BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ADMMSrRATiE GROOTE HOUTSTRAAT SS. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Voor Eer en Recht. 81e zaterdag 9 mei im; Ne 8174 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DA9SLAO KOST f).20 PER 8 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZDN ADVERTENTTEN DOS-TREFFEWa ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT Het Rijke Natuurleven WEEFKUNSTENAARS IN DE DIERENWERELD. lederen dog een draadje is een hemdsmouw iu oen jaar.Dit spreek woord behoeven we niet te hulp te roepen bij het beoordeelen van het werk der weef kunsten aars in de die renwereld. Hun aantal is grooter, dan we zoo oppervlakkig zouden denken. Daar hebben wc do kleine 'Lei de - spin het diertje, dat zijn woiidea-um- tjf zoo kunstig weell aan de kleine helurkjes en vaak ook aan de andere planten. in weinig tijd is uit de ragfijne, ha- gel witte draden een nestje geweven, dat, behalve den mooieu vorm ook nog de typische verdeeling ni twee kamers vertoont, oen voor de eieren en een voor do kleine, uitgekomen epiiuiètjeö. liet nestje is maar weinig grooter dan een erwt; maar in zijn bouw en zijn vorm is het een meesterstukje Het merkwaardige er van wordt ïiog verhoogd, doordat het ook getuigt van het metsel talent der Agroeca s zooals onze spinnetjes heet en. Rondom is het belegd met fijne zandkorreltjes, die daar vermoede lijk worden aangebracht ooi sluip- wespjes buiten to houden. Dat zijn anders dieren, da© voor uieis schijueu te staan. De vorige maal s cl neef ik er over, hu© zelfs bladluizen door hen wor den aangetast. Niet zelden komt het ook voor, dat grooie, harige rupsen door hen worden geïnfecteerd. De dieren, die ten slotte bezwijken, zien we dan, als waren z© In den rusttoe stand, tegen een boom zitten, terwijl ze in werkelijkheid niet veel meer zijii dan leeggevreteu rupsenhuidjes. i'usschen de lange haren ontdek ken w e dan do gele cocons der sluip wespen. Heel gemakkelijk kunnen wo hot werk dezer kleine wevers leeren ken nen, als wo wat rupsen van het kool- witje thuis verzorgen. Vooral na de vcrvclLingen, dus als zo een nieuw rekbaar pakjo aan heli- ben, vertonnen ze een niet te stillen longer en al worden slechts - heel kleine sikkelvormige stukjes afgebe ten, de bladeren vertoonen al heel gau het ncrvengeraamle. Dan gebeurt het dikwijls, dat en kel© dieren hun eetlust gaan vcrlio- Versche bladeren zijn maar weinig In staat, het oudo vuur aan te wak keren en eindelijk zoeken de dieren een stil hoekje, ver van het drukke beweeg der nog ©ven vraatzuchtige vriendjes. Plotseling zien wo dan,' dat na een paar uren afwezigheid, do zieke die ren geheel van gedaante zijn veran derd. Hun lichaam is ineen gekrompen en eeo twintigtal zijden cocons cao pa. r m.M. lang, zitten op het dorre ïuidj© gekleefd. Dat zijn de producten van het weef- la.ent der kleine larfjes, die de rups Ie laalste dagen steeds zieker maak en Zo waren voortgekomen uit Je mi croscopisch kleine eitjes, die een sluipvespjo in do rups had welen te leggen en, daar ze hun voedsel maar vc-- het nemen hadden, zal wel heel gauw met het graven der gangen in het rupsenliji zijn begonnen. Een beschrijving van het zichtba re lijden der aangetaste dieren heb ik al eens gegeven. Zoo langdurig dit is, zoo vlug gaat het inspinnen der larven in zijn werk. De kleine cocons hebben een har dere binnenbekleeding, terwijl de buitenkant zijdeachtig is. Sommige sluipweeplarven maken te zomen een algemeen spinsel. Dn i zien we aan do plantenstengels oen wollig bolletje hangen, ter groot te van c-en knikker. Ee i dikke buitenste laag ligt be schermend om een minder dichte bin nenwand en deze omsluit op zijn beur', weer do dicht opeengedrongeu afzonderlijke cocons. Dat is een werk, on a'. dio wanden te verbreken bij het uitkomen ein toch zijn de wesp jes, die dit goed beschutte plekje verlaten, niet veel grooter don een speld ekn op. Overal, ook bij do gewone sluip- wespjes, worden kleine dekseltjes oitfaoog gewipt en door de ontstane openingen kruipen de diertjes naar buiten, om al heel gauw hun rupsen- moord te beginnen. Over de spinnende watertor, die oen overdekt scheepje bouwt voor de eieren en er zelfs een rnast op plaatst hoef il< niet uit to weiden. Die nestjes zijn in liet voorjaar v.oali genoeg aan de waterplanten te vinden. Als we wat waterleliebladen ■omkeeren, kunnen we ze soms bij twee of drie tegelijk bemachtigen. Zeldzamer en ook nog mooier ;s het nestje van de waterspin. Dit diertje maakt aan de planten stengels een blokvormig weefsel. Uren kan het daarin vertoeven, wad'"tend op de kleiuo waterdiertjes, die van tijd tot tijd voorbij roeien. Om een behoorlijke hoeveelheid lucht te hebben, wordt deze van het wateroppervlak af meegenomen, lus- stheui do haren van het achterlijf. Onder het nestje gekomen, strijkt do spin deze lucht van het lichaam a'. De opstijgende luchtbelletjes ko men dan in het klokje terecht. Het wo ter wordt omlaag gedrongen en het veilige hoekje is gereed. Spinnende kevers en wale'rbouw- kmdige spinnen zijn nu in onzosloo- ten te vinden. Eigen waarnemingen naken deze dieren veel belangwek kender. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen W AT DE HYülèNE ONS GELEERD HEEFT, De hygiëne is begonnen met ons .e ve> tellen, dat zon cu frissohe lucht iioodig zijn om te kunnen gedijen. Zc leerde ons nieuwerwelsche meu- schen méér dan onzen oudere en grootouders veel naar buiten to gaan, naar de zon en de frisscho lucht, en zóó was liet natuurlijk ge volg daarvan, dat men de schootkin deren voorloopig ullecu diegenen, die er wegens zwakte het meest be hoeft© aan hadden uit het scbool- lokaal naar buiten haalde, naar bui ten w aar kwaliteit en kwantiteit van lucht en licht niet afhankelijk zijn valt do grootte en de plaats van het raam, de meer of minder goede wer king van een ventiator! Do uitbrei ding der groote steden, bracht lang zamerhand do noodzakelijkheid mee voïi vacanlies en naar buiten gaan De meer welgestelde menschen nemen uor korter of langer tijd, in Jen iner met hun kinderen hun toevlucht tot risuge oasen, met zuiverder luo t en het was gemakkelijk te zien, dat ■li kinderen aan gezondheid daarbij wonnen. Daartoe zijn in de laatste jaren verschillend© inrichtingen gekomen die voor hetzelfde doel werken: va- c-inUekokmies, openiuebt-kolonies en dergelijke. De eerste stap daartoe, w erd ge daan m Engeland: In het jaar 1889 richtte Doctor Cecil lleddie op een landgoed in Abotsholnio, zijn nieuwe school op. Zij was in hoofdzaak een gesticht voor opvoeding, maar inge- rioht met een ruamen cm nieuwen biik voor de hygiëne. Dokter Reddie had zich nl. ten taak gesteld alle krachten en talenten bij zijn leerlin gen harmonisch te ontwikkelen, hen voor het leven op te voeden en tot ge zonde, nuttige en verstandige leden der Maatschappij te vormen. Doel matige* arbeid in tuin, veld af werk plaats moest de gezonde ontwikke ling der ledematen bevorderen. De leerlingen maken zelve hun bedden op, borstelen hun kleeren en poetsen hun schoenen. liet onderwijs, dat zooveel mogelijk in de buitenlucht wordt gegeven, duurt telkens slechts 43 minuten in plaats van oem uur. liet eten is -eenvoudig maar voed zaam, hun leefwijze regelmatig en verstandig; vroeg op; vroeg naar bed, dagelijks baden en overvloed van frisscho lucht. liet verblijf is op ze ven jaar berekend; van 11—18 jaar. Zij moeten dan in bet leven kunnen treden; goed toegerust, lichamelijk zoowel als geestelijk. Zeven jaar later heeft dr. Herman Luetz die leeraar was geweest in AbotSiholme naar dit voorbeeld een l'indopvoedingsgestioht ln den Harz, en 3 jaar later weer een in Saksen- Af einlngen gestidhit. ln 1992 stichtten een paar enthou siaste Zwitsers, een dergelijke in richting in het oudo slot Glariaegg, aan de Zuidzijde van het meer van Cons la n z. Een mooiere lagging is moei lijk denkbaar. Troepjes jongelui werken er blootshoofds, met harken, •spade en schop, halen er steen en uil den grond en bereiden zoo den bodem voor zaaien en planten, llun kleur is triadb, het lijf bruin als liet gezicht en hun bew egingen zijn lenig en vlug. Bj deze inrichting vormden dus ook paedagogisch© beginselen den grondslag. Hij de z.g, Boschschool, die voor het eerst, dat is in het jaar lüüi te Gril- r.ewald nabij Berlijn geopend werd, was het weer de hygiëne alleen die in filet oog gehouden werd. Ilier gold het voornamelijk den strijd tegen bioed- u moede, scrophuiiose en tuberculosa Hei zijn dus voornamelijk de zieke lijke en zwakke kinderen die men óp he: oog heeft. Het onderwijs is hier dus ook inge richt met het oog op zwakke leerlin gen, die zich niet mogen overspan nen, weinig en korte lesuren, lange vrije tusschenpoozen en gedwongen rusttijden, waarin de kinderen een iigkuur ondergaan in de frisscho ludht. Het onderwijs wordt veel mogelijk buiten gegeven, in de scha duw op een tegen den wind beschut te plek; alleen in geval van ongunstig weer wordt er in een barak gewerkt. De kost is krachtig em voedzaam en wo'rdt ook zooweel mogelfijk buiten genoten. De kinderen staan onder voortdurend toezicht van den school arts. Da boschscliool te Cliarlottenburg heeft bewezen, dat zij uitstekend werkt, zoowel opvoedkundig nis hy giënisch. .Iu vele andere groot© ste den van Duitschland heeft men het vcurbeeld van Char lotte ntnïrg ge volgd. Yuural Mühlhausen heeft een prach tii© bosdhschool, die omgeven is door etn monden tuin met park en een spu'rrenbosch. liet geregeld verblijf in de fri=scho stofvrije lucht, met het goede voed- sh heeft zoon goeden invloed op de kinderen, dat zij al heel gauw leven diger en mededeelzamer worden. Het is gemakkelijk te begrijpen wel ku beteekenis dit ook op het zenuw gestel van het kind moet hebben: weg ui de woeligheid der groote steden raar de vrije natuur, onder het cpe- loi» en op de wandeling wordt hun oog geopend voor dingen, die zij vioeger nocet hadden ge kent; zij krijgen gelegenheid, het leven der d'eren en planten van nabij te bo- sduouwen. Dit uitstekende idee van Charlottenburg heeft den stoot ge geven aan een beweging, die zich door al ie landen verspreidt en die groote beteekenis zal kunnen krijgen vcor zwakke en armo kinderen der groote steden! MARIE VAN AMSTEL. Terngekeerde Zonne schijn. Naar het Engelsch. liet leven in Jobson's llow alge meen bekend als „Rotten" Row is allesbehalve aangenaam. Het is een donkere, vuile zijstraat van een der hoofdwegen in het Oostelijk gedeelte van Londen. Men komt er in door eeu nauwe poort, die men als vreemde ling mooite heeft om te vinden. De bewoners van die straal zijn voor verreweg liet grootste gedeelte leden van het uitvaagsel der maatschappij. Tot vóór eenige weken was de zol- derkamer van No. 7 het tehuis van Bert Giilyard, zijn vrouw en hun twee kinderen. Dat is te zeggen, de moeder en vader sliepen daar s nachts, en de twee kindertjes brachten het grootste deel van den dag door met voor het venster te staan en te trachten over de huizen aan de overzijde heen te kijken hetgeen bijna onmogelijk was. Mary Giilyard was op het land ge boren en opgegroeid. Zooals zooveel andere meisjes kwam zij naar Lon den om vooruit te konion in de we reld. Zij had een betrokking gevonden en begon zich juist in ©enigen wel stand te verheugen, toen zij Bert ont moette die op dat oogenblik vast werk had als tuinman en trouwdo met hem. Dat was nu vijf jaar geleden. Spoe dig na hun huwelijk verkocht kolonel Mitcbaiu, Beit's meester, zijn huis en landerijen te Lewishani aan een vruchtenkwseker, en het Jonge paar stond zonder middel van bestaan op siraat. Tegenspoed achtervolgde hen Bert had na dien tijd heelem&ai geeu vast werk meer gevonden en zoo wa ren zij langzaam maar zeker de trap van do maatschappelijke ladder afge daald, tot zij Jobson's Row bereikten. Mary, die zonder succes geprobeerd had als pakjesdraagster wat te ver dienen, deed nu haar best wat geld bij elkaar te krijgen door den verkoop van boordenknoopjes, tandenborstels en tandenstokers op het trottoir van do Oxfordstraat. Bert probeerde aller lei karweitj'es te krijgen. Soms ging hij naar Paddington, liep achter rij tuigen aan op hoop van een vrachtje van het station naar de verschil lende woningen. Dat deed hij iederen dag, toen hij nu eenige weken geleden om acht uur ongeveer langs de Oxfordstraat liep tot de plek, w aar hij wist dat zijn vrouw zou staan. Zij zag hem komen en pakte haar kleinen voorraad in een bonten zak doek bijeen. Gelukkig geweest, Bert? vroeg zij met ©en vermoeiden glimlach. Geen cent verdiend! antwoord de hij, wanhopend zijn handen wild in zijn zakken stekend, en met onver schillig© oogen naar het modderige plaveisel kijkend. Ik heb niet incer verdiend dan vier stuivers, antwoordde zijno vrouw. Maar het Is ten minste ge noeg om aan Rose, die anno kleine meid wat brood en melk ie geven Kom, Bert, ga meel ik verlang er ui naar te weten hoe zij vandaag ge weest is. Giilyard nam het pukje van zijn vrouw over, en stak hel oijna werk tuigelijk onder zijn arm. Zij liepen op die koppige, zwijgende manier verder, zoo eigen aan üerge- lijkc menschen, totaal niet met elkaar sprekende of naar elkaar kijkende, maar toch altijd samen. Toen zij een schitterend verlichten banketbakkerswinkel voorbij gingen, legde Bert zijn hand op den arm van zijn vrouw. Mary, zie eens zei hij. Kijk naar die groote koeken daar op die plank even buiten de deur. Zouden de kinderen daar niet heerlijk van smullen Het zou voor ons zelf ook niet te versmaden zijnAllemaal in doozen met de deksels er onder. Als ik er eens een wegnam, Mary Neen, Bert, oude jongen, doe dat nietTot liu toe zijn we in weerwil vuil alles altijd eerlijk gebleven, laten wij ons daaraan houden I Misschien zal or wel gauw geluk voor ons aan breken. Ééns zal de zon toch wel weer voor ons schijnen Zij trok hem mee. Geluk I bromde de man. Ja, dat is juist Iets voor ons Wij zijn er wel dc menschen naar om geluk te hebben Voor menschen, als wij zijn, schijnt de zon eenmaal niet, Mary liet paar ging stilzwijgend verder, en kwam eindelijk bij den donkeren ingang van Jobson's ltow. Toen zij bij de voordeur van No. 7 aankwamen, deed het schreeuwen van een kind Mary even stilstaan. Dat schreien bleef aanhouden en haar v ermoeidheid vergetend, snelde zij de lange, donkere gang op, gevolgd door Bert. Haastig boven aan de trap geko men, een deur openend, kwamen moeder cn vader een half donkere, armoedige kamer binnen, waarin eeu bed, een paai wankele stoelen, ©en schilderij van Stouchengo en twee kinderen. Het echtpaar Giilyard was thuis. Op het armzalige bed lag een meis je van drie jaar te schreien, terwijl haar broertje van omstreeks een jaar ouder, met eeu wanhopige» blik op het ouwelijk gezichtje naast haar stond. Och, Bert, nu hebben wij nog niet eens brood en melk meegebracht! Ga het zoo gauw mogelijk halen! Voor tien centen melk, voor vijf centen oud brood en stop ook een twee-en-een- halvo-centsstuk in den gasmeter, als je wilt? Wij moeteu wat licht heb ben. Giilyard was maar al te blijten minste iets voor zijn vrouw te kunnen doen; hij snelde de trap af, terwijl Mary haar best deed het kind met be loften over hetgeen het te w achten stond tot kalmte te brengen. Een oogenblik later kwam Bert niet melk en brood terug, terwijl hij van den kruidenier uit de buurt een oud pak- kistjo had gekregen. Vlug het kistje in stukken splijtend, legdo hij het hout in den haard en spoedig zat liet huisgezin om ©en vroo» lijk vuur geschaard. Rose kreeg dien avond het grootste deel van het mid dagmaal. De rest van liet gezin at van do overblijfselen van het oude brood, de warme melk aan de kleine zieke overlatend, die spoedig vast sliep. Mary bracht haar voorzichtig naar bed «O ging toen naast liaur liggi Q. De jongen volgde spoedig en kroop dicht bij zijn moedc-r. Spoedig waren zij alle drie vast in slaap alleen Bert bleef naar het uitdoovende vuur zit ten staren. Zoo was er misschien een kwartier voorbij gegaan, toen hij zich aan zijn mouw voelde trekken en opkijkend zag hij, dat Rose uit bed gekropen was eu bij hem gekomen. 11 ij kuste haar hartelijk op liet magere gezicht je en voelde dat het heet en d'iooo was. Wat scheelt er aan. kleintje? Kui je niet slapen fluisterde hij. Neen to veel honger en dorst Er is heelemasl geen brood meer, kindje, en ook geen melk i Kun je uict tot rnoigeu wacliten t vroeg hij wanhopig, wel wetend dat ue morgen niet anuers kon brengen dan hoop, en nog niet eens veel. ie hongerig. fluisterde het zieko kind. K Zou zoo graag wal lekkers hebben. Ken u mij met wat lekkers geven, vadertje? Een kerkklok ergens ut de verte sloeg negen uur. Bert keek naar zijn slapend© vrouw. Zou jo graag wat koekjes willen hebben, kinujo? vroeg hij zacht aan hel kind. U ja I fluisterde zij vol vreug de terug. Ga dan nu stilletjes naast moesje liggen, en dan ben ik m een wip te rug met wat koek 1 zei Bert. Buiten gekomen, liep inj haastig voort, totdat bij de Oxfordstraat in sloeg. Gelukkig I De winkel van den banketbakker was nog open. En die zelfde koeken lagen er nog. Hij keek <lc straat langs. Er waren maar weinig menschen. Hij kwam dichter bij de deur en de koek. Ter wijl hij dat deed kwam er een juf frouw, beladen met pakjes en Paascueieren en met een kindje op den arm uit den winkel. Rose moest óók wat hebban, op welke manier dan ook. De kust was nu vrij. Vlug op de deur af stappend, bukte hij zich snel en greep een van de doo zen met koek, deed het deksel toe en verborg de doos onder zijn jas "I oen ibij eenige meters ver was. ging hij even in een portiek suan era het pakje wat gemakkelijker en vei lige.- te verbergen. Voordat hij bet wegstak, «nies: 1.ij toch eens even naar d:e bruine heer lijkheid van de koek kijken. Hot deksel er af nemend, haalde i ij de koek uit zijn nest van wit papier te voorschijn. Iets eigenaardigs in het gevoel trof hom. Hij rook er aan maar de koek rook niet zooals andere. Ilj tikte er tegen en de koek klonk hol. llij likto er weer tegen en nu viel rlo helft er van met een geluid als v..n hout op den grond. Het was niets dan een leege Koek doos niets dun een houten imita tie cm ra de etalage te zetten. UiJ raapte de gevallen helft op past© het weer aan elkaar eu keek er met tegenzin naar. Zoo had hij du een dief van zichzelf gem.vak', voor zooiets! En terwijl hy er naai' keek kwam er een gevoel van wilde woede over hem. Hij voelde groote» aandrang het een of surfer te v._r- rjcrfen! iemand moest daarvoor lij den! Hij ging weer op straat met liet vaste voornemen de rampzalige decs FEUILLETON Roman van O. Eist er. 7) Waarom zou hij met zulke middelen o©,\ niet het onervaren hart van Eri- ka kunnen veroveren? Als zc maar niet zoo spolteud lachte. En do baron met zijn ruwe, joviale manieren was ook niet geheel te ver trouwen. Verschrikkelijk waren de oude rent meester, Grupe en zijn vrouw, die vroeger „schooljuffrouw" was ge weest. Daarentegen stond Tina, de dochter, geheel aan zijn zijde dat had Stanislaus direct bemerkt. Nu kwam het er op aan, zijn hou ding tegenover al deze verschillende karakters op Fritz Born kwam het met aan verstandig en zaakkundig af te passen. Tegenover de vrouwen was dat gemakkelijk, tegenover de mannen echter lastiger. Stanislaus had al begrepen, dat hij rich de gunst van den baron slechts verwerven kon, als hij zich niet al leen den schijn gaf. dat hij ziel» bij zonder voor den landbouw interes seerde, maar ook, dat hij flink kon paardrijden en dat wilde hij 's mid dags. als hij het paard van den rent meester bereed, tons probeeren. Hij was te dikwijls op de renbaan te Berlijn geweest om niet eenige paardenkennis opgedaan te hebben. Al de gebruikelijke termen had hij daar leeren kennen en zoo toond© hij 's middags bij het rijden een „paarde- verstand', dat den baron verbaasde. Hoe weet u dat alles? vroeg hij. Ik wilde bij de cavalerie officier worden, antwoordde Stanislaus be scheiden en toch met een zeker zelf bewustzijn. Bovendien, baron, ben ik een jaar in het cadeltenkorps ge weest, waar wij les in het paardrij den kregen. Waarom hebt u dat niet direct gezegd, dan had ik u die oude bruine niet laten geven. Alleen rentmeester Grupe liet zich niet bedriegen. Allemaal praatjes, baron, zei hij later tot dezen. Do jonge meneer 6preekt als een jockey op de renbaan, maar niet alsof hij werkelijk ver stand van paarden heeft. Nu, nu, Grupe nu niet direct mopperen. Wij zijn ook eens jong ge weest en hebben leergeld moeten be talen. Maar niet op de renbaan, baron. Jij tenminste niet, oud« vriend. Ik heb er echter heel wat geleerd. Mijnentwege, baron. Maar mijn bruine krijgt de jonge meneer niet weer, hij heeft het armo dier totaal afgereden en voor bravourstukken is het beest werkelijk te oud. Daar heb je gelijk aan. Wij zul len hem morgen eens op Born's paard zetten. Dat heeft kuren, baron. Dat hindert ntet. Dan kan hij tevens toonen, of hij werkelijk rijden kan. Voor het diner zeidc de baron tot zijn vrouw: Je gunsteling schijnt mee te val len. Van den landbouw heeft hij wel iswaar geen greintjo begrip, maar hij heeft blijkbaar groote ambitie en hij toont veel belangstelling. Hij lijkt een goed ruiter tc zijn. Het doet me genoegen, dat je met hem tevreden bent, antwoordde de barones Ik moet bekennen, dat ik levendig belang in den jongen man 6lcl, die zich ongelukkig schijnt te voelen, want die zwaarmoedigheid is toch niet in overeenstemming met zijn jeugd. Bezigheid zal de melancholie wel doen verdwijnen. Hedenmiddag merk te ik niets daarvan tenminste. Hij was opgeruimd en vrooiijk. Wat verheugt me dat! Ik geloof ook, dat hij hier bij ons alle ellende wel zal vergeten. Wij zullen het hopen. Voor zoo ver het aan mij ligt, zal het gebeuren om van hein een braaf en knap man te maken. Dat zal wel gelukken, want de kern is goed. Dat geloof ik ook, maar wij zul len zien. Zoo had Stanislaus zich ook in de gunst van den baron gedrongen, door dat hij sluw diens karakter en zwak ke eigenschappen had doorzien. Nu kwam het er nog op aan, de belangstelling van Erika te trekken. Den avond wilde Stanislaus benutten, om de eigenaardigheden der jonge dame nader te bestudeeren. Erika was 'e avonds slecht gehu meurd Zij had met Fritz Born ge twist, want deze had beweerd, dat zijn vos sneller was dan haar ponny en deze in vijf minuten kon inhalen. En toen ze in een weiland een wedren hadden gehouden, had Fritz Born haar zelfs in drie minuten iugehaald en haar daarmede bespot. Dat kon zij niet goed verkroppen-en zij deed zich gevoelen als de dochter van ba ron Hambach—WAldstetten. Hij had haar toen vreemd aangezien, had zijn hoed eerbiedig groetend afgeno men en was zwijgend weggereden. Zij ergerde zich over haar domheid en over de trots van Fritz Bom. Zon der een woord te zeggen, zat zij mede aan tafel bij het avondmaal en toen haar moeder haar later vroeg, to spe len, beweerde ze, hoofdpijn te hebben en niet te kunnen spelen. Nu, dan wil meneer von Pro- kowski ons wel eens op zijn viool voorspelen, zei de barones. Niet waar, meneer von Prokowski? Zeer gaarne, barones, haastte Stanislaus zich te antwoorden. Ik vraag u echter om verontschuldiging, wanneer ik aan uw verwachtingen niet beantwoord. Nu speelde Stanislaus echter wer kelijk zeer goed en hij verstond het, eenvoudige, maar tot het hart spre kende melodieën te kiezen, die hij met diep gevoel en groote handigheid variëerde. Hij koos met opzet senti menteels, zwaarmoedige wijzen, be kende volksliederen, die hij heel har monisch ln elkaar wist to weveu. Met zware muziek liet hij zich heden niet in, hij had direct gemerkt, dat Erika daarvoor weinig belangstelling had en hij bemerkte tot zijn geheime vreugde, dat Erika opmerkzaam toe hoorde cn door zijn spel scheen be koord Hij liet zijn viool daarom nog weeker zingen en klagen, zette zijn meest zwaarmoedig gezicht en scheen geheel en al in de klagende melo dieën, die hij aan zijn viool ontlokte op te gaan. De barones was verrukt en miss Baylay zwom in tranen. Ook Erika kon zich aan den invloed van de tee- re klanken niet onttrc-kken, van klas sieke muziek begreep zij weliswaar niet veel, maar deze bekende, zoo vreemd gevarieerde volksliederen, verstond zc; deze spraken tot haar hart. De melodieën omgaven haar als de zoele, lucht van een warmen zomer- nacht, wanneer de sterren schitter den cn de maan haar magisch licht over de sluimerende, drooraende aarde spreidde. Zij kon den blik i iet van den spelende afwenden, die daar stond, meegesleept door zijn eigen spel schijnbaar alles om zich been vergetend en slechts nu en dan uit zijn donkere droomerigc oogen een vurigen blik op haar werpend, n's zijn viool blij juichte of in zacht kla gen scheen weg te smelten. Met geheel andere oogen bezag zij nu den „knappen Stanislaus". 7,i] voelde, dat in hem toch iets leefde cn bruiste, dat niet te verwerpen -1. maar achting verdiende, d.v <p he; hart van andere mens. inwerkte en gevoelens, gedac ©en en stf innin gen schiep, die Frik a tem r.ste tot zoolang v:, gebleven waren, doch haar c: eei. eige* n;-ruige tooverirg Toen Stanislaus met een zacht ada gio c; gde en als vermoeid de viool '■c zakken, de oogen sluitend en hel hoofd neerbuigend, als kon hij d v smart niet dragen, kwam cr geen e r.d

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 15