I6
eenmaal verguld geweest was, boven
den Ingang zich \an de andere boeren
huizen onderscheidde. Vroolijke dans
muziek drong tot mij door en vroolijk
rumoer; door de geepende vensiers
zag k een aantal meisjes en jongens
in de aardige kleederdracht voorbij
dansen. Ik besloot de danszaal niet
b nncn te gaan, rnaar in den tuin, die
achter de herberg lag en waar ik
hoopte, een poosje onopgemerkt te
kunnen ï-usten. Een dicht met klimop
en ander welig groen begroeid prieel
lokte mij aan: van daaruit dacht ik
het gezellig hedrijf eens kalm gade te
slaan. Maar toen ik het wilde binnen
treden, zag ik, dat in het groen reeds
twee jonge, mooie meisjes zaten. Ik
moet wel een wonderlijk gezicht gezet
hebben bij die gonsch onverwachte
ontmoeting, want de meisjes keken
eerst srheïmsch elkaar aan en begon
nen te lachen toen ik haar aansprak,
het Schwarzwaldor dialect naboot
send. en daarbij in mijne verlegenheid
een volkomen „salon'Mhigf compli
ment maakte! Maar toch had ik vrij
moedigheid genoeg om de meisjes te
vragen, of ik een oogenblik hij haar
mocht plaats nemen; een verzoek, dat
vriendelijk werd toegestaan. Doch het
duurde noe een poosje alvorens het
re:orek w ide vlotten. Vooreerst wist
ik niet, hoe ik die vrouwelijke wezen
ties ui' het edergfe moest toespreken'
met „Frnulein" en „Sïe", dat gin-
toch niet; aan den anderen kant klonk
het Meïdli en „Dirndli" en het ..dn'
al heel onnatuurlijk en gedwongen
nit mijn mond, zoodat ik 't den mei
jes moest vergeven, als ze nu en dan
in lachen uitbarstten. Zij zeiven had
don nog niets gezegd, alleen elkaar
enkele opmerkingen in het oor gefluis
terd, die vermoedelijk op mij betrek
king hadden, doch waarvan ik geen
woord verstond.
Het helst zou ik ze in stomme be
wondering hebben gadegeslagen; het
waren bekoorlijke meisjes: de eene
gelaatstint was nog al donker, al was
ze geen eigenlijke brunette; zij scheen
ze heet Annele had bruin haar 6n
oogen van dezelfde kleur. Ook haar
van een knlrnen aard, althans in de
verste verte was ze niet zoo uitgela
ten als hef iets kleinere Kfitchen. een
liove blondine, wier s erlijke gouden
lokken het fijne gezichtje zoo bekoor
lijk omlijstten. Tk kon van haar het
oo" niet afwenden.
Langzamerhand werden de meisjes
spraakzamer; zij verzochten mij van
den wijn en de koekjes te gebruiken,
die op tafel stónden. Zij vroegen naar
mijn ..van waar en waarheen" en be
kenden, dat ze mijn Noorddnitsche af
komst, al dadelijk opgemerkt, hadden
en d3t ik mij het dialect maar matig
had eigen vemaakt. Gelukkig verston
den zij Hoogdnitsrth en gaven zich
zelfs de grootste moeite om zonder
dialect te spreken, en 't was dus een
raar tnaltie dat we dooreen snrakea
nu en dan hartelijk elkaar uitlachen
de. Ik beproefde mij m hare taal uit
te drukken, zij probeerden het omge
keerde
Maar het vertrouwelijke „du" miste
ook hier zijne uitwerking niet en we
noemden elkaar al dadelijk bij den
voornaam en keuvelden eindelijk zoo
ongedwongen, als waren we jaar en
dag met elkaar bekend. Ik moest de
jor.-re meisjes veel van de groote stad
Berlijn vertellen Bijzonder interes
seerde Katchen zich voor de Berlljn-
ecW dames en die moect»ii wel heel
verstandig en goed zijn, dacht ze, om
dat zij dagelijks zooveel Wonderbare
en leerzame dingen zagen; ik vond
zeker de meisjes uit het geborgte heel
dom en onbeschaafd Daarbij zette
Katclicn zoo'n bedroefd gezichtje, als
wilde zij gaan schreien, en ik had
haar willen omhelzen, zoo snoezig
zag ze er nit; doch ik waagde slechts
hare handjes te vutten, terwijl ik in
gloeiende opgewondenheid schet^e
hoe de dames" in Berlijn werkelijk
mijnziekelijk blrnkzuchtige (uYine-
sel>;meac-ta.!ten. overspannen, zonde»
innigheid, enkel met ijdele gedachten
in het hoofd. Neen, Katchen wn.s mij
liever clan een heel salon vol Berlijn-
sche dames en om mij aan haar te
onttrekken, was ik juist 't gebergte in
gegaan. Met schelle kleuren, doch
naar waarheid schetste ik haar het
zedenbederf den valschen glans eener
de vreeslijke ellende arderezijds iD
de wereldstad alles uiterlijke glans,
van binnen slechts vuil en modder.
De meisjes waren getroffen door mij
ne realistische schildering; KRtehcn's
wpok wmH was zoo geroerd, dat. zii
zelfs over die arme mensehen rinds
weende en het kostte moeite om haar
w«r waf te kalmeeren.
Nn was de beurt aan de meisjes: ik
hap nee piet v-rnnmon wat do re^-m
van het feest hier wa« en juist wilde
Katchen beginnen, toen uit de herberg
twee jonge mannen kwamen, d e blijk
baar de meisjes zochten en voor den
dans kwamen halen. Snel besloten,
zond Kfttchen hun nu Annele tegemoet
het verheugde mij, dat ze al zoo-
voel belong in mij stelde, om bij mi'
te willen blijven
•Vrmele deed haar zaakje handig en
knap: zij i'ing met de jongelui naar
de danszaal terug. Katchen zei dat de
een haar broeder wa.s; met den ander
was Annele verloofd. Toen we nu sa
men alleen waren vertelde zij dat
deze feestelijkheid deel uitmaakte van
een groote bruiloft. Bertha, de doch
ter van den rijken waard van liet
„Gouden hert", ging trouwen met.
Jörg, den armen horlogemaker. Ta,
dat was 'n vreemde geschiedenis: nog
ireen jaar geleden hnd de rijke. mw?
herbergiersdochter n-ets vuu Jöi-g
willen weten; verleden winter echter,
toen ze bij hare taute was geweest en
in hare eenzaam gelegen won.ng nee-
lemaal wus ingesneeuwd, had Jörg
baar van een wissen dood gered. Hij
namelijk had het gevaar ontdcAt en
de dorpsgenoolen te hulp geroepen,
die de onder een lawine bedolven vrou
wen hadden uilgegruven en alzoo het
leven als weergegeven. Bertha had
den redder baars levens toen het ja
woord gegeven.
Als een Auerbuch'sche ve:tel ing!
kwam mij Katchens eenvoudig en toch
zoo aangrijpend verhaal voor. dut zij
zoo gevoelvol wist te vertellen. Nu
eerst besefte ik, dat Auerbach's dorps i
verhalen niet verdekt waren, maar',
meegeleefd; ja, soms kwain liet mij
voor, als had ik iets dergelijks vroeg ar
reeds van hèm gelezen....
Doch de tijd ontbrak om verder i
over dit alles na te denken, want An-1
nele kwam met haar verloofde van
den dans terug; het begon avond te
worden en een weldadig frissche
woudlucht woei van de bergen af.
Kiitehen en ik gingen vooraan; het an
dere paar volgde ons. Onderweg pluk
ten de meisjes beukenloof, om daar
van kransen te maken, die we om de
hoeden wonden. Ik verzocht Katchen
het een en ander van haai eigen leven
te vertellen, maar zij antwoordde ont
wijkend, dat van haar leven nog met
veel bijzonders te verhalen was; zij
was als andere meisjes in het dorp
opgegroeid en tot dusverre daar steeds
gebleven. Eerst toen ik aanhield, lv
gon zij, terwijl haar schelmsch gezicht
plotseling een treurige uitdrukking
aannam:
Van mijn prille jeugd behoef ik
slechts te zeggen, dat ik vroeg mijne
ouders verloor en met mijne- oude
grootmoeder en mijn broer alleen het
huisje bewoonde. Mijn broer Jozef, die
negen Jaar ouder is dan ik, had
den leertijd en den militairen dienst
achter zich, toen hij de dorpssmederij
moest overnemen .ln het eerst ging 't
ons niet goed, omdat de monschen in
Jozef om zijn jeugd geen vertrouwen
hadden en nu is 't nog erger voor
mij. Kdtchen begon zoo te snikken,
dat ze niet verder kon gaan; vruchte
loos trachtte ik haar te troosten. Zij
hield haar zakdoek voor de oogen en
wendde zich van mij af.
Ach, wat mij bekommert, is eigen
lijk geen ongeluk; ik moest er mii
juist over verheugen en 't is leelijk
van ine, dat ik mijn broer Jozef zijn
geluk niet gun. Maar wat moet er van
ons worden, als hij over drie weken
trouwt? Dan heb ik geen dak meer bo
ven mijn hoofd. Nn wil Jozef wel dat
ik bij hem blijven zal; maar dat gaat
niet. want zijne Eva is een door en
door ondeugend meisje, dat 't met
niemand vinden kan en toch neemt
hij haar! Wat er van mij worden moet
weet ik niet! En nu begon ze weer hef
tig te weenen en ik had nameloos me
delijdon met het schoone meisje. Toen
zij mijne ontroering zag, zeide zij: Zie
je, waarom mijn lot te willen weten,
dat zon troosteloos is. Ik heb je nn
ook treurig gestemd; helpen kan me
toch geen mensch.
Nu kon ik mij niet langer bedwin
gen; hartstochtelijk drukte ik het
meisje in mijne armen en riep uit:
Lief Katchen, -k zal je steun, je red
der zijn! Vertrouw je toe aan mij!
Katchen was eerst hevig verschrikt
door die plotselinge uitbarsting van
liefde en rukte haastig haar arm uit
den mijnen; met verstoorden blik keek
ze rond en sprak:
Waar is Amalia en de heer Wal
ther? Eerst toen zij mijn verbaasden
blki zag, beet zij zich op de lippen en
met iets verlegens in haar voorkomen
vroeg zij: Wc moeten ons bij de ande
ren voegen; waar .Annele gebleven is?
Zij behoeft niet bang te wezen bij
haar verloofde.
Nu, KStchen-lief, als je bang voor
me zijt, omdat ik niet je verloofde ben
dan kunnen we ons dadelijk ver
loven.
Wat praat je toch voor onzin, Ru-
dolf; je bent een heer en :k 'n boeren
meisje.
Katchen, maak me niet ongeluk
kig. Ziehier het bewijs hoe lief ik je
heb Kom, neem dezen ring en laat
mij je kussen dan is ons verbond ge
sloten.
Rudolf, je bent me geheel vreemd;
na weinige weken moet je terug naar
Berlijn, waarheen ik je niet kan vol
gen.
Waarom niet?
Neen. neen, daarheen ga ik niet,
met al die slechte mensehen, al dat
vuil en d:e modder! Ik huiver, als ik
nog denk aan je verhaal. Hoe kan men
onder al die slechte menschen goed
blijven?
Gij wel, kind geloof mij!
Neen: dat doe ik nooit!
Ik zal je de tijd laten, om alles
kalm te overleggen, maar den ring
moet je nemen! Ilaar tegenstreven
mocht niet baten, ik wist haar sier
lijk vuistje te bedwingen en schoof den
ring haar aan den vinger.
Nu zijn we verloofd, Katchen
op den kus na; die ontbreekt nog. Na
net overwinnen van vernieuwden te
genstand had ik ook den kus veroverd.
Je z:et. Frits, ik liet er geen gras over
groeien.
Maar nu liet Katchen zich niet lan
ger weerhouden en met luide stern
riep ze Annele. Ongelukkig waren de
beide anderen niet ver van ons verwij
derd en ons ongestoord samenzijn was
geëindigd.
Toen wij den berg afgingen, viel de
schemering in. Katchen was weer
goed geluimd en hief een lied aan; a'.s
de weg te steil werd, vloog ze naar l>e-
nêdon en sleepte ons mede in haar
dolle vaart. Maar al te spoed:g waren
we heneden en dat was goed ook; want
reeds stonden voor het Vergulde hert
boerenwagens-gereed, die de zingende
bruiloftsgasten naar huis zouden bren
gen Nog een oogenblik trok ik Kiit
ehen terug en bezwoer haar, nog eens
ha.ir te mogen wederzien. Aanvanke
lijk weigerde zij vastbesloten: eerst
Uyn zü zag hoevee! leed ze mij de°d.
zeide zij. dat 'k overmorgen nis de
avondk'ok luidde, aan de kerk van
Niederwasaer haar mocht wachten. Tk
wilde haar nog oen lois geven- doch ze
ontweek mij snel zoodat ik mij met
een handdruk moest vergenoegen. Als
droomend stond ik in de schemering
tegen een booin geleund en keek de
wegrijdende wagens na, tot ik het ra
telen der wielen en het gezang der
krachtige stemmen niet moer hooren
kon De koele nachtlucht deed me uit
dien mijmerenden toestand ontwaken.
Ik stre-'-k met de hand over het gloei
end voorhoofd, om mijne gedachten te
verzamelen. Wat was er geschied; wat
was er met mii voorgevallen? Nog
kon ik bet niet omvatten; 't was zoo
opeens gekomen en toch gevoelde ik
het meer en moer, hoe ik zonder' dat
meisje met leven kon! Lach niet, broe
der; neen, ween over den ongelukki
ge, die hier onder dat eenvoudige berg
volk zoo machtig werd aangegrepen,
dat geen ontkomen meer mogelijk
is:... Neen. Frits, dat zijn geen pare
uen. geen snel voorbijgaande ouwellin
gen van overprikkelde fantasie, wan
neer ik je bezweer: zonder dat meisje
is er geen loven voor mij....
Nog vele uren heb ik in den laten
avond doorgeloopenhoe lang weet ik
niet; ik gevoelde geen vermoeidheid.
Kittchen's beeld vervulde geheel mijn
denken en voelen, vatbaar voor niets
anders. Zoo kwam ik over Wolfach
Gutach nog tot Homberg, waar ter,
slotte de vermoeidheid mij overweldig
de en ik met moeite nog een dragelijk
nacht logies vond.
De zon stond al hoog aan den he
mel, toen ik ontwaakte; ik gevoelde
mij mat Ik blee' in mijne kamer, daar
ik geen opgewektheid had, om in de
zonnehitte uit te gaan; trouwens, ik
wilde met mijne gedachten alleen zijn.
Ach. nog twee volle dawn, voordat"ik
Kritchen. zou wederzien. Hoe zal die
tijd om komen? Alleen aan deze om
standigheid is het te drinken, beste
Frits, dat ik dezen langen brief je
schrijf. Het is mij 't aangenaamste
onderhoud, een goed vriend van mijne
liefde te verhalen.
Ach, soms zou ik haast wenschen.
dat ik alles maar gedroomd had! Snel
ler dan ik gedacht had, was mijn
wensch vervuld, dat bergvolkje in al
zijn sehoone natuurlijkheid en bemin
nelijkheid te leeren kennen. Wat moet
daar nu van worden? Naar Berlijn
loan ik niet terugkeeren, als Katchen
weigert, daarheen te gaan; zij zou dan
ook slecht passen bij de gemaakthed
en verdorvenheid onzer samenleving
Tk moet alzoo in het Schwarzwald mij
vestigen.... Welke bezigheden ik zoe
ken zal. weet ik nog niet; het is me
nog niet mogen gelukken, een verstan
dig plan te vormen. Enfin, wat schrij
ven en dichten kan men overal en hier
boter dan elders. Wat dunkt je er van?
Baad me eens in je eorstvolgenden
brief, dien ik zeker wel spoedig man
tegemoet zien.
Je broeder
RUDOLF.
21 Augustus.
Beste broeder!
Vergeef het vooreerst, dat ik in mij
ne door idealen beheerschte stemming
vergat, den zwaren brief voldoende te
frankeeren je weet blijkbaar niet
recht, wat van mij te denken. Eerst
ziet mijn brief er uit, als wilde ik mij
ne oude lievelingstheorie bewijzen,
dat Auerbach's verhalen naar het. le
ven zijn: maar later vat ik de zaak
zóó erg op. dat je aan mijn geestestoe
stand met gaan twijfelen.
Waarlijk. Frits, de gcsch'edenis wa>
ernstig door ntii bedoeld en heeft ook
ernstig zich verder ontwikkeld. Den
rine. dien ik Katchen ln het woud on
drong, vond ik den anderen morgen in
rui in zak: de deugniet had hem heinv-
liik er in gestoken; hij was haar ook
veel te wiid. Intussohen heb ik een
mooi ringetje voor haar laten maken,
dat zij gaarne draagt. Hieruit kan je
blijken, dat we toch verloofd zijn.
Maar het is toch anders geloopên,
gansch anders dan ik vermoedde.
Ik zal de geschiedenis nn chrono
logisch ju'st verder beschrijven. Ik
hen hier in een der groote hotels aan
beland en had den gansehen morren
zitten schrijven, zoodat ik mij moest
haasten, toilet voor de table d'höte te
malcen. De zaol was reeds zeer bezet
men wees mij nor een plaatsje aan het
ejndp van een afzonder 'öko ta'el aan
Die plaats was bij nader inzien nog
zoo slecht niet: ik kon een groot deel
van de eetzaal overzien, terwijl ik in
mijn donker hoekje zelf weinig in 't
oog viel. Mijne gedachten waren el
ders.
Eensklaps trof te midden van het
g&rons van wel honderd stemmen een
vroolijk lachen mijn oor, dat mij elec-
triseerde. Van nu af at ik 'noe=t niet
meer en luisterde slechts naar de stem
die zich weldra, weder vernemen liet.
Ik keek nu om: ongelukkig onttrok
eene zuil haar, die sprak, en liaro
naaste omgeving aan mijn onderzoe
kenden blik; maar met eenige inspan
ning kon k ieder woord verstaan, dat
daar gesproken werd.
Hoor eens Tietje, dus liet een
stem op vermanenden toon zich hoo
ren; je streken worden zoo langzamer
hand te dol; tenminste die van gis
teren heeft wel de uiterste grens der
voegzaamheid bereikt
Foei, manui, u vat alles zoo vree-
selijk zwaar op. Maar wees niet boos;
mijn overmoed heeft me wel wat ver
gevoerd; ik zal voortaan zulke gewaag
de grappen achterwege laten.
Ook ik moet juffrouw Mathilde in
bescherming nemen; er was niets dan
een gullen scherts met dien vreemden
heer beoogd, prachtig geïmproviseerd
en allergelukkigst doorgevoerd, dus
mengde een mannelijke stem zich in
het gesprek, we moesten er allemaal
hartelijk om lachen toen op den terug
rit Amalia en juffrouw Mattiilde ons
de geschiedenis vertelden. Neen, me-1
vrouw, u mag niet langer boos wezen 1
- 't was vermakelijk!
ik geloof, mijnheer Walther, ant-1
woord.Je de bezorgde mama, dat gij
de handelwijze van mijne dochter "te
verschoonend opvat; denk eens, dat1
die vreemde heer, evenzeer als wij uit j
Berlijn, ons daar ontmoet hoe zou-1
den w© met onze houding verlegen
zijn!
Och kom, die zou ons bezwaar
lijk weer herkernen! meende de heer
Walther.
Wel, ik wou dat we hem hier of
daar nog eens praaiden! viel Mathilde
zore.-loos n; eigenlijk had ik met dien
aardigen jongen man oprecht te doen
li ij nam mijn scherts ook zoo heel
ernstig op! Hoe begeerig luisterde hij
naar mijne verhalen, <lde ik in aller
ijl uit de meest onderscheidene Auer-
bachreminiscentien samenflanste,
maar ik had nooit gedacht dat iemand
inij voor een Schwarzwald er boeren-!
meid zou gehouden hebben. We zagen
er andere allemaal typisch uit in de
Sclnvarzwaider pakjes de vc-rtoo-
n ng is kostelijk geslaagd en we moe-:
ten ou3 nog laten fotografeeren.
Ter verheerlijking van Tieltjes
koste! ij ken inval! riep Walther uit. j
Ik had genoeg gehoord; het. donker
voorgevoel dat juffrouw Mathilde en
KütcJipn dezelfde persoon was, werd
door den verderen loop van het ge-
sprok nu zekerheid. Ik behoefde er
niet meer aan te twijfelen, dal ik liet
onderwerp van een grove scherts was
geweest, die dank zij mijn fantastische
d room e rij maar at te goed gelukt was.
lloe jvioiup Itad ik me laten bedotten;
nu dacht ik aan het aanvankelijk ge
dwongen gesprok der meisjes in liet
prieel, zoodat pseudo-Katcheri eigen-
lijk gewoon Hocgduitsch sprak.
In het eerste oogenblik had ik een
govoel van hevige schaamto en erger
nis. Maar van lieverlede ontkiemde
weder mijne liefde voor het meisje, 1
dat zich nu ontpopt had in een van die
Berlijnsche dames, die ik gisteren zoo
uitvoerig beschreven had!.., En hoe
zou Mathilde een hernieuwde kennis
making opnemen?
Van een der kellners
de meeste dames en hee-ren uit het ho
tel een uitstapje in Schvvurzvvaider
kleederd:achl naar liet Schappuchd.i
ondernomen hadden. Verder kwam ik
te weten, dat het de familie Buik-
haaxit uit Berlijn was, met wie ik on
der zoo vreemde omstandigheden had
kennis gemaakt. Mevr. IJurkhardt
weduwe zij bezat een villa in Berlijn
en bewoonde hier in het hotel d'
fraaiste appartementen. Het kostte
mij moeite om van den wel bespraakten
kelLner ontslagen te worden; ik wist
genoeg.
Toen het gezelschap van tafel op
stond, zag k mijn Katchen weder: zij
aag er in toilette de ville niet mindei
bekoorlijk uit en ik vroeg in stilte aan
de Berlijnsche dames engiffenis voor
mijn dwaze smaadredenen. Ik merkte,
dat de familie zich in hare vertrekken
terugtrok; ik was vast besloten, de
kennismaking weder aan te knoopen
zond mijn kaartje naar boven. Ik
moest eenigen tijd op antwoord wach
ten; er werd beraadslaagd. Misschien
1de de strenge mama er n et verder
op ingaan' maar Mathilde en den an
deren gelukte het. hara bezwaren te
overwinnen zoo heb ik latei- verno
men.
Met beklemd gemoed deed ik den
aren gaing „één trap hoog". Mathil
de kleurde hevig toen ik binnentrad
toch las ik op haar ondeugend ge
'chtje dat zij niet boos op mij was
Eerst toch was de ontvangst wel wat
koel en afgemeten.doch dit veranderde
weldra, daar het mij spoedig mocht
gelukken, mevrouw Burkhardt ver-
Lrouwen in te boezemen en voor mij
winnen. Ik begon mij heimisch in die
'ingeving te gevoelen en van gon
oh er harte «temde ik in met 't lachel
ier anderen, toen onze dorpsge
scliiedenis ter sprake kwa.m. Nu, i)
had het wel verdiend, dat men me'
mijn kinderlijk dwepen den spot ge
dreven had.
Nu acht dagen lang maken we aan
genome tochtjes in de prachtige omge-
'ng van Homberg. Ook Mathilde'
broeder bevalt mij zeer goed.
En het kwam er van. Mama gaf
haar toestemming en de anderen feli
citeerden ons van ganscher harte
Toen ik nu Mathilde den r'ng aan den
vinger steken wou, verklaarde zij
maar niet. te kunnen begriinen hoe ik
er toe komen kon een bleekzuchtige
overspannen Berlijnsche dame tot
rouw te nemen; nog minder, dat ik
naar de diep verdorven wereldstad
vilde terugkeeren ik was veeleei
oor een natuurmensch aangelegd en
deed beter met in het SchvvarzwaJu
ee te houden en eene boerendeern tol
rouw te nemen.
Tot straf voor dien spot Icreeg ze een
kus en den ring vond ik den volgen
den morgen niet weder in mijn zak
En nu, tot wederziens.
De wraak van dea
oppasser
Kloppers, volontair bij het zooveel-
ste regiment infanterie, diende eener-
zijds het vaderland als soldaat, an
derzijds luitenant Egbert van Degen
als oppasser. Hoewel van huis uit een
gemoedelijk man, had Kloppers toch
in uen loop van zijn dieusuijd heel
wat wrok tegen den luitenant ver
gaardwam ue wijze waarop Van
Degen met de ma use nappen omging,
muntte nu juist niet uoor bijzondere
beminnelijkheid uil en vormde eeii
scarijnenu contrast met ue voorku
menuneid, die hij had voor andere
stervelingen vooral wanneer ze
jong, mooi en van het vrouwelijk ge
slacht waren. Maar groule geesten
lijden in stille. Ook Kloppers verduur
de geduldig al ue onaangename beje
geningen, die de ander hein deed on
dergaan in afwachting evenwel van
het oogenblik, dat er zich eens eene
gelegenheid zou voordoen om revan
che te nemen.
En die zou niet uitblijven.
In de garnizoensplaats, waar de
luitenant woonde, leefde een schatrij
ke rentenier, die een eenige, leelijke
dochter de zijne noemde. Maar de
som, die Charlotte vroeg of laat bij
haar huwelijk zou meekrijgen, was
een getal van zes cijfers zonder
ueeimaalteekeii uai zoodanige aan
trekkingskracht uitoefende, aai de
huwbare jonge mannen der stad naar i
de gunst dei overigens niet zeer aan-1
trekkeiijke dame uongen. Ook luite-
naut Egbert van Degen, die al lang
naar een „goede panij" uitzag, om
eens bevrijd te geraken van tuliijke
schuldsischers, die hem lastig vielen,
bevond zich onder hen en het gelukte
hem, Charlotte's marinerkoud iiart
werkelijk wat te ontdooieualthans
hij hau blijkbaar een voorsprong op
de andere „medeminnaars". En zij,
die reden hadden om zich met de gel
delijke aangelegenheden van den lui
tenant eenigszius in te laten, zagen
dit met welbehagen en begonnen de
gegronde hoop te koesteren, dat hun
schuldvorderingen hiiuien bekwamen
tijd zouden worden gehonoreerd. Nu
ja, i,wee jaartjes moesten ze nog ge
duld hebben want daar de oude heer
weinig opgewektheid had om zijn bind
aan een in financieele moeilijkheden
vorkeerend officier te geven en Char
lotte nog minderjarig was, zoo bleef
er niets anders over, wanneer zij Eg
bert naai- hel altaar w ilde vergezellen,
dan hare mondigheid kalm af te wach
ten.
Charlotte, die met op voet van oor
log mei hare ouders wilde komen,
wist het zoo in te richten, dal men
niets vermoedde van hare genegen-
iieid voor den jeugdigen zoon van
Mars; voor de wereld, in gezelschap,
in den schouwburg, in de danszaal
behandelde zij hein met dezelfde koel
heid ais al de andere aanbidders.
Niets in hare houding verried, hoe zij
't al samen eens waren niets liet op
haar gelaat lezen, hoe menig stil
©ogenblikje ze al aan zijne zijde had
doorgebracht. Neen, niemand mocht
iets vernemen van haar hartsgeheim.
Eerst wanneer de twee jaren om wa
ren, dan wilde zij de wereld met het
1 voldongen feit barer verloving ver
rassen,
um nu alle kans op ontdekking le
voorkomen, had zij het Van Degen
van den beginne af verboden, op eeni-
gerlei wijze in briefwisseling met
haar te treden; wat hij haar te zeg
gen had, moest hij haar mondeling
niededeelen of in 't geheel niet-
Kloppers, die aldra rnet de scherp
zinnigheid van eiken officiersoppasser
in zulke zaken er achter kwam, hoe
zijn heer 'n wit voetje bij de rijke
renteniersdochter hnd, kookte van
woeue. Juist dien man, dien hij hart
grondig haatte, zou zul It een br uid
schat xn (km schoot vallen Een groo-
tere ongercentigheid was nooit door
de zon beschenen I
Inmiddels mag de tijd aan, dat de
troep de groote manoeuvres moest
meemaken ook luitenant Egbert van
Degen was uu verplicht, voor eenigen
tijd van Charlotte afscheid re nemen,
inwendig verheugde hel hem onein
dig, eens een poosje van dat lasugo
verliefd-doen ontheven te zijn uiter
lijk deed hij, als kwam hein de schei
ding onoverkomelijk voor. Aan den
wensch van Charlotte, den dag van
zijne terugkomst in het garnizoen
haar op te geven, opdat zij hem aan
het naastbijgelegen station tegemoet
zou kunnen komen dit had het lieve
meisje in haar kunstmatig onder
drukte verliefdheid zich voorgeno
men kon hij tot zijn leedwezen niet
voldoen. De juiste dag zijner terug
komst was nog niet bejiaald, maar hij
beloofde, haar intijds bier-mede iir
kennis Le stellen en wel op hoogst dis
crete wijzegeheel in de lijn van hun
zoo gereserveerd optreden over en
weer
Charlotte, zoo luidde de afspraak,
zou gedurende zijn afwezigheid dage
lijks tusschen vier uur en half vijf
s middags aan haar venster staan.
Den dag nu, dat zij Egbert's oppasser,
die in het garnizoen zou achterblij
ven, met de uniformjas van zijn heer
over den arm zou zien voorbij-mar-
clieeren, zou hij 's avonds met den
avondsneltrein arriveeron. Hel meisje
vond dit goed zoo en luitenant Van
Degen instrueerde ziju factotum, wal
te doen wanneer de luitenant zou te
rugkomen.
Den volgenden morgen rukte de
troep uit
In Kloppers' ziel was een gedachte
ontkiemd, zwart als de nacht. Einde
lijk was ze dan aangebroken, de lang
verbeide gelegenheid Wanneer dit
maal het plan mislukte dit gevoel
de hij dan was alle hoop op wraak
voor goed vervlogen.
Maar het zou gelukken l
Geen week was na liet vertrek van
het korps verloopen en van het einde
cier manoeuvres was uog geen sprake,
of op het bepaalde uur ging Kloppers,
met stati gen pas, de beste uniform
jas van den luitenant over den arm.
het venster van de rijke renteniers-
dochter voorbij. lederen dag tusschen
4 uur en half 5, al had zij niet zoo
dadelijk haar waarnemingspost be
hoeven te bezetten, stond Charlotte
aan het venster, en zij zag dus den
welbekenden soldaat, die bij 't voor
bijgaan een zeer opmerkelijk gezicht
trok. Hoe Was 't mogelijk Nu
reeds
Het moe3l zoo zijn. Kloppers' veel-
beteekenend lachje zeide genoeg, dui
delijk genoeghedenavond
Charlotte, blijde te moede, maakte
dan ook subiet aanstalten, om haar
lieveling, zooals was afgesproken, te
gemoet te reizen Hij behoefde niet
met den troep mee te marcheeren en
had ook de heenreis op eigen gelegen
heid kunnen doen. Zij maakte met
zorg toiletze vergat niet enkele
kunstmiddelen aan te wepden, poe
derde zich naar de regelen van de
kunst en liet werkelijk niets onbe-
pioeld om in liaar volslagen gemis
aan uiterlijk schoon wat tegemoet te
komen. En na het eten verklaarde zo
aan mama, dat ze naar eene vriendin
ging, en ze begaf zich naar het sta
tion, om den aanstaanden echtvriend
een eind tegemoet te reizen en na het
wreed afzijn eeu oogenblik met hem
te zijn, zonder te worden lastig geval
len of bespied. Ze had «-en valies in
de hand, waarin zich 't ecu en ander
ter verwelkoming van haren Egbert
bevond; onmiddellijk na zijn vertrek
had zij met 'leze aangelegenheid ziob
onledig gehouden.
Toen Charlotte den trein zag bin
nenkomen, (lie haar den geliefde bren
gen zou, kreeg ze een merkbare hart
klopping, welke nog krachtiger werd,
toen de portieren werden opengerukt
en de reizigers op het perron storm
den. Haar hoogtepunt echter bereikte
Charlotte's hartklopping, toen de lo
comotief floot en begon te puffen,
zonder dat van een luitenant Van
Degen een spoor te ontdekken was.
Charlotte was woedend. Hoe kon hij
haar zoo iets aandoen
Maar wacht do mogelijkheid be
stond, dat hij den trein had gemist cn
dan kwam hij met den volgenden
een boemeltrein I
Twee volle uren moest ze hierop
wachtenmaar wat doet niet een
edelaardige jonkvrouw, die verliefd
is. In de wachtkamer zat zii met de
hand op het valies; om de nieuwsgie
rige blikken van het stationsperse-
neel bekommerde zij zich niet.
Eindelijk eindelijk kwam hij
namelijk de boemeltrein.
Maar luitenant Van Degen kwam
niet.
Nu was Charlotte's geduld ook ten
einde. Zoo warm hare sympathie tot
dusverre ook voor den knappen offi
cier geweest was, zulk een flagrant
bewijs van geringschatting kon zij
niet verduwen I
Als hij haar nu al zoo nonchalant
behandelde, hoe zou het dan wezen,
wanneer ze eenmaal voor goed door
den echt verbonden zou zijn Neen,
de nietswaardige moest weder ver
bannen uit haar hart, dat opnieuw
marinerkoud geworden was.
Zoo ongeveer was de bittere ge-
dachtengang van juffrouw Charlotte,
toen zij zich gedwongen zag, met haar
valies in de hand den terugtocht te
aanvaarden.
En zii kwam thuis in een onbe
schrijflijk slecht humeur, nadat zij
meer en meer zïchzelve opgewonden
had
Nn wilde het toeval, dat Charlotte
juist in deze stemming een huwelijks
aanzoek gedaan word door een bij
zonder door papa geprotegeerden
professor in de archaeologie en Egyp
tische geschiedenis. Minder uit inge
nomenheid met archaeologie en F.gyp-
te's merkwaardig verleden dan veel
eer uit verbolgenheid over de onge
hoorde bejegening, haar door den lui
tenant aangedaan; ging zij op het
aanzoek in zeer tot vreugde van
haar ouders, diie nu hunne dochter
naar behooren, overeenkomstig haar
stand, verzorgd achtten.
Juist acht dagen later kwam 'luite
nant Van Degen van de manoeuvres
terug Maar hoewel hij zijn oppasser
intijds gewaarschuwd had en deze,
volgens de hem nadrukkelijk gedane
opdracht, wederom met de mooie
uniformjas over den arm voorbij het
venster van ue juffrouw gemarcheerd
was, vond hij op zijn beurt niemand
aan het tusschenstation en in zijn
eentje moest hij ru de garnizoens
plaats zijn intocht doen.
En tot zijn niet geringen schrik
moest hij vernemen, uaL Charlotte in
middels zich met een oudheidkundige
verloofd had en het engagement al
publiek was. In zijn woede dronk Eg-
bert van Degen een paar flesschen
champagne en daarna schreef hij juf
frouw Charlotte een kort briefje,
waarin hij haar „van harte" felici
teerde.
Noblesse oblige!
En toen zette hij zich weder en
schreef een gloeiende:: minnebrief
zekere julirouw Bertha, die hij
gedurende de manoeuvres had leerer
kennen en die een bruidschat van vijl
cijfers zonder decimaalteeken -
te wachten had.
lüoppers was van dit t ijdstip at met
zijn lot verzoend.
OP REIS.
In een coupó van den sneltrein
hebben slechts twee passagiers plaats
genomen. Een van de twee vraagt aan
den ander:
Kan u mij ook zeggen, meneer, ol
n dit compartiment een nood
rem is?
Och, zegt de aangesprokene»
geen bereisde Roel, na overal te heb
ben rondgekeken, ik zie er nergens
een.
In dit geval, meneer je beurs
ol je laven I
Een coumiis-voyageur heeft met een
der mede-reizigers een gesprek aan
geknoopt en bredt hem een sigaar
aan. De bevoorrechte steekt die dade
lijk aan en na een paar trekjes te
hebben gedaan, zegt hij
De sigaar, die u zoo goed was,
mij le offreeren, is werkelijk delici
eus.
commis-voyageur (zijn notitieboek
je uit den zak halende Voor hoe
veel mille mag iik u noteeren
Uitstappen. Visitatie.
De douanier haalt in den kofier al
les overhoophij kijkt zelfs argwa
nend ln een paar laarzen of daar geen
contrah&ude in verstopt is.
Neen, in deze laarzen is niets,
zei de passagiei tegemoetkomend,
tnaar Ln de andere.
Waar zijn die andere dan
vraagt de ijverige tolbeambte.
Hiergaf de reiziger ten ant
woord cn hij stak een been naar
hem uit.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men to richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34 Telephoon 1543.
Probleem ne. 524,
van F. HUYKMAN,
le Publicatie.
1
m
m
m
6
m
m
r
m
m
a
m
15
16
0
m
SJ
Wf
SS
m
8
25
26
0É
§j§
a
m
§j
9
36
36
a
fg
A
a
vr—v.
üf
45
Le
Zwart 11 schij ven, op2, 3, 4, 5, 8, 9, 11, 13, 16, 18, 21 en dam «p 17.
Wit 15 .schijven, op: 14, 15, 19, 20,24, 25, 29, 30, 31, 32, 35, 37. 41, 42
43.