BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
30e Jasïgaag*
ZATERDAG 7 JUNI 1913
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEIWS DAUSLAD KOST
fl.I0 PÊfê ËJAANDÊM
w io sot ra wiek.
ABMMETR^TIB GROOTE HOUTSTRAAT SS.
DRUKKERIJ EUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUK;
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND.
Oi'JZS ANNONOEB
WORDEN OPGEMERKT
liet Rijke Natuurleven
EENZAME JAGERS.
Geen wandeliuig kunnen we nu ma
ken, vooral niet op de hoogere gron
den, of de gorzen laten 'hun karakte
ristieken zang weerklinken.
Dat zijn vogels, die we overal kun
nen eau treffen, evenals merels en
vinken.
In hel Oosten van liet land en ook
in de duinstreek, in het zandwegje
naar Westerveld bv. zag ik ze gere
geld ieder jaar, komt nog eên ander
merkwaardig dier voor, de grauwe
klauwier.
Dat is een vogel, die op het eerste
gezicht al als groot-moordenaar wordt
gebrandmerkt. Vooral 't mannetje is
een roofridder in optima forma. Zijn
aschgrauwe kop en zwarte oogstrepen
geven hem al iets krijgshaftigs, zijn
mooie bruine ridderrnantel en zwar
te vleugels steken daarbij prachtig af,
terwijl de rose borst en de keel hem
lot een onzer mooist gekleurde vo
gels ma'ken.
Nu heb ik zelf nooit veel nesten
van hem gevonden. Slechts tweemaal
is me dat gelukt, terwijl één van die
keeren de vogels lvun mooie woning
nog na veel tegenstribbelen moesten
overgeven aan een eierverzamelenden
jongen. Maar dien eenen keer, dat ik
de klauwierenfamilie zag groot wor
den, kon ik 1iet ouderpaar bijna da
gelijks nagaan.
Al in April waren ze aangekomen,
zooals dat rechtgeaarden klauwieren
betaamt en heel gauw hadden ze hun
nestplaats gevonden.
lfet liefst kiezen ze daarvoor doorn
struiken uit, maar, hoewel die ook
wel in de buurt stonden, prefereerden
ze dezen keer toch den mooien ligus-
ster, die, ontkomen aan de heggc-
schaar; zijn takken, vol glanzend
groene blaadjes, naar alle zijden uit
spreidde.
Toen begon do grootc inzameling
van strootjes, sprietjes en veertjes en
in weimig uren was een gedeelte van
bet nest klaar.
Merkwaardiger nog, dan die vlugge
nestbouw, was de ijver, waarmede 't
klauwierenpaar andere vogels op eem
afstand wist te bonden. Eens kwam
een ekster met breed; uitgespreidecn
staart aangevlogen. Dicht bij den
liguster meende hij zijn overpeinzin
gen te kunnen beginnen, maar daar
kwam de klauwieren man wat dich-
ierbij. Blijven of weggaan?
Dut was liet gewichtig vraagstuk
foor den anders even dopperen in
dringer.
De klauwier sprong een takje ver
der, maar maakte toch den indruk,
de zaak niet te vertrouwen. De eksler
verkeerde schijnbaar in dezelfde ge
moedsstemming, vond zijn verblijf
daar intu6schen niet belangrijk ge
noeg, om er zijn metaalgroen pakje
aan 10. wagen, en trok met een vaar
tje ,if.
\'a cenige dagen zat mania-'klau-
wr.1151 op de eieren, die mooi versierd
.varen met een krans van bruine
vlekjes.
De broedtijd werd door het manner
tje veraangenaamd, zooveel dit in zijn
vermogen was. H;j deed nu niets an
ders dan jagen en het grootste ge
deelte van de gevangen insecten
bracht hij naar het wijfje, dat, zacht
rustend in het met mos gevoerde nap
je, geduldig de geboorte van het roof-
ridderlijk gebroed afwachtte.
Toen het eerste snavelpuntje de
eischaal had' verbroken, had er een
gewichtige verandering plaats in bet
leven van het klauwierenpaar, maar
nog sterker was dit, tóen alle dons-
jongen 0111 voedsel schreeuwden.
Tijdens het broeden zat het manne
tje nog wel eens in de nabijheid van
het nest zijn,, van onderen afgeluis
terd liedje te zingen, maar nu was
[laar geen tijd meer voor.
Geen vlieg was meer veilig, geen
kever 'kon rustig om dc planten gon
zen. De oude vogels waren bij na over
al tegelijkertijd en niets ontsnapte
aan hun aandacht.
Waar ik dagelijks op wachtte, de
grootg wandaden, die men van de
klauwieren vertelde, die kon ik maar
niet te zien 'krijgen.. Plotseling bij
eon insecteninval, zooals we die bij
a&ninig, warm weer soms kunnen mee
maken, scheen de lust hij de vogels
op te komen, voorraad op te doen
voor schrale tijden.
In een wip waren een tiental zaoht-
schildkcvers, vlFegen en ander klein
gedoe maar den iu de nabijheid groei-
encLen meidoorn gebracht en een voor
een werden ze, levend nog, aan de
fijne punten gespietst om. en dit vond
ik de grootste euveldaad, voor min
stens de helft te worden vergeten.
De jachttijd was veel te voordeelig,
om zich met die futiliteiten te be
moeien en al heel gauw vielc-n andere
slachtoffers in den strijd tegen de
niets ontziende overmacht.
En toch," hoe de klauwieren ook
moordden, te midden van het gonzen
de insect en werk, de ware rooversna-
tuu'r bleek daar niet uit.
Mijn paartje heeft zich, zoolang ik
het heb kunnen nagaan, nooit be
zondigd aan een jong vogeltje. Wel
verdwenen enkele kleine kikkertjes
in de nooit verzadigde maagjes, wel
werden nog enkele insecten opge
prikt, maar uit eigen ervaring weet ik
niet, dat klauwieren, zooals wordt be
weerd, soms een heel broedsel levend
en wel aan de stekels hangen, ondanks
het gekrijsch der angstige ouders.
Tegenspreken doe ik het intusschen
allerminst., daarvoor kon ik te weinig
klauwieren lang genoeg nagaan.
Een feest was het, toen de jongen
op den kant van het nest gingen zit
ten, een goriemoment, toen ze zich
op de takjes waagden. Maar lang
duurde dit niet. De eerste voorbijgan
ger verstoorde alle rust in een oog
wenk en de oude vogels vlogen angstig
om de kleinen heen. De geluiden, die
ze dan makt 1, getuigen duidelijk van
groote vrees en bezorgdheid.
Ieder: die een paar maal naar vo
gels heeft geluisterd, kan dezen klau-
wderenroep onmiddellijk uit andere
vogelstemmen onderscheiden.
Het was inmiddels het begin van
het einde. Nog enkele dagen zag ik
de jongen in de buurt, steeds nog
trouw bewaakt en verzorgd door dc
ouders, maar einde-lijk verdwenen ze
voorgoed-
Als voorzichtige klauwieren zullen
ze wel in 'het najaar, zoo tegen Sep
tember, zijn vertrokken, den geboor
tegrond schuwend, d,ie toch geen in
secten meer opleverde.
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Hygiënische wenken voor het
Zomerseizoen.
Al doet zich ook in Juni nog dik
wijls een zeer koude wind gevoelen,
toch zai men verstandig doen, als
men zich in die maand op den komen
den zomer gaat voorbereiden. Voor
zeer vatbare en zwakke gestellen is
de overgang van jaargetijde dikwijls
verbc-nden met onwel zijn, oin niet
te zeggen: ongesteldheid of ziekte!
Daarom moet men zijn maatregelen
daartegen zooveel mogelijk treffen, in
verband met voeding en kle&ding.
Reeds in de voedingswijze moot een
klein onderscheid gemaakt worden.
Zoo vermijde men bv. overmatig vet
te spijzen, daar vet de lichaamswarm
te verhoogt, wat in den zomer dus op
z'n minst een verkwisting is, is, zóó
al niet een hoogst schadelijk iets voor
de gezondheid. Om dezelfde reden
moet men met het gebruiken van
voedsel zéér voorzichtig zijn, daar de
spijzen toch óók al weer vermeerde
ring van lichaamswarmte beduiden!
In ieder geval moeten er in den zomer
veel meer groenten en vr.uchton ge
geten worden en het vleeschgebruik
op een mini-mum gebracht.
Met de kleeddng moet men ooik be
dacht zijn op de eischen van het sei
zoen. Over het algemeen heeft het na
tuurlijk instinct den menschen ook
weer den rechten weg gewezen en de
wetenschap is met theoretische be
wijzen achterna gekomen. Zoo kleedt
men zich in den zomer met lichte stof
fen, om dat helle keuren de zonne
stralen. beter afkaatsen; bij nauwkeu
rig onderzoek is bv. gebleken, dat eên
zwarte stof dubbel zooveel warmte be
houdt, als een witte van gelijke dikte
en van gelijk weefsel. Ook kleeden we
ons in den zomer met lichte stoffen,
omdat die veel beter de lucht doorla
ten, waardoor de verdamping dor
huid dus sneller kan plaats hebben.
Om dezelfde reden beperken wij ons
to* het geringst aantal kleedingslulk-
ken en laten Alle warmtegeleiders
zooveel mogelijk achterwege. Een
zeer gewichtige vraag is langen tijd
geweest: wélke stof wel het meest ge
schikt is voor de onderkleed'ing. En
eerste vereischte was daarbij,
dat de gebruikte stof de lucht makke
lijk en snel doorliet. Linnen nu,
neemt heel gauw het zweet op, maar
wordt alsdan ondoordringbaar voor
de lucht en geeft den. drager een on
aangenaam koud' en nattig gevoel,
waardoor aveer menige verkoudheid
geriskeerd werd. Het eenige voordeel
van linnen is, dat het gauw weer
droogt. Net eender gaat 't met de rij
de. Wol daarentegen neemt het water
veel minder gauw op, en is ook in
vochtigen toc-stand nog gc-schikt om
de lucht door te laten. Daarom is het
zéér aanbevelenswaardig, zelfs met
de grootste hitte, toch vooral het flan
nel niet uit te laten. Velen beweren
echter, dat ze dit niet goed hebben
'kunnen en daarom werd al lang ge
zocht naar een soort onderkleed!ng,
die alle partijen zou voldoen en zóó
kwam het ..nethemd" Ln de. ptcde,
waarover dan weer het gewone ka
toenen hemd wordt getrokken. In-
ieder geval, zijn de geleerden het er
nog altijd niet over eens en blijven
enkele doctoren altijd volhouden, dat
wol, als onderklceding, ongezond is.
Van meer belang is de verzorging
van de huid in den zomer. Juni is de
meest geschikte maand om met kou-
do afwasschingen te beginnen, die ie
der, om dezen tijd, altijd aangenaam
aan zullen doen. En om het volhou
den is niets meer, dan een beetje
energie noodig, want moeite en tijd
komt niet eens in aanmerking. Ie
mand ,d:e zich geregeld houdt, aan
de goede gewoonte, om met een kou
de afspoeling te beginnen, zal daar
weldra de gunstige gevolgen van on
dervinden. Juist de zwakste, zenuw
achtigste patient wordt gesterkt en
gehard door een dergelijk» 'koud wa
terkuur; zijn Veerstands vermogen te
gen ziekte in het algemeen, wordt
grooter en hij voelt zicli. elastischer.
Het beste oogenblik van den dag
voor die koude afwasschirg is 's mor
gens, zoodra men opstaat Ea wie er
den tijd voor heeft, gunne zidhi nog
een paar minuten, om na de koud-
waler afspoeling onder da dekens ta
gaan. Vóóral echter goed afdrogen!
Van niet minder belang is de ven
tilatie dar woonkamer, waar vooral in
het hartje van den zomer zoo goed
voor gezorgd moet worden. Men kan
ndet genoeg deuren en vensters open
zetten juist omdat het binnentreden
,der versche lucht zoo, langzaam ge
schiedt vanwege t' gering onderscheid
In l.emi>eratuur der binnen- en bui
tenlucht!
Over het slapen met open ramen
hebben wij het vroeger al eens gehad.
MARIE VAN AMSTEL.
Een weloverlegd plaa.
(Naar het Engelsch).
Het verschil van gevoelen waardoor
de bemanning van de Vivid" in twee
vijandige kampen was verdeeld, had
al plaats gehad, voordat het schip
de haven van Folkestone had verla
ten. Aan de ééne zijde stonden Ben
jamin Fyson en Joseph Patter; aan
de andere zijde hun tegenstander Sa
muel Deneh.
De oorspronkelijke oorzaak van de
twist liep over een shilling of een mes,
ofschoon geen der betrokkenen in de
ze zaak daar heelemaal zeker van
was. Wat ook het begin er van ge-
w.eest moert zijn, een feit was het.
dat het op een openüjl.e breuk uitliep.
En nu na twee dagen van beleëdi-
gingen en hatelijke opmerkingen, liep
de Vivid de haven van Shorehaven
binnen, terwijl niets op tcekenen van
verzoening wees.
Tot nu toe was het gewoonte ge
weest dat het drietal zijn eenvoudige
genoegens deelde, maar ditmaal ver
deelden zij zich in tweeën. Fyson en
Patter gingen samen arm in arm
naar een stadskwartier. Deneh ging
juist den tegenovergestelden kant
uit.
Hij keerde dien avor.d het eerst naar
het schip terug, en toen zijn kamera
den eindelijk terugkwamen, zat hij
hen op te wachten.
Hallo, schavuit! luidde de knor
rige begroeiing van Patter. Je bant
vroeg terug. Gelukkig dat ik mijn
lessenaar op slot heb gelaten.
Zeker mol veel goeds uitgevoerd?
vroeg Fyson ui even onvriendelijk.
Tot hun verbazing, gaf Deneh geen
antwoord op deze insinuaties, maar
zat hen onderzoekend aan te staren.
Toen zei hij plotseling op familiaren
toon.
Hoor eens jongens, ik heb een
groot plan in mijn hoofd.
YVuarom breng je net dan niet
ten uitvoer? vroeg Fyson nieuwsgie
rig.
Ik kan het niet alleen doen, ant
woordde hij. Daar zijn minstens twee
of drie man voor noodig.. Anders zou
ik nu al een sigaar zitten te rooken.
Vertel ons je plan, verzocht Put-!
ter, die heel politiek een meer toe
schietelijke houding had aangeno
men. Laten wij het verleden vergeten.
Vergeven en vergeten. Vrienden moe
ten geen geheimen voor elkaar heb
ben, voegde hij er vee: be teekend aan
toe.
Nu, luister dan, zei Deneh be
reidwillig. Ik wist wel dat jelui naar
de „Lustige Zeelieden" zouden gaan
daarom zocht ik de „Vrijheidsvlag"
op. Ik was er nooit meer geweest, en
vond het er heel aardig met cemge ge
schikte halfbekwamo menschen.
Tot zoover gaat het goed, merkte
Patter op.
Nu, ik gerankte in gesprek met
een ouden kerel, die beweerde dat hij
financier was. hetgeen ik beschoir
als een mooie naam voor een woe
keraar. Ik geloof niet dat hij woe
keraar van beroep is, maar een dier
'menschen die geld klaar hebben lig
gen om de gelegenheid aan te grij
pen ,waar zij zich voordoet.
Ja juist, dat begrijp ik zei Fyson.
vol belangstelling voorover leunend.
De oude kerel was vervuld van
iets wat hij in de courant gelezen had
omtrent het vennissen van een erfge
naam, ging Deneh voori. Het schijnt
dat deze vermiste erfgenaam jaren
achtereen geen cent in de wereld be
zat, terwijl niemand wist wie hij was
en niemand hem geld wilde leenen.
Daardoor was de oude booswicht nu
heelemaal van zijn stuk gebracht
het idee dut iemand zoo n gelegenheid
om een goeden sln,g te slaan zou heb
ben laten voorbijgaan! Hij zei dat Lij
ook wel eens zoo n erfgenaam zou wil
len ontmoeten hij zou hem alles lee
nen wat hij wilde en nog veel meer.
En wat is nu je plan? vroeg Fy-
con.
Wel, ik heb ever dat alles nage
dacht, toen ik weer op het schip terug
was. Slel je eens voor, dat ik tegen
dien ouden kerel mijn naam noemde.
Stel je voor dat er een advocaat uit
Londen in de Vrijheidsvlag kwam en
naar mij vroeg, omdat ik een verniste
erfgenaam was? Slel je voor dat ik
niet den advocaat, maar den ouden
kerel ontinoel? Hij heeft gehoord dat
ik een vermiste erfgenaam ben, hij zal
mij al het geld leenen, dat ik noodig
heb en klaar zijn wij.
Na dit plan uitgelegd te hebben, zat
Deneh achterover in zijn stoel en keek
zijn kameraden aan met het uitda
gend gezicht van iemand die alle crl-
tiek aandurft.
Alles gaat goed en wel, stemde
Fyson brommend toe, maar waar
moet die advocaat vandaan komen?
Daar heb ik nu juist hulp voor
noodig, zei Deneh. Een van jelui bei
den in zijn Zoudagsche pak gesto
ken eij met den hoogen hoed op, zou
gemakkelijk voor advocaat door kun
nen gaan.
Misschien wel, en misschien ook
niet. antwoordde Fyson op raaclsel-
achtigen toon. I11 do Vrijheidsvlag zei
je, niet? merkte hij onverschillig op.
En hoe heet die oud© kerel ook weer?
Horace Martin, luidde het ant
woord. Nu, hebben jelui er zin in?
Neen, zei Fyson beslist.
Patter keek Fyson in de grootsie
verbazing aan, welke blik met een
veell)é teekenend wenkbrauwronsen
beantwoord werd.
Ja, je hebt gelijk. Ben! stemde hij
toe, dadelijk geheel in den geest van
zijn kameraad sprekend Het zou niet
eerlijk zijn.
Ja; en wij verzoeken je ons niet
meer met zulke denkbeelden lastig to
vallen, Sam Deneh, ging Fyson stijf
jes voort. Arm mogen wij zijn maar
eerlijk zijn wij ook!
Onder zulke omstandigheden bleef
er voor Deneh niets anders over dan
zijn schouders op le h3len en zich
weer in de vroegere vijandelijke hou
ding le schikken.
Maar den volgenden morgen begon
Patter met Fyson alleen over het on
derwerp van den vorigen avond.
Waarom wou je niet op dat plan
van Sam ingaan. Ren? vroeg hij. Het
was nog zoo kwaad zou ik zeggen.
Zeker niet, stemde Fyson toe.
Maar wij behoeven hem er niet in te
halen. Wij kunnen het samen wel af.
Juist, dat heeft hij verdiend! zei
Paiter. Wij zuilen hem wel loeren rnet
ons twist te zoeken!
Zonder verder een woord te verlie
zen, begonnen zij hun nelten uit te
zetten om daari' het geld van ror. l-Io-
rage Martin te .vangen. Fyson, die
c pzich nam om de rol van den advo
caat te spelen, ging naar de stad en
kocht daar een hoogen hoed, die, den
prijs in aanmerking genomen, nog in
uitstekende conditie was.
Intusschen had Patter een gesprek
met Deneh gevoerd met do bedoeling
om hem ie persuadeeren dat hij zich
niet in de Vrijheidsvlag moest vertoo-
nen. Een ongewone belangstelling
voor den goeden naam van de Vivid
aan den uag leggend, had hij Deneh
bedreigd met ui les aan Martin te zul
len bekend maken van 't snoode plan
dat tegen hem op touw werd gezet. Hij
zou hém daar in de grootste, moeilijk
heid brengen, verzekerde Patter, en
eindelijk verklaarde Deneh met tegen
zin dat hij zich niet meer in de Vrij
heidsvlag zou vertooncn,
Vroeg oi) den middag slenterde
Patter de bewuste herberg binnen, en
na onderzocht te hebben wie Martin
was, ging hij dicht bij hem zitten om
met dat heer kennis te maken.
Mijn naan. is Joe Patter, zei hij
met grooten nadruk.
Zoo! zei Martin zonder eenige be
langstelling.
Heelemaal niet ontmoedigd ging
Patter voort met allerlei détails om
trent zijn eigen persoon te vertellen,
met het doel dat mr. Martin zich zij
ner goed zou herinneren. Geboren in
Australië, zoo vertelde hij, had hij zijn
ouders nooit gekend, ofschoon hij
meende een oom in Liverpool te heb
ben, Richard Patter genaamd. Pattor
beweerde dat hij zelf altijd in Green
wich had gewoond en op zijn zestien
de jaar al op zee was gaan varen. Ein
delijk liet hij air. Martin een getalou-
eerde cirkel om zijn pols zien en toen
overtuigd dat hij voldoende zaad voor
Fyson had uitgestrooid, verliet hij de
herberg.
Precies een half uur :ater kwam
Fyson, die er meer uitzag als een rus
tend bottellen, de Vrijheidsvlag bin
nen en ging naast mr. Mart,in zitten.
—Pardon mijnheer, begon hij, maar
zou u mij ook ecu beetje va.11 dienst
kunnen zijn?
Ik heb geen schoenveters en ook
geen lucifers ncodfg! antwoordde mr.
Martin geërgerd.
Schoenveters lucifers? herhaal
de Fyson op beleedigden loon en voeg
de er met groote waardigheid aan toe.
U vergist zich, mijnheer.
Nu boordenknoopjês heb ik ook
niet noodig! zei mr. Martin op een
toon, alsof bij vond, dat er nu een
eind aan moest komen.
Pardon, luidde op waardigen
toon het antwoord van Fyson, maar
ik ben advocaat!
Advocaat? vroeg mr. Martin op
ongeloovigen toon.
Ja, advocaat' En ik kijk overal
rond naar een vermisten erfge
zei hij op verirou wel ijken toon.
Bij de uitdrukking vermiste erfge
naam", ging mr. Martin plotseling
■recht op zijn stoel zitten.
Een vermiste erfgenaam ge
naamd Jee Patter, ging Fyson voort.
Hij moet ergens hier in de start zijn,
denk ik, maar ik lean hem niet vinden.
Misschien heeft u hem ontmoet? Hij is
klein, donker en heeft een gc-tatou-
eerde cirkel om zijn pols.
Ga voort, vroeg mr. Martin be-
geerig.
Hij werd in Australië geboren,
maar woonde het grootste deel van
zijn leven in Greenwich. Hij ging naar
zee, toen hij. nog maar een jongen
van zestien jaar was. Maar een oom
van hem Richard Palter genaamd,
die pas is overleden liet Joe een ver
mogen na. Daarom doe ik mijn best
hem le vinden, maar hij schijnt hier
niet te zijn, daarom zal ik maar lie
ver ergens anders gaan zoeken.
En Fyson verliet niet weinig vel
licht het huis, terwijl mr. Martin ham
bleef nastaren.
Er ging een half uur voorbij, toen
verscheen Joseph Palter .veer
Ik hoop dat u mij wel wil excu
se© ren, mijnheer, 'merkte hij op, ter
wijl hij weer naast mr. Martin ging
zitten. Maar u ziet er zoo vriendelijk
uit en daarom ben ik teruggekomen
om uw raad in te winnen. Ik zou wel
eens willen weien waar ik wat gei l
zou kunen leenen?
Mr. Martin keerde zich om een be
keek -het gelaat van Patter an nabij.
Wil u wat geld leenen? zei hij.
Wel, hoeveel heeft u noo iig?
Twintig of dertig gulden, ant
woordde Patter gretig.
U kunt het krijgen, beloofde
Martin. Ut zal-het u zelf leenen. Sinds
u het laatst hier was, is er een
vreemde samenloop van omstandig
heden geweest. Er kwam hier ui. een
advocaat, die navraag naar u deed.
Naar mij'? riep Patter zooge-i
naarud in de grootste verbazing uit.
J3. U schijnt een fortuin geërfd
te hebben. Uw oom is overleden en
liet u zijn geld na.
Eenige oogeubiikken lang bleef Pat
ter met gebogen hoofd zitten, zijn vin
gers voor zijn oogen.
Ik zou de som nu wel tot honderd
gulden willen verhoogen, zei hij; na
tuurlijk dacht ik, dat ik u zooveel
geld nooit zou kunnen terugbetalen.
Het is wel veel, stemde mr Mar
tin toe. Maar, luister eens. ik zou er
niets tegen hebben het u te leenen,
als wij-dien advocaat konden vinden
en hij verzekerde, dat alles in orde
was.
Ik weet we:, waar ik hem zou
kunnen vinden! zei Patter begeerig.
Ik bedoel, verbeterde bij zichzelf haas
tig, ik weet wei een adres, waar hij
misschien te vinden zou zijn.
Nu, doe dan uw best hem hier ie
brengen en u zal het geld hebben, be
loofde mr. Martin. Hier is mijn adres.
Ik ga nu dadelijk naar de bank en
verwacht u over een uur ten mijnent.
Precies op tijd meldden Fyson en
Patter zich aan zijn woning aan en
werden binnen gelaten.
Welkom, heeren! zei mr. Martin
vriendelijk. Ik heb het geld voor u
klaargelegd. In goud ik dacht dat
u wel het liefst goud zou hebben. Als
u, mr. Patter, dus zoo goed wilt zijn
dit bewijs van ontvangst te teekenen,
en u mijnheer, uw naam als getuige
wilt zetten
Een minuut later was het document
klaar.
En nu, zei mr. Martin, op geheel
veranderden toon, nu gaan wij naar
de politie!
Do politie! zeiden Fyson en Pat
ter vol schrik.
Zeker! Bedriegerij 1
Fyson en Patter begonnen op hefti
ge wijze hun onschuld te betuigen.
Nonsens! antwoordde mr. Martin
flink. Ge zult mij niet ten tweeden
male bedriegen! Pas verleden week
ben ik op dezelfde wijze bij den neus
genomen. Zestig gulden is mij ontfut
seld door de mannen van de Jane
Gladys, maar zij deden het zoo voor
zichtig, dat ik ze niets heb kunnen
maken. Vermiste erfgenaam, ja ze-
ger! Gisteravond vertelde ik nog in
de Vrijheidsvlag aan een zeeman,
hoe ik door do mannen van de Jane
Gladys was bedrogen, en hij ver
baasde zich er over. hoe ik zoo groen
had kunnen zijn.
Sam Deneh! riepen Fyson en Pat
ter tegelijk uit.
Ja, zoo heette hij! zei mr. Martin.
Ik herinner het mij nu. Maar hij heeft
niets met onze zaak te maken gehad.
U behoeft niet te probeeren hier van
daan te komen, voegde hij er bij, om
dat alle deuren gesloten zijn. En laten
wij nu onze zaken verder afdoen?
Wat zou 11 er van zeggen als u mij
laten wij maar zeggen wat leen
de. als ik u met laat vervolgen?
De bondgenooten zalen in liet nauw,
en mr. Martin was blijkbaar niet in
een stemming om toegevend te zijn.
Eindelijk werd de som van tien gul
den en vijf en tachtig cent het ge
boete bézit van Fyson en Patter verte
genwoordigend op de tafel neerge
legd, cn vertrokken zij haastig.
Deneh glimlachte vriendelijk tegen
het tweetal, toen zij aan boord van de
Vivid terugkwamen.
Hoe maakt mijn vriend Martin
het? vroeg hij.
Alles behalve vriendelijk klonk het
bescheid, maar hun vreeselijke bedrei
gingen van wraak lieten Deneh koud
en doodbedaard.
0, jelui behoeft niet te denken dat
je het niii betaald kunt zetten! ant
woordde hij kalm, omdat jo het niet
kunt. De kapitein heeft mij mijn ont
slag gegeven en ik vertrek vandaag.
Vertrek je! vroegen Fyson en Pat
ter. Waarheen?
Naar Greenwich, zei Deneh. om te
probeeren mij bij de Jane Gladys te la
ten aanmonsteren.
(Nadruk verboden.)
Verhalen van een
Handelsreiziger.
Als de lezer in de tweede of in da
derde klasse van een spoortrein een
jongen man mocht onftneeten van nog
geen dertig jaar, met een gezicht dat
bijzonder is in niets, een donkergrijs
pak aan, voor welke kleur hij nu een
maal een niet veranderende voor
keur heeft, en hot bezit van een kof
fertje, dat le groot is om alleen toilet
artikelen en te klein om iets anders
dan boeken en papieren te bevat
ten, dan heeft hij mij. Willem van der
Geer gezien, reiziger iri boek- en
steendrukkerij-artikelen en dan zal
het mij aangenaam wezen, verder
met hem kennis te maken.
Want ik heb, nadat ik ongeveef
een half dozijn jaar tusschen de wie
len zat, ondervonden, dat er op reis
overvloed van gelegenheid is om van
de menschen allerlei vreemde en
merkwaardig en aandoenlijke en ko
mieke dingen te hooren, vooral in de-
derde klasse. In de tweede klasse pra
ten de menschen niet zoo gauw en in
de eerste doen ze er heelemaal het
zwijgen aan toe maar dat laatste
heb ik alleen van hooren zeggen.
Mijn patroon heeft me een abonne
ment tweede klasse gegeven, zoowel
voor de waardigheid van zijn firma
als om de overweging dat 't zou kun
nen gebeuren, dat een klant ook in
denzelfden trein tweede reisde, zöodai
er kans zou bestaan om ai sporende
nog een mooie order te veroveren.
Sinds de spoorwegen ea de handels
reizigers ontstonden, is dit altijd bet
argument geweest, dat bij de patroons
ten berde gebracht werd om een abon
nement tweede los te krijgen. Ais de
balans werd opgemaakt, zou, denk ik,
blijken, dat de zoogenaamde rollende
orders in geen enkele verhouding
staan tot het verschil in vrachtprijs
tusschen tweede en derde klasse. De
patroons weten dat ook- wel, maar zij
hebben tegenover zich zelf een argu
ment noodig en bij gebreke van eeD
beter kan dit dienst doen.
Het riekt in de derde klasse naaf
groene zeep en naar niet al te beste
tabak, in de tweede naar stof, dal zich
tusschen de kussens heeft ingedron
gen. Wat het minst prettige is weet
ik niet. maar de drukke conversatie
doet de schaal overslaan naar de
derde. Dat is de klasse waarin men
schen reizen die evenals ik van een
praatje houdenjonge predikanten,
die menschonkennis verzamelen, pro
pagandisten van allerlei beginselen
en de eigenaardige lieden, die er ge
wetenszaak van maken om niet in
zachte kussens te zitten, zoolang' zoo-
velen nog met de harde banken ge
noegen moeien nemen een opvat
ting, in 't voorbijgaan gezegd, die hen
er ook toe zou kunnen nopen om
evenals de negers in Uganda barre
voets te gaan. Ook zijn er in de derde
klasse altijd menschen, voor wie het
reizen een zeldzaamheid is en die
daarom in een praatje steun zoeken
voor hun ietwat geschokt evenwicht
en in 't algemeen herbergt de derde
de eenvoudigen van geest, die niet ge
leerd hebben hun eenvoudige gedach
ten te verbergen, alsof het kostbare
effecten waren, maar juist daarom
vaak aardige en treffende dingen
zeggen.