BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD GROOTE HOUTSTRAAT 55. 31® Jaargang» ZATERDAG 26 JDL1 1913 No 9232 DE ZATERDAGAVON HAARLEMS DAG3LAD KOST füü PE8 8 BAANDEN OP m RW RE» WEER. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6 IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM ADVERTEMVIÊN DOELTREFFEND, ONZE ANWONOES WOSBEN OPGEMERKT Het Rijke Natuurleven BLOEDLUIZEN AAN ONZE APPEL- BOOMEN. Dat zijn vijanden, waartegen wel valt te vechten, maar die niet altijd verdreven kunnen worden van het ge bied, dat ze, eenmaal 'betreden, als het hunne beschouwen. Op den naam afgaande, zult ge de gevreesde diertjes niet garnv ontdek ken, zelfs niet., als ge weet, dat go ze aan appelboomen moet zeeken, maar dat komt alleen, door de geraffineerd- i heid, waarmede deze kleine boos wichten optreden. Als go een appelboom in uw tuin hebt, en de ontwikkeling van stam of takken is niet naar wemsch, dan kon een klein onderzoek vaak .tot opspo ring va.n het kwaad leiden. Aan den schaduwkant der booinen zien we dan vaak een witachtig dons, veel gelijkend op schimmel. Dat is de schuilplaats van do bloed- luis, dat is de mantel, die de kolonie beschermt legen aanvallen van vogels, mieren of lievenheersbeestjes, die an ders zoo graag een bladluisje ver- werken. Wasachtige draadjes zijn het, ciie de appelvijanden afscheiden tussohen de ringen van het achterlijf, zooals do bijen hun wasplaatjes afzonderen aan de onderzijde. Teder diertje bereirll zich zoo'n wit donzen manteltje en, daar ze meestal in kolonies leven, is de hoorn gauw met een waskleed je bedekt, overal waar de bloedhnsjes zich vastzetten. Veilig voelen ze zich daar en rustig laten ze hun zuigsnmtjes werken, om den boom zijn kostbare sappen -te ont trekken. De bloedluizen, die nu op de hoo rnen leven, zijn al'en wijfjes. Zonder het mannelijk element plan ten ze zich voort, evenals de wande lende takken, die het kunstje nog veel beter verstaan en, evenals de overige bladluizen. En dat is juist de grootste ramp voer den kweeker. D<e dieren behoe ven zich alleen maar te verplaatsen, ais de voedingsbodem is uitgeput. Eten is hun eenigsto bezigheid, als we het weven van liet waskleedje buiten ii'ekeriing laten. Zonderen we een oogenblik zoobi klein wezentje af van de groote ko lonie, dan zien we, dat het lidhaam bruinrood is gekleurd en dooden we het op een stukje wit papier, dan ont staat er een bloedrood vlekje, waar door meteen de naam is verklaard. Acht tot tien geslachten volgen el kaar in den zomer regelmatig op. In stilte werkend, hebben zo geen andere voorzorgen te nemen, dan zich aan het oog der vervolgers te onttrek ken en, behalve door liet wollen pak je, doen ze het ook nog met de afge stroopte huidjes, die tusschen het weefsel achterblijven. De boom moet. intusscihen offeren voor do welvaart van de parasieten kolonie. Het aangetaste gedeelte kan zich niet regelmatig ontwikkelen. Er ontstaan opzwollingen langs de gren zen van het bezette gebied 011 de boom krijgt daar een kankerachtig aanzien. Maakte nu de winter maar een ein de aan het rooversbedrijf, dan zou de ramp wel zijn te overkomen, maar vaak legeren zicli de nieuwe genera ties weer in denzelfden tuin. en op die zelfde boomen. ,.De winterkoude doodt al dat on gedierte wel" is de algemeene uit spraak, als er over insectenplagen wordt gesproken, maar de bloedluizen hebben er een middeltje op bedacht, om die lage temperaturen te neutra liseeren. Tegen het najaar ontstaan plotse ling gevleugelde wijfjes, die zicli niet meer thuis voelen in de oude- kolonie eu wegtrekken, gedragen op de glin- slervleugcJLjes, naar de dichte bla derkronen boven hen. Daar geven zij het aanzijn aan min der bevoorrechte wezentjes, vleugel- looze diertjes weer, maar nu manne tjes en wijfjes. De laatste leggen, tegen dat de win ter gaat, komen, ieder een vrij groot ei aaü stam, takken of bladeren en dit nu heeft zoo'n stevige schaal, dat de winterkoude den toeren inhoud niet kan vernietigen. Dan kunnen \vo wel spuiten met 'zeepsop en carbolinoum, dan kunnen we kalken, zooveel we willen, als er eieren of levende dieren in schorssple- ten of holten achterblijven, baat al ons werken maai' weinig en. in deni zomer zien we, naast de nog niet ge heel afgere-gendo kallcplekken, nieuwe waskleedjeis verschijnen en de twee de aanval houdt den boom opnieuw in zijn ontwikkeling tegen. In aansluiting met het bovenstaan de moet ik nog even wijzen op de klei ne, scharlakenrood© spinachtige we zentjes. die zoo vaak in den tuin voor komen, als kleine bloedkoralen op zwarten achtergrond. Door hun kleur worden ze door leeken wel eens voor bloedluizen gehouden, maar in niets komen ze daarmee overeen, Ze hooren tol do orde der mijten, en zijn dus familieleden van don ver oorzaker der schurft bij de huisdie ren en van de fceeken, die in onze dro ge bosschen leven. Deze roode geliikspinnetjes, zoo als men ze ook wel noeml, zijn eerder nuttig dan schadelijk en mogen dus niet met- de gevreesde bloedluizen worden verward. TI. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Moderne huwelijksuitzetten. Kinderkleeding. iNoi in onzen tijd alles zoozeer aan mode onderhevig is, heeft men reeds lang gebroken mot de euderwetsohe gewoonte om aan de jonge bruid een uitzet mede te geven, dat beslaat uit dozijnen rokken, pantalons, nacht japonnen enz. enz. want zulks zou al heel ondoelmatig zijn. Nu wil ik daar mede niet beweren, dat een modern uilzei daardoor met minder kosten gepaard gaat, want dat is geenszins het geval. Onze tijd stelt ook zijn ei- schen en die zijn waarlijk niet ge ring; het zijn evenwel geheel andere eischen. Men kan niet zeggen of de mode van de nauwe rokken kort of lang zal stand houden en het zou daarom al héél onpractisch zijn een dozijn nauwe onderrokken aan te schaffen en men zou er evenmin aan denken zioh rokken van twee a twee en een halve meter wijdte aan te schaffen. Daarom is het 't verstandigste, om van al die kleedingstulcken slechts het ■hoogst noodige aam te schaffen, in af wachting van wat er verder gebracht zal worden. Ilieruit volgt dus, dat men voor het uitzet liever eenige stukken linnen batist, madapolaim enz. beschikbaar stelt en de noodige kanten en bor duursels, die voor de gameering van modern ondergoed onmisbaar zijn. Eenige zijden rokken om onder ge- kleede japonnen te dragen mogen evenmin ontbreken. Daar in den tegen woordigen tijd bij na iedere vrouw aan sport doet, dient -men ook hiermede rekening te houden, ten opzichte van de onderkleeding, die dan veelal uit wollen en katoenen com binaüons beslaat. Het bed- en tafellinnen is 'heel wat tnxiiftiisftr geworden dan In onzen goeden ouden tijd! De tafel- en bed- lakens zijn niet zelden met echte of imitatiekanten gegarneerd, om nog niet te spreken van hand borduursel en ander kunstnaaklwerk. Wanneer echter het budget niet toelaat om met echte kant te werken, bepale men etch liever bij linnen-damast dan tot irnita- tiekanteu zijn toevte-1-' te nemen, want, niet alleen, dat de namaak-kant vaak zéér onsterk is, maar zulk een garneersel geeft niet het cachet van degelijk, noch van deftigen rijkdom. De toiletten der bruid zijn geheel af hankelijk van de maatschappelijke po sitie van den a.s. echtgenoot. Wan neer het jonge paar onder bescheiden omstandigheden zal leven, dan is be halve een eenvoudig reïscostuum, waarvoor men bij voorkeur een tail leur van grijze fantasie-stof kiest, een meer gekleede tailleur niet een zijden blouse in de kleur der stof en eenige wasehblouses noodzakelijk. Verder een zomer- en wintorpeignoi.ro zoo mede een gekleede japon voor voor komende gelegenheden en het ont vangen van bezoek. Nu we in de sclioenmodo een bij zondere luxe beleven, verdient het aanbeveling om de toiletten zooveel mogelijk in zwart of wit te nemen, want gekleurde toiletten vragen bij passend schoeisel. Het bruidstoilet kan zoo noodig in een gala-toilet herschapen worden, door een overkleed of tunique van znvurto chantilly-kant, heigeen in één woord prachtig staat; en waarvan men meer pleizïer heeft, dan dat men dc zijde of het satijn van de bruids japon al dadel jj-k laat verven, want het verven van zijde baart meestal groote dèsillusïe. Gelukkig heeft men ingezien, dat onzo tegenwoordige mode al 'heel wei nig geschikt is voor liet „jongo volk je". Het kind moet zich vrij kunnen bewegen eu.daarin allerminst door zijn kleedïng gehinderd worden. Zoo is men er reeds toe gekomen onze kleine meisjes in vacantic-tijden geheel als hun broertjes te kleeden, n.l.: in broekje en trui van gekleurd tricot. Ze kunnen zoodoende aan de zelfde spelen deelnemen ztond'er go- hinderd te worden door rokjes, jur ken of schorten. Maar ook de groolere meisjesjurken zijn niet meer een na bootsing van do japonnen liarer moe ders; het klassieke matrozenpakje heeft wederom do overhand gekregen en daarmede winnen de plooirokjes meer en meer veld. Mén ziet ze in lin nen en katoen, geheel of gedeeltelijk geplooid; de rokjes opgeknipt of met. ceintuur ingericht al naar 'het figuur der kleine draagsters. In de mantels merkt men slechts de losse, rechte ruggen op, die met een ceintuur uit de zijnaden bijeen gehouden wordt. Do voorpanden worden breed over el kander geslagen en sluiten met een enkele of dubbele knoopenrij. De kra gen en mouwopslagen brengt men nog steeds in een afstekende kleur van la ken of zijden linnen. MARIE VAN AMSTEL. Parijsche Brieven CLCLXXX. Ieder uwer zai wei weien, dat de huisjesmelkers te Parijs over het alge meen bijkans even hard, geldzuchtig en onbarmhartig zijn als die in Hol land. Ieder uwer weet ook, dat deswegen de Fédération Nationale et Internatio nale des Localaïres zich tot taak stalt, de huurders te beschermen tegen het despotisme der eigenaars, en dat de flinke, menscldievende en actieve heer Cochon daar de „ziel" van is. Ik heb er vroeger v\el eens over geschreven. Een dezer dagen deed de lieer Co chon, de schrik der barre huisjesmel kers, weer van zich spreken, en dui zenden toeschouwers waren er om zijt „beau geste" toe te juichen. De graaf Antoine de La Rochefou cauld en zijn eohtgenootc in de we reld. der letteren bekend onder den schrijversnaam „conitesse Mélusine' waren onlangs verhuisd van hun hotel op den Boulevard Lannes naar Rue d'Offénonl 19. Eerstgenoemde wo ning beviel hun niet meer. Doch zij luidden er nog 18 maanden huur aan, volgens contract. Wat moesten zij doen? De woning onderverhuren? Dat kan een graaf toch niet met goed fatsoen doen? Neen, dat ging nier, Een idee! Wanneer hij, de graaf, zich eens tot Cochon wend de.... Zoo gedacht, zoo gedaan. De graaf verkreeg een onderhoud met den vol- ijverigen secretaris van genoemde fe deratie, en Zondag laatstleden bracht monsieur Coehoi' in de prachtige wo ning op den Boulevard Lannes 8, zeg ge acht „families nombreuses" onder dak, te weten: liet echtpaar Dejean, rnet 5 kinderen, Vanackaere, 7 Husson 7 Collet, 4 i» Honoré, 4 Bail let, „3 Ferlé, 4 Forro, ,i2 Toen de 52 behoeftigen, geëscorteerd door den heer Cochon, de overige be ambten van de Fédéralion Nationale et Internationale des Locataires, een tiental verhuiskarren en tallooze nieuwsgierigen, aan het hotel kwa men, werd het uiterst schilderachtige gezelschap verwelkomd door den Raf- f&t de Saint Polycarpe, een gezelschap van blazers, dat, ia dienst van meer genoemde federatie, zich vermeil in het bijzetten van muzikalon luister aan dergelijke volksverhuizingen. Zel den heeft eene fanfarecorps met zoo veel lust en verve geblazen. Wat een fut hadden de Raftaiters! De tonen dansten lustig in de lucht, wel een beetje schots en scheef maar wat komt het. er op aan? Wanneer je vroolijk bent, kun je best K-kruis voor Q-moll verdragen, niét? En iedereen was vroolijk, was goed gehumeurd. Op de gezichten der 52 behooftigen stond zelfs iets als geluksverwondertng to lozen. Welke materialist of welke scepticus gelooft er niet meer aan sprookjes, aan feeën, elfen, enz.? Was dezo gebeurtenis dan niet een sprookje gelijk? Twee en vijftig stumpers wa ren er door onbarmhartige huiseige naren verdreven uit hun, overigens armzalig, „domicilie". Waar zouden zij 's nachts slopen? Onder de bruggen van Parijs? In nacht-asylen? Zijn niet alle plaatsen „bezet"? Welke ollende brengt de toe komst, de allernaaste, die van heden nacht reeds...? En zie! thans wonen ze voor IS, zegge achttien, maanden in oen soort van paleis, geïegen in een der voornaamste buurten va,n Parijs! Je zoudt je oogen haast niet gelooven! Maar dat was nog niet alles. Nad.it do heer Caron, lid van de philatitli pischo federatie voornoemd, den graaf Antoino de La Rochefoucauld bedankt had voor diens menschlie- I veilde daad, gaf de gravin als haar meening te kennen, dal zij eii hem man nog niet genoeg hadden gedaan. Ik stel mij voor, sprak zij, de noo dige stappen bij de hooginogecden te doen orn voor alle behoefiigen, zonder uitzondering, kostelooze huisvesting te verkrijgen. Brave utopiste! Naïeve „comtesse Mélusine". met uw zelfgekozen sprook jes naam! Ze zullen u'zien aankomen, die hoogmogei den! Doch Mélusine verspilde niet veel tijd aan beloften. Bijgestaan door an dere blauwbloedige en reinhartige da mes, maalde zij groenten schoon, zet te zij vleesch op het vuur... en een half uurtje daarna konden do 52 behoefti- gen zich te goed doen aan een stevig maal, benevens het kon geen kwaad, de vroolijkheid te verhoogen 25 flesschen champagne. tallooze toeschouwers waren enthousiast als de beweldadig- den. Het gezicht van den heer Cochon straalde van genoegen. Brave lierel! Sympathieke Cochon! Neemt de populariteit van den heer Cochon met den dag toe, die van den vliegenier Védrines mindert gestadig. Et pour cause Hoewel hij uit de heffe des volks stamt, kan datzelfde volk op den duur zijn opsnijderij en zijn jacht op populariteit moeilijk „slikken". Onlangs echter heeft Vé drines zich aan iets ergers schuldig gemaakt, waarvoor hij eerstdaags een verhoor zal hebben te ondergaan voor een volks-eereraad. Men herinnert zich misschien nog wel, dat den 28sten Juni laatstleden op het vliegkamp te Villecoublay een opstijging van aeroplanes plaats vond, georganiseerd door het Comité der Fransch-Spaansche feesten. Op dienzelfden dag had te Parijs de al gemeene staking van chauffeurs en koetsiers plaats, die zóó spontaan so lidair was, dat ze niet eens een vol len dag duurde. Op het vliegkamp zag men dan ook niets dan particuliere rijtuigen. Een taxi-auto of een huur-fiacre viel er in geen vélden of wegen te zien... Hola! wacht even. Wat komt daar aangere den? Een taxi-auto zoowaar, de ééni- ge taxi-auto van den dag En uit het voertuig stapthij. Hij dat is natuurlijk Védrines. Eéh der portières was stuk. Men had er blijkbaar een steen tegenaan gegooid. Voor wien was die steen be stemd geweest? Voor één van beide „jaunes" oftewel onderkruipers Voor Védrines den Groote? Of voor allebei In elk geval vindt het volk het feit zeer vreemd, dat juist Védrines den cénigen overlooper van dien dag wist te treffen en aan zich dienstbaar te maken. En daarom zal hij nu ter ver antwoording' worden geroepen. Pas op, Védrines 1 Het is minder moeilijk om populair te worden dan om verloren populariteit te herwin nen. Menschen zijn geen herkauwen de beesten. Hoe Védrines zich zal verantwoor den Zal hij er zich even handig doorheen weten te slaan als Lépine het bij de verkiezngen heeft gedaan? Ik twijfel er eenigszins aan. Want het ontbreekt Védrines aan „cultuur", aan de intelleclueele cultuur, die je in staat stelt om de schikkingen met je gewetenIe stellen als vrijheids uitingen. In een mijner vorige brieven maak te ik er gewag van, dat monsieur Lépine met een zijner medecandida- ten in herstemming kwam voor een zeteltje in het Palais Bourbon. Wel nu, onze oud-prefect van politie heeft, dank zij zijn geslepenheid hij is niet van gister de zege behaald. Bij die herstemming wilde men hem omtrent den driejarigen dienstplicht (die er nu, zooals men weet, helaas, „door is") nader aan den tand voe len. Bij die gelegenheid bleek liet gewe zen opperhoofd der dienders een man van genie te zijn. Dat is liet eieren eten niet, sprak Lépine tot zijn kiezers, want de wet is al in stemming. Noch gij noch ik, wij kunnen er niets meer aan doen, niet aan tornen. Maar waar wij liet nóg wel over kunnen hebben, dal is de modaliteit, dat is de toepassing van de wet. Men kan het resultaat verzachten En Lépine verklaarde een voor stander te zijn van lange verloven, van allerlei uitzonderingsgevallen, van „force majeure" en dergelijke schipperïgc dingsigtieden, zoodat ton slotie welhaast al zijn bóeren-kiezers van de Loire overtuigd waren, dat hun jongens te zijner tijd wel op de eene of andore wijze zouden ontsnap pen aan den driejarigen. Beweer nu maar, dat Lépinenian geen handig ventje is I Fit den aardi der zaak heb ik heel veel minder vertrouwen in dc belofte van Lépinenian, die heelemaal geen sprookjesachtige natuur heeft, dan in die van de gravin „Mélusine", dat zij haar 52 beschermelingen dagelijks': noodige zal verschaffen om goede soep te bereiden hetgeen misschien niet wegneemt, dat de woorden van onzen gewezen rustbewaarder zei ven al „soep" zijn, OTTO KNAAP. Haer kinderachtige tante (Naar het Engelsch). De eenigszins dunne sopraan beefde ©en beetje bij den hoogsten loon van een wat verouderd liefdelied, en Miss Armenia Lidstone keek met een on tevreden blik door haar lorgnet op. Waarom zong tante Lilian dan ook altijd dat belachelijk sentiinenteele ou de lied uit haar meisjestijd, bij een open raam. Tante Lilian was een doorn in het oog van Miss Lidstone, ofschoon "het geen die goede vrouw in liet huishou den inbracht haar in staat stelde om in een eenvoudig villaatje te wonen in plaats van o,p de twee kamers waartoe Miss Lidstone zich zou moe ten bepulen als zij alleen van haar verdienste met bet machineschrijven zou willen leven. Zij trad met opeen geklemde lippen het huis binnen. Tante Lilian, begon zij gemelijk, ik zou wel willen dat u er om dacht het venster te sluiten, als u dat on mogelijke lied zingt. Ik kon u aan het eind van de Hoogstraat al hooren. Miss Lilian Greythome keerde zich met een toegeeflijk glimlachje op haar pianokruk om. Zij was ongeveer vijf tien jaar onder dan haar nicht, maar zij had iets frisch en aangenaams in ;aar uiterlijk wat Miss Armenia Lid stone geheel ontbrak. Dal spijt mij, antwoordde Miss Greythome op opgewekten toon. Ik hoop, dat zioh geen groote menigte voor het huis heeft verzameldzoo ja, dan zou het niet kwaad zijn met het geld'bakjo ^nd te gaan'en zoo voor mij zelf een inzameling te hou den? Armenia beet zich op de lippen; Tante Lilian stelde zich zoo kinder achtig aan. Het schijnt mij zoo zoo onge past toe. Tante Lilian zuchtte. Zooveel aan gename dingen schenen ongepast in de oogen van haar nicht. Mr. Vanstone was hier vanmid dag, mc.'kto Miss Greythome op, tactvol van onderwerp veranderend. De uitdrukking van het gelaat van Armenia helderde eenigszins op. Is liet waai-! IToe dwaas van hem! Hij wist toch, dat ik niet voor zes uur thuis zou zijn. Tante Lilian glimlachte, en scheen op 'het punt iets te zeggen, maar be dacht zich. Hij vroeg zeker naar de examen opgaven, is het niet? ging Armenia voort. Ja, hij zou ze zoo mogelijk Dins dagmorgen graag willen hebben. Lieve tijdl Dat bet eekent mijn machine mee naar huis nemen en den huiven Zondag werkenl riep Armenia uit. Hij komt ze zeker Maandagavond halen, niet waar. Daar heeft hij niets van gezegd, antwoordde haar tante, maar ik denk wel, dal hij morgen nog 'hier zal ko men. Hij beloofde mij wat nieuwe lie deren te zullen meebrengen. Armenia glimlachte een beetje min achtend. Mr. Peter Vanstone was on derwijzer aan een gemeenteschool. Hij was van middelbaren leeftijd, droeg een lvrïl en bezat een zeer dieps basstem. Hij was een enthousiast geo loog en wist aardig wat van verschil lende wetenschappen af, .waardoor hij van liet begin hunner kennismaking af bij Miss Lidstone in een heel goed blaadjo stond, en zijn ernstige ma nier van bctoogen. gevoegd bij zijn onovertroffen hoffelijkheid, bad. op het niet overgevoelige hart van Arme nia groolen indruk gemaakt. Zij was overtuigd dat Mr. Peter Vansto ne en zij een heel goed paar zouden vormen, en bloosde bijna over haar eigen geheime gedachten, toen. zij overwoog, dut er alleen maar drie let tere van haar naam zouden moeten worden veranderd. Het zou voor tante Lilian natuur lijk wel jammer zijn. Zij zou dan zoo alleen blijven wonen, maar daar kon nu niets aan verholpen worden, en zij had gelukkig haar eigen particulier inkomen. 's Middags van den volgenden dag, een Zaterdag, en dus maar een halven dag school, wist Mr. Peter Vanstone aan het cricket te ontsnappen cn kwam theedrinken. Tot verbazing en lichte verontwaar diging van Miss Armenia Lidstone, weigerde hij beslist op de auaestie der Suffragettes i-n te gaan, en praatte, zoóals zij dacht op Iichtziimigen toon over de laatste operette, en maakte grappige opmerkingen over het ge laat van den nieuwen predikant. Maar natuurlijk deed hij dat om tan te Lilian aangenaam te zijn- Ik vrees, dat u heel sarcastisch aangelegd is, Mr. Vanstone, merkte die dame op, met een schalksch glim lachje dat weer de ontevredenheid van haar nicht opwekte. Ik ben wer kelijk bang van u. Mr. Peter Vanstone keek haar' door zijn brilfeglazen lachend aan. Maak u niet ongerust, Miss Greythorno, lieusch niet, antwoordde hij op wel luiden den toon. Ik ben wed de laatste persoon in de wereld, waarvoor u bang behoeft te zijn. Ja, ja, dat kennen we, antwoord de Tante Lilian, op di-zelfde spc-elsche manier waarop de dienstbode dat 's Zondagsavonds bij haar afscheid kon zeggen. Armenia viel baar beslist in de rede. Hoeft u onlangs het artikel v-an Prof. SwiVeldruck over hartslagen ge lezen, vroeg zij, terwijl zij Mr. Poter Vanstone door haar lorgnet aankeek, en de wonderlijke experimenten die hij in verband daarmee wereldkundig heeft gemaakt? Het stond in de We tenschappelijke Bladen. Mi-. Peter Vanstone zuchtte. Ja, antwoordde' hij; maar wat weet nu zoo'n man van hartslagen af? A.rmcnia keek 'hem verbaasd door haar lorgnet aan. Professor Swiveldruck! Och, hij is immers de grootste autoriteit op dat gebied. Mr. Vanstone maakte een gebaar met zijn hand, waardoor de melkkan in groot gevaar kwam. 0 ja, maar ik dacht niet aan de wetenschappelijke zijde van de zaak. Armenia sloeg in meisjesachtige mlegenheid baar oogen neer, Hij zoa toeïï niet denken, dat zij expres dat onderwerp ter sprake had ge bracht! Ik ge'.oof niet dat er een man te* wereld bestaat die autoriteit kan zijn op het gebied, van het hart, bracht Tante Lilian plagend in het midden, omdat geen hunner zoo'n ding bezit. Mr. Peter Vanstone keek haar ern stig aan, en stak met wat Armenia gebrek aan waardigheid noemde zijn voorvinger dreigend op. Daar meen je niets van", dat weet je zelf ook wel, zei hij. Zoo meen ik dat niet, ant woordde tante Lilian op uitdagendc-D toon. Daar is u zelf bijv. Armenia wist niet hoe zij het had. Werkelijk, tante! zei ze verwij tend; en Miss Greythome bloosde 'n beetje, ofschoon haar oogen nog lachten. Mr. Vanstone haastte zicfli de situa tie te redden. Uw tante heeft volkomen gelijk, merkte hij bc-daard op. Ik heb eenigeu tijd geleden mijn hart verloren, en heb het sinds dien tijd niet weer terugge vonden. Armenia voelde zicli bij die veelbe- teekenende woorden een beetje verle gen worden, maar in haar hart ver- weet zij hom partij tegen haar te kie- zelfs met. het.idéé haar tante aan genaam te stemmen. De toestemming van tante Lilian was todh zoo onmis baar niet. Herhaaldelijk deed Armenia pogin gen het gesprek op wat hooger peil te brengen, maar vergeefs. Het was een voudig ongehoord zoo weinig belang stelling als Mr. Peter Vanstone dien avond in literatuur en in de weten schap toonde en eindelijk toen hij ge deelten uit operettes begon te neuriën, en de zoldering liet dreunen van zijn onmogelijke bewering, dat hij c-en toreador was, verviel Miss Armenia Lidstone in wat zij zelf een waardig stilzwijgen genoemd zou hebben, maai wat in werkelijkheid niets anders dan een vlaag van gemelijkheid was. Na dat hij vertrokken zou zijn, zou tante Lilian moeten hooren, wat zij van dit alles dacht! Mr. Vanstone bleef dien avond lang en Miss Lilian Greythome deed niet wat haar nicht een treurig gebrek aan tact noemde, geen enkele poging om van haar post als fücheuse uoisiëme afscheid te nemen. Eens, dat is waar, merkte zij terloops op, dat zij nog eeni- go boodschappen had te doen, maar toen Mr. Vanstone aanbood, om op zijn weg naar huis meteen even bij de verschillende winkels aan to loo- pen, bedankte zij hem met een uitbun digheid, die Armenia deed schrikken, en haar van onderwerp deed veran deren. Eindelijk merkte Mr. Peter Van-' stone op, dat hij werkelijk moest heengaan en eenigszins tot verbazing van Armenia, zei huar tante hein plotseling goeden nacht en ging naar boven. Werkelijk, Tante Lilian had zoo nu. en dan toch wel eens heldere oogenblikkenl Mr. Vaii&iona zette dadelijk ziin

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 13