jO -
ft
'si
houden, nu zij kolonelsvrouw is cn
het is helaas! ter nauweniood meer
twijfelachtig wat de scherpe blik
van den doctor in de medicijnen in de
toekomst zag, aan haar zal zijn ver
vuld.
Ja, Marietje is oen eerbiedwaardi
ge, eenigszins corpulente matrone ge
worden.
Toto, de geluksvogel.
Ik had oen Saksische kanarie.
Ken ongeluksvogel" noemde ik
hem altijd.
Uien naam verdiende hij ook. Hij
was namelijk ongelukkig bij al, wat
hij ondernam. Tweemaal had bijna
Jioi scheelde maar een tiaar ue kat
van onzen buurman hem opgegeten.
Driemaal bloei hij met zijn kopje tus-
sclieu de tralies van de kooi stoken
en bad hij bijkans zich verhangen.
Even oikiMjls viel hij in zijn haUjo en
scheen hij het er op te hebben toege
legd, te verdrinken.
lloe menigmaal hij door liet open
vensier wisi te ontsnappen en als door
een wonder weder in mijn bescher
mende handen geraakte, vermag ik
niet te zeggen. En desniettemin ol
■veeleer juist daarom, dut hij ïuij zoo
veel zorgen bereidde schatte ik
eigenlijk hem hooger, dan hij ver
diende. Overigens was ik gewoon, 's
morgens door liem wakker te worden
gezongen, persoonlijk hem zijn kleine
maaltijden te geven hel diertje eet
zoo wat van alles en tallooze malen
hem te redden van een wissen dood.
Wanneer nu en dan een welwillende
hozoeKer van mijn jonggesellenkwar-
tier zich gunstig uitliet over mijn ka
narie, zoo kon dit niet anders dan
strekken om mijn welgevallen in hem
te bevestigen ot nog te verhoogen.
Zoo vervlogen mijne dagen tusschen
de bemoeiingen van mijn ambt en de
bescheiden eischen van mijn leven
vreedzaam, tot ik op zekeren dag
„haar" aanschouwde.
Het was op een lenle-namiddag in
het plantsoen.
ik had op een bank plaats genomen,
'om wat uit te rusten. Onwillekeurig
zag ik eens rond, ook naar de bank
vlak naast de mijne, en nu was het
mij eensklaps, als troffen twee vuur
stralen roljn oog en ik zag hoe ook
tij een hevige kleur kreeg en ik gevoel
de, lioe mijn gelaat door een heeten
gloed werd overgoten. Daarbij merkte
ik noch op, hoe zij gekleed was, noch
of ze blond of donker was. Is dat niet
zeldzaam? Overigens deed ik rnijzel-
ven geweld aan en ging kalm, als
ware niet het grootste wonder mijns
levens geschied, naar huls.
Doch van dit uur uf verdroot mij
mijn eenzaam bestaan.
Mijne kamers vond ik treurig en on
gezellig; ik veronachtzaamde op on
verantwoordelijke wijze mijn kleinen
Toto. Voorwaar, hij was een ongeluks
vogel.
Wat ik daarentegen overdadig in
sere hield, was het plantsoen. Maar
ui mijn dwalen en zoeken mocht niet
baten, ik mocht haar met weder ont
moeten. Afgemat en mismoedig koer
de ik '8 avonds naar huis terug. Ter
nauwernood nieikte ik liet op, dat To
to ook haast niet meer zong.
l£n op zekeren dag was inj verdwe
nen. lloo het kooitje opengegaan is,
hoe hij het heeft aangelegd om te ont
komen, bleef me een raadsel.
blijkbaar was liet ook t arme dier
tje to eng geworden in mijne ongezel
lige woning en had Toto het alleen
tiju niet langer kunnen verdragen.
Was ik voor alles onverschillig ge
worden? Ik stak geen hand uit om
mijn kleinen gevederden vriend terug
te bekomen, gunde hem zijn vrijheid
en dacht niet aan de groote gevaren,
die een wildvreemd vogeltje fn de
ruimte ieder oogenblik bedreigden.
Zoo verliepen twee weken.
In mijne levenswijze was overigens
niets veranderd; alleen had ik het zoe
ken naar haar opgegeven en bezocht
ik weder mijn gewone café. En daar
zat ik op 'n wooien middag en wierp
een blik in do dagbladen op de lees
tafel. Plotseling bleef mijn oog rusten
op «ene kleine annonce:
Saksische kanarie, ongeveer li
dagen geleden binnengevlogen, te
bekomen bij M. L-, I.angstruat 12,
boven.
Ik ontroerde( hcusch. Dat was Toto.
Mijn kleine, trouwelooze vluchteling!
Onverwijld wilde ik hem gaan op
eist hen, hem weder vei plegen en ver
troetelen als weleer en alles weder
trachten goed te maken, waarin ik de
laatste weken vóór zijne vlucht te kort
was geschoten. Mijn lieve, kleine on
geluksvogel!
Jk spoedde mij naar de Langstraat,
naar het opgegeven adres. Een net
dienstmeisje 'leed me open.
Is meneer I,. thuis? vroeg ik.
Er is hier geen meneer L.; me-
v rouv. is weduwe, was het antwoord.
Ik gaf het meisje mijn kaartje en
verzocht haar, mij aan te dienen bij
mevrouw.
Ik behoefde niet lang te woelden; de
dienstbode kwam dadelijk terug:
Of ik -naar binnen wilde komen.
Ik trad een kleine salon in. Sier
lijkheid en comfort omringden mij.
Mooio schilderijen aan «le wanden;
i n prachtig tapijt Op den vloer. Ele
gante snuisterijen en bloemen en daar
lui het venster, in een sierlijk kooitje,
ooigeven «looi welig groen, mijn trou-
wclooze kleine Toto.
Toto! Ik roep op onderdrukten
Icon hem bij «Ion naam en ga heel
zucht naar do kooi.
Toto, herken je mij niet meer?
Nu eerst draait hij zijn kopje omen
Sijkt me aan, ioouls alleen een vogel
dit doen kan; dan liegint hij te fladde
ren en te tjilpen geen twijfel, hij
heeft me herkend.
Eu thans steek ik mijn vinger door
do liul.es, zooals Ik dit placht le doen
cu jawel hij windt zich weer op,
komt met korte sprongen-naar mij toe.
aarzelt nog even en pikt me in den
vinger.
N ig mak als altijd hij is het
hij lieoft zijn gebieder herkend. Nu
zog ik hem eens, waar het op staat.
Schaam je wat, Toto! Weggevlo
gen ben ie. snood ondankbaar dier!
Doet dat een brave vogel? Ben jij mijn
ondeugende Toto...?
Plotseling, acuter mij het ruisclien
van een kleed. Dan nauw merkbaar
nadereudo schreden. En als ik haastig
ui ij omwend, staat voor mij zij, die
ik maar cénma* i van myn leven ge
zien en met weer vergeten had.
Onbegrensde verbazing verlamt mij
de tong e.u ik buig zn ijgeud en
linksch.
aij echter noodigt mij uit, plaats te
nemen en vraagt beleefd, zij t ook
een weinig bevangen, waaraan zij tic
eer van mijn bezoek te danken heeft.
Do zilvcrtoon van haar lieve stem doet
mij tot bezinning komen, ik doel op
liaro advertentie en beken, dat ik gc
komen ben om Toto mee naar huis
te nemen.
liet is een aardig diertje en ik
ltoud al veel van uw vogeltje; maar
natuurlijk kr»n u het terugbekomen
ik zal liet u laten bezorgen, gaf zij
vriendelijk ten antwoord.
Doch ik bezwoer haar, dat ik haar
voor niets ter wereld Toto, aan wien
ze blijkbaar zich gehecht had, zou wil
len afnemen. Bij het gesprek dat nu
volgt, verneem ik, dat ook zij meestal
aiiocn is en weinig gezelligen omgang
heeft.
Daarom was do vogel mij lief!
lispt ze, met een weemoedig glim
lachje.
mi nu smeek ik, met vernieuwden
aandrang, dat zij Toto behouden en
uuj dan vergunnen moge, nu en clan
hein bij zijn nieuwe gebiedster te ko
men bezoeken.
...i nu eenig aarzelen gaat z..
mijn voorstel in. Aanvankelijk
bezocht ik Toto eenmaal in de week.
Later werd dat wat menigvuldiger.
En onlangs nam ik hem weder tot
mij; hem met zijne meesteresse. En ïk
heb, bij de inrichting van ons huls-
houden, een nieuwe, bijzonder mooie
kooi voor hem aangeschaft, cn daarop
prijkt in vergulde letters;
Toto, de geluksvogel.
De Tooneelrevolver
De revolver is oen jeugdig aanver
want van het oude pistool. Zij be
hoort ontegenzeggelijk tot de vuur
wapenen. Haar aanblik verwekt in
den vreedzamen niensch steeds een
gevoel van afgrijzen. Niemand kan
zich losmaken van den indruk, dat in
dat kleine ding de dood tegengrijnst.
Het aanschouwen van een revolver
laat geen mensch koud. Dat weten de
tooneejschrij vers zeer goed. Zij is een
onontbeerlijke vriendin van hen en
brengt uitkomst, ja redding, waar de
inspiratie hen verder in den steek
laat, daarin is meer dramatische pose
dan in een half dozijn dichters.
Maar men kan er niet altijd op ver
trouwen. Onder de andere revolvers
is zij zoo ongeveer, wat de ezel onder
dc trekdieren iskoppig en onbe
trouwbaar.
Een schot midden in de goluidlooze
stilte van een toeluisterend audito
rium prikkelt onze zenuwen zoo ge
weldig als iemand, die de deur uit
geworpen is en weer aanschelt. Som
mige dames kunnen een flauvven
angstkreet niet onderdrukken. Een
pof en men is paf!
Heeft de handeling ons verveeld,
bij den eersten knal begint ze ons te
interesseeren. Is iemand ingeslapen,
hij wordt intijds gewekthij verneemt
tenminste voor zijn geld, hoe het
stuk eindigt.
In de revolver steekt alzoo een bij
zondere werkzaamheid en toch: acfti-
tor de coulissen houdt men niet van
haar. Zij is de schrik van requ Lei leur,
regisseur en acteur. Zij heeft name
lijk de ondeugendheid, niet af te gaan
op het juiste oogenblik, dat zij moet
losbranden; door döe boosaardigheid
Iheeft zij de beste bedoeling van den
dramaturg verijdeld.
Menig tooneehverk heeft zij begra
ven en roem veranderd in belache
lijkheid.
Moeit in een of ander stuk e<m
sohot gelost worden, dan concen
treert de aandacht zich op iiet vuur
wapen. op de revolver. Ze wordt ge-
poetat, geladen en geliefkoosd; ondeir
de tooneel-requisieten is zij het ware
troetelkind. De acteur wordt onwille
keurig onrustiger, naarmate het be
slissend oogenblik nadert- De zorg
kwelt Hem: zal het aschot vallen
of niet?En wat doe ik. als de
losbranding achterwege blijft? Zijn
partner, de doodacamdidaat, bevindt
zich ia denzelfden gespannen toastend
Tussdtven so u f fleur-gefluister an dia/-
loog doemt de bange vraag ojp: hoe
val ik, ais liet schot niet valt?
Een schot dat te laat komt of heele-
maal niet inen moet dit mear eens
hebben bijgewoond maakt het meest
tragische handeaiig onbeschrijfelijk
ridicuul. Van het verhevene tot het be-
Laolielijke is slechte een revolver
schot.
In de Tannhauser-parodie van Nee-
troy soi.iet de landgraaf in de rich-
t:iig naar rechts boven een korhaan.
Het dier valt doodetijk getroffen in
den uitersten hoek links op t tooneeL
Dat is een tooneelgrap, docli die heeft
haar oorsprong in de veie verlegen-
lieden of koopjes, aan het schieten op
'I loon eel vei bonden.
In De industrieel van Pont-A vee-
nes. het welbekende tooneeüspel van
Ofoet, moet Philippe Derblay met den
hertog van Bliguy duelleeren. Claire
is verscholen. Zoodra de tegenstan
der mikt, moet zij onverhoeds te voor
schijn komen en de kogel moet hare
hand doorboren. Een lastige scène;
a Lies moet a tempo geschieden. Dat
toon eelt je geeft terecht aanleiding tot
bezorgdheid; itiet gaat zelden geheel
naar behooren. Is het voorbij, dan
slaakt de tooneotspeler een zucht van
verlichting.
Onlangs ging in den schouwburg te
G. het sctiot niet al Een pijnlijk
oogenblik. O! aire was momenteel
rnet liane (houding verlegen. Maar
zij stiet een kreet uil en zonk neder
in Kaar rol stond 'dat er rên eeliot
moest valisn; dat liet niet afging, kon
haar niet schelen. Haar plicht ge
bood, dat zij zioh aangeschoten moest
gevoelen. Toen ze was neergezonken,
kraakte het schot; alzoo 'n beetje te
laak liet publiek gierde liet uit van
de pret.
Meer tegenw oordigheid van geest
had de tooweelspeior, die als bandiet
door den kogel van den wreker vallen
moest. Ook hier bleef <iie kogel in den
loop hij trok snel zijn dolk en riep
uit: Liever sterven door mijne hand,
dan door u te worden doodgeschoten.
En hij stiet zich den ponjaard in do
borst.
Het publiek was tevreden.
Met tegenwoordigheid van geest
kan men op liet tooneel vaak zich uit
pijnlijke veriegenihedd helpen. Toen
eens rook en knal op het tooneel van
een Weener theater uitbleven, sloeg
de held zijn tegenstander mot de kolf
van het vuurwapen neder. Een ander
tooneelspeler trok in een dergelijk ge
val onverwijld zijn zakmes en door
stak den tiran.
Op een klein tooneel werd onlangs,
toen hot pistool ketste, het duel door
een worstelwedstrijd vervangen. Ook
niet slecht. Voor de toeschouwers,
meest werklieden en boeren, was dit
soort duel veel aannemelijker. De
rnensehen amuseerden zioh kostelijk
en meenden dat er nog nooit zoo mooi
gespeeld was.
Het toeval wilde nog meer. Die bei
de acteurs konden ook in werkelijk
heid mekaar niet uitstaan. Gedurende
do voorstelling had de een wel wat
realistisch gespeeld; d eander betaal
de hem met gelijke munt. Het werd
een for mee! e kloppartij, en beiden lie
pen eenigen tijd rand met verbonden
hoofd en werden naar bdhooren aan
gegaapt. Zij, die de tooneelvoorstel-
ling hadden bijgewoond, waren in de
wolken. Zoo natuurlijk hadden ze ge
speeld, dat ze nu nog blauwe plekken
hadden.
Op groote tooneelen wordt tn der
gelijke eventualiteiten voorzien. Ge
bruikt men een geweer, dan moet het
er een met twee loopan zijin; een re
volver moet meer dan één patroon be
vatten. Veelal wordt nog-een man met
geladen vuurroer achter het tooneel
geplaatst.. Weigert het wapen op het
tooneel, dan valt ommiddeWijik ihet
schot achter de coulissenhet dood
schieten moet naar behooren gear
rangeerd zijn. De scène moet dan niet
in 't midden van het tooneel afspe
len, maar vlak bij den man met het
reserveschot.
Dit is nog niet lang geleden aldus
geschied. Het klopte goed en het pu
bliek bemerkte niets, omdat de re
gisseur het tooneellje in de nabijheid
van de coulissen liet afspelen. Een
enkele snuggere toeschouwer zal al
licht hebben gedacht aan rookvrij
kruit. Op het tooneel moet men op
alles bedacht zijn.
Ergens anders was mén op l et
achterwc-gc blijven van het moordend
schot niet voorbereidde heide te
genstanders stonden een oogenblik
ladaloos tegenover elkaar en het pu
bliek was op het punt het drama op
te vatten als «en klucht.
Daar sprong de directeur naar vo
ren. Wie een goed schouwburgdirec
teur is, moet zich kunnen verheffen
tot genialiteit zoodra zijn tooneclspe-
■lers de kluts kwijt raken. Dezo heer
trad uit de coulissen, deed alsof hij
zeer verschrikt was dat hier een
tweegevecht zou plaats hebben, hield
een schoone improvisatie over een
dracht, vredelievendheid en meer
van dien oard, en het mocht aan zijn
welsprekendheid gelukken, de felle
tegenstanders te verzoenen.
Het was een première en de wen-
schcn wisten niet beter, of deze tam
me ontknooping behoorde zoo te zijn.
Doch trots de grootste tegenwoor
digheid van geest, waarover direc
teur, regisseur of acteur tc beschik
ken heeft, is soms een kleinigheid
voldoende, zooals b.v. een ver
dwaalde poes op het tooneel om
een treurspel te doen verloopen on
der een onbedaarlijk gelach van
den blijinocdigen toeschouwer.
DE MENSCHLIEVENDB
MOLENAAR.
Niet ver van do grens staat een
windmolen en op den molenaar rust
de ernstige verdenking, dat hij aan
smokkelhandel zich schuldig maakt.
.,Dat heerschap zullen we toch ein
delijk eens snappen 1" zei een der
kommiezen en hij kwam met een
ambtgenoot overeen, op de loer te
gaan liggen. Toen de duisternis inge
vallen w as, slopen de beide dienst
ij verige beambten naderbij en stelden
zich in hinderlaag op, achter een heg
in ue nabijneia van den molen.
Het is ijzig koud zij moeten zich
bedwingen om door het klappertanden
hunne aanwezigheid niet te verraden
maar een lecmschapen belasting-
komimes geeft niet op.
De morgen breekt aan gedurende
den langen nacht is er niets verdachts
voorgevallen, hoezeer zij ook hebben
gespeurd.
Eindelijk komt er leven op het erf
de molenaar gaat de deur uit, kijkt
eens naar de richting van den wind
en brengt den molen in beweging.
Nog altijd is er geen smokkelaar
verschenen.
Daar naderen schredenzachte
voetstappen. Mon spitst de ooren.
Het is des molenaars aardig doch
tertje, dat onbevangen naar hun
schuilhoek toe komt en onschuldig
hun toevoegt
„Wel de groeten van vader en daar
is wat warme koffie de hoeren
zullen wel koud geworden zijn I"
VERHINDERD.
President van de rechtbank (nadat
de akte van beschuldiging is voorge
lezen). Bekent gij, dat ge u aan hot
misdrijf, u ten laste gelegd, hebt
schuldig gemaakt
Beklaagde. Ja.
President. Dat is diep treurig.
Ho tis al ruim tien jaar geleden, dut
gij do laatste maal zijt gestraft, zoo-
als ik uit de stukken gezien heb. Zóó
lang hebt ge u goed gehouden
waarom nu weer gestolen Uit nood
Beklaagde. Niet direct.
President. Dan uit zucht tot het
kwade
Beklaagde. Evenmin.
President. Waarom dèn
Beklaagde haalt de schouders op.
President (met vuur). Zog dan
toch in vredesnaam, wat do oorzaak,
is dat gij, na jaren van onbesproken*
gedrag, op hot pad der misdaad zijl
teruggekeerd. Spreek, beklagenswaar
dige
Beklaagde. Het kon niet vroe
ger'.
President. Wat blief?
Beklaagde (met een glimlach).
Om mijn laatste straf uit te zitten,
heb ik tien jaar in do gevangenis
doorgebracht.
DE MAN DER WET.
Kantonrechter. Hebt ge het treu
rig nieuws al vernomen Onze com
missaris van politie is gisteren bijna
verdronken hij was al bew uste-
loos.
Griffier. En waar
In den nieuwen Singel.
Kon hij drn niet zwemmen
Wel zekermaar het zwemmen
is daar verboden I
OP ERVARING GEGROND.
Zij. Het moet verschrikkelijk we
zen. als een zangeres bemerkt, dat zij
hare .stem verliest.
11 ij. In den regel bemerkt z ij het
niet 1
BOOSAARDIG.
Betsy was allesbehalve mooi toch
had Dr. S., nu niet meer zoo piepjong,
hare hand gevraagd, hoogstwaar
schijnlijk meer aangetrokken door de
zilverlingen van den vader, dan door
do bekoorlijkheden van do dochter.
Zij had hem een blauwtje laten
loopen.
Aanvankelijk had Dr. S. niet naar
rl«> familie omgezien donr een samen
loop van omstandigheden waren de
relalién weder aangeknoopt en hij
kwam weldra weder aan huis als tc
voren.
Hij schoen het te zijn vergeten, wat
indertijd was voorgevallen maar
vergeten was hij het niet.
Dit zou blijken uit het volgende in
cident.
Een jeugdig arts maakte thans werk
van do lieve Betsy en zij had de on-
(leugendhoid, Dr. S. haar album to
laten zien, waarin dc jonge aanbid
der een paar waarschijnlijk zeer poë
tische, maar beslist onleesbare regels
geschreven had.
Gch, u is óók dokter, sprak
Betsy, hem het album toonendo,
dan kan U zeker wel ontcijferen, wat
uw collega bier in mijn poëziealbum
geschreven heeft.
nr. S. zag liet in cu wierp een on
derzoekenden blik op het „lieftallig"
gelaat van het meisje. Toen sprak hij
Dat hmja, dat zijn tvveo
recepten tegen 'n roodon neus en
zomersproeten I"
IN DE SCHOOL.
Onderwijzer: Dus Berthold
Schwarz heeft het buskruit uitgevon
den Wat is do schaduwzijde hiervan
geweest, Bertus?
Jongen - Zijn schuld is 't dat
zooveel rnensehen 't buskruit niet
hebben uitgevonden!
NIEUWE INDEELING.
Leerares: Betsy, hoeveel seizoe
nen zijn er?
Jonge dame van dertien jaar»
Twee juffrouw het reis- en opera-
seizoen.
Land- en Tuinbouw
PLANTEN EN BLOEMEN LN DE
KAMER.
Zelf kweeken van planten en bloe
men in de ka mor is voor velen moei
lijk, waarom men ze veedal bij den
bloemist of koopman koopt- Dikwijls
heeft men van zulke planten weinig
genot, omdat zij spoedig te gronde
gaan. Dit ligt niet aan de planten,
maar aan de slechte «©passing en ver
pleging. Frissehe en vochtige
lucht (in den winter daarom een bak
je met water op de vulkachel) cu licht
zijn onmisbaar, doch behalve deze
dient ook de noodige zorg aan de
planten besteed te worden. Wij zulten
daarom iets zeggen over: het gieten,
het schoonhouden, het verpotten, het
besnoeien en het bemesten. Eerst dan
over het gieten.
Het is niet precies te zeggen. hoeveel
en wanneer gegoten moet worden,
daar de natuur der planten, haar
toestand, het jaargetijde, het weer en
de standplaats in aanmerking geno
men moeten worden Als de plaat
weinig groeit, dus in don herfst en
wintei moet ook weinig, in het voor
jaar en in den zomer, danreatcgn ineor
gegoten worden. Een uitzondering n a
ken de planten, welke in den winter
bloeien; deze moeten, zoolang zij m
bloei slaan, meer gegoten worden,
daarna echter moeten zij minder wa
ter hebben. In het algemeen kan. men
betreffende het gieten zioh houden aan
de volgende regeldn:
Men giete een plan* niet eerder, dan
wanneer de grond, in den pot bijna
droog is: Niets is schadelijker «Ion een
plant bestendig nat te houden, waar
om ook de gewoents van vele bloeman-
vriendon om de planten eiken dag zon
der dat do verschillende omstandig
heden vooraf worden nagegaan, te
gieten, en de schoteltjes onder de pot
ten steeds met water gevuld te hou
den, uit den booze is. Een uitzon
dering maken hierop eenerzijds do
moeras- en watei planten, welke 6teeds
nat gehouden moeten worden, en an
derzijds de heideplanten» als Erica,
Rhododendron, Azalea en andere soor
ten., waarbii men den grond nooit te
droog mag laten worden, omdat de te
droge heideaardr het water niet gaar
ne weer opneemt en de plantenwortels
dan dikwijls in het midden der aarde,
ondanks al het gieten, dix>og blijven.
Door bekloppen van den pot is dik
wijls wel to hooren of de grond droog
of onvoldoende vochtig is.
Wordt gegoten, dan dient dit zoo
to geschieden, dat ook de aarde onder
in den pot vochtig woedt. Planten,
welke kort geleden omgepot zijn, mo
gen slechts weinig gegoten worden.
Zoogenaamde sapplanten (succulen
ten) moeten 's winters slechts zelden
en ook in den zomer weinig gegoten
worden. Knol- cn bolgewassen be
giet men alleen In den groei. Loaf-
afwerpendo planten, als Deutzia's,
Spirea's, rozen, enz., die later in een
warme kamer gedreven worden, moe
ten, zoolang zij in de koude kamer
of in den kelder staan, maar weinig
water krijgen. Moeras- of water
planten moeten ook 's w inters veel ge
goten worden. In liet algemeen kan
16
26
36
I-
Wit
Zwart
6
10
26
36
46
Wit
6
16
26
36
46
Wit kan schijf 2-4 onmogelijk red
den. Bovendien is zijn stand zeer
slechten staat vooral de lange vleugel
zeer ongunstig.
men zeggen, dat alle planten geduren>
de heur bladvorming of bloei rijkelijk
water moeten hebben, terwijl zij in
den rusttijd slechts zóóveel water l>e
hoeven, als voor hour onderhoud noo-
dig is.
Het reinigen .Op de bladeren
der planten verzamelt zich door hei
schoonmaken der kamer, liet afvegen
van meubels, enz. stof. Dit verhindert
het indringen van de zonnestralen en
het koolzuur uit de lucht in het blad,
en het gevolg daarvan is, dat het blad
niet goed functionneert en de plant
zich niet goed voeden kan. Het stof
moet verwijderd worden. Bij groot-
bladige planten, ais palmen, aspedia-
tria's, enz., kan het droog geschieden,
<L L men veegt ze met een zachten wol
len doek af; no2 beter is het, ze met
een vochtige spons af te nemen. Ligt
op de planton veel stof, dan moet eer
bestuiven met water voorafgaan.
rnen te richten
5
15
25
35
45
5
15
25
3ö
45
15
25
35
46
I 33. 45-40 23-28
34. 2420
DAMRUBRIEK.
IIAAP.I EMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 558,
van J. Den trom.
(Le Damier).
Zwart
1 2 3 4 6
Zwart. 14 Schijven op 3, 8, 9, 10,11, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 25, 80 en 35.
Wit. 11 Schijven op 28, 31, 32, 33, 37, 39, 40, 41, 44, 45 en 50.
PROBLEEM No. 559
van L. O l r e e.
(le Publicatie).
Zwart. 5 Schijven op 6, 16, 21, 25, 35 en dam op 3
Wit. 9 Schijven op27, 28, 32, 36, 3'J, 41, 47, 48 en 50.
In dezen stand speelt Wit 28—22,
het antwoord van Zwart was dam 3 op
14hoe was het verder spel van Wit
waardoor hij won
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd udree, uiterlijk Dinsdag 5
Mei 1914.
Oplossing van probleem No. 554,
van den auteur: Wit 49—44, 30—25,
37-31,24-19, 29 20, 47-42, 42 4,
4:501
De stand was
Zwart. 14 Schijven op 7. 8, 9, 10, 12,
13, 14, 15, 17, 18, 21, 22, 26 en 40.
Wit. 13 Schijven op: 23. 24. 28. 29. 30.
32, 33, 36, 37, 39, 47, 48 en 49.
Oplossing van probleem No. 555,
van den auteur: Wit 16—11, 20—14
(Zwart 10 19 gedw.), 15—10, 25—20,
34—29, 39 8, 31 41
De stand was
Zwart. 10 Schijven op 4, 9, 10, 12,
13, 17. 18, 22, 27 cn 35.
Wit 10 Schijven -p 15. 16, 20, 25,
31, 34, 36. 37, 39 en 44.
Goede oplossingen zonden de hee-
ren R. Bouw. NL ten Brink, E. Ga
briels, J. Jacobson Azn., A A. Jacob-
son, P. Jongens, W. J. A. Matla, V.
van Petegem,
De heer JKlei k zond een goede op«
lossing van No. 555.
CORRESPONDENTIE
O., te Z. Dank voor uwe zending.
Wij houden ons voor dergelijke stuk
jes ten zeerste aanbevolen.
DAMCURSUS.
(Vervolg).
30. 30—24 19 30
3L 35:24 16—21
(Zie het hierna volgend diagram).
De volgende voortzetting verdient
alle aandacht en is een studie over
waard. Het mag bekend heeten. dat
er in de hekstelling enkele varianten
voorkomen, waarin «le opgeslotene
veilig een schijf kan offeren, met da
zekerheid, deze terug te winnen in
beteren stand. Zelden komt dit echter
in een partij voor. Men heeft dit vaak
theoretisch beweerd, doch hier ziet
men het in de praktijk. Gelijk gezegd,
is het een zeldzaamheid, dat dit voor
komt, vandaar dat wij verheugd zijn,
zulk een party te kunnen publiceeren,
32. 27 16 18—23
46 47 48 49 50
1 2 3 4 5
ft.
asjt i i
•io 47 40 4b OU