BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ÖROOTE HOUTSTRAAT 55.
(I« IMrgttg
ZATEBDiQ 4 OCTOBER 1918,
Ko 8292
DE ZATERDAGAVOND
HMRLESW8 MSUB KGST
f!,20 PER 3 SAAHBEN
Of ID CEMT PER WIER.
DRUKKERU ZUIDER BUITENSPA,4RNE 6.
LM HAARL.EM'8 DAGBLAP BJM
ADVEHTENTiËM DOELTREFFEMG.
ONZE ANNONCES
WOBOEN OFOEMEfitfT
Hst "„'.uurleven
WAAR WE NU NOG BLIJ
MEE ZIJN.
De.bladeren vallen. De witte popel
ïlrooit ze om zich heen. goudgeel en
warm getint in de heerlijke najaars
zon, de iep laat ze in allerlei tinten
neerdwarrele», de eik werpt alleen de
zieke bladeren uit, terwijl de overige
verschrompelen en tot het voorjaar
nan de takken blijven ritselen. De wil
de flora geeft nog meer dan we zouden
verwachten de dierenwereld is nog
vol kleur en leven, maar de tuin. be
gint zijn herfstachtig voorkomen te
krijgendaar wordt de verscheiden
heid minder.
In een der vorige bijdragen bewon
derden we de stoere kracht der zon
nebloemen en de vele kleurnuances
der dahlia's.
De herfstasters, de oude getrouwen,
die zich in een hoek laten dringen en
toch bijna even weelderig willen
bloeien, veronachtzaamden we onver
diend.
Want er zit gloed en kleur en leven
in die planten, die hun best schijnen
te doen, om het kleurenspel in de na
tuur nog levendiger te maken, die
pas de aandacht trekken en belang
rijk worden, als de meer geziene tuin-
juweelen, de rozen, nog slechts door
nige takken omhoog sturen, als de
geraniums hun laatste bloemkogels
doen schitteren en leven in de zonne
stralen.
De herfstasters zijn getrouw tot in
jlen dood. Als gc één keer een flinke
vertegenwoordigster een plaatsje
hebt ingeruimd, beloont ze u ieder
jaar met een duizendbloemig bou
quet, dan bloeit ze tegen alle verdruk
king in een hoewel ze een bescha
duwd kantje, waar toch af en toe wat
son doordringt, prefereert, is ze nok
jn een zonnigeu tuin heel goed te
we eken. Zoo heeft ze burgerrecht
verkregen, maar haar groot aanpas
singsvermogen en klein aantal et-
pchen maken meteen, dal we to wei
nig zorg aan deze weelderige najaars-
planten besteden.
De herfstasters zijn meestal vreem
delingen. We hebben er, die van bet
Himalaya-gebergte komen en ook
kweekt men soorten, wier stamouders
jn Frankrijk leefden. De laatste voor
al vormen de groep dor kleinblocmi-
gen. Toen we in dé zonnebloemperiodo
kwamen en het groote goudomstraal-
dc hart mooier vonden dan andere
Tiajaarsbloemen, werden ook herfst
asters steeds grooter gekweekt en i
heel wat soorten zijn er nu, die do zo-
nierasters in grootte overtreffen.
Zooals ze bloeien in rijken over- j
vloed, zoo worden ze ook behandeld.
Men ziet niet op een takje
colchicums weer te hulp komen. De
breede groene bladeren, die den ge
heelen zomer door maar voor reser-
vevoeusel zorgen, zijn nu afgestorven.
De knollen, die overvloed hebben, be
proeven hun kracht in de bloemen te
leggen en dan is het haast ongeloof
lijk, zooals de paarse kelkjes in groo
te hoeveelheid omhoog komen. De eer
ste is nog niet omgeknikt, om het
verdere werk aan den rijpenden
stamper over te laten, of de tweede is
al weer klaar en praalt in vollen kleu
renrijkdom. Weken achtereen bloeien
de colchicums zoo door en weken
achtereen zijn zc mot de herfstasters
en de stroobloemen, de grootste sie
raden onzer woningen.
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
De jongemeisjesjaren.
De gulden meisjesjaren zijn de ge
lukkigste in het leven van een vrouw.
Ze zijn gauw vervlogen, maar do wij
ze, waarop ze besteed worden, is vivn
grooten invloed op de toekomst. Zult
ge uzelve toestaan, een onbeduiden
de, oppervlakkige vrouw te worden,
of zijt ge van plan hl uw wilskracht
en energie aan te wenden om het
werk, u door de omstandigheden op
gelegd, goéd, verstandig en onbaat
zuchtig te volbrengen?
Bekommer er u niet al te zeer om,
of de vrouw hl of niet boven den man
verheven is. De sfeer, waarin beiden
zich bewegen, loopt dikwijls uiteen I
'tls moeilijk een vergelijking te ma
ken. Man en vrouw vullen elkaar aan
en het leidt tot niets, om steeds te
onderzoeken, wiè nu wel moreel
intellectueel het hoogst staat.
Zorg maar, dat ge in ieder geval
uw leven werkzaam besteedt. Daar
om hoeft nog niet ieder jong meisje
te gaan studeerenwel neen, als het
meisje Burgerschool of Gymnasium
heeft afgeloopen en zo voelt geen be
paalden ilvang of lust tot verdere
studie, of beurs of aanleg laten
niet toe, dan kan zulk een dochter
zich soms o zoo verdienstelijk maken
in het huishouden. Ze is immers
goed onderlegd, haar einddiploma
stelt borg voor een goede, algemeens
ontwikkeling, en in negen van de
tien gevallen zal 't dan het verstan
digste zijn, dat de oudste dochter de
moeder behulpzaam gaat zijn. Jo,
haar hulp kan soms onwaardeerbaar
zijn, als ze tenminste met groote
zelfopoffering, handigheid en tact
aan het werk gaat I
Ik heb nu n.l. op het oog een gezin
waar het inkomen juist groot genoeg
r bij het i is om op fatsoenlijken voet te kun-
verplanten worden de planten vaak ne-n leven, maar waar het toch inspan-
gevierendeeld om meer exemplaren ning kost, met den tegenwoordigen
te krijgen, leder wordt op een afzou- hoogen levensstandaard, om den kin
derlijk plaatsje gezel en is onmiddel- deren een degelijke opvoeding te ge
lijk ingeburgerd.
Do stroobloemen zijn ook nog in
volle, pracht.
Met hun viltig bladerkleed en stroo-
chtig bloemomwindsel toonen ze
ons al op het eerste gezicht, dat ze
_.jelijke
ven en waar de moeilijke kunst
zuinig-zijn, tot een gewoonte i
worden, wil men buiten schulden blij
ven. Want als de kinderen groot
worden, stellen ze steeds grooter ei-
schen aan vaders beurs en de strijd
eigenlijk niet in dit klimaat thuis j om het beslaan wordt afmattend. Alle
jonge meisjes, in wier tehuis het zóó
geschapen is, moeten duidelijk in
zien, hoe groot en schoon haar ar
beidsveld dan zijn kan I
Natuurlijk vallen er heel, zeer veel,
prozaische plichten te vervullen, als-
koken, werken, japonnen maken, en
jiet heelhouden van een berg kapot
waschgoed, een berg, die helaas,
steeds aangroeit. Maar het is heusch
niet vernederend om zich daarmede
bezig te houden, en er wordt heel wat
door bespaard! De jongere broertjes
en zusjes zullen tegen de oudere zus
opzien, die zich zoo verdienstieijk, ja
bijna onmisbaar weet te maken.
Den jongeren broers kan zij soms
ten zegen zijn, door levendig belang
te stellen in hun studies en liefhebbe
rijen en het ouderlijk huis vroolijk en
aantrekkelijk voor hen maken, ja,
heit daardoor vaak bewaren voor al
lerlei twijfelachtige genoegens.
„Voelt" het jonge meisje echter ab
soluut niets voor het huishouden,
dan moet zij zich liever voor de een
of andere betrekking bekwamen. Ge
lukkig dat die kreupele opvatting ten
minste verdwenen is, die de jonge
meisjes dikwijls in weelde deed op
groeien, maar later onverzorgd ach
terblijven en niet in staat zelf met
hoofd of handen den kost te verdie
nen.
Dit was vroeger dikwerf de aanlei
ding tot, allerlei ongelukkge huwelij
ken, met nog ongelukkiger gevolgen.
Vroeger was de dochter de scha
duw der moeder en steeds onder haar
hoede. Maar als zij nu na afloop der
schooljaren haar beste krachten aan
het huishouden wijdt, is zij een zelf
standig wezen, een persoonlijkheid
die weet wat zij wil, met eigen oor
deel.
Daarom moet do moderne moeder
dan ook wat meer over haar kant
kunnen laten gaan. Do dochter is
meer wetenschappelijk onderlegd en
zal dus haar overtuiging hebben, dat
In sommig opzicht van het oude moet
worden afgeweken. Het omgaan met
hooren.
Warmer streken voedden hun
stamvormen. Zij zelf zijn maar nako
melingen van ingevoerde exempla
ren, maar dc hoofdkenmerken hebben
ze behouden. Veel vormen werden uit
liet werelddeel der konijnen, Austra
lië, ingevoerd in het begin der 19de
eeuw.
Dat was een buitenkansje voor do
liefhebbers van winterbouquetten.
Maanden achtereen kleurden de
planten met hun roodbruine en gele
hoofdjes in de kamers, maanden ach
tereen waren zij de herinneringen
nan den heerlijken zomertijd en ver
goedden zij thuis door haar leven
dige kleuren, wat de winter ons In
den tuin had ontnomen.
Ze raakten eindelijk op den achter
grond, deze sterke getrouwen, ze
werden verbannen naar de boeren
tuintjes en sierden in den winter nog
slechts de vertrekken der eenvoudi-
gen.
Met al hun kleuren deden ze toch
teveel aan kunstbloemen denken,
vond en vindt men vaak nog, en, hoe
wel ik zelf ook niet tot de groote be
wonderaars dezer sterken behoor, eu
liever een enkel levend bloempje voor
me heb, terwijl de ijsvorst regeert,
of do sneeuw alle leven bedekt, dan
een heel bouquet stroobloemen, acht
ik die groote veronachtzaming toch
onverdiend. En als ze op kunstbloe
men lijken, pleit het voor de hoogo
vlucht der hloemenindustrie, pleit het
geenszins tegen de stroobloemen, die
wel stijf zijn, maar toch ook haar ei
genaardige bekoring hebben.
Zet ze in den zomer in een afgele
gen maar zonnig hoekje van den
tuin, laat in dien tijd de minder stijve
bloemen op den voorgrond komen,
maar waardeer de stroobloemen om
hun kracht en hun trouw.
Als de meer geliefde zusters al lang
bun laatste bloemblaadjes hebben af
geworpen, stralen de stroobloemen
nog, alsof het volop zomer was. Ook
de kamerplanten geven het nu op. De
eeuwig jongen, tradescantïa's en
de adspidistra's weten van geen ver
ander!, ig en ook de clivia laat nog
weer gauw een jong blad omhoog
gaan, maar bloemen hebben we niet
'•"cel meer.
Dan moeten de droogbloeiers of
dienstpersoneel is tegenwoordig
ook heel anders geworden en biedt
weer zijn eigenaardige moeilijkheden I
Onze gedienstigen zijn nu eenmaal
niet meer wat ze vroeger waren en da
oude getrouwen zijn zeor zeldzaam.
Moeilijk is het, in den omgang met
•onze dienstboden, den gulden mid
denweg te bewandelen steeds komen
we in dc huishouding in botsing met
„Na achten werk ik niet meer", of
„ik moet uit", enz. enz.
De moderne dochters moeten dit
probleem maar eens lot een goede op
lossing trachten te brengen dan heb
ben zij alreeds een verdienstelijk
werk verricht.
MARIE VAN AMSTEL.
Parijsche Brieven
OCCXC.
Waarom ikoning Constantijn van
Griekenland onlangs incognito Parijs
bezocht?
Vaste regel: wanneer een staats
hoofd incognito Frankrijk bezoekt, i3
een leening het doelwit.
De Hel leen sche vorst had. ech ter ook
iets anders te Parijs (e doen.
Bij de vermelding van de aankomst
van ikoning Constantijn aan de Gare
du Nord, schreef o.a. „Le Journal"
met groote letters aan het hoofd van
het desbetreffend bericht: „II n'y a eu
aucun incident."
Geen incident bad er plaats ge
had. Maar had men dan „hexrie" ge
vreesd? Zoo ja, waarom?
Tijdens zijn verblijf in Duitschland
heeft de koning van Griekenland, in
antwoord op de toespraak van keizer
Wilhelm, die hem tegelijkertijd den
veldmoarschalksstaf had overhandigd,
een uiting gedaan, die sommige Fran-
schen ten zeerste heeft verbaasd. De
ik,eizer bracht namelijk zijn hengen
gast diens leertijd bij het 2de regiment
garde-lnfanterie en aan de Pruisische
krijgsschool in berinnering, waarop
de koning, voelende, dat zijn gastheer
een aanleiding zocht om terug te ko
men op den hem reeds toegezwaaiden
lof omtrent Duitschlands taktiek ge-
durendo dén zoo ingewikikelden Bal- 2
kan-oorlog, zijn hoofd wendde naart
de hem omringende generaals en ver- j
klaarde, dat de overwinningen der j
Grieken in Macedonië- en in Epïrus j
inderdóèd waren toe te schrijven èn f
aan den onverwinbaren moed zijner i
landgenooten èn aan „de beginselen
van dé krijgskunst en de iegeraanvoe- f
ring, door hem en zijn officieren té
Berlijn geleerd'-'.
Misschien waxen deze woorden niet j
voor publiciteit bestemd. Wellicht
ook hebben de ultra-patriottische
Duilscho bladen bet gesprokene eeni-
germatc gewijzigd weergegeven. Hoe
het ook zij, sommige organen Germa-
nia's deden het voorkomen, alsof in
bovengenoemde toespraak voorgoed
alle waardeering was uitgesloten voor
het krijgskundig organisatie-werk, in
Griekenland verricht door den Fran-
scfoen generaal Eydoux en zijn staf.
Hoe zou Frankrijk die ondankbaar
heid opnemen? Wat moesten de Fran-
schen wel denken? Toen generaal Ey
doux den Pireüs verliet, drukte de
gansche Attoeenscbe pers haar dank
baarheid voor zijn werk uit, feliciteer
de hem de koning zelf en vroeg Ve-
nizelos hem, te zijnei;. tijd zijn arbeid
te willen voortzetten.
En zie! liet land van wijlein Epami-
nondas en Themistocles was in nood.
Afgescheiden van het feit, dat het
Grieksdhe leger inderdaad heel veel
heeft te danken aan het modern mi
litair onderricht van generaal Ey
doux, bij wien kan men in geval van
geldgebrek en geldgebrek was er,
bij Mercuriusl het best leentjebuur
spelen? Nou dan...
De Grieksche bladen waren eenstem
mig in het uitdrukken van hun erken
telijkheid jegens Frankrijk. De on
voorzichtigheid van den koning was
een „malentendu". Schwamm d'rü-
ber!
De heer Romanos, minister van
Giüekenland to Parijs, verklaarde den
heer Pichon, minister van Buiten-
landscho Zaken, dat zijn aloud vader
land zich te zeer bewust was van het
geen het aan Frankrij:ki was verschul
digd dan dat bet niet ten spoedigste
het „malentendu" uit den weg zou
ruimen. De Grieksche minister van
Buitenlandsche Zaken beweerde, dat
elke min of meer vijandige bedoeling
tegen Frankrijk heftiglïjb door alle
Grieken te zamen zou worden afge
keurd. De Helleensche minister-presi
dent gaf den Franschen gezant te
Athene zijn innig leedwezen te ken
nen over biet... nu ja, het „malenten
du", ontslaan door „de verkeerde in
terpretatie van de koninklijke woor
den," en zei ,dat koning Constantijn
hem vóór zijn vertrek naar het bui
tenland In kennis had gesteld van zijn
voornemen om ook Frankrijk te be
zoeken, „verlangend als hij was om
aan het Staatshoofd de erkentelijk
heid van Griekenland uit te drukken,"
Korten, ganseli Griekenland Ont
blootte zich onderdanig het hoofd.
Gelukkig, dat do Franscho journa
listen over het algemeen neg van de
trissche buiten Lucht genoten en daar
om beter hun kalmte konden bewaren.
Zij namea het zaakje goedmoedig op,
en een hunner sprak zelfs, schouder
ophalend; ,.Que voulez-vous? Je wilt
den modernen Grieken toch niet den
zelfden maatstaf als den ouden aan
leggen? Wees 'billijk!"
En onder die omstandigheden ik warn
de koning van Griekenland den 19en
.September 1.1. te Parijs aan. En zoo
„il n'y a eu aucun incident". En toen
twee dagen daarna de heer Raymond
Poincaré, den vorigen dag terugge
keerd van zijn presidentieele reis
langs Frankrijke landouwen, in het
Elysée met vorst Constantijn dejeu
neerde, dronken zij samen „Bruder-
schaft", betoastten Griekenland,
Frankrijk en de banden van Lraditio-
neeJe vriendschap, die beide landen
veroenigen. Doch vorst Constantijn
voelde zich wel genoodzaakt, het
„malentendu" weg te werken, het
geen hij deed in de volgende bewoor
dingen:
„In het bewustzijn van zijn kracht
en zijn recht, heeft Griekenland zich
voorbereid tot den strijd, waaruit het
grooter en meer geëerbiedigd weder
te voorschijn is gekomen. En in deze
uiterste voorbereiding heeft het nog
maals het voorrecht van Frankrijk's
hulp gehad. Do regeeriing der Repu
bliek heeft hef. wel een zending wil
len toestaan, samengesteld uit emi
nente officieren van alle wapens, die,
onder leiding van generaal Eydoux,
hun taak hebben vervuld met een be
voegdheid. een werkijver en een mee-
eleepend enthousiasme, waaraan het
mij bijzonder aangenaam is hulde te
brengen.
Bon! ca-y-est!
Toen koning Constantijn een paar
daigen later de Seinestad den rug toe
keerde,-kon hij er zeker van zijn, dat;
groote Parijsche bankiers zich voort
zijn land op een leening zouden voor-
breiden. Eind goed, al goed.
Hé, daar zou ik een voornaam ding j
vergeten... Indien men meent, dat!
Raymond Poincaré het bij een bana,-J
le, traditioneele verwelkoming heeft)
gelaten en niet van de gelegenheid j
heeft, gebruik gemaakt om vorst Con-
stanlijn even faire" te nemen over}
het zoogenaamde „malentendu", ver
gist men zich deerlijk. Luister slechts
naar de volgende alinea uit de wel
komstrede:
„Frankrijk heeft den heldenmoed
en hel succes der mooie troepen van
Uwe Majesteit toegejuicht, het heeft
meegevcéld met uw rouw en uw
vreugden, en, gisteren nog, beween
de het met Uwe Majesteit en met
gansrh Griekenland het wreed verlies
van den souverein, van wien het de
trouwe vriendschap heeft ondervon
den en d'ie, liet vorige jaar. zelf mij
zoo beminnelijk bedankte voor de
werkdadïgo sympathie, waarvan f
Frankrijk hem herhaaldelijk blijk
had gegeven.
Is dat niet fijn en scherp'' Niet ,,to
the point?" Kan men op hoofscher
wijze een vorst aan het verstand bren
gen, dat zijn vader zich dankbaarder
en nobeler jegens Frankrijk heeft ge
dragen? Men moei niet slechts een in-
teflleclueele Fransclunan, doch ook,
gelijk Raymond Poincaré, een acadé-
mioien, in den besten zin van het
woord, ziin om zóó, op die wijze een
vorstel ijken gast een rechtmatig ver
wijt onder den neus te kunnen wrij
ven. Wie twijfelt er nu nog aan de su
perioriteit der Fransche welsprekend
heid?
Wat er gebeurd zou zijn, indien de
Fransche nationalistische pers niet in
de onverschilligheid van haar zomer
weelde verkeerde? Voor het, minst
zou ci' don een onverkwikkelijke po
lemiek tusschen Fransche en DuitscQie
organen zijn ontstaan, waarbij met
de naakte waarlieid al heel weinig
rekening zou worden gehouden.
Schreef Alfred de Vignv, wiens vijftig
jarig doodsjubileum men onlangs
heeft gevierd, niet reeds in 1832:
„Hij, die eiken dag naar zijn beha
gen deze levende personen in bewe
ging brengt; hij, die hen op zijn thea
ter voorstelt op de wijze en onder hel
licht, die hem bevallen; hij, die hen
naar verkiezing vergroot, of ver
kleint, dat is de journalist!"
All right, Alfred!
Het gewone theater is hem maar een
peulschilletje, vergeleken bij den groo
teren schouwburg: de journalistiek.
Want hot gewone theater „spreekt
slechts over net verleden of uit zich
niet over acluede gebeurtenissen dan
door verhulde toespelingen".
Ei, sindsdien heeft het theater ook
gcévolueerd. Ware Alfred de Vigny
nu nog in leven, hij zou in de Foïies
Bergijro den chicsten nxucus-hall van
Parijs, onder meer kunnen zien, hoe
de koene vliegenier Pégoud, een soort
van verbeterde editie van Védrines,
met behulp van een verkleinde aero
plane zijn buitelingen en kopjeduike
lingen in de hooge luchtregïonen uit
logt, en hoe de welbespraakte heer
Quadratstein zijn wederwaardighe-
hedem vertelt mét betrekking tx>t dén
befaamden parelsnoer van 3.000.000
francs, welks merkwaardige tribula-
ties dezen ganschen zomer de geheele
wereld in spanning hebben gehouden.
OTTO KNAAP.
Liefde tusschen de
Kantoorboeken.
Naar het Engelsch.
De gebroeders Howard waren twee
lingen. Ook waren <zij allebei vrijge
zei; vriendelijke menechen maar ge
boren om vrijgezel te wezen.
Zij zaten, zooals gewoonlijk, aan
hun schrijftafels op hun kantoor in
Mendel Lane. Juist was er een duide
lijke staat van hun zaken opgemaakt
De broeders kelten elkaar tevreden
aan.
Dat is zeer voldoende, zei mr.
Norman.
i.ustekend., mompelde mr. Wal
ter. Zij geraakten nooit uit de plooi,
zelfs niet als zij maar samen waren.
Ja, ging mr. Norman voort, een
voordeelïg jaar. We zijn wat de we
reld welgesteld noemt welgesteld en
gelukkig.
Aan dat laatste woord scheen de
noodige nadruk te ontbreken. Mr.
Walter merkte het op, maar zei niets.
Ja. We zijn samen gelukkig.
Maar toch schijnen veel mannen een
vrouw noodig te hebben om hun ge
luk te volmaken. Wij hebben in die
richting nooit ons best gedaan.
Misschien onverstandig.
Misschien.
Het weinig zakelijke en ongewone
gesprek werd gestoord.
Alice Keith, de typiste, kwam bin
nen met eern'ge brieven om te laten
teekenen. Mr. Norman leekende, mr.
Walter deed alsof hij druk bezig was
met zijn papieren. In werkelijkheid
wierp hij steelsgewijze een Tangen
blik op Alice Keith.
Zij was wel do moeite waard om
naar le kijken en ofschoon zij een van
de vele gewone meisjes was. die in
Londen dapper vechten voor hun da-
gelijksch brood, hield Walter Howard
er bijzonder veel van naar haar te
kijken.
Mr. Norman gaf de brieven terug.
Miss Keith ging heen. De broeders wa
ren weer alleen.
Nu, Walter, zöo zette mr. Nor
man het gesprek voort, het verheugt
mij dat je de zaken hebt nagegaan.
Dit financieele resultaat zou mis
schien voor een of andere vrouw van
belang kunnen zijn. Eerlijk gespro
ken, ik denk er al cenigen tijd over om
te gaan trouwen.
Ik ook.
Heb je iemand op het oog?
Dat nu niel bepaald.
Zoo ver ben ik ook. Wij zullen
de zaak iiiet ver.der onderzoeken. We
zullen eikaars geheim respecteeren,
ons geluk beproeven en elkaar hei
beste wenschen. Dan zullen wij el
kaar op de hoogte brengen, hetzij het
goed is of kwaad.
Dat was afgesproken.
De gebroeders Howard gingen hun
geluk beproeven en zij hadden over
elkaar niet geglimlacht.
Een typiste was een nieuwigheid op
het kantoor van de heeren Howard.
Zij gingen niet. gemakkelijk tot iets
nieuws over. Maar eindelijk waren
zij het toch maar begonnen. Alice
Keith was het resultaat.
Een zonnestraal scheen het kan
toor van de firma Howard binnen te
vallen op den dag- waarop zij ver
scheen. Haar chefs waren zich daar
van het best bewust. Door allerlei
vriendelijkheden hadden zij haar hun
waar karakter getoond. Maar zij wa
ren met in staat tot een enkel vleiend
woord, in dat opzicht schenen zij ijs
bergen. Hun personeel was bang
voor hen, ae nieuwe typiste deelde
dat gevoelen.
Maar zij was gelukkig in haar
werk. Zij werd goed betaald en haar
chefs behandelden haar inet een ou-
derwetsche hoffelijkheid, die zeer
voor hen pleitte.
Er bestond nog een ander element
in haar leven. Jim Hanway was ol
van jongsaf oji het kanioor van de fir
ma Howard. Zijn chefs waardeerden
hem. Alice Keith ook. Sinds zij hier in
betrekking was had zij al onbereken
baar veel hulp van Jim Hanway go-
had. Bovendien woonde hij in het oos
telijke deel van de stad in dezelfde
richting as <le typiste. Zoo nu en dan
gingen zij samen naar huis. Alice had
nooit geteld hoe vaak. Zij zóu ver
baasd geweest zijn over het groot
aantal keuren als zij bet gedaan had.
Miss Keith had haar chefs nooit er
gens anders ontmoet dan op het kan
toor. Zij kon zich hen ternauwernood
ergens anders voorstellen. Op zeke
ren avond echter toen zij het Byrton-
plein opliep, bleef zij vol verbazing
staan. Er kwam een gestalte uit de
schaduw tiisschcn de lantarens te
voorschijn, de gestalte van mr. Wal
ter.
Goeden avond, miss Keith, zei
hij. U is het toch immers? Het ver
baast mij u hier te zien.
Het was een niet te miskennen on
waarheid, maar miss Keith was te
verbaasd om daarover na te denken.
Mag ik tl verzoeken een paar
woorden met mij to spreken, miss
Keith, ging mr. Walter voort, Daarom
zou ik wel graag het plein even met
u rondwandelen.
Alice stemde toe. Wat ter wereld
kon dat beteekenen?
Ik heb u zeker al in verbazing
gebracht, en ik sta op het punt u nog
meer in verbazing te brengen. Als er
iets is waarover u eenige informatie
wil hebben, alvorens een besluit te
nemen, vraag het mij dan. Zou u er
iets voor voelen mevrouw Walter Ho
ward te worden?
Alice had haar verbazing overwon
nen, en was met haar antwoord
klaar.
Ik ben zeer vereerd met uw aan
bod, mr. Howard, zei ze, >naar ik kan
het niet aannemen.
Dat verwachtte ik wel. Ik weet
dat ik een oude uitgedroogde kerel
ben lk ben veel te dwaas, eerzuchtig
geweest. Maar, het was de moeite
waard om het te probeeren. U zou
„Ja" hebben kunnen zeggen. Ik zou
u nooit reden hebben gegeven daar
over spijt te voelen, maar iemands
hart kan men niet dwingen. Ik hoop
dat dit incident geen moeilijkheden
bij uw werk op het kantoor teweeg
zal brengen. Kan ik ook iets doen om
uw werk op het kantoor aangenamer
te maken?
Niets. Mr. Hanway is bijzonder
vriendelijk voor mij geweest.
Dat doet mij pleizier, ik zou het
niet anders gewenscht hebben. Mis
schien kunnen wij Hanway wel be
vorderen.
Ik weet zeker dat hij uw vertrou
wen ten volle waardig zal zijn.
Dat werd heel ongedwongen ge^
zegd, maar het had zijn uitwerking.
Na een uur ongeveer verklaarde Ali
ce dat zij nu moest gaan. Walter Ho
ward had ~aar ten slotte nog een
verzoek te doen.
Mijn broeder is een man op wien
mijn daad van hedenavond een on-
aangeriamen indruk zou maken, lk
wil niet onvriendelijk over hem sme
ken maar hij is behept met een dwa
ze trols. Het zou kunnen zijn dat hij
mijn voorstel om van u zijn schoon-,
zuster te maken niet toejuichte. Het
behoeft u niet te hinderen en het
zou mij veel moeilijkheden besparen
als mr. Norman nooit iets hoorde van
hetgeen tusschen ons neefi plaats
gehad.
Dat zal hij nooit van mij hoo
ren.
Dank u zeer. Goeden nacht 1
Walter Howard verdween in da
duisternis. Zijn droom van Alice
Keith als verloofde en vrouw was
verdwenen. Hij behoorde bedroefd te
zijn. Maar dat was hij niet. Want het
genot- van die wandeling over net
Byrtonplein met de bekoorlijke ty
piste was een onuitwischbare, heer
lijke herinnering.
Den volgenden morgen kwam hij
niet op het kantoor. Mr. Norman Ho
ward kwam alleen en liep door naar
zijn particulier vertrek.
1-Iet was Zaterdag. Het personeel
verdween om twaalf uur en alleen do
typiste bleef. Mr. Howard was nog in
zijn kamer. Hij kon nog brieven te
dicteeren hebben. De typiste moest
wachten.
Het was iets ongewoons voor haar
te moeten wachten. Alice vroeg z:ch
af wat het zou kunnen beteekenen.
Daar klonk het belletje van den chef.
Het spijt mij u zoo laat te moe
ten houden, miss Keith. Heeft u
haast om heen te gaan?
Heelemaal niet.
Goed. Wil u dan even gaan zit
ten? Ik heb u iets bijzonders te zeg
gen. Ik vrees, dat ik niet precies
weet hoe mij te moeten uitdrukken.
Hij zweeg en keek over zijn bril
heen weer naar de typiste.
FeiteJük zat ik aan u te denser,
miss Keith". Daar heeft u toch niet
tegen? Dank u. Niets onvriendelijks
natuurlijk. Ik dacht over allerlei din-
gpn IJ is een biizonder bekwame ty-
piste. Heeft u wel eens over een be
tere positie gedacht?
Neen, het bevalt mij heel goed
waar ik ben.
Het doet mij pleizier dat te hoo
ren. Maar stel nu eens dat u een an
dere positie werd aangeboden. Het is
dwaze praat voor iemand als Ui.
Maar er is een open plaats aan mijn
haard en een ander in mijn hart. Zou
u die open plaatsen niet willen vulr
len, miss Keith?
Mr. Norman Howard drukte zijn
vingertoppen tegen elkaar en keek
naar het blozende meisje tegenover
hem. Alice Keith had haar oogen
neergeslagen. Mr Howard dacht dat
zij zijn voorstel overwoog. In werke
lijkheid vroeg zij zich af wafchaar
waardige chefs toch wel kon bezie-
Het spijt mij zeer, mr. Howard.
O Mij ook. U behoeft niets meer
te zeggen. Het was absurd van mij om
er ook maar een oogenblik over te
denken. U toont gezond verstand door
mij af te wijzen. Het was voor uw ge-
geluk bedoeld. Als er is dat ik op aiir
dere manier voor u doen kan, dan
zal het mij zeer verheugen.
Dank u; maar mr. Hanway heeft
alles zoo uitstekend voor mij gere
geld.
Dat is heel vriendelijk van Han
way. Hij is een flinke kerel. Wij zuh
luk bedoeld, Als er iets is dat ik op an
deren. Ik zal u niet langer ophouw-
den, maar wat ik zeggen wil, voordat