te
fi»
te maken, verklaarde Foster wljsgee-
rig.
Om een of andore reden voelde hij
zich het overige van den middag veel
opgewekter gestemd, en toen de
schemering begon te vallen gingen hij
en Parling weer op den ouden vriend-
scliappelijken voet met elkaar om.
Het zal mij verwonderen of
de oude Walford weer terug is? over
woog Foster.
Nog niet, antwoordde Parling.
Ik hoop maar dat wij hem te
vreden kunnea stellen, zei Foster.
Ik ook, stemde Parling hiermee
in. Ik zou wel lust voelen eens naar
het dorp te wandelen. Ga je mee?
Neen, ik maar niet. Ik zal hier
maar liever wachten en als ik er ge
legenheid toe heb mijn kans bij den
ouden Walford waarnemen.
Nu, ik denk dat jij wel met hem
zult klaar komen.
Een half uur lang was Foster
diept in zoete overpeinzingen, toen
sprong hij plotseling overeind, want
hij hoorde duidelijk een vrouw
schreeuwen in de richting van het
huis van Walford.
Zij is daar alleen! riep hij uit
en holde in de richting van het huis.
Weer hoorde hij een schreeuw en
versnelde zijn pas, toen hij uit het
'hek van het volgend weiland Miss
Walford haastig zag komen toeloo-
pen,
0, riep zij uit en greep haastig
zijn arm, ik ben zoo bang! Er tracht
iemand im te breken, en ik ben ge
heel alleenl
Hij stelde haar zoo goed mogelijk
gerust en snelde naar het huis. Een
ingesteld onderzoek bracht niets ver
ontrustends aan het licht.
Hij is weggeloopesn toen u begon
te schreeuwen, zei hij. Maar ik zal
bij u blijven tot uw vader terugkomt,
voor het geval dat hij het nog eens
zou willen probeeren.
Zij gingen samen op den tuinmuur
zitten. De omstandigheden maakten
het voor Miss Walford onmogelijk
haar houding van gekwetste majes
teit vol te houden, en langzamerhand
kwamen zij en Foster op een voet van
veelbelovende vriendschap, en een op
merking van Miss Walford was bij
zonder verlichtend.
O, u behoeft niet bang te zijn van
vader, zei ze. Hij zal u wel gauw
weer goed gezind zijn. Daar za! ik
voor zorgen. Ik kan hem altijd naar
mijn hand zeiten.
Met een verlicht hart danste Foster
als 't ware naar de tent terug.
Zoo, zei Parling. van zijn avond
eten opkijkend, is alles terecht geko
men? Dat heb ik eens aardig klaar
gespeeld, niet? Ik wist dat zij alleen
was, en ik raadde...
Zoo was jij dat, werkelijk? vroeg
Foster verontwaaid: Dat zal ik
haar dan morgen dadelijk vertellen.
Ik wil niet onder valsche voorwend
sels bij 'haar geïntroduceerd zijn!
En hij vertelde 'het haar, maar zij
scheen er zich niets van aan te trek
ken.
Maar natuurlijk ben je er boos
om, hield hij vol.
liet is heel vriendelijk van je
het zoo goed op te nemen, maar zóó'n
laffe mop....
Jij wist immers niet dat het oen
mop was, legde zij uit Ik vind, dat
jij je heel dapper hebt gedragen.
Zou je dan Parlimr misschien
kunnen vergeven? vroeg Foster.
Maar natuurlijk, zei Miss Wal
ford.
En daar heeft u nu het volledige
verhaal van hoe het begon.
De ouderlijke woning
Uit hns
a g u« h
Te hui3 in oen faaiiiiokmugl
Gelukkig Kimi! spiaa avaugedine,
onze heveiiiigaOiiuti v» ïjzeies op
kostschool in exi aaarUij
zag zij met naar mooie, nruuie Ougon
zwaarmoedig naar uon iioek Doven de
kast met ieermiuueicn. .\atuumjk, uo
arme! Want zij neen geen lamme,
zouals zij ons lieeit toevertrouwd.
Zij weel het, dat dij oiia net huise
lijk leven nog in eere gen ouden wordt;
vele Hollandsen© meisjes worden
naar een kostschool in net buitenland
gezonden om de taal te leeren.
Onze moedertaal komt er minder
op aan.
De F ran sclien, zegt Evangeline,
kennen eigenlijk geen uuiselijk leven;
zij weten met, wat uat is; de Russen,
do Italianen ook met. Alleen in
Uuitscnlttnd en Nedermnd reven de
kinderen in ware lieiue voor hunne
ouders, de ouders voor elkaar en voor
hun kinderen.
Dus zijn wij de ideale familiemen-
sctien.
En zoo mocht ik dan, na deze wijze
lessen, na vijf eindetooze jaren we-
derkeeren naar mijne familie. Waar
lijk, ik hart mij soms wel eens ver
beeld, dat ik die evenmin had ais de
arme Evangel iuel Hoe dikwijls heb
ik heimwee gehad; verlangen naar
ons oud winkelhuis in de drukke
straat van mijne geboorteplaats; naar
papa's mooieu winkel, waarin al,
wat gectaleerd was, mij toescheen 't
toppunt van kostbaarheid en elegan
ce. Nu is die al lang aan anderen
overgedaan, die wonderschoon© win
kel, welke con kleine, interessante we
reld op zichzelvs was, En onze nieu
we villa in een van do deftige buiten
wijken heb ik nooit te voren mogen
aanschouwen; want in de vacantia
kwamen papa en mama steeds mij
van de kostschool halen en namen me
mee naar Wiesbaden of Baden-Ba-
den of daar, waarheen de dokter ma
ma geliefde te zenden. Mijn aiAte ma
ma! Hoeveel verschillend© ziekten
moet ze in de laatste jaren wel heb
ben gehad, dat zóóvecel badkuren noo-
dig zijn geweest! Vroeger, toen ze nog
van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat in den winkel achter de toonbank
ttoud, mankeerde haar nooit iets. en
dat was heel gelukkig; want als d©
arts toenmaals hear zulk© kostbar©
reizen voorgeschreven had, zou ik
niet weten, wat mijn arme papa had.
moeten beginnen.
Nu echter la mijn© opvoeding vol
tooid en ik blijf te huis. Te huis! in
den familiekring gelukkig! Hoe kan
men, op de kot toch ooi In ballingschap,
altijd onder vreemden, steeds liet tel
kens opkomend verlangen naar huls
met alle inspanning bedwingend
met de lieve herinneringen der kinder
jaren hoe kan men op de conven
tioneel© kostschool daarnaar verlan
gen! Ho© keuvelt men, in eenzaamheid
en stilte, daarover met de lieve vrien
din die óók zoo naar huis verlangt.
Het ouderhuis heeft zooveel charmes
voor liet kind, dat d© opvoeding in den
vreemd© ontvangt en zelfs de moeder
taal niet meer spreken kan of mag....
En nu, mijn lief dagboek, wil ik u
mijne indrukken toevertrouwen. Met
de onderscheidene familieleden vang
ik aan.
Vooreerst pupa. Op hem zijn we
vree&elijk iroisch.
Hij is sedert drie jaar lid van den
Gemeenteraad en heeft overal ver
stand van; bijgevolg heelt dij ontzeu
tend veel te doen.
Hoewei üij voor zacdzeiven niet an
ders meer ie doen heeft dan coupon-
knappen, heeft bij het nu veal drunker
dan toen hij zijn eigen chef, winkelier
en huisknecht was; want toenmaals
hield hij 's avonds nog zooveel tijd
over, om zich met Ernst en mij eens
bezig te houden en als we hem kwa
men goeden nacht zeggen, ging hij
soms mee naar boven en dan mochten
we wat met hem ravotten. Maar gedu
rende de acht dagen na mijn© terug
komst heb ik hem, behalve 's middags
aan tafel, nog geen oogenbiik gezien.
Omdat hij 't over dag zoo vreeselijk
druk heeft, gevoelt hij 's avonds na
tuurlijk behoeft© aan ontspanning. Ik
heb aan mama gevraagd, of hij die
niet even goed in huis kon vinden;
omdat we toch een huis met werkelijk
zeer mooie kamers hebben en een ter
ras met een schat van bloemen ©r op,
en een grooten tuin, en dan hebben,
wij papa toch op eene andere wijze
lief dan de collega's en medeburgers-
die aanhoudend hem reden tot erger
nis geven. Mama heeft mij geant-
woord: ik was nog een dom meisje
Geen man van positie, die zich wat]
verbeeldde to zijn, amuseerde zich in
eigen huis. Ten eerste was dit niet
fijn en dan zou ook niemand bemer
ken, dat een Raadslid met een groot
fortuin iets anders is als 'n gewoon
burgermensch. Nu. dat is billijk, als
geen fijn heer het doet, kan papa het
ook doen. Voor minder fijn wil nie
mand worden aangezien; vooral niet
wanneer men. zooals wij, al dat fijne
niet van kindsbeen af heeft meege
maakt.
Mijn broer studeert in de rechten.
Hij wil Raadsheer wor den oi zoo iets.
Hij zegt, die studiën zijn „veiduiveid
zwaar'. En omdat ook lnj overuag De-
paald zich overwexkt aüe juristen
doen dat, zegt hij moet hij evenzeer
's avonds wat ontspanning heen. Den
armen jongen zie ik met eens gexe-
geld aan taloi. Al een paar maai was
hij van 't ve^e stuüeeren ofschoon
hij zich tot 2 uur 's nachts ontspan
nen had den volgenden morgen zoo
afgemat, dat hij vóór den middag niet
vermocht op to staan.
Mijn jongste zusje Ida is een aan
komende jonge dame. die met kwalijk
verholen minachting over poppen
spreekt. I-iure gouvernante heeft haar
een zoo gedistingeerde manier van
gaan en spreken geleerd, dat ik eerst
een kleine dwerg voor mij meende to
zien. Maar ze is nog geen zeven jaar
oud, ik mag dus de gegronde hoop
koesteren, dat ze in hare manieren
nog eens ingroeit. Het is een geluk
dat mania he' met die gouvernante
zoo goed getroffen heeft; want om dat
kind kan zij zich, dat spreekt van zelf
niet bekommeren; zij is den ganschen
dag afgejakkerd en doodmoe! Wat er
van eene vrouw van haar positie al
niet wordt geëischt! Vooreerst haar
jour dat komt iedere week terug.
Dan is zij lid van onderscheidene da-
mes-comié's en commissies. Voorts
weJdadigheidsvereenLgingen en fancy-
fairs, en zooveel 'meer, waarvan ik
me nooit eene voorstelling heb kun
nen maken! Die arme mama is na
tuurlijk geen enkelen avond thuis.
Geen van allen is 't. In de mooie, stijl
vol oud-Hollandsche huiskamer zit ik
moederziel alleen. Dat is to zeggen
ik heb ook mijn eigen zit- en slaap
kamer; vooral mijn boudoir is elegant.
Dat hebben we allen, papa, mama,
Ernst, Frits, zelfs Ida verdwijnt in
hare vertrekken als ze 'n bokke-
pruik op beeft. Neen, als ik bedenk,
hoe langen tijd we ons allemaal met
die kleine kaniers moesten behelpen
en toch hoe lief en gemoedelijk was
het in dien goeden ouden tijd! Ernst
en ik 's avonds aan de groote tafel
niet ons huiswerk, papa met zijn cou
t, mama met haar naaiwerk. Alles
om de ronde tafel; en hoe hebben we
gelachen geschertst en gelachen.
Nu lacht niemand meer; ook Ida
niet.
Ik kom mij voor, als een rups, die
eensklaps een bonte vlinder gewor
den is. Het is voor mij de overgangs
toestand: de pootjes van de rups ver
lies ik en op mijne vleugels kan ik nog
vertrouwen.
Hoe vreemd was 't, toen ik in mijn
kostochoolpakje met mama naar het
confectiemagazijn ging en de modis
tes daar uit de kleine pensionaire een
moderne jonge dame tooverden. Er
was geen tijd, om plechtgewaden aan
te meten en te laten maken; zoo'n me
tamorphose geschiedt tegenwoordig
aJs door eenvoudige aanraking met
den tooverstaf der lieve fee.
Toch schaamde ik mij voor de modis
tes, die met een meewarig lachje op
mij neerzagen.
Eerst was ik naar den dames-coif
feur gegaan en ze hebben mijn blonde
lokken uit elkaar geplukt en er aan
geborsteld en gekruld en gebrand, tot
de haren waren opgemaakt naar be-
hooren en ik er uitzag ladyke, zooals
mij verzekerd werd.
He nieuwe costuum zat me in de
taille veel te nauw; maar mama zei:
dat is eene fine taille en die van
Louise, de dochter van den Wethou
der van Onderwijs, was nog 3 centi
meter nauwer. Natuurlijk laat ik 't
knijpen.
De rok Is juis zoo lang, dat die over
't plaveisel sleept, als ik hem niet op
neem, en juist zoo kort, dat ik hem
niet goed opnemen kan. Het schoeisel
is een war© foltering; de gemakkelijke
schoenen van de kostschool zijn abso
luut onbruikbaar.
En al die heerlijkheden, die mij wer
den geschonken., draagt de malle Ida
in miniatuur. De goede Evangeline
zou mij niet herkennen; een ware lier-
vorming heb ik ondergaan. Alleen
mag het mij nog niet gelukken, mijn
gelaat In de plooi te houden. Fi done!
zegt mama dan, en zij stelt mij tot
voorbeeld Ida,
He slimste is, dat ik niet alleen
uiterlijk, maai- ook innerlijk mij aan
nieuwe toestanden moet aanpassen.
Mama verlangt namelijk met aan
drang, dat ik een of ander talent in
mij ontwikkel. Wel konden mijne goe
de onderwijzeressen niets bijzonders
in mij ontdekken, maar dat was ze
ker eeoi abuis; want zonder ©enigerlei
talent wordt in geen fatsoenlijke fa
milie tegenwoordig eene dochter meer
geboren.
Ik aarzel nu nog maar tusschen mu
ziek, schilder- en dichtkunst; geloof
echter, dat muziek de meeste kansen
biedt. In elk geval is het de meest ge
ruchtmakende kunst.
Al mochte ik mij het iioofd gek dich
ten en de oogen blind schilderen, on
deugende menschen zouden toch kun
nen doen als bespeurden ze niets van
mijne scheppingen. Daarentegen, als
ik speel of zing, kunnen de lui zich
de ooren dichtstoppen; zoodra him
armen lam worden, moeten zij zich
wel onderwerpen en mij aanhooren.
Buitendien kunnen de meeste men-
schen slechts verzen als slecht beoor-
deelem, maar of men speelt wat er
staat mits het met aplomb ge
schiedt snapt van de honderd paar
ooren niet een. Anders ware de mu
ziek nooit zoo populair geworden. Er
zijn nog meer menschen zoo verstan
dig als ik en weten, met welke gaven,
ook bij ontstentenis, zij moeten woe
keren.
Danslessen zijn een overwonnen
standpunt- daan oor heeft de kost
school-educatie alleszins voldoende ge
zorgd. Iets nieuws, k la Isidora Dun
can. kan mij niet bekoren.
Maar paardrijden moet ik leeu-en.
Louise van den Wethouder van On
derwijs namelijk rijdt ook in de ma
nége.
Ik houd eigenlijk niet van paarden
en zou al even graag zitten op een
panter; maar Louise we kunnen in
dit opzicht natuurlijk niet achter
staan.
Ik zal alzoo rijlessen nemen. En dan
wil mama. dat ik tot de „uitgaande"
meisjes zal behooren.
Onder „uitgaan" wordt hieo- min
der frissche luchtscheppen dan tame
lijk bedorven lucht inademen
staan.
Morgen beginnen we onze visite
tour.
De dief.
Uit de schatkamer van vorst Ma-
rabjui was zekeren dag een ring van
onschatbare waarde gestolen; althans
op onverklaarbare wijze verdwenen.
De verdenking, den diefstal te heb
ben begaan, rustte op geen bepaal
den persoon; hoewel Marabjul met ze
kerheid moest aannemen, dat slosh ts
een van zijne lijfslaven zich aan dit
ongehoord misdrijf kon hebben schul
dig gemaakt.
De vorst liet deze slaven voor zich
verschijnen en beloofde aan hem, die
in staat was om ook maar het minste
spoor aan te geven, dat tot ontdek
king van den schuldige zou kunnen
leiden, een hooge belooning. Dit leid
de tot geen resultaat. Nu liet hij aan
elk der staven vijif-en-twintig stok
slagen op de voetzolen geven;'ook de
ze maatregel, waaronder waarschijn
lijk zes onscbuldigen leden, had geen
ander gevolg, dan dat het steunen en
weeklagen der getuohtigde slaven 't
vorstelijk paleis vervulden.
Marabjul, over het mislukken van
zijne pogingen vertoornd, beloofde
het toedienen van stokslagen zx>
lang te laten voortzetten tot de schul
dige zoude zijn ontdekt; maar toen
den derden dag, ten gevolge van dien
gruwzamen maatregel, de arts geroe
pen werd om de wonden der bloeden
de menschen te heelen, peinsde de
vorst op andere middelen, ten einde
zijn doel te bereiken.
Daar kwam hem de aids te hulp,
die sprak:
Mijn verat, ik ken een middel,
dat geschikt is om den dief uit te vin
den.
- Honderd goudstukken zult gij
ontvangen, wanneer gij dit vermoogt,
gaf de vorst ten antwoord.
Nu, ik behoef voor mijne proef
maar een handvol rijstkorrels voor
elk van uwe slaven.
- Dat middeltje is bekend, sprak
de vorst; vermoedelijk wilt ge den
slaven gelasten, de rijst te kauwen
en den schuldige dreigen, dat de kor
rels in zijin mond zullen groeien en
de dief zal, uit vrees dat zijn rijst
korrels zouden kunnen groeien, met
verdubbelden ijver ze vermalen.
Als ge niets beters weet, heb ik u niet
nooddg; want ook aan mijn slaven zul
len die kunstgrepen niet onbekend
zijn. Zij zuilen wel oppassen, iets op
zienbarends te doen, dat hen zou ver
raden!
Er zijn nog andere middelen,
edele vorst; laat mij eerst hunne won
den verbinden en dan laat mij be
gaan.
Kort daarna werd de arts weder
bij Marabjul ontboden, die zijne sla
ven, welke weder een dracht slagen
meenden te moeten duchten, om zich
verzameld Ihad en Bpraki
Binnen weinige oogenblikken zal
ik den dief onder jelui hebben uit
gevonden. Mocht 'hiij mog vrijwillig
zich aanmelden, dan zal de helft der
straf hem worden kwijtgescholden.
Hij werpe berouwvol zich aan mijne
voeten en ik zal zachter oordeelen.
Doch de slaven sidderden, zonder
dat een Ihunïior bekende, schuldig te
zijn.
Doe dan uw püchit, sprak Ma-
rabj ul tot den arts, die nu van onder
zijn mantel zeven korte bamboes-tak
jes te voorschijn bracht en sprak:
De boom stond eens in een heilig
oord en de takken hebben, hoewel
reeds droog, de wonderbare eigen
schap, behouden, die zij bezaten toen
ze nog groen waren. Elk uwer neme
nu een tak tusschen de tanden en
trachte, daarin te bijten, slechts
aan één zal dit gelukken, want Ln
zijn mond zal de tak week worden
als was; dit is de kracht van den won
derboom, 31© den verstokten misda
diger zal overleveren aan zijn rech
ter.
De Blaven deden wat hun bevolen
was, en trachtten het hard© hout met
de tanden te verbrijzelen. Nu gelast
te de arts hen op te houden; bedacht
zaam en opmerkzaam onderzoekend
nam hij ieder den bamboes-tak uit
den mond. Van den eersten tot den
zesden waren de sporen der tan
den aan te wijzen; aanduidende de
vruchtelooze pogingen om in het
harde, droge bout te bijten. Toen de
arts bij den zevenden slaaf kwam
het was de oudste en beproefdste die
naar van Marabjub geloofde de
vorst, dat ook dit middel tot niets
leiden zou, daar hij zijn oudsten die
naar niet tot den diefstal in staat
achtte. Maar zegevierend hield de
geneesheer den bamboestok uit den
mond van den zevenden slaaf om
hoog. Die tak was glad gebleven en
wees geen spoor der tanden aan.
Beken, rampzalige! riep de
vorst, dubbel verwoed nu het zijn
beste slaaf was, die het snoode mis
drijf begaan had, beken, of je wordt
ten prooi van mijn© tijgers in den
kerker geworpen.
0 heer, stamelde de grijsaard,
vergeef mij, ongelukkige! De teeke
nen zijn tegen mij; toch ben ik on
schuldig. Met alle moeite heb ik ge
tracht in het harde hout te bijten,
maar overtuig u zelf, genadige gebie
der ik heb geen tanden meer in
den mond.
(Naar Fr. POSSELT.)
DE TOEKOMSTMENSCH.
De steeds toenemende afhankelijk
heid van den zoogenaamd modernen
oultuurmenseh van allerlei mechani
sche en technische hulpmiddelen doet
gaandewegs merkwaardige toestan
den geboren worden en geeft eerlang
aanleiding tot het volgend Vragen- en
Antwoorde nspel.
Vraag Kunt ge schrijven?
Antwoord. Neen, ik gebruik een
schrijfmachine.
Vraag. Kunt ge zingen?
Antwoord. Neen, ik gebruik een
phonograaf.
Vraag. Bespeelt u eoros een rau-
ziek-instrument?
Antwoord. Waartoe? Ik heb een
pianola.
Vraag. Kunt ge naaien?
Antwoord. Neen, ik heb eene
electrische naaimachine.
Vraag. Kunt ge teekenen of
schilderen?
Antwoord. Neen, ik heb een
pholografisch- momenttoestel.
Vraag. Kunt ge loopen?
Antwoord. Komt zelden voor; ik
maak gebruik van spoorweg, electri
sche tram, motorfiets of automobiel.
Vraag. Kunt ge zien?
Antwoord. Niet zonder bril.
Vraag. Kunt ge hooren?
Antwoord. Niet zonder hoorbuis.
Vraag. Is uw spijsvertering goed?
Antwoord. Neen; ik neem gere
geld in.
Vraag. Kunt ge slapen?
Antwoord. Sedert lang niet meer
zonder narcotische middelen.
Vraag. Kunt ge u in een of andere
politieke, artistieke, letterkundig© of
andere kwesti© een© onafhankelijke
persoonlijke meening formuleeren?
Antwoord. Neen; ik ben lid van
'n kiesvereeniging en richt mij in mijn
politiek© meening naar die van d© lei
ders. Wat letterkunde en schoon©
kunsten betreft, ontleen ik mijne mee
ning aan courant en tijdschrift, en
voor het overige schik ik mij naar de
publieke opinie.
Vraag. Kunt ge ademhalen?
Antwoord. Alleen met behulp
van een respirator.
Vraag. Is er nog iets, dat gij zelf
doet?
Antwoord. Eten.
Eerlang zullen we dit stelletje wa
gen voor den toekomstmenseb reeds
aan onkelen in onze omgeving kun
nen voorleggen.
EEN KUNSTLIEVEND
ALLEENHEERSCHER,
Nicolaas, keizer aller Russen, was
een dilettant-schilder; ware hij niet
een gekroond Hoofd geweest, men
zou gezegd hebben: een klad
schilder, die wanneer het niet in
tijds door list gelukt ware, het ge
vaar te weren meer zou hebben
verknoeid dan alle kladschilders der
wereld te zamen.
Hij had zich geoefend om grena
diers te teekenen, die hij, met de voe
ten te beginnen, optrok en die tot ln
de plooien der jassen op elkaar gele
ken als tweelingen.
Op een mooien dag begon hij zich
te wijden aan het schilderen in olie
verf en hij had twee pas voltooide
landschappen van een der beroemq-
'ete Russische schilders dier dagen
overdadig gestoffeerd met grenadiers,
zonder dat Z. M. zich had bekom
merd om de regelen der perspectief:
de een© grenadier hing in de lucht,
terwijl de andere als een kolos van
Rhodes tusschen huizen en boomen
prijkte.
Maar dit was nog niet genoeg.
Eens moest men ervaren, dat de
Czaar gelast had, een Teniers uit het
keizerlijk museum te halen. Het schil
derij stelde een oud vrouwtje voorj
den kunstlievenden gebieder behaag
de het, dit vrouwtje te veranderen ln
een grenadier.
Na afloop van deze kunstbewerking
beval hij, nóg twee doeken van Te
niers te halen en do geheele collectie
zou spoedig beklad zijn geworden,
ware de directeur van het museum
niet op den schranderen inval geko
men, de stukken van Teniers te doen
copiëeren en die copieën den keizer
lijken gebieder ter verbetering voor
te leggen.
Sedert bekladde de Czaar nog voor
veel geld aan copiën, doch de origl-
neele stukken bleven voor de kunst
bewaard.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
'Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543,
PROBLEEM No. 496,
van
Baptiste Mo re au,
(I© Damier).
Wit
Zwart. 9 Schijven op 1, 2, 9, 20, 24, 28, 30, 35, 37 en dam op 19.
Wit 10 Schijven op 11, 12, 15, 17, 21, 36 38, 43, 44 en 45.
PROBLEEM No. 497,
van
C. M. B c c k.
(Eerste publicatie).
J 46
Wit
mi
ÉR
m
81
jj§
m.
fPP
m
-
K
fiïfi
a
«s
m
m
a
a
iH
m
a
m
a
m
m
s»
j
r>
m
m
i
Zwart. 11 Schijven op3, 5, 7. 12, 13, 14. 16, 18, 19, 22 en 2
Wit 11 Schijven op 21, 25, 30, 33, 37. 38, 39, 40, 41, 43 en 4
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 23
dezer.
Oplossing van probleem No, 492,
van den auteur Wit 37—31, 38—33,
28. 47-41, 48-43, 34—29, 35 24,
28, 40—34, 44:11, 26 281 Zéér
mooi I
Oplossing van probleem No. 493,
van den auteurWit 2217, 32—28,
1-28 31-27, 43—38, 34-30, 48 10.
25:1!
Yan deze problemen ontvingen wij
goede oplossingen van de heeren R.,
Bouw, M. ten Brink, J. Dijkstra, J.
Jacobson Azn., W. J. A. Matla, P. Ot-
tollni, J. Siegerist, T. C. N.
CORRESPONDENTIE.
T. C. N. Dank voor toezending
bladprobleem wordt heden, het an
dere probleem volgende week ge
plaatst Blijven ons aanbevolen hou
den.
BLADPROBLEEM
van
T. C. N.
Op te lossen van het diagram, dus
zonder bord en schijven te
gebruiken.
m
1»
>3^
-
m
P
4»
a
i?
m
3
m
a
Sf
a
31
m
e
m
m
31
28
a
M
f§
18
83
46 47 48 49 50
Zwart 12 Schijven op 1, 4, 6, 9,11, 12, 13, 14, 17, 20, 26 en 43.
Wit. 12 Schijven op 21, 22. 23, 25, 28, 29, 32, 34, 36, 41, 45 en 47.
Het oplossen van het blad is zeer
nuttig voor de beoefenaars van het
damspel en raden wij daarom ten
zeerste aan, dit niet te verwaarloo-
zen.
DAMCURSUS.
Wij zullen eerst over 14 dagen hier
mede kunnen voortgaan, wijl wij a.s.
week de analyse eener gespeelde par
tij moeten publiceeren, wat zeer veel
plaatsruimte inneemt.
De Haarlemsobe Damclub houdt
haar bijeenkomsten lederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het ge
bouw „De Nijverheid", Jansstraat 85,
alhier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
zich bij het bestuur aanmelden.
Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun
nen als aspirantleden worden toege
laten.
Inlichtingen worden gaacne ver
strekt door den Secretaris, den beer
J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon
no. 1543.