk, na tafel een
lekkere sigaar opgestokenSmits
haalde een zwarte, die deed deuken
aan een stuk lont, uit een gerampo-
neerd zakje, en hij alleen kon dien
nicotine-Stengel rookenmijn per
soontje opende den sigarenkoker en
deed bedachtzaam een keuze uit on
derscheidene soorten- Dit verhoogt
het genot
ïeikenmal© wanneer ik dat deed,
snuffelde Picard over den sigarenko
ker heen, en als ik eindelijk hèm dien
aanbood, dun spitste hij duim en
voorsten vinger als een rang en haal
de er één uit, die hem bijzonder in 't
oog viel.
Geïmporteerd vroeg hij dan,
met halfgesloten oogen onderzoekend
ca ruikond andere rook ik niet.
Weinig, maar goed; op den prijs
komt bet niet aan, zei dun Paul de
Picard Piregate, vicomte Paimanon,
ate.
In zooverre had hij gelijk ik geloof
dat hij nog nooit van zijn leven een
fijne sigaar gekocht had, maai- mot
kennersblik die ontkende aan ander
mans koker. Goedkooper kan het al
niet.
Wanneer men zeil rooken wil, biedt
men vriend of kennis een sigaar aan,
dat is al evenzoo als met een prise of
een glas wijn. Als men dan samen zit
te dampen, verheugt men zich en
knikt elkander toe. Wanneer nochtans
telkens een sigaar wordt uitverkoren,
die men zelf niet nam, rnaar voor een
betere gelegenheid bewaarde, dan
verliest men eindelijk en len laatste
het geduld. Wat mij betreft, op die
sigaar ware het bij slot van rekening
nr-g niet aangekomen doch de wij
ze, waarop ze werd ingepikt, kon mij
11 iet behageu. Ik werd meer en meer
oiiistcmd door die onuitstaanbare ma
nier van doen.
•Overbekend is, dat de kruik zoolang
1e water gaat, tot zij breekt; de ont-
kuoopïiig moest zijn in die richting,
waar onverbiddelijk hel noodlot heen
wees.
Ik broedde namelijk een duivelsch
plan uitdit zou nu de laatste ge
ïmporteerde geweest zijn. die hij me
aftroggelde. Ik zou hem eens genezen
en radicaal.
Reeds den volgenden morgen kocht
ik de goedkoojiste sigaar, die mijn
leverancier in zijn winkel had een
ding dat brandde als droog stroo, nog
geen cent kostte, en als men er tien
kocht, itreeg men er één toe.
Juist wat ik hebben moest En de
prijs was me niet te hoog. Eerst
moest zij bevochtigd worden en hier
voor kwain petroleum mij het meest
geschikt voorreeds om liet geheel
verloren gegaan aroma te vervangen,
dat elke tabak hebben moet. Nadat
7.ij hiermede gedrenkt was, schf^n de
sigaar gezwollen en had zo een don
kerbruine kleur als een bloedzuiger.
2<o beviel ze mij al beter; zij was
buigzaam gewordener was nu iets
mee te beginnen. Dit deed ik dan ook;
eerst legde ik haar in de vensterbank,
om te drogen, cn veerde toen eenige
onmisbare ingrediënten aan een
waslucifer, '11 stukje gom-elastiek, en-
ik sneed mijn hond een vlokje haar
af; eenig buskruit zou bij de kunst
bewerking een oordeelkundig ge
bruik vinden. Met een speld of stop
naald dreef ik 't een en ander nu be
hoedzaam tusschen de thans rekbaar
geworden bladen van mijn cents
sigaar. Dit artistiek bedrijf geschied
de zóó behoedzaam, dat zij haar
hoogst aantrekkelijk voorkomen van
„echte havana"' niet inboettezelfs
het geoefend oog van een tabakshan
delaar had er niets verdachts aan ge
zien.
Nadat de sigaar verder een volle
week lang in kamer-temperatuur ver
bleven was, had zij wel in omvang
iets afgenomen, maar zij was niet
vett'g meer en verspreidde evenmin
eeu afsohrikwekkenden geur. In mijn
fcoker deed zij zich onder de anderen,
voorbedachtelijk klein en dun geko
zen, zeer opmerkelijk voor.
Den volgenden avond was ik al
voor den bepaalden tijd in ons café.
Spoedig verscheen Srnits, doch Picard
Piregate liet zich wachten. Zou hij
niet komen en dus bittere teleurstel
ling mij bereid zijn?
Neen. hij verscheen; met een vre
dig lachje, ais altijd. Smits had al
een sigaar opgestoten; terwijl ik nog
aan het zoeken was. Eindelijk nam
ik een van de dunnen en Picard, dien
ik den sigarenkoker liet genaken,
haalde er zonder aarzelen den bloed
zuiger uit.
Toch geïmporteerd? vroeg hij, als
altijd.
Natuurlijk; anders rook ik niet!
Hij rook aan de sigaar, waarvan
het uiterlijk voorkomen werkelijk
veelbelovend was en feitelijk deed
denken aan een zware havana of
wat daar soms voor uitgegeven wordt.
Eigenaardig aroma! meende hij
waarschijnlijk een La Gloria, op den
v'etsten bodem van Habana gewassen,
door den equatorialen zonnestraal
doorgloeid.
Ik zat reeds te dampen; met den vi
comte ging het een weinig minder
voorspoedig.
Juist kwamen er twee heeren bin
nen, die aan het tafeltje naast ons
gingen zitten; ihiun kleeding was een
weinig ouderwelscli en hun linksch
optreden verried den bewoner ecner
kleine stad.
Nog altijd was Picard met zijn
monster-sigaar bezig.
Dat ding trekt niet! zei Smits
minachtend.
Picard trok, met alle macht en
uitpuilende oogen.
Uitstekend handwerk, sprak hij.
maar te olieachtig dekblad; dit komt
van den vetten bodem van llabana.
Als hij eens vermoed had, waar
die vettigheid vandaan kwam!
Nu begint-ie! vervolgde hij; lang
zaam gaat zeker.
Er kwam leven in; een trage, be
nauwende walm steeg uit den krater
omhoog.
Smits bewoog geringschattend de
neusvleugels; de magerste heer aan
;toet tafeltje naast ons keek om.
Dat was de waslucifer! dacht ik.
Om mijn ernst te bewaren keek- ik
naar het Ibiljart, dat op eenigen af
stand van ons stond.
'n Beetje zwaar! meende Picard,
en hij wischte zich het voorhoofd af
en dronk zijn glas leeg.
Nog eeu halfje, commandeerde
hij.
Daar dit legen zijn stalen gewoonte
fas, bleef de bestelling onuitgevoerd.
Over on3 tafeltje hing een zware,
rauwe wolk, en nu en dan scheen
het uit Picard's feestsigaar to weer
lichten.
Smits wierp een bedenkelijken blik
tor zijde en stiet mij aan.
Picard had inmiddels iets spook
achtigs over zien gekregen; hij zag
vaalbleek, zijn oog was glazig cn zijn
soms opgewekt voorkomen had iets
apathisch bekomen.
Die sigaar is te zwaar voor jou!
barstte Smits nu uit
Ze is 'n beetje te sterk gesalpe-
:erd, antwoordde hij met mat orgaan;
daarop rookte hij werktuigelijk ver
der.
Wij hervatten ons afgebroken ge
sprek over hoogere geodesie eii geo-
morphie, waarover Smits een boek
schrijven wou; maar telkens werd
hij in zijn relaas gestoord door het
uiterlijk voorkomen van den vicomte,
die er uitzag alsof het met hem mis
was.
Nog een halfje, riep ,hij op klage-
lij ken toon.
Hij bekwam er geen, omdat de kell-
ner er niet aan gewoon was.
Een paar nieuwe bezoekers, die
naar ons too kwamen, bleven staan,
snoven de lieflijke geuren op ik
meende het gomelastiek te herkennen
en keerden zich om.
Picard was doodstil geworden; hij
zag er uit als moest hij terechtgesteld
worden, zoo bleek en slapjes. Van tijd
tot tijd deed hij den mond open cn
weer too, en telkens wanneer hij dit
deed, kwam er een klein weinigje
rook door de bloedarme lippen.
Thans begon het onrustbarend te
smooken aan het dikke einde van den
bloedzuiger het borrelde en werkte
nu viel er een stukje af, dat blauw
achtig brandend op des vicomtes been
neerkwam en daar verder brandde
met blauwe vlam. Zoodra de gloed
a- de dunne stof heendrong, sprong
Lij op, alsof een tarantel hem gesto
ken had, hinkte rond en sloeg zich op
de dij, zoodat het een kletsend geluid
gaf. Toen hij daardoor gloeiend elas
tïek aan de hand kreeg, bewoog hij
die op en neer als 'n optisohe tele
graaf.
Schreeuwen deed hij niet; hij wist
zich te beheerschen. Maar nu toch
misschien wel wat laat kreeg ik be
rouw van mijn gruweldaad.
Toen nu ten slotte ook de kleine do
sis buskruit in de sigaar ontplofte,
was hij een bezwijming nabij. Hij
liet het deerlijk misvormde ding op
vloer vallen, bracht zijn ledig
aan de dorstige lippen, wierp een
onbeschrijfelijk weemoedig verwij
den blik op zijn belager, nam zijn
hoed van den kapstok en verdween.
Wat ik wel meende te moeten duch
ten werd bewaarheid: hij zag mij cr
op aan.
De illusie van een La Gloria was
hem benomen, „op den vetsten bodem
van Habana gewassen, door den
equatorialen zonnestraal doorgloeid.
Hij was er de man niet naar, om
mij ter verantwoording te roepen;
laat staan, uit te dagen.
Maar de schichtige blik, dien hij de
eerste maal met een kunstig ge
stopte beenbekleeding en een stukje
Engelsche pleister op het binnenvluk
van de rechterhand wierp op den
omineuzen sigarenkoker, toen ik dien
opende, ging mij door merg en been.
Hij wendde zich daarvan af en had
bittere naweeën van lang vervlogen
genot.
Weldra verloren w© elkaar uit het
oog. de vicomte Paimanon, Praliniè
res de la Pralinié en mijn nietig per
soontje; Smits zei, dat ik wel wat ver
was gegaan...
Helaas, berouw komt in den regel
te laat.
In de sneetnv.
Het geschiedde een paar jaren ge
leden. in den laatsten strengen win
ter.
Klinglingling Met moeite be
weegt zich de paardentram op de
gladde baan en door de sneeuw lot
aan de halte.
Twee dames willen instappen.
Geen plaats meer I roept de con
ducteur haar toe.
Maar dat is vreeselijk I zegt de
oudere van de twee,
Dat mag niet I antwoorde de
conducteur cn de tram rijdt door.
Tranen parelden in de oogen der
jonge dame, die op de hoogroode wan
gen tot kleine ijskorreltjes bevriezen.
Wat nu te beginnen roept ze
uit. Mijn handen cn voeten zijn be
vroren en het is alsof met naalden in
mijn gezicht gestoken wordt. Hoe
kwam u op 't idee in deze lelie koude
visites te gaan maken 1
Maar kind, toen we van huis
gingen, was 't goed weer; wie kon
denken, dat het zoo op eens zou ver
anderen 1 En aan mevrouw Smit wa
ren we al zoo lang een bezoek schul
dig, dat van week tot week verschoven
werd. Nu, kijk maar niet zoo sip, wc
zullen een vigelant zien te krijgen.
Ja, als die bij dit weer te zien
was 1 We zullen verder te voet moe
ten gaan I
Het is haast niet te doen. De
wind jaagt ons de sneeuw in 't ge
laat men kan geen hand voor oogen
zien.
Er is nu eenmaal niets aan te
doen I Als we langer hier blijven
slaan, loopen we nog "n zware ver
koudheid op. Vooruit maar weer,
mama, zoo goed als 't gaall
De dames zetten zich weder in be-
eging tegen de sneeuwjacht in
maar 't ging al heel slecht. De oudere
hoestte en proestte, en ook de jon
gere steunde erbarmelijk. Meermalen
liepen zij gevaar, tegen anderen op
te loopen, en op sommige punten was
het levensgevaarlijkwant de
sneeuw dempte liet geratel der wielen
en telkens riepen de koetsiers, terwijl
de tramwagens voortdurend de bel
lieten weerklinken.
Bertha, ik kan niet meer I jam
merde de oude dame, die radeloos
staan bleef. Waar ben je nu?
Hier, mama I klonk het achter
haar.
Met wicn spreek je daar?
Met mijnheer Pioemer, mama.
Het meisje had zich weder bij haar
gevoegd.
Wat, loopt dat onuitstaanbare
mensch ons hier nog in den weg? Dat
ontbrak er nog aan 1 AI genoeg ver
veelt hij me overal, waar wij hem
moeten genietenmoet hij nu nog op
straat, en wel in zoo'u noodweer, ons
komen ophouden I
Wees niet boos, mama. Hij is
juist zeer beleefd en biedt ons zijn
geleide aan.
Wel bedankt. Net zoo graag blijf
ik midden in de sneeuw hier staan.
Deze laatste onheusche woorden
scheen het jonge mensch te hebben
verstaan.
U is wat ontstemd niet te vér
wonderen bij dat afschuwelijk weer 1
sprak de jonge man op weiluidenden
toon. Ongaarne zoude ik door
mijne tegenwoordigheid die stem
ming nog verergeren. Maar u, juf
frouw, zal mijn goede diensten toch
niet afwijzen, hoop ik.
Daarbij kwam hij aan de andere
zijde naast haar en weldra keuvelden
de jongelui, trots de ongunstige om
standigheden, terwijl mama moppe
rend de beweging volgde.
Zoo ging het voort, den langen,
haast onbegaanbaren weg, die steeds
slechter werd; want de sneeuw hoop
te zich op en de voeten waren ver
steend, tot opeens mevrouw, die nu
een paar pas vooruitliep, weder bleef
staan en uitriep
We blijven hier steken
Het scheen inderdaad zoo. Hier
had de wind kolossale sneeuwmassa's
opgehoopt en men wist niet, waar
heen zich te wenden.
De heer Roemer liep heen en weer,
maar nergens was een begaanbaar
pad in de lawine te vinden.
Op eenigen afstand toch scheen
het trottoir meer begaanbaar te wor
den, doch hoe die oase in de sneeuw-
woestijn te bereiken 1
-Ja dames, sprak hij; er zal u
niet veel anders overblijven, dan nu
van mijne diensten gebruik te ma
ken.
Uwe diensten klonk het scham
per.
1 aan mijne armen toe
Zeker
te vertrouwen.
Wil u ons daarheen dragen?
riep mevrouw met ontzetting uit.
Dat onder geen voorwendsel 1 Je zult
dat toch niet gedoogen, Eertha, dus
wendde zij zich tot hare dochter, die
nu toch even lachen moest 1
Waarom niet, mama dat is
toch romantisch
Wat dwaze inval. En toch we
kunnen hier niet blijven
Nu dan als 'k u verzoeken
lag 1 En voordat zij cr op verdacht
was, had hij de jonge dame in zijn
sterke armen genomen en, licht als
een veder, droeg hij haar door de
sneeuw.
Zooals in den roman Paul en
Virginie 1 lachte zij.
Ilier Max en Bcrüia klinkt
even goed
Hij zag naar haar op; haar lieflijk
blozend gelaat was nog een tintje
rooder geworden.
Zij stonden aan de overzij van den
sneeuwberg.
Bertha, iaat mij aan den voet
an dezen gletscher u zeggen, wat al
zoolang mij op de tong lag. sprak
hij, door zijn gevoel overweldigd.
Maar hier, in dezen toestand 1
Juist thans, nu we even alleen
zijn. Ik heb nooit eens de gelegen
heid mama bewaakt u als
Hij zeide maar niet, wat hem op de
tong lagals '11 oude draak 1
Het is toch niet voegzaam,
hier...
Nu neen. Maar wat zal mama
daarvan zeggen
Met haar zal ik het wel spoedig
klaar spelen. En gij ge zijt bereid,
de mijne te worden
Dat wist je al lang, Max
De oude vrouw begon ongeduldig
te wordenalthans hare stem drong
tot hen door.
Ik kom al, mamaatje riep de
gelukkige en hij waadde weer door
de sneeuw, die hem tot aan de knieën
kwam.
Gelukkig had mevrouw die vertrou-
welijke ontboezeming niet verstaan.
Met zijn krachtige armen hief hij
hoog haar op.
Dat was meer dan het dubbele
bruto gewicht van zoo even 1
Sla uw armen maar om mijn hals
anders komen we er niet door
heen I
Zij deed hetnood breekt wet.
Mevrouw, begon hij nu en hij
koos zijn weg door het meest onbe
gaanbare gedeelteik heb zoo even
uw dochter een liefdesverklaring ge
daan.
Wat u En wat zeide mijn
kind?
Niet neen 1
En u heeft dit gewaagd dat is
schan—delijk. Gij hebt haar die be
kentenis afgeperst dat is
Bertha zei, dat ook zij mij
mint en ik verzoek u, uwe toestem
ming te geven en
Nooit 1 Dat ontbrak er nog aan,
Ik heb al een goede partij voor haar
op het oog. Maar waarom blijft u
staan 1 Wat is uw voornemen. U
zal mij hier toch niet in den steek
laten
Wel zeker. Mijn schoonmama
draag ik op de handen wat
kan een vreemde dame mij schelen?
En hij deed, alsof hij haar midden
in de sneeuwmassa aan haar lot wil
de overlaten.
Maar dat i3 ontzettend. Dat is
laag.
Nu ja of neen
Ik moet eerst rijpelijk overwe
gen
Doe dit dan 't is hier een ge
schikte gelegenheid om te overpein-
zeji in eenzaamheid.
Hij liet haar vieren.
Als u tot een bevredigende con
clusie gekomen is kom ik u halen.
Hoe kan u zoo onbeleefd zijn
een man als u 1
De gelegenheid maakt den dief.
Voor 't laatst ja of neen
- Ja.
- Dus op uw woord
- Nu ja maar éérst aan de over
zij
We zijn er I
Terwijl zij z'ich de sneeuw van den
mantel schudde, werd zij gestoord in
dit bedrijf door haar dochtertje, dat
midden in de alles verblindende
sneeuwjacht haar om den hals viel.
Dat zijn Russische toestanden I
prevelde mama. Ondeugende meid 1
En alle drie vervolgden ze hun weg,
de beide jongelui bijzonder in hun
schikmama zeer ontstemd over dio
overrompeling toch eigenlijk niet
zóó boos. als zij zich voordeed.
Want ook d i t was een goede par
tij al kon zij, als gewoonlijk, het
jonge mensch niet goed uitstaan.
Toch had dit driest optreden haar
geïmponeerd-
De man en vader gaf zonder aar
zelen dan ook zijn toestemming en
het zeldzaam avontuur van zijn zacht
moedige vrouw vermaakte hem" kos
telijk 1 Ten slotte verklaarde mama
meesmuilend, dat zij in dergelijke
omstandigheden zich wel zou wach
ten, haar tweede dochter Louise mee
te nemenopdat zij niet ten tweeden
male door een sneeuwstorm en
„zoo'n onuitstaanbaar mensch" zou
worden overrompeld.
Maar wie zal u ddn door dè
sneeuw dragen, mamaatje
Dan, gaf de oude mevrouw met
beslistheid ten antwoord, neem ik
een man van de dienstverrichting
die vraagt maar dertig cents, en niet
dadelijk iemands dochter verstaan,-
'lieer schoonzoon
ARITHMETICS
Moeder: Als ik eens tien peren
gaf, en die moesten verdeeld worden
tusschen jou en je zusje, hoeveel zou
ieder dan krijgen
Wim: Dat, hangt er van af,
wie het doet I
DE GELUKKIGE DAGEN VAN
WELEER.
Verlangt u wel niet ecn6 terug
naar de gelukkige dagen der kinds
heid? vroeg het senlimenteele jonge
mensch.
Jawel, antwoordde juffrouw
Cayenne; toen ik nog mocht stoeien
en ravotten en leelijke gezichten trek
ken legen lui, die ik niet kon uit
staan in plaats van te moeten zeg
genHoe vaart u, meneer; aanga-
naam u te zien 1
DAMRUBRIEK.
IIA A RLEMSC H E DAMCLUB.
'Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1343.
PROBLEEM No. 464,
van
M. C 0 e.
De laatste zet van Zwart was 29-47.
Zwart. 6 Schijven op 7, 8, 13, 15, IC, 20 en dam op 47.
Wit 9 Schijven op 22, 24, 27, 32, 35, 40, 41, 43 en 45.
PROBLEEM No. 465,
Zwart. 8 Schijven op 1, 3, 7, 10, 15. 16, 31, 36 en 2- dammen op 4 en 48.
Wit. 10 Schijven op 19, 20, 21, 24, 32, 33, 44, 46, 47, 49 en dam op 45.
Wat vraagt een minnend hart
daarnaar. Aan u om aan dezen pijn
lijken toestand een einde te maken.
Zij gaf geen antwoord en trachtte te
zien naar de brave moeder, die daar
hulpeloos stond door den sneeuw
storm aan het oog onttrokken.
Zeg mij dat ik u niet geheel on
verschillig ben
TERUGGEGEVEN.
Mark Twain had aan eon gezellig
diner een speech ten beste gegeven,
pittig als altijd, cn toen hij weer was
gaan zitten, rees oen welbekend pro
cureur op, stak de handen diep in
zijn broekzakken, zooals hij gewoon
te doen, en sprak aldus de aan
wezigen toe
Valt het den heeren niet op, hoe
opmerkelijk het is, dat een humorist
»an professie eens geestig is?
Toen het lachen, dat op die gewaag-
3e aardigheid volgde, bedaard was,
•nerkte Mark Twain even gemoede
lijk aan
Valt het den heeren niet op, hoe
opmerkelijk het is, dat een procureur
zijn hannen in zijn eigen zakken
heeft?
Bij slot van rekening had de hu
morist de lachers weder aan zijne
zijde.
BIJ ONDERVINDING.
Mevrouw. Toe Emile, 'n oogon-
hlikje ik moet nog ©ven een blik in
den spiegel werpen.
Mijnheer. Zóólang kan ik niet
wachten.
GERUSTSTELLEND.
Zij. Foei, dokter, u maakt mij
dondelijk verschrikt, drie kwalen te
gelijk
Dokter. Maak u maar niet onge
rust ik kan nog wel vijftig kwalen
opnoemen, die u niet heeft.
ONRECHTVAARDIGE VERDEN
KING.
Jonge vrouw (aan tafel) Ik heb
je nog niet gezegd, Dolf, dat ik van
middag zelve gekookt heb.
Jonge manJa. Dan heb ik in ge
dachten die arme Fietje groot on
recht aangedaan.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan bo
vengenoemd aclres, uiterlijk Dinsdag
3 Juni 1913.
Oplossing van probleem No. 460
van den auteur, Wit 44—39, 27321,
47-42, 39—34, 25 23, 46-41, 16—11,
11 4!
Van dit probleem ontvingen wij
slechts twee goede oplossingen, na
melijk van de iieeren J. Jacobson Azn.
en W. J. A. Matla. Wij weten, dat
verscheidene liefhebbers er hunne
krachten aan beproefd hebben, doch
niemand kwam op 't idéé, dat wit zijn
datn op 27 moest offeren 't is een
aardig en tevens fraai probleem.
Oplossing van probleem No. 461
van den auteur, Wil 38—32, 35—30,
25—20, 28—22, 31—27, 32—1, 37—28,
44—40, 50—28.
Probleem No. 461 is goed opgelost
door de heeren R. Bouw, J. Jacobson
Azn., W. J. A. Matla, J. VV, Tieskens,
T. C. N.
Wij hebben besloten, nu en dan
wéér eens kleine eindstanden Ier op
lossing aan te bieden en beginnen
met een van den heer G. Beets. De
oplossing daarvan is zeer eigenaardig
en leerzaam tevens. Zooals bekend,
moeten bij inzending der oplossingen
van eindspelen steeds alle zetten, zoo
wel van wit als van zwart, worden
opgegeven. Wij twijfelen niet, of de
liefhebbers zullen met genoegen hun
ne krachten aan dit kleine eindspel
beproeven.
DAMCURSUS.
(Vervolg).
11e Zet van Wit 41—37.
og moet wit eerst veiwolgen met
4137, voordat hij met kracht het
middenspel aanv.j ngt. Een andere
keuze blijft niet over, en liet is over
bodig, dit nader aan te toonen. Zij,
die deze verhandeling tot hiertoe met
studie gevolgd hebben, zullen reeds
de bekwaamheid bezitten, om dit in
te zien. Wit heeft geen anderen zet,
vil hij blijven waken voor de ovor-
leugeling door zwart.
A. Trouwens, do eenige voortzet-
ing, welke nog veroorloofd zou zijn,
is 31-26. Echter, met 11—17, 17—21
en 12 21 zou zwart niot alleen die
schijf spoedig wegnemen, maar te
vens oen sterken aanvul kunnen ont
wikkelen op den langen vleugel van
wit.
Zwart kan nu Berust een attaaue
richten op dien vleugel, omdat ivit
steeds een tempo zal tekort komen, en
niet kan verhinderen, dat zwart het
veld 26 met succes inneemt.
11e Zet van Zwart 10—14.
De beste beantwoording van zwart
is weder de Symmetrische zet 10--? i,
omdat hiermede niet alleen aan het
Centrum-spel de volle kracht wordt
gegeven tot verdediging van het mid
denspel, maar ook omdat hij hierdoor
gereed is, bij de minste afwijking in
het positie-spel van wit, van verdedi
ger tot aanvaller over te gaan, twee
zaken, die voldoende zij.11 om dezen
zet te prefereeren.
Wij zullen trouwens spoedig zien,
dat deze zet niet alleen de meest ge-
wenschte, maar ook de beste is.
A. 11—17 is niet verkieslijk, omdat
wit hierna zou vervolgen met 46—41,
daarna 81—26 en nu datgene had
verkreaen. wat wii bij de voortzet-