ss a 11 ft ft ft ft cat om aan den aiMcren arm een oer vrijgevallen dames te nemen. De in (spanning, die het hem kostte, als ca valier en gastheer twee dames tege lijk naar haar plaats te geleiden, wis oorzaak dat hij met zijn zakdoek het sweet van het voorhoofd wisschen moest, en zoo had hij niet de gelegen heid, om op eenigerlei wijze zijn on genoegen te kennen te geven of tus- 6chenbeiden te treden. Maar in het hijzonder ergerden hem de blikkou cijner vrouw, waarin alle vreugda der liefhebbende tante, echter ook de volledige triumf der slimme huis vrouw te lezen waren. Overigens ging alles naar wensch. De roode wijn had de gewenscïite temperatuur van 15 graden en was oudde tarbot was kostelijk en de Sauternes verdienstelijk, en de stem ming werd voortdurend meer aange naam en levendig. Nochtans was Dr. Landman blij, toen hij zich na drie volle uren tafel genot met een sigaar in een fauteuil kon werpen, om van al zijn beminne lijkheid in twee richtingen wat uitte rusten. Met zijn vrouw had hij een appeltje te schillen een somberen blik bad hij op haar geworpen en het was maar goed. dat ,,die ondeugende nes ten" den volgenden dag zouden ver- U-oHrrp Ilans en Grietje, van geen kwaad t-ewust. hadden zich „bijzonder" gea museerd en terwijl de nijdiee dokter zijn vrouw eens terdege onderhanden nam en de echtelijke twist voortduur de, zaten de meisjes elk op een kof fer. die al half volgepakt was. Den volgenden morgen dan zouden ze af reizen en haar harljes waren over vol. Ik had nooit gedacht, dat ooms vervelend diner zoo amusant zou zijn gewordenriep Hanna uit. 't Was ook zoo niet bedoeld! zei Grele. Wij waren voorbedachtelijk op den achtergrond gedrongen door oom, die de zon niet in het water kar. zien schijnen, pruilde de een. Hans was bestemd voor Grietje en omgekeerd! meesmuilde do an dere. En toen stonden Hans en Grietjo eensklaps overeind, klapten in de binden, keken elkaar aan met etra- .ende oogen en vielen in elkanders urmen. Hij zei, dat hij gewond was en alleen ik hem kon genezen I De volgende week komt hij bij ons, om mei papa te sprekenI De dokter heeft mij gevraagd als zijn „doktersvrouwlje" vooral rnijn roode wangen te behouden dat was zoo goed voor de practijkl Ik heb slecht geslapen! zei Grcte den volgenden morgen. Iets dergelijks werd door Ilanna beweerd. Tante schreef, trots haar vermoeid heid, nog laat in den avond een lan gen brief aan haar zuster als com mentaar bij hetgeen de meisjes te vertellen hadden, liet slot luidde: Zoo zend ik je ze terug met het bewustzijn, mijn heilige plichten te hebben vervuld Het volgend jaar zul len wij het met zus probeeren. Ats zij zoo lief is als Ilans en Grietje, mag ze voor mijn part ook einde Vbn het seizoen komen! Het Drama. Oom Sebastiaan was ar altijd van verdocht geweest, een dichter te zijn; maar nooit was iemand in de gelegen heid geweest, hem daarvan te overtui gen. Ilij schreef noch gelegenheids-, toch ongelögenhoidsr^edichten mi be schouwde het toosten als een even dwaze als tijdroovende belemmering van het veel aangenamer gastrono misch genot. Wellicht had hij inder tijd zicli eens aan verzerunaken be zondigd; hij had wel zorg gedragen, dat zij niet aan de openbaarheid wa ren prijsgegeven en met de onverbid delijke critiek was hij niet op n ge spannen voet geraakt. De neef en erfgenaam van Sebas tiaan was werkelijk een dichter; zij ne werken waren niet onzichtbaar, zij het dan zichtbaar in de eigen uitga ve van den poëet en in de papiermand van zijn goéde kennissen. Hij was hot harde woord nioe>t er uit prul dichter en, zooals bij dezulken sleeds het geval is: eigenwaan bezat hij in ltonge mate, zoodat hij somwijlen on uitstaanbaar was. Zijn eerste bundel gedichten, waarvan tweehonderd exemplaren cadeau gegeven waren, heette Liefdeslente" en nu. zoo tegen St. Nicolaas, kwam een nieuwe bun- do! „Liefdesaomer" van de pers; zoo als de tuinman ook in December Far- roaviooltjes kweekt, waarvan de ge boorteplaats even ver van Parma ver wijderd is uls Sebastiaan de jongere van „liefde". Alleen hield luij voeling met een ..kunstzuster", de dochter van etn hoogloeraar. Hij hield eigenlijk ge heel alleen van zicluelf, waarbij zijn zielerusl geen gevaar liep; want hij had geen medeminnaars la duchten, d-uir hij van de. aan den man gegeven vergunning om mot schoon te zijn, ven vry indiscreet gebruik maakte. Zekeren dag, na hot oveilijdtn van ztijn oom toeu de Lioldenzonier luj iü graden Cels.us hein toch muur wei nig vermocht te verwarmen en het dichten van een trourzaug, gewijd aan dan dierbaren overledene, schip breuk leed op de vreugde over de pas geerfde veertigduizend gulden, begon hij een ernstig onderzoek in te stillen naar de „onuitgegeven" weiken van a.jïi oorn, die luj in een der laden van een oude schrijftafel dacht aan W. tier feh. Werkelijk vond hij daarin vrij wat paperassen, die echter uieeien- deels uit wuschlijötjes en aannaai m- gen bestonden; want oom bad de )«e- kendo fout van vele rneei gegoeden, zeer slordig in 't be ui ion ie zijn. liet ÏMMik luer, dat Seoosliaun de oudere utar zeiden zijne rekeningen content betaald had, doch tersi na ueiuge krasse heimneruigen aan de op hom "usioudo ve/piichuügeii had Voldaan. Voorts waren met nauwlettende zor gon bewaard gequiltoerde tekeningen, ecepieu tagen winterlmnden en an dere bezwaren, en zelfs schools;11: if- ten van den overledene-; ofsciioon deze niet strekten tot v en-heer lidung iaa c mans aanleg en vorderingen. Doch in eene lade met geheime sluiting. <no hij eerst na veel hoofdbrekens opefi kreeg, lag een bundel papieren, vaar naar de dichter begeerig greep. Dn jawel, wanneer hïj er aan gedacht had. zou hij allicht Heureka hebben uitgeroepen een manuscript kwam hem in handen Dat was een vondst! Sebastiani! junior kwam zichzelven als een kleinen Schliemann voor. Len drama! Merkwaardig dat had hij van oompje toch niet verwacht! Waarom het niet gedrukt, nooit op gevoerd was? Het scheen, dat oom Se- l»ast aan, uit hooghartigheid, niet an deren concurrentie had willen aan doen. Wellicht ook was het /gevoelloos teruggezonden! H.j begon te lezen, las vorder knikte goedkeurend, geraakte in geestdrift en verslond liet laatste, gecLelte. Jammer, dat hij geen dra matisch dichter wusl .Maar hij moest zijn© lier getrouw bnjven; .yrism dichter was hij en daar gevoelde hij roeping en aanleg en inspiratie voor!. Al honderden exemplaren var. zijn Lento- on Zomeraangen waren, en der magen en vrienden, verspre d; daarin zou luj eenmaal uitblinken, roem verwerven en eenmaal zou een onbevooroordeeld nageslacht hem lau weren en onsterfelijk verklaren. Nadat hij een uur iang aan niju pen houder geknabbeld en voor een wit vol papier gezeten had, wist hij een achtregelig gedicht te scheppen. Maar zi jn Pegasus was 'n weinig schuw. Het ontbrak hem in den regel aan stof. Kan de beeldhouwer zonder mar mer. de schilder' zonder .innen, een meesterwerk scheppen? Immens neen. Beide kan men voor zijn goed geld koopen; maar liet blijft aan.de twin tigste eeuw voorbehouden, dramaii- 9c.ie stof voor aankomende poëten verkrijgbaar te stellen, liet ontbrak hem aan stof!... Het werd avond, het werd morgen, wederom avond «ai de Muze kwam niet. Men kan eene Muze maar niet zoo telephoneeren, helaas! En w eder verliepen ca<g en nacht de Muze kwam nog altijd met. Nu viel hein in, misschien wel wat laat, dat ze mis schien zijn adres met wist. Hij te- sloot dan ook kort en goed haar te gaan opzoeken; dat is te zeggen: baar vertegenwoordigster. Deze laatste, moet men weten, was Je bovenbe doelde, zeer beschaafde ontwikkelde dochter van professor Lepidua, die on- menschelijk veel boeken bezat, en nu vertelde de goe-gemeente, dat zij dig allemaal gelezen had. Zij was niet, onaardig van uiterlijk; maar zij had, zooals ingewijden zei den, een enkele fout, namelijk naast baar zeldzame belezenheid een miskenba-ar critischen geest had ze van haar braven vader, een gioot geleerde en vooral gebrekki ge verzen waren haar een gruwel. De schepper daarvan placht ze wel eens uit te lachen. Daar die vroolijkherid echter haar aardig afgmg en Sebas tiaan hare sarcastische opmerkingen niet direct, op zichzelf toepaste, vond hij geen reden orn dat kwalijk te ne- Tot haar begaf hij zich dan thans, om zijn gemoed uit te storten. Do „Muze"-nu was een meisje als vele anderen; daarom zweeg zij hardnek kig. ofschoon ze al lang geraden had, dat de jonkman wat te zeggen had on maar wachtte op een enkel aan moedigend woord. Maar zij had er welbehagen in, zich met hem te verdiepen ;n de weers gesteldheid, als ware zij de echo van hen Meteorologisch instituut Einde lijk hield hij 't niet langer uit. Ziet ge niets aan mij? vroeg hij beteeken is vol. De Muze bekeek hem onschuldig •an het hooid tot do voeten. Och ja. ge hebt u laren scheren. De dramaturg had moeite, om zijn •eroniwaaidiging te bedwingen. Ik heb een drama, barstte hij uit, - of liever 'n treurspel! Zoo. En waar vandaan? Hier! Hij wees natuurlijk op zijn deukershoold. Werkelijk eigen fabrikaat? klonk hot ongetoovig, want zij kende hem en zijne onnoozele dicnteulijke ont boezemingen en had zich met de L.ef- deslente ai kostelijk vorm asst. Zeker; iet3 geheel nieuws, zeg ik ui Alzoo een dementi voor Rabbi Akiba. Vergunt u mij, er u ©en bedrijf van voor te lezen vroeg hij met waardigheid. acht evffn ik moet me eerst van een reserve-zakdoek voorzien, zei het ondeugende nest. Het zal zeker heel roerend wezen. DJ heeft toch zeker voor de noodige vergifti ging en dolksteken gezorgd Een ver- worging, met Bengaalsch vuur, is ook niet kwaad. Bengaalsch vuur I sprak Se bastiaan, als moest hij dat nog eens overwegen. En komt ©r ook een geest in Geen geest waartoe Dus zonder geest, natuur lijk spotte de Muze en tiaar- lachje was minder gulhartig. Geen qmaestie van liet de dra matische dichter onergdenkend hoo- ren Nu, ik luister En het meisje legde haar borduur werk neer. Gaarne zou hij nu de manen ge schud of de lokken achter arden nes geworpen ..ebben bij gebreke daar van tiok hg echter zijn vest ryet een ruk naar beneoen, baalde zgu lijvig schrift uit zijn borstzak en begon voor te lezen en nog wel slecht, zooals de niees'e dichters. Keeus bg de namen der personen hoorde de Muze op met opgeheven borduurnaald luisterde zg rnet sieeus meer gespannen aandacht toe. Nu lachte zij met ineerdooh de fijne neusvleugels trilden. Emilia, Udourdo en Claudia Con- zaga prins van Guastalla, enz., die waren haar als oude bekenden voor gekomen. Eerste bedrijf, in het kabi net van den Prins. Eerste toon eel. De Prins aan zijn schrijftafel, vol brieven en papieren, waarvun hij er eenige doorloopt. En dan die aanhef „Klagen, niets dan klagen 1 Ver zoekschriften, niets als verzoekschrif ten. Wat treurige bezighedenen don benijdt men ons nog...." Nu, wat zegt u er van vroeg hij, nadat hij een oogenblik had moe ten ophouden, om adem te scheppen bevalt het u ur net niïj bevalt r apraK ac Muze, eri zij stond op. Wacht even. Zij verdween in de andere kamer. Lang bleef zij niet weg inunr de pau- zo was voldoende voor Sebastiaan om den tempel van zijn roem in gedach ten op te trekken. Hij zag zijn drama gedrukt, in den Stadsschouwburg op gevoerd hij hoorde de levendige bij valsbetuigingen van het publiek, zag zich voor liet voetlicht roepen en met bloemen huldigen en overlegde, of hg al dan niet den lauwerkrans zich op de slapen zou drukken, toeu de Muze zijn zeer begaafde en belezen kunst zuster terug kwam. In de oogen. ui den trek orn haar mond was ie:s ondeugendszij had de handen achter den rug. Maar toen hij wilde vervolgen, hield zij Item tegen en een opengeslagen boek ondor den neusop het titelblad van-geelachtig papi©r stond te lezen: „Emilia Galotti. Ein Trauerspiel in fuut Aufzügen." Emilia Galotti stamelde de dichter, met een blik 'op den omslag van zijn kostbaar manuscript. Heb je wel eens iets gehoord van zekeren Lessing vroeg het meisje op spotlenden toon. Ja. hij meende daar wel eens iets van te hebben gehoord, maar w ist zich dit niet zoo dadelijk voor den geest te brengen. Zelfs den titel beeft hij van overgenomen wat afschuwelijk pla giaat Dat had ik van Lessing niet gedachtging zij voort, met moeite haar ernst bewarende. Hij rukte haar het bock uit do hand, zag Lessing's treurspel door en ein delijk ging hem een licht op. In zijn woede en verrassing ver raadde de rampzalige nu zijn geheim aan de thans stuipachtig lachende Muze. Zijn oom had zich gewaagd aan eene overzetting van Lessing s treurspel „Einilia Gaiotti'w.iarmo<.e ue niau geen lauweren ingeoogst en uat nij veilig 111 een verborgen hoekje van zijn scnrijltafel opgeborgen huu waar onze dramatische jocrisse het gevonden en eenvoudig zich toe geëigend had. Een mooie erfenis zeide zij, toen z© wat bedaard waszeker schoolwerk van den .ouden Sebas tiaan. Ik wou dat ik hem hier had siste de beklagenswaardige poöet. Lessing spotte zij. Neen mijn oom Sebastiaan Neem wat bruispoeder, mijn vriend. Dat is soms heilzaam Maar het stiefkind van Melpomene had reeas stormachtig de deur achter zich in het slot geworpen en dichter en drama „zag men nimmer weder". Het- vertaalwerk van oom zaliger werd niet weder aan den schuilhoek toevertrouwd thuis gekomen koelde de diep vernederde dichter zijn woede aan het onzalig handschrift, hetwelk oorzaak was, dat hij er zoo jammer lijk ingeloopen was Zijne kunstzuster durfde hij niet meer onder de oogen komen. Kiekjes uit Albanië. De Romeinscho correspondent van het „Alg. Hbld." heeft een landgenoot hooien vertellen van een reis, die hij de vorige weken in Albanië deed, en waarbij hij, omdat hij velerlei intro ducties had en gewoon i3 goed uit zijn oogen te zien, in de gelegenheid was een kijk te krijgen op het nieuwe land in wording. Aan 't interview ontleenen wij De verhouding van de Nederland- sche officieren tol de bevolking is op vallend goed, zoodat de werving voor de gendarmerie hoegenaamd geen moeilijkheden oplevert. Ook do africh ting loopt vlug van stapel, omdat de Albaneezen uilen prachtig schieten kunnen, sterk van lichaam zijn en lieel gewillig. Men zou in korten tijd een prachtig uitziend korps bg elkaar kunnen hebben, als men ze maar klee- den kon. Dat echter gaat uiot zoo go- makkelijk. Uniformen waren er na tuurlijk in dit land niet anders don versleten Turksche en ook de stof ont breekt. De Albancezen dragen in huis geweven witte kleeren. Alle laken in den vreemde bestellen en de unifor men ter plaatse maken, ging niet uit gebrek aan deskundig personeel dit te laten overkomen, zou heel veel ge kost hebben (Albanië is nog arm I) en men kende de maten der rekruten niet, zoodat men geen orders geven kon aan kleermakers in het buiten land Confectiegoed past niet voor de geweldig uit do kluiten gewassen bergbewoners. Dat zijn van die be zwaren. die in West-Europa niet meer bestaan Schoenen waren er ook niet genoegen daarom loopt de Skipe- taar vaak nog als vroeger op Turksche ..papoetsies" zonder hak of schaoht, of zelfs blootsvoets. Paradesoldalen zijn dus de gendar men nog niet, maar goede vechters ei. ieueren keer, uat ze onder tiun nieuwe aanvoerders iu botsing kwa men met ue zoogenaamde iien«ge le gioenen van apirus uat wil zeggen ue Griekscbe rooverbeuuen in het Zui den, behielden ze ae overhand, en net zal hun zeker ouuer aanvoering van kolonel Tlioxnson, die gelukkig weer heelemaal hersteld is en herbenoemd wordt als gouverneur van Epirus, en in wien door ieder een onbegrensd vertrouwen gesielu wordt, binnenkort wel gelukken, de plundeiende en martelende inaraudeurs over de grens te drijven, waar liet geregeld© Griek- sche leger hen dan we) dwingen zal zich verder rustig te houden. De on- j ruststokers, die zich onder zoo n mooi- en naam verschuilen, zijn blijkbaar j de overblijfselen der in Macedonië zoo berucht geworden komitadjis, die tij dens den oorlog in de Servische. Bul- gaarsche en Griekscbe legers werden ingelijfd, maar zich na den vrede niet in krijgstucht konden schikken en i daarom van alle kanten probeeren in Albanië, dat ze als zwakker beschou-1 wen dan de buren rondom, door te dringen en daar hun bestaan van ge welddaden voort te zetten- Met hen af te rekenen is echt politiewerk en daar mee gaan de N'ederlandsche officie ren, die trouwens nu de Albaneesche regeering gehoorzamen, volstrekt niet verder dan de bun door de mogendhe den gegeven opdracht wettigt. Dat de bevolking hun hulp graag aanvaardt, bewijst de groot© eordlafltcft tusschen de Nederlanders en hun Albaneesche collega's. In zijn laatsten brief schrijft de respondent van het Boedapester Fremdenblatt over het leven te Du- razzo o. a. het volgende Wanneer liet mooi weer is, gaat de vorst met zijn gemalin eiken morgen om 9 uur paard rgden. Prins Wilhelm berijdt het mooie zwarte paard, uat ook reeds te Potsdam zijn dienstpaard was en prinses Sophie, die een uit stekend ruiter is en in haar nauw sluitende japon te paard een uitste kend figuur maakt, een Isabelkleuri- ge Oost-Pruisische merrie. En wie dit paar te paard heeft gezien, door een talrijk en veelkleurig gevolg van offi cieren en gendarmen omgeven, dik wijls in wilden galop voortjagend, kan niet ontkennen, dat dat een echt Oostersch tafereel is, dat voor dit wei nig beschaafd volk veel aantrekkelijks heeft en indrukwekkend is. Op mijn vraag waarom prins Wil helm altijd met een zoo groot gevolg rijdt, antwoordde men mij dan ook, dat dit geenszins geschiedt omdat uit noOUig is voor u« veiligheid van zgu leven, maar oniual dit m ovor© stemming is met tiet karakter van voik, uat verwonderd zou opkijken teleurgesteld zou zijn wanneer het zijn vorst zou zien, slechts door enkelen begeleid. Binnen eenige dugen verwacht men een verordening van Essad pasja, waarop zich alle vreemdelingen nu al bijzonder verheugen. Het hotelwezen zal door hem als clief van de politie worden geregeld. Terwijl thans dik wijls 5 tot G personen in een kamer moeten slapen, zal het voortaan ver boden zijn, dat ineer dan 2 personen in één kamer worden ondergebracht, en meer dan 2 francs voor één bed zal de eigenaar voortaan niet meer mogen verlangen tluins betaalt men daarvoor a ii G francs. Wat de post betreft, wijst hij er op, dat de K. K. Oestcrreicliische Pose verreweg hel meeste lo doen heeft, daarna de Italiaansche eri ten slotte de koninklijke Albaneesche Post. In hoev -r he: postverkeer is toegenomen, sedert prins Wilhelm de regeering heeft aanvaard, L'ijkt uit de gegevens van het Oostenriiksche postkantoor, waar nog voor enkele maanden niet meer dan 20 tot 30 brieven en pakket ten dagelijks werden verzonden, ter wijl dit aantal nu tot 2000 is gestegen. Van alle aankomende blieven zijn on geveer 4/5 voor de Oostenrijkschc post bestemd en slechts 1/5 voor de twee andere kantoren. De Albaneesche post heeft liet mees te te doen met den verkoop van Alba- uoosohe postzegels met het portret van Skanderbeg. Do vraag naar deze post zegels is zoo groot, dat dr meer van worden verkocht dan van de Oosten rijkse ie. De valuta is natuurlijk nog geheel ongeregeldofficieel geldt hier de Turksche munt, maar nog liever wordt het Oostenrijkschc geld in beta ling aangenomen, terwijl de 20- en 10- francsstukkon in goud en het Itali aansche, Servische, Griekscbe ©n Montenegrijnsche papieren- en zilver geld hier eveneens circuleeren. Doar- •dbor ontstaat bijna bij elke betaling een onaangename verwarring, waar van het resultaat steeds is, dat de kooper te weinig gold terug ontvangt. Bij het wisselen van een biljet van 100 Kronen in. een wisselkantoor, waar tevens kaas en cigaretten werden ver kocht, werd daarvoor betaald 1 Turk sche Lira 1 pond, 1 Napoleon, 1 20- Dinarstuk in goud en 14 Tsjereks; op een andere wijze kon het niet worden gepast, en de andere wisselkantoren volgen dezelfde praktijk, waardoor men geregeld 2, soms meer, pCt. ver liest. Duitsch geld circuleert in Alba- uié in 't geheel niet OUD GEBRUIK OP TEXEL. Sedert eeuwen is, zoo vertelt 't Ilbld., het gewoonte geweest, itdcr jaar op den laatsten April des avonds de „Meierblits" te branden en nog blijft deze eigenaardigheid hier on verflauwd voortduren. Wat dit eigen lijk beteekent, weet men niet te zeg gen.. Ook in het laatst der 18do eeuw wist men, volgens oude besennjvin gen, niet uit te maken, of het alleen een gewoonte van deze eilandbewo ners was, dan wel, of men het van vreemden had overgenomen. Wel licht is het een oniaarding van het branden van Paaschvuren, als over blijfsel van den oud-Germaatischen vuurdienst. Hoe het ook zij, de jeugd vraagt naar geen afkomst, doch zij gaat haar gang, omdat anderen liet haar hebben voorgedaan. En zoo kan men op den laatsien Aprilavond wel eens meer dan vijf en-twintig vuren op verschillende plaatsen van het eiland zien branden. Iteeds lang, voordat Grasmaand haar einde nadert, trekt de jeugd door de dorpsstraten onder het zin gen, of liever het uitgalmen, van net volgende- „Hooi, hooil Hei je gien strooi? Hel je gien ouwe manden? Dan zelle we de Meierblis branden; Hekken en stekken, joten en poien; Wat je niet geeft, dat zeilen we halen. Boer, wil jij wat laten staan? OI we zeilen hekken en stekken an enden slaan!" Men heeft dan in het undden een grooie oude mat, of een zeil en daar wordt op geladen, wat voor de Meier- blits ontvangen of gevonden wordt. Ter rech'.er en ter linker zijde van het gezelschap loopt een der groot» ste jongens, en zij roepen ic elke huisdeur, zonder af te wachten, of er volk naar voren komt- „Hei je nog wat voor de Meierblis?" Natuurlijk gebeurt bet zoo in de echoonmaakdagen dikwijls, dat er wat te missen valt, zooals oude mat jes en kleedjes, behangselpapier, enz. waarvoor men in huis geen plaats meer heeft, zoodat de hutsvrouwen blij zijn op deze wijze van den ouden rommel af te kunnen komen, ter wijl de kinderen het met groot ge noegen aanvaarden voor den gewich tiger! dag, die straks zal aanbreken. Heeft nien zoo een vrachtje bijeen verzameld, dan wordt het naar eene vooraf bepaalde bewaarplaats ge bracht, gewoonlijk een ongebruikt varkenshok of een oud schuurtje. Zoo trekt men dagelijks door s:la ten en langs wegen, totdat de 30ste April aanbreekt. Nu moet de ge- heele voorraad gebracht worden naar de plaats, waar men het vuur zal aansteken. Deze moet op gerui- meu afstand zijn van woningen en schuren; ook wordt er rekening ge houden met de windrichting. Voor dit laatste vervoer wordt ge woonlijk van den eenen of anderen boer een driewieljge kar geleei d, welk voertuig door* de jongens, dik wijls ook door meisjes wordt setrok- ken. Men werkt dan voort met in spanning van alle krachten, om oj» tijd gereed te kunnen zijn. Gewoon lijk is men reeds lang vóór den avond met het werk klaar. Tegen den avond ziel men de kin deren loopen met rauwe aardappelen aan stukken ijzerdraad gestoken. Ee- ze worden straks in den vuurgloed geroosterd en daarna opgegeten De oudste en grootste jongens be palen wanneer het oogenblik geko men is voor het in brand steken van de Meierblits; en weldra vlamt het vuur hoog op. In korten tijd er- brandt dan, wat men met zooveel moeite en inspanning bijeengebracht heeft. Den volgenden morgen wordt nog eens een bezoek gebracht aan tie zwarte plek, die is achtergebleven. En aan de kinderen is als herinne ring een sterke rook- en brandlucht te hespeuren, ter gedachtenis aan de Meierblits. TIJDBEPALING. Onderwijzer. Wat komt met zestig minuten, Frits? Zoontje van den automobilist. Zestig kilometer! NIET BANG. Hij. Wat, zestig gulden voor een hoed! Maar kind. dat is een misdaad. Zij. Nu, wat zou dat? Die mi», daad zal op mijn eigen hoofd neerko. men. LOGICA. Frits, zeide de vader, toen hij ein delijk begon in te zien dat zijn zoon n et studeerde en veel geld verkwistte. Frits, wat heb je in het laatste kwar taal nu geleerd? Logica, vader, gaf Frits ten ant woord. Ik kan bijvoorbeeld u bewijzen dat u niet hier is. Zoo, zoo. Laat eens hooren. Zie, vader; u moet óf in Parijs óf ergens ande s zijn, niet waar? Zeer zeker. U is met in Parijs. Nooit geweest zelfs. Dan moet u ergens andore wezen, en als u ergens anders is, kan u ni<s hier zijn. lnplaats van te antwoorden, greep de onwetenschappelijk© vader naar den wandelstok, die naast hem op ta fel lag, en liet dien eenige malen neer dalen op den rug van zijn logischen zoon. Vader! rie pFrils, waarom doet u dat u doet me pijn! Onmogelijk, sprak de oude heer. Je hebt zooeven mij bewezen, dat ik niet hier ben; hoe kan ik je dan pijn doen? Ook Frits begreep nu, dat er aan zijne logica iets haperd* DAMRUBRIEK. HAARÏ EMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richte® aan den heer J Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 560 van GEORGES DEFOY (Le Damier). Zwart i 9 3 4 5 Zwart 13 schijven oip 7, D, 10, 11, 12, 13,15, 16, 19, 20, 30. 35 en S7. Wit 13 schijven op 21, 22, 24, 27 28, 29, 33, 40, 44, 46, 47, 48 en 50. Probleem No. 561 van GABRIEL FABRE (Le Damier). m M B tóe 4r (Xb Ï-% IÜ K; iü ,:.m «rit «-V Zwart 10 schijven op 5,12, 13, 17. 22, Wit 9 schijven 0[f 15, 21, 33, 34, 38, 3 Oplossingen van deze problemen worden gaamo ingewacht aan bo vengenoemd a/ires, uiterlijk Dinsdag 12 Mei a-s. Oplossing van probleem 556, van den auteur: Wit 34-29, 25-20. 32- 27, 37 10, 43-38, 24-19, 38—32, 33 4! De stand was: Zwart 12 Lijven op 1. 2, 3, 5, 9, 12, 13, 18, 21, 22. 23 en 26. Wit 11 schijven op 24, 25, 30, 31, 32, 33, 34. 37, 39, 41 cn 43. Oplossing van probleem 557, van dan auteur: wit 32-4$. 44 39. 26—21, 214- 23, 37-32. 33 2, 27—21, 2 251 De stand was: Zwart 12 schijven op 8, 10. 11. 12, 14, 15, 16. 17, 18. 24, 30 on 35. Wit 11 schijven op '23, 26, 27, 31. 32 33. 37. 38, 40, 44 en 50. Beide problemen werden goed op gelost door de heeren R Bouw, M. tea Brink. J. Jacobeon Azn., A. A. J&xit- son. P. Jongens, W. J. A. Mails, V. van Petegem. EEN MOOIE DAMSLAG VAN DEN IIEER J. ROSELAAR. m 8>l 6 9 '9 WR S m 16 9 m m 9 26 a Sj m 36 •i* m m <6 m

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 18