lienors Bis&u
MEPHISTO
feuilleton"
VIERDE BLAD
Zaterdag 14 Maart 1914
OM ONS HEEN
No. 1905
De aischen tan bet Raads
lidmaatschap.
Onze leekeuuar Ko Doncker heeft
in dit nummer den Raad voorgesteld
als een plant niet vele takken, waar
van er drie zijn afgevallen; de bur
gemeester, ala tuinman, kijkt de
plant niet bezorgdheid aan en hoewel
er voor do afgevallen takken nieuwe
loten uitschieten, schudt de tuinman
bedenkelijk het hoofd.
In minder dan twaalf maanden
Lebben de hoeren Mr. Thiol1, Mr.
Tjeenk Willink en Wilkens voor het
lidmaatschap van den Raad bedankt
om weliswaar eeuigsiins ver
schillende redenen, maar die toch
alle tot grondslag hadden, dat zi
geen t jd meer beschikbaar hadden
•om de gemeentezaken to heliandelen
en te behartigen naar de eischeu, die
zij aan zienzelf wenschteu te stellen.
Aan zichzelf. Van do kiezers ging im
mers geenerlei klacht daaromtrent
uit; integendeel zij zouden, ware liet
hun gevraagd, geantwoord hebben,
dat de drie Jieeien de functie wel
naar bun (der kiezers) zin vervulden.
Ik weet wel, dat dit voor ernstige
mannen geen maatstaf is. Zoo opge
wekt is het politiek ^gemeentelijk le
ven niet, dat de kiezers met eenige
belangstelling, met een weinigvoort
durende aandacht althans, nagaan
wat hunne vertegenwoordigers in
den R.iad doen ol nalaten. Zelfs is
hij periodieke aftreding van oen groot
aantal Raadsleden te zaaien een mo
ment dat gelegenheid tot vergelijking
gaf, we! eens gebleken, dat het
hoogste stemmeiiaantal werd uitge
bracht op hen, die gedurende een vrij
lange periode bescheïdenüjk op den
achtergrond waren gebleven. De
volkswijsheid dat wie weinig zegt
ook weinig heeft te verantwoorden,
is hier in de pructijk vertoond en we
heblien meegemaakt, dat wanneer
vlalt vóór een periodieke aftredin
een of meer loden den moed hunner
overtuiging toonden le bezitten, na
melijk wanneer dat inzicht aan een
groote schare kiezers ongevallig was,
deze laatsten geen blijk gaven dio
karaktereigenschap te wuai-deoren,
maar gebruik maakten, van de gele
genheid anderen op deze zetels te
plaatsen.
Aan het oordcol van T publick
heeft dus een Raadslid geen redelijk
houvast. Of hij de waardigheid naar
behooren bekleedt moet hij mol zich
zelf uitmaken en het strekt den heer
Wilkens tot eer, dat hij, eenmaal
meenendc dat hij te kort schoot, zijn
plaats .verlaat. Natuurlijk is deze
zelfcritiek, naai' elks aard en opvat
ting, zuiver individueel; het kan wol
zijn, dat juist een notaris, verant
woordelijk voor de stukken waarvoor
hij zijn ministerie verleent, op den
duur het gevoel niet kan verdragen,
dat liij niet precies weet wat er gaan
de is niet de voorstellen, die hij lielpt
aannemen of verwerpen. Anderen
maken het zich met hunne opvattin
gen daaromtrent allicht gemakkelij
ker. Ais ik goed zie bestaan er in 't
algemeen twee hoofdlijnen, die can-
didaien voor liet Raadslidmaatschap
plegen te trekken; terwijl zeker allen
zonder uitzondering ernstig voorne
mens zijn. hunne krachten zooveel
mogelijk voor de belangen der ge
meenten in te sponnen, ziet de eene
Candida al do oer, die hem wordt aan
gedaan, de ander de last, die hem
wordt opgelegd. Stelt het Raadslid-
maatschap naderhand teleur, dan
til de eerste, de vereerde, er niet zoo
spoedig aan denken om zich terug te
trekken als de tweede, de belaste.
Deze beschouwing zou nog veel vor
der kunnen worden voortgezet, maar
Vrij naar het Duitsch
van
EDWALD AUGUST KöNIG.
77)
lb t zou een groote domheid ge
weest zijn, waurover ik mij thans nog
schamen zou, viel Staudinger hom
driftig in de rede. Neen. g-vJoof dat
nietl Kan niet een ander hetzelfde
handschrift als ik hebben? Houdt ge
dat voor zoo onmogelijk?
Onmogelijk, neen, maar wel zeer
onwaarschijnlijk.
Enfin, geloof er dan van, wat. ge
wilt, ik kam u slechts herhalen, .dat
ik deze domheid niet begaan lieb.
Oom Frans stak zijn doou in den
zak en kreeg zijn parapluie uit den
hook.
Het had nog niets te beduiden,
wanneer gij dut kattebelletje geschre
ven zoudt hebben, zeide hij onverschil
lig, in dit geval is het immers nau
welijks aan eenigeu twijfel onderhe
vig, dat gij liet deedt, om zoo moge
lijk den kinderen van den veroordeal-
de een dienst te bewijzen. Wanneer
echter een ander het gedaan mooht
al te zeer in. bespiegeling overgaan.
Van meer practised© beleokenis is de
vraag, die z'ich inderdaad na het af
treden van de drie genoemden voor
doet, wat redelijkerwijs van ©en
Raadslid mag verwacht worden en of
het op den duur mogelijk zal wezen,
geschikte, ontwikkelde, ©enigszins
bi-eed denkende personen, te bewegen
het lidmaatschap van onzen Raad te
aanvaarden.
De gemeentewet gaat uit van de
stelling, dat de Raad aan T noofd
staat van de gemeente, maar eigen
aardig is het wel, dat hot groote pu
bliek meer gewicht hecht aan de po
sitie van de wethouders, hoewel dozen
(met den burgemeester) de besluiten
van den Raad hebben uit te voeren en
derhalve, zou men zeggen, ©enigszins
op den achtergrond komen te staan.
Mier blijkt, dat wat men ook in wetten
decreteert, de nuchtere practijk van
hot leven boven het dorre papier uit
gaat, want in werkelijkheid zijn het
Burgemeester en Wcthoudei-s die be
sturen en is het de Raad dio hun
arbeid control eert. Met, ik
geef het toe, een uiterst machtig mid
del: het geld. B. en W. moeten, behal
ve in enkele ondergeschikte aange
legenheden, voor allo uitgaven 's
Roods goedkeuring vragen en wan
neer hij hun die onthoudt, kan de
voorgestelde maatregel eenvoudig
geen doorgang henhui.
Maar op den duur moet de Raad
(wi hij voelt dat wel) met dit weige
ren van gelden hoogst voorzichtig
zijn, omdat het College nu eenmaal
tegenover de gemeentelijke aangele
genheden in veel ongunstiger conditie
staal, dan Burgemeester cn Wethou
ders doen. B. en W. hebben in de
eerste plaats do ontwikkelingsgeschie
denis der gemeente in stukken en
1 Kieken te allen tijde bij de hand,
bezitten alle bestaande gegevens noo-
dig om den tegen wooiviigen toestand
en de naaste toekomst te bcoordeelen,
verheugen zich in den tijd en de rou
tine daarvoor henoodigd en de mede
werking, eiken dag en op ieder oogen-
blik van den dag. van de ambtenaren;
bovendien houden zij voeling met le
den van andere Colleges of met die
Colleges in hun geheel, dan is in den
r egel het wethouderschap hoofdzaak
van hun dagelijkschen arbeid en der-
halve van hun gedachtenleven en ein
delijk vinden zij in hun optreden
naar buiten bij elkander, bijna in
stinctmatig, ouderlingen steun.
Wie daar nu tegenover stelt, dat
een Raadslid veelal liet meerendeel
van zijn tijd moet besteden aan heel
ander werk, over veel minder gege
vens beselrikt, de handigheid mist om
die te rangschikken en het ontbreken
de te vinden, geen {of althans slechts
een beperkt) beroep op de ambtena
ren kan doen, elke eenmaal aange
vatte studie van een gemeentelijk©;
aangelegenheid telkens weer moet af
breken en telkens opnieuw opvatten,
natuurlijk zeer.tot schade van die
studie wie dat alles overweegt, zal
moeten toegeven, dat in de werke
lijkheid de invloed van Burgemeester
en Wethouders cp de gemeentezaken
veel grooler is, dan de Raad ooit kon
verkrijgen.
Dat zral een gemeenteraad niet spoe
dig erkennen, maar gevoelen doet hij
'l wel: daarin ligt ooit een der oorza
ken van de eigenaardig laat ik niet
zeggen vijandelijke, maar bestrijden
de, althans tegenstrevende lrouding,
die de ltaad aanneemt tegen de wet
houders, dio hij zelf, uit zijn eigen
midden gekozen heeft, llet is een soort
van lialf onbewuster» wrevel, die
spreekt uit sommige, anders nauwe
lijks verklaarbare, besluiten.
Duid el ijker nog blijkt het
uit het verschijnsel, dat
wanneer een cf meer gemeenteraads
leden een initiatief nemen, aan Bur
gemeester en Wethouders overgelaten
wordt, het denkbeeld in een vorm te
gieten. Hoewel het lang niet onver
schillig is hoe zou'n vorm er uit zal
zien, wagen de leden van den llaad
zich aan dien arbeid niet, wel gevoe
lende dat hun ontbreekt wat B. en
W. bezitten en waarvoor ik liierbo
ven een overzicht gaf.
Van talent of bekwaamheid spreek
hebben, dan kon dat wel eens tot ver-1
dere navorsching aanleiding geven,
want de door Hagen achtergelaten
brief vindt hier en daar reeds geloof.
Weder ging Staiidinger met de
Itand over het klamme voorhoofd,
wederom dwaalde zijn blik door het
kale vertrek. Hoezeer zou ik er mij
in verheugen, wanneer heden nog de
o nschuld van mijn ongelnikkigen
vriend aan het daglicht kwam. ant
woordde hij met ecu onzekere stem.
Maar ik geloof daar niet aan, ik
li eb nooit aan zijn schuld kunnen twij
felen. Ook geloof ik niet, dat de rech
ter van instructie sicli nogmaals met
deze zaak zal inltften, Ivt zou waar
schijnlijk toch niets baten, en nie
mand geelt zich gaarne nuttelooze
moeite.
Terwijl hij dit zeide, waren zij den
gang opgetreden, en hier reikte oom
Frans den makelaar de hand.
Lk weet niet, wal er gedaan zal
worden, antwoordde hij, wel echter
geloof ik dat het oordeel der openba-
re meening omtrent den achtergelaten
brief den rechter van instructie dwin
gen kan, om het gunsche proces aan
een herziening te onderwerpen.
Met deze woorden verliet hij het
huis. Staudinger had hem geen ant
woord gegeven, en den afscheidsgroet
zwijgend, slechts met een buiging be
antwoord.
De opwinding van den makelaar be
vreemdde oom Frans, volgens zijne
ik hier mot, die kunnen in T ecne en
in liet andore College aanwezig zijn
of ontbreken. Maai- de omstandighe
den zijn geheel anders. Vandaar dan
ook, dat wanneer een Raadslid om
verschillendo redenen, door buitenge-'
vvono scherpzinnigheid, doordat hij
meer tijd dan anderen aan de voorbe
reid iivg besteedt, doordat hij wethou
der geweest is in den Raad uit
blinkt, zich onmiddellijk de meerder
heid achter hein schaart. Dat is, men
weet het wel. hei geval geweest met
den lieer Thiel. Had hij behoord tot
de klasse der met het Raadslidmaat
schap vereerden, hij zou het niet
hebben neergelegd; nu hij zich ge
voelde te behooren tot die der mot de
functie „belasten", ging hij heen.
De zeer eigenaardige toestand,
waarin een hcdeiidaageche gemeente
raad verkeert, eigent zich tot tal van
bijkomstig© beschouwingen, deze o.a.
of het in onzen tijd, nu snol besluiten
en handelen hoofdzaak! is, wol goed
kan zijn, aan een college van tiental
len personen de koorden van do beurs
en daarmee een deel van de maolit in
handen te geven? Die vraag Stellen is
meteen haar ontkennend beantwoor
den.
En jn deze richting doorredenoeronde
zou men er toe kunnen komen, te he-
toogeii dat eigentijk do heele gemeen
teraad overbodig en een ietwat tal
rijker College van dageiijksch bestuur
onder gewijzigde en uitgebreide con-
tróle van Gedeputeerde Staten, voor
de leiding der zaken voldoende zou
wezen ware het niet, dat daarmee
dc openbaarheid tegenover het pu
bliek, liet voornaamste verbindings-
teeiken tusschen gemeentebestuur en
kiezers verloren ging, een band die
toch noodzakelijk moet behouden
blijven.
Maai* dit in "t'voorbij-gaan. Welke
eischen moet een Raadslid nu en in 't
vervolg aan zichzelf stellen, om zich
bevredigd te gevoelen in de beklee
ding van dc functie. Op die vraag aal
het antwoord verschillend luiden,
naar gelang van karakter, ontwikke
ling en temperament van het indivi
du. Dit is wel zeker; dat de speciali
teiten hier gemakkelijker dan ande
ren ihet zichzelf tevreden kunnen
zijn: bijvoorbeeld bouwkundigen, of
doctoren.
Vele anderen, verreweg de moesten,
verkecren in het moeilijkste go-
vul. Wat moeten zij nagaan? Waar
van eon studio maken? Het is immers
niet mogelijk, zich in te werken in al
de tien, twintig onderwerpen, die
iedere Raadsagecda behelst! Dc quaes-'
tie wordt steeds moeilijker, naarmate
de bemoeiing dei' gemeente zicli uit
breidt. Het cenig mogelijke komt mij
voor te zijn, dat men enkele oiuL-r-
werpen m uitkiest, zich daar inwerkt,
als het noodig is daarover zijn advies!
laat hoore» cn zich, wat de overige'
zaken betreft, vu laat op de voorstel
len van B. en W. alleen, toegelicht of
geciitiseerd door Raadsleden, «li© van
die soort aangelegenheden weer meer
studie maakten. Zoo wordt de laak
beperkt, de energie gaande geliou-1
den, maar niet overladen en kan er
zelfvoldoening ontstaan, zonder welke'
een taak op den duur niet vol te hou
den is. Deze specialisatie is ook do
geest van den tijd, we zien die over
al, in handel en nijverheid, in weten
schap en kunst.
Wordt zij niet als beginsel door
ernstig© Raadsleden toegepast, dan
zal de functie hoe langer hoe minder
door geschikte, algemeen ontwikkel
de personen worden begeerd; toch zijn
wij hel allen hierover eens, dat de
burgerij in haar Raad door hare
Jseste, leden moet worden vertegen
woordigd.
J. C. P.
Ba zaak Dr. H. D. Kruseman-
Mr. M. Slingenberg.
Door Dl'. 11. D. Kruseman, is het
volgend schrijven aan den Raad ge
richt:
Aan den Raad
der Gemeente Haarlem
Nu Mr. Slingenberg in aansluiting
aan zijn betoog, geJiouden in do zit
ting van 4 Maart 1.1. in e©n aan den
Raad gericht sclirijvcn beweert dat
meening liad daartoe niet de minste
aanleiding bestaan. Waarom was
Staudinger ei niet rond voor uit wil
len komen, dat hij de schrijver van
den brief was' Vreesde hij thans nog
onaangenaamheden? Waarschijn! ijk,
want dat hij den brief geschreven l.-ad
hieraan tv ijfelde oom Frans t) ana
niet meer. En dit nu moest ook in liet
belang der zaak vastgesteld worden,
de anonieme brief had thans een l*o-
wicht gekregen, 't welk niet gedoogde,
dat. men er stilzwijgend overheen
stapte. Staudinger zelf had het een
dwaasheid genoemd en niettemin toch
deze dwaasheid begaan; hij wilde nu
loochenen, en daardoor verergerd"
de zaak. Niet dat oom Fraais de min
ste verdenking op hem geworpen zou
hebben! Deze gedachte was ven© van
hem, hij zou er hartelijk om gelachen
hebben, wanneer een ander haar had
uitgesproken. Licht moest er echter
iu de zaak kon ©n. Staudinger diende
le bekennen, dat hij den brief geschre
ven had, deed hij dat niet, dan scltoot
er niets anders over, dan energieke
na.sjM>ringen naai* den werkelijk©»
schrijver in het werk te stellen De
oude lieer had den weg ingeslagen
naar de woning zijns broeders, hij
hoopte danr gelegenheid te vinden
voor een kort, vertrouwelijk onder
houd met Elza. zij mocht niet langer
in dio folterende onzekerheid blijven.
Maar om den brief van Staudinger
persoonlijk aan ziin schoonzuster to
door mlï „oen scTïeeve voorstelling
„van zaken is gegeven, welk© recht
„dient to worden gezet, ook met het
„«Hg"op het vertrouwen waarmede
„in de toekomst de mededeelingen
„namens B. en VV. gedaan, door
„den Raad zullen kunnen worden
„ontvangen" acht ik het nnjn plicht,
aangezien ik wegeng bnitenlandsch
verblijf in de eerstvolgende raadsver
gadering niet ter mondelinge verde
diging zal kunnen tegenwoordig zijn,
het volgende schriftelijk onder uwe
aandacht te brengen.
Vóór den aanvang van de laatste
raadszitting {4 Maart) heb ik aan Mr.
Slingenberg meegedeeld dat het mijn
voornemen was een samenkomst van
de Commissie van Financiën ter be
spreking der bouw aanvragen te doen
plaats hebben op den volgenden
Maandag, 9 Maart, indien de Le be
handel en stukken tijdig uit de rond-
lézing terugkwamen.
Daarop deelde Mr. Slingenberg mij
mede dat die slukken op dat oogen-
blik bij hem waren.
Toen nu bij de rondvraag aan het
©lityl© der zitting door don heer Nagt-
zaam geklaagd werd over de weinige
spoed, waarmede de aanvragen oin
voorschotten voor woningbouw wer
den behandeld, heb ik hem to zijner
geruststelling geantwoord dat ik
reeds aan de leden van de financieele
commissie had kennis gegeven van
mijn voornemen om bon tegen den
volgenden Maandag bijeen te roepen
ter bespreking der lx>u waanvragen
ofschoon de stukken nog niet uit do
rond lezing terug waren, maar zich
op «lat oogenblik nog bevonden bij eén
der leden. Mr. Slingenberg.
Nu vraag ik of ik daardoor een
ach ©eve voorstelling heb gegeven.
Hel blijkt mij nchtwaTdat ik voor
zichtiger zou gehandeld hebben in -
dien ik het feit, dat de stukken tij
dens de raadszitting bij Mr. Slingen
berg berustten, bod verzwegen, en
het doet mij leod dat uit de juiste me-
mededeeling een. onjuiste conclusie is
getrokken; maar dit laatste geeft'
geen reoht om mij van het geven van
een schéeve voorstelling te betichten.
In het rapport van de Gezondheids
commissie van i?6 Juni 1913 over één
der bouw aan vragen stelt de commis
sie de vraag of ook d© twee andere
verzoekschriften spoedig in behande-
ling kunnen komen en of het niet ge
wonseht is het geheele vraagstuk van
den woningbouw in eens aan het oor
deel van den Gemeenteraad te onder
werpen.
„Laat ons" zoo heeft Mr. Slingen-
bei-g, volgens de verslaggevers, in den
Raad de Gezondheidscommissie spre
kende ingevoerd, „laat ons de 3 aan-
vragen samen in behandeling ne-
„nien. De Raa«l krijgt dan een over
zicht".
Heb ik nu een scheeve voorstelling
gegevren toen ik zeide „dat door de
„Gezondheidscommissie de we>n se h
„wa.s uitgesproken de 3 aanvragen
„tegelijk te behandelen"?
„Twee jaren lang hebben dc bij deze
„zaak betrokkenen gehamerd op eene
„spoedige afdoening. De eenige reden
„waarom de zaak zoo lang traineert,
„ligt bij de vereeniging van Dr. Kru-
„steman" heeft Mr. Slingenberg ge
zegd.
Ter weerlegging dezer bewering
verwin ik naar het fat dat het ver
zoek der Hjrark-msrhe Slichting tot
Woningverbetering 17 December 1913
naar de Gezondheidscommissie ging
om advies, en «1 - aanvraag de«* Maat
schappij tot verbetering der Volks
huisvesting op 23 Januari d.a.v., dus
ruim één maand later.
M©t de behandeling der aanvragen
in de fin. con missie is door mij de
meeste spoed betracht, gelijk de data
bewijzen.
Het blijft mij onbegrijpelijk waar
om de heer Slingenberg in mijn woor
den heeft meen en te ontdokken een
verwijt omtrent iets, waarvan nie
mand en ik allerminst hem verdenk
ni. het niet met bekwamen spoed af
doen van bij hem, i*i zijne verschii-
lende hoedanigheden, in behandeling
zijnde zaken.
H. D. KRUSEMAN.
Haarlem, 11 Maart 1914.
GREEPJES.
14.
DE KAT VAN DE BUREN.
't Is het verhaal van een van oTn
kennissen.
liij beweert dat het historische is,
en rk heb geen reden om eraan te
twijfelen. Op z ij n verantwoording
beweer ik bet dus óók...
Dit vertelde hij'
's Morgeus aan 't ontbijt 'k was
niet in 'n beste stemming, want liet
i wa« Donderdag zei nm vrouw het
doodkalm: Weet jc dat we 'n logé
krijgen?
Nee!—bromde ik wantrouwend,
terwijl visioenen van familiebezoeken,
die me niet aangenaam waren ge-
overhandigen, dit durfde hij toch;
met. Hij voorzag den storm, die dooi
de verklaring van den makelaar ont
ketend zou worden, en dezen eersten,
ongetwijfeld geweldigen storm wensch
leilij te ontwijken. Een hosteller stond
gapend aan den hoek der straat, de
oude heer trad naar hem toe. Weet
je, waar de stadsraad Hoppe woont
vroeg hij.
Wei, natuurlijk! luidde het ant
woord.
Breng er dan over een liaif uur.'
maar vooral niet eerder, dezen brief
heen, begrepen?
Moet ik op antwoord wachten?
Neen. geef hem maar aan de
meid af en verwijder je dan zoo spoe
dig mogelijk; liter is je loon, ik be
taal vooruit, maar verwacht dan i
dat je je boodschap goed zult verrich
ten.
Ge kunt u op mij verlaten, zeide
de besteller, terwijl hij brief en geld
wegstak, en oom Frans zette nu mot
een tevreden glimlach zijn weg voort.
Hij had spoedig het huis van zijn
broeder bereikt, het dienstmeisje deed
hem met een opgeruimd gelaat open.
Mijnheer ie stadsraad, was op zijn ka
mer, zeide zij.
Komaan, vandaag schijnt de zon
hier weer eens te schijnen, nelaas, is
het slechts de kalmte voor liet nade
rende onweer, mompelde de oude heer
terwijl hij zich ontlastte van hoed en
parapluie en naar de deur der stu-
weest en me veel tijd gekort hadden,
voor me opdoemden. Nee! Wie
dart?
O, je raadt 't nooit! zei m'n
vrouw tartend.
Ik hou niet van raadseltjes, omdat
ik nooit de oplossing vind, en dus
zweeg ik bot, me opnieuvv-v i rdiepend
in de krant.
Maar ze hield vol. 't Is geer.
menecli, maar een dier. En een heel
aardig dier... de poes van hiernaast.
De...!
poes van hiernaast! Ja ze
ker. Je vindt het toch niet erg? De
buren gaan twee dagen van huis, en
nu vroegen ze... ja, ik kon toch niet
weigeren, hè. En bovendien: l geeft
nog cs ©en afwisselinkje!
Ik zei niets, maar ik vond het wèl
erg! k Heb een hekel aan poesen, en
vooral op dien ouwen kater van m'n
buurman had ik 't niet begrepen
Dat beest keek me altijd zoo valech
met z'n groene oogen aan, en als je
even 'n beweging maakte was-ie al
weg als 'n wervelwind... 'k had altijd
geloofd dat er iets aan'z'n karakter
mankeerde.
Enfin, hij zou nu komen, 't was
toegestaan, en 't zou tenslotte maar
twee dagen duren... 's Ochtends, on
der m'n werk, vergat ik het geval al,
maar toen 'n om halféén thuis kwam
en de voordeur opendeed, klonk me
een woedend geblaas van de trap te
gemoet. Daar zat de loeris, cn toen
'k op 'm afkwam sclioot-ie weg, naar
't zolder.
Je zult zien dat beest is niet
in ordezei 'k tegen m'n vrouw.
Natuurlijk wist ze 'l bet- r, lachte
er wat om...
Jawel! "sMiddags om 'n uur or vijf,
toen 'k hongerig thuiskwam, verrees
voor mij, bleek en ontsteld, m'n ga
de \Ian, poes doet zoo raar. Hij zit
op de logeerkamer, onder 't bed, en
aan z'n bek is allemaal schuim, en hij
blaast cn maakt vreemde geluiden,
en '1 is net of-ie dol is...
'k Heb het je wel voorspeld!
zei ik in kalman triomf, Wat doe
je ook poesen-van-hiemaa&t in huis
te halen. Lèat ze hiernaast..
M'n vrouw zei er niets op, en het
echoot me te binnen dat het voor
naamste wa6 om den kater, die nu
wis en zeker dol geworden was, uit
huis te krijgen. Dies hielden wc fami
lieraad in de huiskamer: m'n vrouvv,
m'n dochter, m'n schoonzoon die d'r
toevallig net was, en ik. Ik presi
deerde '.ia dit speciale geval).
't Was gauw uitgemaakt hoe wc "t
doen zouden, tn ik kloin oven later
naar de logeertvamer, op de tweede
verdieping. Terwijl ik met 'n pook
gewapend was, had m'n schoonzoon,
op "t portaal van de eerste verdie
ping, d.- nieuwe parapluie van in n
dochter ter hand govat En bij de
buitendeur stond m'n vrouw. Die zou.
waarschuwen ate-ie eruit war
lk stapte de logeerkamer koeiorec-
«lig binnen, en werd met 'n nijdig
gesis begroet. Kalm ging 'k op m'n
knieën liggen, stak den pook onder
't ledikant, gaf 'n por in de richting
van den blazenden kop van buur-
mans dollen huistijger... eu miste.
De tweede maal ook. Den derden
keer sloeg ik op z'n staart. 1-1 ij stootte
een soort gehuil uit, vloog ouder t
bed uit en sloof onder de kas'., zoo n
groote üiiderweische linnenkast,
lk pórde onmiddellijk weer, maar t
gaf niel. Terwijl m'n vooropgezette
bedoeling was dat ie de deur zou uit- i
gaan cn de trap afrennen, vloog-ie
terug onder 't bed, en blies verder.
lk stond op, wischte me 't zweet
van m'n voorhoofd, en dacht na.
Zóó zou het niet gaan. Zoolang er
oen kast èn een bed stonden, zou-ie
steeds een schuilplaats voor m'n aan
vallen kunnen vinden. Ik ben een
kalm mensch, maak ine niet gauw
driftig. In zóö'n geval althans niet.
Een bekwame por met den pook
deed do kat van hiernaast weer ou
der de kast vliegen ik riep m'n
schoonzoon, en we braken samen bet
ledikant af. Daar lach jo nou om,
maar je had de situatie maar 'es moe
ten bijwonen!
't Afbreken duurde een kwartier,
en de kater was zoo dol niet of hij
kwam er even naar kijken, om ons
nijdig te maken. M'n schoonzoon zei
woorden die ik niet herhalen zal,
toen hij de karaf, die-ie nèt in han
den liad, naar den kater smeet cn
'm natuurlijk miste. Het ding lag in
scherven, en ik zei philósofisch dat
dit niet de manier was.
Na 'n kwartier waren we klaar, en
ik rustte even uit terwijl ni u schoon
zoon naar z'n standplaats terugkeer
de. Daarna volbracht ik den hard-
stcn slag die ik ooit in m'n leven
gedaan heb. Het behang scheurde
dan ook.
Het monster sprong over me heen,
6luof de deur uit en rende den zol
der op, waarvan ik de deur op een
kier had laten staan.
Twintig minuten joeg 'k 'in nu tus
schen den rommel op zolder na. Hij en
ik vernielden alles wat breekbaar
was; we vielen, sprongen, ronden cn
deerkamer toetrad. Toen hij deze deur'
opende bleef hij verwonderd op den
drempel staan. Voor den spiegel stond
de stadsraad in rok en witte halsdas,
en dit maakte wel een «enigszins ko-
niLschcn indruk, wijl hij daarbij een
lichte pai.talon tn geborduurd© j>an-
toffels droeg. Doch in het knoopsgat
van den rok schitterde een ridderor
de, en op de»ze orde rustte de biik van
den stadsraad me ttrots eti welgeval
len.
Sapperloot riep oom Frans vroo
lijk uit. zou ik u soms mogen ge-
lukwenschen?
De stadsraad keerde zich om en
knikt© lachend, met bevende hand
nam hij van zijn schrijftafel een brief
van folio formaat. Daar, lees zelf,
ieide hij gejaagd. Ter beloon in g
van hetgeen ik voor 't belang dezer
stad en van het algemeen dood, van
mijne vaderlandslievend© gezindheid
enz. "t Is wel is waar een vierde,
klasse, doch daar mede moet men be
ginnen, en 't is toch in elk geval wat.
Dat spreekt, schertste oom Fran-,
terwijl hij het schrijven las. Je hebt
er al lang genoeg naar verlangd.
Nooit, Frans. Deze hooge onder
scheiding gewerd mij geheel onvoor
bereid.
Kom, kom, Herman, maak dat
een ander wijs.
Op mijn woord, ik heb er nooit
aan gedacht
Ja, ja, den een vliegt de vogel
duikelden Toch wón ik het Ineen#
had-ie er genoeg van, 6toof de deui
uit en de trap of. Ik "tn onmiddellijk
achterna maar helaas! M'n schoon
zoon, die 'm dóór zou sturen, atta
queerde te vroeg, 't Beest ontweck
den paraplule-elag (dfe nu op de
trapleuning neerkwam en het nieu
we regenscherm 't leven kostte)
draaide zich om. 6Choot tusschen
m'n beenen door opnieuw naar bo
ven en zat één seconde later weer
blazend onder de kast op de logeer
kamer...
Toen zei ik dingen, die niet te pas
kwamen.
Enfin, hoe 't zij, liet duurde nog
c-en half uur, Toen had-ie er defini
tief genoeg van, rende m'n schoon
zoon voorbij, vloog naar de buiten
deur... en even later riep m'n vrouw:
Hij ié d'r uit!
Ik was doodop. Vier dagen stijf
door m'n heele body geweest, en drie
aagen hoofdpijn
Den kater, vraag je? Weet lk 'l?
Heeft zich van kant gemaakt, denk
ik....
Zooals ik in 't begin zei: het is his
torisch. Maar vreemd vond ik liet
toch, toen Jk een paar dagen na dit
verhaal op den stoep van den buur
man een slaperigen ouden grijzen
kater zag zitten, die gemoedelijk
spon en af-en-toe aanhalig dee tegen
de deurpost 1
ERPAY.
Buitenlandsch Overzicht
De Balkanvulkaan.
Het conflict tusschen Dos
te n r ij k on Montenegro.
Het ,,-Ncuo Wiener Tag©blaltbevat
een olficioelo uiteenzetting van het
incident aan do Montenegrijnsclie
grens. Tot den laatsten Balkan-oorlog
hadden do Turkscho soldaten vergun
ning, gebruik temaken van ©enige'
wegen, gelegen op Busnisch gebied,
waarlangs zo de Turksche kazernes
juist op d© grens gelegen, konden be
reiken. Deze gJTist werd ook aan Ser
vië gegeven na de verovering van het
naburige gebied, op voorwaarde ech
ter, dat geen militaire post door de
Serviërs langs den weg werd inge
richt. Daar Servië in de laatste perio
de van den oorlog een stap deed in
strijd met deze bepalingen, protesteer
de de Bosnische regeering. De Servi
sche bevelhebber te Metal ka erkende
de rechtmatigheid van de Oosten rij k-
sche opvatting en de Servische post
word opgeheven.
Op 7 Maart echter ontdekt© een pe-
leton Oostennjksclie grensjagers, dat
de post door Montcmegrijnen ten
getale van 190 ongeveer was bezet,
die ondanks tiet verzoek der Oosten
rijkera weigerden de plaats te ontrui
men, en integendeel zich voor een ge
vecht gereed maakten. Do Montcua-
grijnen begonnen vuur to geven, maar
do Oostenrijkers, dio versterking ont
vingen, dwongen hen terug te trek
ken.
Een Bosnisch landmeter en oen
Montenegrijnsclie commissie liebben
thans opmetingen gedaan en uitge
maakt dat het gebied tot Bosnië b©
hoort. -
De Montenegrijnsclie commissie,
daartoe officieel gemachtigd, heeft
leedwezen betuigd over hot gebeurde,
erkend© in liet bijzonder het goed
recht der Oostenrijksclie troepen ei»
beloofde dat voortaan het Oostenrijk
sclie gebied zou worden geëerbiedigd-
Albanië.
De Grieksche troepen die zich nog
in Epirus bevinden kregen last met
de ontruiming die was geschorst
thans weer voort te gaan. Zij maken
zich gereed om het gebied Primeti,
Delvino en Argyrocastro te verlaten.
Uit Tripoli.
Op 11 Maart is de Italiaansche co
lonne Latini, in de omstreken van
Zoelina kampeerend, door 1500 2000
vijanden overvallen. De troep verde
digde zich krachtig en dwong den vij
and tot vluchten. Later moest de co
lonne nog herhaaldelijk verspreide
groepen vijanden verdrijven, die
trachtten de dooden en gewonden weg
le voeren.
De Italianen vonden 263 dooden en
gewonden, onder wie enkele hoofden
eu tevens een groote hoeveelheid mu
nitie en wapens, door den vijand
achtergelaten.
Van de Italianen sneuvelden twee
officieren. 30 soldaten en 42 Askaris,
9 officieren. 7 soldaten en 93 Askaris
zijn gewond.
Allerlei
Rusland en Duitse li land.
De (officieusc) „Nordd. AJlg. Ztg
merkt naar aanleiding van een arti
kel in de Petersburger Bórsenzeitung
over het gereed zijn van het Russisch©
ongeroepen in het knoopsgat, en de
ander werpt ziin leven lang tever
geefs het net naar hem uit, zeide de
rentenier vroolijk. Maar dat belet
niet, dal ik je van ganscher harte fe
liciteer.
De stadsraad schudde zijn broeder
de hand en drukte op den knop der
piectrische geleiding, aan hel binnen
tredende dienstmeisje beval hij een
fiesch champagne te brengen.
Aan benijders zal het mij niei
ontbreken, spotte hij. terwijl hij den
zijden zakdoek tot een bal ineenfrom-
melde, om er -zijn kaal hoofd mede te
wrijven, dit zal mij echter de vreugde
toch niet vergallen, ik donk maar; za
lig is de bezitter.
En wat zugt Johanna er wel van?
vroeg oom Frans. Die zal nu ook
wel trotsch op je wezen.
Och, dat wout ik nu juist nioL
antwoordde de stadsraad schouder
ophalend, en al is zij het, dan laat
zij het toch niet blijken. Overigens
zou zij misschien toch wel hare blijd
schap te kennen gegeven hebben, wan*
neer niet te gelijk met de orde een an
dere tijding aangekomen ware.
(Wordt vervolgd.)