ss
a
11
ft
ft
ft
ft
cat om aan den aiMcren arm een oer
vrijgevallen dames te nemen. De in
(spanning, die het hem kostte, als ca
valier en gastheer twee dames tege
lijk naar haar plaats te geleiden, wis
oorzaak dat hij met zijn zakdoek het
sweet van het voorhoofd wisschen
moest, en zoo had hij niet de gelegen
heid, om op eenigerlei wijze zijn on
genoegen te kennen te geven of tus-
6chenbeiden te treden. Maar in het
hijzonder ergerden hem de blikkou
cijner vrouw, waarin alle vreugda
der liefhebbende tante, echter ook de
volledige triumf der slimme huis
vrouw te lezen waren.
Overigens ging alles naar wensch.
De roode wijn had de gewenscïite
temperatuur van 15 graden en was
oudde tarbot was kostelijk en de
Sauternes verdienstelijk, en de stem
ming werd voortdurend meer aange
naam en levendig.
Nochtans was Dr. Landman blij,
toen hij zich na drie volle uren tafel
genot met een sigaar in een fauteuil
kon werpen, om van al zijn beminne
lijkheid in twee richtingen wat uitte
rusten.
Met zijn vrouw had hij een appeltje
te schillen een somberen blik bad
hij op haar geworpen en het was
maar goed. dat ,,die ondeugende nes
ten" den volgenden dag zouden ver-
U-oHrrp
Ilans en Grietje, van geen kwaad
t-ewust. hadden zich „bijzonder" gea
museerd en terwijl de nijdiee dokter
zijn vrouw eens terdege onderhanden
nam en de echtelijke twist voortduur
de, zaten de meisjes elk op een kof
fer. die al half volgepakt was. Den
volgenden morgen dan zouden ze af
reizen en haar harljes waren over
vol.
Ik had nooit gedacht, dat ooms
vervelend diner zoo amusant zou zijn
gewordenriep Hanna uit.
't Was ook zoo niet bedoeld! zei
Grele.
Wij waren voorbedachtelijk op
den achtergrond gedrongen door oom,
die de zon niet in het water kar. zien
schijnen, pruilde de een.
Hans was bestemd voor Grietje
en omgekeerd! meesmuilde do an
dere.
En toen stonden Hans en Grietjo
eensklaps overeind, klapten in de
binden, keken elkaar aan met etra-
.ende oogen en vielen in elkanders
urmen.
Hij zei, dat hij gewond was en
alleen ik hem kon genezen I
De volgende week komt hij bij
ons, om mei papa te sprekenI
De dokter heeft mij gevraagd
als zijn „doktersvrouwlje" vooral
rnijn roode wangen te behouden
dat was zoo goed voor de practijkl
Ik heb slecht geslapen! zei Grcte
den volgenden morgen. Iets dergelijks
werd door Ilanna beweerd.
Tante schreef, trots haar vermoeid
heid, nog laat in den avond een lan
gen brief aan haar zuster als com
mentaar bij hetgeen de meisjes te
vertellen hadden, liet slot luidde:
Zoo zend ik je ze terug met het
bewustzijn, mijn heilige plichten te
hebben vervuld Het volgend jaar zul
len wij het met zus probeeren. Ats
zij zoo lief is als Ilans en Grietje,
mag ze voor mijn part ook einde Vbn
het seizoen komen!
Het Drama.
Oom Sebastiaan was ar altijd van
verdocht geweest, een dichter te zijn;
maar nooit was iemand in de gelegen
heid geweest, hem daarvan te overtui
gen. Ilij schreef noch gelegenheids-,
toch ongelögenhoidsr^edichten mi be
schouwde het toosten als een even
dwaze als tijdroovende belemmering
van het veel aangenamer gastrono
misch genot. Wellicht had hij inder
tijd zicli eens aan verzerunaken be
zondigd; hij had wel zorg gedragen,
dat zij niet aan de openbaarheid wa
ren prijsgegeven en met de onverbid
delijke critiek was hij niet op n ge
spannen voet geraakt.
De neef en erfgenaam van Sebas
tiaan was werkelijk een dichter; zij
ne werken waren niet onzichtbaar, zij
het dan zichtbaar in de eigen uitga
ve van den poëet en in de papiermand
van zijn goéde kennissen. Hij was
hot harde woord nioe>t er uit prul
dichter en, zooals bij dezulken sleeds
het geval is: eigenwaan bezat hij in
ltonge mate, zoodat hij somwijlen on
uitstaanbaar was. Zijn eerste bundel
gedichten, waarvan tweehonderd
exemplaren cadeau gegeven waren,
heette Liefdeslente" en nu. zoo tegen
St. Nicolaas, kwam een nieuwe bun-
do! „Liefdesaomer" van de pers; zoo
als de tuinman ook in December Far-
roaviooltjes kweekt, waarvan de ge
boorteplaats even ver van Parma ver
wijderd is uls Sebastiaan de jongere
van „liefde".
Alleen hield luij voeling met een
..kunstzuster", de dochter van etn
hoogloeraar. Hij hield eigenlijk ge
heel alleen van zicluelf, waarbij zijn
zielerusl geen gevaar liep; want hij
had geen medeminnaars la duchten,
d-uir hij van de. aan den man gegeven
vergunning om mot schoon te zijn,
ven vry indiscreet gebruik maakte.
Zekeren dag, na hot oveilijdtn van
ztijn oom toeu de Lioldenzonier luj iü
graden Cels.us hein toch muur wei
nig vermocht te verwarmen en het
dichten van een trourzaug, gewijd
aan dan dierbaren overledene, schip
breuk leed op de vreugde over de pas
geerfde veertigduizend gulden, begon
hij een ernstig onderzoek in te stillen
naar de „onuitgegeven" weiken van
a.jïi oorn, die luj in een der laden van
een oude schrijftafel dacht aan W. tier
feh. Werkelijk vond hij daarin vrij
wat paperassen, die echter uieeien-
deels uit wuschlijötjes en aannaai m-
gen bestonden; want oom bad de )«e-
kendo fout van vele rneei gegoeden,
zeer slordig in 't be ui ion ie zijn. liet
ÏMMik luer, dat Seoosliaun de oudere
utar zeiden zijne rekeningen content
betaald had, doch tersi na ueiuge
krasse heimneruigen aan de op hom
"usioudo ve/piichuügeii had Voldaan.
Voorts waren met nauwlettende zor
gon bewaard gequiltoerde tekeningen,
ecepieu tagen winterlmnden en an
dere bezwaren, en zelfs schools;11: if-
ten van den overledene-; ofsciioon deze
niet strekten tot v en-heer lidung iaa
c mans aanleg en vorderingen. Doch
in eene lade met geheime sluiting. <no
hij eerst na veel hoofdbrekens opefi
kreeg, lag een bundel papieren, vaar
naar de dichter begeerig greep. Dn
jawel, wanneer hïj er aan gedacht
had. zou hij allicht Heureka hebben
uitgeroepen een manuscript kwam
hem in handen Dat was een vondst!
Sebastiani! junior kwam zichzelven
als een kleinen Schliemann voor. Len
drama! Merkwaardig dat had hij
van oompje toch niet verwacht!
Waarom het niet gedrukt, nooit op
gevoerd was? Het scheen, dat oom Se-
l»ast aan, uit hooghartigheid, niet an
deren concurrentie had willen aan
doen. Wellicht ook was het /gevoelloos
teruggezonden! H.j begon te lezen, las
vorder knikte goedkeurend, geraakte
in geestdrift en verslond liet laatste,
gecLelte. Jammer, dat hij geen dra
matisch dichter wusl .Maar hij moest
zijn© lier getrouw bnjven; .yrism
dichter was hij en daar gevoelde hij
roeping en aanleg en inspiratie voor!.
Al honderden exemplaren var. zijn
Lento- on Zomeraangen waren, en
der magen en vrienden, verspre d;
daarin zou luj eenmaal uitblinken,
roem verwerven en eenmaal zou een
onbevooroordeeld nageslacht hem lau
weren en onsterfelijk verklaren.
Nadat hij een uur iang aan niju pen
houder geknabbeld en voor een wit
vol papier gezeten had, wist hij een
achtregelig gedicht te scheppen.
Maar zi jn Pegasus was 'n weinig
schuw. Het ontbrak hem in den regel
aan stof.
Kan de beeldhouwer zonder mar
mer. de schilder' zonder .innen, een
meesterwerk scheppen? Immens neen.
Beide kan men voor zijn goed geld
koopen; maar liet blijft aan.de twin
tigste eeuw voorbehouden, dramaii-
9c.ie stof voor aankomende poëten
verkrijgbaar te stellen,
liet ontbrak hem aan stof!...
Het werd avond, het werd morgen,
wederom avond «ai de Muze kwam
niet. Men kan eene Muze maar niet
zoo telephoneeren, helaas! En w eder
verliepen ca<g en nacht de Muze
kwam nog altijd met. Nu viel hein in,
misschien wel wat laat, dat ze mis
schien zijn adres met wist. Hij te-
sloot dan ook kort en goed haar te
gaan opzoeken; dat is te zeggen: baar
vertegenwoordigster. Deze laatste,
moet men weten, was Je bovenbe
doelde, zeer beschaafde ontwikkelde
dochter van professor Lepidua, die on-
menschelijk veel boeken bezat, en nu
vertelde de goe-gemeente, dat zij dig
allemaal gelezen had.
Zij was niet, onaardig van uiterlijk;
maar zij had, zooals ingewijden zei
den, een enkele fout, namelijk naast
baar zeldzame belezenheid een
miskenba-ar critischen geest
had ze van haar braven vader, een
gioot geleerde en vooral gebrekki
ge verzen waren haar een gruwel. De
schepper daarvan placht ze wel eens
uit te lachen. Daar die vroolijkherid
echter haar aardig afgmg en Sebas
tiaan hare sarcastische opmerkingen
niet direct, op zichzelf toepaste, vond
hij geen reden orn dat kwalijk te ne-
Tot haar begaf hij zich dan thans,
om zijn gemoed uit te storten. Do
„Muze"-nu was een meisje als vele
anderen; daarom zweeg zij hardnek
kig. ofschoon ze al lang geraden had,
dat de jonkman wat te zeggen had
on maar wachtte op een enkel aan
moedigend woord.
Maar zij had er welbehagen in,
zich met hem te verdiepen ;n de weers
gesteldheid, als ware zij de echo van
hen Meteorologisch instituut Einde
lijk hield hij 't niet langer uit.
Ziet ge niets aan mij? vroeg hij
beteeken is vol.
De Muze bekeek hem onschuldig
•an het hooid tot do voeten.
Och ja. ge hebt u laren scheren.
De dramaturg had moeite, om zijn
•eroniwaaidiging te bedwingen.
Ik heb een drama, barstte hij uit,
- of liever 'n treurspel!
Zoo. En waar vandaan?
Hier! Hij wees natuurlijk op zijn
deukershoold.
Werkelijk eigen fabrikaat? klonk
hot ongetoovig, want zij kende hem
en zijne onnoozele dicnteulijke ont
boezemingen en had zich met de L.ef-
deslente ai kostelijk vorm asst.
Zeker; iet3 geheel nieuws, zeg
ik ui
Alzoo een dementi voor Rabbi
Akiba.
Vergunt u mij, er u ©en bedrijf
van voor te lezen vroeg hij met
waardigheid.
acht evffn ik moet me eerst
van een reserve-zakdoek voorzien,
zei het ondeugende nest. Het zal
zeker heel roerend wezen. DJ heeft
toch zeker voor de noodige vergifti
ging en dolksteken gezorgd Een ver-
worging, met Bengaalsch vuur, is ook
niet kwaad.
Bengaalsch vuur I sprak Se
bastiaan, als moest hij dat nog eens
overwegen.
En komt ©r ook een geest in
Geen geest waartoe
Dus zonder geest, natuur
lijk spotte de Muze en tiaar- lachje
was minder gulhartig.
Geen qmaestie van liet de dra
matische dichter onergdenkend hoo-
ren
Nu, ik luister
En het meisje legde haar borduur
werk neer.
Gaarne zou hij nu de manen ge
schud of de lokken achter arden nes
geworpen ..ebben bij gebreke daar
van tiok hg echter zijn vest ryet een
ruk naar beneoen, baalde zgu lijvig
schrift uit zijn borstzak en begon voor
te lezen en nog wel slecht, zooals de
niees'e dichters. Keeus bg de namen
der personen hoorde de Muze op met
opgeheven borduurnaald luisterde zg
rnet sieeus meer gespannen aandacht
toe. Nu lachte zij met ineerdooh de
fijne neusvleugels trilden.
Emilia, Udourdo en Claudia Con-
zaga prins van Guastalla, enz., die
waren haar als oude bekenden voor
gekomen. Eerste bedrijf, in het kabi
net van den Prins. Eerste toon eel. De
Prins aan zijn schrijftafel, vol brieven
en papieren, waarvun hij er eenige
doorloopt. En dan die aanhef
„Klagen, niets dan klagen 1 Ver
zoekschriften, niets als verzoekschrif
ten. Wat treurige bezighedenen
don benijdt men ons nog...."
Nu, wat zegt u er van vroeg
hij, nadat hij een oogenblik had moe
ten ophouden, om adem te scheppen
bevalt het u
ur net niïj bevalt r apraK ac
Muze, eri zij stond op. Wacht even.
Zij verdween in de andere kamer.
Lang bleef zij niet weg inunr de pau-
zo was voldoende voor Sebastiaan om
den tempel van zijn roem in gedach
ten op te trekken. Hij zag zijn drama
gedrukt, in den Stadsschouwburg op
gevoerd hij hoorde de levendige bij
valsbetuigingen van het publiek, zag
zich voor liet voetlicht roepen en met
bloemen huldigen en overlegde, of hg
al dan niet den lauwerkrans zich op
de slapen zou drukken, toeu de Muze
zijn zeer begaafde en belezen kunst
zuster terug kwam.
In de oogen. ui den trek orn haar
mond was ie:s ondeugendszij had
de handen achter den rug.
Maar toen hij wilde vervolgen, hield
zij Item tegen en een opengeslagen
boek ondor den neusop het titelblad
van-geelachtig papi©r stond te lezen:
„Emilia Galotti. Ein Trauerspiel in
fuut Aufzügen."
Emilia Galotti stamelde de
dichter, met een blik 'op den omslag
van zijn kostbaar manuscript.
Heb je wel eens iets gehoord van
zekeren Lessing vroeg het meisje
op spotlenden toon.
Ja. hij meende daar wel eens iets
van te hebben gehoord, maar w ist
zich dit niet zoo dadelijk voor den
geest te brengen.
Zelfs den titel beeft hij van
overgenomen wat afschuwelijk pla
giaat Dat had ik van Lessing niet
gedachtging zij voort, met moeite
haar ernst bewarende.
Hij rukte haar het bock uit do hand,
zag Lessing's treurspel door en ein
delijk ging hem een licht op.
In zijn woede en verrassing ver
raadde de rampzalige nu zijn geheim
aan de thans stuipachtig lachende
Muze.
Zijn oom had zich gewaagd aan
eene overzetting van Lessing s
treurspel „Einilia Gaiotti'w.iarmo<.e
ue niau geen lauweren ingeoogst en
uat nij veilig 111 een verborgen hoekje
van zijn scnrijltafel opgeborgen huu
waar onze dramatische jocrisse
het gevonden en eenvoudig zich toe
geëigend had.
Een mooie erfenis zeide zij,
toen z© wat bedaard waszeker
schoolwerk van den .ouden Sebas
tiaan.
Ik wou dat ik hem hier had
siste de beklagenswaardige poöet.
Lessing spotte zij.
Neen mijn oom Sebastiaan
Neem wat bruispoeder, mijn
vriend. Dat is soms heilzaam
Maar het stiefkind van Melpomene
had reeas stormachtig de deur achter
zich in het slot geworpen en dichter
en drama „zag men nimmer weder".
Het- vertaalwerk van oom zaliger
werd niet weder aan den schuilhoek
toevertrouwd thuis gekomen koelde
de diep vernederde dichter zijn woede
aan het onzalig handschrift, hetwelk
oorzaak was, dat hij er zoo jammer
lijk ingeloopen was
Zijne kunstzuster durfde hij niet
meer onder de oogen komen.
Kiekjes uit Albanië.
De Romeinscho correspondent van
het „Alg. Hbld." heeft een landgenoot
hooien vertellen van een reis, die hij
de vorige weken in Albanië deed, en
waarbij hij, omdat hij velerlei intro
ducties had en gewoon i3 goed uit zijn
oogen te zien, in de gelegenheid was
een kijk te krijgen op het nieuwe land
in wording.
Aan 't interview ontleenen wij
De verhouding van de Nederland-
sche officieren tol de bevolking is op
vallend goed, zoodat de werving voor
de gendarmerie hoegenaamd geen
moeilijkheden oplevert. Ook do africh
ting loopt vlug van stapel, omdat de
Albaneezen uilen prachtig schieten
kunnen, sterk van lichaam zijn en
lieel gewillig. Men zou in korten tijd
een prachtig uitziend korps bg elkaar
kunnen hebben, als men ze maar klee-
den kon. Dat echter gaat uiot zoo go-
makkelijk. Uniformen waren er na
tuurlijk in dit land niet anders don
versleten Turksche en ook de stof ont
breekt. De Albancezen dragen in huis
geweven witte kleeren. Alle laken in
den vreemde bestellen en de unifor
men ter plaatse maken, ging niet uit
gebrek aan deskundig personeel dit
te laten overkomen, zou heel veel ge
kost hebben (Albanië is nog arm I) en
men kende de maten der rekruten
niet, zoodat men geen orders geven
kon aan kleermakers in het buiten
land Confectiegoed past niet voor de
geweldig uit do kluiten gewassen
bergbewoners. Dat zijn van die be
zwaren. die in West-Europa niet meer
bestaan Schoenen waren er ook
niet genoegen daarom loopt de Skipe-
taar vaak nog als vroeger op
Turksche ..papoetsies" zonder hak of
schaoht, of zelfs blootsvoets.
Paradesoldalen zijn dus de gendar
men nog niet, maar goede vechters
ei. ieueren keer, uat ze onder tiun
nieuwe aanvoerders iu botsing kwa
men met ue zoogenaamde iien«ge le
gioenen van apirus uat wil zeggen ue
Griekscbe rooverbeuuen in het Zui
den, behielden ze ae overhand, en net
zal hun zeker ouuer aanvoering van
kolonel Tlioxnson, die gelukkig weer
heelemaal hersteld is en herbenoemd
wordt als gouverneur van Epirus, en
in wien door ieder een onbegrensd
vertrouwen gesielu wordt, binnenkort
wel gelukken, de plundeiende en
martelende inaraudeurs over de grens
te drijven, waar liet geregeld© Griek-
sche leger hen dan we) dwingen zal
zich verder rustig te houden. De on- j
ruststokers, die zich onder zoo n mooi-
en naam verschuilen, zijn blijkbaar j
de overblijfselen der in Macedonië zoo
berucht geworden komitadjis, die tij
dens den oorlog in de Servische. Bul-
gaarsche en Griekscbe legers werden
ingelijfd, maar zich na den vrede niet
in krijgstucht konden schikken en i
daarom van alle kanten probeeren in
Albanië, dat ze als zwakker beschou-1
wen dan de buren rondom, door te
dringen en daar hun bestaan van ge
welddaden voort te zetten- Met hen af
te rekenen is echt politiewerk en daar
mee gaan de N'ederlandsche officie
ren, die trouwens nu de Albaneesche
regeering gehoorzamen, volstrekt niet
verder dan de bun door de mogendhe
den gegeven opdracht wettigt. Dat de
bevolking hun hulp graag aanvaardt,
bewijst de groot© eordlafltcft tusschen
de Nederlanders en hun Albaneesche
collega's.
In zijn laatsten brief schrijft de
respondent van het Boedapester
Fremdenblatt over het leven te Du-
razzo o. a. het volgende
Wanneer liet mooi weer is, gaat de
vorst met zijn gemalin eiken morgen
om 9 uur paard rgden. Prins Wilhelm
berijdt het mooie zwarte paard, uat
ook reeds te Potsdam zijn dienstpaard
was en prinses Sophie, die een uit
stekend ruiter is en in haar nauw
sluitende japon te paard een uitste
kend figuur maakt, een Isabelkleuri-
ge Oost-Pruisische merrie. En wie dit
paar te paard heeft gezien, door een
talrijk en veelkleurig gevolg van offi
cieren en gendarmen omgeven, dik
wijls in wilden galop voortjagend,
kan niet ontkennen, dat dat een echt
Oostersch tafereel is, dat voor dit wei
nig beschaafd volk veel aantrekkelijks
heeft en indrukwekkend is.
Op mijn vraag waarom prins Wil
helm altijd met een zoo groot gevolg
rijdt, antwoordde men mij dan ook,
dat dit geenszins geschiedt omdat uit
noOUig is voor u« veiligheid van zgu
leven, maar oniual dit m ovor©
stemming is met tiet karakter van
voik, uat verwonderd zou opkijken
teleurgesteld zou zijn wanneer het zijn
vorst zou zien, slechts door enkelen
begeleid.
Binnen eenige dugen verwacht men
een verordening van Essad pasja,
waarop zich alle vreemdelingen nu al
bijzonder verheugen. Het hotelwezen
zal door hem als clief van de politie
worden geregeld. Terwijl thans dik
wijls 5 tot G personen in een kamer
moeten slapen, zal het voortaan ver
boden zijn, dat ineer dan 2 personen
in één kamer worden ondergebracht,
en meer dan 2 francs voor één bed
zal de eigenaar voortaan niet meer
mogen verlangen tluins betaalt men
daarvoor a ii G francs.
Wat de post betreft, wijst hij er op,
dat de K. K. Oestcrreicliische Pose
verreweg hel meeste lo doen heeft,
daarna de Italiaansche eri ten slotte
de koninklijke Albaneesche Post. In
hoev -r he: postverkeer is toegenomen,
sedert prins Wilhelm de regeering
heeft aanvaard, L'ijkt uit de gegevens
van het Oostenriiksche postkantoor,
waar nog voor enkele maanden niet
meer dan 20 tot 30 brieven en pakket
ten dagelijks werden verzonden, ter
wijl dit aantal nu tot 2000 is gestegen.
Van alle aankomende blieven zijn on
geveer 4/5 voor de Oostenrijkschc post
bestemd en slechts 1/5 voor de twee
andere kantoren.
De Albaneesche post heeft liet mees
te te doen met den verkoop van Alba-
uoosohe postzegels met het portret van
Skanderbeg. Do vraag naar deze post
zegels is zoo groot, dat dr meer van
worden verkocht dan van de Oosten
rijkse ie.
De valuta is natuurlijk nog geheel
ongeregeldofficieel geldt hier de
Turksche munt, maar nog liever
wordt het Oostenrijkschc geld in beta
ling aangenomen, terwijl de 20- en 10-
francsstukkon in goud en het Itali
aansche, Servische, Griekscbe ©n
Montenegrijnsche papieren- en zilver
geld hier eveneens circuleeren. Doar-
•dbor ontstaat bijna bij elke betaling
een onaangename verwarring, waar
van het resultaat steeds is, dat de
kooper te weinig gold terug ontvangt.
Bij het wisselen van een biljet van 100
Kronen in. een wisselkantoor, waar
tevens kaas en cigaretten werden ver
kocht, werd daarvoor betaald 1 Turk
sche Lira 1 pond, 1 Napoleon, 1 20-
Dinarstuk in goud en 14 Tsjereks; op
een andere wijze kon het niet worden
gepast, en de andere wisselkantoren
volgen dezelfde praktijk, waardoor
men geregeld 2, soms meer, pCt. ver
liest. Duitsch geld circuleert in Alba-
uié in 't geheel niet
OUD GEBRUIK OP TEXEL.
Sedert eeuwen is, zoo vertelt 't
Ilbld., het gewoonte geweest, itdcr
jaar op den laatsten April des avonds
de „Meierblits" te branden en nog
blijft deze eigenaardigheid hier on
verflauwd voortduren. Wat dit eigen
lijk beteekent, weet men niet te zeg
gen.. Ook in het laatst der 18do eeuw
wist men, volgens oude besennjvin
gen, niet uit te maken, of het alleen
een gewoonte van deze eilandbewo
ners was, dan wel, of men het van
vreemden had overgenomen. Wel
licht is het een oniaarding van het
branden van Paaschvuren, als over
blijfsel van den oud-Germaatischen
vuurdienst. Hoe het ook zij, de jeugd
vraagt naar geen afkomst, doch zij
gaat haar gang, omdat anderen liet
haar hebben voorgedaan. En zoo kan
men op den laatsien Aprilavond wel
eens meer dan vijf en-twintig vuren
op verschillende plaatsen van het
eiland zien branden.
Iteeds lang, voordat Grasmaand
haar einde nadert, trekt de jeugd
door de dorpsstraten onder het zin
gen, of liever het uitgalmen, van net
volgende-
„Hooi, hooil
Hei je gien strooi?
Hel je gien ouwe manden?
Dan zelle we de Meierblis branden;
Hekken en stekken, joten en poien;
Wat je niet geeft, dat zeilen we
halen.
Boer, wil jij wat laten staan?
OI we zeilen hekken en stekken
an enden slaan!"
Men heeft dan in het undden een
grooie oude mat, of een zeil en daar
wordt op geladen, wat voor de Meier-
blits ontvangen of gevonden wordt.
Ter rech'.er en ter linker zijde van
het gezelschap loopt een der groot»
ste jongens, en zij roepen ic elke
huisdeur, zonder af te wachten, of
er volk naar voren komt- „Hei je
nog wat voor de Meierblis?"
Natuurlijk gebeurt bet zoo in de
echoonmaakdagen dikwijls, dat er
wat te missen valt, zooals oude mat
jes en kleedjes, behangselpapier, enz.
waarvoor men in huis geen plaats
meer heeft, zoodat de hutsvrouwen
blij zijn op deze wijze van den ouden
rommel af te kunnen komen, ter
wijl de kinderen het met groot ge
noegen aanvaarden voor den gewich
tiger! dag, die straks zal aanbreken.
Heeft nien zoo een vrachtje bijeen
verzameld, dan wordt het naar eene
vooraf bepaalde bewaarplaats ge
bracht, gewoonlijk een ongebruikt
varkenshok of een oud schuurtje.
Zoo trekt men dagelijks door s:la
ten en langs wegen, totdat de 30ste
April aanbreekt. Nu moet de ge-
heele voorraad gebracht worden
naar de plaats, waar men het vuur
zal aansteken. Deze moet op gerui-
meu afstand zijn van woningen en
schuren; ook wordt er rekening ge
houden met de windrichting.
Voor dit laatste vervoer wordt ge
woonlijk van den eenen of anderen
boer een driewieljge kar geleei d,
welk voertuig door* de jongens, dik
wijls ook door meisjes wordt setrok-
ken. Men werkt dan voort met in
spanning van alle krachten, om oj»
tijd gereed te kunnen zijn. Gewoon
lijk is men reeds lang vóór den
avond met het werk klaar.
Tegen den avond ziel men de kin
deren loopen met rauwe aardappelen
aan stukken ijzerdraad gestoken. Ee-
ze worden straks in den vuurgloed
geroosterd en daarna opgegeten
De oudste en grootste jongens be
palen wanneer het oogenblik geko
men is voor het in brand steken van
de Meierblits; en weldra vlamt het
vuur hoog op. In korten tijd er-
brandt dan, wat men met zooveel
moeite en inspanning bijeengebracht
heeft.
Den volgenden morgen wordt nog
eens een bezoek gebracht aan tie
zwarte plek, die is achtergebleven.
En aan de kinderen is als herinne
ring een sterke rook- en brandlucht
te hespeuren, ter gedachtenis aan de
Meierblits.
TIJDBEPALING.
Onderwijzer. Wat komt
met zestig minuten, Frits?
Zoontje van den automobilist.
Zestig kilometer!
NIET BANG.
Hij. Wat, zestig gulden voor een
hoed! Maar kind. dat is een misdaad.
Zij. Nu, wat zou dat? Die mi»,
daad zal op mijn eigen hoofd neerko.
men.
LOGICA.
Frits, zeide de vader, toen hij ein
delijk begon in te zien dat zijn zoon
n et studeerde en veel geld verkwistte.
Frits, wat heb je in het laatste kwar
taal nu geleerd?
Logica, vader, gaf Frits ten ant
woord. Ik kan bijvoorbeeld u bewijzen
dat u niet hier is.
Zoo, zoo. Laat eens hooren.
Zie, vader; u moet óf in Parijs óf
ergens ande s zijn, niet waar?
Zeer zeker.
U is met in Parijs.
Nooit geweest zelfs.
Dan moet u ergens andore wezen,
en als u ergens anders is, kan u ni<s
hier zijn.
lnplaats van te antwoorden, greep
de onwetenschappelijk© vader naar
den wandelstok, die naast hem op ta
fel lag, en liet dien eenige malen neer
dalen op den rug van zijn logischen
zoon.
Vader! rie pFrils, waarom doet u
dat u doet me pijn!
Onmogelijk, sprak de oude heer.
Je hebt zooeven mij bewezen, dat ik
niet hier ben; hoe kan ik je dan pijn
doen?
Ook Frits begreep nu, dat er aan
zijne logica iets haperd*
DAMRUBRIEK.
HAARÏ EMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richte®
aan den heer J Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem No. 560 van GEORGES
DEFOY (Le Damier).
Zwart
i 9 3 4 5
Zwart 13 schijven oip 7, D, 10, 11, 12, 13,15, 16, 19, 20, 30. 35 en S7.
Wit 13 schijven op 21, 22, 24, 27 28, 29, 33, 40, 44, 46, 47, 48 en 50.
Probleem No. 561 van GABRIEL
FABRE (Le Damier).
m
M
B
tóe
4r
(Xb
Ï-%
IÜ
K;
iü
,:.m
«rit
«-V
Zwart 10 schijven op 5,12, 13, 17. 22,
Wit 9 schijven 0[f 15, 21, 33, 34, 38, 3
Oplossingen van deze problemen
worden gaamo ingewacht aan bo
vengenoemd a/ires, uiterlijk Dinsdag
12 Mei a-s.
Oplossing van probleem 556, van den
auteur: Wit 34-29, 25-20. 32- 27, 37
10, 43-38, 24-19, 38—32, 33 4!
De stand was:
Zwart 12 Lijven op 1. 2, 3, 5, 9, 12,
13, 18, 21, 22. 23 en 26.
Wit 11 schijven op 24, 25, 30, 31, 32,
33, 34. 37, 39, 41 cn 43.
Oplossing van probleem 557, van dan
auteur: wit 32-4$. 44 39. 26—21, 214-
23, 37-32. 33 2, 27—21, 2 251
De stand was:
Zwart 12 schijven op 8, 10. 11. 12, 14,
15, 16. 17, 18. 24, 30 on 35.
Wit 11 schijven op '23, 26, 27, 31. 32
33. 37. 38, 40, 44 en 50.
Beide problemen werden goed op
gelost door de heeren R Bouw, M. tea
Brink. J. Jacobeon Azn., A. A. J&xit-
son. P. Jongens, W. J. A. Mails, V.
van Petegem.
EEN MOOIE DAMSLAG VAN DEN IIEER J. ROSELAAR.
m
8>l
6
9
'9
WR
S
m
16
9
m
m
9
26
a
Sj
m
36
•i*
m
m
<6
m