V i m IE I geborgen in een kleine reistasch en zoo lang ik die niet uit liet oog verloor, behoefde ik niet ongerust te zijn. Aan boord bad men 't over een vree- se) ijk ongeluk, kort te voren geschied; een schipbreuk, waarbij honderden nienschen waren omgekomen en een groot bedrag aan goud was verloren gegaan. Maar er was nog een andere reden, waarom deze reis mij n uit 't gelieugen zal gaan. Te Holyhead aangekomen, spoedde ik mij naar het spoorwegstation nam plaats in een ledigen coupé eer ste klasse. Reeds begon de trein zich in bewe ging te steden, toen er nog een heer haastig instapte; hij ging zitten op de bank tegenover in ij, zoodat ik hem goed kon upi emen. Zijn uiterlijk voor komen had niet verontrustends; hij was een jong mensch, niet meer dan £5 jaar oud. He-, scheen mij toe, dat kort te voren hem een zwaar verlies moest hebbern getroffen; hierin werd ik bevestigd door den zwaren rouw band om zijn hoed. Nu, hij was juist bijtijds gekomen; ii halve minuut later, en de trein was voor zijn neus weggestooind. Veel lust om een gesprek aan te knoopen scheen hij niet te hebben, althans zwijgend bleven wij tegenover elkander zitten, Mijn zwarte tasch lag naast me op de bank, ik verloor haar niet uit hel oog. Maar ik was vermoeid en ik ge loof. dat een oogenbük de slaap mii overmande, en toen ik met schrik ont waakte went ik had wel degeiv' de oogen dicht gehad was het eerst waar ik nanr keek, mijn reistasch. Zij lag nog ranst mij. Men begrijpt wel. dat zij zorgvuldig gesloten wns. Tntusschen was mijn reisgenoot van plaats verarderd. De trein stopte te Chester en bleef daar tien minuten staan, ik had be hoefte, van deze gelegenheid te profi teeren om even wat beweging te no men., stapte uit met mijn tasch in de hand ,en wandelde een paar maal langs den trein op en neer. Toen ik weder instapte, bleek mijn mede-passagier op zijne beurt in den 'dut te zijn, ik stoorde hem natuurlijl niet en de trein vertrok. Te Crewe, waar wij weder stilhiel den, stapte hij uit, en kwam niet te rug. Vermoeid als ik was, viel ik nu in slaap, ditmaal met het handvat van mijn kostbare reistasch in de hand, en eerst toen wij Ie "Londen aankwamen, ontwaakte ik. 'k Nam een cab en m naar huis. In mijn kantoor gekomen, het valies, om de kostbare diamanten in de brandkast te sluiten, er haperde iets aan de sluiting en stelt u mijn schrik voor, toen ik de diamanten niet meer aantrof -- in plaats van de edele steenen vond ik een paar stukjes nout en ijzer, en wat ik verder vond, beves tigde mij in het vermoeden, dat de tasch behendig geledigd en weer aan gevuld was. Zoo arglistig was dit geschied, dat zelfs rekening gehouden was met het gewicht; waartoe moesten anders die stukjes ijzer dienen! Er zat niet veel anders op, dan de zaak in handen te stellen van de poli tie; de dectective Johnson werd in den arm genomen, maar alle nasporingen bleven vruchteloos. Na dit, naar het scheen onherstel baar, verlies was een jaar verloopen, toen ik weder naar Dublin moest. Ik vertrok wederom uit Londen in een compartiment Ie klasse; zooals ik ge woon ben, wanneer ik een grooté reis moet doen Niets meer had ik vernomen van mijn verloren reistasch, iets in mij, dat nog den moed er in hield. Misschien wel omdat de zaak zoo n vreemden icdruk op mij gemaakt had en ik onwillekeurig moest geloo- ven aan iets geheimzinnigs. Want dat jonge mensch had dit er uitgezien als een geslepen gau dief? En wederom haalde ik zijn door en door fatsoenlijk gelaat mij voor den geest. Nochtans geen ander had zich van de kostbare juweelen kunnen meester inaken Een flinke belooning had ik uitge loofd voor hem, die ze mij zou terug bezorgen; ik meende dus te mogen ver trouwen, dat do politie haar best zou blijven doen. Ditmaal had ik alleen eene dame tot reisgezelschap. Het was koud een najaarsdag en zij had zich gewik keld in een sjawl; doch daar de coupé verwarmd was, zag zij dra zich ge noopt, zich van den warmen doek te ontdoen. Door een toeval werd mijne aan dacht getrokken door een prachtige broche, waarin zich een portret be vond. Toen ik scherper toezag, her kende ik duidelijk het gelaat van den jonkman, met wien ik een jaar te vo ren gereisd had geen vergissing mo gelijk; hij was het. En zoo min twijfelde ik cr aan, dat ik besloot, niet mijne reis te vervol gen alvorens mij te hebben gewend tot den detective. Jawel, aan hetzelfde station, waar de jonge man destijds was uitgestapt, verliet ook de meer bejaarde dame den trein; dit droeg er natuurlijk toe bij, om mijn vermoeden te versterken. Dus volgde ik haar. Aan het station stond een rijtuig voor haar; ik nam een huurrijtuig en droeg den koetsier op, dal van de da- ine te volgen. Zoo kwam ik hare wo ning te weten; of tenminste haar ver blijf. Dat zij tot de voorname klasse der maatschappij behoorde, deed mij niet aar-zelen, trouwens, ik was bestolen door een gentleman, in een ooupé eer ste klasse. Meer en meer kwam ik tot de con clusie, dat ik nu op het goede spoor was. en mij niet vergist had totdat de vermaarde detective, na mij welwil lend en geduldig te hebben aange boord, met de ontnuchterende verze kering kwam, dat ik op '11 dwaalspoor was. Bedoelde dame immers was zeer gunstig bekend; de weduwe van een bemiddeld officier, kort gelden haar ontvallen, waarna zij weder een zwaar verlies geleden had: een van haar bel de zoons was omgekomen bij dezelfde scheepsramp, welke op de reis zoo'n diepen indruk op mij had gemaakt. De andere had een janr in het buiten land doorgebracht en zou deaer dagen terogkomen. Bijgevolg bracht men mij aan het'gelijk met het Instinct, dat liij voor verstand, dat het onder deze omstan- j zichtig had ta zijn.... digheden voor de politie ondoenlijk ln zijn coupé zaten twee Engelschen, was, in te grijpen, en ik berustte er i die gekomen waren om te zien, en die in; al begon ik te twijfelen aan dealles met hun rustige en nieuwsgieri- snuggerheid van Johnson, den de tec-j ge ongen beschouwden. Ze waren alle- tive. En te Londen teruggekeerd, meen! bei dik en redeneeiden in hun taal de ik het hoofd der politie aldaar toch telkens lvun giddboek raadplegend, in kennis te moeten stellen met mijn dat ze met luide slem lazen, terwijl ze vermoeden, en zoozeer betoogde ik de vermelde plaatseri telkens van het venster uit trachtten te onderscheiden. Plotseling, nadat de trein aan het station van een kleine stad had stil gehouden, kwam een Pruisisch offi cier, Eabelkletterend, in de coupé. Hij was een groote kerel, slank in zijn uniform, en hij droeg een zwa ren, vollen baard, waarvan het rossi ge haar wel scheen te schitteren; hij had eon groote snor, die uitgedraaid het gezicht als het ware in tweeen hieuw. De Engelschen begonnen, hem da delijk met een zekere welwillende nieuwsgierigheid te beschouwen, ter wijl mijnheer Dubuis deed, of hij de krant las. Hij hield zich in zijn hoek verscholen, als een dief, die tegen over een veldwachter zit. De trein zette zich weer in bewe ging. De Engelschen begonnen met el kander te praten, zochten de plaat sen, waar de veldslagen hadden plaatsgevonden; plotseling, toen een hunner de hand naar den horizon uitstrekte, oin een dorp aan te wij zen, zeide de Pruisische officier in het Fransch, zijn lange beenen uit strekkend: ln dat dorp heb ik alle Fran- scben doodgemaakt. Ik heb meer dan honderd gevangenen gemaakt. De Engelschen, heel belangstel lend, vroegen dadelijk: Hoe heet dat dorp? De Pruis: Phalsbourg. Hij hernam; Ik heb die lummels van Fran- echen bij de ooren gepakt. Hij zag mijnheer Dubuis aan, hoog moedig lachte hij in zijn haard. De trein ging verder, altijd maar langs door militairen bezette dorpen. Men zag de Duits.che soldaten, zoo ver de weg reikte, op de velden, aan de hoeken der slagboomen, voor de cafés. Zij bedekten de spoorlijn ais sprinkhanen een Afrikaansch veld. De officier strekte de hand uit. Als ik het bevel had gevoerd, zou ik Parijs hebben ingenomen, en alles hebben verbrand; en allemaal zou ik ze hebben doodgemaakt. Frankrijk weggeveegd. De Engelschen antwoordden een voudig uit beleefdheid. 01 yes. Hij ging voort: Binnen twintig jaar zal heet Europa heelemaal ons loebe- hooren. Pruisen is sterker dan alle maal. De Engelschen, ongerust, ant woordden niet meer. Hun gezichten onbewegelijk, schenen van was tus- schen de lange bakkebaarden. Toen begon de Pruisische officier te la chen. Hij lag op den rug uitgestrekt, en sneed op. Hij bespotte het over wonnen land, hij bespotte Oosten rijk, dat vroeger de nederlaag had geleden; hij bespotte de onvoldoende, de onmachtige verdediging. Hij zeide, dat Bismarck een ijzeren stad zou bouwen van. meegenomen kanonnen. En plotseling leunde hij zijn laarzen tegen het been van den heer Dunuis, aie zijn oogen atwena- de, blozend tot over ue ooren. De hngelscnen scuenen oaversclilt- lig voor uiles te zijn geworden, ais- of zij plotseling op nuu eiland waren opgesloten, ver van alle geluiden der wereld. De officier haalde zijn pijp voor den dag, en, terwijl hij uen rranscti- rnari strak aanzag, zeide hij: Heelt u geen tabak bij u? Mijnheer Dubuis antwoordde: Neen, mijnheer. De Duitscher nernam: lit verzoeit u taoaa te gaan koo- pen, ais oe trein stilhoudt. En hij begon opnieuw te lachen. ili zul u een looi geven. De trein lloot, vertraagde gang. Men ging langs geoouwen van een si; gens meld uien geueel t De Duitsciier opende beval ueu heer Dubuis, den arm greep: Doe uu wat ik je gezegd lieb, i gauw, gauw. Een Piuisjsche uldeelmg bezette station. Andere soldaten stonden, hem dat hier toch wel degelijk de sleu tel van liet geheim te vinden zoude zijn, dat hij blijkbaar er door getrof fen werd. Weder verliejoen eenige dagen, toen een heer mijn winkel binnentrad en naar mij verwezen werd. Het was mijn reisgenoot van weleer dadelijk hor kende ik hem Om opzienbaren te vermijden, ver zocht ik hen>. mede naar achteren te gaan, en blijkbaar zenuwachtig begon hij: U herinnert je zeker nog, dat u met mij naar Crewe gereisd is? Daar heb ik alle reden voor! merkte ik schamper aan. Ik niet minder. Luister. Na do schipbreuk in de onmiddellijke nabij heid van de kust, was ik daar heen gegaan, in de hoop dat er iets aan .and mocht drijven, wat een herinne ring zou zijn aan mijn armen broe der. Alles waf door de zee verzwolgen; wat ik aan het strand vond, waren slechts een paar stukjes hout met ijzer, waarschijnlijk afkomstig wrak althans ik borg ze in do te reistasch, die ik bij me had. Een zwarte tasch hadt u óók een zwarte tasch? Luister nu goed. Ik zag, dat u er juist zoo een had. als ik. Heeft u te Chester, even uitstappende, bij vergis sing de mijne opgenomen; heb ik, toen ik te Crewe den trein verliet, de uwe gegrepen hoe dit zij, ik meende niet letor te weten of ik tiad mijn eigen tasch in handen; en tehuis gekomen vond ik mijne moeder zwaar ziek. Zoo kwam het dat ik de kleine tasch weg sloot, zonder haar te hebben geopend, en ik dacht er heelmuai niet meer aan toen er een telegram kwam, dat onverhoeds mij dwong, voor ge rui men tijd op reis te gaan. Het waren finan- <mj bezignieiden, luvoieus ze atgewiK- Keid waren. Verbeeld u mijn verba- ziiug toen ik. lei uggekoiuen, ternau wernood mijne inoeuer oninelsd had, of zij vroeg mij: Waar is d.e tasch gebleven, die je den dag vóór je ver trek meegenomen hebt naai- lloiy- head? Ik moest eerst mij oriëntèeren. Wel, ze moet nog boven in de kast zijn die ik afgesloten heb, voordat —Haal baar even, dus viel mijn goe de moeder mij Ln de rede. Ik deed het. Zij lag nog op dezelfde plaats. Ben je wel zeker, dat die tasch van jou is? vroeg zij. Verwonderd zag ik haar aan. Heb je haar niet opengemaakt, toen je ver leden jaar thuis kwam? Ik meende mij te herinneren, dat ik dit niet gedaan had. Bereid je dan voor op een hoogst onaangename ervaring, waarschuwde inijn moeder en ik trachtte de tasch te openen. Dat is vreemd, mompelde ik, mijn sleuteltje past er niet op! Tlians stond de jonkman op, ging naar voren en wenkte iemand in een rijtuig, dat voor de deur stond. Het was de deictive uit Crewe, dien ik verleden jaar in den arm genomen had; den schranderen Johnson, dien ik kort te voren opnieuw den weg ge wezen had... I-Tier is de tasch, meneer; mag ik de uwe even zien? dus wendde deze politie ambtenaar zich tot mij; weder was optredende met de beslistheid, dien mannen van het vak eigen. Ik voldeed aan zijn verlangen. Bei de tasschen geleken precies op elkaar. De zaak was opgehelderd; ik had mijn diamanten terug, die veilig bewaard geweest waren in de kast van mijn medepassagier, en in mijn blijdschap gaf ik den detective de uitgeloofde be looning waarop hij eigenlijk geen recht had. Toch beschouwde men algemeen het als een nieuwe lauwer voor den ver maarden Johrsoru richt. Zij naderden, om beter te kun nen zien. Ze gingen rechtop staan, vol vreugde en nieuwsgierigheid, ge ree een weddingschap aan te gaan, wie van .beiden zou overwinnen. Plotseling richtte mijnheer Dubui: zich uitgeput door een dergelijke in spanning op. Hij ging zwijgend zit ten. De Pruis wierp zich niet cp hem zoo verschrikt was hij .dof van smarf en verbazing. Toen hij adem had ge schept, zeide hij: Als u mij geen rekenschap wil! geven, zal ik u dooden. De lieer Dubuis antwoordde: Wanneer u wilt. Ik wil wel. De Duitscher hernam; Daar ligt Straatsburg, ik zal officieren vragen, of ze mijn getuigen willen <zijn, ik hel) den tijd, vóór d< trein vertrekt. De heer Dubuis. die hijgde als cei locomotief, vroeg de Engelschen: Wilt u mijn getuigen zijn? Alle twee antwoordden tegelijker tijd: O yes! w Eu de trein liield stil. Bi nu en een minuut had de Pmi: twee kameraden gevonden, die piste 'en aanbrachten, en men ging naar d- bolwerken der stad. De Engelschen haalden ononhoude lijk hun horloges voor den dag, lie lien met versnelden pas, zetten de an deren tot haast aan, angstig, dat z* den trein niet meer zouden halen. Mijnheer Dubuis had nog nooit eer pistool in handen gehad. Men plaat- hem op twintig pas ofstands van zijn vijand. Men vroeg liem; Bent u klaar?' Hij zeide: Ja, mijnheer, en hij be merkte nog, dat een der Engelschen zijn parapluie had opgestoken, om zioh tegen de zon te beschutten. Een stem beval: Vuur. Mijnheer Dubuis schoot, in een toe- allige richting, zonder te wachten en rnet verbazing bemerkte hij, dat dc Pruis, die recht tegenover hem "nod gestaan, wankelde, zijn armen ophief en recht op zijn neus viel. Hij had hem gedood. Een der Engelschen riep een- Aob uit, trillend van vreugde, van voldane nieuwsgierigheid en gelukkig onge duld. De ander, die nog altijd hef hoi loge in de hand hield, green mijnheer Dubuis bij den arm. en sleepte hem. met gvmnostisolien tred mede naar liet. station De cerate Engelschman gaf de snel heid aan al lnopende, de handen ge- -'olen, de ellebogen vast aan het II- chaatn. Eén. twee' Eén, twee! alle drie lienen, ondanks hun buiken, als dri« mrirntnren in een humoristisch tijdschrift. De trein vertrok... Zij sprongen ln hun coupé. Toen namen de Engel schen hun reisjietten van hel hoofd, zwaaiden ze heen en weer en driemaal achter elkander riejren ze: 1-Iip, hip, hip, hoera! Vervolgens gaven zo mijnheer Du buis ernstig do rechterhand en gin gen naast elkaar in hun hoekje zitten. Satisfactie. Die man daar in de train heeft zijn loggen voet op mijn japon g en er is een grooie scneur in. Welke man, lieve? Die man daar die lange vent, zonder hundscnoenen aan. 'luen dc tram stilhield, en iit er uit wiide gaan, zette hij ziju loinj>o vlerk midden op nnjn sleep kijk, die japon is voor- Een tweegevecht Door Guy de Maupassant. (Uit liet Fransch door I-Iermien de Lange). De oorlog was uit. Nog bezetten de Duitsehers Frankrijkhet land beef de als een overwonnen worstelaar on der de knie van zijn overwinnaar. Uit het ontdane, verbongeide, wan hopige Parijs gingen de eerste treinen het land in, tot aan de meuw-gotrok- ken grenzen, en ze liepen met trage vaart langs velden en dorpen. De eer ste reizigers beschouwden door de ruiten de vernieling alom op het land, de verbrande dorpen. Voor de deuren der liJizoi-, die onaangetast waren geblcen, rookten Pruisische soldaten niet hun zwarte helmen hun pijpen, schrijlings op de stoelen gezeten. An deren werkten of praatten, alsof zo deel uitmaakten van de families. Ais inen door de steden kwam, zag men geheele regimenten op de pleinen, en niettegenstaande het gerommel der wielen, noorcie men nu en dan de rau we commando's Mijnheer Dubuis, die deel had uitge maakt van de nationule Parijsche garde gedurende de belegering, wilde uit Zwitserland zijn vrouw en dochter halen daarheen had hij ze, voor ue Duitsehers Frankrijk binnentrokken, gebracht. Honger en ontbering hadden den dikken buik van mijnheer Dubuis niet in omvang deen verminderen, den buik, dien hij in zijn kwaliteit van rijk en vreedzaam koopman had ver worven. Hij had de vrecselijkste ge beurtenissen droef en lijdzaam onder gaan, en slechts bittere woorden had hij veil geliad voor de wreedheid der nienschen. Thans, nu hij de grens be reikte, zag hij voor het eerst de Prui sen, hoewel hij op de bolwerken zLin plicht had gedaan, en de wacht in koude nachten had betrokken. Met verbittering en schrik bekeek hij al die gewapende, zwaargebaarde mannen, dio deden alsof zo thuis wa- en op Franschen grond, en binnen-in zijn ziel gevoelde hij een soort koorts onmachtige vaderlandsliefde, te- Hij deed 't toch zeker bij onge luk? Neen, hij heeft 't expres gedaan. Ais ik een man was, dan Keerde ik te rug en riep hem ter verantwoordm; en Maar lieve Betsyl En als ik een man had, die een haar aasje moed in z'n lijf had, dan deed verbranue hij "t voor mijl Ue tram haa zich weer in beweging i al stil. gesteld, doch meneer Vinkman aarzel de deur. en de niet. Er was een beroep gedaan op Hij bij sprong ui ij oneer du Du is ineens Op i perron, en niettegenstaande ue nat snauwende genuien van den siations- cnei, sprong nij m de naaslbijiZijnde coupé. Hij was alleen! Iiij deed zijn vest oi>en, zoo klopte zijn nart, en inj veeg de zien, hijgend, net bezweelo voor hoofd af. Opnieuw hield de trein stil. Eu plot seling verscheen de officier aan de coupé cn ging naar binnen, weldra gevolgd door de twee Engelschen, die uit nieuwsgierigheid medekwamen. Do Duitscher ging tegenover den Fransciunan zitten en zeide lachend: Je hebt niet w illen doen, wat ik je heb bevolen. De heer Dubuis antwoordde; Neen mijnheer. De trein vertrok. De officier zeide: Ik zal uw snor afknippen, om mijn pijp scnoctu te maken. Én lijj strekte zijn Hand naar hel ge laat van den ander uit. De Engeischen bleven onbewegelijk. Ze keken strak toe. Reeds had de Duitscher een bos lia- ren gegrepen. Toen ineens richtte mijn heer Dubuio zich op. Hij hield zijn arm vast, greep hem bij de keel en duwde hem op de bank terug; Ver volgens, gek van drift, zijn slapen op gezwollen, ziju oogen vol van bloed, begon hij er met do vrije vuist op los te slaan. De Pruis worstelde tegen, trachtte zijn sabel los te wringen, zich; aan zijn tegenstander te ontworste len. Mijnheer Dubuis verpletterde licm met het geweldige gewicht van zijn buik, cn sloeg, sloeg voortdurend, zonder adem te scheppen, zonder te weten, waar de slagen vielen. Het bloed vloeide. De Duitscher, bijna ge smoord, hijgde, knarste met zijn tan den, trachtte, doch tevergeefs, den zwaren, opgewonden man, dio hen 'oeg, van zich af te schudden. De Engelschen hadden zich opge- ziju mannenmoed door zijn vrouw, die niet malsch was. Zijn eer, als kam pioen voor de eer van de familie, was er mede gemoeid. Hij rende de tram achterna, haalde haar in en sprong er op. Is u de man die zoo even mijn vrouw op haar japon getrapt heeft? vroeg hij hooghartig aan den langen man met roode snor en geen hand schoenen aan. Was dat jouw vrouw, die daar juist de tram verliet? vroeg liet heer schap iriet de roode snor. Mijne vrouw, meneer. Als ik op haar japon getrapt heb, dan wist ik 't niet. Ze zei, dat u 't expres gedaan heeft. Als ze een man was, dan zou ik haar dwingen om die woorden terug te nemen, verslaan? Nu, meneer, ik ben haar echtge noot en ik ben een man. Dnn maakt u wel wat veel drukte van zoo'n klein ongelukje! en hij keek op meneer Vinkman neer. Deze heer begon zich op te winden. Ik noem zulke kleine ongelukjes dan anders. Kom, ik wil geen herrie met hebben. Als ze hier was, zou ik haar excuus vragen. U zal mij excuus vragen, meneer! riep Vinkman uit. die strijdlustig be gon te worden. U zal mij je excuses aanbiedeD. of arders Nu, anders? Zal ik je om de ooren slaan? Jou kleine muskiet, begin je zóó? schreeuwde de man met de roode snor, nu in zijn volle lengte zich oprichten de; als je niet dadelijk ma niet, dat je weg komt, zal ik jou de ooren eens vvassclien! Meneer Vinkman's antwoord was dat hij zijn hand uitstak en die kwam in onzachte aanraking met andermans kinnebak. Do eerstvolgende twee of drie minuten waren voor den heer Vinkman als een droom. Flauw her innerde hij naderhand zich de gewaar wordingen van iemand, die van de eene zijde der tram naar de andere gesmeten werd, met zijn hoofd togen de zoldering kwam, ronddraaide om zijn eigen as, als 't ware open en dicht ging als 'n zakmes en werd als hi voetbal. Het suisde hein in de ooren, vuurstralen schoten uit zijne oogen en een odeur als van sulfer vervulde de lucht. Vrouwen gilden, mannen trokken, zich terug en er was een algemeen© beweging naar den uit gang. Toen zijne explicatie met den man. zonder handschoenen aan die hem dan ook „zonder handschoenen aange pakt had was afgeloopen, was de heer Vinkman gezeten midden op straat, llij was alleen. De tram ging daar ginds den hoek om. Met moeite richtte hij zich op en trachtte hij zijn gedachten te verzamelen. Langzaam kwam hij tol het besef, wat er al zoo net hem was voorgevallen en hij lieer- Ie, met loome schreden en merkbaar kreupel, terug naar de plek, waar zijn 'rouw met heroïsche kalmte op hem kond te wachten. Zijn hoed was bij kwijt, zijn jas was van achteren open gescheurd, zijn neus was tweemaal ;oo omvangrijk als anders, zijn hals- noord hing lusteloos over zijn schou der, één oeg was dicht en hij was van 't hoofd tot de voeten bestoven en ont- ramponeerd. Heb je dien lomperd satisfactie ;evraagd? vroeg mevrouw Vinkman, er wijl hij nu naar liaar toe strompel de. O ja. gaf hij ten antwoord, met ^en loenschen blik uit het bruikbare oog op haar; -- gevraagd en gekre- 'en! Ik hoon dat je nu even voldaan bent als ik. Is er soms nog een, die >n je sleep getrapt heeft, wijs liem mij 'i\n; of heeR iemand soms 'n ougepas- en blik op Je geworpen, terwijl ik daar ven bezig wns? Zoo ja, ik ben berend, ring hij voort met een ijzing wekken - -'e kalmte. ben* weder ter verant- oording fe roeren, mevrouw! Is hrt u soms aangenaam, ais ik nog iemand anders, 2 meter lang en zonder hand- ;chpenen aan, onder handen neem, omdat hii zich vermeet, in dezelfde tad to wónen en dezelfde lucht in te idemen als u? IJ weet niemand voor t oogenbük? Laat ons dan onzen weg vervolgen, mevrouw; met uw vergun- ling zal uw kampioen u chaperon nee- ren naar huis. En, op eenigen afstand gevolgd door mevrouw Vinkman, hobbelde hij voort over H plaveisel. HOE HIJ REISDE. Ik hoorde laatst een dwaze geschie denis. Een gezelschap, uit tien vrienden beslaande, keerde na een gezellgen dag, in Arnhem doorgebracht, terug naar zijn woonplaats; men vulde juist een coupé 2e klasse. Nauwelijks gezeten, liet een hun ner onbewust zijn kaartje vallen; hij, die naast hem zat, raapte ongemerkt het op en stak hel bij zich. Kaartjes gereed houden riep hij niet stentorstem, toen de conducteur, die de plaatskaartjes knipte, in aan tocht was. Ik heb mijn biljet verlaren I riep •eerstbedoelde reiziger en hij zocht t haalde al zijn zakken uit, en vond niets. Gaiiw onder de bank, maande zijn buurman aan. De ander aarzelde en bleef zoeken. Haast je wat daar komt de conducteur En onder de bank kroop hij, die zijn kaartje verloren had. Toen dc controleur werkelijk kwam opdagen, werden tien kaartjes hem overhandigd, cn nadat hij de neuzen geteld had, merkte hij aan Wel, ik zie maar negen lieereu u geeft me tien plaatskaartjes. Jawel, gaf de lieve vriend ten antwoord; een van ons ligt onder du bank hij prefereert die manier van reizen. De verontwaardiging van 't slacht offer kan men beter zicli verbeelden dan beschrijven, EEN GEVAARLIJKE VORSTIN. Een actrice, die door oen samenloop in omstandigheden eenigen lijd niot kon optreden, had een deel van haar kostbare garderobe met* jieper be strooid, om haar tegen de motten te beveiligen. Onverhoeds werd zij aangezocht, de rol van koningin in „Hamlet" te ver vullen. Zonder de noodige aandacht aan haar voorbehoedmiddel te wijden, trad zij op in haar koninklijk plecht gewaad en dit optreden had een ver wonderlijk effect. De koning, na krachtig aan de aan vechting weerstand te hebben gebo den, kreeg opeens een niesbui, die het looneel deed daveren. Al de hovelin gen en eeredames volgden plichtma tig liet doorluchtig gegeven voor beeld. Ilamlet kwam op met een in waar heid subliem tragedisch voorkomen maar toen hij in de onmiddellijke na bijheid van de kostelijke robe geko men was, toen waren aanhoudende niesbuien het eenige, wat het publiek van hem te hooren kreeg. Onder een algemeen genies voor het voetlicht, tot verbazing van de toe schouwers, zag men zich genoodzaakt, het gordijn te laten vallen. Men dacht, dat de geheele hofhouding epi demisch verkouden geworden was. VERZWARENDE OMSTANDIG HEID. Uit de rechtszaal. Iedere poging, om do beide buurvrouwen te verzoenen, leed schip breuk op den hoogmoderncn hoed der beklaagde. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCTIE DAMCLUB. Allo correspondentie, dozo rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat34. Telephoon 1543. Probleem No. 478 van T. C. N. Ie Publicatie. Zwart Zwart G schijven op: 6, 9, 11, 16, 38, 39 en 2 dammen op 30 en 45. Wit G schijven op: 12, 21, 27, 28, 31, 41 en 2 dammen op 5 en 10. Eindspel No. 479, van P. J. EYPE. Ie Publicatie. L V6 Zwart 3 schijven op: 9, 15 en 38. Wit 2 schijven op: 24, 50 en dam op 26. Oplossingen worden gaarne inge- wactit aan bovengenoemd adres, uiter lijk Dinsdag 22 Juli a.s. De verschillende varianten in het eindspel moeten aangegeven worden cn dus ook de zetten van wit zoowel als zwart. Oplossing van probleem no. 474, van den auteur, wit: 40—34, zwart 3039 gedwongen, w.: 4540, 4843, 40—34, 34 5! 2e oplossing, wit 40—34, zwart 30 39 gedwongen, wit 48—43, zwart 39 48 godwongen, wit 3530, 3025, 25 5! Oplossing van probleem No. 475, van den auteur: wit 2823, 23 1, 48 37, 30 25, 47-42, 40-34, 35 21 Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: R. Bouw, P. J. Eype, J. Jucobson Az., J. Lustenouwor, W. .T. A. Matla, P. Moileraa, J. W. Tieskens, M. Razen Sr., T. C. N. CORRESPONDENTIE. T. C. N. Vriendelijk dank voor de gezonden problemen, een is heden ge plaatst, het Madprobleein schijnt even wel niet goed door u opgegeven te zijn. U wilt dit zeker nog wel eens na- J. L. te A. Uwe 2e oplossing van probleem no. 475 is niet goed. de wit te dam op_2 kan niet wegkomen en wordt inet opoffering van 2 zwarte schijven dadelijk gevangen, terwijl het \erdere spel dan tet remise voert.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 16