BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
GROOTE HOUTSTRAAT 55.
31® Jaargang»
ZATERDAG 26 JDL1 1913
No 9232
DE ZATERDAGAVON
HAARLEMS DAG3LAD KOST
füü PE8 8 BAANDEN
OP m RW RE» WEER.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM
ADVERTEMVIÊN DOELTREFFEND,
ONZE ANWONOES
WOSBEN OPGEMERKT
Het Rijke Natuurleven
BLOEDLUIZEN AAN ONZE APPEL-
BOOMEN.
Dat zijn vijanden, waartegen wel
valt te vechten, maar die niet altijd
verdreven kunnen worden van het ge
bied, dat ze, eenmaal 'betreden, als
het hunne beschouwen.
Op den naam afgaande, zult ge de
gevreesde diertjes niet garnv ontdek
ken, zelfs niet., als ge weet, dat go ze
aan appelboomen moet zeeken, maar
dat komt alleen, door de geraffineerd- i
heid, waarmede deze kleine boos
wichten optreden.
Als go een appelboom in uw tuin
hebt, en de ontwikkeling van stam of
takken is niet naar wemsch, dan kon
een klein onderzoek vaak .tot opspo
ring va.n het kwaad leiden.
Aan den schaduwkant der booinen
zien we dan vaak een witachtig dons,
veel gelijkend op schimmel.
Dat is de schuilplaats van do bloed-
luis, dat is de mantel, die de kolonie
beschermt legen aanvallen van vogels,
mieren of lievenheersbeestjes, die an
ders zoo graag een bladluisje ver-
werken.
Wasachtige draadjes zijn het, ciie
de appelvijanden afscheiden tussohen
de ringen van het achterlijf, zooals do
bijen hun wasplaatjes afzonderen aan
de onderzijde.
Teder diertje bereirll zich zoo'n wit
donzen manteltje en, daar ze meestal
in kolonies leven, is de hoorn gauw
met een waskleed je bedekt, overal
waar de bloedhnsjes zich vastzetten.
Veilig voelen ze zich daar en rustig
laten ze hun zuigsnmtjes werken, om
den boom zijn kostbare sappen -te ont
trekken.
De bloedluizen, die nu op de hoo
rnen leven, zijn al'en wijfjes.
Zonder het mannelijk element plan
ten ze zich voort, evenals de wande
lende takken, die het kunstje nog veel
beter verstaan en, evenals de overige
bladluizen.
En dat is juist de grootste ramp
voer den kweeker. D<e dieren behoe
ven zich alleen maar te verplaatsen,
ais de voedingsbodem is uitgeput.
Eten is hun eenigsto bezigheid, als we
het weven van liet waskleedje buiten
ii'ekeriing laten.
Zonderen we een oogenblik zoobi
klein wezentje af van de groote ko
lonie, dan zien we, dat het lidhaam
bruinrood is gekleurd en dooden we
het op een stukje wit papier, dan ont
staat er een bloedrood vlekje, waar
door meteen de naam is verklaard.
Acht tot tien geslachten volgen el
kaar in den zomer regelmatig op.
In stilte werkend, hebben zo geen
andere voorzorgen te nemen, dan zich
aan het oog der vervolgers te onttrek
ken en, behalve door liet wollen pak
je, doen ze het ook nog met de afge
stroopte huidjes, die tusschen het
weefsel achterblijven.
De boom moet. intusscihen offeren
voor do welvaart van de parasieten
kolonie. Het aangetaste gedeelte kan
zich niet regelmatig ontwikkelen. Er
ontstaan opzwollingen langs de gren
zen van het bezette gebied 011 de boom
krijgt daar een kankerachtig aanzien.
Maakte nu de winter maar een ein
de aan het rooversbedrijf, dan zou de
ramp wel zijn te overkomen, maar
vaak legeren zicli de nieuwe genera
ties weer in denzelfden tuin. en op die
zelfde boomen.
,.De winterkoude doodt al dat on
gedierte wel" is de algemeene uit
spraak, als er over insectenplagen
wordt gesproken, maar de bloedluizen
hebben er een middeltje op bedacht,
om die lage temperaturen te neutra
liseeren.
Tegen het najaar ontstaan plotse
ling gevleugelde wijfjes, die zicli niet
meer thuis voelen in de oude- kolonie
eu wegtrekken, gedragen op de glin-
slervleugcJLjes, naar de dichte bla
derkronen boven hen.
Daar geven zij het aanzijn aan min
der bevoorrechte wezentjes, vleugel-
looze diertjes weer, maar nu manne
tjes en wijfjes.
De laatste leggen, tegen dat de win
ter gaat, komen, ieder een vrij groot ei
aaü stam, takken of bladeren en dit
nu heeft zoo'n stevige schaal, dat de
winterkoude den toeren inhoud niet
kan vernietigen.
Dan kunnen \vo wel spuiten met
'zeepsop en carbolinoum, dan kunnen
we kalken, zooveel we willen, als er
eieren of levende dieren in schorssple-
ten of holten achterblijven, baat al
ons werken maai' weinig en. in deni
zomer zien we, naast de nog niet ge
heel afgere-gendo kallcplekken, nieuwe
waskleedjeis verschijnen en de twee
de aanval houdt den boom opnieuw
in zijn ontwikkeling tegen.
In aansluiting met het bovenstaan
de moet ik nog even wijzen op de klei
ne, scharlakenrood© spinachtige we
zentjes. die zoo vaak in den tuin voor
komen, als kleine bloedkoralen op
zwarten achtergrond. Door hun kleur
worden ze door leeken wel eens voor
bloedluizen gehouden, maar in niets
komen ze daarmee overeen,
Ze hooren tol do orde der mijten, en
zijn dus familieleden van don ver
oorzaker der schurft bij de huisdie
ren en van de fceeken, die in onze dro
ge bosschen leven.
Deze roode geliikspinnetjes, zoo
als men ze ook wel noeml, zijn eerder
nuttig dan schadelijk en mogen dus
niet met- de gevreesde bloedluizen
worden verward.
TI. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Moderne huwelijksuitzetten.
Kinderkleeding.
iNoi in onzen tijd alles zoozeer aan
mode onderhevig is, heeft men reeds
lang gebroken mot de euderwetsohe
gewoonte om aan de jonge bruid een
uitzet mede te geven, dat beslaat uit
dozijnen rokken, pantalons, nacht
japonnen enz. enz. want zulks zou al
heel ondoelmatig zijn. Nu wil ik daar
mede niet beweren, dat een modern
uilzei daardoor met minder kosten
gepaard gaat, want dat is geenszins
het geval. Onze tijd stelt ook zijn ei-
schen en die zijn waarlijk niet ge
ring; het zijn evenwel geheel andere
eischen.
Men kan niet zeggen of de mode
van de nauwe rokken kort of lang zal
stand houden en het zou daarom al
héél onpractisch zijn een dozijn
nauwe onderrokken aan te schaffen
en men zou er evenmin aan denken
zioh rokken van twee a twee en een
halve meter wijdte aan te schaffen.
Daarom is het 't verstandigste, om van
al die kleedingstulcken slechts het
■hoogst noodige aam te schaffen, in af
wachting van wat er verder gebracht
zal worden.
Ilieruit volgt dus, dat men voor het
uitzet liever eenige stukken linnen
batist, madapolaim enz. beschikbaar
stelt en de noodige kanten en bor
duursels, die voor de gameering van
modern ondergoed onmisbaar zijn.
Eenige zijden rokken om onder ge-
kleede japonnen te dragen mogen
evenmin ontbreken.
Daar in den tegen woordigen tijd bij
na iedere vrouw aan sport doet, dient
-men ook hiermede rekening te houden,
ten opzichte van de onderkleeding, die
dan veelal uit wollen en katoenen com
binaüons beslaat.
Het bed- en tafellinnen is 'heel wat
tnxiiftiisftr geworden dan In onzen
goeden ouden tijd! De tafel- en bed-
lakens zijn niet zelden met echte of
imitatiekanten gegarneerd, om nog
niet te spreken van hand borduursel
en ander kunstnaaklwerk. Wanneer
echter het budget niet toelaat om met
echte kant te werken, bepale men etch
liever bij linnen-damast dan tot irnita-
tiekanteu zijn toevte-1-' te nemen,
want, niet alleen, dat de namaak-kant
vaak zéér onsterk is, maar zulk een
garneersel geeft niet het cachet van
degelijk, noch van deftigen rijkdom.
De toiletten der bruid zijn geheel af
hankelijk van de maatschappelijke po
sitie van den a.s. echtgenoot. Wan
neer het jonge paar onder bescheiden
omstandigheden zal leven, dan is be
halve een eenvoudig reïscostuum,
waarvoor men bij voorkeur een tail
leur van grijze fantasie-stof kiest, een
meer gekleede tailleur niet een zijden
blouse in de kleur der stof en eenige
wasehblouses noodzakelijk. Verder
een zomer- en wintorpeignoi.ro zoo
mede een gekleede japon voor voor
komende gelegenheden en het ont
vangen van bezoek.
Nu we in de sclioenmodo een bij
zondere luxe beleven, verdient het
aanbeveling om de toiletten zooveel
mogelijk in zwart of wit te nemen,
want gekleurde toiletten vragen bij
passend schoeisel.
Het bruidstoilet kan zoo noodig in
een gala-toilet herschapen worden,
door een overkleed of tunique van
znvurto chantilly-kant, heigeen in één
woord prachtig staat; en waarvan
men meer pleizïer heeft, dan dat men
dc zijde of het satijn van de bruids
japon al dadel jj-k laat verven, want
het verven van zijde baart meestal
groote dèsillusïe.
Gelukkig heeft men ingezien, dat
onzo tegenwoordige mode al 'heel wei
nig geschikt is voor liet „jongo volk
je". Het kind moet zich vrij kunnen
bewegen eu.daarin allerminst door
zijn kleedïng gehinderd worden.
Zoo is men er reeds toe gekomen
onze kleine meisjes in vacantic-tijden
geheel als hun broertjes te kleeden,
n.l.: in broekje en trui van gekleurd
tricot. Ze kunnen zoodoende aan de
zelfde spelen deelnemen ztond'er go-
hinderd te worden door rokjes, jur
ken of schorten. Maar ook de groolere
meisjesjurken zijn niet meer een na
bootsing van do japonnen liarer moe
ders; het klassieke matrozenpakje
heeft wederom do overhand gekregen
en daarmede winnen de plooirokjes
meer en meer veld. Mén ziet ze in lin
nen en katoen, geheel of gedeeltelijk
geplooid; de rokjes opgeknipt of met.
ceintuur ingericht al naar 'het figuur
der kleine draagsters. In de mantels
merkt men slechts de losse, rechte
ruggen op, die met een ceintuur uit
de zijnaden bijeen gehouden wordt.
Do voorpanden worden breed over el
kander geslagen en sluiten met een
enkele of dubbele knoopenrij. De kra
gen en mouwopslagen brengt men nog
steeds in een afstekende kleur van la
ken of zijden linnen.
MARIE VAN AMSTEL.
Parijsche Brieven
CLCLXXX.
Ieder uwer zai wei weien, dat de
huisjesmelkers te Parijs over het alge
meen bijkans even hard, geldzuchtig
en onbarmhartig zijn als die in Hol
land.
Ieder uwer weet ook, dat deswegen
de Fédération Nationale et Internatio
nale des Localaïres zich tot taak stalt,
de huurders te beschermen tegen het
despotisme der eigenaars, en dat de
flinke, menscldievende en actieve heer
Cochon daar de „ziel" van is. Ik heb
er vroeger v\el eens over geschreven.
Een dezer dagen deed de lieer Co
chon, de schrik der barre huisjesmel
kers, weer van zich spreken, en dui
zenden toeschouwers waren er om zijt
„beau geste" toe te juichen.
De graaf Antoine de La Rochefou
cauld en zijn eohtgenootc in de we
reld. der letteren bekend onder den
schrijversnaam „conitesse Mélusine'
waren onlangs verhuisd van hun
hotel op den Boulevard Lannes naar
Rue d'Offénonl 19. Eerstgenoemde wo
ning beviel hun niet meer. Doch zij
luidden er nog 18 maanden huur aan,
volgens contract.
Wat moesten zij doen? De woning
onderverhuren? Dat kan een graaf
toch niet met goed fatsoen doen? Neen,
dat ging nier, Een idee! Wanneer hij,
de graaf, zich eens tot Cochon wend
de....
Zoo gedacht, zoo gedaan. De graaf
verkreeg een onderhoud met den vol-
ijverigen secretaris van genoemde fe
deratie, en Zondag laatstleden bracht
monsieur Coehoi' in de prachtige wo
ning op den Boulevard Lannes 8, zeg
ge acht „families nombreuses" onder
dak, te weten:
liet echtpaar Dejean, rnet 5 kinderen,
Vanackaere, 7
Husson 7
Collet, 4
i» Honoré, 4
Bail let, „3
Ferlé, 4
Forro, ,i2
Toen de 52 behoeftigen, geëscorteerd
door den heer Cochon, de overige be
ambten van de Fédéralion Nationale
et Internationale des Locataires, een
tiental verhuiskarren en tallooze
nieuwsgierigen, aan het hotel kwa
men, werd het uiterst schilderachtige
gezelschap verwelkomd door den Raf-
f&t de Saint Polycarpe, een gezelschap
van blazers, dat, ia dienst van meer
genoemde federatie, zich vermeil in
het bijzetten van muzikalon luister
aan dergelijke volksverhuizingen. Zel
den heeft eene fanfarecorps met zoo
veel lust en verve geblazen. Wat een
fut hadden de Raftaiters! De tonen
dansten lustig in de lucht, wel een
beetje schots en scheef maar wat komt
het. er op aan? Wanneer je vroolijk
bent, kun je best K-kruis voor Q-moll
verdragen, niét? En iedereen was
vroolijk, was goed gehumeurd. Op de
gezichten der 52 behooftigen stond
zelfs iets als geluksverwondertng to
lozen. Welke materialist of welke
scepticus gelooft er niet meer aan
sprookjes, aan feeën, elfen, enz.? Was
dezo gebeurtenis dan niet een sprookje
gelijk? Twee en vijftig stumpers wa
ren er door onbarmhartige huiseige
naren verdreven uit hun, overigens
armzalig, „domicilie".
Waar zouden zij 's nachts slopen?
Onder de bruggen van Parijs? In
nacht-asylen? Zijn niet alle plaatsen
„bezet"? Welke ollende brengt de toe
komst, de allernaaste, die van heden
nacht reeds...? En zie! thans wonen
ze voor IS, zegge achttien, maanden in
oen soort van paleis, geïegen in een
der voornaamste buurten va,n Parijs!
Je zoudt je oogen haast niet gelooven!
Maar dat was nog niet alles. Nad.it
do heer Caron, lid van de philatitli
pischo federatie voornoemd, den
graaf Antoino de La Rochefoucauld
bedankt had voor diens menschlie-
I veilde daad, gaf de gravin als haar
meening te kennen, dal zij eii hem
man nog niet genoeg hadden gedaan.
Ik stel mij voor, sprak zij, de noo
dige stappen bij de hooginogecden te
doen orn voor alle behoefiigen, zonder
uitzondering, kostelooze huisvesting
te verkrijgen.
Brave utopiste! Naïeve „comtesse
Mélusine". met uw zelfgekozen sprook
jes naam! Ze zullen u'zien aankomen,
die hoogmogei den!
Doch Mélusine verspilde niet veel
tijd aan beloften. Bijgestaan door an
dere blauwbloedige en reinhartige da
mes, maalde zij groenten schoon, zet
te zij vleesch op het vuur... en een half
uurtje daarna konden do 52 behoefti-
gen zich te goed doen aan een stevig
maal, benevens het kon geen
kwaad, de vroolijkheid te verhoogen
25 flesschen champagne.
tallooze toeschouwers waren
enthousiast als de beweldadig-
den. Het gezicht van den heer Cochon
straalde van genoegen. Brave lierel!
Sympathieke Cochon!
Neemt de populariteit van den heer
Cochon met den dag toe, die van den
vliegenier Védrines mindert gestadig.
Et pour cause Hoewel hij uit de
heffe des volks stamt, kan datzelfde
volk op den duur zijn opsnijderij en
zijn jacht op populariteit moeilijk
„slikken". Onlangs echter heeft Vé
drines zich aan iets ergers schuldig
gemaakt, waarvoor hij eerstdaags een
verhoor zal hebben te ondergaan
voor een volks-eereraad.
Men herinnert zich misschien nog
wel, dat den 28sten Juni laatstleden
op het vliegkamp te Villecoublay een
opstijging van aeroplanes plaats
vond, georganiseerd door het Comité
der Fransch-Spaansche feesten. Op
dienzelfden dag had te Parijs de al
gemeene staking van chauffeurs en
koetsiers plaats, die zóó spontaan so
lidair was, dat ze niet eens een vol
len dag duurde.
Op het vliegkamp zag men dan ook
niets dan particuliere rijtuigen. Een
taxi-auto of een huur-fiacre viel er in
geen vélden of wegen te zien... Hola!
wacht even. Wat komt daar aangere
den? Een taxi-auto zoowaar, de ééni-
ge taxi-auto van den dag En uit het
voertuig stapthij. Hij dat is
natuurlijk Védrines.
Eéh der portières was stuk. Men
had er blijkbaar een steen tegenaan
gegooid. Voor wien was die steen be
stemd geweest? Voor één van beide
„jaunes" oftewel onderkruipers
Voor Védrines den Groote? Of voor
allebei
In elk geval vindt het volk het feit
zeer vreemd, dat juist Védrines den
cénigen overlooper van dien dag wist
te treffen en aan zich dienstbaar te
maken. En daarom zal hij nu ter ver
antwoording' worden geroepen.
Pas op, Védrines 1 Het is minder
moeilijk om populair te worden dan
om verloren populariteit te herwin
nen. Menschen zijn geen herkauwen
de beesten.
Hoe Védrines zich zal verantwoor
den Zal hij er zich even handig
doorheen weten te slaan als Lépine
het bij de verkiezngen heeft gedaan?
Ik twijfel er eenigszins aan. Want het
ontbreekt Védrines aan „cultuur",
aan de intelleclueele cultuur, die je
in staat stelt om de schikkingen met
je gewetenIe stellen als vrijheids
uitingen.
In een mijner vorige brieven maak
te ik er gewag van, dat monsieur
Lépine met een zijner medecandida-
ten in herstemming kwam voor een
zeteltje in het Palais Bourbon. Wel
nu, onze oud-prefect van politie heeft,
dank zij zijn geslepenheid hij is
niet van gister de zege behaald.
Bij die herstemming wilde men hem
omtrent den driejarigen dienstplicht
(die er nu, zooals men weet, helaas,
„door is") nader aan den tand voe
len.
Bij die gelegenheid bleek liet gewe
zen opperhoofd der dienders een man
van genie te zijn.
Dat is liet eieren eten niet, sprak
Lépine tot zijn kiezers, want de wet
is al in stemming. Noch gij noch ik,
wij kunnen er niets meer aan doen,
niet aan tornen. Maar waar wij liet
nóg wel over kunnen hebben, dal is
de modaliteit, dat is de toepassing
van de wet. Men kan het resultaat
verzachten
En Lépine verklaarde een voor
stander te zijn van lange verloven,
van allerlei uitzonderingsgevallen,
van „force majeure" en dergelijke
schipperïgc dingsigtieden, zoodat ton
slotie welhaast al zijn bóeren-kiezers
van de Loire overtuigd waren, dat
hun jongens te zijner tijd wel op de
eene of andore wijze zouden ontsnap
pen aan den driejarigen.
Beweer nu maar, dat Lépinenian
geen handig ventje is I
Fit den aardi der zaak heb ik heel
veel minder vertrouwen in dc belofte
van Lépinenian, die heelemaal geen
sprookjesachtige natuur heeft, dan in
die van de gravin „Mélusine", dat zij
haar 52 beschermelingen dagelijks':
noodige zal verschaffen om goede
soep te bereiden hetgeen misschien
niet wegneemt, dat de woorden van
onzen gewezen rustbewaarder zei ven
al „soep" zijn,
OTTO KNAAP.
Haer kinderachtige tante
(Naar het Engelsch).
De eenigszins dunne sopraan beefde
©en beetje bij den hoogsten loon van
een wat verouderd liefdelied, en Miss
Armenia Lidstone keek met een on
tevreden blik door haar lorgnet op.
Waarom zong tante Lilian dan ook
altijd dat belachelijk sentiinenteele ou
de lied uit haar meisjestijd, bij een
open raam.
Tante Lilian was een doorn in het
oog van Miss Lidstone, ofschoon "het
geen die goede vrouw in liet huishou
den inbracht haar in staat stelde om
in een eenvoudig villaatje te wonen
in plaats van o,p de twee kamers
waartoe Miss Lidstone zich zou moe
ten bepulen als zij alleen van haar
verdienste met bet machineschrijven
zou willen leven. Zij trad met opeen
geklemde lippen het huis binnen.
Tante Lilian, begon zij gemelijk,
ik zou wel willen dat u er om dacht
het venster te sluiten, als u dat on
mogelijke lied zingt. Ik kon u aan het
eind van de Hoogstraat al hooren.
Miss Lilian Greythome keerde zich
met een toegeeflijk glimlachje op haar
pianokruk om. Zij was ongeveer vijf
tien jaar onder dan haar nicht, maar
zij had iets frisch en aangenaams in
;aar uiterlijk wat Miss Armenia Lid
stone geheel ontbrak.
Dal spijt mij, antwoordde Miss
Greythome op opgewekten toon. Ik
hoop, dat zioh geen groote menigte
voor het huis heeft verzameldzoo
ja, dan zou het niet kwaad zijn met
het geld'bakjo ^nd te gaan'en zoo
voor mij zelf een inzameling te hou
den?
Armenia beet zich op de lippen;
Tante Lilian stelde zich zoo kinder
achtig aan.
Het schijnt mij zoo zoo onge
past toe.
Tante Lilian zuchtte. Zooveel aan
gename dingen schenen ongepast in
de oogen van haar nicht.
Mr. Vanstone was hier vanmid
dag, mc.'kto Miss Greythome op,
tactvol van onderwerp veranderend.
De uitdrukking van het gelaat van
Armenia helderde eenigszins op.
Is liet waai-! IToe dwaas van hem!
Hij wist toch, dat ik niet voor zes uur
thuis zou zijn.
Tante Lilian glimlachte, en scheen
op 'het punt iets te zeggen, maar be
dacht zich.
Hij vroeg zeker naar de examen
opgaven, is het niet? ging Armenia
voort.
Ja, hij zou ze zoo mogelijk Dins
dagmorgen graag willen hebben.
Lieve tijdl Dat bet eekent mijn
machine mee naar huis nemen en den
huiven Zondag werkenl riep Armenia
uit. Hij komt ze zeker Maandagavond
halen, niet waar.
Daar heeft hij niets van gezegd,
antwoordde haar tante, maar ik denk
wel, dal hij morgen nog 'hier zal ko
men. Hij beloofde mij wat nieuwe lie
deren te zullen meebrengen.
Armenia glimlachte een beetje min
achtend. Mr. Peter Vanstone was on
derwijzer aan een gemeenteschool.
Hij was van middelbaren leeftijd,
droeg een lvrïl en bezat een zeer dieps
basstem. Hij was een enthousiast geo
loog en wist aardig wat van verschil
lende wetenschappen af, .waardoor hij
van liet begin hunner kennismaking
af bij Miss Lidstone in een heel goed
blaadjo stond, en zijn ernstige ma
nier van bctoogen. gevoegd bij zijn
onovertroffen hoffelijkheid, bad. op
het niet overgevoelige hart van Arme
nia groolen indruk gemaakt. Zij
was overtuigd dat Mr. Peter Vansto
ne en zij een heel goed paar zouden
vormen, en bloosde bijna over haar
eigen geheime gedachten, toen. zij
overwoog, dut er alleen maar drie let
tere van haar naam zouden moeten
worden veranderd.
Het zou voor tante Lilian natuur
lijk wel jammer zijn. Zij zou dan zoo
alleen blijven wonen, maar daar kon
nu niets aan verholpen worden, en zij
had gelukkig haar eigen particulier
inkomen.
's Middags van den volgenden dag,
een Zaterdag, en dus maar een halven
dag school, wist Mr. Peter Vanstone
aan het cricket te ontsnappen cn
kwam theedrinken.
Tot verbazing en lichte verontwaar
diging van Miss Armenia Lidstone,
weigerde hij beslist op de auaestie der
Suffragettes i-n te gaan, en praatte,
zoóals zij dacht op Iichtziimigen toon
over de laatste operette, en maakte
grappige opmerkingen over het ge
laat van den nieuwen predikant.
Maar natuurlijk deed hij dat om tan
te Lilian aangenaam te zijn-
Ik vrees, dat u heel sarcastisch
aangelegd is, Mr. Vanstone, merkte
die dame op, met een schalksch glim
lachje dat weer de ontevredenheid
van haar nicht opwekte. Ik ben wer
kelijk bang van u.
Mr. Peter Vanstone keek haar' door
zijn brilfeglazen lachend aan.
Maak u niet ongerust, Miss
Greythorno, lieusch niet, antwoordde
hij op wel luiden den toon. Ik ben wed
de laatste persoon in de wereld,
waarvoor u bang behoeft te zijn.
Ja, ja, dat kennen we, antwoord
de Tante Lilian, op di-zelfde spc-elsche
manier waarop de dienstbode dat 's
Zondagsavonds bij haar afscheid kon
zeggen.
Armenia viel baar beslist in de rede.
Hoeft u onlangs het artikel v-an
Prof. SwiVeldruck over hartslagen ge
lezen, vroeg zij, terwijl zij Mr. Poter
Vanstone door haar lorgnet aankeek,
en de wonderlijke experimenten die hij
in verband daarmee wereldkundig
heeft gemaakt? Het stond in de We
tenschappelijke Bladen.
Mi-. Peter Vanstone zuchtte.
Ja, antwoordde' hij; maar wat
weet nu zoo'n man van hartslagen af?
A.rmcnia keek 'hem verbaasd door
haar lorgnet aan.
Professor Swiveldruck! Och, hij
is immers de grootste autoriteit op
dat gebied.
Mr. Vanstone maakte een gebaar
met zijn hand, waardoor de melkkan
in groot gevaar kwam.
0 ja, maar ik dacht niet aan de
wetenschappelijke zijde van de zaak.
Armenia sloeg in meisjesachtige
mlegenheid baar oogen neer, Hij
zoa toeïï niet denken, dat zij expres
dat onderwerp ter sprake had ge
bracht!
Ik ge'.oof niet dat er een man te*
wereld bestaat die autoriteit kan zijn
op het gebied, van het hart, bracht
Tante Lilian plagend in het midden,
omdat geen hunner zoo'n ding bezit.
Mr. Peter Vanstone keek haar ern
stig aan, en stak met wat Armenia
gebrek aan waardigheid noemde zijn
voorvinger dreigend op.
Daar meen je niets van", dat weet
je zelf ook wel, zei hij.
Zoo meen ik dat niet, ant
woordde tante Lilian op uitdagendc-D
toon. Daar is u zelf bijv.
Armenia wist niet hoe zij het had.
Werkelijk, tante! zei ze verwij
tend; en Miss Greythome bloosde 'n
beetje, ofschoon haar oogen nog
lachten.
Mr. Vanstone haastte zicfli de situa
tie te redden.
Uw tante heeft volkomen gelijk,
merkte hij bc-daard op. Ik heb eenigeu
tijd geleden mijn hart verloren, en heb
het sinds dien tijd niet weer terugge
vonden.
Armenia voelde zicli bij die veelbe-
teekenende woorden een beetje verle
gen worden, maar in haar hart ver-
weet zij hom partij tegen haar te kie-
zelfs met. het.idéé haar tante aan
genaam te stemmen. De toestemming
van tante Lilian was todh zoo onmis
baar niet.
Herhaaldelijk deed Armenia pogin
gen het gesprek op wat hooger peil te
brengen, maar vergeefs. Het was een
voudig ongehoord zoo weinig belang
stelling als Mr. Peter Vanstone dien
avond in literatuur en in de weten
schap toonde en eindelijk toen hij ge
deelten uit operettes begon te neuriën,
en de zoldering liet dreunen van zijn
onmogelijke bewering, dat hij c-en
toreador was, verviel Miss Armenia
Lidstone in wat zij zelf een waardig
stilzwijgen genoemd zou hebben, maai
wat in werkelijkheid niets anders dan
een vlaag van gemelijkheid was. Na
dat hij vertrokken zou zijn, zou tante
Lilian moeten hooren, wat zij van dit
alles dacht!
Mr. Vanstone bleef dien avond lang
en Miss Lilian Greythome deed niet
wat haar nicht een treurig gebrek aan
tact noemde, geen enkele poging om
van haar post als fücheuse uoisiëme
afscheid te nemen. Eens, dat is waar,
merkte zij terloops op, dat zij nog eeni-
go boodschappen had te doen, maar
toen Mr. Vanstone aanbood, om op
zijn weg naar huis meteen even bij
de verschillende winkels aan to loo-
pen, bedankte zij hem met een uitbun
digheid, die Armenia deed schrikken,
en haar van onderwerp deed veran
deren.
Eindelijk merkte Mr. Peter Van-'
stone op, dat hij werkelijk moest
heengaan en eenigszins tot verbazing
van Armenia, zei huar tante hein
plotseling goeden nacht en ging naar
boven. Werkelijk, Tante Lilian had
zoo nu. en dan toch wel eens heldere
oogenblikkenl
Mr. Vaii&iona zette dadelijk ziin