BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
SS££5£g OROOTE HOUTSTRAAT SS,
DRUKKERIJ 2UIDER BUITENSPAARNE 6.
31e Jaargang,
ZATERDAG 19 JULI 191Ï
No 6226
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEMS BAG8LAD KOST
fl.fö PEH 8 BAANDEN
OF 10 CWT PEB WIEK,
IN HAARLEM'S DAGBLAD SJSS
ADVEHTENT1ËN DOELTREFRENa,
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
liet Rijke Natuurleven
JONGE VOGELS.
Ioder clubje jongens, evenals iedere
generatie heeft eigen genoegens, ei
gen middelen van ontspanning en ver
tier.
Zoo maakten wij vroeger veel werk
van het opkweaken en africhten van
vogels.
Musschcn en kraaien, gaaien en
eksters, en zelfs insecten-eters, wer
den aan de kweekprocven onderwor
pen en, hoewel bij enkelen, die er
geen slag van konden krijgen, het
„Tsjilp, sjilp, morgen dood'' wel vaak
het devies, of liever de leuze der on
dernemers scheen te zijn, brachten
we het toch tot een tamelijke hoogte
en tegenover ihet enkele slachtoffer,
dat door te goede zorgen, aan ver-
slopping bezweek, stonden tientallen
van bewijzen, dat de dieren een vrij
doelmatige verzorging kregen.
Musschen kon iedereen groot bren
gen, torenkraaien brachten het ook
vaak tot volkomen ontwikkeling,
maar gaaien en eksters konden we
minder gemakkelijk krijgen, en, juist
door hun zeldzaamheid, werden ze
vaak zóó met zorg behandeld, dat do
dieren uit rijkdom bezweken; ze 'kre
gen te vb el.
Maar één onzer had een ekster, die
de roem van het vriendenclubje uit
maakte.
Er waren halsbrekende toeren voor
gewaagd; uit vrees voor den bosch
wachter, niet uit medelijden met de
ouden, als ik me goed herinner, had
den we maar twee jonge vogels kun
nen bemachtigen, en, daar een daar
van na een paar dagen naar het ek
ster-walhalla verhuisde, concentreer
de zich al onze aandacht op de cenig
overgeblevene. Maar die was dan ook
louter dankbaarheid, welke hij voor
al liet blijken door een gezonden eet
lust eh zijn glanzende' veeren.
Het dier werd slimmer, iederen
dag, dat we het zagen.
De eigenaar voerde slechts be
schuit, omdat volgens onze ervaring,
brood te gistig was. Tusschen het be-
schuitdeegje schuifelden regenwor
men en, om er een menu van tc ma
ken, hakten we vogelmuur fijn en
mengden dit onder het griezelige
papje.
De jonge ekster kende zijn verzor
ger gauw, huppelde achter hem aan,
zoo potsierlijk, als alleen een ekster
dat kan en wist hem terug te vindon,
als hij zich achter een boom of een
heg verschool.
Mooier werd het staalblauwe pakje,
helderder straalden de enkele witte
veeren en weldra zat Gerrit, het dier
heette notuurlijk Gerrit, op den nok
van het dak, zijn vrijheid genietend
in hoogere regionen dan tot, dusver.
Wat te doen! Tot tcrugkeeren naar
het veilige hok was hij niet te bewe
gen. Hij gaf enkele krassende geluid
jes, keek nog eens diepzinnig naar
zijn trouwe verzorgers, en trok toen
met een vaartje naar het volgende
dak. Zoo maakte 'hij zijn uitstapje
steeds grooter en, naarmate zijn lust
tot verhuizen .vermeerderde, groeide
ook onze angst aan. Op de vriende
lijkste manieren riepen we „Gerrit,
Gerrit", op do aandoenlijkste wijze
draafde de jonge eigenaar er met zijn
pierenbakje achteraan, Gerrit verkoos
de gulden vrijheid, boven het kleine
hok, ook al kon hij mot wurmen wor
den volgeladen.
Voor ons was het heel merkwaar
dig, dat de musschen uit de buurt hem
uitgeleide deden.
Schreeuwend vlogen ze achter hem
aan, zooals kleine vogels dat soms bij
sperwers en uilen doen, maar onze
ekster trok zich van al die drukte
niets aan, keek alleen nog wat meer
verbluft en verliet de pannen, om in
de hooge boomen te verdwijnen, llij
kwam niet terug. Natuurlijk konden
we later nooit een ekster zien, of we
vertelden, dal het de onze was, maal
ais we dan „Gerrit-Gcrrit" schreouw-
dc-n uit alle macht, draaide het dier
zich om, zette zijn sierlijken staart
breed uit en vloog klapwiekend ver
der,
I-I. PEÜSEN-S,
Van achter de coulissen
(Naar het Engelscb).
Vergeef mij, Artih-ur! O, heb ik je
liefde geheel verbeurd? Wil je mij
niet vergeven nu ik teruggekomen
ben? Al is T dan alteen maai- ter wil
le'van ons lieve kind, geef mij je lief
de weer!
Minnie Vininj liet zich on haar
kniecn vallen naast den stoel' van
haar echtgenoot en stak smeekend
haar handen naar hem uit. Maar Ar
thur Vining toonde geen toenadering,
en draaide zijn hoofd om, om do smee-
kende oogen van zijn vrouw to ont
wijken.
Twee jaar geleden, zei hij streng,
alsof hij een o-ud geschiedverhaal ver
telde; zei je mij dat je besloten was
Ihet werk als actrice weer op tc vat
ten. En ik waarschuwde je toen dat
dit onzo scheiding ten gevolge zou
hebben. Daarom dient het nergens
toe, dat jc nu bij mij terugkomt, Min
nie. Je hebt eenmaal arlïestenbloed in
je aderen, en zelfs al vergaf ik jo nu
en nam jo weer bij mij in huis, toch
zou je mij weer verlaten uit ionerlij
ken aandrang om voor het voetlicht
te verschijnen. Neen, het dient ner
gens toe. Jij moet weer naar het too-
neel teruggaan en de kleine Dolly en
mij aan ons zelf overlaten,
IIij stond op als kon hij niet lan
ger verdragen, dat het onderhoud
nog zou worden voortgezet. De actrice
kwam nu ook overeind, en drukte bij
na woest het achtjarige-kind, dat haar
zoo smeekend in haar met tranen
overstroomd gelaat keek, aan haar
la-art.
Goeden dag, lieveling, snikte
Minnie. Goeden dag, voor eeuwig en
altijd! Je vader doet het om bestwil,
en liij begrijpt niet boe mijn hart bij
na breekt van verlangen naar joii en
naar hem.
Moeder! riep het kind, met haar
grijze oogen die van Ihaar moeder zoe
kend. Ga nu toch niet weer weg!
Maar Minnie wendde -zich met een
snik van wanhoop naar de deur. het
antwoord op de vraag van haar kind
schuldig blijvend.
Goeden dag, man en' dochter! De
vrouw en moeder die u beitft-n niet
.waardig rs, zal nooit, weer uw pad
kruisen! zei, ze met gebroken stem.
het volgend oog-enblik viel de deur
achter haan- dicht en hoorden zij haar
haastige slappen in de' smalle straat
van Tun dh ester, waar zij woonden,
verdwijnen.
Vadertje, ik heb u nooit meer
zien schreien? Waarom schreit u
toch?
Twee dagen waren er verloopen,
sinds Minnie Vining. de echtgenoote
en actrice, die het niet gelukt was
vergeving van haar echtgenoot te
krijgen, hen met een gebroken hart
vaarwel had gezegd. En nu vergoot
Arthur Vining met zijn hoofd in do
handen gesteund, tranen, waardoor
zijn ge'heele lichaam scheen te beven
de tranen van een sterk man, die
zelfs de trots niet langer kan verber-
Waarom schreit u, vadertje?
drong Dolly aan.
O vraag mij dat niet, kind, zei
Arthur, terwijl hij haar in zijn s-tedke
armen nam. Dat kun jij nog niet be
grijpen, kleintje.
- Ja, dat kan ik wel, antwoordde
de kleine Dolly, terwijl zij zich tegen
hem aan nestelde en liaar blozende
ïgen tegen de zijne drukte U
schreit om moeder. U schreit omdat u
haai- eigenlijk zoo graag weer hier
zou hebben, is 't niet, vadertje?
Een lange zucht uit het diepst van
zijn mannelijke ziel was ihet eenige
antwoord.
Waar is moeder nu? vroeg Dolly
na con poosje stilzwijgen.
Zij treedt op in het Stadsthea
ter, antwoordde .Arthur, met moeite
zijn ontroering bedwingend. - Juist
omdat zij in Tnnchesier optrad, was
in de gelegenheid ons eergisteren
op te zoeken.
- Wat is een theater, vadertje?
klonk de vraag van het kind.
Arthur schudde zijn hoofd.
ik heb mij voorgenomen je nooit
iets omtrent theaters te vertellen;
omdat ik zooveel geleden heb toen je
moeder besloot weer aan ihet theater
le gaan, nadat zij met mij gotrouwd
antwoordde bij.
ik heb mij vast voorgenomen dat
jij niet zult weten wat een theater is,
voordat jo menig jaartje ouder bent.
Een uur later zag Dolly dat haar
vader bezig was zich te sleeden om
ui't te gaan.
Waar gaat u heen, vadertje?
vroeg zij hem.
Ik ga naar het theater om je
moeder te zien spelen, antwoordde
Arthur bijna alsof bij tot zichzelf
sprak. Ik voel dat ik haai- nog eens
zien moot, voordat zij .voorgoed van
'hier guat.
En toen plotseling, alsof hij bang
was, dat het kind bom iets zou vra
gen, dat hij niet kon beantw.oorden,
liep Ihi] bet hu» uit, de kleine Dolly
onder de hoede van een bejaarde huis
houdster achterlatend.
Ik ga ook mijn moesje zoeken,
besloot Dolly, zoodra liaar vader was
heengegaan. Ik zal aan iemand vra
gen, waar het theater is, en daar zal
ik haar zeker vinden, orndat vader
zei, dat zij daar was.
Na haar hoed opgezet le hebben,
snelde zij de straat op en vroeg aan
den eersten, den besten voorbijgan
ger waar het Stadslheater was.
I-laar kleine lippen beefden een
beetje, zooveel moeite ihad zij het
moeilijke woord uit te spreken, maar
de man begreep haar.
Een half uur later stond het kind
vol verbazing te staren naar 't schit
terende licht buiten den schouwburg.
Eindelijk, na al haar moed verzameld
te hebben, durfde zij den langen man
in uniform, die daarbuiten stond, te
naderen.
Ik zoek mijn moeder, zei ze.
En wie is je moeder dan? Een
van dé actrices, vroeg de. groote man.
Ja, stemde Dolly toe, heftig met
het hoofd knikkend. En het is Minnie
Vining.
De groole man krabbelde zich even
peinzend óp het hoofd. Toen herin
nerde hij bet zich plotseling.
O ja, dat is de particuliere naam
van de eerste actrice, bedacht hij. Ga
dan maar eens naar die toonceldeur
en vraag naar haar, kleintje. Maar
zij is nu zéker juist opgetreden, dus
zul je op 'haar moeten wachten.
Dolly liep haastig naar de tooncel
deur. Zij begreep niet wat de man
meende toen hij zei, dat haar moeder
nu zeker juist optrad; Arthur Vining
had zich immers voorgenomen om
zijn dochtertje in volkomen onwetend
heid (e houden omtrent 't beroep van
haar moeder.
Maar Dolly was nu te b'egeerig en
te opgewonden om nog meer a-ragen
te doen.
Zij aarzelde maar even bij de too
nceldeur, die toevallig openstond;
toen liep zij in haar kinderlij lie on
schuld de smalle gang in'.
Alles kwam haar zoo vreemd voor,
en haar eerste gedachte was dat baar
moeder nu in een bijzonder groot huis
woonde.
Het is bet grootste huis, dat ik
ooit gezien heb. zei Dolly, terwijl zij
de gang doorliep, en rechts en linies
verschillende deuren voorbijging. Ver
bazend, wat een groote schilderij is
dat.
Zij keek met verbazing naar eenige
coulissen, die tegen den muur ston
den. Maar niemand lotto op haar,
want het spel was in vollen gang, en
iedereen had het veel te druk om zich
af te vragen, wie dat kind zou kun
nen zijn.
Wat zijn er veel kamers in dit
reusachtig groote huis! zei Dolly in.
zichzelf, terwijl zij doorliep.
En wat loopen hier een massa
mensehen in overhemdsmouwen! Och,
wat tocht het hier!
Zij naderde .nu het tooneel, en de
tocht tusschen de coulissen sloeg haar
in het gelaat. Zij keek vol verbazing
naar den man. die het licht op het
tooneel regelde.
Die mijnheer gaat zeker straks
een tooverlantaam vertoonen, zei ze
tot zichzelf.
O, wat een grappig huis is het,
waarin moeder nu woont!
Een oogenblik later werd zij door
een tooneelknecht bijna omver ge
gooid, en gelukkig begreep zij het
woord niet, dal hij haar in zijn woe
de toevoegde. Maar Dolly ging haas
tig verder en daar overzag zij met
een kreet van verbazing het tooneel.
Daar stond zij tusschen de zijcou
lissen en dronk met gretige oogen liet
tooneel in, dat zich voor haar oogen
vertoonde. Zij zag haar moeder,
haar eigen lieve moeder aan. een ta
fel zitten met een keurig gekleed,
kuup heer tegenover zich. En aan
haar moeders voelen zat een hef,
klein kind.
Dolly keek verbaasder dan ooit. Zij
begreep niet wat tooneelspelen was,
en zij dacht dat dit de ruime kamer
was van een groot buis, waarin zij
li:j|aT moeder met een heer en een
klein meisje gezien bad. Heel aan
dachtig luisterde zij naar hetgeen zij
le vertellen hadden.
Mijn lief vrouwtje! Behoef ik je
nog te zeggen hoezeer ik je liefheb'?
zei do mijnheer tot de moeder van
Dolly.
En Dolly zag hoe hij de pols van
haar moedei- greep om haar aan zijn
lippen te brengen en te kussen.
Maar mijn moeder is zijn vrouw
niet! Zij is de vrouw van mijn va
dertje! ontviel het kind bijna hardop,
lloe durft hij zeggen, dat mijn moe
der hem toebehoort! Hij is een heel
slechte, slechte man en ik zal mijn va
dertje vertellen...
Maar voordat zij haar kinderlijke
bedreiging kon voleindigen, was het
kleine tooncelkind opgestaan en her
haalde de woorden van het tooneel-
stuli:
Lieve, lieve moesje! riep het too-
neelkind, 'terwijl zij haar armen om
den hals van Minnie Vining sloeg.
Lief, lief, moesje!
Maar dat was meer dan eigen
vleesch en bloed konden verdragen.
En tot ontzettende verbazing van
het ge'heele gehoor en niet minder tot
verbazing van de acteurs zelf, sprong
het kleine kinderfiguurtje van ach
ter de coulissen op het tooneel en
sloeg haar armen om haar moeders-
hals.
Zij is jouw moesje niet! snikte
Dolly bijna, terwijl zij het tooneel-
kind op zij ""duwde en zich nog dich
ter tegen haar moeder aandrukte. Zij
is jouw moesje niet! Zij is mijn moes
je.
Een hevig rumoer van verbazing
brak onder het publiek los, sommigen
ihunner begrepen dadelijk was er aan
de hand was. Maar de kleine Dolly
was te opgewonden om daarop te let
ten.
En mijn moesje is jouw vroiiw
niet! voegdo zij er bij zich tot den
knappen acteur wendend, die in het
stuk den echtgenoot van Minnie moest
voorstellen.
Ik hoorde je zeggen, dat zij jouw
vrouw was; maar dat is zij niet! Zij
is de vrouw van mijn vadertje en mijn
moesje!
Voordat zij nog een enkel woord
kon uiten, werd het gordijn naar
beneden gelaten, en kwam de theater
directeur het tooneel opgesneld. Maar
op de tweede rij van de stalles zat
Arthur Vining te genieten van het
geen hij zooeven gezien had.
De geheele eerste acte van 'bet too-
neelsl.uk dooi- had hij naar zijn vrouw
gekeken en met een jalouzie die hij
wist dat dwaas was, had hij het stuk
gevolgd, waarin zijn vrouw door een
anderen man bemind werd. En juist
tocu zijn eigen gevoelens bijna op het
kookpunt waren, had hij zijn eigen
dochtertje het tooneel op zien hollen,
en 'het geheele publiek over dat on
gehoorde melodrama in verbazing ge
zien!
Vijf minuten later was Arthur Vi
ning naar de tooneel deur gestoven
on kwam juist bijtijds om zijn eigen
stem te'voegen bij de groole verwar
ring. Want terwijl de theaterdirecteur
raasde en tierde, en het gehoor he
vig in de handen klapte, klemde de
kleine Dolly zich nog aan haar moe
der vast en weigerde haar weer over
te laten aan het tooneelkind dat haar
als moeder had betiteld, of aan den
tooneel-echtgenoot, die haar zijn
vrouw had genoemd.
lik wil niet stil zijn en ook niet
heengaan! zei Dolly tot den directeur
met door kinderlijke snikken afge
broken stein. U behoeft mij niets le
vertellen over tooneelspelen! Ik stond
hier te luisteren en hoorde dat kleine
meisje zeggen, dat mijn moeder haar
moeder was! En die man vertelde dat
mijn moeder zijn vrouw was! Én dat
lis zij niet! Ik verkies niet weg te
gaan!
De theaterdirecteur snelde toe om
het kind uit Minnie's armen te ne
men. Maar Minnie was opgestaan.
Neen, neen! zei ze op ernstigen
loon tot den directeur. Dit is een echt
levensdrama, en het beteekent veel
meer voor mij dan duizend tooneel-
stukiken! Dit kind is van mij!
Op dit oogenbiik kwam Arthur
Vining. niet in slaat zich langer te
bedwingen, naderbij.
Deze dame is mijn vrouw, zeide
hij bedaard tot den woedenden
schouwburgdirecteur, en tot verba
zing van do acteurs en actrices, die
er om heen waren komen staan.
Eu ik ben bang, voegde hij er bij,
zich tot don directeur wendend, dat
u van avond een nieuwe eerste actri
ce zal noodig hebben!
Een oogenblik later stond de kleine
familie Vining in de kleine kleedka
mer van Minnie, en Arthur drukte
voor het eerst na him scheiding zijn
lippen op die van zijn vrouw.
Minnie, zei hij, snikkend, dit zal
de laatste avond zijn waarop ie
door iemand anders dan Dolly en mij
moeder of vrouw genoemd wordt.
la mijn woede stiet ik je terug en
ried je aan weer aan het tooneeL te
gaan toen je bereid was het op te ge
ven en naar mij terug te keeren.
Maar door toedoen van mijn eigen
kind bén ik overtuigd da-t ik ongelijk
had. Speel liet stuk nu uit, lieveling,
maar na van avond zullen alleen je
eigen echtgenoot en ons kind rechten
op je laten gelden.
De rustige commensaal
Een rustige commensaal, zei juf
frouw Vasten li out, is een parel en
zijn gewicht aan goud waard.
Zij verhuurde namelijk na den dood
van haar man ecu paar gemeubelde
kamers aan alleenloopende heeren,
om op deze wijze haar bescheiden in
komsten wat te vermeerderen.
U heeft zeker met uwe huurders
al heel wat ondervinding opgedaan?
vroeg ik.
En- wol zeer verdrietige! beaam
de zij. Ik zelve ben zeer op rust
gesteld en de menschen, die het be
nedenhuis bewonen, zoo mogelijk nog
•r. En om hen te believen heeft' do
huisbaas in het huurcontract laten
zetten, dat noch met piano or orgel,
noch met grammaphoon of harmoni
ca, cither of mandoline, kortom met
geen enkel muziek- of onmuzikaal in
strument mag wen-den gemusiceerd.
Steeds heb ik getracht stille huurders
le bekomen en scherp gelet op een
kalm voorkomen en rustige levens
wijze. En toch heb ik meermalen me
in mijn I murders bedrogen.
Hoezeer de schijn bedriegt!
bracht ik in "t midden, om een geest
volle opmerking te maken.
U spreekt naar mijn hart, sprak
do oude juffrouw met warmte. Wie
had het dien leeraar, dien ik vijf jaar
geleden do kamers verhuurde, aange
zien dat hij onrust in ons huis te
weegbrengen zou. Hij was de ware,
gepersonificci'de rijst; hij sprak zelfs
niet eens, en ging dus nog verder dan
ik verlangde. Want met 'n verstandig
mensch mag ik wel eens een praatje
maken; met hem ging dat niet. En
die heerlijke man, dat ideaal van een
kalm mensch, maakte in mijn lieve
woning zich onmogelijk, omdat hij
een hartstochtelijk dierenvriend was
en zoo langzamerhand een gansche
Arke Noachs in huis bracht.
Hoe leverde hij 'm dat? vroeg ik.
I-let begon, zei de oude juffrouw,
mot drie of vier bierglazen, welke
met mos en mieren gevuld wai
Deze mieren, die tot verschillende
soorten behoorden, sloeg hij gade en
liaar te voederen was niet noodig, om
dat zij mekaar opvraten. En het duur
do niet lang, of er kwamen glazen
kastjes met salamanders en kistjes
met slangen.
Maar .die dieren, merkte ik aan,
maken toch geen Jeveu; noch de
mieren, noch de salamanders,- noch de
slangen. Deze laatsten sissen wel 'n
beetje; maar dat sissen is niet luid
ruchtig en zelfs bij de 20 voet lange
soorten niet luider dan het geruiscii,
dat een heet strijkijzer teweeg brengt
wanneer men het met een natten vin
ger even aanraakt.
Dat is waar. en 't sissen was het
ook niet, wat den huisvrede verstoor
de; maar op een andere wijze, zoo
als ik u nader vertellen zal, werkten
die slangen verontrustend op de huis
bewoners. Daarenboven bleef het ook
niet bij mieren, salamanders en slan
gen. Allerlei kleine zoogdieren kwa
men er bij en eindelijk zelfs vogels,
en die floten en krijschten door el
kaar heen, (lat een mensch ziin eigen
woorden niet kon verslaan, en een
grijze papegaai, die maar aanhoudend
verzekerde dat Lot dood was en
iemand anders op sterven lag, bracht
het heele huis in vertwijfeling, Hoe de
man al die beesten in huis gebracht
heeft, weet ik nog niet; misschien on
der zijn lined of in zijn jaszak, want
hoha.lve die eerste zendingen, waarop
ik natuurlijk aanmerking maalde, heb
ik nooit gezien dat hij met eon vogel,
een knaagdier of een reptiel thuis
kwam. Hij was overigens een zeer
lied mensch, zoodat het mij speet,
hem de huur te moeten opzeggen;
maar ik begreep dat het noodig was,
van hem ontslagen te worden, voor
dat hij tot de groote roofdieren over
ging. Toch aarzelde ik nog omdat ik
overigens gaarne hem mocht; maar
het uitbreken van de slangen leidde
tot de catastrophe.
Hoe kwam dat? vroeg ik.
Hoe het ze is gelukt, zich te be
vrijden, weet ik niet, Waarschijnlijk
heeft hij de kist in gedachten open
laten staan, of zijn zij door het hont
heen gevreten. Hoe dit zij, zekeren
dag waren zij uit de kist en daar toe
vallig do kamerdeur open stond zoo
hadclen zo ooili ihet vertrek verlaten.
Nu werd 'n formeele si an gerij ach-t ge
houden, waaraan ill mijn levenlang
denken zal. Mijn huurder verzekerde
wel, dat t onschadelijke diertjes wa
ren, heelemaal niet giftig: maar
bon van opinie dat men slangen even
zeer als paddenstoelen, nooit vertrou
wen 'kan. Men kan nooit vooruit
ten, of zo giftig zijn en de zekerste
weg is, dat men zich niet met hen in
laat. Het mocht aan den eigenaar van
die reptielen gelukken, ze allemaal
weer op te vangen, op één na; die ver
dwenen was en bleef en nu, na jaren
is ze nóg niet teruggevonden, en nog
telkens als ik een kast opendoe, ver
keer ik in den grootsten angst, dat ze
op mij loerc-n en mij te lijf gaan zal.
Natuurlijk was subiet den dieren-
riend de huur opgezegd en veertien
dagen later vertrok hij met de lieele
menagerie; niet dan na mij uitvoeri-
.anwijzingen te Hl-ebben gedaan, in
welke verpakking ik de slang, als zij
terecht kwam, hem moest toezenden..
Toen hij weg was, vonden we nog een
stekelvarken onder de canapé, dat hij
na ontvangst van een briefkaart zelf
m halen. Na hem kwam een ge
leerde.
Met dezen heeft u het zeker goed
getroffen'?
Dit dacht ik. ook, omdat ik ge
leerdheid voor 'n rustig bedrijf hield.
Het nadenken toch maakt geen leven
en -het schrijven evenmin. Ook do uil,
die symbolisch de geleerdheid voor
stelt, is een kalme vogel. En zoo ver
huurde ik hem mijne kamers en koes
terde de beste verwachtingen; hoe
zeer werd ik teleurgesteld!
Had die oo-lt zulk een eigenaardigen
aanhang'?
Neen, maar hij was heel rumoe
rig. Vooreerst had hij de ontzettende
gewoonte, bij hel overdenken op en
neer te loopen, evenals de wilde die
ren in Artis, en wel niet alleen over
dag, maar ook 's avonds laat en 's
nachts, als de koningstijger en ande
re verstandige schepselen zich rustig
houden, liet was verbazend, zooveel
als hij "s nachts heen en weer liep. Ik
heb uitgerekend, dat als hij dienzelf
den afstand op den lunge^ weg afge
legd had, hij eiken dag geloopen had
van Amslerdam naar Haarlem en te
rug. Voor het karpet en tapijt was
deze hebbelijkheid noodlottig en zijn
schoenen moesten telkens van nieuwe
achterlappen worden voorzien. Daar
hij een zwaren tred had en de nïeu-
werwetsche huizen licht gebouwd
zijn, klonk bet door de geheele wo
ning; reden genoeg om hem te verzoe
ken, naar een ander kwartier om té
zien. Hij maakte nog op ande wijze
zicli onmogelijk. Hij had een schat
van boeken in huis gebracht en daar
van waren veel dikke, ia zwijnsleer
gebonden folianten. Om die boeken
van de bovenste plank te halen,
moest hij zich van een trapladder be
dienen en onhandig zooals alle geleer
den zijn, gebeurde het niet zelden dat
hij mistastte en ee upaar van die
zwijnsleeren monsters met een har
den smak op den vloer ploften. Eens
zelfs is hij zelf van do ladder geval
len en we dachten eerst, dat 't met
hem gedaan was, zoo muisstil was
het boven. Een oogenbik later hoor
den wij hem weer op cn neer loopen,
hieruit bleek, dat 'hij niets noe
menswaards gebroken had.
Verstrooid was hij natuurlijk
ook in hooge mate, zooals alle geleer
den, en dit leidde eindelijk tot de ont
knooping. Eerst li-et hij den huis
sleutel buiten in de deur zitten en een
voorbijganger nam dien mee: denke
lijk voor een sleutel verzameling, door
hem aangelegd. Dit was onaange
naam; want het slot moest nu veran
derd worden. Daarop vergat hij eens,
de kraan van de waterleiding te slui
ten na gemaakt gebruik, en dus zette
hij een groot deel der woning onder
water. Dit was uiterst fataal en ern
stig werden hem de kosten en geva
ren, aan zulke overstrooming ver
bonden, onder hot oog gebracni. Maar
dacht ik, met zoo'n geleerde moet
men 'n wemigje geduld hebben. Maar
toen hij In zijn verstrooidheid brand
stichtte en do brandweer gealar
meerd werd en er een herrie zonder
weerga op straat ontstond, moest ik
den man van wetenschap wel laten
gaan. llij zelf begreep eigenlijk niet
best, waarom, en zei, dat het hem
vxeeselijlc speet en dat het zoo lasfig
was,fo verhuizen met at die boeken; t
'hielp allemaal niets. Je kimt niet sa
menwonen met iemand die het dak
boven je hoofd in brand steekt.
En de volgende'?
Was een dichter.
O wee! riep ik onwillekeurig uit.
U denkt aan het betalen van de
lruur? Neen, dat liet niet te wenschen.
over; hij was een gezeten man en be
taalde prompt. Men behoeft toch een
poëet niet altijd klappertandend en
hongerend, zonder das en manchet
ten, met gelapt schoeisel en meer van
dien aard zich voor te stellen; er zijn
er ook, "die fatsoenlijk gekleed zijn,
op hun tijd eten en alles contar.i be
talen. Of dit de meest begaafden der
jongeren van Apollo zijn, weet ik
niet; zoo ver strekt mijn kennis van
.het dichters-emplooi zich niet uit. Ge-
.nocg, mijn huurder behoorde tot da