binnen. Uit een donker hoelkj© haal
de zij iets, zorgzaam omhuld, to voor
schijn en droeg het zorgvuldig naar
beneden, nam de doeken er af
zag nu met een blik van innige
vreugde naar eene poppenkamer.
Zero heel eenvoudig als vroeger die
poppenkaiuers waren, zoo was ook
deze met korenblauw vloerkleed
het salon, geel beihangsel, witte
gordijnen en liet aardig kleine meu
bilair met helrood overt rolde en; ter
wijl de andere kamer in bruine kleur
behangen was.
Verschrikkelijk bont alles;
mooi ol zoo mooi voor een blijmoe
dig kinderoog. Zoo kwam die pop
penkamer uit hare verborgemlieid op
de lafeil dn de huiskamer en Geertrui-
da had een goede oogmaat gehad,
want de vrijgelaten ruimte was juist
groot genoeg.
Daar ging de deur van de huiska
mer open en ihaar man voegde zich
bij baar.
Ben je klaar?
Ja, Robert Grietje slaapt toch?
Eindelijk; 't kind was zoo op;_
■wonden en vroeg, al half in slaap
nog, „wat ze morgen krijgen zou?
Maar wat is dat?
Eene poppenkamer, zooals
ziet, en wel een zeer bijzondere -
Dat kan ik nu juist niet. vinden,
zoo zien ze er allemaal uit.
En toch een bijzondere
re het omdat ik ze morgen voor de
tweede maal ten gesdlienke geef.
Nu, bij nader inzien nieuw is
ze nietl
En toch heeft ze zich goed ge
houden want zo is eenmaal van
mij geweest toen ik nog een kind was
'en ze heeft een geschiedenis. Wil je
diie hooren?
Robert glimlachte.
Een treurige? vroeg hij, haar
mee naar de sofa nemende.
Neen want ze eindigt
vroolijk.
Laat dan hooren 1
Zonder onnoodigen omhaal begon
iij:
Elf jaar heb ik daar boven in
een donker hoekje den schat mijner
jeugd bewaard en in het geheel be
zit ik hem al tweemaal zoo lang, wan
neer ik er aftrek eene week tusschen
Kerstmis en Nieuwjaar toen ik 'm ten
geschenke gegeven had.
Geleend dan toch, Truitje; want
acht dagen
Ten geschenke gegeven, zooals
ik zei.
Dan hen ik er benieuwd naar, te
vernemen
Wacht maar. Eerst moet ik wat
anders vertellen. Kunt ge nog je
mijn grootmoeder herinneren?
Zoo'n beetje zij kwam altijd
consequent voor de ruiten, wanneer
ik vensterpromenade voor je maakte.
Je moet dan wéten, dat toen pa
pa overleed en niets naliet, kwamen
Bertha en ik bij grootmama van
veel weelde in grooten eenvoud.
Grootma had pa's levenswijze al
tijd streng algekeurd; zij was een
spaarzame vrouw en zij had ons, wee-
zon, niet tot zich kunnen
wanneer ze niet altijd zoo zt
leel'd had. Ik was nog jong en wist
niets van de voormalige pracht en
heerlijkheid; maar Bertha was al
vijftien jaar en neeft altijd die zucht
naar weelde behouden. Gelukki
mooi als zij was, kreeg ze een inan
met geld; maar ik benijd haar niet.
Wij hebben ininder dan onze zwager
en Bertha; daarom zijn ze niet ge
lukkiger dan wij, wel?
Zij vlijde zich tegen hem aan; hij
kuste haar en sprak:
Neen, dat kunnen ze niet zijn.
Maar wat heeft dit alles mat je pop
penkamer te maken?
Hel behoort er alles bij. Ik was
bijna tien jaar; Bertha was verloofd
en trouwde spoedig daarna. toen
werd 't nog stiller en eenzamer bij
grootmama. O," zij heeft mij zoo lief-
zoo innig lief gehad en zoolang ik
leef zal ik het goede oudje dankbaar
blijven, haar'naam in dankbare her
innering houden maar wat
kind kan gelukkig maken, dat wist
de oude vrouw niet meer.
Als ik jarig was, kreeg ik lekker
nij en zij schonk mij kleederen en van
alles; maar speelgoed heb ik nooit in
mijn bezit gehad. Ik geloof niet, dat
grootma er ooit begrip van heeft ge
had, dat een kinderhart verlangen
daarnaar koesteren kon...
En toen opeens, op mijn tienden
jaardag, kreeg ik de poppen kamer.
Lach niet. meer Robert, ik was zoo
onuitsprekelijk gelukkig, dat de wa
terlanders me in de oogen kwamen.
Dat was mijn alles! Niets meer had
ik van noode. Wat heb ik daarmee
gespeeld! Ik naaide gordijnen van
lapjes in grootma's prullenmand; ik
haakte kleedjes voor de klein© cana
pé en stoelen, en was steeds even
vindingrijk, om den luister van die
veelkleurige poppenkamer te verhoo-
gen.
Dat trof zelfs de oude vrouw, ern
stig en streng als zij was; het trof
haar zoo dat ze met mij speelde.
Als je haar werkelijk gekeild hadt,
zou je weten wat dat zeggen jvou. Ja,
nog meer; zij begon te beseffen, dat
spelen voor kinderen eene behoefte
is; maar wat zij ook later mij gaf, véél
kostbaarder speelgoed, niets vermocht'
de poppenkamer te verdringen. Het
nieuwe, verrassende van dat éérste
geschenk was onuitwischbaar geble
ven in mijn gemoed; wat ik achter de
winkelruiten, vooral tegen Kerstmis,
zag prijken wil je wel gelooven, dat
ik met een gevoel van fiere gering
schatting er op neerzag; niets ging
->r boven mijn rechtmatig eigendom.
Uie poppenkamer beschreef wat.
Zoo nam die eerst in werkelijkheid,
daarna dn de herinnering "de beduide'
nis aan van een schat en ik had er
geen flauwe voorstelling van, dat ie
mand ter wereld er minder mee in
genomen zoude kunnen zijn.
Ik was zeventien jaar oud gewor
den. al aangenomen, droeg lange
kleeren en ver-ging van ijdelheid, als
jonge dame te worden beschouwd;
maar op mijn poppenkamer vöel nog
wel eens een welgevallige blik en ie-
deren morgen wérd er met pijnlijke
zorg het stof afgenomen. Nu ja, het
was nog maar eene reminiscentie;
maar bijkans iedereen heeft zoo het
een of ander, dat lief en dierbaar-
bleef uiit de kinderjaren. En wie het
niet heeft, wie het nooit had hem
of haar zou ik beklagen...
Toen kwam de groote proeve der
waarde van mijne poppenkamer; dat
wil zeggen: de waarde, dio zij in de
oogen van anderen had. Weder wa
ren eenige jaren verloopen eö Ber
tha's oudste dochtertje, mijn nichtje
Adèle, was zes jaar oud geworden.
Dienzclfden winter was lief. toen we
ons heimelijk verloofden, dat ik met
Kerstmis naar mijne zuster zou gaan.
Weet je het nog?
I-Iij knikte toestemmend.
Nu dan je vroeg mij, waarom
ik zoo treurig van mijn uitstapje te
rugkwam:. men bad mij toch zoo rijk
bedacht! Zeker, was dit zoo; mijn ge
fortuneerde verwanten konden zich
de weelde veroorloven, met rijke ge
schenken mij te overstelpen, en toch
kwam ik verdrietig terug.
Destijds schaamde ik mij, op je
deelnemende vragen te antwoorden;
nu is het anders en ik zal je de waar
heid zeggen. Men had mij gekrenkt
diep gekrenkt.
Voordat ik afreisde, had ik grootma
gevraagd of ik niet wat voor mijne
zuster, mijn zwager en de kleine
Adèle moest meebrengen; ik ontving
van haar vijf gulden. Zooveel geld
had ik nog niet in mijn bezit gehad
en in het beheeren daarvan was ik
zeer onervaren; zoo kwam het, dat ik
voor zwager en zuster het gaheele be
drag had uitgegeven, vóórdat nog
aan Adèle kon warden gedacht. Nog
maals mij tot grootma wenden, dal
durfde ik niet en zoo brak ik mij hel
hoofd, hoe raad te schaffen. Ik
kreeg een goeden inval.
Mijns poppenkamer zou ik aan de
kleine rnedd geven en mijn hart ju
belde bij de gedachte aan dit offer;
het moest mijne liefde voor .hot k'md
omgeven niet een waren stralen
krans,.. Onverwijld ging ik aan het
werk. Het een en ander moest wor
den vernieuwd en met ijver verricht
te ik het noodige; waarna alles er
weer zoo goed als nieuw uitzag. Jij
waant heel bij toeval natuurlijk
bij mijn vertrek aan den trein en dc
poppenkamer nam ik mede in een
groote doos je hebt toen haar in de
hand gehad. Het verdere is spoedig
verteld.
Het Kerstfeest van rijke menschen
heeft niet zelden iets pralends, zoo
heelemaal niet in overeenstemming
met het lieve, intieme van zoo'n hui
gerslede, Rozig wared 3e wangen,
glimlachend de lippen; in den droom
vermeide een onschuldig ongekun
steld kind zich in het geluk van den
komenden dag.
Tira krijgt bezoek.
Tim, in de wandeling genaamd Ra
telslang-Tim, zat in zijn mooie ka
mer met de ratenslangevellen aan de
wanden en trok grimmig aan zijnkorl
Pijpje, dat hij zelf gemaakt had. Het
was herfst, dien ze in Amerika in-
dianenzomer noemen, warm en zon
nig over dag, reeds koeler in den
nacht en aan de boomen in de berg-
wildernis kwam een weinig goudgeel
of purperrood. Voor hem, op den ge
spleten vloer lag en nummer van
de „Pueblo-donderkeil" met een be
richt over zijn overvalling van de
postkoets van Las Vegas in het na
burige Nieuw-Mexico. Dit had zijn
vriend en stille vennoot, genaamd
Zomersproeten-Charlie, hem toegezon
den. Tim nam het blad en las liet slot
nog eens.
„Intnsschen is men het over den
persoon van den bandiet nog niet
eens," zoo schreef de berichtgever,
„daar hij gemaskerd was. Maar de
fijnheid van het opzet, de virtuositeit
van de uitvoering en het beminnelijk
optreden van den roover doen met
haast ontwijfelbare zekerheid denken
aan Ratelslang-Tim. Jammer maar,
dat het resultaat van de overvalling
zoo heelemaal niet in verhouding is
tot al de aangewende kunst."
Zoo'n boosaardige, ellendige
schaarkerel! knorde Tim door zijn
tanden en hij liet het blad weer val
len. Als die mij weer in den weg
komt, maak ik met revolverkogels '11
zeef van hem. Moet die overal rond-
zwetsen over den armzaligen buit!
Zoo iels maakt iemand belachelijk.
Hij luisterde toe.
In. de verte werd het ratelen der
wielen van een voertuig verneem
baar, die hard tegen steen stieten-
Tim stond op, ging over den slechten
vloer naar zijn uitkijkvenster, dat het
smalle bergpad naar zijn huis be-
heerschte en waar steeds twee Win-
chesterbuksen hingen, en keek naar
buiten.
TanteI zeide hij
Spoedig daarna hield de wagen voor
het houten huisje stil, en de knoki
ge tante Tulpine stapte er uit.
Tim, sprak zij, toen zij het ver
trek binnentrad, ik heb van Ding-
mans Ferry je een brief meegebracht.
Een brief l riep Tim verbaasd
uit. Wie kan aan mij schrijven? Hij
nam de missive in ontvangst en be
keek onderzoekend omslag en adres,
dat in steile, nette, dunne letters te
lezen gaf: den heer Timothy Boyn,
poste-restante Dingmans Ferry, Co
lorado. Het poststempel was dat van
een klein nest bij St. Louis. Tim ruk
te den omslag open en las. Toen lach
te hij naar zijn gewoonte zoo vreose-
lijk dat de slangevelien aan de wan
den klapperden, en zeide
Niet kwaad, tante. Je herinnert
je nog je kleinen neef Bob, dien we
twintig jaar geleden in Denver za
gen, toen ik in den zaagmolen van
Stubel werkte?
Tante Tulpine gaf levendig een be
vestigend antwoord.
Mooi zoo hij is nu apothekers-
leerling, schrijft hij, doet een plel-
zierreisje naar Utah en wil mij be
zoeken. Hij denkt dat ik farmer ben
solijk tast. Destijds heb ilt <!at het i C hootkooper - lwtrahul Ik begrijp
»..t 1.1» h.t hs. met hoe hp mijn adres te weten 8«-
komen. Daar, leesl
eerst ondervonden en later het
vestigd gezien.
Adèle stond als verblind voor bet
gewirwar van edele gaven, liet duur
ste was niet goed genoeg geweest en
tante Tulpine nam eerst een
kopje van de slappe koffie, die altijd
op de kachel stond, zette zich in den
grasgroenen schommelstoel, schoof
oververzadigd hield zij zich verder j Brooten zilveren bril recht en las.
bezig met een delieiePeeh kerstkrans. I JiVwfSÏ'
waaraan ze voor een paar dagen de J £teen
Vijfduizend ratelslangen! grom
de hij (dat was zijn lievelingsvloek,
moet u weten) en hij spoog het ven
ster uit, de kippen op den kop. waar
zal ik 't geld vandaan halen voor dien
Bob? Zoo'n 25 jarige slungel eet 3ls
'n uitgehongerde Ogalallal Gelukkig,
dat Teddy niet hier is.
Teddy is zijn hoopvolle zoon. Hij
maag zich overlaadde.
En mijne poppenkamer? O oh Bertha
was zoo nederbuigend, de kleine
Adèle op mijn geschenk opmeriizaam
te maken, zonder de minste of gering
ste belangstelling van het kind op te
wekken! Hoe kon het ook anders! Tot
de overweldigende collectie kostbare
geschenken behoorde reeds een pop- steelt voor 't oogenblik paarden
penkamer of neen, 'n poppenpaleisl Dakota.
Trappenhuis, candelabres, keuken Tim er zit niet anders op, dan
met sniritusformris' salon met lirhl met Charlie weer 11 zaakje..te doen.
met spn ïtusiormns, salon met licht- Dat |aaLsle wa3 niet veol bijzonders.
kroon (natuurlijk met echte was- En de kof{ie is s]ap
kaarsjes), portières aan de deuren en) Nu, een zaakje doen heette ten hui
een kleine piano in de kamer, een ze van Timergens wat reizigers uit-
klavier da.t geluid geven kon Ro-plunderen,
bert, het was een arm kind, dat zich De 'c0^'e Is s'aP altijd de kof-
niol verheugen „oh, omdat mon door £*"«2* i'V/jS fe
overvloed de kleine reeds blasé
maakt had!...
Niet genoeg nog! Bij toeval moest ik
hooren, hoe Adèle, het ontzettend ver
ste in 't huishouden is. Tante,
hebt niet dal gevoel voor 't grootsche,
wat onze familie onderscheidt. Maar
overigens heb je gelijk. We moeten
weer eens 'n zaakje doen, en wel een
wende, wijsneuzige meisje, aan oen goed. Dat laatste was misselijk. Hop--
vriendinnetje verhaalde, dat „die on- i derdvijitig vieze dollars en veertig
- cents, vier zilveren horloges, dn0 van
ne poppenhamer naar zolder gmgj cn pw valsc6be'manchet-
mama wilde or mee wachten tot tant© knoopen. De lui reizen tegenwoordig
„Gertrude" weer wog was. Eigenlijk nóg maar met checks eri met waar-
moest men voor zulke menschen zich delooze horloges en marichelknoopeu,
en de diamanten doekspelden laten
ze thuis. Daarvan vijftig procent aan
den partner, maakt vijf-en-zeven tig
dollars, dertig dollar van ons beiden
aan dien schavuit den sheriff, opdat
hij niets legen ons onderneemt of in
tijds mij waarschuwt. Vijfduizend
schamen.'
Eerst ging hel mij als een steek
door het hart, Daarna echter gevoel
de ik een onuitsprekelijk medelijdon
met de arm© rijko. Ik sprak met Ber-
tiha.
Zoo kwam het, dat mijne poppen
kamertje werkelijk naar d© zolderka
mer ging; maar eersjt nog drie jaar
bij mij in grootmoeders huis bleef
en daarna veilig opgeborgen werd
in den schuilhoek waar ik ze nu van-
daan gehaald heb. Op mijn tiende
jaar was ik er zoo overgelukkig mee;
morgen is Grietje tien jaar zij zal
zich verheugen, zoonis ik mij eens heb
verheugd
Ziedaar de geschiedenis; cenc een
voudige, d'ood-eenvoudigo geschiede
nis, niet waar?
Zij zweeg; hij zag peinzend voor
zich uit. Nu wendde hij ziöhi naar
haar en zacht trok hij haar naar zich
toe.
Ik heb er dan toch opnieuw uit
geleerd, wat 'n goed verstandig vrouw
tje ik heb, sprak hij en wij beiden
kunnen er uit leer en, dat vreugde rij
ker maakt., dan bezit.
In de kamer daarnaast bewoog zich
iets.
Grietje keerde zich om op haar le-
tijds
ratelslangen I 1-Iij spuwde weer op
de kippen.
Ja, 't is treurig, Timl zuchtte
tante Tulpine en slurpte een lange
teug van de slappe koffie. De zaken
worden van jaar tot jaar slechter.
Zoo is 't tante. Morgen aa ik
dadelijk naar Charlie le Parsipanny
om de nieuwe onderneming af le
spreken. Bob moet worden ontvangen
als een Lord dat ben ik hem schul
dig.
De Arkansas-express had juist het
kleine station Las Animas aan -de
Arkansas-rivier verlaten en donderde
westwaarts door de in nachtelijk duis
ter gehulde prairie. I-Iet was zoo on
geveer 's avonds elf uur. In de drie
slaapwagens brandden de lampen
reeds laag en de meeste passagiers,
ook drie dames, lagen al in de slaap
steden aan weerszijden van de mid
dengang. Alleen in den rooksalonwa-
gen zaten nog vier beereu kaart te
spelen, met whisky en soda. Achter
in de kleine bar zat de bulfetkellner
in zijn sneeuwwit buis en keek schuin
naar de vier Pokerspelers, of ze nog
niet aanstalten maakten om op te
'houden. Dc slaapwagen-bedienden in
nette uniformen, enkel negers, zooals
overal daar in de treinen, slopen zon
der geluid te maken door den met
tapijt heiegde middengang in den wa
gen, nog met 't een en ander in de
waechlokalen of in de kasten bezig.
In den achtersten slaapwagen sloot
de zwarte fle kast en hij wilde zich
naar den volgenden wagen begeven,
toen het portier openging. Hij wend
de het hoofd om en een pak hand
doeken viel van schrik hem uit de
hand, Voor hom stond een man, die
er ongeveer uitzag als een veedrijver
uit de prairie. De kerel had een don
kerblauw wollen hemd aan, waarvan
de mouwen tot aan de ellebogen wa
ren opgestroopt, en een zwarten doek
om den hals. Op het hoofd droeg hij
den echten breedgeranden vilten noed
der koeherders. Zijn gezicht was voor
drie vierde bedekt met een soort
masker van ruwe stof, blijkbaar zelf
vervaardigd, met twee openingen
voor de oogen. In de recuterhand
hield hij een revolver van gewel
digen omvang con met zes scnoten.
De kolf van een tweede revolver keek
aan zijn linkerzijde uit een open foe
draal. Achter hem verscheen daar
op een tweede gemaskerde- van een
uergeiijlc voorkomen, die zeifs in ie
dere hand een revolver van achtens
waardige dimension hield.
Mijn besta jongen, zei de eerste
gemaskerde zacht tot den zwarte,
draai de lichten op, sluit de deur
dicht en die aan 't andere einde ook,
en blijf bij die deur staan.
Dit zeide Ratolslang-'lim zoo onge
veer op een toon, alsof hij den neger
verzoent, hem een glas water te bren
gen. Want het was Tim's beginsel, in
„zaken steeds van een unnemeua©,
uiiüers hem ganscfi vreemde nofieiijk-
neid te zijn. De zwarte, grijs vau
angst, gehoorzaamde, liet was nu we
der helder licht in den waggon. Ier-
wijl Zomersproeten vnarl.e aan den
ingang bleef, opende 11111 het gordijn
voor de eerste twee slaapplaatsen bo
ven, en beneden links, daarna die
aan de overzij. Hij schudde de slapen-
den wakker ©u zeide vriendelijk:
Toe Koeren we-est zoo goed,
even op te staan en beneden te ko
men. Ik wees elite u een oogenblik
over zaken te spreken, llicr is het
trapje.
I-lij schoof dit naderbij, zoodat de
menschen gemakkelijk naar beneden
konden. Zoo ging hij van gordijn tot
gordijn; eerst links, daarna rechts.
Onafgebroken ratelde intusschen de
trein door den nacht. Het was altijd
dezelfde ervaring, welke zich hier we
der bevestigde. De passagiers, als ver
doofd door het overweldigende van
het plotselinge, onverwachte, noodlot
tige en het bewustzijn van weerloos
heid, klommen gehoorzaam als kinde
ren uit hun bed. Wien nog een vonkje
'er weer lust in de mannenborst glom,
dien werd het door de beide onaange
name revolvers in Charlie's handen
aan de deur uitgeblazen. Diens taak
was dan ook alleen, den ander in den
rug te dekken en hem tegen eventueele
aanvallen var. een dolkoene te dek
ken. Zoo kon Tim ongestoord werken.
Zoo alles present! zei Tim ge
laten. Nu. hecren, hoe hoog
denkt ge uw leven bij mij te verzeke
ren?
Dat was Tim's gewone aardigheid
bij die gelegenheden; altijd inan van
van den hmrvt>risti«rh©u handiet te
verlegen, schuw, sidderend, met een
gedwongen lachje, ieder naar zijn
temperament. De een of ander be
proefde óók grappig te zijn, in de mee
ning zich hierdoor de welwillendheid
van dne humorisüsohen bandiet te
verzekeren. Niets ontging hem: geen
zak in broek, vest, jas of valies. Een
had een revolver in zijn tasch.
Oh, oh, zei Tim en onderzocht
haar nauwlettend. Scherp geladen;
zeker voor slecht gespuis bestemd.
Hij nam de patronen er uit, stak ze
in zijn zak en legde de revolver weer
in de tasch.
Nu de doekspelden en ringen, als
'k u verzoeken rr.ag!
Daar begon '1 weer met het „dier
baar aandenken" van moeder, zuster,
vrootmoeder, tante, oom erizoovoorts.
Het hielp niets Ook den voorslag van
een dikken kaalkop, hem in plaats van
het geld het drievoudig bedrag .in
check te betalen, wees Tim vriendelijk
af. In zijne zaak., merkte liij aan,
werd contant betaald. E11 gemoede
lijk telde hij vijfhonderd dollars, die
in den borstzak van den dikke waren.
Dat was nog eens 'n zaakje! Tim was
de beste luim. Hierop kwamen drie
dames aan de beurt, die in de kooien
gebleven waren; het waren twee zus
ters en haar tante. Zij hadden als
naar gewoonte „helaas" slechts wei
nige dollars bij zich; juist genoeg
voor hare behoefte.
Vriendelijk bedankt, zei Jim.
En nu dat andere in uw vergeeft
mij mijne koenheid kousen! Daar
wist hq alles van. Sidderend gin_
de handen, onder de dekens en over
handigden Tim de warme papieren
dollars,
Zoo, zeide hij nu, ik vraag de
dames en. hoeren verschoon ing voor
de stoornis. Ge zijt tot aan Salt Lake
City verzokerd! Verzoeke geen vin te
verroeren, voor dat we er uit zijn.
Daarna wendde hij zich tot den zwar
te, gebood hem de deur te openen en
achterwaarts ging hij er uit; in de
opendeur bleef hij nog even staan en
wenkte Charlie; diens aftocht werd
ditmaal door Tim gedekt. Nu gelast
ten zij den zwarte, bij ben te komen,
de deur te sluiten, hun den sleutel te
overhandigen en te blijven, waar hij
was. Zij betraden den tweeden wagen
alles ging weer zooals in den eersten,
en zoo verder. De vier pokerspelers in
den salonwagen zagen ze over 't
hoofd. Voor op <1© loco-motief begon
de bel te luiden.
Charlie, wo komen hij Junto. We
moeten den trein af naar de paar
den!
Tim trok aan de noodrem; de knar
sende wielen werden gegrepen. Nog
een oogenblik de express stond stil.
Toen de conducteurs en de overige be
ambten met lantaarns langs den trein
liepen, waren de bandieten in het don
ker van den nacht verdwenen. In de
verte klonken de hoeven van galop-
peerende paarden.
En wederom zat Rulelslang-Tim in
de mooie kamer met de ratel&l'ange-
•ellem aan de wanden en nog grim
miger dan anders trok hij aan zijn
kort pijpje. Het was in ilen namid
dag. Die laatste assurantiezaak was
weer niet schitterend geweest. Na af
trek van het aar deel van zijn partner
en voor den sheriff, waren er driehon
derd dollars voor hem overgebleven.
De vijfhonderd dollars in papieren
geld, die hij den dikken kaalkop afge
nomen had, bleken valsch te zijn. Tim
en Charlie hadden twee uur lang ge
mopperd, want dit was het vetste hap
je geweest, en zij hadden zich hoogst
ongunstig uitgelaten over de oneer
lijkheid der reizigers. Voor een deel
van het geld luid taart© Tulpine rn
Dingmans Ferx'y allerlei inkoopen ge
daan koffie voor zich en vele ande
re heerlijkheden, oin neef Bob behoor
lijk te ontvangen. Goed of kwaad, hij
moest in den zuren appel hij tan. Daar
om had Tim eigenhandig uit het meer
Krckapoo den lekkersten baars en
makreel gevangen en in de kleine
beek achter zijn iiuis in de vischkaar
gedaan. Want neef Bob kon ieder
oogenblik komen. Ar.drew Horn, Tim's
vertrouwde in Dimgmans Ferry, hield
zijn rammelend wagentje gereed, om
neef Bob naar Tim's schuilhoek te
brengen. Dit had Tim al jaren.gele
den verzocht en bij de wilde bergmei-
schen in Dingmans Ferry werd Tim's
gebod onvoorwaardelijk gehoorzaamd
Hij stond op, om de kippen te voeren.
Nauw had hij het huis door de ach
terdeur verlaten, toen hij in de verf©
het geluid van wagenwielen vernam,
en tante Tulpine kwam aangeloopen
om te melden, dat Bob in aantocht
was. Tim, altijd wantrouwend, ging
naar zijn uitkijkvenster en zag uit
Ja, de gebaarde man in den wagon,
die er als een struikroover uitzag,
was Andrew Horn, en naast hem die
nieuwmodische jonge man met vuur
rood© das, dat was wel Bob. Hij ging
naar het huis en langs het zonnige,
hobbelige bergpad.
Hier breng ik neef Bob! zed An
drew Horn lachend.
Welkom Bob! zei Tim en reikte
hem vriendelijk de harde, vereelte
hand, zoodat Bob's vingers kraakten.
Welkom, Bob! zei ook tante én
onderzoekend bekeek ze hem door
haar zilveren bril. Je bent een flin
ke jonge man geworden! Toen geleid
de zij hem in huis. Andrew Horn keer
de zich om en alle drie begaven zij
zich in de mooie kamer, waar Bob de
ratelslangevellen bewonderde. Tante
haalde haar slappe koffie en onzach
te, vastgebakken koeken.
Je bent later gekomen dan we
dachten, merkte Tim aan en hij stop
te een nieuwe pijp.
'- Ja, zei Bob. en hij slurpte be
hoedzaam de slappe koffie van tante.
Daar is alle reden voor. U weel ze
ker al, oom dat de Arkansas-express
eergisterennacht tusschen Las Animas
en La .Tunta door twee bandieten uit
geplunderd is.
Re hm lim ja, daar heb ik
iets van gehoord.
- Ik had het ongeluk, in dien trein
te reizen en de kerel3 hebben mij al
mijn zuur bespaarde geld, honderd «1
vijftig dollar, afigcstolen en ook mijn
horloge. Ik moest eerst naar Pueblo,
om aan ander geld te komen.
Vijfduizend ratelslangen! zei Tim
en hij spuwde uit liet venster de kip.
pen juist op den kop. Ja, nu wist hij,
waar liij dat gezicht meer gezien had!
In den derden slaapwagen.
Tante hoestte even en dronk den
eenen slok koffie na den ander, alsof
zij haast had.
Overigens, zoo iets merkwaar
digs als die bandiet, die ons uitschud
de, heb ik nog niet gezien. Hii sprak
maar voortdurend van „zaken"
was de vriendelijkheid zelve. Hij w
haast, vermakelijk! -
En hij vertelde het gebeurde uitvoe
rig.
Maar één, zoo besloot hij zijn ver
haal, een dikke kaalkop, beeft hem
vreeselijk beetgenomen met vijfnon-
deed dollar. Hij was al tweemaal op
reis van alles beroofd geworden. Se
dert reist hij met valsch geld. Het
echte heeft hij verborgen 111 de voe
ring van zijn hoed. En opdat de ban
diet gretiger naai- het valsche geld zou
happen, bood hij eerst hem een check
aan.
I-Iaha! lachte Tim gedwongen.
Zoo'n schobbejak!
's Avonds laat, toen ze in de mooie
lcamer alleen varen, zeide Tim tot de
tante:
Heb Je nu ooit zoo'n koopje ge
zien?! Wat zeg je daarvan? ik moet
het geld hem teruggeven, dat spreekt
vanzelf en dat horloge moet ik hem
later eens sturen. Bliiven me nog
maar hondordvijftig dollar over. Ik
zou welgoeden nacht!
Goede nacht! zeide tante lachend
haalde een verseh kop koffie van de
kachel en verdween in haar kamer.
Tien dagen bleef Bob bij oom Tim:
zonder te vermoeden, bij wien hij was
Toen hij afscheid nam, trok oom hem
wat ter zijde en sprak:
Beste jongen, hier heb je honderd
vijftig dollars in plaats van het geld,
dat dje schoft je heeft afgenomen. Ik
kan ze missen. Ik heb genoeg. Mocht
ik je horloge soms eens machtig wor
den dat wordt gewoonlijk onder de
hand verkocht dan krijg je 'L ook
terug. En nu, houd je goed!
Bob sloot hem geroerd in zijne ar
men. Daarop omhelsde hij tante,
sprong in Andrew I-Iorns rammelende
wagen en vertrok.
Tante wuifde nog lang het haar
schort.
Toen ging Tim weer in huis.
Vijfduizend doch hij ging niet
verder, Rouwde de kinnen op den kop
en barstte toen uit in een lach, zóó
dat de slangevóllen aan den wand
klapperden.
DAMRUBR1EK.
I1AARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem no. 492,
van J. DIJKSTRA.
(le Publicatie.)
ar
m
ÉN
s
a
iï
X
n
m
s
SU
L:
m
M
it
ÜS
BH
m
itf
feil
Êi
-
Wit
Zwart, 12 schijven op: 12, 13, 16, 17, 19, 21, 23, 24, 25, 28, 30, 30 en dan
op 49.
Wit 14 schijven op: 26, 32, 34, 35,37, 38, 39, 40, 41, 44, 45, 47, 48 en 50.
Probleem no. 493,
van BERGIER.
(Le Damier.)
Zwart
46 47 4b 40
Zwart 11 schijven, op: 2, 4, 7, 8, 9,12, 13, 14, 20, 23 en 24.
Wit 10 schij ven, op22,25, 31, 32,33, 34, 39, 40, 43 en 48.
Oplossingen van deze problemen
avoï'den gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres uiterlijk Dinsdag 9
September a.s.
Oplossing van probleem no. 488, van
den auteur Wit 37—31, 35—30, 29—23,
33 24, 41—36, 43—39, 42—37, 48—42,
36 20, 42 21
of indien zwart na den len zet van
wit in plaats 30:19, eerst 36:27 slaat,
'dan vervolgt, wit 4136, 29—23, 33 24,
35—30, 43—39 en verder als hoven 1
Een prachtslukje van problematiek
en wanneer men daarbij weel, dat dü
het eerste probleem is wat door de
zen auteur werd gemaakt, dan kan
men nog zeer veel schoons van hem
verwachten; wij ontvingen van ver
schillende zijden woorden van lof
voor den auieur.
Oplossing van probleem no. 489,
van den auteur: Wit 3530, 4440,
32-27, 43-38, 22-18, 37-32, 29- 24,
41:1, 84—30, 23-19, 1:6!