BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAOBLAD
SSS GROOTE HOUTSTRAAT SB.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
3 ie JssYgasg
ZATERDAG 1 NOVEMBER 1813,
No 9316
DE ZATERDAGAVOND
hmrlem* daoslaö kist
fl.20 PER 8 BAANDEN
OF 10 CINT P18 WEEK.
IN HAARLEM'S DAGBLAD SUM
ADVERTENTIËN BOELTREFFE.O®.
ONZE i
WORDEN OPGEMERKT
Het Rijke Natuurleven
EEN PAAR LASTIGE MAAR MERK
WAARDIGE INSECTEN.
Groot is het aantal dieren, dat den
menseh ontneemt, wat hij voor eigen
onderhoud bestemde.
Nauwelijks is het zaad aan den ali
tor toevertrouwd en wacht de boer
op gunstige ontkieming, of een leger
van vogels beschouwt zich als genoo-
digdea en haalt te voorschijn, wat met
zooveel zorg werd ge-zaaid.
Doch niet alles wordt Jvun deel. Er
is bij het zaaien op gerekend, er is
overvloed dus en ondanks de hevige
aanvallen komt bijna steeds een vol
doende aantal jonge planten omhoog,
zich koesterend in het luchtige leven
daarboven. Maar wederom verschijnt
een vijandig leger en andermaal heb
ben de planten te lijden van on-
genoode bezoekers.
Maar de natuur "komt vaak tege
moet en herstelt* wal werd aangetast;
wondeplekken genezen, aangevreten
knopjes groeien gedeeltelijk uit en er
verschijnen bloemen en vruchten,
waar niets dan de dood der planten
werd verwacht.
Dan begint vaak de laatste aanval
en deze is niet de minst gevaarlijke.
Dan sluipt de frambozenkever, na
.«ren van gedartel en gestoei, naar de
leere knopjes, boort zich in, tusschen
de rein-witte bloemblaadjes en d©
meeldraden en legt de eitjes, waarin
het gevaar schuilt voor de toekomsti
ge vrucht. De erwtenkever wandelt
over de bloemblaadjes der erwten en
soms over die der lïoonen, al is hem
d© boonen verdelger daar vaak voor,
legt zijn eitje ot eitjes aan of bij het
jonge vruchtbeginsel en trekt weg, orn
op een. andere bloem nogmaals het
tookomsrige vernielingswerk voor te
bereiden.
Laat dan de zon maar stoven en
koesteren, zooveel.ze wil, de vruchten
ontwikkelen zich, de erwten groeien
zelfs uit tol de normaio afmeting,
maar inwendig woelt en knaagt het
lurfje, dal uit het eitje kroop ©n zich
een weg baande naar liet sappige
midden.
Daar schijnen meer larfjes het op
aan te sturen en de bekende Fabre
beweert het met groote stelligheid,
maar zeker is het in ieder geval, dat
slechts een larfje daar blijft woelen
cn eten, zeker is het, dat een groot
gedeelte van de erwt dient tot opbouw
van slechts één toekomstig kevertje.
Merkwaardig is hot, <lat do kiem-
kracht niet verloren gaat juist door
dat het kiempje wordt gespaard.
Ge kunt u daarvan gemakkelijk
overtuigen, als ge nu de erwten na
ziet, die komen bovendrijven zoodra
ze in de keuken in het water worden
gedompeld. Vaak zijn daarop donkere
vlekjes waar te nemen, klein, maar
duidelijk met het bloote oog te zien.
Dat zijn de cirkeltjes, die het verraad
bedekken, dat zijn luikjes, waarachter
de kleine booswichten zijn verborgen.
Maken we deze open, dan komt
er of een pop, of een volwassen ke
vertje te voorschijn, «en diertje,
zwartachtig met kleine vlekjes. Hot
is de erwtenkever, die veelal overwin
tert in het zand zelf, maar ook wel
te voorschijn komt en zich schuil
houdt op een verborgen plekje. Dat ze
gemakkelijk mot het zaaizaad weer op
den akker kunnen komen, behoeft niet
te worden gezegd en ondanks de be
proefde middelen, een blootstellen aan
zwavelkoolstof dampen wordt sterk
aanbevolen, komen de kleine Levers
jaar op jaar in bijna evengroot aan
tal weer te voorschijn.
Even nietig in liet beginstadium,
maar groot in de gevolgen is Ook de
aanval, dien de vlinder der wormste
kige appelen op het,toekomstig 'ooft
doet.
Daar loopt dan in den voorzomer
een etherisch wezentje over de kleine
vruchten, een vlindertje, dat schijn
baar geen kwaad in den zin heeft,
maar toch ongemerkt zijn eitje weet
te leggen op de nog harde scliiL
Geen vogol ziet do larve, die zich
dit het eischaallje wringt, geen ge
vaar dreigt het kleine wezentjé te
midden van het nog jongo gebladerte,
maar toch baant liet zich een weg
naar he tklokhuis, etend door den
rijstebrijberg heen, tot bij de zaden.
Die zijn het eigenlijke doel van de
kleine veelvraat. Het vruchtvleesch is
bijzaak. Daar in het klokhuis knaagt
het aan het vruchtenharL Een voor
een worden pitten verwerkt en waar
dozo veilig waren geborgen, zien
in den nazomer nog slechts de uit
werpselen van de rups.
Een lvchtkunaal. dal naar buiten
leidt, laat de zuurstof toe, die ook
voor dit kleine diertje noodig is. Het
groeit sterk aan en in Augustus of
September is de roodachtige rups vol-
Do kop had al harde hoornplaatjes,
toen het <iier zijn mijnwerkersleven
bc-gon; maar nu zijn deze volkomen
ontwikkeld en duidelijk zichtbaar.
Ten slotte nadert ook hier de tijd
van scheiden en vaak nog voor het
ooft wordt geplukt, komt de rups te
voorschijn, laat zich op den grond
vallen en zoekt nu opnieuw een be
schermend plekje in schorssplefcen of
gaten van den boom. Heel wat van de
ze diertjes worden met de vruchten
in huis gebracht en naar de bewaar
plaatsen van het ooft gevoerd.
Van daar uit vliegen zelfs de vlin
ders in den zomer 'naar den boom
gaard,, om de oorzaak te worden van
nieuwe rampen voor den vruchten-
lcweeker.
De winter nadert nu. Tijdelijk mist
de natuur, tijdelijk ooki is het )6ger
der vijanden van den tuin- of land
man voor het grootste deel ontwapend
maar versterkt zal het in het voorjaar
weer terugkeeren, strijd voerend te
gen den mensch, die 't weer opnieuw
zal trachten te vernietigen.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Aan den steller van de vraag over
de eigenaardige rups.
Uit uw beschrijving valt alleen op
te maken, dat het een spanrups ls.
In Mimop wordt deze vaak aange
troffen. Middelen ter bestrijding zijn
er voor zoover ik weet niet, of het
moest zijn dat u de dieren kon weg
vangen, maar ze zullen wel niet in
zoo groot aantal optreden, dat de
plant er leelijk door wordt. Voor een
rups behoeven w© de sterke klimop
eigenlijk ook niet te beschermen, mits
het aantal aanvallers beperkt blijft.
H, PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
DE EISCIliEIN1 VAN 1IET GEZEL
SCHAPSLEVEN.
Het vluchtige gezelschapsleven
eischt een heel bijzondere begaafd
heid. Het komt niet aan op buitenge
wone kennis, of geleerdheid, om zich
aangenaam te maken, het is veeleer
een zekere tact, dikwijls een lieftallige
oppervlakkigheid, die in het gezellig
verkeer in den regel meer sympathie
vindt, dan de eerlijkste openhartig
heid en oprechtheid, het grondigste
weten. Men verlangt in gezelschap
slechts aangenaam onderhouden te
worden, en daarom zijn er de echte
„causeurs" zoozeer in trek die mis
schien wel eens wat méér zeggen, dan
ze nu bepaald officieel zouden kun
nen Verantwoorden, maar waar men
in ieder geval met genoegen naar
luistert.
Een aangename conversatietoon,
die alles slechts in het voorbijgaan
even aanraakt, doch de gebeurtenis
sen niet nauwkeurig uitmeet, is een
heel bijzonder, oorspronkelijk talent,
dat maar weinigen bezitten. Bevallig
heid is daarvan de hoofdeigenschap
en daar de vrouwen dit voorrecht
meer dan de mannen bezitten, is het
dan ook geen wonder, dal men den
lichten, bevalligen conversatietoon
meer bij haar aantreft, en liet van
andere zijde ook wel degelijk waar
deering ondervindt. De beval,lig-con-
verseerendo vrouwen nippen evenals
de vlinder aan iederen bloesem; ze
fladderen er omheen, in dartel spel,
doch ontbladeren, ze niet. Doch waar
deze gave ontbreekt, daar treffen we
maar al te dikwijls liet bekrompen
discours aan, dat zich niet verheft bo
ven de gebreken van den naaste of
van de gedienstigen, kortom- men ver
valt in gebabbel.
Op eon iiooger trap weer staat de
kunst om iels voor te dragen; hetzij
dan declamatie, muziek of zang. Dit
alles vereisclit reeds een zekere stu
die en die zich wil laten hooien of een
gezelschap aangenaam onderhouden
moet het een'-beetje verder hebben ge
bracht dan het gewone. Want alhoe
wel wij aan zoo iets niet dezelfde ei-
schen mogen stellen als aan werkelij
ke kunst, zoo mag een dergelijke
voordracht toch niet triviaal of alle-
daagsch zijn.
De rhytniische klank van een goed
voorgedragen gedicht kan muzfck
voor ons zijn, terwijl een oppervlak
kig pianospél, of een zielloos gezang,
ons aan het eentonig geklepper van
een molen doet denken. Degene, die
voordraagt, openbaart aan den toe
hoorder, die hem begrijpt, altijd een
deel zijner ziel, de snaren, die "hij
aanraakt, doen ook do snaren in hei
gemoed van den hoorder trillen en die
zal met hem juichen en lachen, met
hem droomen en weenert. Wie nu zoo
gelukkig is, te kunnen beschikken
over eenig talent van voordracht,
lie-zij overeen geoefende sympathieke
i, de kunstvaardigheid op een of
ander instrument, of wel die goed kan
declameeren, die late ook zijn licht
schijnen bij het gezellig samenzijn.
ELb moet naar eigen kracht bijdra
gen tot het algemeen genoegen, en
niet denken, dat hij alleen gekomen
is, om geamuseerd i© worden. Wil
de stemming gezellig cn aangenaam
zijn, dau moet ieder ei naar streven,
hot beste te willen geven wat hij bé
zit. Men mag waarlijk niet alles ver
wachten van gastheer en gastvrouw.
Dikwijls genoeg ikonit het voor, dat
de middelmatige op den voorgrond wil
treden; er zijn nl. van die menschen,
die geheel doordrongen blijken van
het gevoel, dat zij de anderen voor
treffelijk bezighouden en dat men hen
bewondert.
Zelden heeft echter iemand den
moed, zoo een de waarheid te zeggen;
gewoonlijk oogst hij nog lof ook;
slechts achter den rug wordt, dan me
delijdend de schouders opgehaald, of
spottend geglimlacht. Aan den ande
ren kant zijn er vele bescheiden
menschen, die weritelijk talenten be
zitten en zeer bekwaam zijn, maar
den moed niet hébben iels in het pu
bliek voor te dragen. Worden zij daar
toe uilgenoodïgd, dan zijn zij be
deesd, of links, kijken verlegen voor
zich en maJken daardoor alleen reeds
liasco.
Een vriendelijke aanmoediging zou
hier niet misplaatst zijn; toch moet
men oppassfen zulke schuwe menschen
door al le veel dringen, niet nog angst-
valliger te maken. Dergelijke luitjes
toch zijn in den regel zeer gevoelig en
moeten zacht en behoedzaam worden
aangepakt.
Weer anderen zijn er die zich la-ten
meesleepen door de zucht, om in ge
zelschap te schitteren en hebben al
tijd allerlei aardigheidjes bij de hand,
waaronder dikwijls recht afgezaagde
grappen
Het discours in gezelscliap moet den
gec-st verheffen en niet omlaag trék
ken tot alledaagschheid. Daarom is
het de plicht van moeder of opvoed
ster, bij de haar toevertrouwde kin
deren talenten aan te iweeken, tc
ontwikkelen, of in het rechte spoor te
leiden, opdat ze, op bescheiden wijze
en toch met gepaste vrijmoedigheid
iets kunnen bijdragen tot vroolijike,
opgewekte gezelligheid.
Ten slotte is er nog het talent, of
de gave,... om te luisteren! Om een
goed toehoorder te zijn, bestaat er
zulk een fijn en geestig stilzwijgen,
een karakteristiek lachje van toe
stemming, of afkeuring, dat dit door
ieder zonder woorden wordt begre
pen.
MARIE VAN AMSTEL.
Parijsche Brieven
CCGXCIV.
Zaterdag laatstleden waren de vijf
Académies vereeni/gd onder den kce-
pel van het Institut de France. Deze
plechtige jaarlijksche zitting werd bij
gewoond door een publiek van de
uiterste elegantie, dat eigenlijk bij
kans uitsluitend was gekomen om....
Eerst herdacht de heer Valois de a f
gestorvenen, voornamelijk den bemin
den Luoas-Champonnièro. Daarna
hield Henri Welschinger een rede
over Napoleon en Tacitus. Vervolgens
besprak de heer Lemon mer de a er-
diensten van Girodet en de heldenfi
guren van O sa an. Onder al deze re
devoeringen en conferenties luisterde
het élite-publiek minder met wijdings
volle aandacht dan met nauw verho
len ongeduld. Want het was voorna
melijk gekomen om Jean Richepm te
hooien spreken over den vermaarden
tango, den modernen dans, die zoo
wel vurige beoefenaare en beoefenaar-
sters als heftige tegenstanders heeft.
Daarna zou nog een zeer groote at
tractie komen: ten aan schouwe van
dit doorluehte gezelschap zou de
oorspronkelijke en bekoorlijke too-
neelspoelster Ev© LavaM ière de A rgen-
tijnsclie passen dansen, tot staving
van de deeberoffende beweringen des
gtrootem dichters... De ohm-mant© ak-
trloe verscheen echter, helaas, niet:
•zij was nog op een der badplaatsen,
tot herstel van gezondheid, geschokt
door een veelbewogen tooneelleven.
Toen Jean Richepin, de groote 'ich-
ter. die in zijn jonge jaren voor zijn
poëem ,,La Chanson des Gueux" ge
rechtelijk veroordeeld was geworden,
doch die na zijn intrede in de Acadé
mie Frangaise heel braaf en zoet. ge
worden was toen Jean Richepin,
zeg ik, eindelijk verscheen, spitste
iedereen de ooren en rekle den hals.
zou hij over den tango te zeggen
hebben, hij, die in zijn jongelingsja
ren had beweerd van Zigennersohe
afstammeling te zijn en met een troop
„roman iehels' had rondgezworven,
doch die als ac-adéniicien geheel met
zijn verleden scheen te hebben gebro
ken? Zou hij, gelijk zelfs de geestige
en allesbehalve preutse he karikatu
rist Sem een po ar maanden geleden
heeft gedaan, den tango als onvoeg
zaam, onzedelijk veroordeelen, ei- een
banvloek over uitspreken? Of zou hij,
integendeel, een lans broken voor den
uit Zuid-Ajnerika ingevoerden dons
„en vogue"? Men kan nooit weten!
Een vos verliest zïin haren wel. doch
niet zijn streken Êen Jean Richepin,
die trouwens nog al zijn haren heeft,
zou, in weerwil van zijn offieieele en
ultra-deftige onsterfelijkheid, weleens
zijn oude nomadennatuur weer in
zich kunnen voelen opkoihen en pleit
bezorger kunnen worden van den nog
steeds zwervenden, hier niet juichkre
ten ontvangen, daar met huivering
verjaagden tango!
Op aller gelaat las men de span
ning, de on de spits gedreven nieuws
gierigheid
Daar begon Jean Ricliejn'n-
„Ter kalmeert ng van sommïger ver
bazing. soms doorgedreven tot ver
schrikking, ja, zelfs tot verontwaar
diging, ten antwoord aan eenige ge
strenge censoren „plus royalistes tjue
le poi", dlie ons de ernstige gewich
tigheid in herinnering brachten reeds
van de eenvoudige aankondiging der
leziug, die ik de eer zal hebben voor
u te houden, vergunt mij in de aller
eerste plaats te bevestigen, dal het
onderwerp vu deze lezing, ten spijt
van den teger.strijdigen schijn niet
s'echts niets kwaads in zich heeft of
gevaar loopt beneden uw welwillende
aandacht te dalen, doch zelfs veeleer
een der meest geschikte is om die
aandacht in te roepen, vast to hou
den,, haar een belangwekkende en
rijke stof van overdenkingen op elk
gebied te ziin. en dat het waard is om
aan uw oordeel te worden onderwor
pen, zonder vrees voor een nutteloos
gebruik van uw kostbare ledige uren,
en dat-elk uwer door zijn speciale stu
dies er op voorbereid is, het op en-
schatabre wijze te belichien en dat
dus, ten slotte (waarom zou ik den
moed niet hebben ols u mijn ganse he
gedachte to zeggen?), het teenage be
voegde auditorium, voor hetwelk men
r bchooren kan en moet spreken
met betrekking tot don Tango, in
:ie een volle zitting is. die de ïjf
afdeelingen van het Instituut de
France vereenigt".
Ca y était!
Het was duidelijk: Richepin zou den
tango niet ,,mir nichts, dir nichts"
veroordeelen. Maar, wat hadden alle
vijf Academies daarmede te maken?
Die der Beaux-Arts, der Inscriptions
et Belles-Lettres, dier Sciences mora
les el politinues, der Sciences, en de
Academie Francais© die allle te
zamen? De eerste, de Academie van
Schoone Kunsten, dat lag nog voor
de hand. Want. de tango is een dans.
de dans behoort tot de schoone
kunsten, ook al doen vel© ilanseTessxm
en dansers eer aan leelijk© kunsten
makerijen. Maar de vier overig© in
stellingen?
Wacht even! Jean Richepin ziet vol
strekt niet tegen dei-gelijke kleinig
heden op! Behooren de monumenten
uit den Griekschon en uit den Ro-
meinschen tijd, om niet nog van oude
re tijdperken te spreken, tot het stu
diedomein van de Academie der r.iö-
reele en politieke Wetenschappen en
van die der Inscripties en Schojne
Letteren tevens? Eu is op de meeste
dier monumenten de dans niet. in al
zijn genres, al zijn soorten afgebeeld?
En wat meer zegt: de tango bestond
vroeger reeds. „Wel zeker, de ouden
kenden den tango reedirt Weet, dat
men, inderdaad, in het Britseh Mu
seurn danseressen, gekomen van de
onderaardsche gewelven van Thebe,
kan zien, die den tango dansen. En
Richepin haalde ook oude dichters
aan om t© bewijzen, dat de tango c-en
dans is van, antieke herkomst. Ilier
zal ik hem maar niet op den voet
volgen, want ik ben mijn Latijn al
voor driekwart vergeten, en misschien
is dat eveneens liet geval met het
meèrondeel mijner lezers.
De bemoeienis ter zake van de Aca
demie der Wetenschappen....? Een ba
gatel, die vraag, of do oplossing daar
van. „Wie weet, of zij ons niet door
a plus b zou onderrichten.dat de tango
bet laatste overblijfsel is van een dier
srewijde dan ren, waarmede de Egyp
tische en Chaldeesche priesters de
evoluties van het Zijn voorstelden en
er voor de oogen der Ingewijden de
wiskundige formule van schreven?"
En zoovoort, en zoovoort warneer
Richepin een,maal begint te fanta-1
seerén.
Bij den Parnassus! schrijf liever
verzen. Jean Richepin! Want ge zijt,
in weerwil van de Académie Fran ga i-
se, nog altiid een groot dichter. Doch
laat van de weterischapiren af!
En wat heeft de Académie Fraogai-
se met den tango te maken? Wel. eer
stens door de Latijn sche citaten bo
venbedoeld. En dan: Jean Richepin is
immers zelf aoadéinicien. Voor een
.dergelijke logica zwicht iedereen.
Liever haal ik aan wat Richepin
>i met betrekking tot heit verwijt, dat
de tango een „ca.ractère inconvenant"
heeft:
„Onnoodig te antwoorden op deze
laatste, werkelijk te onbillijke grief,
daar het onweïvoegelijk karakter van
een dans nooit anders dan aan de j
dansers vs toe te schrijven.
Ik heb 't genot gehad, tango's door
prinsessen te zien dansen, en die wa
ren modellen van elegante distinctie;
en als tegenstelling, eb ik vroeger de
flauwe polka en de brave quadrille;
dee Lanciers op een wijze zien dan
sen, die, gelijk onze illustere confrère
Alexandre Dumas fils placht te zeg
gen, apen zouden doen blozen.
Te dien opzichte ben ik het volmaakt
met den grooten dichter eens. Onlangs
nog heb ik in den Nouveau-Cirque
hier een paar den tango op allerbe
koorlijkste wijze zien dansen,en zelfs
het, allergeringst© idee van onzedelijk
heid was er ton ©enenmale vreemd
aan. Dat had professor Hector Treub
moeten zien....
O TTO KNAAP.
Naamsverandering.
Naar het Engelsch.
De jonge man ging opgewekt de
poort binnen en stapte daarna flui
tend op de haldeur toe. Miss Hilda
Gresham, die van achter het venster
haar bezoeker zag naderen, vroeg 2ich
terwijl zij zich haastte hem open te
doen, verbaasd af wat de reden zijn
kon van zijn ongewone vroolijkheid.
Ik heb het gedaan! riep hij uit.
Laat mij binnen, dan zal ik het je
laten zien!
Hij spreidde een courant uit op de
voorkamer-taf ei.
Het- heeft je altijd gehinderd dat
ik Frederick Carkloft heet. Het heeft
mij ook menigmaal gehinderd, sinds
den tijd, dat ik een schooljongen
was. Ik heb er nu genoeg van. Bo
vendien heb je mij te verstaan ge
geven dat je nooit met mij zou trou
wen om mijn achternaam.
Och ja, Fred. Zie je
Ik kan mij heel goed begrijpen
dat je er iets tegen hebt. Maar luister
nu eensl
De advertentie waarop liij triomfan
telijk wees, berichtte, dat li ij, Frede
rick Carkloft, in 't vervolg bekend
zou zijn onder den naam van Frede
rick Clarendon.
Clarendon. Dat klinkt een beetje
beter, niet waar?
Toen haar eerste verbazing voorbij
was, keek Miss Gresham hem goed
keurend en vol blijdschap aan,
Maar moet je daar geen verlof
voor aanvragen of voor een rechter
verschijnen en een eed doen of iets
dergelijks?
Men kan zoo vaak men wil zijn
naam veranderen, antwoordde hij.
Daar zijn heelemaal geen wettelijke
formaliteiten aan verbonden.
En wil je daarmee zeggen dat je
dit lerwille van mij hebt gedaan?
Zij bloosde en sloeg huar oogen
neer.
Mevrouw Clarendon. Wel, dat
klinkt heel goed.
Bevalt je dat? Dan wil je mij
dus werkelijk hebben, I-Iilda?
Ik kan hot nu niet goed meer
weigeren, niet waar?
Terwijl zij dicht bij elkaar op de
sofa zaten, "vroeg zij, hoe hij aan
dien naam was gekomen.
Heel logisch; de voorletters van
mijn naam, F. C., staan bijna op at
mijn kleeren en andere dingen. Dat
blijft nu hetzelfde en bespaart mij een
massa moeilijkheden. Waar ik dien
naam Clarendon vandaan heb ge
haald? Och, ik dacht er zoo toeval
lig aan. Sinds ik voor het eerst aan
naamsverandering dacht, heeft die
naam mij voortdurend door het hoofd'
gespeeld. Ik weet niet waarom.
Hij dacht even na en keek toen plot
seling op.
Ik heb intusschen op het kan
toor nog niets van dat alles gezegd.
Ik geloof zeker dat zij er je mee
plagen zullen.
Dat doen zij zeker. Een moeilijk
onderwerp om te berde te brengen
Maar ik heb nog meer veranderd, Hil
da mijn kamers. Ik ben niet meer
bij Mrs. Trigg en verhuisde van
daag naar kamers op den Pur-
brightweg. Die kamers heb ik gehuurd
als Mr. Frederick Clarendon. Een
volkomen nieuw begin dus.
Dan kom je dus dichter bij ons,
merkte Miss Gresham voldaan op.
O ja! Het is maar tien minuten
van hier.
I-Iet- belangrijke onderwerp van
hun aanstaande financieele positie be
handelend, herinnerde hij «haar aan
het leit, dat een oude bloedverwant,
zijn oudoom, pas gestorven was.
't Zou mij niets verwonderen,
Hilda, als hij mij in zijn testament
had bedacht. Niet dat ik zoo erg in
de gratie was bij den ouden heer
neon, integendeel. Hij kon mij eigen
lijk niet goed uitstaan. Maar zoover
ik weet had hij geen andere bloedvi
wanten dan mij. Ook zat hij er go
bij.
Hoe dit zij, fluisterde Miss Gres
ham, op bescheiden toon, je wilt ze
ker dat ik een dag bepaal? Nu, ik'
zal er over denken.
De jonge man bleef eoupeeren en
vertrok heel laat. Vol gelukkige ge
dachten zocht hij zijn nieuwe ka
mer op. Op den Purbrightweg aange
komen, maakte hij de deur met zijn
sleutel open. Tot zijn verbazing stond
zijn koffer, die hij in een hoek van
zijn slaapkamer had achtergelaten,
nu in de hal, Terwijl hij met gefronste
wenkbrauwen bleef staan, verscheen
de hospita.
Is u nognietnaar bed, Mrs.
Mildtnay?
Neen, evenmin als jij, vrindje
ook zul je hier in huis nooit in bed
komen
Zij kwam woedend op hem af eh
ging tusschen hem en de haldeur
staan. Hij kéék haar met open mond
aan.
Gelukkig voor mij, dat ik er nog
intijds achter kwam, Mr. Frederick
Clarendon". Gelukkig nam ik deze ou
de courant in de keuken op en las het
een en ander over uw gedrag! Ver
oordeeld wegens bedriegerijen ten
nadeele van je hospita en daarvoor
kreeg je e en maand? Je blijft zoo on
geveer zes weken en dan verdwijn jo
zonder een cent te betalen dat is
jouw manier van doen, Frederick Cla
rendon? Hier staat het gedrukt.
Er verliep eenlge tijd, voordat de
jonge man in staal was le spreken.
Ongerust en ontsteld, bedacht hij
dat hij zich den naam Clarendon
inoest hebben herinnerd na de ver
dagen van de rechtbank gelezen tt
hebben. Toen nam hij dien naam
aan zonder zich te herinneren dat hij
met best bekend moest staan.
Verontwaardigd begon hij uit to
leggen hoe ailes zich had toegedragen:
Mis Mildtnay luisterde ongeduldig
naar zijn weinig overtuigend relaas.
Zij liet een kort, ongeloovig lachje
hooreri.
Jus je ware naam is Carkloft en
je koos Clarendon, omdat het beter
klonk? Verwacht u werkelijk, dat ik
zooiets geloof?
Ik kan u de advertentie late&
zien, die ik vanmorgen liet plaat
sen
Er sprak ongerustheid uit zijn oo
gen terwijl llij in zijn zakken zociiC.
Hij had de courant bij Miss Gresham
laten liggen.
U kunt een andere courant krij
gen, Mrs. Mildniay, en dan zal u met
een alles begrijpen.
Ilm. Denkt u dal ik in den nacht
nog een courant ga koopen, veronder
stel al dat ik'al dien onzin zou geloo-
ven? Ga binnen!
Nauwelijks was hij de zitkamer bin
nen gegaan of de deur werd achter
hem gesloten. Mrs. Msldmay riep hem
op triomfantelijken, toon toe, dat zij
de politie zou laten halen. Tot de
overtuiging gekomen dat hij zat opge
sloten, begon hij te schelden en
daarna te smeeken. Eindelijk hoorde
hij haar naar beneden naar de keu
ken gaan.
Een half uur ging er voorbij, voor
dat de sleutel werd omgedraaid. Haar
stevige echtgenoot en haar zoon ston
den tegenover hem.
Zii hebben mij overgehaald je'.o
laten gaan, zei Mrs. Mildniay knor
rig. Alles wel beschouwd, heb je hier
heelemaal geen kwaad gedaan. Maak
nu dat je wegkomt, en laat dit een les
voor je zijn. Zet zijn koffer op straat,
Jool
Wat hij hier ook tegen inbracht, hij
werd zonder vorm van proces op
straat gezet. Vol wanhoop overzag hij
zijn onaangename positie. Het was
precies middernacht, en hij had geeii
kussen waarop hij zijn vermoeid
hoofd kon neerleggen. Hij liet de kor-
fer staan, die te zwaar was om 16
dragen en liep wanhopig naar den
hoek van de straat. Daar kwam juist "n
rammelkast van een rijtuig aangere
den.
Dubbel tarief. Waarheen? vroeg
de oude koetsier op slaperigen toon.
Aarzelend gaf hij het adres van
Mrs. Trigg op. Maar toen die dame na
heel veel' moeite eindelijk uit haar
slaap gewekt was, ontving zij hem
met groote verontwaardiging.
U ging vanmorgen heen zonder
eenige reden op te geven, en u komt
midden in den nacht terug en ver
wacht weer aangenomen tc zullen
worden! Het is mij heel aangenaam
te zeggen, dat ik .het niet zou kunnen
doen, ook al wilde ik het. Ik heb uw
kamer verhuurd.
Haar hoofd verdween een oogen-
biïk.
Dit is met de laatste post voor u
gekomen. F. Carkloft. Esq. Er viel
een brief door het venster.
Neem hein, ga nu heen, en stoor
geen achtenswaardige menschen
meerl
Het venster werd dichtgeslagen.
Den brief opnemend, ging hij ten
einde raad naar het rijtuig terug
U schijnt een verdacht individu
te zijn. Laat eerst de kleur van uw
geld eens zien voordat wij nog ver
der gaan, zei de koetsier ijskoud. Hm
ja. En waar gaat ons avondritje nu
heen?
De jonge man bezat hier in dezt
buurt maar een ongétrouwden vriend.
In antwoord op herhaald en zenuw
achtig kloppen kwam Mr. Charles
Wrench in nachtgewaad benedea.