V
i m
IE I
geborgen in een kleine reistasch en zoo
lang ik die niet uit liet oog verloor,
behoefde ik niet ongerust te zijn.
Aan boord bad men 't over een vree-
se) ijk ongeluk, kort te voren geschied;
een schipbreuk, waarbij honderden
nienschen waren omgekomen en een
groot bedrag aan goud was verloren
gegaan. Maar er was nog een andere
reden, waarom deze reis mij n
uit 't gelieugen zal gaan.
Te Holyhead aangekomen, spoedde
ik mij naar het spoorwegstation
nam plaats in een ledigen coupé eer
ste klasse.
Reeds begon de trein zich in bewe
ging te steden, toen er nog een heer
haastig instapte; hij ging zitten op de
bank tegenover in ij, zoodat ik hem
goed kon upi emen. Zijn uiterlijk voor
komen had niet verontrustends; hij
was een jong mensch, niet meer dan
£5 jaar oud. He-, scheen mij toe, dat
kort te voren hem een zwaar verlies
moest hebbern getroffen; hierin werd
ik bevestigd door den zwaren rouw
band om zijn hoed.
Nu, hij was juist bijtijds gekomen;
ii halve minuut later, en de trein was
voor zijn neus weggestooind. Veel lust
om een gesprek aan te knoopen scheen
hij niet te hebben, althans zwijgend
bleven wij tegenover elkander zitten,
Mijn zwarte tasch lag naast me op
de bank, ik verloor haar niet uit hel
oog. Maar ik was vermoeid en ik ge
loof. dat een oogenbük de slaap mii
overmande, en toen ik met schrik ont
waakte went ik had wel degeiv'
de oogen dicht gehad was het eerst
waar ik nanr keek, mijn reistasch. Zij
lag nog ranst mij.
Men begrijpt wel. dat zij zorgvuldig
gesloten wns.
Tntusschen was mijn reisgenoot van
plaats verarderd.
De trein stopte te Chester en bleef
daar tien minuten staan, ik had be
hoefte, van deze gelegenheid te profi
teeren om even wat beweging te no
men., stapte uit met mijn tasch in de
hand ,en wandelde een paar maal
langs den trein op en neer.
Toen ik weder instapte, bleek mijn
mede-passagier op zijne beurt in den
'dut te zijn, ik stoorde hem natuurlijl
niet en de trein vertrok.
Te Crewe, waar wij weder stilhiel
den, stapte hij uit, en kwam niet te
rug.
Vermoeid als ik was, viel ik nu in
slaap, ditmaal met het handvat van
mijn kostbare reistasch in de hand, en
eerst toen wij Ie "Londen aankwamen,
ontwaakte ik. 'k Nam een cab en m
naar huis.
In mijn kantoor gekomen,
het valies, om de kostbare diamanten
in de brandkast te sluiten, er haperde
iets aan de sluiting en stelt u mijn
schrik voor, toen ik de diamanten niet
meer aantrof -- in plaats van de edele
steenen vond ik een paar stukjes nout
en ijzer, en wat ik verder vond, beves
tigde mij in het vermoeden, dat de
tasch behendig geledigd en weer aan
gevuld was.
Zoo arglistig was dit geschied, dat
zelfs rekening gehouden was met het
gewicht; waartoe moesten anders die
stukjes ijzer dienen!
Er zat niet veel anders op, dan de
zaak in handen te stellen van de poli
tie; de dectective Johnson werd in den
arm genomen, maar alle nasporingen
bleven vruchteloos.
Na dit, naar het scheen onherstel
baar, verlies was een jaar verloopen,
toen ik weder naar Dublin moest. Ik
vertrok wederom uit Londen in een
compartiment Ie klasse; zooals ik ge
woon ben, wanneer ik een grooté reis
moet doen
Niets meer had ik vernomen van
mijn verloren reistasch,
iets in mij, dat nog den moed er in
hield. Misschien wel omdat de zaak
zoo n vreemden icdruk op mij gemaakt
had en ik onwillekeurig moest geloo-
ven aan iets geheimzinnigs.
Want dat jonge mensch had dit
er uitgezien als een geslepen gau
dief? En wederom haalde ik zijn door
en door fatsoenlijk gelaat mij voor den
geest. Nochtans geen ander had
zich van de kostbare juweelen kunnen
meester inaken
Een flinke belooning had ik uitge
loofd voor hem, die ze mij zou terug
bezorgen; ik meende dus te mogen ver
trouwen, dat do politie haar best zou
blijven doen.
Ditmaal had ik alleen eene dame tot
reisgezelschap. Het was koud een
najaarsdag en zij had zich gewik
keld in een sjawl; doch daar de coupé
verwarmd was, zag zij dra zich ge
noopt, zich van den warmen doek te
ontdoen.
Door een toeval werd mijne aan
dacht getrokken door een prachtige
broche, waarin zich een portret be
vond. Toen ik scherper toezag, her
kende ik duidelijk het gelaat van den
jonkman, met wien ik een jaar te vo
ren gereisd had geen vergissing mo
gelijk; hij was het.
En zoo min twijfelde ik cr aan, dat
ik besloot, niet mijne reis te vervol
gen alvorens mij te hebben gewend
tot den detective.
Jawel, aan hetzelfde station, waar
de jonge man destijds was uitgestapt,
verliet ook de meer bejaarde dame
den trein; dit droeg er natuurlijk toe
bij, om mijn vermoeden te versterken.
Dus volgde ik haar.
Aan het station stond een rijtuig
voor haar; ik nam een huurrijtuig en
droeg den koetsier op, dal van de da-
ine te volgen. Zoo kwam ik hare wo
ning te weten; of tenminste haar ver
blijf.
Dat zij tot de voorname klasse der
maatschappij behoorde, deed mij niet
aar-zelen, trouwens, ik was bestolen
door een gentleman, in een ooupé eer
ste klasse.
Meer en meer kwam ik tot de con
clusie, dat ik nu op het goede spoor
was. en mij niet vergist had totdat
de vermaarde detective, na mij welwil
lend en geduldig te hebben aange
boord, met de ontnuchterende verze
kering kwam, dat ik op '11 dwaalspoor
was.
Bedoelde dame immers was zeer
gunstig bekend; de weduwe van een
bemiddeld officier, kort gelden haar
ontvallen, waarna zij weder een zwaar
verlies geleden had: een van haar bel
de zoons was omgekomen bij dezelfde
scheepsramp, welke op de reis zoo'n
diepen indruk op mij had gemaakt.
De andere had een janr in het buiten
land doorgebracht en zou deaer dagen
terogkomen.
Bijgevolg bracht men mij aan het'gelijk met het Instinct, dat liij voor
verstand, dat het onder deze omstan- j zichtig had ta zijn....
digheden voor de politie ondoenlijk ln zijn coupé zaten twee Engelschen,
was, in te grijpen, en ik berustte er i die gekomen waren om te zien, en die
in; al begon ik te twijfelen aan dealles met hun rustige en nieuwsgieri-
snuggerheid van Johnson, den de tec-j ge ongen beschouwden. Ze waren alle-
tive. En te Londen teruggekeerd, meen! bei dik en redeneeiden in hun taal
de ik het hoofd der politie aldaar toch telkens lvun giddboek raadplegend,
in kennis te moeten stellen met mijn dat ze met luide slem lazen, terwijl ze
vermoeden, en zoozeer betoogde ik de vermelde plaatseri telkens van het
venster uit trachtten te onderscheiden.
Plotseling, nadat de trein aan het
station van een kleine stad had stil
gehouden, kwam een Pruisisch offi
cier, Eabelkletterend, in de coupé.
Hij was een groote kerel, slank in
zijn uniform, en hij droeg een zwa
ren, vollen baard, waarvan het rossi
ge haar wel scheen te schitteren; hij
had eon groote snor, die uitgedraaid
het gezicht als het ware in tweeen
hieuw.
De Engelschen begonnen, hem da
delijk met een zekere welwillende
nieuwsgierigheid te beschouwen, ter
wijl mijnheer Dubuis deed, of hij de
krant las. Hij hield zich in zijn hoek
verscholen, als een dief, die tegen
over een veldwachter zit.
De trein zette zich weer in bewe
ging.
De Engelschen begonnen met el
kander te praten, zochten de plaat
sen, waar de veldslagen hadden
plaatsgevonden; plotseling, toen een
hunner de hand naar den horizon
uitstrekte, oin een dorp aan te wij
zen, zeide de Pruisische officier in
het Fransch, zijn lange beenen uit
strekkend:
ln dat dorp heb ik alle Fran-
scben doodgemaakt. Ik heb meer
dan honderd gevangenen gemaakt.
De Engelschen, heel belangstel
lend, vroegen dadelijk:
Hoe heet dat dorp?
De Pruis: Phalsbourg.
Hij hernam;
Ik heb die lummels van Fran-
echen bij de ooren gepakt.
Hij zag mijnheer Dubuis aan, hoog
moedig lachte hij in zijn haard.
De trein ging verder, altijd maar
langs door militairen bezette dorpen.
Men zag de Duits.che soldaten, zoo
ver de weg reikte, op de velden, aan
de hoeken der slagboomen, voor de
cafés. Zij bedekten de spoorlijn ais
sprinkhanen een Afrikaansch veld.
De officier strekte de hand uit.
Als ik het bevel had gevoerd,
zou ik Parijs hebben ingenomen, en
alles hebben verbrand; en allemaal
zou ik ze hebben doodgemaakt.
Frankrijk weggeveegd.
De Engelschen antwoordden een
voudig uit beleefdheid.
01 yes.
Hij ging voort:
Binnen twintig jaar zal heet
Europa heelemaal ons loebe-
hooren. Pruisen is sterker dan alle
maal.
De Engelschen, ongerust, ant
woordden niet meer. Hun gezichten
onbewegelijk, schenen van was tus-
schen de lange bakkebaarden. Toen
begon de Pruisische officier te la
chen. Hij lag op den rug uitgestrekt,
en sneed op. Hij bespotte het over
wonnen land, hij bespotte Oosten
rijk, dat vroeger de nederlaag had
geleden; hij bespotte de onvoldoende,
de onmachtige verdediging.
Hij zeide, dat Bismarck een ijzeren
stad zou bouwen van. meegenomen
kanonnen. En plotseling leunde hij
zijn laarzen tegen het been van den
heer Dunuis, aie zijn oogen atwena-
de, blozend tot over ue ooren.
De hngelscnen scuenen oaversclilt-
lig voor uiles te zijn geworden, ais-
of zij plotseling op nuu eiland waren
opgesloten, ver van alle geluiden der
wereld.
De officier haalde zijn pijp voor
den dag, en, terwijl hij uen rranscti-
rnari strak aanzag, zeide hij:
Heelt u geen tabak bij u?
Mijnheer Dubuis antwoordde:
Neen, mijnheer.
De Duitscher nernam:
lit verzoeit u taoaa te gaan koo-
pen, ais oe trein stilhoudt.
En hij begon opnieuw te lachen.
ili zul u een looi geven.
De trein lloot, vertraagde
gang. Men ging langs
geoouwen van een si;
gens meld uien geueel t
De Duitsciier opende
beval ueu heer Dubuis,
den arm greep:
Doe uu wat ik je gezegd lieb, i
gauw, gauw.
Een Piuisjsche uldeelmg bezette
station. Andere soldaten stonden,
hem dat hier toch wel degelijk de sleu
tel van liet geheim te vinden zoude
zijn, dat hij blijkbaar er door getrof
fen werd.
Weder verliejoen eenige dagen, toen
een heer mijn winkel binnentrad en
naar mij verwezen werd. Het was mijn
reisgenoot van weleer dadelijk hor
kende ik hem
Om opzienbaren te vermijden, ver
zocht ik hen>. mede naar achteren te
gaan, en blijkbaar zenuwachtig begon
hij:
U herinnert je zeker nog, dat u
met mij naar Crewe gereisd is?
Daar heb ik alle reden voor!
merkte ik schamper aan.
Ik niet minder. Luister. Na do
schipbreuk in de onmiddellijke nabij
heid van de kust, was ik daar heen
gegaan, in de hoop dat er iets aan
.and mocht drijven, wat een herinne
ring zou zijn aan mijn armen broe
der. Alles waf door de zee verzwolgen;
wat ik aan het strand vond, waren
slechts een paar stukjes hout met
ijzer, waarschijnlijk afkomstig
wrak althans ik borg ze in do
te reistasch, die ik bij me had.
Een zwarte tasch hadt u óók
een zwarte tasch?
Luister nu goed. Ik zag, dat u er
juist zoo een had. als ik. Heeft u te
Chester, even uitstappende, bij vergis
sing de mijne opgenomen; heb ik, toen
ik te Crewe den trein verliet, de uwe
gegrepen hoe dit zij, ik meende niet
letor te weten of ik tiad mijn eigen
tasch in handen; en tehuis gekomen
vond ik mijne moeder zwaar ziek. Zoo
kwam het dat ik de kleine tasch weg
sloot, zonder haar te hebben geopend,
en ik dacht er heelmuai niet meer
aan toen er een telegram kwam, dat
onverhoeds mij dwong, voor ge rui men
tijd op reis te gaan. Het waren finan-
<mj bezignieiden, luvoieus ze atgewiK-
Keid waren. Verbeeld u mijn verba-
ziiug toen ik. lei uggekoiuen, ternau
wernood mijne inoeuer oninelsd had,
of zij vroeg mij: Waar is d.e tasch
gebleven, die je den dag vóór je ver
trek meegenomen hebt naai- lloiy-
head? Ik moest eerst mij oriëntèeren.
Wel, ze moet nog boven in de kast
zijn die ik afgesloten heb, voordat
—Haal baar even, dus viel mijn goe
de moeder mij Ln de rede.
Ik deed het. Zij lag nog op dezelfde
plaats.
Ben je wel zeker, dat die tasch
van jou is? vroeg zij.
Verwonderd zag ik haar aan. Heb
je haar niet opengemaakt, toen je ver
leden jaar thuis kwam?
Ik meende mij te herinneren, dat ik
dit niet gedaan had.
Bereid je dan voor op een hoogst
onaangename ervaring, waarschuwde
inijn moeder en ik trachtte de tasch
te openen.
Dat is vreemd, mompelde ik,
mijn sleuteltje past er niet op!
Tlians stond de jonkman op, ging
naar voren en wenkte iemand in een
rijtuig, dat voor de deur stond.
Het was de deictive uit Crewe, dien
ik verleden jaar in den arm genomen
had; den schranderen Johnson, dien
ik kort te voren opnieuw den weg ge
wezen had...
I-Tier is de tasch, meneer; mag ik
de uwe even zien? dus wendde deze
politie ambtenaar zich tot mij; weder
was optredende met de beslistheid, dien
mannen van het vak eigen.
Ik voldeed aan zijn verlangen. Bei
de tasschen geleken precies op elkaar.
De zaak was opgehelderd; ik had mijn
diamanten terug, die veilig bewaard
geweest waren in de kast van mijn
medepassagier, en in mijn blijdschap
gaf ik den detective de uitgeloofde be
looning waarop hij eigenlijk geen
recht had.
Toch beschouwde men algemeen het
als een nieuwe lauwer voor den ver
maarden Johrsoru
richt. Zij naderden, om beter te kun
nen zien. Ze gingen rechtop staan, vol
vreugde en nieuwsgierigheid, ge ree
een weddingschap aan te gaan, wie
van .beiden zou overwinnen.
Plotseling richtte mijnheer Dubui:
zich uitgeput door een dergelijke in
spanning op. Hij ging zwijgend zit
ten.
De Pruis wierp zich niet cp hem
zoo verschrikt was hij .dof van smarf
en verbazing. Toen hij adem had ge
schept, zeide hij:
Als u mij geen rekenschap wil!
geven, zal ik u dooden.
De lieer Dubuis antwoordde:
Wanneer u wilt. Ik wil wel.
De Duitscher hernam;
Daar ligt Straatsburg, ik zal
officieren vragen, of ze mijn getuigen
willen <zijn, ik hel) den tijd, vóór d<
trein vertrekt.
De heer Dubuis. die hijgde als cei
locomotief, vroeg de Engelschen:
Wilt u mijn getuigen zijn?
Alle twee antwoordden tegelijker
tijd:
O yes! w
Eu de trein liield stil.
Bi nu en een minuut had de Pmi:
twee kameraden gevonden, die piste
'en aanbrachten, en men ging naar d-
bolwerken der stad.
De Engelschen haalden ononhoude
lijk hun horloges voor den dag, lie
lien met versnelden pas, zetten de an
deren tot haast aan, angstig, dat z*
den trein niet meer zouden halen.
Mijnheer Dubuis had nog nooit eer
pistool in handen gehad. Men plaat-
hem op twintig pas ofstands van
zijn vijand. Men vroeg liem;
Bent u klaar?'
Hij zeide: Ja, mijnheer, en hij be
merkte nog, dat een der Engelschen
zijn parapluie had opgestoken, om
zioh tegen de zon te beschutten.
Een stem beval:
Vuur.
Mijnheer Dubuis schoot, in een toe-
allige richting, zonder te wachten
en rnet verbazing bemerkte hij, dat dc
Pruis, die recht tegenover hem "nod
gestaan, wankelde, zijn armen ophief
en recht op zijn neus viel.
Hij had hem gedood.
Een der Engelschen riep een- Aob
uit, trillend van vreugde, van voldane
nieuwsgierigheid en gelukkig onge
duld. De ander, die nog altijd hef hoi
loge in de hand hield, green mijnheer
Dubuis bij den arm. en sleepte hem.
met gvmnostisolien tred mede naar
liet. station
De cerate Engelschman gaf de snel
heid aan al lnopende, de handen ge-
-'olen, de ellebogen vast aan het II-
chaatn.
Eén. twee' Eén, twee!
alle drie lienen, ondanks hun
buiken, als dri« mrirntnren in een
humoristisch tijdschrift.
De trein vertrok... Zij sprongen ln
hun coupé. Toen namen de Engel
schen hun reisjietten van hel hoofd,
zwaaiden ze heen en weer en driemaal
achter elkander riejren ze:
1-Iip, hip, hip, hoera!
Vervolgens gaven zo mijnheer Du
buis ernstig do rechterhand en gin
gen naast elkaar in hun hoekje zitten.
Satisfactie.
Die man daar in de train heeft
zijn loggen voet op mijn japon g
en er is een grooie scneur in.
Welke man, lieve?
Die man daar die lange vent,
zonder hundscnoenen aan. 'luen dc
tram stilhield, en iit er uit wiide gaan,
zette hij ziju loinj>o vlerk midden op
nnjn sleep kijk, die japon is voor-
Een tweegevecht
Door
Guy de Maupassant.
(Uit liet Fransch door I-Iermien de
Lange).
De oorlog was uit. Nog bezetten de
Duitsehers Frankrijkhet land beef
de als een overwonnen worstelaar on
der de knie van zijn overwinnaar.
Uit het ontdane, verbongeide, wan
hopige Parijs gingen de eerste treinen
het land in, tot aan de meuw-gotrok-
ken grenzen, en ze liepen met trage
vaart langs velden en dorpen. De eer
ste reizigers beschouwden door de
ruiten de vernieling alom op het land,
de verbrande dorpen. Voor de deuren
der liJizoi-, die onaangetast waren
geblcen, rookten Pruisische soldaten
niet hun zwarte helmen hun pijpen,
schrijlings op de stoelen gezeten. An
deren werkten of praatten, alsof zo
deel uitmaakten van de families. Ais
inen door de steden kwam, zag men
geheele regimenten op de pleinen, en
niettegenstaande het gerommel der
wielen, noorcie men nu en dan de rau
we commando's
Mijnheer Dubuis, die deel had uitge
maakt van de nationule Parijsche
garde gedurende de belegering, wilde
uit Zwitserland zijn vrouw en dochter
halen daarheen had hij ze, voor ue
Duitsehers Frankrijk binnentrokken,
gebracht.
Honger en ontbering hadden den
dikken buik van mijnheer Dubuis niet
in omvang deen verminderen, den
buik, dien hij in zijn kwaliteit van
rijk en vreedzaam koopman had ver
worven. Hij had de vrecselijkste ge
beurtenissen droef en lijdzaam onder
gaan, en slechts bittere woorden had
hij veil geliad voor de wreedheid der
nienschen. Thans, nu hij de grens be
reikte, zag hij voor het eerst de Prui
sen, hoewel hij op de bolwerken zLin
plicht had gedaan, en de wacht in
koude nachten had betrokken.
Met verbittering en schrik bekeek
hij al die gewapende, zwaargebaarde
mannen, dio deden alsof zo thuis wa-
en op Franschen grond, en binnen-in
zijn ziel gevoelde hij een soort koorts
onmachtige vaderlandsliefde, te-
Hij deed 't toch zeker bij onge
luk?
Neen, hij heeft 't expres gedaan.
Ais ik een man was, dan Keerde ik te
rug en riep hem ter verantwoordm;
en
Maar lieve Betsyl
En als ik een man had, die een
haar aasje moed in z'n lijf had, dan deed
verbranue hij "t voor mijl
Ue tram haa zich weer in beweging
i al stil. gesteld, doch meneer Vinkman aarzel
de deur. en de niet. Er was een beroep gedaan op
Hij bij
sprong ui ij oneer du Du is ineens Op i
perron, en niettegenstaande ue nat
snauwende genuien van den siations-
cnei, sprong nij m de naaslbijiZijnde
coupé.
Hij was alleen! Iiij deed zijn vest
oi>en, zoo klopte zijn nart, en inj veeg
de zien, hijgend, net bezweelo voor
hoofd af.
Opnieuw hield de trein stil. Eu plot
seling verscheen de officier aan de
coupé cn ging naar binnen, weldra
gevolgd door de twee Engelschen, die
uit nieuwsgierigheid medekwamen.
Do Duitscher ging tegenover den
Fransciunan zitten en zeide lachend:
Je hebt niet w illen doen, wat ik
je heb bevolen.
De heer Dubuis antwoordde;
Neen mijnheer.
De trein vertrok.
De officier zeide:
Ik zal uw snor afknippen, om
mijn pijp scnoctu te maken.
Én lijj strekte zijn Hand naar hel ge
laat van den ander uit.
De Engeischen bleven onbewegelijk.
Ze keken strak toe.
Reeds had de Duitscher een bos lia-
ren gegrepen. Toen ineens richtte mijn
heer Dubuio zich op. Hij hield zijn
arm vast, greep hem bij de keel en
duwde hem op de bank terug; Ver
volgens, gek van drift, zijn slapen op
gezwollen, ziju oogen vol van bloed,
begon hij er met do vrije vuist op los
te slaan. De Pruis worstelde tegen,
trachtte zijn sabel los te wringen, zich;
aan zijn tegenstander te ontworste
len. Mijnheer Dubuis verpletterde licm
met het geweldige gewicht van zijn
buik, cn sloeg, sloeg voortdurend,
zonder adem te scheppen, zonder te
weten, waar de slagen vielen. Het
bloed vloeide. De Duitscher, bijna ge
smoord, hijgde, knarste met zijn tan
den, trachtte, doch tevergeefs, den
zwaren, opgewonden man, dio hen
'oeg, van zich af te schudden.
De Engelschen hadden zich opge-
ziju mannenmoed door zijn vrouw,
die niet malsch was. Zijn eer, als kam
pioen voor de eer van de familie, was
er mede gemoeid. Hij rende de tram
achterna, haalde haar in en sprong
er op.
Is u de man die zoo even mijn
vrouw op haar japon getrapt heeft?
vroeg hij hooghartig aan den langen
man met roode snor en geen hand
schoenen aan.
Was dat jouw vrouw, die daar
juist de tram verliet? vroeg liet heer
schap iriet de roode snor.
Mijne vrouw, meneer.
Als ik op haar japon getrapt heb,
dan wist ik 't niet.
Ze zei, dat u 't expres gedaan
heeft.
Als ze een man was, dan zou ik
haar dwingen om die woorden terug
te nemen, verslaan?
Nu, meneer, ik ben haar echtge
noot en ik ben een man.
Dnn maakt u wel wat veel drukte
van zoo'n klein ongelukje! en hij keek
op meneer Vinkman neer.
Deze heer begon zich op te winden.
Ik noem zulke kleine ongelukjes
dan anders.
Kom, ik wil geen herrie met
hebben. Als ze hier was, zou ik haar
excuus vragen.
U zal mij excuus vragen, meneer!
riep Vinkman uit. die strijdlustig be
gon te worden. U zal mij je excuses
aanbiedeD. of arders
Nu, anders?
Zal ik je om de ooren slaan?
Jou kleine muskiet, begin je zóó?
schreeuwde de man met de roode snor,
nu in zijn volle lengte zich oprichten
de; als je niet dadelijk ma niet, dat je
weg komt, zal ik jou de ooren eens
vvassclien!
Meneer Vinkman's antwoord was
dat hij zijn hand uitstak en die kwam
in onzachte aanraking met andermans
kinnebak. Do eerstvolgende twee of
drie minuten waren voor den heer
Vinkman als een droom. Flauw her
innerde hij naderhand zich de gewaar
wordingen van iemand, die van de
eene zijde der tram naar de andere
gesmeten werd, met zijn hoofd togen
de zoldering kwam, ronddraaide om
zijn eigen as, als 't ware open en dicht
ging als 'n zakmes en werd
als hi voetbal. Het suisde hein in de
ooren, vuurstralen schoten uit zijne
oogen en een odeur als van sulfer
vervulde de lucht. Vrouwen gilden,
mannen trokken, zich terug en er was
een algemeen© beweging naar den uit
gang.
Toen zijne explicatie met den man.
zonder handschoenen aan die hem
dan ook „zonder handschoenen aange
pakt had was afgeloopen, was de
heer Vinkman gezeten midden op
straat, llij was alleen. De tram ging
daar ginds den hoek om. Met moeite
richtte hij zich op en trachtte hij zijn
gedachten te verzamelen. Langzaam
kwam hij tol het besef, wat er al zoo
net hem was voorgevallen en hij lieer-
Ie, met loome schreden en merkbaar
kreupel, terug naar de plek, waar zijn
'rouw met heroïsche kalmte op hem
kond te wachten. Zijn hoed was bij
kwijt, zijn jas was van achteren open
gescheurd, zijn neus was tweemaal
;oo omvangrijk als anders, zijn hals-
noord hing lusteloos over zijn schou
der, één oeg was dicht en hij was van
't hoofd tot de voeten bestoven en ont-
ramponeerd.
Heb je dien lomperd satisfactie
;evraagd? vroeg mevrouw Vinkman,
er wijl hij nu naar liaar toe strompel
de.
O ja. gaf hij ten antwoord, met
^en loenschen blik uit het bruikbare
oog op haar; -- gevraagd en gekre-
'en! Ik hoon dat je nu even voldaan
bent als ik. Is er soms nog een, die
>n je sleep getrapt heeft, wijs liem mij
'i\n; of heeR iemand soms 'n ougepas-
en blik op Je geworpen, terwijl ik daar
ven bezig wns? Zoo ja, ik ben berend,
ring hij voort met een ijzing wekken -
-'e kalmte. ben* weder ter verant-
oording fe roeren, mevrouw! Is hrt
u soms aangenaam, ais ik nog iemand
anders, 2 meter lang en zonder hand-
;chpenen aan, onder handen neem,
omdat hii zich vermeet, in dezelfde
tad to wónen en dezelfde lucht in te
idemen als u? IJ weet niemand voor
t oogenbük? Laat ons dan onzen weg
vervolgen, mevrouw; met uw vergun-
ling zal uw kampioen u chaperon nee-
ren naar huis.
En, op eenigen afstand gevolgd door
mevrouw Vinkman, hobbelde hij voort
over H plaveisel.
HOE HIJ REISDE.
Ik hoorde laatst een dwaze geschie
denis.
Een gezelschap, uit tien vrienden
beslaande, keerde na een gezellgen
dag, in Arnhem doorgebracht, terug
naar zijn woonplaats; men vulde
juist een coupé 2e klasse.
Nauwelijks gezeten, liet een hun
ner onbewust zijn kaartje vallen; hij,
die naast hem zat, raapte ongemerkt
het op en stak hel bij zich.
Kaartjes gereed houden riep hij
niet stentorstem, toen de conducteur,
die de plaatskaartjes knipte, in aan
tocht was.
Ik heb mijn biljet verlaren I riep
•eerstbedoelde reiziger en hij zocht t
haalde al zijn zakken uit, en vond
niets.
Gaiiw onder de bank, maande
zijn buurman aan.
De ander aarzelde en bleef zoeken.
Haast je wat daar komt de
conducteur
En onder de bank kroop hij, die
zijn kaartje verloren had.
Toen dc controleur werkelijk kwam
opdagen, werden tien kaartjes hem
overhandigd, cn nadat hij de neuzen
geteld had, merkte hij aan
Wel, ik zie maar negen lieereu
u geeft me tien plaatskaartjes.
Jawel, gaf de lieve vriend ten
antwoord; een van ons ligt onder du
bank hij prefereert die manier van
reizen.
De verontwaardiging van 't slacht
offer kan men beter zicli verbeelden
dan beschrijven,
EEN GEVAARLIJKE VORSTIN.
Een actrice, die door oen samenloop
in omstandigheden eenigen lijd niot
kon optreden, had een deel van haar
kostbare garderobe met* jieper be
strooid, om haar tegen de motten te
beveiligen.
Onverhoeds werd zij aangezocht, de
rol van koningin in „Hamlet" te ver
vullen.
Zonder de noodige aandacht aan
haar voorbehoedmiddel te wijden,
trad zij op in haar koninklijk plecht
gewaad en dit optreden had een ver
wonderlijk effect.
De koning, na krachtig aan de aan
vechting weerstand te hebben gebo
den, kreeg opeens een niesbui, die het
looneel deed daveren. Al de hovelin
gen en eeredames volgden plichtma
tig liet doorluchtig gegeven voor
beeld.
Ilamlet kwam op met een in waar
heid subliem tragedisch voorkomen
maar toen hij in de onmiddellijke na
bijheid van de kostelijke robe geko
men was, toen waren aanhoudende
niesbuien het eenige, wat het publiek
van hem te hooren kreeg.
Onder een algemeen genies voor het
voetlicht, tot verbazing van de toe
schouwers, zag men zich genoodzaakt,
het gordijn te laten vallen. Men
dacht, dat de geheele hofhouding epi
demisch verkouden geworden was.
VERZWARENDE OMSTANDIG
HEID.
Uit de rechtszaal.
Iedere poging, om do beide
buurvrouwen te verzoenen, leed schip
breuk op den hoogmoderncn hoed der
beklaagde.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCTIE DAMCLUB.
Allo correspondentie, dozo rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat34. Telephoon 1543.
Probleem No. 478
van T. C. N.
Ie Publicatie.
Zwart
Zwart G schijven op: 6, 9, 11, 16, 38, 39 en 2 dammen op 30 en 45.
Wit G schijven op: 12, 21, 27, 28, 31, 41 en 2 dammen op 5 en 10.
Eindspel No. 479,
van P. J. EYPE.
Ie Publicatie.
L
V6
Zwart 3 schijven op: 9, 15 en 38.
Wit 2 schijven op: 24, 50 en dam op 26.
Oplossingen worden gaarne inge-
wactit aan bovengenoemd adres, uiter
lijk Dinsdag 22 Juli a.s.
De verschillende varianten in het
eindspel moeten aangegeven worden
cn dus ook de zetten van wit zoowel
als zwart.
Oplossing van probleem no. 474, van
den auteur, wit: 40—34, zwart 3039
gedwongen, w.: 4540, 4843, 40—34,
34 5!
2e oplossing, wit 40—34, zwart 30 39
gedwongen, wit 48—43, zwart 39 48
godwongen, wit 3530, 3025, 25 5!
Oplossing van probleem No. 475, van
den auteur: wit 2823, 23 1, 48 37,
30 25, 47-42, 40-34, 35 21
Goede oplossingen ontvingen wij van
de heeren: R. Bouw, P. J. Eype, J.
Jucobson Az., J. Lustenouwor, W. .T.
A. Matla, P. Moileraa, J. W. Tieskens,
M. Razen Sr., T. C. N.
CORRESPONDENTIE.
T. C. N. Vriendelijk dank voor de
gezonden problemen, een is heden ge
plaatst, het Madprobleein schijnt even
wel niet goed door u opgegeven te
zijn. U wilt dit zeker nog wel eens na-
J. L. te A. Uwe 2e oplossing van
probleem no. 475 is niet goed. de wit
te dam op_2 kan niet wegkomen en
wordt inet opoffering van 2 zwarte
schijven dadelijk gevangen, terwijl
het \erdere spel dan tet remise voert.