I6 eenmaal verguld geweest was, boven den Ingang zich \an de andere boeren huizen onderscheidde. Vroolijke dans muziek drong tot mij door en vroolijk rumoer; door de geepende vensiers zag k een aantal meisjes en jongens in de aardige kleederdracht voorbij dansen. Ik besloot de danszaal niet b nncn te gaan, rnaar in den tuin, die achter de herberg lag en waar ik hoopte, een poosje onopgemerkt te kunnen ï-usten. Een dicht met klimop en ander welig groen begroeid prieel lokte mij aan: van daaruit dacht ik het gezellig hedrijf eens kalm gade te slaan. Maar toen ik het wilde binnen treden, zag ik, dat in het groen reeds twee jonge, mooie meisjes zaten. Ik moet wel een wonderlijk gezicht gezet hebben bij die gonsch onverwachte ontmoeting, want de meisjes keken eerst srheïmsch elkaar aan en begon nen te lachen toen ik haar aansprak, het Schwarzwaldor dialect naboot send. en daarbij in mijne verlegenheid een volkomen „salon'Mhigf compli ment maakte! Maar toch had ik vrij moedigheid genoeg om de meisjes te vragen, of ik een oogenblik hij haar mocht plaats nemen; een verzoek, dat vriendelijk werd toegestaan. Doch het duurde noe een poosje alvorens het re:orek w ide vlotten. Vooreerst wist ik niet, hoe ik die vrouwelijke wezen ties ui' het edergfe moest toespreken' met „Frnulein" en „Sïe", dat gin- toch niet; aan den anderen kant klonk het Meïdli en „Dirndli" en het ..dn' al heel onnatuurlijk en gedwongen nit mijn mond, zoodat ik 't den mei jes moest vergeven, als ze nu en dan in lachen uitbarstten. Zij zeiven had don nog niets gezegd, alleen elkaar enkele opmerkingen in het oor gefluis terd, die vermoedelijk op mij betrek king hadden, doch waarvan ik geen woord verstond. Het helst zou ik ze in stomme be wondering hebben gadegeslagen; het waren bekoorlijke meisjes: de eene gelaatstint was nog al donker, al was ze geen eigenlijke brunette; zij scheen ze heet Annele had bruin haar 6n oogen van dezelfde kleur. Ook haar van een knlrnen aard, althans in de verste verte was ze niet zoo uitgela ten als hef iets kleinere Kfitchen. een liove blondine, wier s erlijke gouden lokken het fijne gezichtje zoo bekoor lijk omlijstten. Tk kon van haar het oo" niet afwenden. Langzamerhand werden de meisjes spraakzamer; zij verzochten mij van den wijn en de koekjes te gebruiken, die op tafel stónden. Zij vroegen naar mijn ..van waar en waarheen" en be kenden, dat ze mijn Noorddnitsche af komst, al dadelijk opgemerkt, hadden en d3t ik mij het dialect maar matig had eigen vemaakt. Gelukkig verston den zij Hoogdnitsrth en gaven zich zelfs de grootste moeite om zonder dialect te spreken, en 't was dus een raar tnaltie dat we dooreen snrakea nu en dan hartelijk elkaar uitlachen de. Ik beproefde mij m hare taal uit te drukken, zij probeerden het omge keerde Maar het vertrouwelijke „du" miste ook hier zijne uitwerking niet en we noemden elkaar al dadelijk bij den voornaam en keuvelden eindelijk zoo ongedwongen, als waren we jaar en dag met elkaar bekend. Ik moest de jor.-re meisjes veel van de groote stad Berlijn vertellen Bijzonder interes seerde Katchen zich voor de Berlljn- ecW dames en die moect»ii wel heel verstandig en goed zijn, dacht ze, om dat zij dagelijks zooveel Wonderbare en leerzame dingen zagen; ik vond zeker de meisjes uit het geborgte heel dom en onbeschaafd Daarbij zette Katclicn zoo'n bedroefd gezichtje, als wilde zij gaan schreien, en ik had haar willen omhelzen, zoo snoezig zag ze er nit; doch ik waagde slechts hare handjes te vutten, terwijl ik in gloeiende opgewondenheid schet^e hoe de dames" in Berlijn werkelijk mijnziekelijk blrnkzuchtige (uYine- sel>;meac-ta.!ten. overspannen, zonde» innigheid, enkel met ijdele gedachten in het hoofd. Neen, Katchen wn.s mij liever clan een heel salon vol Berlijn- sche dames en om mij aan haar te onttrekken, was ik juist 't gebergte in gegaan. Met schelle kleuren, doch naar waarheid schetste ik haar het zedenbederf den valschen glans eener de vreeslijke ellende arderezijds iD de wereldstad alles uiterlijke glans, van binnen slechts vuil en modder. De meisjes waren getroffen door mij ne realistische schildering; KRtehcn's wpok wmH was zoo geroerd, dat. zii zelfs over die arme mensehen rinds weende en het kostte moeite om haar w«r waf te kalmeeren. Nn was de beurt aan de meisjes: ik hap nee piet v-rnnmon wat do re^-m van het feest hier wa« en juist wilde Katchen beginnen, toen uit de herberg twee jonge mannen kwamen, d e blijk baar de meisjes zochten en voor den dans kwamen halen. Snel besloten, zond Kfttchen hun nu Annele tegemoet het verheugde mij, dat ze al zoo- voel belong in mij stelde, om bij mi' te willen blijven •Vrmele deed haar zaakje handig en knap: zij i'ing met de jongelui naar de danszaal terug. Katchen zei dat de een haar broeder wa.s; met den ander was Annele verloofd. Toen we nu sa men alleen waren vertelde zij dat deze feestelijkheid deel uitmaakte van een groote bruiloft. Bertha, de doch ter van den rijken waard van liet „Gouden hert", ging trouwen met. Jörg, den armen horlogemaker. Ta, dat was 'n vreemde geschiedenis: nog ireen jaar geleden hnd de rijke. mw? herbergiersdochter n-ets vuu Jöi-g willen weten; verleden winter echter, toen ze bij hare taute was geweest en in hare eenzaam gelegen won.ng nee- lemaal wus ingesneeuwd, had Jörg baar van een wissen dood gered. Hij namelijk had het gevaar ontdcAt en de dorpsgenoolen te hulp geroepen, die de onder een lawine bedolven vrou wen hadden uilgegruven en alzoo het leven als weergegeven. Bertha had den redder baars levens toen het ja woord gegeven. Als een Auerbuch'sche ve:tel ing! kwam mij Katchens eenvoudig en toch zoo aangrijpend verhaal voor. dut zij zoo gevoelvol wist te vertellen. Nu eerst besefte ik, dat Auerbach's dorps i verhalen niet verdekt waren, maar', meegeleefd; ja, soms kwain liet mij voor, als had ik iets dergelijks vroeg ar reeds van hèm gelezen.... Doch de tijd ontbrak om verder i over dit alles na te denken, want An-1 nele kwam met haar verloofde van den dans terug; het begon avond te worden en een weldadig frissche woudlucht woei van de bergen af. Kiitehen en ik gingen vooraan; het an dere paar volgde ons. Onderweg pluk ten de meisjes beukenloof, om daar van kransen te maken, die we om de hoeden wonden. Ik verzocht Katchen het een en ander van haai eigen leven te vertellen, maar zij antwoordde ont wijkend, dat van haar leven nog met veel bijzonders te verhalen was; zij was als andere meisjes in het dorp opgegroeid en tot dusverre daar steeds gebleven. Eerst toen ik aanhield, lv gon zij, terwijl haar schelmsch gezicht plotseling een treurige uitdrukking aannam: Van mijn prille jeugd behoef ik slechts te zeggen, dat ik vroeg mijne ouders verloor en met mijne- oude grootmoeder en mijn broer alleen het huisje bewoonde. Mijn broer Jozef, die negen Jaar ouder is dan ik, had den leertijd en den militairen dienst achter zich, toen hij de dorpssmederij moest overnemen .ln het eerst ging 't ons niet goed, omdat de monschen in Jozef om zijn jeugd geen vertrouwen hadden en nu is 't nog erger voor mij. Kdtchen begon zoo te snikken, dat ze niet verder kon gaan; vruchte loos trachtte ik haar te troosten. Zij hield haar zakdoek voor de oogen en wendde zich van mij af. Ach, wat mij bekommert, is eigen lijk geen ongeluk; ik moest er mii juist over verheugen en 't is leelijk van ine, dat ik mijn broer Jozef zijn geluk niet gun. Maar wat moet er van ons worden, als hij over drie weken trouwt? Dan heb ik geen dak meer bo ven mijn hoofd. Nn wil Jozef wel dat ik bij hem blijven zal; maar dat gaat niet. want zijne Eva is een door en door ondeugend meisje, dat 't met niemand vinden kan en toch neemt hij haar! Wat er van mij worden moet weet ik niet! En nu begon ze weer hef tig te weenen en ik had nameloos me delijdon met het schoone meisje. Toen zij mijne ontroering zag, zeide zij: Zie je, waarom mijn lot te willen weten, dat zon troosteloos is. Ik heb je nn ook treurig gestemd; helpen kan me toch geen mensch. Nu kon ik mij niet langer bedwin gen; hartstochtelijk drukte ik het meisje in mijne armen en riep uit: Lief Katchen, -k zal je steun, je red der zijn! Vertrouw je toe aan mij! Katchen was eerst hevig verschrikt door die plotselinge uitbarsting van liefde en rukte haastig haar arm uit den mijnen; met verstoorden blik keek ze rond en sprak: Waar is Amalia en de heer Wal ther? Eerst toen zij mijn verbaasden blki zag, beet zij zich op de lippen en met iets verlegens in haar voorkomen vroeg zij: Wc moeten ons bij de ande ren voegen; waar .Annele gebleven is? Zij behoeft niet bang te wezen bij haar verloofde. Nu, KStchen-lief, als je bang voor me zijt, omdat ik niet je verloofde ben dan kunnen we ons dadelijk ver loven. Wat praat je toch voor onzin, Ru- dolf; je bent een heer en :k 'n boeren meisje. Katchen, maak me niet ongeluk kig. Ziehier het bewijs hoe lief ik je heb Kom, neem dezen ring en laat mij je kussen dan is ons verbond ge sloten. Rudolf, je bent me geheel vreemd; na weinige weken moet je terug naar Berlijn, waarheen ik je niet kan vol gen. Waarom niet? Neen. neen, daarheen ga ik niet, met al die slechte mensehen, al dat vuil en d:e modder! Ik huiver, als ik nog denk aan je verhaal. Hoe kan men onder al die slechte menschen goed blijven? Gij wel, kind geloof mij! Neen: dat doe ik nooit! Ik zal je de tijd laten, om alles kalm te overleggen, maar den ring moet je nemen! Ilaar tegenstreven mocht niet baten, ik wist haar sier lijk vuistje te bedwingen en schoof den ring haar aan den vinger. Nu zijn we verloofd, Katchen op den kus na; die ontbreekt nog. Na net overwinnen van vernieuwden te genstand had ik ook den kus veroverd. Je z:et. Frits, ik liet er geen gras over groeien. Maar nu liet Katchen zich niet lan ger weerhouden en met luide stern riep ze Annele. Ongelukkig waren de beide anderen niet ver van ons verwij derd en ons ongestoord samenzijn was geëindigd. Toen wij den berg afgingen, viel de schemering in. Katchen was weer goed geluimd en hief een lied aan; a'.s de weg te steil werd, vloog ze naar l>e- nêdon en sleepte ons mede in haar dolle vaart. Maar al te spoed:g waren we heneden en dat was goed ook; want reeds stonden voor het Vergulde hert boerenwagens-gereed, die de zingende bruiloftsgasten naar huis zouden bren gen Nog een oogenblik trok ik Kiit ehen terug en bezwoer haar, nog eens ha.ir te mogen wederzien. Aanvanke lijk weigerde zij vastbesloten: eerst Uyn zü zag hoevee! leed ze mij de°d. zeide zij. dat 'k overmorgen nis de avondk'ok luidde, aan de kerk van Niederwasaer haar mocht wachten. Tk wilde haar nog oen lois geven- doch ze ontweek mij snel zoodat ik mij met een handdruk moest vergenoegen. Als droomend stond ik in de schemering tegen een booin geleund en keek de wegrijdende wagens na, tot ik het ra telen der wielen en het gezang der krachtige stemmen niet moer hooren kon De koele nachtlucht deed me uit dien mijmerenden toestand ontwaken. Ik stre-'-k met de hand over het gloei end voorhoofd, om mijne gedachten te verzamelen. Wat was er geschied; wat was er met mii voorgevallen? Nog kon ik bet niet omvatten; 't was zoo opeens gekomen en toch gevoelde ik het meer en moer, hoe ik zonder' dat meisje met leven kon! Lach niet, broe der; neen, ween over den ongelukki ge, die hier onder dat eenvoudige berg volk zoo machtig werd aangegrepen, dat geen ontkomen meer mogelijk is:... Neen. Frits, dat zijn geen pare uen. geen snel voorbijgaande ouwellin gen van overprikkelde fantasie, wan neer ik je bezweer: zonder dat meisje is er geen loven voor mij.... Nog vele uren heb ik in den laten avond doorgeloopenhoe lang weet ik niet; ik gevoelde geen vermoeidheid. Kittchen's beeld vervulde geheel mijn denken en voelen, vatbaar voor niets anders. Zoo kwam ik over Wolfach Gutach nog tot Homberg, waar ter, slotte de vermoeidheid mij overweldig de en ik met moeite nog een dragelijk nacht logies vond. De zon stond al hoog aan den he mel, toen ik ontwaakte; ik gevoelde mij mat Ik blee' in mijne kamer, daar ik geen opgewektheid had, om in de zonnehitte uit te gaan; trouwens, ik wilde met mijne gedachten alleen zijn. Ach. nog twee volle dawn, voordat"ik Kritchen. zou wederzien. Hoe zal die tijd om komen? Alleen aan deze om standigheid is het te drinken, beste Frits, dat ik dezen langen brief je schrijf. Het is mij 't aangenaamste onderhoud, een goed vriend van mijne liefde te verhalen. Ach, soms zou ik haast wenschen. dat ik alles maar gedroomd had! Snel ler dan ik gedacht had, was mijn wensch vervuld, dat bergvolkje in al zijn sehoone natuurlijkheid en bemin nelijkheid te leeren kennen. Wat moet daar nu van worden? Naar Berlijn loan ik niet terugkeeren, als Katchen weigert, daarheen te gaan; zij zou dan ook slecht passen bij de gemaakthed en verdorvenheid onzer samenleving Tk moet alzoo in het Schwarzwald mij vestigen.... Welke bezigheden ik zoe ken zal. weet ik nog niet; het is me nog niet mogen gelukken, een verstan dig plan te vormen. Enfin, wat schrij ven en dichten kan men overal en hier boter dan elders. Wat dunkt je er van? Baad me eens in je eorstvolgenden brief, dien ik zeker wel spoedig man tegemoet zien. Je broeder RUDOLF. 21 Augustus. Beste broeder! Vergeef het vooreerst, dat ik in mij ne door idealen beheerschte stemming vergat, den zwaren brief voldoende te frankeeren je weet blijkbaar niet recht, wat van mij te denken. Eerst ziet mijn brief er uit, als wilde ik mij ne oude lievelingstheorie bewijzen, dat Auerbach's verhalen naar het. le ven zijn: maar later vat ik de zaak zóó erg op. dat je aan mijn geestestoe stand met gaan twijfelen. Waarlijk. Frits, de gcsch'edenis wa> ernstig door ntii bedoeld en heeft ook ernstig zich verder ontwikkeld. Den rine. dien ik Katchen ln het woud on drong, vond ik den anderen morgen in rui in zak: de deugniet had hem heinv- liik er in gestoken; hij was haar ook veel te wiid. Intussohen heb ik een mooi ringetje voor haar laten maken, dat zij gaarne draagt. Hieruit kan je blijken, dat we toch verloofd zijn. Maar het is toch anders geloopên, gansch anders dan ik vermoedde. Ik zal de geschiedenis nn chrono logisch ju'st verder beschrijven. Ik hen hier in een der groote hotels aan beland en had den gansehen morren zitten schrijven, zoodat ik mij moest haasten, toilet voor de table d'höte te malcen. De zaol was reeds zeer bezet men wees mij nor een plaatsje aan het ejndp van een afzonder 'öko ta'el aan Die plaats was bij nader inzien nog zoo slecht niet: ik kon een groot deel van de eetzaal overzien, terwijl ik in mijn donker hoekje zelf weinig in 't oog viel. Mijne gedachten waren el ders. Eensklaps trof te midden van het g&rons van wel honderd stemmen een vroolijk lachen mijn oor, dat mij elec- triseerde. Van nu af at ik 'noe=t niet meer en luisterde slechts naar de stem die zich weldra, weder vernemen liet. Ik keek nu om: ongelukkig onttrok eene zuil haar, die sprak, en liaro naaste omgeving aan mijn onderzoe kenden blik; maar met eenige inspan ning kon k ieder woord verstaan, dat daar gesproken werd. Hoor eens Tietje, dus liet een stem op vermanenden toon zich hoo ren; je streken worden zoo langzamer hand te dol; tenminste die van gis teren heeft wel de uiterste grens der voegzaamheid bereikt Foei, manui, u vat alles zoo vree- selijk zwaar op. Maar wees niet boos; mijn overmoed heeft me wel wat ver gevoerd; ik zal voortaan zulke gewaag de grappen achterwege laten. Ook ik moet juffrouw Mathilde in bescherming nemen; er was niets dan een gullen scherts met dien vreemden heer beoogd, prachtig geïmproviseerd en allergelukkigst doorgevoerd, dus mengde een mannelijke stem zich in het gesprek, we moesten er allemaal hartelijk om lachen toen op den terug rit Amalia en juffrouw Mattiilde ons de geschiedenis vertelden. Neen, me-1 vrouw, u mag niet langer boos wezen 1 - 't was vermakelijk! ik geloof, mijnheer Walther, ant-1 woord.Je de bezorgde mama, dat gij de handelwijze van mijne dochter "te verschoonend opvat; denk eens, dat1 die vreemde heer, evenzeer als wij uit j Berlijn, ons daar ontmoet hoe zou-1 den w© met onze houding verlegen zijn! Och kom, die zou ons bezwaar lijk weer herkernen! meende de heer Walther. Wel, ik wou dat we hem hier of daar nog eens praaiden! viel Mathilde zore.-loos n; eigenlijk had ik met dien aardigen jongen man oprecht te doen li ij nam mijn scherts ook zoo heel ernstig op! Hoe begeerig luisterde hij naar mijne verhalen, <lde ik in aller ijl uit de meest onderscheidene Auer- bachreminiscentien samenflanste, maar ik had nooit gedacht dat iemand inij voor een Schwarzwald er boeren-! meid zou gehouden hebben. We zagen er andere allemaal typisch uit in de Sclnvarzwaider pakjes de vc-rtoo- n ng is kostelijk geslaagd en we moe-: ten ou3 nog laten fotografeeren. Ter verheerlijking van Tieltjes koste! ij ken inval! riep Walther uit. j Ik had genoeg gehoord; het. donker voorgevoel dat juffrouw Mathilde en KütcJipn dezelfde persoon was, werd door den verderen loop van het ge- sprok nu zekerheid. Ik behoefde er niet meer aan te twijfelen, dal ik liet onderwerp van een grove scherts was geweest, die dank zij mijn fantastische d room e rij maar at te goed gelukt was. lloe jvioiup Itad ik me laten bedotten; nu dacht ik aan het aanvankelijk ge dwongen gesprok der meisjes in liet prieel, zoodat pseudo-Katcheri eigen- lijk gewoon Hocgduitsch sprak. In het eerste oogenblik had ik een govoel van hevige schaamto en erger nis. Maar van lieverlede ontkiemde weder mijne liefde voor het meisje, 1 dat zich nu ontpopt had in een van die Berlijnsche dames, die ik gisteren zoo uitvoerig beschreven had!.., En hoe zou Mathilde een hernieuwde kennis making opnemen? Van een der kellners de meeste dames en hee-ren uit het ho tel een uitstapje in Schvvurzvvaider kleederd:achl naar liet Schappuchd.i ondernomen hadden. Verder kwam ik te weten, dat het de familie Buik- haaxit uit Berlijn was, met wie ik on der zoo vreemde omstandigheden had kennis gemaakt. Mevr. IJurkhardt weduwe zij bezat een villa in Berlijn en bewoonde hier in het hotel d' fraaiste appartementen. Het kostte mij moeite om van den wel bespraakten kelLner ontslagen te worden; ik wist genoeg. Toen het gezelschap van tafel op stond, zag k mijn Katchen weder: zij aag er in toilette de ville niet mindei bekoorlijk uit en ik vroeg in stilte aan de Berlijnsche dames engiffenis voor mijn dwaze smaadredenen. Ik merkte, dat de familie zich in hare vertrekken terugtrok; ik was vast besloten, de kennismaking weder aan te knoopen zond mijn kaartje naar boven. Ik moest eenigen tijd op antwoord wach ten; er werd beraadslaagd. Misschien 1de de strenge mama er n et verder op ingaan' maar Mathilde en den an deren gelukte het. hara bezwaren te overwinnen zoo heb ik latei- verno men. Met beklemd gemoed deed ik den aren gaing „één trap hoog". Mathil de kleurde hevig toen ik binnentrad toch las ik op haar ondeugend ge 'chtje dat zij niet boos op mij was Eerst toch was de ontvangst wel wat koel en afgemeten.doch dit veranderde weldra, daar het mij spoedig mocht gelukken, mevrouw Burkhardt ver- Lrouwen in te boezemen en voor mij winnen. Ik begon mij heimisch in die 'ingeving te gevoelen en van gon oh er harte «temde ik in met 't lachel ier anderen, toen onze dorpsge scliiedenis ter sprake kwa.m. Nu, i) had het wel verdiend, dat men me' mijn kinderlijk dwepen den spot ge dreven had. Nu acht dagen lang maken we aan genome tochtjes in de prachtige omge- 'ng van Homberg. Ook Mathilde' broeder bevalt mij zeer goed. En het kwam er van. Mama gaf haar toestemming en de anderen feli citeerden ons van ganscher harte Toen ik nu Mathilde den r'ng aan den vinger steken wou, verklaarde zij maar niet. te kunnen begriinen hoe ik er toe komen kon een bleekzuchtige overspannen Berlijnsche dame tot rouw te nemen; nog minder, dat ik naar de diep verdorven wereldstad vilde terugkeeren ik was veeleei oor een natuurmensch aangelegd en deed beter met in het SchvvarzwaJu ee te houden en eene boerendeern tol rouw te nemen. Tot straf voor dien spot Icreeg ze een kus en den ring vond ik den volgen den morgen niet weder in mijn zak En nu, tot wederziens. De wraak van dea oppasser Kloppers, volontair bij het zooveel- ste regiment infanterie, diende eener- zijds het vaderland als soldaat, an derzijds luitenant Egbert van Degen als oppasser. Hoewel van huis uit een gemoedelijk man, had Kloppers toch in uen loop van zijn dieusuijd heel wat wrok tegen den luitenant ver gaardwam ue wijze waarop Van Degen met de ma use nappen omging, muntte nu juist niet uoor bijzondere beminnelijkheid uil en vormde eeii scarijnenu contrast met ue voorku menuneid, die hij had voor andere stervelingen vooral wanneer ze jong, mooi en van het vrouwelijk ge slacht waren. Maar groule geesten lijden in stille. Ook Kloppers verduur de geduldig al ue onaangename beje geningen, die de ander hein deed on dergaan in afwachting evenwel van het oogenblik, dat er zich eens eene gelegenheid zou voordoen om revan che te nemen. En die zou niet uitblijven. In de garnizoensplaats, waar de luitenant woonde, leefde een schatrij ke rentenier, die een eenige, leelijke dochter de zijne noemde. Maar de som, die Charlotte vroeg of laat bij haar huwelijk zou meekrijgen, was een getal van zes cijfers zonder ueeimaalteekeii uai zoodanige aan trekkingskracht uitoefende, aai de huwbare jonge mannen der stad naar i de gunst dei overigens niet zeer aan-1 trekkeiijke dame uongen. Ook luite- naut Egbert van Degen, die al lang naar een „goede panij" uitzag, om eens bevrijd te geraken van tuliijke schuldsischers, die hem lastig vielen, bevond zich onder hen en het gelukte hem, Charlotte's marinerkoud iiart werkelijk wat te ontdooieualthans hij hau blijkbaar een voorsprong op de andere „medeminnaars". En zij, die reden hadden om zich met de gel delijke aangelegenheden van den lui tenant eenigszius in te laten, zagen dit met welbehagen en begonnen de gegronde hoop te koesteren, dat hun schuldvorderingen hiiuien bekwamen tijd zouden worden gehonoreerd. Nu ja, i,wee jaartjes moesten ze nog ge duld hebben want daar de oude heer weinig opgewektheid had om zijn bind aan een in financieele moeilijkheden vorkeerend officier te geven en Char lotte nog minderjarig was, zoo bleef er niets anders over, wanneer zij Eg bert naai- hel altaar w ilde vergezellen, dan hare mondigheid kalm af te wach ten. Charlotte, die met op voet van oor log mei hare ouders wilde komen, wist het zoo in te richten, dal men niets vermoedde van hare genegen- iieid voor den jeugdigen zoon van Mars; voor de wereld, in gezelschap, in den schouwburg, in de danszaal behandelde zij hein met dezelfde koel heid ais al de andere aanbidders. Niets in hare houding verried, hoe zij 't al samen eens waren niets liet op haar gelaat lezen, hoe menig stil ©ogenblikje ze al aan zijne zijde had doorgebracht. Neen, niemand mocht iets vernemen van haar hartsgeheim. Eerst wanneer de twee jaren om wa ren, dan wilde zij de wereld met het 1 voldongen feit barer verloving ver rassen, um nu alle kans op ontdekking le voorkomen, had zij het Van Degen van den beginne af verboden, op eeni- gerlei wijze in briefwisseling met haar te treden; wat hij haar te zeg gen had, moest hij haar mondeling niededeelen of in 't geheel niet- Kloppers, die aldra rnet de scherp zinnigheid van eiken officiersoppasser in zulke zaken er achter kwam, hoe zijn heer 'n wit voetje bij de rijke renteniersdochter hnd, kookte van woeue. Juist dien man, dien hij hart grondig haatte, zou zul It een br uid schat xn (km schoot vallen Een groo- tere ongercentigheid was nooit door de zon beschenen I Inmiddels mag de tijd aan, dat de troep de groote manoeuvres moest meemaken ook luitenant Egbert van Degen was uu verplicht, voor eenigen tijd van Charlotte afscheid re nemen, inwendig verheugde hel hem onein dig, eens een poosje van dat lasugo verliefd-doen ontheven te zijn uiter lijk deed hij, als kwam hein de schei ding onoverkomelijk voor. Aan den wensch van Charlotte, den dag van zijne terugkomst in het garnizoen haar op te geven, opdat zij hem aan het naastbijgelegen station tegemoet zou kunnen komen dit had het lieve meisje in haar kunstmatig onder drukte verliefdheid zich voorgeno men kon hij tot zijn leedwezen niet voldoen. De juiste dag zijner terug komst was nog niet bejiaald, maar hij beloofde, haar intijds bier-mede iir kennis Le stellen en wel op hoogst dis crete wijzegeheel in de lijn van hun zoo gereserveerd optreden over en weer Charlotte, zoo luidde de afspraak, zou gedurende zijn afwezigheid dage lijks tusschen vier uur en half vijf s middags aan haar venster staan. Den dag nu, dat zij Egbert's oppasser, die in het garnizoen zou achterblij ven, met de uniformjas van zijn heer over den arm zou zien voorbij-mar- clieeren, zou hij 's avonds met den avondsneltrein arriveeron. Hel meisje vond dit goed zoo en luitenant Van Degen instrueerde ziju factotum, wal te doen wanneer de luitenant zou te rugkomen. Den volgenden morgen rukte de troep uit In Kloppers' ziel was een gedachte ontkiemd, zwart als de nacht. Einde lijk was ze dan aangebroken, de lang verbeide gelegenheid Wanneer dit maal het plan mislukte dit gevoel de hij dan was alle hoop op wraak voor goed vervlogen. Maar het zou gelukken l Geen week was na liet vertrek van het korps verloopen en van het einde cier manoeuvres was uog geen sprake, of op het bepaalde uur ging Kloppers, met stati gen pas, de beste uniform jas van den luitenant over den arm. het venster van de rijke renteniers- dochter voorbij. lederen dag tusschen 4 uur en half 5, al had zij niet zoo dadelijk haar waarnemingspost be hoeven te bezetten, stond Charlotte aan het venster, en zij zag dus den welbekenden soldaat, die bij 't voor bijgaan een zeer opmerkelijk gezicht trok. Hoe Was 't mogelijk Nu reeds Het moe3l zoo zijn. Kloppers' veel- beteekenend lachje zeide genoeg, dui delijk genoeghedenavond Charlotte, blijde te moede, maakte dan ook subiet aanstalten, om haar lieveling, zooals was afgesproken, te gemoet te reizen Hij behoefde niet met den troep mee te marcheeren en had ook de heenreis op eigen gelegen heid kunnen doen. Zij maakte met zorg toiletze vergat niet enkele kunstmiddelen aan te wepden, poe derde zich naar de regelen van de kunst en liet werkelijk niets onbe- pioeld om in liaar volslagen gemis aan uiterlijk schoon wat tegemoet te komen. En na het eten verklaarde zo aan mama, dat ze naar eene vriendin ging, en ze begaf zich naar het sta tion, om den aanstaanden echtvriend een eind tegemoet te reizen en na het wreed afzijn eeu oogenblik met hem te zijn, zonder te worden lastig geval len of bespied. Ze had «-en valies in de hand, waarin zich 't ecu en ander ter verwelkoming van haren Egbert bevond; onmiddellijk na zijn vertrek had zij met 'leze aangelegenheid ziob onledig gehouden. Toen Charlotte den trein zag bin nenkomen, (lie haar den geliefde bren gen zou, kreeg ze een merkbare hart klopping, welke nog krachtiger werd, toen de portieren werden opengerukt en de reizigers op het perron storm den. Haar hoogtepunt echter bereikte Charlotte's hartklopping, toen de lo comotief floot en begon te puffen, zonder dat van een luitenant Van Degen een spoor te ontdekken was. Charlotte was woedend. Hoe kon hij haar zoo iets aandoen Maar wacht do mogelijkheid be stond, dat hij den trein had gemist cn dan kwam hij met den volgenden een boemeltrein I Twee volle uren moest ze hierop wachtenmaar wat doet niet een edelaardige jonkvrouw, die verliefd is. In de wachtkamer zat zii met de hand op het valies; om de nieuwsgie rige blikken van het stationsperse- neel bekommerde zij zich niet. Eindelijk eindelijk kwam hij namelijk de boemeltrein. Maar luitenant Van Degen kwam niet. Nu was Charlotte's geduld ook ten einde. Zoo warm hare sympathie tot dusverre ook voor den knappen offi cier geweest was, zulk een flagrant bewijs van geringschatting kon zij niet verduwen I Als hij haar nu al zoo nonchalant behandelde, hoe zou het dan wezen, wanneer ze eenmaal voor goed door den echt verbonden zou zijn Neen, de nietswaardige moest weder ver bannen uit haar hart, dat opnieuw marinerkoud geworden was. Zoo ongeveer was de bittere ge- dachtengang van juffrouw Charlotte, toen zij zich gedwongen zag, met haar valies in de hand den terugtocht te aanvaarden. En zii kwam thuis in een onbe schrijflijk slecht humeur, nadat zij meer en meer zïchzelve opgewonden had Nn wilde het toeval, dat Charlotte juist in deze stemming een huwelijks aanzoek gedaan word door een bij zonder door papa geprotegeerden professor in de archaeologie en Egyp tische geschiedenis. Minder uit inge nomenheid met archaeologie en F.gyp- te's merkwaardig verleden dan veel eer uit verbolgenheid over de onge hoorde bejegening, haar door den lui tenant aangedaan; ging zij op het aanzoek in zeer tot vreugde van haar ouders, diie nu hunne dochter naar behooren, overeenkomstig haar stand, verzorgd achtten. Juist acht dagen later kwam 'luite nant Van Degen van de manoeuvres terug Maar hoewel hij zijn oppasser intijds gewaarschuwd had en deze, volgens de hem nadrukkelijk gedane opdracht, wederom met de mooie uniformjas over den arm voorbij het venster van ue juffrouw gemarcheerd was, vond hij op zijn beurt niemand aan het tusschenstation en in zijn eentje moest hij ru de garnizoens plaats zijn intocht doen. En tot zijn niet geringen schrik moest hij vernemen, uaL Charlotte in middels zich met een oudheidkundige verloofd had en het engagement al publiek was. In zijn woede dronk Eg- bert van Degen een paar flesschen champagne en daarna schreef hij juf frouw Charlotte een kort briefje, waarin hij haar „van harte" felici teerde. Noblesse oblige! En toen zette hij zich weder en schreef een gloeiende:: minnebrief zekere julirouw Bertha, die hij gedurende de manoeuvres had leerer kennen en die een bruidschat van vijl cijfers zonder decimaalteeken - te wachten had. lüoppers was van dit t ijdstip at met zijn lot verzoend. OP REIS. In een coupó van den sneltrein hebben slechts twee passagiers plaats genomen. Een van de twee vraagt aan den ander: Kan u mij ook zeggen, meneer, ol n dit compartiment een nood rem is? Och, zegt de aangesprokene» geen bereisde Roel, na overal te heb ben rondgekeken, ik zie er nergens een. In dit geval, meneer je beurs ol je laven I Een coumiis-voyageur heeft met een der mede-reizigers een gesprek aan geknoopt en bredt hem een sigaar aan. De bevoorrechte steekt die dade lijk aan en na een paar trekjes te hebben gedaan, zegt hij De sigaar, die u zoo goed was, mij le offreeren, is werkelijk delici eus. commis-voyageur (zijn notitieboek je uit den zak halende Voor hoe veel mille mag iik u noteeren Uitstappen. Visitatie. De douanier haalt in den kofier al les overhoophij kijkt zelfs argwa nend ln een paar laarzen of daar geen contrah&ude in verstopt is. Neen, in deze laarzen is niets, zei de passagiei tegemoetkomend, tnaar Ln de andere. Waar zijn die andere dan vraagt de ijverige tolbeambte. Hiergaf de reiziger ten ant woord cn hij stak een been naar hem uit. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men to richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34 Telephoon 1543. Probleem ne. 524, van F. HUYKMAN, le Publicatie. 1 m m m 6 m m r m m a m 15 16 0 m SJ Wf SS m 8 25 26 0É §j§ a m §j 9 36 36 a fg A a vr—v. üf 45 Le Zwart 11 schij ven, op2, 3, 4, 5, 8, 9, 11, 13, 16, 18, 21 en dam «p 17. Wit 15 .schijven, op: 14, 15, 19, 20,24, 25, 29, 30, 31, 32, 35, 37. 41, 42 43.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 16