bedachtzaam d a it hij de duimen om mekaar heen, it hem niet verhijn dert, vereiud slaande haast te dut-, ten. V. .smeer hij zijn looui hoofd op de horst laat zinken, schrikt hij eens klaps op, ziet schuw en wantrou-1 wend om zich heen en neemt, onder bedenkelijk hoofdschudden, een snuif- j' Dat hebben «ie menscnen daar noo- ciig om wakker te blijven. Dan begint het mi vermoeide spel weer van vo ter. af aan. Diepe stilte rondom - Laatst heb ik dat huisje nog eens gezien. De jonge vrouw glimlacht even. II:; heeft haar dit al minstens twin tigmaal onthuld. - Het huisje? vroeg zij zacht. - Jawel. Een jaar lang al is het onbewoond je weet wel. sinds men onzei vriend, den ouden Matthijs, er uit gedragen heeft... Het zal nu wor den verkocht. En ik ben er nog eens in geguan. Voor het venster staan de bloemen nog, die hij dag aan dagver- zorgde ae goode ruau maar de planten zijn nu verschrompeld en ver duid en met spinrag bedektdaar binnen is alles ook stoffig, alsof het oud en grijs geworden was. .Maar builen ziet het er zooveel te jeugdi ger en frisscher uit en het klimop reikt al tot het dak in den kleinen tuiu is hel heerlijk En in huis moet het nu koel zijn, liet hij er met een Hauwen- zucht op volgen; want het was smoorheet. - Ju, koel, meende zij. Hij knikte bevestigend en haalde Jiep adem, als verkwikte die koele lucht hem. - Waarom zou hij toch telkens hierop lerugkomen? denkt zij, maar past wel op, dat zij 't niet overluid zegt. Zijn oogeu schitteren zoo vreug devol daarbij, dat zij 't niet over zich zou kunnen verkrijgen, zijn illusion te verstoren. Och een urine drommel heeft nog illusies. Ja dat huisje. Dal. wist watt Toen de gedachte daaraan 't eerst in hem oprees, vond hij ze zoo dwaas dat hij er zelf om lacher, moest. Waar ter wereld zou bii hei geld vandaan halen, om het te knopen. Hij, wiens hoogste levensdoel was, rond te komenEn toen hij eei. volgende maal er aan dacht hij wist zelf niet, hoe glimlachte hij nog spotachtig; maar hij moest er kennen, dat er iets wonderbaars in dat vizioen was. En in de bekrompen, ongezellige woning begon het hem minder te bevallen de kleine kamers warer, ongerieflijk en hadden zoo nieis behaaglijks En dan zijn vrouw? W-it zou zij'er veel liever uitzien, als ook zij een meer sierlijk kleedje dra gen kon en ze eens wat rust nemen mocht. Maar een dienstmeisje kon er niet op overschieten alles moest zij zelve doen, zwoegen en sloven den heelen langen dag Wel zorgde hij. nooit door een en kei woord zijn kommer te verraden maai somwijlen geschiedde het toch. dit zijn groote, waterblauwe oogen met een weemoedige, welhaast arig stige uitdrukking rustten op het ge laat van zijn vrouw, juist als wilde hij uilvurschen, of dergelijke gedachten ook in hfitfr oprezen. -- Zij, die zoo schrander was, moest wel diep gevoelen, wat er aan haper de. Eu als de kinderen grooter wer den En heusch, zij scheen het wel diep te gevoelen; niet zelden was ook zij in gepeins verzonken, juist al6 hij, en wanneer hun blikken elkander dan ontmoetten, sloegen ze beiden de uo gen neer zij keuvelden niet meer zoo argeloos met elkaar; ieder meen de, dat de woorden van den ander zinspeelden op wat in eigen gemoed omging, maar zij waren dan liefheb bend en voorkomend, over en weer als nooit te voren. Niels heerlijker, dan zoo mogelijk een geliefd w'ezen leed te besparen. Ja dat huisje, dat huisje! War kon hij daar vertrouwelijk over babbelen! Wat phantastïsche plan net. bouwde hij op denkbeeldigen grond sine gaarne maakte hij met zijn droomen zich vertrouwd. F.n zijn glad geschoren gezicht bekwam dan eei. ïigenaardige uitdrukking als van ie 'rnnnd die heimelijk zich verheugt op iets wat zoo niet onder woorden kar. worden gebracht Wat zijn vrouw betreft, om der waarheid eesland te doen, tnoet wor den gezeild, dal ook zij wel eens zoo vreemd kon doen. Onk zij besloot ir hn binnenste een klein geheim, dat z i aan seen sterveling zou hebber toevertrouwd maar wanneer men stil haar had kunnen gadeslaan zou mer, a'iiehi hebben opgemerkt, hoe dik w:il= zij soms met een zucht de ka le jas van haar man beschouwde e> I er moet worden erkend - dat klce dingstuk zag er uit, alsof hij 't var. een jongeren broeder gekregen had die erg mae-er was, en hoe dikwerf had ze een klein zilverstuk heimelijk in het steenen varken gewornen, da zoovee' als haar spaarpot was. En daar zitten ze dan nu weer Si mon tracht de gmote pauze, welki was ingetreden, aan te vullen dooi den mok uit zïin lange pijp krachiie wee te blazen, terwijl zïin vrouw nop ijveriger dan anders haar breinaalder kiaTeren laat - Als we ons dóarin eens mochten opbergen, in 't huisje van onzen uu a*n vriend Mattbijsl begon hij waar achtig al weer. Verrast ziet ze op en staart hein in het hoogrood gelaat, en dan legt haar breiwerk neer. -- Niet waar. Mientje, gaat hij bemoedigd voort, dat zou net zoo iets wezen voor ons! Dan hadden we twee mooie vertrekkeu, waardoor een mensch zich bewegen kan. en dan nog een klein kamertje toch groot gei oeg voor twee menschenkinderen, dv 't goed samen kunnen vinden Zij moet nu toch even lachen Hij borduurt er op voort en zooveel wour de», heeft hu nooit te voren gewijd aan zijn dierbare hersenschim En te-, slotte draalt hij door. alsof hij over het huis al heeft te beschikken. Hu beschrijft ue inrichting van ka mers en keuken, en gaat eindelijk in gedachlen naar den tuin. Zn ziet niet groote oogen hem aan en wil wat in 't midden brengen, doch b*i laat haar niet aan het woord ko men Het moet er eindelijk een3 uit, alles waarover hij maanden lang heeft gesuft en nagedacht En zoo waar, zij gaat er op in en wederleg! hetnz ij is er ook nog, en heeft meer verstand van het huishouden dan hiji En de meisjes komen binnen maar dat stoort vader en moeder in 't minst niet. Voort bouwen zij aan hun lucht kasteel en Mientje schept er nu een onschuldig behagen in, haar Simon tegen te spreken. Als zij zich ter ruste begeven, denkt ze aan 't huisje niet meer en zij mom pelt„wat zijn we toch kinderach tig Arme Simon!" En als de oogen dichtvallen, glimlacht ze nog even en zachtkens lïspl ze: ,,Arme drom mels. dat we zijn!1' He; was de avond geweest vóór zijn jaardag. Den volgenden morgen heeft Simon Jochems een gevoel, na aan haarpijn verwant. Hij blikt verlegen ter zijde en waagt het nic-t, zijn opgewekt vrouwtje aan te zien. Het is hem te moede, als heeft hij den vorigen avond zich te buiten gegaan en als werd hem nu de nota aangebodeneen rekening die hij met den besten wil niet betalen kan. Hoe is hij er op gekomen, zoo door te dravenOch kom, 't is immers ook goed tusschen die enge wanden, waar hij steeds gelukkig is geweest, jaren lang! Het is toch zijn tehuis, al is het wat armelijk, en de zon schijnt toch vroolijk naar binnen, langs bloem eD plant, en maakt alles glan zend eri mooi, en zoo'n vrouw, die voortdurend bezig is voor hem en zijn kinderen, dat heeft de rijkste niet ja die vrouw heeft de hemel hem ge geven, om zijn leed te doen vergeten Ze is vanmorgen al bijzonder in haar humeur, Mientje. Wel is ze wat stil; doch de oogen verraden, waar het hart vol van is. Ze gaat uit eti als zij terug komt, heeft ze onder den arm iets dat zij, zonder een woord te spreken, haar man overhandigt Nieuwsgierig opent hij heteen uit roep van blijde verrassing! Fijn la ken is hel, wat hij in de hand houdt waarlijk laken, voor een nieuw pak kleeren. Hii weet niet. ot. hij lachen of schreien zal. Tk blijf maar wat lager bij den grond!snreekt zij, als om zich te erontschuldieen. Hij beoTiipt haar. Heb ik je gisteren pijn ge daan? Och wat we lachen er eens otn! best wijf, kinderen, roept hij luid, komt eens hier. Hebt jelui wel eens een engel gezien, zeg' Hier is ei1 eenel Anna en Roosje, de oudsten, komen jubelend naar moeder toe en liefkoo- zen haar; alleen kleine zus opent wijd de groote blauwe kijkers en 6Cliudl het eigenwijze kopje. Zij weet wel beier, boe 'n engel er uitziet. Veertien dagen later kocht de bur gemeester voor de gemeente, daar aan de school een lokaal moest wor den bijgebouwd, het huis van den ouden'Matthijs zaliger - bestemd voor woning van den meester; dien zelfden dag ging Mien met den rok van haar man wandelen. Natuurlijk zat de schoolmeester er m Ja, dat waren twee wereldhiston sche feiten op één dag! Oom Angnst (Eene herinnering der j e u i d). Iedere grootere familie heeft haai oom August; een soort lijfstuk v-au de familie. Hij is oumenschelijk vee! op de been en z et. weet en verneemt al wat in de stad gebeurt. Met zijn rood gladgeschoren gezicht duikt hij in df woningen zijner talrijke bloedver wanten op en steunt vreeselijk over cl ,,hooge trap maar door niets lei wereid laai hij zich van zijn dagedjli schen rondgang weerhouden.. Door ouders woidt inj altijd vriendelijk oir. vangen; hoezeer hij eigenlijk nog ai dikwijls komt en niet kan verdragen, dat men hein over 't hoofd ziev Zijn e spec aliteit is: vermaningen aan de kinderen In dit opz.ciit is hij bijzonder roe rend en nauwlettend. Als een neef., acht dagen lang niet zijne woorde: van wijsheid genoten heeft, dan kom. hij aldra om de schade in te halen, en zonder dat iemand eigenlijk weet waar hij dal recht op grondt of het zich toekent steeds heeft hij he hoogste woord, met al.es en nog wa bemoeit hij zich en als hij zou kunnei waarnemen, dat men hem liever zie eraan dan komen dan laat zijne op merkingsgave deernwaardig hem it den steek. Men heeft meer van dn •nensehen. die geregeld over den vloe komen, zonder dat iemand op hun l>e 'Minnelijke tegenwoord erheid belust is Ook wij hadden onzen oom August Natuurlijk konden we hem niet ui' staan. Daar vader voor zijn zaken dikwijl- op reis was, kwam hij overdadig vee' bij ons: het liefst tegen etenstijd. Dei ■mekte hii het zich op de sofa gemak eliik en bevorderde hij onze zedelijk- opvoeding door eindelooze verhalen lie alle ©?n moreele strekk-n-r Kt' d n De wijze les gaf hij met fabel achtige zekerheid juist op t oogenblii dat het eten zou worden opgedragen Dat kwam altijd zoo uit! En dan ze d« hij met een zucht van innige egnoeg doening: Zoo, kinderen, nu ga»; we eten Vruchteloos had ik pogingen aan ge wend om oom August ook voor mijt schoolwerk te interesseeren. Nu ja belangstelling, daar gaf hij wel bliil vnn: inzonderheid wat de cijfer? be treft, die de meester mij gaf Huln bi- liet huiswerk echter verleende hij niet uit een paeda-zogisch oogpunt hij me' -mn zucht van nnige genoeg tier- dit mocht niet. Of hij Md kunnen doen, is du- nooït gebleken. Alleen gewaagde hij niet zelden van he) groote nut van 'n goed handlob- ff dit ->d oculo? te demonHreerenver zuinide hij-niet. Hij maakt dan zeei omslachtig toebereidselen, vermaakte een voorhistorische veeren pen en doopte die behoedzaam in den inkt koker; hij schreef we! wat ouder- wetsch. staand schrift, maar het was al= gegraveerd. Daar echter een goed cijfer voor schiijven niet den doorslag gaf bij 't overgaan naar een hoogere klasse of 't blijven zitten, zoo liet zijn schoon voorbeeld in den regel ons koud. Oom August was jaren huig m con Rijksbetrekking geweest en leefde blijkbaar van een matig pensioen. In zijn leege uren, waarvan hij er min stens twaalf per dag had. pi.- veel te lezen. Zoo was hij bestendig oververzadigd van treffende spreuken en wat levensregels betreft, had hij te beschikken over een nimmer falend, onuitputtelijk repertoire. Het van buiten loeren en opaeggen van poëtische zedekundige ontboezemingen nu is meestal een welgemeende, maar zeiden gewilde opvoed, ngsinethode. Vooral kinderen laten lieve tdoor amu santé voorbeelden zich afschrikken dan door langw ïjiige vertoogen in de voetstappen van een braven Hendrik brengc-n. Vandaar het kolossaal succes der onvergetelijke boeken van den on langs gestorven Wilhelm Busch. Wanneer oom August bijvoorbeeld begon te verhalen, hoe voorbeeldig hij den dag iiad doorgebracht, hetgeen hij tot leering en stichting van ons nog al eens deed.gmg iemanti een huivering door de leden en eigenlijk kon ik maar niet begrijpen, hoe zooveel deugd en wijsheid in zoo n onaanzienlijk ouinul- sel konden besloten ziju. Oom August was namelijk niet groot, eer nietig van gestaiie en n weinig ingedroog«L Ja, beste kinderen, van morgen ben ik om zes uur opgestaan, zooals lederen dag mijns levens, heb het bo venlijf met ijskoud water gewasschen en zoo vervolgde zijn geheel meusch- waardig dagwerk, waarbij hij alles zoo breed uitspon en zooveel onbedui dends ten beste gaf, dat n emand luis terde naar hel relaas dan onze goede moeder, die haar broeder de hand bo ven het hoofd hield, onder alle om standigheden. Waarschijnlijk omdat hij met zeer kleine emolumenten tevreden was, be noemde men oom August tot se cretaris van eene Matigheidsvereenl sr;ng en dit emplooi nam hij zoo nauw gezet waar. dat hij zelfs tegenover ons kinderen de leer der anti-alcohol be weging predikte en met innige over tuiging verkondde hij, dat evenzeer ijn uit den booze was. daar ook deze uiige percenten alcohol bevat. En o"V geschiedde dit met bijzonderen nndr ik wanneer we op warme zomeravonden tot belooning voor bewezen diensten in turn en hof een glaasje bruin bier kregen Hierbij nu moet vei meld wor den, dat Oom August slechts met moei te zich liet overhalen door moeder, om zich óók aan een glas van dit brouw sel te buiten te gaan want ook bier, bevat een zeker percentage alcohol. Nu geschiedde het in een 'aten herfstmiddag, dat we aan tafel zaten. De lamp was al aangestoken; in de ouderlijke woning brandden we toen nog petroleum. Fanny, ons dienstmeisje, bad juist als nagerecht onze en Ooms l evelings- spijze, een schotel vol heerlijke rijc?e- hrij opgedragen, toen de lnmn op eens begon lager te branden, te flikkeren en dreigde uit te gaan. Moede eing zelve de keuken om haar te vullen Intusschen zaten we in liet donker, in blijde verwachting, maar door oom onmiddeR'ik vermaand, stil te zitten en geen onheil aan te r'eliten, Hii -/e'f overtuigde zich schijnbaar tastend of Hes op tafel 'm orde was; waarbij we en haastig klokkend geluid waarna men, dat ons dadelijk deed dmiken aar- ooms welbekenden snoenluri en m°f een groote vreugde vervulde, Tn«n •liier de brandende lnmn weer b'n- -n gebracht werd, mochten we aan schouwen wat er eigenlijk geschied vas: diep in den delicieusen schotel rijstebrij stond de flesch, door de hand van den gewetenloozen afschaffer, die zelfs een onschuldig glas bier uit den booze achtte, blijkbaar in de overhaas ting en duisternis, na gemaakt ge- hru k. op do verkeerde plaats weder neergezet! Zijne rol als opvoeder der jeugd had Oom Auerust bij ons voor goed gpeeld. Hij werkte voortaan maar als coinische figuur. in aanraking met mij zien te komen. Dat is waar Of me althans een of andere at- tenlie bewijzen een krans, een bou quet... Of een kostbaar sieraad van bril lanteu, vulde de moeder aan. Daar werd op de deur geklopt en •n der bediendeu bracht cm krans van opmerkelijke!: omvang met prach tige linten, welke hij de ..artiste" overreikte, die hem drie roebels in de hond drukte Toen de bediende zich verwijderd bad. zag Edith dat aan den krans bevestigd was et-u visite kaartje: Eord Clifford, Earl of Sinitfield Nu, zie je wel, dat ik gelijk had! merkte de moeder aan. Thans moet ik het zelve wel ge looven. Een pracht'ge krans. Die heeft zeker 50 roebel gekost' Minstens! r.op Edith opgetogen uit. En ik de schoonmoeder van een lord en uülllonnoir. Niet te hard van stal loopen mama. En Edith had gelijk. De lord liet zich niet meer zien. De volgende stad. waarin zij optrad as Konstantinopel. De circus was tot aan den nok ge vuld. En weder zat da raadselachtige lord in zijne loge Van Petersburg was hij haar gevolgd naar Konstan tinopel; van daar uaur Rome, Parijs, Hamburg. Nu ging het direct naar New-York. Edith verwachtte nu toch, ri van den lord zou ontslagen zijn, doch zij zou zich bedriegen; zoo waar, hij zat weder in eene der voorste loge- Na de voorstelling ontvingen de da mes eene uitnoodig rvr om met dezen ..kunstbeschermer" te soupeeren. Aan liet dessert ontspon zich het volgen gesprek. Mylord schijnt zich voor mijne dochter zeer te inleressooren, dat hii >o overal haar nareist. O neen. antwoordde de lord. - ik ben gehuwd Waarom vervö'gt u ons dan voortdurend? vroeg Edith op siekeli gen toon. Tk heb mei lord Suffolk om 20 Otv '1 gewed, dat ge binnen een jaar door uw wilde dieren zoudt worden ■erscheurd. Helaas! Ik heb mijm weddenschap verloren, want het jaar is om. Tableau! DE D1ERENTEMSTER. Voor twee jaar verscheen in Lon den in den circus Barring, de schoo ne dierentemster Miss Edith Brown. De kooi bevatte vier kolossale leeu wen en twee Bengaalsche tijgers; met deze zes wilde beesten deed ze iederen avond voor de oogen van liet publ ek haar vermetelste kunststukken. Ge heel Londen kwam om baar te zien Het aantal van hare vereerders wits ongehoord en onder hen bevond zich ook lord Clifford, een millionnai die iederen avond in zijn loge zat en eeen oog van haar afwendde. Zelfs bi bet slechtste weder ontbrak hij niet ir den c reus. Toen Miss Bi-own's con tract afliep werd de laatste voorstel 'ing door den directeur met Bijzon dere en opzienharende aanplakbiljet „n aangekondigd. De c rcus wuo pi opvol en Edith oogst .e luidruchtige toejuichingen in. Den volgenden dag vei trok zij naai Berlijn. Groote aitike.eu m de da^j oladen en reusachtige annonces ver kondden haar eerste optreden; wie be schrijft de verbazing van Edith, toen •ij 's avonds haar geregeldeu bezoe ker uit Londen, lord Cl.fford, in «en oge ontwaarde Na de voorstelling ontspon zich tusschen Edith en hare noeder het volgend gesprek: Verbeeld u. mama, daar is hij eer! Wie? vroeg de oude vrouw. Onze daselijksche bezoeker u.t Londen, lord CliffortL Niet mogelijk! Maar mama, ik zag hem toch in de loge zitten en ik heb nog goed aogen. Ook de volgende avonden liep het ■gesprek tus<=chen moeder en docht1" telkens v.eder over den raadselachti- ren lord. De dames Konden zich d belangstelling maar niet verklaren -ie moeder nochtans h e'd vol, dat d lord op hare dochter smoorlijk ver !iefd was. Een maand later trad de dierentem ster in Petersburg op. De eerste, dien zij in het overvolle gebouw- opmerkte, was de mysterieuse lord. D e man begon baar onaangenaam aau Ie doen. Toen zij hare garderobe bin nentrad, sprak zij tot haic moeder. Mama, stel u voor daar is hij vveêr! Wie? Lord Clifford. Het is zooals ik je gezerd heb. Edith, die man is verliefd op je. Maar dan zou hij toch wel eens bood. Ik vond termen, mij die te aan vaarden. Mark Twain besluit het verhaal met de woorden: Sedert heb ik niets meer met een duel te maken gehad. Ik beschouw het als een stommiteit; buitendien is ïtet levensgevaarlijk. KINDERLIJKE LOGICA. Veelbelovend zoontje. Pa. kan de meester me straffen voor dingen, die Lk niet gedaan heb? Vader. Weineen, domme jongen. Zoontje. Dan maak yk mijn bui*- werk niet. DAMRUBKIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den iieer J. Meyer, Kruisstraat 'elpphoon 1513. Probleem no. 531, van N. N. (le Publicatie.) Zwart tiê jlp e 9 9 fp m e 9 9 9 flf 9 a w 9 'M ,1» W- m m iP f£ 9 M w P m. Zwart 13 schijven, op: 2. 7, 8, 9. 12.13, 14, 15, 16, 18, 20, 24 en 26. Wit 12 schijven, op- 11, 22. 25, 27.28,29, 31, 32, 33, 38, 42 en 49. Probleem no. 532, van den Jongeheer A. A. Jacobson. (le Publicatie.) HOE MARK TWAIN EENS DUEL LEERDE. In de autobiogruphische schetsen, die Mark Twain in „The North Ame rican Review" publiceerde, heeft hij het ook over den tijd, toen hij als re dacteur in Nevada leefde en zijn eer ste en eeuige duel uitvocht Met zijn drogen humor schetst hij die onher bergzame streken, zooals ze in de helft der vorig eoeuvv waren, waar alleen hij zich fier en gelukkig ge voelen mocht, «lie iemand in een duel dood of kreupel geschoten had, of zelf doodgoscho-Uu was. Maar Mark Twain was niet, belust op zoo'n actieve of passieve eer en zorgde wel, met in zulke unoeielïjkhe- Uen te geraken. Zekeren dag eclitei was zijn hoofdredacteur op reis en deze heer het het aan hem over, de „Virginia City" in elkaar te zotten en aagelijks een hoofdartikel te sclirij- ven. Den eersten dag ging het goed. Mr. Clemens (Mark Twain) wist zoo gauw met een gesch kt onderwerp voor een leading-aitikol. doch een blik op den kalender hielp hem uit de verlegenheid. Het was de 23e April; de volgende dog was Shukas-p-are's ge boortedag en zoo moest de groote Brit hem aan een hoofd-artikel hel pen, waarvoor «Ie KncycloptiKlie liet materiaal leverde. Maar den volg.-n- den ia.g was dp- beroemde dichter niet ederom geboren en Mark Twain deed toen. wat" men in zulke Amerikaan- sche stelen gewoon is om te doen. Hij viel den hoofdredacteur van een con curreerend blad de V rginia Union aan; een zekeren heer La id. Ik kittelde Mr. Laird met een iKiar beminnelijkheden'; zooals ze on der dagbladreaa( leuren in die- omge ving gewild zijn, en reeds den volget den dae kwam hij als een tij-ter bin nenstormen. Hij was door 't een of an der, wat ik geschreven had. beleedigd misschien had ik hem genoemd Ge naardend ief of wat mep al zoo voor 'tdvukkincren gebruikt om f' gever van een «nd»r blad te kensehet en. Ongetwijfeld w.is de karnkte- eekenne alleszins juist; maar hij uum het kwalijk. Het kwam dus tot eene uitdaging, die Mark Twain minder welgevallig was. hoe zeer het hem inoeiit stree- len. plaatsvervanger van den uooto- redactóui le zijn. want hij was cv: s.eclit schutter en de heer Laird wa. meer met vuurwapenen vertrouwd. Daarentegen had Mark Twain in Ste \e Gillis een uitrekenden serondan en wel e;n, die hem uit 't perikel wist te redden. Hel tweegevecht werd naar behoo ren geregeld: toen Laird en d ens se rondant naderden, schoot Steve GU- I s onverhoeds rnet zijn revolver een niusch. od grooten afstand, uit den tak van een boom. In hetzelfde -„-ogenblik vertoonde zich de tegenpartij. Wie loste dit schot? vroeg Laird'. econdjnt. Voordat Mark Twain antwoord ge ven kon, sprak Steve doodbedaard. Clemens schoot. Dat was een meesterschot! riei de andere secondant uit; hoe ver verwijderd was die kleine vogel? Zoo heel ver niet: hoogstens 3< el Nu vroeg Laird's secondant. En treft Ciemeus altijd zoo goc-d Van de vijf schoten minstens vu zoo, antwoordde Sieve uiterst koel u.oedig. En hij heeft het eerste schot? Natuurlijk. Ik zei n ets. verhaalt Mark T»a i verder: maai de andere secondant greep Laird onder den aan en nam hem wat terzijde, waarbij ik zag t'ai Laird's knieën knikten. En hij verklaarde, ongesteld te zij - en niet in staal om het tweegevecht voortgang te doen hebben. En den vol genden dag ontving ik een eigenhan digen brief van mijn tegenstander, waarin !iii in de meest aannemelijke bewoordingen mij zijne excuses 1 m 5 0, 9 9 MS wm H 9 ft 16 e w 9 9 u kft 9 m 9 25 3 9 ÖS m W/0 wm's m WM x m 45 J2: '■V Zwart 11 schijven, op3, 5, 8, 9, 10. 11, 12, 13. 16, 19, 20, 23. 25 en 29. Wit 13 schijven, op: 22, 27 28, 31.32. 34, 35, 37, 38, 40, 42, 45 en 46. Oplossingen van deze problemen worden gaurne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 27 dezer. Oplossing van probleem no. 528, van den auteur: Wit 17—11, 27—22, 23-20, 34-29, 37-31, 41:1! De stand was Zwart 10 schijven, op: 5, 6, 7, 8, 9, 14. 16, 19, 23 en 26. Wit 10 schijven, op: 17, 25, 27, 34, 35, 37, 41, 46, 48 en 50. Oplossing van het eindspel no. 529. De heer Roselaar met wit spelende, wou als volgt in 3 zetten11—7, zw. 18:1, wit 16—11, zwart moet met zijn dam terug en die plaalsen op een der vakken van 1 tot 45, zwart plaatste zij ii dam op 29, wit maakte toen liet spel uit niet 17—12 waardoor zwart gedwongen was met zijn dam 3 schij ven te slaan tot 43, wit 48 - 38 en winti Zeer mooi gezien. De stand was Zwart 1 schijf op 6 en dam op 18. Wit 5 schijven, op: 11, 16, 17, 38 en 48. Goede oplossingen ontvingen wij van de heerenJ. J. Antonysseu, R. Bouw, M. ten Brink, J Jacobson Azn., A A. Jacobson,. W. J. A. Matla, H. A. Meyli, J. Siegerist, B. Slokker en j. J. Son tag. DAMCURSUS. (Vervolg.) Nu behandelen wij de variant met 6—11 (zie diagram no. 9). 611 de beste. 49-44. Hierna kan zwart weder vier onder- varianten toepassen, die wij ook ver plicht zijn uit te werken, te weten j 24— 29, 23—29, 11-17 en 12—17 Otn deze afwijkingen goed te kunnen on derscheiden, geven wij weder een «lia- gram van den stand. Diagram no. 12. Stand na 4944 van wit. I 9 M v V6 HP 9 '9 9 9 9 9 9 9\ 16 9 9 9 9 1 9 9 9 26 9 m m g| a SS m m 86 m P 1 ft ii' 1" - m st 4b 47 4b le Variant (zie diagram no. 12). 24-29. 33 - 24 20 29. 39—33 enz. als te voren reeds is aangetoond I 2e Variant (zie diagram no. 12). 23- 29. 34:23 18:29 gedw. 27- 22 25 34. 39 30. Zwart is nu verplicht geweest zelf da insluiting te verbreken, waardoor hij in minder goede conditie is ge raakt, en veel moeite zal hebben om remise te maken. 3e Variant (zie diagram no. 12). 11-17 27—21 31:11 1122 32:21 36:47 16-27 12-17 de beste 18:27 23-41 26:17 met zwakke stelling voor zwart, en weinig goede zetten, terwijl wit bijna alle schijven tot zijn wil heeft. Een en ander zal ontegenzeggelijk van grooten invloed zijn op 't verdere van de partij. 4e Variant (zie diagram no. 12). 1217 de beste. 27-21 1627 32 -12 23 41 1-223 26 37 36 47 19 28 33-22 11-16 de beste 30 19 13 24 34-30 25 34 3919 14-23 47-42 37-41 42-37 41:32 38:27 met gelijke stelling maar zeer goed spel voor wit! (Wordt vervolgd.) De Haarlemsche Damclub houd - haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8—12 uur in de boven zaal van Café De Korenbeurs, Spaar- ne 36. alhier. Lïefheboers van het damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men zie bij het bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun nen als aspirant-leden worden toege laten. Inlichtingen verstrekt gaarne de Se cretaris, de heer J. Meijer, Kruia- I straat 34, Telephoon 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 14