RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
Raadsels
(Deze raadsels zijn alle inge
zonden door jongens en meis
jes, die „Voor Onze Jeugd"
lezen. De namen der kinde
ren, die mij "vóór Donderdag
morgen goede oplossingen
zenden, worden in het vol
gend nummer bekend ge
maakt).
IEDERE MAAND WORDT ONDER
DE BESTE OPLOSSERS EEN
BOEK IN PRACHTBAND
VERLOOT.
Hierbij wordt gelet op den leeftijd
in verband met bet aantal oplossin
gen en op de netheid van het werk.
De prijs voor de raadsels in de
maaud Juli is bij loting ten deel ge
vallen aan
KEES DE KLERK,
die zijn prijs Woensdagmiddag tus-
schen 12 en 2 uur mag komen halen.
1 .(Ingezonden door Alida en Cor-
rie Hanseier).
Het geheel bestaat uit 11 letters en
is een plaats in Zuid-Am er i ka.
1 3 10 4 is een lichaamsdeel.
1 7 7 9 11 is een visch.
5 0 is een viervoetig dier.
9 5 3 9 is een deel van een schip.
1 9 2 8 4 is een kleur.
2. (Ingezonden door Jacomina en
'Agatha van Halst).
Vervang de puntjes door mede
klinkers, zoodat ge een .bekendo
spreuk krijgt
.e. .e. .oe. i. .a..
.o.. .e. .oo. 't .a....e .a.»
3. (Ingezonden door?).
Mijn eerste is een verkorte meisjes
naam
Mün tweede is een viervoetig dier.
Mijn geheel is een bekend plaatsje
in Zwitserland.
4. 'Ingezonden door Truus van
Veen).
Ik besta uit 8 letters en word door
ieder bewonderd. Ook bestaat er een
tiid?ebrift van mijn naam.
1 2 is eer. lidwoord.
3 r> is niet droog.
G 7 8 is een deel van den tijd.
Onsezonden door Willy Germe-
raad).
Ik ben een lekkernij en tegelijk een
•hoofddeksel.
Ra, ra, wat ben ik
6. (Ingezonden door Sliena Alle-
mnn).
In hel. maanlicht zie je mij dubbel.
In liet zonnelicht heelemaal niet. Hoe
kan dat
7 (Ingezonden door Abraham Har
ten dorp).
Het geheel bestaat uit 24 letters en
men hoort er van in de geschiedenis
les.
6 7 8 19 23 22 is een bekend ge
bouw.
24 23 20 21 is een plaatsje in Over-
ijsel.
Een 22 19 21 is niets waard.
Een 24 14 6 2 zit aan een riem.
Een 1 12 8 20 2 vebruikt- de tim-
mun. evenals een 15 2 3.
16 17 18 5 is een verkorte meisjes
naam.
Op een examen heeft men graag
10 11 12 13 9 16.
Een 24 4 5 1 is een vogel.
8. (Ingezonden door Piet Usl).
Mijn eerste is een vaartuig.
Mijn tweede is een hemellichaam.
Mijn derde is een plant.
Mijn geheel ïs een aardig in 't wild
levend bloempje.
9. (Ingezonden door Comelis en
Johanna Brugman).
k Wil aan allen nu eens vragen,
Welke kleeren dames, heeren,
En ook kind'ren nimmer dragen,
't Antwoord hier is
10. (Tneezonden door Willem van
Donselaar).
Mün eerste is koud.
Mün tweede geeft den tiid aan.
Mijn derde is een verkleinwoordje.
Mijn geheel is een bloempje.
11. (Ingezonden door?).
Mijn geheel is een plaais in Zuid
Holland van 6 letters.
Op een 12 3 schrijft men.
1 2 5 6 is een verkorte jongens- of
meisjesnaam.
4 5 6 is een boom.
12. (Ingezonden door Lena Buiten-
tb u ijs).
Ik ken ©en stad met witte paaltjes,
't Is ©r altijd nat, maar 't regent cr
nooit.
Ra, ra, wat is dat
Raadseloplossingen
De oplossingen der raadsels van de
vorig© week ©ijn
1. Goed voorgaan doet goed volgen.
Oor, vraag, egel, oog, tante,
veer. Don, droog.
2. Gebruikt het uur,
't Is kort van duur
De tijd gaat vlug.
Keert nooit terug.
3. GELDERMALSEN.
Geldermalsen.
Edam.
Leiden.
Dordrecht.
Erta.
Ruurloo.
Middelburg.
A iel.
Leeuwarden.
Stians.
Ene.
Nede.
4. Januari. Jaar, Jan, Anna, ui,
nar.
5. Marokko.
6. Appel appèl.
7. Handschoen.
8. Boekarest. Boek,
kerk, tarbot*
9. Peper of zout.
10. Papier.
11. Rookvleesoh ook vloescb.
12. Bloemfontein. Mol, bon, elft,
ei, meloen, eelt.
Goede oplossingen dez© week ont
vangen van
Mina van Essen 12.
Willem A. de Tello 4
Cornelis Nauta 11.
Lena Koeleveld 12.
Maria J. H. Piët 12.
Bernard Vernïramen 10.
Hesier Kloek 8.
Willem Ovtjrineer 12.
Johan Overmeer 12.
Willem Bakker 9.
G. Hessels 11.
Lize Dikkeboom 11.
Anna en Sophia v. VVelsenes 12
Caspai Willemsen 11.
Kees de Klerk 12.
Jan Rozenhart 12.
Jan van Hemert 12.
Annie van Daalen 12.
Willy Germeraad 12.
STRIKVRAGEN.
(Ingezonden door Anna I-Ioogveld).
1. Welke rokken worden nooit door
vrouwen gedragen
2. Welk© pier ligt niet in zee 7
niet op een
4. Welke steelt behoort niet. bij een
plant?
(Ingezonden door Johanna Hooger
duijn).
5. Wat lijkt het meest op ©en hal
ven sinaasappel
(Ingezonden door Lize Dikkeboom).
6. Waarom ligt de visch op d
markt
7. Waarom draagt de boerin een
ketting
(Ingezonden door A. C. Smit).
8. Op welke banken zit men niet
9. In welke huizen woont r
niet?
(Tnaezonden door Stiona Alleman).
10. Welke munt is niet van metaal?
STRIKVRAGEN.
De antwoorden on de strikvragen
der vorige week zijn
1. In het dorpje Zwaag.
2. Tien tegen één.
3. Wanneer de hondsdagen begin-
4. De^L*
5. Hoeveel visschen er in de ze©
zijn.
6. De leeuw, want die is een el lan
ger dan een eeuw.
|7. D© kilometer.
8. Om er mee te pronken.
9. Naar de bedsteden.
10. Een vogel, een ledikantje, een
kater.
11. «'jn beid© visschen.
12. W. 1 I
Goede antwoorden ontvangen van:
Willem A. de Tello 6.
Cornelis Nauta 9.
Term Koeleveld 12.
Maria J. H. Pièt 6.
Bernard Verrür.men 10.
Willem Overmeer 6.
Willem Bakker 9.
Lize Dikkeboom 9.
Anna en Sophia v. Welsenes 1L
Caspar Willemsen 10.
Jan Rozenhart 11
Jan van Hemert 12.
Annie" van Daalen 12.
OVER TWEE FI.ESSCHEN.
(Een oud sprookje).
Lange jaren geleden was er eens
een arme landbouwer, die Andries
Sterk heette, en die een paar stukken
grond gehuurd had.
Andries had een vrouw en kinde
ren en allemaal deden z© hun best,
om in hun levensonderhoud te voor
zien. Maar de kinderen waren nog te
om werkelijk flink mee te hel
pen op het land, en alles wat de arme
vrouw kon doen, behalve het verzor
gen der kinderen, wasde eenige
koe melken en d© eieren naar de
markt brengen, om daar te verkno
pen. De grond was bovendien arm en
leverde slechts ©en schaarschen
oogst, en al werkten zij dus zoo hard
zij konden, toch kostte het hun heel
veei moeite om de huur van het land
te voldoen.
Het ging zelfs al slechter en slech
ter en eindelijk kwam een kwaad
jaar, waarin alles scheen te misluk
ken. De kleine haveroogst, die den
armen Andries zooveel werk had ge
kost, werd vernield. Twee kwartalen
huur waren zij schuldig en Andries
bemerkte, dat hij zelfs niet. genoeg
had om de helft ©r van te betalen.
Giiet. zei hij diep bedroefd tot
zijn vrouw, wat moeten we toch
berinnen
De arme vrouw, die zelf gebreK
l©ed om haar kinderen toch manr ge
noeg 1e geven, doch die desondanks
toch altijd een vroolijk vezicht zette,
zei zo© opgewekt mogelijk
Wel, Andries. w© moesten de
koe verkoopen, dat ïs hef (hesten
daar het Donderdag marktdag is,
moest ie moreen naar de stad gaan.
Het arme beest kan dan nog oen dag
uitrusten, zoodat je er een goeden
prijs voor kunt maken.
Griet, zei Andries, ik' ge
loof. dat je gelijk hebthoe naar ik
het ook vind, dat wij de koe moeten
verkoopen, toch zal ik morgen met
haar naar de stad gaan.
Zoo vertrok hij den volgenden mor
gen met de koe, terwijl zijn vrouw
hem op het hart drukte, het dier niet
te goedkoop van d© hand te doen.
Het was een mooie, heldere Juni-
morgen en de vogels zongen zóó vroo
lijk, dat Andries werkelijk nieuw©
lxoop kreeg.
root Steeds meer naderde hij den top
van oen heuvel den „Flesschen-
heuvel" zooals hij nu heel. maar
dat was toen niet de naam er van
en juist terwijl hij stond te kijken
naai- een leeuwerik, die van den he
mel met lieflijk gezang neerdaalde,
ontdekte hij plotseling een mannetje,
dat naast hem stond.
Zeer verschrikt, omdat hij nog
geen minuut te voren niemand had
gezien, keerde Andries zich om en
wensente het mannetje goedenmor-
gen.
Goedenmorgen, zei de vreem
deling, die een zonderling piepstem
metje had, zooals een roestig schar
nier.
Naar de grootte van het kereltje te
oordeelen dacht Andries, dat hij met
een jongen te doen had, maar in
plaats daarvan zag hij ©en oud, ge
rimpeld geel gelaat, dat wel op een
verschrompelden appel leek, en twee
kleine, rustelooze roode oogen.
Het mannetje had een spitsen neus
en lange, witte haren. Andries was
niet gesteld op het gezelschap van
dwerg en dreef zijn koe wat
vlugger voort. Maar het oude man
netje bleef bij hem, niet loopende,
zooals andere menschen, maar ge
luidloos over den ruwen grond glij
dende als een schaduw. Andries'
hart klopte hevig en hij had zoo mo
gelijk de koe graag in den steek wil
len laten. Hij was nog niet van den
schrik bekomen, toen zijn medereizi
ger zich weer tot hem richtte met de
woorden: „Waar ga je met de koe
heen, beste man?"
Naar de markt, zei Andries, be
vende bij het schelle en doordringen
de geluid van de stem.
Om haar te verkoopen'? vroeg de
reemdeling.
Wil je haar aan mij verkoopen?
Andries ontstelde. -Hij was bang
iets met het mannetje t« maken te
hebben en „neen" zeggen durfde hij
nog minder.
Ik wil je er deze flesch voor ge
ven, zei de dwerg, terwijl hij een
flesch onder zijn jas vandaan haalde.
Andries keek naar het mannetje en
naar de flesch, en ondanks zijn vrees
moest hij wel in lachen uitbarsten.
Ja, lach maar! zei de dwerg;
maar ik zeg je, dat deze flesch meer
waard is, dan al het geld dat je op
de markt voor je koe kunt krijgen;
ja. meer dan duizendmaal zooveel.
Andrie3 lachte weer. Denk je, zei
hij, dat ik zoo gek ben om mijn goede
koe te geven voor een flesch... en nog
wel ©en leege? Neen, neen, zoo gek
ben ik niet.
Geef mij de koe nu maar en
neem jij de flesch j© zult er g©en
spijt van hebben!
Maar wat zal Griet zeggen? Er
zou geen eind komen aan haar ge
jammer! En ho© zouden we de huur
betalen? En wat zouden wij moeten
beginnen zonder geld?
Ik zeg je, dat deze flesch beter
is dan geld, neem haar en geef mij
de koe. Ik vraag het je voor de laat
ste maal, Andries Sterk.
Andries ontstelde. Hoe weet hij
mijn naam? dacht bij.
D© vreemdeling ging voort: An
dries. ik ken je en ik heb liet beste
met je voor; daarom, doe wat ik je
zeg, of je zult er spijt van hebben.
Wie weet of er niet. veel vee op de
markt zal zijn; misschien krijg je er
een slechten prijs voor of je wordt be
roofd op den weg naar huis... Maar
wat sta ik te praten, als je toch be
sloten bent, je geluk weg t© gooien!
O, neen, ik wil mijn geluk niet
weggooien, zei Andries. En als ik er
zeker van was, dat de flesch zooveel
waard is als je zegt, al vind ik altijd
een volle flesch.beter dan 'n leege, ik
zou u de koe geven.
Neem de flesch mee, zei d©
dwerg haastig, en laat mij de koe.
Wees maar niet bang, en als je isiar
huis gaat, doe dan juist, zooals ik Je
Andries weifelde nog steeds.
Nu, goedendag dan; ik kan niet
langer wachten. Nog eenmaal: wil je
de flesch nemen en rijk worden of wil
je haar niet ihebben en je levenlang
bedelen en je vrouw en je kinderen
van gebrek zien omkomen? vroeg het
mannetje.
Misschien is het waar, zei An
dries nog weifelend. Hij wist niet,
wat te doen; ondanks zichzelf geloof
de hij den dwerg en eindelijk greep
hij de flesch. Neem de koe, zei hij, en
als je me bedrogen hebt, dan zal de
vloek van den arme op je rusten!
Ik geel noch om je vervloekin
gen, noon om je zegeningen, maar ik
heb de waarheid gesproken, en dat
zal je vanavond bemerken, als je
doet wat ik zeg.
En wat is dat dan?
Als je naar huis gaat, bekommer
je er dan niet om of je vrouw boos
is, maar blijf zelf kalm en laat haar
de kamer schoon vegen; zet dan de
tafel in het midden van de kamer en
leg er een schoon tafellaken op; zet
dan de flesch op den grond en zeg
deze woorden: Flesch, flesch, doe je
plicht! en je zult zien, wat er gebeurt.
Is dat alles? vroeg Andries.
Meer niet, zei de vreemdeling.
Vaarwel, Andries Sterk, je bent
een rijk man!
De hemel geve het, zei Andries,
terwij'l de dwerg de koe voortdreef en
Andries den weg naar de boerderij in,
sloeg; maar toen hij omkeek, om
naar het vreemd© mannetje t© zien,
waren èn koe, èn dwerg verdwenen.
Het warrelde hem in a'ijji hoofd,
toen hij huiswaarts ging, gebeden
prevelend ©n d© flesch stevig vast
houdend.
Wat zou ik moeten doen, als ze
brak? dacht hij. Maar ik zal er wel
voor oppassen. Hij verborg de flesch
onder zijn jas en haastte zich voort,
met verlangen het oogenblik tege
moet ziende, dat hij de flesch zou
kunnen beproeven, en beangst voor
de booze woorden van zijn vrouw.
Dobberend tusschen vrees en hoop
verlangen en verwachting, bereikte
hij 's avonds zijn huis tot verwonde
ring van Griet, die voor het haard
vuur zat.
Wat, Andries, ben je nu al te
rug? Je hebt toch nog niet den heelen
weg naar de stad afgelegd? En waar
is de koe? Heb je haar verkocht? Hoe
veel heb je er voor gekregen? Wat
voor nieuws breng je mee'? Toe, ver
tel eens gauw?
Wacht maar. Griet. Als je me
tijd laat, zal ik je alles vertollen. Als
je wilt weten, waar ae koe is, dan is
•het meer dan ik je vertellen kan.,
want een dwerg ik bedoel een
vreemdeling is met haar wegge
gaan,
O, dus je hebt haar verkocht; en
waar is het geld'?
Geduld. Griet, en ik zal je er al
les van vertellen!
Maar wat is dat voor een flesch
onder je jas? vroeg de vrouw, terwijl
ze haar hals uitrekte
Stil maar, dan zal ik 't je vertel
len, en de flesch op tafel zettend, zei
hij: Dat heb ik voor de koe gekregen!
Zijn vrouw stoDd als door den
bliksem getroffen
Is dat alles? Waar is dat goed
voor? O, waarom -heb je dat gedaan?
Waarmee moeten we nu de huur be
talen? En wat zullen de arme kinde
ren moeten doen om wat te eten te
krijgen? En de arme vrouw begon 1©
weenen.
Kom, kom, Griet, zei Andries.
Heb ik je niet verteld, dat het oude
mannetje, of wat het mag geweest
zijn ,mij tegenkwam neen, hij
kwam mij niet tegen, maar hij stond
op eens naast mij o pden .heuvel,
en hoe hij mij er bijna toe dwong
hem de koe te verkoopen!
Je bent een dwaas! riep de
vrouw uit, terwijl zij de flesch greep
om haar in haar drift in het vuur te
werpen. Maar Andries nam haar de
flesch af en nu vertelde hij kalm aan
zijn schreiende vrouw, ho© hij er roe
gekomen was, de flesch aan te ne
men in ruil voor de koe.
Zijn vrouw moest hem wel geloo-
ven, vooral daar zij al evenzeer aan
sprookjes geloofde als haar man.
Daarom begon zij zonder één woord
te zeggen den vloer te vegen met een
bos heidekruid. Daarom maalkte zij
alles schoon en spreidde het ©enige
schoone tafellaken op de tafel en An
dries zette de flesch op den grond
riep:
Flesch, flesch, doe je pliobit!
Kijk eens, kijk eens, moeder! riep
zijn oudste zoontje en spron;
zijn moeder toe, toen twee teere, klei
ne kereltjes uit de flesch opstegen en
in een oogenblik de tafél dekten met
horden en schalen van zilver en goud
vol met de heerlijks-© spijzen,
men zich kan voorstellen; en toen al
les gereed was, verwenen zij weer in
de flesch; nog nooit in huk
Jc-.cii hadden zij zulke borden en
schalen gezien en zij konden ze niet
genoeg bewonderen. Het gezicht al
leen benam hun bijna den eetlust;
maar ten slotte zei Griet: Kom, ga
zitten, Andries ,en eet wat: je zult
zeker honger hebben na zulk een goe
de dagtaak.
Dus heeft de oude man mij toch
niet bedrogen! zei Andries verheugd.
Zij deden zioh allen flink te goed,
Toen zij gereed waren, wachtten zij
een oogenblik oni te zien of de twee
kleine kereltjes de borden en schalen
zonden weghalen; maar er kwam ui©
mand.
Zij gingen naar bed en spraken er
nog lang over of zij al die mooie din
gen, die zij niet noodig hadden, zou
den kunnen verkoopen.
Andries ging den volgenden
naar de stad en verkocht de gouden
borden en hij kociit een paard en een
vrachtkar en tal van mooie dingen
voor zijn vrouw en kinderen en voor
zichzelf
Zij deden alles wat zij konden om
het bezit van de flesch geheim te hou
den, maar ten laatste kwam hun
landheer er achter. Want toen ihdj be
merkt had, hoe mooi .Andries' vrouw
en kinderen er nu uitzagen en hoe
veel mooie dingen zij in hun huis
hadden, kwam hij op een dag bij An
dries en vroeg hem, waar hij al dat
geld vandaan haalde, zeker niet
van de boerderij! Hij zanikte net zoo
lang, dat Andries hem eindelijk het
geheim van de flesch vertelde. De
landheer bood hem er een groote
som gelds voor, maar Andries wilde
haar niet geven, totdat de landheer
hem eindelijk zijn heel© boerderij
aanbood.
Andries, die nu zeer rijk was, en
dacht, dat hij nooit meer om geld
verlegen zou zijn, gaf hem de flesch.
Maar Andries had zich vergist. Hij
en zijn gezin gaven geld uit als wa
ter; zij werden armer en armer, tot
dat zij ten slotte niets anders meer
over hadden dan één koe, evenals
vroeger. En Andries dreef het di©r
voor zich uit om haar op de marlet
te verkoopen, in de hoop ihot oud©
manuclj© weer te ontmoeten en een
nieuwe flesch te krijgen. Juist toen
hij den top van den heuvel had be
reikt eu ©en oogenblik naar de schoo
ne vullei staarde, die in al haar
schoonheid aan zijn voeten lag, werd
hij opgeschrikt en verblijd door de
zelfde. \\ni(i be kende stem.
Wel, Andries Sterk, had ilk je
niet voorspeld, dat je een rijk man
zoudt worden'?
Dat beu ik ook geworden, maar
\u ben ik niet lijk meer. Maar in
dien u een andere flesch voor mij
hebt. dan wil ik daar gaarne mijn
koe voor geven, want ik heb de flesch
nu nog meer noodig, dan lang gele
den.
Hier is de flesch, zei het oude
mannetje glimlachend en met een
zonderlinge uitdrukking in zijn roo
de oogjes; j© weet wat je er mee doen
moet.
O, ja, dat weet ik, zei Andries.
Zoo vlug als hij kon, liep hij naar
huis terug. Ilij kwam er veilig me©
thuis en zoodra hij zijn vrouw zag
iep hij: Ik heb een nieuwe flesch,
Griet!
Je bent een gelukskind, Andries;
ja, dat ben je, riep Griet uit en in een
oogenblik had ze alles in orde ge
bracht ©n Andries zette de flesch op
den grond en zei: Flesch, flesch, do©
je plicht.
Maar daar kwamen eensklaps
twee groote, sterke mannen met dik
ke knuppels uit de flesch te voor
schijn en die begonnen den armen
Andries en zijn vrouw en kinderen
af te ranselen, totdat zij allen op den
grond iagen, huilend om genade; toen
verdwenen de mannen in de flesch.
Toen Andries zich eenigszins van
de pijn en den schrik hersteld had,
stond hij zachtjes op en keek oin
zich Iheen; hij hielp zijn vrouw en
kinderen op; toen verboia hij de
flesch onder zijn jas en ging naar
zijn landheer die juist een groot feest
aan zijn vrienden gaf.
Andries Het door een bediende aan
den landheer zeggen, dat hij hem
noodig moest spreken. Eindelijk ver
scheen de landheer.
Wel, Sterk, wat wil je?
Niets, meneer, maar ik heb hier
nog een flesch.
Aha! Is ze even goed als de eer
ste?
Wel, als u wilt, kunt u ze aan
al de dames en heeren laten zien.
Kom dan maar mee, en Andries
volgde hem naar een groote zaal,
waar hij zijn oude flesch op een
hooge plank zag staan. Misschien,
dacht hij bij zichzelf,krijg ik je straks
weer!
Nu, zei de landheer, met een
glimlach van verwachting, laat Je
flesch maar eens zien.
Andries zette de flesch op den grond
jn zei: Flesch, doe je plicht!
En in een oogenbiik tuimelde de
landheer op den grond; dames en
heeren, bedienden, allen vluchtten
en schreeuwden, spartelden, schop
ten en gilden. Borden, bekers en
schalen werden naar alle richtingen
geslingerd, tot de landheer snakkend
naar adem uitriep:
Laat die twee monsters ophou
den, Andries Sterk, of ik zal je laten
hangen!
Ze zullen nooit ophouden, zei
Andries, voor dat u mij mijn eigen
flesch hebt teruggegeven.
Geef ze hem, geef ze hem, voor
dat wij allen dood zijn! brulde de
landheer.
Andries stak de oude flesch in zijn
zak, liet de twe© mannen weer in
hun flesch springen en bracht de
beide flesschen naar huis.
Ik behoef mijn verhaal niet langer
te maken door te vertellen, hoe hij
rijker werd dan ooit, lboe zijn zoon
trouwde met de eenige dochter van
den landheer, hoe hij en zijn vrouw
stierven, toen zij zeer oud waren, en
hoe na hun dood ©en paar bedienden
om de flesschen gingen vechten en ze
beide braken. Maar de heuvel heeft
nog den naam behouden van Fles-
scihenheuvel, en zoo zal 't zijn tot in
longtc van dagen.
CORNELIS N. Je hebt deze week
in Z. niet zulk prettig weer getrofién.
Of hebben jullie 't maar uitgesteld?
Ik vond die kaart heel mooi, het was
er net een, om op grijs papier te plak
ken en op te hangen.
LENA K. Ik vind het net iets
voor jou, om de kermis prettig te vin
den, maar toch geloof ik, dat zoo'n
dagje naar G. je nog béter fevaJt!
Vond je bet ver om te loopen en was
je toen niet te moe. om daar nog te
spelen?
BERNARD V. Ja, de vac2:;tie is
nu weer bijna om. Het zijn toch heer
lijke weken geweest en ik denk. dat
hét leeren nu ook weer vee! prettiger
is, dan vóór de vacantie! Koenen er nu
op school ook nog reisjes en uitstap
jes, of is dat allemaal"afgeloopen?
JAN v. II. Ik dank je we! voor
je kaart. Die huizen doen me denken
aan Huisduinen en het heele Noorden
van Noord Holland, waar ik vroeger
zoo dikwijls geweest ben. Moet j©
Maandag weer naar schooi? En ben je
erg bruin geworden daar in de dui
nen?
KEES DE K. Ik wed, dat je er,
als je er nog drie maal geweest bent,
toch weer telkens iets nieuws ziet.
Ben je er iedereu zomer één keer ge
weest?
HESTER K. Heb je pleizier ge
had i.n Zandvoort? Ja, zoo'n vacantia
gaat gauw om! Krijgen jullie op
school ook wel eens huiswerk op? en
krijgen jullie ook rapporten?
WILLEM O. - Heb je vec-1 geduld?
of duurt he* nooit zoo heel lang vóór
je beet hebt'? Wat voor visschen zijn
er in de Westergracht? Of ga je ook
dikwijls naar de Leidschevaart.' Naar
welke bioscope ben je geweest'?
JOHAN A. Je bent eigenlijk te
vroeg met je album, want er is nog
geen nieuw uitgekomen! Heb ;e iiet
vorige ook? of heeft Willem ze toen
verzameld? Was het prettig in Zand
voort? En wat vond j© hei aardigst
op de kermis?
Brievenbus
(Brieven aan d© Redactie va a
de Jvinder-Aïdeeling moeien
gezonden worden aan Me
vrouw Venemav. Doorn,
Kleine Houtweg 21, Haar
lem.
In
zond©
JAN R. Ja, nu moet je me de
volgende week maar eens vertellen,
wat je in A. hebt gezien en gedaan.
Ik wed, dat ik dan een extra langen
brief van ie krijg.
HENRIéTTE v. B. Ik vond bet
erg gezellig, om weer eens wat van
jullie te hooren! Gelukkig dat Mien
nu weer thuis is en er zoo goed uit
ziet! Maar ze moet zich nu zeker nog
een heele poos kalm houden en niet
hard werken. Heeft ze al dien tijd in
bed gelegen? Heerlijk, dat het jou op
de N. S. goed bevalt. Moet je veel wer
ken en erg je best doen. of kan je het
gemakkelijk bijhouden? Ja, de dierna
men die je opnoemt zijn goed en mo
gen gebruikt worden, maar de kleu
ren bij de bloemen mogen er niet bij,
want dan zou je bij iedere bloem al
de kleuren kunnen opnoemen, waarin
de bloem wel eens voorkomt.
LENA B. Wel bedankt voor je
mooie kaart! 't Is een bekend p'ekje
uit A.! Ken jij er nu ook den weg al
een beetje?
H. Ja, zoo gaat het met de
raadsels wel eens meer, en ook met
de sommen op school! Als je het ma
niertje weel, is het gemakkelijk ge
noeg Houd je ook veel van rekenen?
Prettig, dat je zoo tevreden bent over
je va ca n tie! Vertel mij eens wat je al
zoo hebt uitgevoerd!
A. E. D. De nieuwe strikvragen
zijn goed. Be ben erg nieuwsgierig,
hoeveel dier- en bloemennamen je ein
delijk hebben zult. De twee raadsels
die je op 80 Juli insrezonden hebt, zijn
goed Waren er veel kinderen bij jul
lie uit logeeren in de vacantia? En zijn
vandaag weer allemaal thuisgeko
men?
ANNA en SOPHIA v. W. Wat een
prettigen tocht hebben jnllie gemaakt.
Ik ben daar ook wel eens geweest,
maar toen was de stoomtram ©r nog
niet, alleen ©en heel klein benauwd
omnibusje! Ja, lis daar prachtig!
Vooral het dorpje S. ligt er zoo mooi,
vind j© ook niet'? Prettig, dat er nog
een paar meisjes van jullie leeftijd
meegingen!
WILLEM v. d. L. Jij hebt al een
bijzonder prettig© vacantie gehad!
Zijn de laatst© tochten allemaal even
prettig afgeloopen als de eerste? En
wat vond je nu wel het allermooiste^
van alles wat je gezien hebt?
WILLEM A. DE T. Mochten jullie
alleen met de vlet uit? Ja, dan moest
je wel heel voorzichtig ziin! Wat was
er nu nog van de gestrande boot te
zien? Wil j© me eens schrijven, waar
je 't verhaaltje, dat je me zondt, ge
vonden holiL?
WILLY G. Wei, wel, wat
lange brief is dat dezen keer gewor-
deu! Acht kantjes! Nu, maar je had
dan ook heel wat gezien ea h^jl vut
uitstapjes gemaakt Je hebt een heol
stuk van onze provincie goed leeren
kennen! Was je al die dagen verkou
den, of was het gauw weer beterl
Prettig, dat jullie toen nog een logée
luidden, toen konden jullie hier ook
uitstapjes maken, want een logé© laat
je graag all© mooie plekjes in de
buurt zien, vind je niet?
JAN DE B. Wel bedankt voor j<
mooie kaart, Jan! Heb je pleizier ge
had in A.? En vond je den Amersfoort-
schen berg mooi?
Mevr. VENEMA—v. DOORN,
16 Augustus 1913.