te fi» te maken, verklaarde Foster wljsgee- rig. Om een of andore reden voelde hij zich het overige van den middag veel opgewekter gestemd, en toen de schemering begon te vallen gingen hij en Parling weer op den ouden vriend- scliappelijken voet met elkaar om. Het zal mij verwonderen of de oude Walford weer terug is? over woog Foster. Nog niet, antwoordde Parling. Ik hoop maar dat wij hem te vreden kunnea stellen, zei Foster. Ik ook, stemde Parling hiermee in. Ik zou wel lust voelen eens naar het dorp te wandelen. Ga je mee? Neen, ik maar niet. Ik zal hier maar liever wachten en als ik er ge legenheid toe heb mijn kans bij den ouden Walford waarnemen. Nu, ik denk dat jij wel met hem zult klaar komen. Een half uur lang was Foster diept in zoete overpeinzingen, toen sprong hij plotseling overeind, want hij hoorde duidelijk een vrouw schreeuwen in de richting van het huis van Walford. Zij is daar alleen! riep hij uit en holde in de richting van het huis. Weer hoorde hij een schreeuw en versnelde zijn pas, toen hij uit het 'hek van het volgend weiland Miss Walford haastig zag komen toeloo- pen, 0, riep zij uit en greep haastig zijn arm, ik ben zoo bang! Er tracht iemand im te breken, en ik ben ge heel alleenl Hij stelde haar zoo goed mogelijk gerust en snelde naar het huis. Een ingesteld onderzoek bracht niets ver ontrustends aan het licht. Hij is weggeloopesn toen u begon te schreeuwen, zei hij. Maar ik zal bij u blijven tot uw vader terugkomt, voor het geval dat hij het nog eens zou willen probeeren. Zij gingen samen op den tuinmuur zitten. De omstandigheden maakten het voor Miss Walford onmogelijk haar houding van gekwetste majes teit vol te houden, en langzamerhand kwamen zij en Foster op een voet van veelbelovende vriendschap, en een op merking van Miss Walford was bij zonder verlichtend. O, u behoeft niet bang te zijn van vader, zei ze. Hij zal u wel gauw weer goed gezind zijn. Daar za! ik voor zorgen. Ik kan hem altijd naar mijn hand zeiten. Met een verlicht hart danste Foster als 't ware naar de tent terug. Zoo, zei Parling. van zijn avond eten opkijkend, is alles terecht geko men? Dat heb ik eens aardig klaar gespeeld, niet? Ik wist dat zij alleen was, en ik raadde... Zoo was jij dat, werkelijk? vroeg Foster verontwaaid: Dat zal ik haar dan morgen dadelijk vertellen. Ik wil niet onder valsche voorwend sels bij 'haar geïntroduceerd zijn! En hij vertelde 'het haar, maar zij scheen er zich niets van aan te trek ken. Maar natuurlijk ben je er boos om, hield hij vol. liet is heel vriendelijk van je het zoo goed op te nemen, maar zóó'n laffe mop.... Jij wist immers niet dat het oen mop was, legde zij uit Ik vind, dat jij je heel dapper hebt gedragen. Zou je dan Parlimr misschien kunnen vergeven? vroeg Foster. Maar natuurlijk, zei Miss Wal ford. En daar heeft u nu het volledige verhaal van hoe het begon. De ouderlijke woning Uit hns a g u« h Te hui3 in oen faaiiiiokmugl Gelukkig Kimi! spiaa avaugedine, onze heveiiiigaOiiuti v» ïjzeies op kostschool in exi aaarUij zag zij met naar mooie, nruuie Ougon zwaarmoedig naar uon iioek Doven de kast met ieermiuueicn. .\atuumjk, uo arme! Want zij neen geen lamme, zouals zij ons lieeit toevertrouwd. Zij weel het, dat dij oiia net huise lijk leven nog in eere gen ouden wordt; vele Hollandsen© meisjes worden naar een kostschool in net buitenland gezonden om de taal te leeren. Onze moedertaal komt er minder op aan. De F ran sclien, zegt Evangeline, kennen eigenlijk geen uuiselijk leven; zij weten met, wat uat is; de Russen, do Italianen ook met. Alleen in Uuitscnlttnd en Nedermnd reven de kinderen in ware lieiue voor hunne ouders, de ouders voor elkaar en voor hun kinderen. Dus zijn wij de ideale familiemen- sctien. En zoo mocht ik dan, na deze wijze lessen, na vijf eindetooze jaren we- derkeeren naar mijne familie. Waar lijk, ik hart mij soms wel eens ver beeld, dat ik die evenmin had ais de arme Evangel iuel Hoe dikwijls heb ik heimwee gehad; verlangen naar ons oud winkelhuis in de drukke straat van mijne geboorteplaats; naar papa's mooieu winkel, waarin al, wat gectaleerd was, mij toescheen 't toppunt van kostbaarheid en elegan ce. Nu is die al lang aan anderen overgedaan, die wonderschoon© win kel, welke con kleine, interessante we reld op zichzelvs was, En onze nieu we villa in een van do deftige buiten wijken heb ik nooit te voren mogen aanschouwen; want in de vacantia kwamen papa en mama steeds mij van de kostschool halen en namen me mee naar Wiesbaden of Baden-Ba- den of daar, waarheen de dokter ma ma geliefde te zenden. Mijn aiAte ma ma! Hoeveel verschillend© ziekten moet ze in de laatste jaren wel heb ben gehad, dat zóóvecel badkuren noo- dig zijn geweest! Vroeger, toen ze nog van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in den winkel achter de toonbank ttoud, mankeerde haar nooit iets. en dat was heel gelukkig; want als d© arts toenmaals hear zulk© kostbar© reizen voorgeschreven had, zou ik niet weten, wat mijn arme papa had. moeten beginnen. Nu echter la mijn© opvoeding vol tooid en ik blijf te huis. Te huis! in den familiekring gelukkig! Hoe kan men, op de kot toch ooi In ballingschap, altijd onder vreemden, steeds liet tel kens opkomend verlangen naar huls met alle inspanning bedwingend met de lieve herinneringen der kinder jaren hoe kan men op de conven tioneel© kostschool daarnaar verlan gen! Ho© keuvelt men, in eenzaamheid en stilte, daarover met de lieve vrien din die óók zoo naar huis verlangt. Het ouderhuis heeft zooveel charmes voor liet kind, dat d© opvoeding in den vreemd© ontvangt en zelfs de moeder taal niet meer spreken kan of mag.... En nu, mijn lief dagboek, wil ik u mijne indrukken toevertrouwen. Met de onderscheidene familieleden vang ik aan. Vooreerst pupa. Op hem zijn we vree&elijk iroisch. Hij is sedert drie jaar lid van den Gemeenteraad en heeft overal ver stand van; bijgevolg heelt dij ontzeu tend veel te doen. Hoewei üij voor zacdzeiven niet an ders meer ie doen heeft dan coupon- knappen, heeft bij het nu veal drunker dan toen hij zijn eigen chef, winkelier en huisknecht was; want toenmaals hield hij 's avonds nog zooveel tijd over, om zich met Ernst en mij eens bezig te houden en als we hem kwa men goeden nacht zeggen, ging hij soms mee naar boven en dan mochten we wat met hem ravotten. Maar gedu rende de acht dagen na mijn© terug komst heb ik hem, behalve 's middags aan tafel, nog geen oogenbiik gezien. Omdat hij 't over dag zoo vreeselijk druk heeft, gevoelt hij 's avonds na tuurlijk behoeft© aan ontspanning. Ik heb aan mama gevraagd, of hij die niet even goed in huis kon vinden; omdat we toch een huis met werkelijk zeer mooie kamers hebben en een ter ras met een schat van bloemen ©r op, en een grooten tuin, en dan hebben, wij papa toch op eene andere wijze lief dan de collega's en medeburgers- die aanhoudend hem reden tot erger nis geven. Mama heeft mij geant- woord: ik was nog een dom meisje Geen man van positie, die zich wat] verbeeldde to zijn, amuseerde zich in eigen huis. Ten eerste was dit niet fijn en dan zou ook niemand bemer ken, dat een Raadslid met een groot fortuin iets anders is als 'n gewoon burgermensch. Nu. dat is billijk, als geen fijn heer het doet, kan papa het ook doen. Voor minder fijn wil nie mand worden aangezien; vooral niet wanneer men. zooals wij, al dat fijne niet van kindsbeen af heeft meege maakt. Mijn broer studeert in de rechten. Hij wil Raadsheer wor den oi zoo iets. Hij zegt, die studiën zijn „veiduiveid zwaar'. En omdat ook lnj overuag De- paald zich overwexkt aüe juristen doen dat, zegt hij moet hij evenzeer 's avonds wat ontspanning heen. Den armen jongen zie ik met eens gexe- geld aan taloi. Al een paar maai was hij van 't ve^e stuüeeren ofschoon hij zich tot 2 uur 's nachts ontspan nen had den volgenden morgen zoo afgemat, dat hij vóór den middag niet vermocht op to staan. Mijn jongste zusje Ida is een aan komende jonge dame. die met kwalijk verholen minachting over poppen spreekt. I-iure gouvernante heeft haar een zoo gedistingeerde manier van gaan en spreken geleerd, dat ik eerst een kleine dwerg voor mij meende to zien. Maar ze is nog geen zeven jaar oud, ik mag dus de gegronde hoop koesteren, dat ze in hare manieren nog eens ingroeit. Het is een geluk dat mania he' met die gouvernante zoo goed getroffen heeft; want om dat kind kan zij zich, dat spreekt van zelf niet bekommeren; zij is den ganschen dag afgejakkerd en doodmoe! Wat er van eene vrouw van haar positie al niet wordt geëischt! Vooreerst haar jour dat komt iedere week terug. Dan is zij lid van onderscheidene da- mes-comié's en commissies. Voorts weJdadigheidsvereenLgingen en fancy- fairs, en zooveel 'meer, waarvan ik me nooit eene voorstelling heb kun nen maken! Die arme mama is na tuurlijk geen enkelen avond thuis. Geen van allen is 't. In de mooie, stijl vol oud-Hollandsche huiskamer zit ik moederziel alleen. Dat is to zeggen ik heb ook mijn eigen zit- en slaap kamer; vooral mijn boudoir is elegant. Dat hebben we allen, papa, mama, Ernst, Frits, zelfs Ida verdwijnt in hare vertrekken als ze 'n bokke- pruik op beeft. Neen, als ik bedenk, hoe langen tijd we ons allemaal met die kleine kaniers moesten behelpen en toch hoe lief en gemoedelijk was het in dien goeden ouden tijd! Ernst en ik 's avonds aan de groote tafel niet ons huiswerk, papa met zijn cou t, mama met haar naaiwerk. Alles om de ronde tafel; en hoe hebben we gelachen geschertst en gelachen. Nu lacht niemand meer; ook Ida niet. Ik kom mij voor, als een rups, die eensklaps een bonte vlinder gewor den is. Het is voor mij de overgangs toestand: de pootjes van de rups ver lies ik en op mijne vleugels kan ik nog vertrouwen. Hoe vreemd was 't, toen ik in mijn kostochoolpakje met mama naar het confectiemagazijn ging en de modis tes daar uit de kleine pensionaire een moderne jonge dame tooverden. Er was geen tijd, om plechtgewaden aan te meten en te laten maken; zoo'n me tamorphose geschiedt tegenwoordig aJs door eenvoudige aanraking met den tooverstaf der lieve fee. Toch schaamde ik mij voor de modis tes, die met een meewarig lachje op mij neerzagen. Eerst was ik naar den dames-coif feur gegaan en ze hebben mijn blonde lokken uit elkaar geplukt en er aan geborsteld en gekruld en gebrand, tot de haren waren opgemaakt naar be- hooren en ik er uitzag ladyke, zooals mij verzekerd werd. He nieuwe costuum zat me in de taille veel te nauw; maar mama zei: dat is eene fine taille en die van Louise, de dochter van den Wethou der van Onderwijs, was nog 3 centi meter nauwer. Natuurlijk laat ik 't knijpen. De rok Is juis zoo lang, dat die over 't plaveisel sleept, als ik hem niet op neem, en juist zoo kort, dat ik hem niet goed opnemen kan. Het schoeisel is een war© foltering; de gemakkelijke schoenen van de kostschool zijn abso luut onbruikbaar. En al die heerlijkheden, die mij wer den geschonken., draagt de malle Ida in miniatuur. De goede Evangeline zou mij niet herkennen; een ware lier- vorming heb ik ondergaan. Alleen mag het mij nog niet gelukken, mijn gelaat In de plooi te houden. Fi done! zegt mama dan, en zij stelt mij tot voorbeeld Ida, He slimste is, dat ik niet alleen uiterlijk, maai- ook innerlijk mij aan nieuwe toestanden moet aanpassen. Mama verlangt namelijk met aan drang, dat ik een of ander talent in mij ontwikkel. Wel konden mijne goe de onderwijzeressen niets bijzonders in mij ontdekken, maar dat was ze ker eeoi abuis; want zonder ©enigerlei talent wordt in geen fatsoenlijke fa milie tegenwoordig eene dochter meer geboren. Ik aarzel nu nog maar tusschen mu ziek, schilder- en dichtkunst; geloof echter, dat muziek de meeste kansen biedt. In elk geval is het de meest ge ruchtmakende kunst. Al mochte ik mij het iioofd gek dich ten en de oogen blind schilderen, on deugende menschen zouden toch kun nen doen als bespeurden ze niets van mijne scheppingen. Daarentegen, als ik speel of zing, kunnen de lui zich de ooren dichtstoppen; zoodra him armen lam worden, moeten zij zich wel onderwerpen en mij aanhooren. Buitendien kunnen de meeste men- schen slechts verzen als slecht beoor- deelem, maar of men speelt wat er staat mits het met aplomb ge schiedt snapt van de honderd paar ooren niet een. Anders ware de mu ziek nooit zoo populair geworden. Er zijn nog meer menschen zoo verstan dig als ik en weten, met welke gaven, ook bij ontstentenis, zij moeten woe keren. Danslessen zijn een overwonnen standpunt- daan oor heeft de kost school-educatie alleszins voldoende ge zorgd. Iets nieuws, k la Isidora Dun can. kan mij niet bekoren. Maar paardrijden moet ik leeu-en. Louise van den Wethouder van On derwijs namelijk rijdt ook in de ma nége. Ik houd eigenlijk niet van paarden en zou al even graag zitten op een panter; maar Louise we kunnen in dit opzicht natuurlijk niet achter staan. Ik zal alzoo rijlessen nemen. En dan wil mama. dat ik tot de „uitgaande" meisjes zal behooren. Onder „uitgaan" wordt hieo- min der frissche luchtscheppen dan tame lijk bedorven lucht inademen staan. Morgen beginnen we onze visite tour. De dief. Uit de schatkamer van vorst Ma- rabjui was zekeren dag een ring van onschatbare waarde gestolen; althans op onverklaarbare wijze verdwenen. De verdenking, den diefstal te heb ben begaan, rustte op geen bepaal den persoon; hoewel Marabjul met ze kerheid moest aannemen, dat slosh ts een van zijne lijfslaven zich aan dit ongehoord misdrijf kon hebben schul dig gemaakt. De vorst liet deze slaven voor zich verschijnen en beloofde aan hem, die in staat was om ook maar het minste spoor aan te geven, dat tot ontdek king van den schuldige zou kunnen leiden, een hooge belooning. Dit leid de tot geen resultaat. Nu liet hij aan elk der staven vijif-en-twintig stok slagen op de voetzolen geven;'ook de ze maatregel, waaronder waarschijn lijk zes onscbuldigen leden, had geen ander gevolg, dan dat het steunen en weeklagen der getuohtigde slaven 't vorstelijk paleis vervulden. Marabjul, over het mislukken van zijne pogingen vertoornd, beloofde het toedienen van stokslagen zx> lang te laten voortzetten tot de schul dige zoude zijn ontdekt; maar toen den derden dag, ten gevolge van dien gruwzamen maatregel, de arts geroe pen werd om de wonden der bloeden de menschen te heelen, peinsde de vorst op andere middelen, ten einde zijn doel te bereiken. Daar kwam hem de aids te hulp, die sprak: Mijn verat, ik ken een middel, dat geschikt is om den dief uit te vin den. - Honderd goudstukken zult gij ontvangen, wanneer gij dit vermoogt, gaf de vorst ten antwoord. Nu, ik behoef voor mijne proef maar een handvol rijstkorrels voor elk van uwe slaven. - Dat middeltje is bekend, sprak de vorst; vermoedelijk wilt ge den slaven gelasten, de rijst te kauwen en den schuldige dreigen, dat de kor rels in zijin mond zullen groeien en de dief zal, uit vrees dat zijn rijst korrels zouden kunnen groeien, met verdubbelden ijver ze vermalen. Als ge niets beters weet, heb ik u niet nooddg; want ook aan mijn slaven zul len die kunstgrepen niet onbekend zijn. Zij zuilen wel oppassen, iets op zienbarends te doen, dat hen zou ver raden! Er zijn nog andere middelen, edele vorst; laat mij eerst hunne won den verbinden en dan laat mij be gaan. Kort daarna werd de arts weder bij Marabjul ontboden, die zijne sla ven, welke weder een dracht slagen meenden te moeten duchten, om zich verzameld Ihad en Bpraki Binnen weinige oogenblikken zal ik den dief onder jelui hebben uit gevonden. Mocht 'hiij mog vrijwillig zich aanmelden, dan zal de helft der straf hem worden kwijtgescholden. Hij werpe berouwvol zich aan mijne voeten en ik zal zachter oordeelen. Doch de slaven sidderden, zonder dat een Ihunïior bekende, schuldig te zijn. Doe dan uw püchit, sprak Ma- rabj ul tot den arts, die nu van onder zijn mantel zeven korte bamboes-tak jes te voorschijn bracht en sprak: De boom stond eens in een heilig oord en de takken hebben, hoewel reeds droog, de wonderbare eigen schap, behouden, die zij bezaten toen ze nog groen waren. Elk uwer neme nu een tak tusschen de tanden en trachte, daarin te bijten, slechts aan één zal dit gelukken, want Ln zijn mond zal de tak week worden als was; dit is de kracht van den won derboom, 31© den verstokten misda diger zal overleveren aan zijn rech ter. De Blaven deden wat hun bevolen was, en trachtten het hard© hout met de tanden te verbrijzelen. Nu gelast te de arts hen op te houden; bedacht zaam en opmerkzaam onderzoekend nam hij ieder den bamboes-tak uit den mond. Van den eersten tot den zesden waren de sporen der tan den aan te wijzen; aanduidende de vruchtelooze pogingen om in het harde, droge bout te bijten. Toen de arts bij den zevenden slaaf kwam het was de oudste en beproefdste die naar van Marabjub geloofde de vorst, dat ook dit middel tot niets leiden zou, daar hij zijn oudsten die naar niet tot den diefstal in staat achtte. Maar zegevierend hield de geneesheer den bamboestok uit den mond van den zevenden slaaf om hoog. Die tak was glad gebleven en wees geen spoor der tanden aan. Beken, rampzalige! riep de vorst, dubbel verwoed nu het zijn beste slaaf was, die het snoode mis drijf begaan had, beken, of je wordt ten prooi van mijn© tijgers in den kerker geworpen. 0 heer, stamelde de grijsaard, vergeef mij, ongelukkige! De teeke nen zijn tegen mij; toch ben ik on schuldig. Met alle moeite heb ik ge tracht in het harde hout te bijten, maar overtuig u zelf, genadige gebie der ik heb geen tanden meer in den mond. (Naar Fr. POSSELT.) DE TOEKOMSTMENSCH. De steeds toenemende afhankelijk heid van den zoogenaamd modernen oultuurmenseh van allerlei mechani sche en technische hulpmiddelen doet gaandewegs merkwaardige toestan den geboren worden en geeft eerlang aanleiding tot het volgend Vragen- en Antwoorde nspel. Vraag Kunt ge schrijven? Antwoord. Neen, ik gebruik een schrijfmachine. Vraag. Kunt ge zingen? Antwoord. Neen, ik gebruik een phonograaf. Vraag. Bespeelt u eoros een rau- ziek-instrument? Antwoord. Waartoe? Ik heb een pianola. Vraag. Kunt ge naaien? Antwoord. Neen, ik heb eene electrische naaimachine. Vraag. Kunt ge teekenen of schilderen? Antwoord. Neen, ik heb een pholografisch- momenttoestel. Vraag. Kunt ge loopen? Antwoord. Komt zelden voor; ik maak gebruik van spoorweg, electri sche tram, motorfiets of automobiel. Vraag. Kunt ge zien? Antwoord. Niet zonder bril. Vraag. Kunt ge hooren? Antwoord. Niet zonder hoorbuis. Vraag. Is uw spijsvertering goed? Antwoord. Neen; ik neem gere geld in. Vraag. Kunt ge slapen? Antwoord. Sedert lang niet meer zonder narcotische middelen. Vraag. Kunt ge u in een of andere politieke, artistieke, letterkundig© of andere kwesti© een© onafhankelijke persoonlijke meening formuleeren? Antwoord. Neen; ik ben lid van 'n kiesvereeniging en richt mij in mijn politiek© meening naar die van d© lei ders. Wat letterkunde en schoon© kunsten betreft, ontleen ik mijne mee ning aan courant en tijdschrift, en voor het overige schik ik mij naar de publieke opinie. Vraag. Kunt ge ademhalen? Antwoord. Alleen met behulp van een respirator. Vraag. Is er nog iets, dat gij zelf doet? Antwoord. Eten. Eerlang zullen we dit stelletje wa gen voor den toekomstmenseb reeds aan onkelen in onze omgeving kun nen voorleggen. EEN KUNSTLIEVEND ALLEENHEERSCHER, Nicolaas, keizer aller Russen, was een dilettant-schilder; ware hij niet een gekroond Hoofd geweest, men zou gezegd hebben: een klad schilder, die wanneer het niet in tijds door list gelukt ware, het ge vaar te weren meer zou hebben verknoeid dan alle kladschilders der wereld te zamen. Hij had zich geoefend om grena diers te teekenen, die hij, met de voe ten te beginnen, optrok en die tot ln de plooien der jassen op elkaar gele ken als tweelingen. Op een mooien dag begon hij zich te wijden aan het schilderen in olie verf en hij had twee pas voltooide landschappen van een der beroemq- 'ete Russische schilders dier dagen overdadig gestoffeerd met grenadiers, zonder dat Z. M. zich had bekom merd om de regelen der perspectief: de een© grenadier hing in de lucht, terwijl de andere als een kolos van Rhodes tusschen huizen en boomen prijkte. Maar dit was nog niet genoeg. Eens moest men ervaren, dat de Czaar gelast had, een Teniers uit het keizerlijk museum te halen. Het schil derij stelde een oud vrouwtje voorj den kunstlievenden gebieder behaag de het, dit vrouwtje te veranderen ln een grenadier. Na afloop van deze kunstbewerking beval hij, nóg twee doeken van Te niers te halen en do geheele collectie zou spoedig beklad zijn geworden, ware de directeur van het museum niet op den schranderen inval geko men, de stukken van Teniers te doen copiëeren en die copieën den keizer lijken gebieder ter verbetering voor te leggen. Sedert bekladde de Czaar nog voor veel geld aan copiën, doch de origl- neele stukken bleven voor de kunst bewaard. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. 'Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543, PROBLEEM No. 496, van Baptiste Mo re au, (I© Damier). Wit Zwart. 9 Schijven op 1, 2, 9, 20, 24, 28, 30, 35, 37 en dam op 19. Wit 10 Schijven op 11, 12, 15, 17, 21, 36 38, 43, 44 en 45. PROBLEEM No. 497, van C. M. B c c k. (Eerste publicatie). J 46 Wit mi ÉR m 81 jj§ m. fPP m - K fiïfi a «s m m a a iH m a m a m m s» j r> m m i Zwart. 11 Schijven op3, 5, 7. 12, 13, 14. 16, 18, 19, 22 en 2 Wit 11 Schijven op 21, 25, 30, 33, 37. 38, 39, 40, 41, 43 en 4 Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 23 dezer. Oplossing van probleem No, 492, van den auteur Wit 37—31, 38—33, 28. 47-41, 48-43, 34—29, 35 24, 28, 40—34, 44:11, 26 281 Zéér mooi I Oplossing van probleem No. 493, van den auteurWit 2217, 32—28, 1-28 31-27, 43—38, 34-30, 48 10. 25:1! Yan deze problemen ontvingen wij goede oplossingen van de heeren R., Bouw, M. ten Brink, J. Dijkstra, J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla, P. Ot- tollni, J. Siegerist, T. C. N. CORRESPONDENTIE. T. C. N. Dank voor toezending bladprobleem wordt heden, het an dere probleem volgende week ge plaatst Blijven ons aanbevolen hou den. BLADPROBLEEM van T. C. N. Op te lossen van het diagram, dus zonder bord en schijven te gebruiken. m 1» >3^ - m P 4» a i? m 3 m a Sf a 31 m e m m 31 28 a M f§ 18 83 46 47 48 49 50 Zwart 12 Schijven op 1, 4, 6, 9,11, 12, 13, 14, 17, 20, 26 en 43. Wit. 12 Schijven op 21, 22. 23, 25, 28, 29, 32, 34, 36, 41, 45 en 47. Het oplossen van het blad is zeer nuttig voor de beoefenaars van het damspel en raden wij daarom ten zeerste aan, dit niet te verwaarloo- zen. DAMCURSUS. Wij zullen eerst over 14 dagen hier mede kunnen voortgaan, wijl wij a.s. week de analyse eener gespeelde par tij moeten publiceeren, wat zeer veel plaatsruimte inneemt. De Haarlemsobe Damclub houdt haar bijeenkomsten lederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het ge bouw „De Nijverheid", Jansstraat 85, alhier. Liefhebbers van het damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men zich bij het bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun nen als aspirantleden worden toege laten. Inlichtingen worden gaacne ver strekt door den Secretaris, den beer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon no. 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 16