lienors Bis&u MEPHISTO feuilleton" VIERDE BLAD Zaterdag 14 Maart 1914 OM ONS HEEN No. 1905 De aischen tan bet Raads lidmaatschap. Onze leekeuuar Ko Doncker heeft in dit nummer den Raad voorgesteld als een plant niet vele takken, waar van er drie zijn afgevallen; de bur gemeester, ala tuinman, kijkt de plant niet bezorgdheid aan en hoewel er voor do afgevallen takken nieuwe loten uitschieten, schudt de tuinman bedenkelijk het hoofd. In minder dan twaalf maanden Lebben de hoeren Mr. Thiol1, Mr. Tjeenk Willink en Wilkens voor het lidmaatschap van den Raad bedankt om weliswaar eeuigsiins ver schillende redenen, maar die toch alle tot grondslag hadden, dat zi geen t jd meer beschikbaar hadden •om de gemeentezaken to heliandelen en te behartigen naar de eischeu, die zij aan zienzelf wenschteu te stellen. Aan zichzelf. Van do kiezers ging im mers geenerlei klacht daaromtrent uit; integendeel zij zouden, ware liet hun gevraagd, geantwoord hebben, dat de drie Jieeien de functie wel naar bun (der kiezers) zin vervulden. Ik weet wel, dat dit voor ernstige mannen geen maatstaf is. Zoo opge wekt is het politiek ^gemeentelijk le ven niet, dat de kiezers met eenige belangstelling, met een weinigvoort durende aandacht althans, nagaan wat hunne vertegenwoordigers in den R.iad doen ol nalaten. Zelfs is hij periodieke aftreding van oen groot aantal Raadsleden te zaaien een mo ment dat gelegenheid tot vergelijking gaf, we! eens gebleken, dat het hoogste stemmeiiaantal werd uitge bracht op hen, die gedurende een vrij lange periode bescheïdenüjk op den achtergrond waren gebleven. De volkswijsheid dat wie weinig zegt ook weinig heeft te verantwoorden, is hier in de pructijk vertoond en we heblien meegemaakt, dat wanneer vlalt vóór een periodieke aftredin een of meer loden den moed hunner overtuiging toonden le bezitten, na melijk wanneer dat inzicht aan een groote schare kiezers ongevallig was, deze laatsten geen blijk gaven dio karaktereigenschap te wuai-deoren, maar gebruik maakten, van de gele genheid anderen op deze zetels te plaatsen. Aan het oordcol van T publick heeft dus een Raadslid geen redelijk houvast. Of hij de waardigheid naar behooren bekleedt moet hij mol zich zelf uitmaken en het strekt den heer Wilkens tot eer, dat hij, eenmaal meenendc dat hij te kort schoot, zijn plaats .verlaat. Natuurlijk is deze zelfcritiek, naai' elks aard en opvat ting, zuiver individueel; het kan wol zijn, dat juist een notaris, verant woordelijk voor de stukken waarvoor hij zijn ministerie verleent, op den duur het gevoel niet kan verdragen, dat liij niet precies weet wat er gaan de is niet de voorstellen, die hij lielpt aannemen of verwerpen. Anderen maken het zich met hunne opvattin gen daaromtrent allicht gemakkelij ker. Ais ik goed zie bestaan er in 't algemeen twee hoofdlijnen, die can- didaien voor liet Raadslidmaatschap plegen te trekken; terwijl zeker allen zonder uitzondering ernstig voorne mens zijn. hunne krachten zooveel mogelijk voor de belangen der ge meenten in te sponnen, ziet de eene Candida al do oer, die hem wordt aan gedaan, de ander de last, die hem wordt opgelegd. Stelt het Raadslid- maatschap naderhand teleur, dan til de eerste, de vereerde, er niet zoo spoedig aan denken om zich terug te trekken als de tweede, de belaste. Deze beschouwing zou nog veel vor der kunnen worden voortgezet, maar Vrij naar het Duitsch van EDWALD AUGUST KöNIG. 77) lb t zou een groote domheid ge weest zijn, waurover ik mij thans nog schamen zou, viel Staudinger hom driftig in de rede. Neen. g-vJoof dat nietl Kan niet een ander hetzelfde handschrift als ik hebben? Houdt ge dat voor zoo onmogelijk? Onmogelijk, neen, maar wel zeer onwaarschijnlijk. Enfin, geloof er dan van, wat. ge wilt, ik kam u slechts herhalen, .dat ik deze domheid niet begaan lieb. Oom Frans stak zijn doou in den zak en kreeg zijn parapluie uit den hook. Het had nog niets te beduiden, wanneer gij dut kattebelletje geschre ven zoudt hebben, zeide hij onverschil lig, in dit geval is het immers nau welijks aan eenigeu twijfel onderhe vig, dat gij liet deedt, om zoo moge lijk den kinderen van den veroordeal- de een dienst te bewijzen. Wanneer echter een ander het gedaan mooht al te zeer in. bespiegeling overgaan. Van meer practised© beleokenis is de vraag, die z'ich inderdaad na het af treden van de drie genoemden voor doet, wat redelijkerwijs van ©en Raadslid mag verwacht worden en of het op den duur mogelijk zal wezen, geschikte, ontwikkelde, ©enigszins bi-eed denkende personen, te bewegen het lidmaatschap van onzen Raad te aanvaarden. De gemeentewet gaat uit van de stelling, dat de Raad aan T noofd staat van de gemeente, maar eigen aardig is het wel, dat hot groote pu bliek meer gewicht hecht aan de po sitie van de wethouders, hoewel dozen (met den burgemeester) de besluiten van den Raad hebben uit te voeren en derhalve, zou men zeggen, ©enigszins op den achtergrond komen te staan. Mier blijkt, dat wat men ook in wetten decreteert, de nuchtere practijk van hot leven boven het dorre papier uit gaat, want in werkelijkheid zijn het Burgemeester en Wcthoudei-s die be sturen en is het de Raad dio hun arbeid control eert. Met, ik geef het toe, een uiterst machtig mid del: het geld. B. en W. moeten, behal ve in enkele ondergeschikte aange legenheden, voor allo uitgaven 's Roods goedkeuring vragen en wan neer hij hun die onthoudt, kan de voorgestelde maatregel eenvoudig geen doorgang henhui. Maar op den duur moet de Raad (wi hij voelt dat wel) met dit weige ren van gelden hoogst voorzichtig zijn, omdat het College nu eenmaal tegenover de gemeentelijke aangele genheden in veel ongunstiger conditie staal, dan Burgemeester cn Wethou ders doen. B. en W. hebben in de eerste plaats do ontwikkelingsgeschie denis der gemeente in stukken en 1 Kieken te allen tijde bij de hand, bezitten alle bestaande gegevens noo- dig om den tegen wooiviigen toestand en de naaste toekomst te bcoordeelen, verheugen zich in den tijd en de rou tine daarvoor henoodigd en de mede werking, eiken dag en op ieder oogen- blik van den dag. van de ambtenaren; bovendien houden zij voeling met le den van andere Colleges of met die Colleges in hun geheel, dan is in den r egel het wethouderschap hoofdzaak van hun dagelijkschen arbeid en der- halve van hun gedachtenleven en ein delijk vinden zij in hun optreden naar buiten bij elkander, bijna in stinctmatig, ouderlingen steun. Wie daar nu tegenover stelt, dat een Raadslid veelal liet meerendeel van zijn tijd moet besteden aan heel ander werk, over veel minder gege vens beselrikt, de handigheid mist om die te rangschikken en het ontbreken de te vinden, geen {of althans slechts een beperkt) beroep op de ambtena ren kan doen, elke eenmaal aange vatte studie van een gemeentelijk©; aangelegenheid telkens weer moet af breken en telkens opnieuw opvatten, natuurlijk zeer.tot schade van die studie wie dat alles overweegt, zal moeten toegeven, dat in de werke lijkheid de invloed van Burgemeester en Wethouders cp de gemeentezaken veel grooler is, dan de Raad ooit kon verkrijgen. Dat zral een gemeenteraad niet spoe dig erkennen, maar gevoelen doet hij 'l wel: daarin ligt ooit een der oorza ken van de eigenaardig laat ik niet zeggen vijandelijke, maar bestrijden de, althans tegenstrevende lrouding, die de ltaad aanneemt tegen de wet houders, dio hij zelf, uit zijn eigen midden gekozen heeft, llet is een soort van lialf onbewuster» wrevel, die spreekt uit sommige, anders nauwe lijks verklaarbare, besluiten. Duid el ijker nog blijkt het uit het verschijnsel, dat wanneer een cf meer gemeenteraads leden een initiatief nemen, aan Bur gemeester en Wethouders overgelaten wordt, het denkbeeld in een vorm te gieten. Hoewel het lang niet onver schillig is hoe zou'n vorm er uit zal zien, wagen de leden van den llaad zich aan dien arbeid niet, wel gevoe lende dat hun ontbreekt wat B. en W. bezitten en waarvoor ik liierbo ven een overzicht gaf. Van talent of bekwaamheid spreek hebben, dan kon dat wel eens tot ver-1 dere navorsching aanleiding geven, want de door Hagen achtergelaten brief vindt hier en daar reeds geloof. Weder ging Staiidinger met de Itand over het klamme voorhoofd, wederom dwaalde zijn blik door het kale vertrek. Hoezeer zou ik er mij in verheugen, wanneer heden nog de o nschuld van mijn ongelnikkigen vriend aan het daglicht kwam. ant woordde hij met ecu onzekere stem. Maar ik geloof daar niet aan, ik li eb nooit aan zijn schuld kunnen twij felen. Ook geloof ik niet, dat de rech ter van instructie sicli nogmaals met deze zaak zal inltften, Ivt zou waar schijnlijk toch niets baten, en nie mand geelt zich gaarne nuttelooze moeite. Terwijl hij dit zeide, waren zij den gang opgetreden, en hier reikte oom Frans den makelaar de hand. Lk weet niet, wal er gedaan zal worden, antwoordde hij, wel echter geloof ik dat het oordeel der openba- re meening omtrent den achtergelaten brief den rechter van instructie dwin gen kan, om het gunsche proces aan een herziening te onderwerpen. Met deze woorden verliet hij het huis. Staudinger had hem geen ant woord gegeven, en den afscheidsgroet zwijgend, slechts met een buiging be antwoord. De opwinding van den makelaar be vreemdde oom Frans, volgens zijne ik hier mot, die kunnen in T ecne en in liet andore College aanwezig zijn of ontbreken. Maai- de omstandighe den zijn geheel anders. Vandaar dan ook, dat wanneer een Raadslid om verschillendo redenen, door buitenge-' vvono scherpzinnigheid, doordat hij meer tijd dan anderen aan de voorbe reid iivg besteedt, doordat hij wethou der geweest is in den Raad uit blinkt, zich onmiddellijk de meerder heid achter hein schaart. Dat is, men weet het wel. hei geval geweest met den lieer Thiel. Had hij behoord tot de klasse der met het Raadslidmaat schap vereerden, hij zou het niet hebben neergelegd; nu hij zich ge voelde te behooren tot die der mot de functie „belasten", ging hij heen. De zeer eigenaardige toestand, waarin een hcdeiidaageche gemeente raad verkeert, eigent zich tot tal van bijkomstig© beschouwingen, deze o.a. of het in onzen tijd, nu snol besluiten en handelen hoofdzaak! is, wol goed kan zijn, aan een college van tiental len personen de koorden van do beurs en daarmee een deel van de maolit in handen te geven? Die vraag Stellen is meteen haar ontkennend beantwoor den. En jn deze richting doorredenoeronde zou men er toe kunnen komen, te he- toogeii dat eigentijk do heele gemeen teraad overbodig en een ietwat tal rijker College van dageiijksch bestuur onder gewijzigde en uitgebreide con- tróle van Gedeputeerde Staten, voor de leiding der zaken voldoende zou wezen ware het niet, dat daarmee dc openbaarheid tegenover het pu bliek, liet voornaamste verbindings- teeiken tusschen gemeentebestuur en kiezers verloren ging, een band die toch noodzakelijk moet behouden blijven. Maai* dit in "t'voorbij-gaan. Welke eischen moet een Raadslid nu en in 't vervolg aan zichzelf stellen, om zich bevredigd te gevoelen in de beklee ding van dc functie. Op die vraag aal het antwoord verschillend luiden, naar gelang van karakter, ontwikke ling en temperament van het indivi du. Dit is wel zeker; dat de speciali teiten hier gemakkelijker dan ande ren ihet zichzelf tevreden kunnen zijn: bijvoorbeeld bouwkundigen, of doctoren. Vele anderen, verreweg de moesten, verkecren in het moeilijkste go- vul. Wat moeten zij nagaan? Waar van eon studio maken? Het is immers niet mogelijk, zich in te werken in al de tien, twintig onderwerpen, die iedere Raadsagecda behelst! Dc quaes-' tie wordt steeds moeilijker, naarmate de bemoeiing dei' gemeente zicli uit breidt. Het cenig mogelijke komt mij voor te zijn, dat men enkele oiuL-r- werpen m uitkiest, zich daar inwerkt, als het noodig is daarover zijn advies! laat hoore» cn zich, wat de overige' zaken betreft, vu laat op de voorstel len van B. en W. alleen, toegelicht of geciitiseerd door Raadsleden, «li© van die soort aangelegenheden weer meer studie maakten. Zoo wordt de laak beperkt, de energie gaande geliou-1 den, maar niet overladen en kan er zelfvoldoening ontstaan, zonder welke' een taak op den duur niet vol te hou den is. Deze specialisatie is ook do geest van den tijd, we zien die over al, in handel en nijverheid, in weten schap en kunst. Wordt zij niet als beginsel door ernstig© Raadsleden toegepast, dan zal de functie hoe langer hoe minder door geschikte, algemeen ontwikkel de personen worden begeerd; toch zijn wij hel allen hierover eens, dat de burgerij in haar Raad door hare Jseste, leden moet worden vertegen woordigd. J. C. P. Ba zaak Dr. H. D. Kruseman- Mr. M. Slingenberg. Door Dl'. 11. D. Kruseman, is het volgend schrijven aan den Raad ge richt: Aan den Raad der Gemeente Haarlem Nu Mr. Slingenberg in aansluiting aan zijn betoog, geJiouden in do zit ting van 4 Maart 1.1. in e©n aan den Raad gericht sclirijvcn beweert dat meening liad daartoe niet de minste aanleiding bestaan. Waarom was Staudinger ei niet rond voor uit wil len komen, dat hij de schrijver van den brief was' Vreesde hij thans nog onaangenaamheden? Waarschijn! ijk, want dat hij den brief geschreven l.-ad hieraan tv ijfelde oom Frans t) ana niet meer. En dit nu moest ook in liet belang der zaak vastgesteld worden, de anonieme brief had thans een l*o- wicht gekregen, 't welk niet gedoogde, dat. men er stilzwijgend overheen stapte. Staudinger zelf had het een dwaasheid genoemd en niettemin toch deze dwaasheid begaan; hij wilde nu loochenen, en daardoor verergerd" de zaak. Niet dat oom Fraais de min ste verdenking op hem geworpen zou hebben! Deze gedachte was ven© van hem, hij zou er hartelijk om gelachen hebben, wanneer een ander haar had uitgesproken. Licht moest er echter iu de zaak kon ©n. Staudinger diende le bekennen, dat hij den brief geschre ven had, deed hij dat niet, dan scltoot er niets anders over, dan energieke na.sjM>ringen naai* den werkelijk©» schrijver in het werk te stellen De oude lieer had den weg ingeslagen naar de woning zijns broeders, hij hoopte danr gelegenheid te vinden voor een kort, vertrouwelijk onder houd met Elza. zij mocht niet langer in dio folterende onzekerheid blijven. Maar om den brief van Staudinger persoonlijk aan ziin schoonzuster to door mlï „oen scTïeeve voorstelling „van zaken is gegeven, welk© recht „dient to worden gezet, ook met het „«Hg"op het vertrouwen waarmede „in de toekomst de mededeelingen „namens B. en VV. gedaan, door „den Raad zullen kunnen worden „ontvangen" acht ik het nnjn plicht, aangezien ik wegeng bnitenlandsch verblijf in de eerstvolgende raadsver gadering niet ter mondelinge verde diging zal kunnen tegenwoordig zijn, het volgende schriftelijk onder uwe aandacht te brengen. Vóór den aanvang van de laatste raadszitting {4 Maart) heb ik aan Mr. Slingenberg meegedeeld dat het mijn voornemen was een samenkomst van de Commissie van Financiën ter be spreking der bouw aanvragen te doen plaats hebben op den volgenden Maandag, 9 Maart, indien de Le be handel en stukken tijdig uit de rond- lézing terugkwamen. Daarop deelde Mr. Slingenberg mij mede dat die slukken op dat oogen- blik bij hem waren. Toen nu bij de rondvraag aan het ©lityl© der zitting door don heer Nagt- zaam geklaagd werd over de weinige spoed, waarmede de aanvragen oin voorschotten voor woningbouw wer den behandeld, heb ik hem to zijner geruststelling geantwoord dat ik reeds aan de leden van de financieele commissie had kennis gegeven van mijn voornemen om bon tegen den volgenden Maandag bijeen te roepen ter bespreking der lx>u waanvragen ofschoon de stukken nog niet uit do rond lezing terug waren, maar zich op «lat oogenblik nog bevonden bij eén der leden. Mr. Slingenberg. Nu vraag ik of ik daardoor een ach ©eve voorstelling heb gegeven. Hel blijkt mij nchtwaTdat ik voor zichtiger zou gehandeld hebben in - dien ik het feit, dat de stukken tij dens de raadszitting bij Mr. Slingen berg berustten, bod verzwegen, en het doet mij leod dat uit de juiste me- mededeeling een. onjuiste conclusie is getrokken; maar dit laatste geeft' geen reoht om mij van het geven van een schéeve voorstelling te betichten. In het rapport van de Gezondheids commissie van i?6 Juni 1913 over één der bouw aan vragen stelt de commis sie de vraag of ook d© twee andere verzoekschriften spoedig in behande- ling kunnen komen en of het niet ge wonseht is het geheele vraagstuk van den woningbouw in eens aan het oor deel van den Gemeenteraad te onder werpen. „Laat ons" zoo heeft Mr. Slingen- bei-g, volgens de verslaggevers, in den Raad de Gezondheidscommissie spre kende ingevoerd, „laat ons de 3 aan- vragen samen in behandeling ne- „nien. De Raa«l krijgt dan een over zicht". Heb ik nu een scheeve voorstelling gegevren toen ik zeide „dat door de „Gezondheidscommissie de we>n se h „wa.s uitgesproken de 3 aanvragen „tegelijk te behandelen"? „Twee jaren lang hebben dc bij deze „zaak betrokkenen gehamerd op eene „spoedige afdoening. De eenige reden „waarom de zaak zoo lang traineert, „ligt bij de vereeniging van Dr. Kru- „steman" heeft Mr. Slingenberg ge zegd. Ter weerlegging dezer bewering verwin ik naar het fat dat het ver zoek der Hjrark-msrhe Slichting tot Woningverbetering 17 December 1913 naar de Gezondheidscommissie ging om advies, en «1 - aanvraag de«* Maat schappij tot verbetering der Volks huisvesting op 23 Januari d.a.v., dus ruim één maand later. M©t de behandeling der aanvragen in de fin. con missie is door mij de meeste spoed betracht, gelijk de data bewijzen. Het blijft mij onbegrijpelijk waar om de heer Slingenberg in mijn woor den heeft meen en te ontdokken een verwijt omtrent iets, waarvan nie mand en ik allerminst hem verdenk ni. het niet met bekwamen spoed af doen van bij hem, i*i zijne verschii- lende hoedanigheden, in behandeling zijnde zaken. H. D. KRUSEMAN. Haarlem, 11 Maart 1914. GREEPJES. 14. DE KAT VAN DE BUREN. 't Is het verhaal van een van oTn kennissen. liij beweert dat het historische is, en rk heb geen reden om eraan te twijfelen. Op z ij n verantwoording beweer ik bet dus óók... Dit vertelde hij' 's Morgeus aan 't ontbijt 'k was niet in 'n beste stemming, want liet i wa« Donderdag zei nm vrouw het doodkalm: Weet jc dat we 'n logé krijgen? Nee!—bromde ik wantrouwend, terwijl visioenen van familiebezoeken, die me niet aangenaam waren ge- overhandigen, dit durfde hij toch; met. Hij voorzag den storm, die dooi de verklaring van den makelaar ont ketend zou worden, en dezen eersten, ongetwijfeld geweldigen storm wensch leilij te ontwijken. Een hosteller stond gapend aan den hoek der straat, de oude heer trad naar hem toe. Weet je, waar de stadsraad Hoppe woont vroeg hij. Wei, natuurlijk! luidde het ant woord. Breng er dan over een liaif uur.' maar vooral niet eerder, dezen brief heen, begrepen? Moet ik op antwoord wachten? Neen. geef hem maar aan de meid af en verwijder je dan zoo spoe dig mogelijk; liter is je loon, ik be taal vooruit, maar verwacht dan i dat je je boodschap goed zult verrich ten. Ge kunt u op mij verlaten, zeide de besteller, terwijl hij brief en geld wegstak, en oom Frans zette nu mot een tevreden glimlach zijn weg voort. Hij had spoedig het huis van zijn broeder bereikt, het dienstmeisje deed hem met een opgeruimd gelaat open. Mijnheer ie stadsraad, was op zijn ka mer, zeide zij. Komaan, vandaag schijnt de zon hier weer eens te schijnen, nelaas, is het slechts de kalmte voor liet nade rende onweer, mompelde de oude heer terwijl hij zich ontlastte van hoed en parapluie en naar de deur der stu- weest en me veel tijd gekort hadden, voor me opdoemden. Nee! Wie dart? O, je raadt 't nooit! zei m'n vrouw tartend. Ik hou niet van raadseltjes, omdat ik nooit de oplossing vind, en dus zweeg ik bot, me opnieuvv-v i rdiepend in de krant. Maar ze hield vol. 't Is geer. menecli, maar een dier. En een heel aardig dier... de poes van hiernaast. De...! poes van hiernaast! Ja ze ker. Je vindt het toch niet erg? De buren gaan twee dagen van huis, en nu vroegen ze... ja, ik kon toch niet weigeren, hè. En bovendien: l geeft nog cs ©en afwisselinkje! Ik zei niets, maar ik vond het wèl erg! k Heb een hekel aan poesen, en vooral op dien ouwen kater van m'n buurman had ik 't niet begrepen Dat beest keek me altijd zoo valech met z'n groene oogen aan, en als je even 'n beweging maakte was-ie al weg als 'n wervelwind... 'k had altijd geloofd dat er iets aan'z'n karakter mankeerde. Enfin, hij zou nu komen, 't was toegestaan, en 't zou tenslotte maar twee dagen duren... 's Ochtends, on der m'n werk, vergat ik het geval al, maar toen 'n om halféén thuis kwam en de voordeur opendeed, klonk me een woedend geblaas van de trap te gemoet. Daar zat de loeris, cn toen 'k op 'm afkwam sclioot-ie weg, naar 't zolder. Je zult zien dat beest is niet in ordezei 'k tegen m'n vrouw. Natuurlijk wist ze 'l bet- r, lachte er wat om... Jawel! "sMiddags om 'n uur or vijf, toen 'k hongerig thuiskwam, verrees voor mij, bleek en ontsteld, m'n ga de \Ian, poes doet zoo raar. Hij zit op de logeerkamer, onder 't bed, en aan z'n bek is allemaal schuim, en hij blaast cn maakt vreemde geluiden, en '1 is net of-ie dol is... 'k Heb het je wel voorspeld! zei ik in kalman triomf, Wat doe je ook poesen-van-hiemaa&t in huis te halen. Lèat ze hiernaast.. M'n vrouw zei er niets op, en het echoot me te binnen dat het voor naamste wa6 om den kater, die nu wis en zeker dol geworden was, uit huis te krijgen. Dies hielden wc fami lieraad in de huiskamer: m'n vrouvv, m'n dochter, m'n schoonzoon die d'r toevallig net was, en ik. Ik presi deerde '.ia dit speciale geval). 't Was gauw uitgemaakt hoe wc "t doen zouden, tn ik kloin oven later naar de logeertvamer, op de tweede verdieping. Terwijl ik met 'n pook gewapend was, had m'n schoonzoon, op "t portaal van de eerste verdie ping, d.- nieuwe parapluie van in n dochter ter hand govat En bij de buitendeur stond m'n vrouw. Die zou. waarschuwen ate-ie eruit war lk stapte de logeerkamer koeiorec- «lig binnen, en werd met 'n nijdig gesis begroet. Kalm ging 'k op m'n knieën liggen, stak den pook onder 't ledikant, gaf 'n por in de richting van den blazenden kop van buur- mans dollen huistijger... eu miste. De tweede maal ook. Den derden keer sloeg ik op z'n staart. 1-1 ij stootte een soort gehuil uit, vloog ouder t bed uit en sloof onder de kas'., zoo n groote üiiderweische linnenkast, lk pórde onmiddellijk weer, maar t gaf niel. Terwijl m'n vooropgezette bedoeling was dat ie de deur zou uit- i gaan cn de trap afrennen, vloog-ie terug onder 't bed, en blies verder. lk stond op, wischte me 't zweet van m'n voorhoofd, en dacht na. Zóó zou het niet gaan. Zoolang er oen kast èn een bed stonden, zou-ie steeds een schuilplaats voor m'n aan vallen kunnen vinden. Ik ben een kalm mensch, maak ine niet gauw driftig. In zóö'n geval althans niet. Een bekwame por met den pook deed do kat van hiernaast weer ou der de kast vliegen ik riep m'n schoonzoon, en we braken samen bet ledikant af. Daar lach jo nou om, maar je had de situatie maar 'es moe ten bijwonen! 't Afbreken duurde een kwartier, en de kater was zoo dol niet of hij kwam er even naar kijken, om ons nijdig te maken. M'n schoonzoon zei woorden die ik niet herhalen zal, toen hij de karaf, die-ie nèt in han den liad, naar den kater smeet cn 'm natuurlijk miste. Het ding lag in scherven, en ik zei philósofisch dat dit niet de manier was. Na 'n kwartier waren we klaar, en ik rustte even uit terwijl ni u schoon zoon naar z'n standplaats terugkeer de. Daarna volbracht ik den hard- stcn slag die ik ooit in m'n leven gedaan heb. Het behang scheurde dan ook. Het monster sprong over me heen, 6luof de deur uit en rende den zol der op, waarvan ik de deur op een kier had laten staan. Twintig minuten joeg 'k 'in nu tus schen den rommel op zolder na. Hij en ik vernielden alles wat breekbaar was; we vielen, sprongen, ronden cn deerkamer toetrad. Toen hij deze deur' opende bleef hij verwonderd op den drempel staan. Voor den spiegel stond de stadsraad in rok en witte halsdas, en dit maakte wel een «enigszins ko- niLschcn indruk, wijl hij daarbij een lichte pai.talon tn geborduurd© j>an- toffels droeg. Doch in het knoopsgat van den rok schitterde een ridderor de, en op de»ze orde rustte de biik van den stadsraad me ttrots eti welgeval len. Sapperloot riep oom Frans vroo lijk uit. zou ik u soms mogen ge- lukwenschen? De stadsraad keerde zich om en knikt© lachend, met bevende hand nam hij van zijn schrijftafel een brief van folio formaat. Daar, lees zelf, ieide hij gejaagd. Ter beloon in g van hetgeen ik voor 't belang dezer stad en van het algemeen dood, van mijne vaderlandslievend© gezindheid enz. "t Is wel is waar een vierde, klasse, doch daar mede moet men be ginnen, en 't is toch in elk geval wat. Dat spreekt, schertste oom Fran-, terwijl hij het schrijven las. Je hebt er al lang genoeg naar verlangd. Nooit, Frans. Deze hooge onder scheiding gewerd mij geheel onvoor bereid. Kom, kom, Herman, maak dat een ander wijs. Op mijn woord, ik heb er nooit aan gedacht Ja, ja, den een vliegt de vogel duikelden Toch wón ik het Ineen# had-ie er genoeg van, 6toof de deui uit en de trap of. Ik "tn onmiddellijk achterna maar helaas! M'n schoon zoon, die 'm dóór zou sturen, atta queerde te vroeg, 't Beest ontweck den paraplule-elag (dfe nu op de trapleuning neerkwam en het nieu we regenscherm 't leven kostte) draaide zich om. 6Choot tusschen m'n beenen door opnieuw naar bo ven en zat één seconde later weer blazend onder de kast op de logeer kamer... Toen zei ik dingen, die niet te pas kwamen. Enfin, hoe 't zij, liet duurde nog c-en half uur, Toen had-ie er defini tief genoeg van, rende m'n schoon zoon voorbij, vloog naar de buiten deur... en even later riep m'n vrouw: Hij ié d'r uit! Ik was doodop. Vier dagen stijf door m'n heele body geweest, en drie aagen hoofdpijn Den kater, vraag je? Weet lk 'l? Heeft zich van kant gemaakt, denk ik.... Zooals ik in 't begin zei: het is his torisch. Maar vreemd vond ik liet toch, toen Jk een paar dagen na dit verhaal op den stoep van den buur man een slaperigen ouden grijzen kater zag zitten, die gemoedelijk spon en af-en-toe aanhalig dee tegen de deurpost 1 ERPAY. Buitenlandsch Overzicht De Balkanvulkaan. Het conflict tusschen Dos te n r ij k on Montenegro. Het ,,-Ncuo Wiener Tag©blaltbevat een olficioelo uiteenzetting van het incident aan do Montenegrijnsclie grens. Tot den laatsten Balkan-oorlog hadden do Turkscho soldaten vergun ning, gebruik temaken van ©enige' wegen, gelegen op Busnisch gebied, waarlangs zo de Turksche kazernes juist op d© grens gelegen, konden be reiken. Deze gJTist werd ook aan Ser vië gegeven na de verovering van het naburige gebied, op voorwaarde ech ter, dat geen militaire post door de Serviërs langs den weg werd inge richt. Daar Servië in de laatste perio de van den oorlog een stap deed in strijd met deze bepalingen, protesteer de de Bosnische regeering. De Servi sche bevelhebber te Metal ka erkende de rechtmatigheid van de Oosten rij k- sche opvatting en de Servische post word opgeheven. Op 7 Maart echter ontdekt© een pe- leton Oostennjksclie grensjagers, dat de post door Montcmegrijnen ten getale van 190 ongeveer was bezet, die ondanks tiet verzoek der Oosten rijkera weigerden de plaats te ontrui men, en integendeel zich voor een ge vecht gereed maakten. Do Montcua- grijnen begonnen vuur to geven, maar do Oostenrijkers, dio versterking ont vingen, dwongen hen terug te trek ken. Een Bosnisch landmeter en oen Montenegrijnsclie commissie liebben thans opmetingen gedaan en uitge maakt dat het gebied tot Bosnië b© hoort. - De Montenegrijnsclie commissie, daartoe officieel gemachtigd, heeft leedwezen betuigd over hot gebeurde, erkend© in liet bijzonder het goed recht der Oostenrijksclie troepen ei» beloofde dat voortaan het Oostenrijk sclie gebied zou worden geëerbiedigd- Albanië. De Grieksche troepen die zich nog in Epirus bevinden kregen last met de ontruiming die was geschorst thans weer voort te gaan. Zij maken zich gereed om het gebied Primeti, Delvino en Argyrocastro te verlaten. Uit Tripoli. Op 11 Maart is de Italiaansche co lonne Latini, in de omstreken van Zoelina kampeerend, door 1500 2000 vijanden overvallen. De troep verde digde zich krachtig en dwong den vij and tot vluchten. Later moest de co lonne nog herhaaldelijk verspreide groepen vijanden verdrijven, die trachtten de dooden en gewonden weg le voeren. De Italianen vonden 263 dooden en gewonden, onder wie enkele hoofden eu tevens een groote hoeveelheid mu nitie en wapens, door den vijand achtergelaten. Van de Italianen sneuvelden twee officieren. 30 soldaten en 42 Askaris, 9 officieren. 7 soldaten en 93 Askaris zijn gewond. Allerlei Rusland en Duitse li land. De (officieusc) „Nordd. AJlg. Ztg merkt naar aanleiding van een arti kel in de Petersburger Bórsenzeitung over het gereed zijn van het Russisch© ongeroepen in het knoopsgat, en de ander werpt ziin leven lang tever geefs het net naar hem uit, zeide de rentenier vroolijk. Maar dat belet niet, dal ik je van ganscher harte fe liciteer. De stadsraad schudde zijn broeder de hand en drukte op den knop der piectrische geleiding, aan hel binnen tredende dienstmeisje beval hij een fiesch champagne te brengen. Aan benijders zal het mij niei ontbreken, spotte hij. terwijl hij den zijden zakdoek tot een bal ineenfrom- melde, om er -zijn kaal hoofd mede te wrijven, dit zal mij echter de vreugde toch niet vergallen, ik donk maar; za lig is de bezitter. En wat zugt Johanna er wel van? vroeg oom Frans. Die zal nu ook wel trotsch op je wezen. Och, dat wout ik nu juist nioL antwoordde de stadsraad schouder ophalend, en al is zij het, dan laat zij het toch niet blijken. Overigens zou zij misschien toch wel hare blijd schap te kennen gegeven hebben, wan* neer niet te gelijk met de orde een an dere tijding aangekomen ware. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 11