BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ADMMSrRATiE GROOTE HOUTSTRAAT SS.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Voor Eer en Recht.
81e
zaterdag 9 mei im;
Ne 8174
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DA9SLAO KOST
f).20 PER 8 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZDN
ADVERTENTTEN DOS-TREFFEWa
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
Het Rijke Natuurleven
WEEFKUNSTENAARS IN DE
DIERENWERELD.
lederen dog een draadje is een
hemdsmouw iu oen jaar.Dit spreek
woord behoeven we niet te hulp te
roepen bij het beoordeelen van het
werk der weef kunsten aars in de die
renwereld.
Hun aantal is grooter, dan we zoo
oppervlakkig zouden denken.
Daar hebben wc do kleine 'Lei de -
spin het diertje, dat zijn woiidea-um-
tjf zoo kunstig weell aan de kleine
helurkjes en vaak ook aan de andere
planten.
in weinig tijd is uit de ragfijne, ha-
gel witte draden een nestje geweven,
dat, behalve den mooieu vorm ook
nog de typische verdeeling ni twee
kamers vertoont, oen voor de eieren
en een voor do kleine, uitgekomen
epiiuiètjeö.
liet nestje is maar weinig grooter
dan een erwt; maar in zijn bouw en
zijn vorm is het een meesterstukje
Het merkwaardige er van wordt
ïiog verhoogd, doordat het ook getuigt
van het metsel talent der Agroeca s
zooals onze spinnetjes heet en.
Rondom is het belegd met fijne
zandkorreltjes, die daar vermoede
lijk worden aangebracht ooi sluip-
wespjes buiten to houden.
Dat zijn anders dieren, da© voor
uieis schijueu te staan.
De vorige maal s cl neef ik er over,
hu© zelfs bladluizen door hen wor
den aangetast. Niet zelden komt het
ook voor, dat grooie, harige rupsen
door hen worden geïnfecteerd. De
dieren, die ten slotte bezwijken, zien
we dan, als waren z© In den rusttoe
stand, tegen een boom zitten, terwijl
ze in werkelijkheid niet veel meer
zijii dan leeggevreteu rupsenhuidjes.
i'usschen de lange haren ontdek
ken w e dan do gele cocons der sluip
wespen.
Heel gemakkelijk kunnen wo hot
werk dezer kleine wevers leeren ken
nen, als wo wat rupsen van het kool-
witje thuis verzorgen.
Vooral na de vcrvclLingen, dus als
zo een nieuw rekbaar pakjo aan heli-
ben, vertonnen ze een niet te stillen
longer en al worden slechts - heel
kleine sikkelvormige stukjes afgebe
ten, de bladeren vertoonen al heel
gau het ncrvengeraamle.
Dan gebeurt het dikwijls, dat en
kel© dieren hun eetlust gaan vcrlio-
Versche bladeren zijn maar weinig
In staat, het oudo vuur aan te wak
keren en eindelijk zoeken de dieren
een stil hoekje, ver van het drukke
beweeg der nog ©ven vraatzuchtige
vriendjes.
Plotseling zien wo dan,' dat na een
paar uren afwezigheid, do zieke die
ren geheel van gedaante zijn veran
derd.
Hun lichaam is ineen gekrompen
en eeo twintigtal zijden cocons cao
pa. r m.M. lang, zitten op het dorre
ïuidj© gekleefd.
Dat zijn de producten van het weef-
la.ent der kleine larfjes, die de rups
Ie laalste dagen steeds zieker maak
en
Zo waren voortgekomen uit Je mi
croscopisch kleine eitjes, die een
sluipvespjo in do rups had welen te
leggen en, daar ze hun voedsel maar
vc-- het nemen hadden, zal wel heel
gauw met het graven der gangen in
het rupsenliji zijn begonnen.
Een beschrijving van het zichtba
re lijden der aangetaste dieren heb
ik al eens gegeven. Zoo langdurig dit
is, zoo vlug gaat het inspinnen der
larven in zijn werk.
De kleine cocons hebben een har
dere binnenbekleeding, terwijl de
buitenkant zijdeachtig is.
Sommige sluipweeplarven maken te
zomen een algemeen spinsel.
Dn i zien we aan do plantenstengels
oen wollig bolletje hangen, ter groot
te van c-en knikker.
Ee i dikke buitenste laag ligt be
schermend om een minder dichte bin
nenwand en deze omsluit op zijn
beur', weer do dicht opeengedrongeu
afzonderlijke cocons. Dat is een werk,
on a'. dio wanden te verbreken bij
het uitkomen ein toch zijn de wesp
jes, die dit goed beschutte plekje
verlaten, niet veel grooter don een
speld ekn op.
Overal, ook bij do gewone sluip-
wespjes, worden kleine dekseltjes
oitfaoog gewipt en door de ontstane
openingen kruipen de diertjes naar
buiten, om al heel gauw hun rupsen-
moord te beginnen.
Over de spinnende watertor, die
oen overdekt scheepje bouwt voor de
eieren en er zelfs een rnast op plaatst
hoef il< niet uit to weiden.
Die nestjes zijn in liet voorjaar
v.oali genoeg aan de waterplanten te
vinden. Als we wat waterleliebladen
■omkeeren, kunnen we ze soms bij
twee of drie tegelijk bemachtigen.
Zeldzamer en ook nog mooier ;s het
nestje van de waterspin.
Dit diertje maakt aan de planten
stengels een blokvormig weefsel.
Uren kan het daarin vertoeven,
wad'"tend op de kleiuo waterdiertjes,
die van tijd tot tijd voorbij roeien.
Om een behoorlijke hoeveelheid
lucht te hebben, wordt deze van het
wateroppervlak af meegenomen, lus-
stheui do haren van het achterlijf.
Onder het nestje gekomen, strijkt
do spin deze lucht van het lichaam
a'. De opstijgende luchtbelletjes ko
men dan in het klokje terecht. Het
wo ter wordt omlaag gedrongen en
het veilige hoekje is gereed.
Spinnende kevers en wale'rbouw-
kmdige spinnen zijn nu in onzosloo-
ten te vinden. Eigen waarnemingen
naken deze dieren veel belangwek
kender.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
W AT DE HYülèNE ONS GELEERD
HEEFT,
De hygiëne is begonnen met ons .e
ve> tellen, dat zon cu frissohe lucht
iioodig zijn om te kunnen gedijen. Zc
leerde ons nieuwerwelsche meu-
schen méér dan onzen oudere en
grootouders veel naar buiten to
gaan, naar de zon en de frisscho
lucht, en zóó was liet natuurlijk ge
volg daarvan, dat men de schootkin
deren voorloopig ullecu diegenen,
die er wegens zwakte het meest be
hoeft© aan hadden uit het scbool-
lokaal naar buiten haalde, naar bui
ten w aar kwaliteit en kwantiteit van
lucht en licht niet afhankelijk zijn
valt do grootte en de plaats van het
raam, de meer of minder goede wer
king van een ventiator! Do uitbrei
ding der groote steden, bracht lang
zamerhand do noodzakelijkheid mee
voïi vacanlies en naar buiten gaan
De meer welgestelde menschen nemen
uor korter of langer tijd, in Jen
iner met hun kinderen hun toevlucht
tot risuge oasen, met zuiverder luo t
en het was gemakkelijk te zien, dat
■li kinderen aan gezondheid daarbij
wonnen.
Daartoe zijn in de laatste jaren
verschillend© inrichtingen gekomen
die voor hetzelfde doel werken: va-
c-inUekokmies, openiuebt-kolonies en
dergelijke.
De eerste stap daartoe, w erd ge
daan m Engeland: In het jaar 1889
richtte Doctor Cecil lleddie op een
landgoed in Abotsholnio, zijn nieuwe
school op. Zij was in hoofdzaak een
gesticht voor opvoeding, maar inge-
rioht met een ruamen cm nieuwen
biik voor de hygiëne. Dokter Reddie
had zich nl. ten taak gesteld alle
krachten en talenten bij zijn leerlin
gen harmonisch te ontwikkelen, hen
voor het leven op te voeden en tot ge
zonde, nuttige en verstandige leden
der Maatschappij te vormen. Doel
matige* arbeid in tuin, veld af werk
plaats moest de gezonde ontwikke
ling der ledematen bevorderen. De
leerlingen maken zelve hun bedden
op, borstelen hun kleeren en poetsen
hun schoenen.
liet onderwijs, dat zooveel mogelijk
in de buitenlucht wordt gegeven,
duurt telkens slechts 43 minuten in
plaats van oem uur.
liet eten is -eenvoudig maar voed
zaam, hun leefwijze regelmatig en
verstandig; vroeg op; vroeg naar bed,
dagelijks baden en overvloed van
frisscho lucht. liet verblijf is op ze
ven jaar berekend; van 11—18 jaar.
Zij moeten dan in bet leven kunnen
treden; goed toegerust, lichamelijk
zoowel als geestelijk.
Zeven jaar later heeft dr. Herman
Luetz die leeraar was geweest in
AbotSiholme naar dit voorbeeld een
l'indopvoedingsgestioht ln den Harz,
en 3 jaar later weer een in Saksen-
Af einlngen gestidhit.
ln 1992 stichtten een paar enthou
siaste Zwitsers, een dergelijke in
richting in het oudo slot Glariaegg,
aan de Zuidzijde van het meer van
Cons la n z. Een mooiere lagging is moei
lijk denkbaar. Troepjes jongelui
werken er blootshoofds, met harken,
•spade en schop, halen er steen en uil
den grond en bereiden zoo den bodem
voor zaaien en planten, llun kleur is
triadb, het lijf bruin als liet gezicht
en hun bew egingen zijn lenig en vlug.
Bj deze inrichting vormden dus
ook paedagogisch© beginselen den
grondslag.
Hij de z.g, Boschschool, die voor het
eerst, dat is in het jaar lüüi te Gril-
r.ewald nabij Berlijn geopend werd,
was het weer de hygiëne alleen die in
filet oog gehouden werd. Ilier gold het
voornamelijk den strijd tegen bioed-
u moede, scrophuiiose en tuberculosa
Hei zijn dus voornamelijk de zieke
lijke en zwakke kinderen die men óp
he: oog heeft.
Het onderwijs is hier dus ook inge
richt met het oog op zwakke leerlin
gen, die zich niet mogen overspan
nen, weinig en korte lesuren, lange
vrije tusschenpoozen en gedwongen
rusttijden, waarin de kinderen een
iigkuur ondergaan in de frisscho
ludht. Het onderwijs wordt veel
mogelijk buiten gegeven, in de scha
duw op een tegen den wind beschut
te plek; alleen in geval van ongunstig
weer wordt er in een barak gewerkt.
De kost is krachtig em voedzaam en
wo'rdt ook zooweel mogelfijk buiten
genoten. De kinderen staan onder
voortdurend toezicht van den school
arts.
Da boschscliool te Cliarlottenburg
heeft bewezen, dat zij uitstekend
werkt, zoowel opvoedkundig nis hy
giënisch. .Iu vele andere groot© ste
den van Duitschland heeft men het
vcurbeeld van Char lotte ntnïrg ge
volgd.
Yuural Mühlhausen heeft een prach
tii© bosdhschool, die omgeven is door
etn monden tuin met park en een
spu'rrenbosch.
liet geregeld verblijf in de fri=scho
stofvrije lucht, met het goede voed-
sh heeft zoon goeden invloed op de
kinderen, dat zij al heel gauw leven
diger en mededeelzamer worden.
Het is gemakkelijk te begrijpen wel
ku beteekenis dit ook op het zenuw
gestel van het kind moet hebben: weg
ui de woeligheid der groote steden
raar de vrije natuur, onder het cpe-
loi» en op de wandeling wordt hun
oog geopend voor dingen, die zij
vioeger nocet hadden ge kent; zij
krijgen gelegenheid, het leven der
d'eren en planten van nabij te bo-
sduouwen. Dit uitstekende idee van
Charlottenburg heeft den stoot ge
geven aan een beweging, die zich door
al ie landen verspreidt en die groote
beteekenis zal kunnen krijgen vcor
zwakke en armo kinderen der groote
steden!
MARIE VAN AMSTEL.
Terngekeerde Zonne
schijn.
Naar het Engelsch.
liet leven in Jobson's llow alge
meen bekend als „Rotten" Row is
allesbehalve aangenaam. Het is een
donkere, vuile zijstraat van een der
hoofdwegen in het Oostelijk gedeelte
van Londen. Men komt er in door eeu
nauwe poort, die men als vreemde
ling mooite heeft om te vinden. De
bewoners van die straal zijn voor
verreweg liet grootste gedeelte leden
van het uitvaagsel der maatschappij.
Tot vóór eenige weken was de zol-
derkamer van No. 7 het tehuis van
Bert Giilyard, zijn vrouw en hun twee
kinderen. Dat is te zeggen, de moeder
en vader sliepen daar s nachts, en de
twee kindertjes brachten het grootste
deel van den dag door met voor het
venster te staan en te trachten over
de huizen aan de overzijde heen te
kijken hetgeen bijna onmogelijk was.
Mary Giilyard was op het land ge
boren en opgegroeid. Zooals zooveel
andere meisjes kwam zij naar Lon
den om vooruit te konion in de we
reld. Zij had een betrokking gevonden
en begon zich juist in ©enigen wel
stand te verheugen, toen zij Bert ont
moette die op dat oogenblik vast
werk had als tuinman en trouwdo
met hem.
Dat was nu vijf jaar geleden. Spoe
dig na hun huwelijk verkocht kolonel
Mitcbaiu, Beit's meester, zijn huis en
landerijen te Lewishani aan een
vruchtenkwseker, en het Jonge paar
stond zonder middel van bestaan op
siraat. Tegenspoed achtervolgde hen
Bert had na dien tijd heelem&ai geeu
vast werk meer gevonden en zoo wa
ren zij langzaam maar zeker de trap
van do maatschappelijke ladder afge
daald, tot zij Jobson's Row bereikten.
Mary, die zonder succes geprobeerd
had als pakjesdraagster wat te ver
dienen, deed nu haar best wat geld
bij elkaar te krijgen door den verkoop
van boordenknoopjes, tandenborstels
en tandenstokers op het trottoir van
do Oxfordstraat. Bert probeerde aller
lei karweitj'es te krijgen. Soms ging
hij naar Paddington, liep achter rij
tuigen aan op hoop van een vrachtje
van het station naar de verschil
lende woningen.
Dat deed hij iederen dag, toen hij
nu eenige weken geleden om acht uur
ongeveer langs de Oxfordstraat liep
tot de plek, w aar hij wist dat zijn
vrouw zou staan.
Zij zag hem komen en pakte haar
kleinen voorraad in een bonten zak
doek bijeen.
Gelukkig geweest, Bert? vroeg
zij met ©en vermoeiden glimlach.
Geen cent verdiend! antwoord
de hij, wanhopend zijn handen wild
in zijn zakken stekend, en met onver
schillig© oogen naar het modderige
plaveisel kijkend.
Ik heb niet incer verdiend dan
vier stuivers, antwoordde zijno
vrouw. Maar het Is ten minste ge
noeg om aan Rose, die anno kleine
meid wat brood en melk ie geven
Kom, Bert, ga meel ik verlang er ui
naar te weten hoe zij vandaag ge
weest is.
Giilyard nam het pukje van zijn
vrouw over, en stak hel oijna werk
tuigelijk onder zijn arm.
Zij liepen op die koppige, zwijgende
manier verder, zoo eigen aan üerge-
lijkc menschen, totaal niet met elkaar
sprekende of naar elkaar kijkende,
maar toch altijd samen.
Toen zij een schitterend verlichten
banketbakkerswinkel voorbij gingen,
legde Bert zijn hand op den arm van
zijn vrouw.
Mary, zie eens zei hij. Kijk
naar die groote koeken daar op die
plank even buiten de deur. Zouden
de kinderen daar niet heerlijk van
smullen Het zou voor ons zelf ook
niet te versmaden zijnAllemaal in
doozen met de deksels er onder. Als
ik er eens een wegnam, Mary
Neen, Bert, oude jongen, doe dat
nietTot liu toe zijn we in weerwil
vuil alles altijd eerlijk gebleven, laten
wij ons daaraan houden I Misschien
zal or wel gauw geluk voor ons aan
breken. Ééns zal de zon toch wel weer
voor ons schijnen
Zij trok hem mee.
Geluk I bromde de man. Ja,
dat is juist Iets voor ons Wij zijn er
wel dc menschen naar om geluk te
hebben Voor menschen, als wij zijn,
schijnt de zon eenmaal niet, Mary
liet paar ging stilzwijgend verder,
en kwam eindelijk bij den donkeren
ingang van Jobson's ltow.
Toen zij bij de voordeur van No. 7
aankwamen, deed het schreeuwen
van een kind Mary even stilstaan. Dat
schreien bleef aanhouden en haar
v ermoeidheid vergetend, snelde zij de
lange, donkere gang op, gevolgd door
Bert.
Haastig boven aan de trap geko
men, een deur openend, kwamen
moeder cn vader een half donkere,
armoedige kamer binnen, waarin eeu
bed, een paai wankele stoelen, ©en
schilderij van Stouchengo en twee
kinderen.
Het echtpaar Giilyard was thuis.
Op het armzalige bed lag een meis
je van drie jaar te schreien, terwijl
haar broertje van omstreeks een jaar
ouder, met eeu wanhopige» blik op
het ouwelijk gezichtje naast haar
stond.
Och, Bert, nu hebben wij nog
niet eens brood en melk meegebracht!
Ga het zoo gauw mogelijk halen! Voor
tien centen melk, voor vijf centen oud
brood en stop ook een twee-en-een-
halvo-centsstuk in den gasmeter, als
je wilt? Wij moeteu wat licht heb
ben.
Giilyard was maar al te blijten
minste iets voor zijn vrouw te kunnen
doen; hij snelde de trap af, terwijl
Mary haar best deed het kind met be
loften over hetgeen het te w achten
stond tot kalmte te brengen. Een
oogenblik later kwam Bert niet melk
en brood terug, terwijl hij van den
kruidenier uit de buurt een oud pak-
kistjo had gekregen.
Vlug het kistje in stukken splijtend,
legdo hij het hout in den haard en
spoedig zat liet huisgezin om ©en vroo»
lijk vuur geschaard. Rose kreeg dien
avond het grootste deel van het mid
dagmaal. De rest van liet gezin at
van do overblijfselen van het oude
brood, de warme melk aan de kleine
zieke overlatend, die spoedig vast
sliep.
Mary bracht haar voorzichtig naar
bed «O ging toen naast liaur liggi Q.
De jongen volgde spoedig en kroop
dicht bij zijn moedc-r. Spoedig waren
zij alle drie vast in slaap alleen Bert
bleef naar het uitdoovende vuur zit
ten staren.
Zoo was er misschien een kwartier
voorbij gegaan, toen hij zich aan zijn
mouw voelde trekken en opkijkend
zag hij, dat Rose uit bed gekropen
was eu bij hem gekomen. 11 ij kuste
haar hartelijk op liet magere gezicht
je en voelde dat het heet en d'iooo
was.
Wat scheelt er aan. kleintje? Kui
je niet slapen fluisterde hij.
Neen to veel honger en dorst
Er is heelemasl geen brood meer,
kindje, en ook geen melk i Kun je uict
tot rnoigeu wacliten t vroeg hij
wanhopig, wel wetend dat ue morgen
niet anuers kon brengen dan hoop,
en nog niet eens veel.
ie hongerig. fluisterde het
zieko kind. K Zou zoo graag wal
lekkers hebben. Ken u mij met wat
lekkers geven, vadertje?
Een kerkklok ergens ut de verte
sloeg negen uur. Bert keek naar zijn
slapend© vrouw.
Zou jo graag wat koekjes willen
hebben, kinujo? vroeg hij zacht
aan hel kind.
U ja I fluisterde zij vol vreug
de terug.
Ga dan nu stilletjes naast moesje
liggen, en dan ben ik m een wip te
rug met wat koek 1 zei Bert.
Buiten gekomen, liep inj haastig
voort, totdat bij de Oxfordstraat in
sloeg. Gelukkig I De winkel van den
banketbakker was nog open. En die
zelfde koeken lagen er nog.
Hij keek <lc straat langs. Er waren
maar weinig menschen. Hij kwam
dichter bij de deur en de koek. Ter
wijl hij dat deed kwam er een juf
frouw, beladen met pakjes en
Paascueieren en met een kindje op
den arm uit den winkel.
Rose moest óók wat hebban, op
welke manier dan ook.
De kust was nu vrij.
Vlug op de deur af stappend, bukte
hij zich snel en greep een van de doo
zen met koek, deed het deksel toe en
verborg de doos onder zijn jas
"I oen ibij eenige meters ver was.
ging hij even in een portiek suan era
het pakje wat gemakkelijker en vei
lige.- te verbergen.
Voordat hij bet wegstak, «nies: 1.ij
toch eens even naar d:e bruine heer
lijkheid van de koek kijken.
Hot deksel er af nemend, haalde i ij
de koek uit zijn nest van wit papier
te voorschijn.
Iets eigenaardigs in het gevoel
trof hom. Hij rook er aan maar de
koek rook niet zooals andere. Ilj
tikte er tegen en de koek klonk hol.
llij likto er weer tegen en nu viel rlo
helft er van met een geluid als v..n
hout op den grond.
Het was niets dan een leege Koek
doos niets dun een houten imita
tie cm ra de etalage te zetten.
UiJ raapte de gevallen helft op
past© het weer aan elkaar eu keek
er met tegenzin naar. Zoo had hij
du een dief van zichzelf gem.vak',
voor zooiets! En terwijl hy er naai'
keek kwam er een gevoel van wilde
woede over hem. Hij voelde groote»
aandrang het een of surfer te v._r-
rjcrfen! iemand moest daarvoor lij
den!
Hij ging weer op straat met liet
vaste voornemen de rampzalige decs
FEUILLETON
Roman van O. Eist er.
7)
Waarom zou hij met zulke middelen
o©,\ niet het onervaren hart van Eri-
ka kunnen veroveren?
Als zc maar niet zoo spolteud
lachte.
En do baron met zijn ruwe, joviale
manieren was ook niet geheel te ver
trouwen.
Verschrikkelijk waren de oude rent
meester, Grupe en zijn vrouw, die
vroeger „schooljuffrouw" was ge
weest. Daarentegen stond Tina, de
dochter, geheel aan zijn zijde dat
had Stanislaus direct bemerkt.
Nu kwam het er op aan, zijn hou
ding tegenover al deze verschillende
karakters op Fritz Born kwam het
met aan verstandig en zaakkundig
af te passen. Tegenover de vrouwen
was dat gemakkelijk, tegenover de
mannen echter lastiger.
Stanislaus had al begrepen, dat hij
rich de gunst van den baron slechts
verwerven kon, als hij zich niet al
leen den schijn gaf. dat hij ziel» bij
zonder voor den landbouw interes
seerde, maar ook, dat hij flink kon
paardrijden en dat wilde hij 's mid
dags. als hij het paard van den rent
meester bereed, tons probeeren.
Hij was te dikwijls op de renbaan
te Berlijn geweest om niet eenige
paardenkennis opgedaan te hebben.
Al de gebruikelijke termen had hij
daar leeren kennen en zoo toond© hij
's middags bij het rijden een „paarde-
verstand', dat den baron verbaasde.
Hoe weet u dat alles? vroeg hij.
Ik wilde bij de cavalerie officier
worden, antwoordde Stanislaus be
scheiden en toch met een zeker zelf
bewustzijn. Bovendien, baron, ben ik
een jaar in het cadeltenkorps ge
weest, waar wij les in het paardrij
den kregen.
Waarom hebt u dat niet direct
gezegd, dan had ik u die oude bruine
niet laten geven.
Alleen rentmeester Grupe liet zich
niet bedriegen.
Allemaal praatjes, baron, zei hij
later tot dezen. Do jonge meneer
6preekt als een jockey op de renbaan,
maar niet alsof hij werkelijk ver
stand van paarden heeft.
Nu, nu, Grupe nu niet direct
mopperen. Wij zijn ook eens jong ge
weest en hebben leergeld moeten be
talen.
Maar niet op de renbaan, baron.
Jij tenminste niet, oud« vriend.
Ik heb er echter heel wat geleerd.
Mijnentwege, baron. Maar mijn
bruine krijgt de jonge meneer niet
weer, hij heeft het armo dier totaal
afgereden en voor bravourstukken is
het beest werkelijk te oud.
Daar heb je gelijk aan. Wij zul
len hem morgen eens op Born's paard
zetten.
Dat heeft kuren, baron.
Dat hindert ntet. Dan kan hij
tevens toonen, of hij werkelijk rijden
kan.
Voor het diner zeidc de baron tot
zijn vrouw:
Je gunsteling schijnt mee te val
len. Van den landbouw heeft hij wel
iswaar geen greintjo begrip, maar
hij heeft blijkbaar groote ambitie en
hij toont veel belangstelling. Hij
lijkt een goed ruiter tc zijn.
Het doet me genoegen, dat je met
hem tevreden bent, antwoordde de
barones Ik moet bekennen, dat ik
levendig belang in den jongen man
6lcl, die zich ongelukkig schijnt te
voelen, want die zwaarmoedigheid is
toch niet in overeenstemming met zijn
jeugd.
Bezigheid zal de melancholie wel
doen verdwijnen. Hedenmiddag merk
te ik niets daarvan tenminste. Hij
was opgeruimd en vrooiijk.
Wat verheugt me dat! Ik geloof
ook, dat hij hier bij ons alle ellende
wel zal vergeten.
Wij zullen het hopen. Voor zoo
ver het aan mij ligt, zal het gebeuren
om van hein een braaf en knap man
te maken.
Dat zal wel gelukken, want de
kern is goed.
Dat geloof ik ook, maar wij zul
len zien.
Zoo had Stanislaus zich ook in de
gunst van den baron gedrongen, door
dat hij sluw diens karakter en zwak
ke eigenschappen had doorzien.
Nu kwam het er nog op aan, de
belangstelling van Erika te trekken.
Den avond wilde Stanislaus benutten,
om de eigenaardigheden der jonge
dame nader te bestudeeren.
Erika was 'e avonds slecht gehu
meurd Zij had met Fritz Born ge
twist, want deze had beweerd, dat
zijn vos sneller was dan haar ponny
en deze in vijf minuten kon inhalen.
En toen ze in een weiland een wedren
hadden gehouden, had Fritz Born
haar zelfs in drie minuten iugehaald
en haar daarmede bespot. Dat kon
zij niet goed verkroppen-en zij deed
zich gevoelen als de dochter van ba
ron Hambach—WAldstetten. Hij had
haar toen vreemd aangezien, had
zijn hoed eerbiedig groetend afgeno
men en was zwijgend weggereden.
Zij ergerde zich over haar domheid
en over de trots van Fritz Bom. Zon
der een woord te zeggen, zat zij mede
aan tafel bij het avondmaal en toen
haar moeder haar later vroeg, to spe
len, beweerde ze, hoofdpijn te hebben
en niet te kunnen spelen.
Nu, dan wil meneer von Pro-
kowski ons wel eens op zijn viool
voorspelen, zei de barones. Niet waar,
meneer von Prokowski?
Zeer gaarne, barones, haastte
Stanislaus zich te antwoorden. Ik
vraag u echter om verontschuldiging,
wanneer ik aan uw verwachtingen
niet beantwoord.
Nu speelde Stanislaus echter wer
kelijk zeer goed en hij verstond het,
eenvoudige, maar tot het hart spre
kende melodieën te kiezen, die hij
met diep gevoel en groote handigheid
variëerde. Hij koos met opzet senti
menteels, zwaarmoedige wijzen, be
kende volksliederen, die hij heel har
monisch ln elkaar wist to weveu. Met
zware muziek liet hij zich heden niet
in, hij had direct gemerkt, dat Erika
daarvoor weinig belangstelling had
en hij bemerkte tot zijn geheime
vreugde, dat Erika opmerkzaam toe
hoorde cn door zijn spel scheen be
koord Hij liet zijn viool daarom nog
weeker zingen en klagen, zette zijn
meest zwaarmoedig gezicht en scheen
geheel en al in de klagende melo
dieën, die hij aan zijn viool ontlokte
op te gaan.
De barones was verrukt en miss
Baylay zwom in tranen. Ook Erika
kon zich aan den invloed van de tee-
re klanken niet onttrc-kken, van klas
sieke muziek begreep zij weliswaar
niet veel, maar deze bekende, zoo
vreemd gevarieerde volksliederen,
verstond zc; deze spraken tot haar
hart.
De melodieën omgaven haar als de
zoele, lucht van een warmen zomer-
nacht, wanneer de sterren schitter
den cn de maan haar magisch licht
over de sluimerende, drooraende
aarde spreidde. Zij kon den blik i iet
van den spelende afwenden, die daar
stond, meegesleept door zijn eigen
spel schijnbaar alles om zich been
vergetend en slechts nu en dan uit
zijn donkere droomerigc oogen een
vurigen blik op haar werpend, n's
zijn viool blij juichte of in zacht kla
gen scheen weg te smelten.
Met geheel andere oogen bezag zij
nu den „knappen Stanislaus". 7,i]
voelde, dat in hem toch iets leefde cn
bruiste, dat niet te verwerpen -1.
maar achting verdiende, d.v <p he;
hart van andere mens. inwerkte
en gevoelens, gedac ©en en stf innin
gen schiep, die Frik a tem r.ste tot
zoolang v:, gebleven waren, doch
haar c: eei. eige* n;-ruige tooverirg
Toen Stanislaus met een zacht ada
gio c; gde en als vermoeid de viool
'■c zakken, de oogen sluitend en hel
hoofd neerbuigend, als kon hij d v
smart niet dragen, kwam cr geen e r.d