BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ADM^rarRATiB ÖROOTE HOUTSTRAAT S5. HET PARLEMENT VAN GROOT-NEDERLAND TE HAARLEM. ZA.TERDAG 1 AUGUSTUS 19141 82e Jastrgaag HAARLEM'S DAGBLAD KOar f 1.20 FES 8 HAAKDEN Of 10 Cfflï PE8 WEEK. DRUKKERIJ ZUÏDER BUSTTOSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUM advertentiêw doeltreffend. ONZE AMNONOEB WOWSM OPOEMBHW E3ij onzo VSasmsche gas4en thuis. Antwerpen, 27 Juli 1914. Op ecu schilderachtig ingebouwd pleintje, dat den naam van Conscien ce draagt, met de merkwaardige to- renlooze Caroluskerk aan de eene zijde, sluit het gebouw van de Iloofd- Bibliotheek der stad Antwerpen er tegenover de ruimte af. Er voor is een plantsoentje met een in een bekken waterspuwenden manuekop er schen. In weerwil, dat de regen n pletst giet de mond maar steeds het water naar bcnèe. Kunstzinnig volk als de Vlamingen zijn hebben zij ook aan de boekerij een fraai begeveld gebouw gegeven. Bet fonteintje vormt het voetstuk van de steenen stoep en daarop is een le vensgroot zitbeeld van dien waardi ge n Vlaming Hendrik Conscience. Achter het beeld om, den voorhof door, sta je ineens in een zaal, waar aan tafels studeerenden zitten. In het rond zijn overal hoekenkamertjes, zonder afscheiding aan den zaalkant, zoodat je in dio afzonderlijke biblio theekjes de rijen gekleurde boeken- ruggen ziet. IJzeren galerijen stijgen tot in den nok van het gebouw en op elk van die omloopen rijen zich de open boekenkabineuen. In vele daar van worden de middens ingenomen door een schrijftafel, waaraan een ernstige werker zit. L)it zijn de amb tenaren van de bibliotheek. Op do tweede verbooging vind ik binnen,zijn. boekenomranding Dr. M a r t en R u- d e 1 s h e i m, een onzer bekende con gresbezoekers. Men zou hem de 41 jaren niet aan zeggen. Ondanks zijn donker uiterlijk, dut meestentijds ouder doet schijnen, dan werkelijk bet geval is, geeft ge hem niet meer dan een goede 30. Een jong gezicht met krachtige oogen on der het hoogc voorhoofd en er bene den een flink gesloten mond, door ten donkoren snor overschaduwd. Levensloop. Belg van iloliandsclie geboorte. Kwam op elfjarigen leeftijd naar Ant werpen, liep daar de lagere school af, bezócht het Atheneum en werd in 1893 ingeschreven als student aan de Gent- scho Hoogeschool. Wo wir uus bilden ist unser Va- terland, nietwaar, merkte Dr, Hu- delshelm op, toen hij meedeelde, dat hij zich als Belg had laten naturali- seeren. Doordat ik Nederlander van geboorte ben en dus van huis-uit do Nederlaudsclic beschaving ken en in België opgevoed ben, heb ik iets voor het intellectueele bondgenootschap van Nederland en België kunnen doen. Van die intellectueele eenheid van Groot-Nederland ben ik een over tuigd voorstander en daaraan werk ik inee, wat ik kan. Politiek man ben ak niet. Dat komt bij mij eerst in de tweede plaats. In mijn jonge jaren beeft eens iemand tegen mij gezegd: In de eerste plaats is het de zaak, dat een volk bestaat, in de tweede plaats pas, hoe het bestaat. De wij ze van bestaan is de zaak van de po litiek, dus komt eerst in de tweede plaats voor. mij. Reeds jong ben 'k voor de Groot- Ncderlandsche beweging gaan voelen. In Gent ben ik voorzitter geweest "van liet studentengezelschap ,,'t Zal wel gaan 1" de oudste studentenveree- higiiig in ons land, Zij is gesticht door Julius Vuylsteko. lht ge zelschap heb 'k vertegenwoordigd bij ile lustrum feesten in Utrecht en nan liet feestbanket heb ik mijn denkbeel den omtrent de intellectueele eenheid van Groot-Nederland uiteengezet. De beer Van Kavnebeek, die nu burge meester van Den Haag is, was toen corps-praeses, herinner ik mij. Voor die geestelijke toenadering voel ik veel. Waf, hebben wij beide volke ren niet veel, dat elkaar aanvult. Als men eens een mensch kon toerusten met het opbruisende, spontane, artis licke gevoel van den Vlaming en met een dat weloverwogene, intellectueele van een Nederlander, dan zou men een prnchtmensch krijgen. Daarom tal het ontzaglijk nuttig zijn, als Ne derland zijn geestelijken invloed op Belgie uitoefent en kan het zijn dc Vlamingen hun kunstzinnigheid laten inwerken op Noord-Nederland. Men begrijpt dat nog niet altijd. Er zijn domme Vlamingen, zelfs Nederlan- drohoben. En de Noderlandors in België doen over 't, algemeen uit zonderingen daargelaten zoo wei nig voor onze beweging. Uit Neder land krijgen we daarvoor meer steun, dan van de Nederlanders, die in Bel gië gevestigd zijn. 11l 1897 ben ik gepromoveerd als doctor in dc Wijsbegeerte en de let teren. Hel jaar 1898 heb "k doorgebracht met de regie te voeren in den Vlaam- schen Schouwburg. Ik deed dat uit liefhebberij, 'k Vertaalde opera-tek sten, schreef inleidingen, enz. Dat jaar werd ik benoemd als leeraar in Nederiandscli, Duitsch en geschiede nis aan het „Instituut-Dupuich" te Brussel en in 1900 aangesteld hier aan de Stadsbibliotheek, Ik heb de rangen doorloopen en ben nu adjunct-biblio thecaris. liet stadsbestuur heeft jpe ook be noemd als leeraar in de Nederland sche letterkunde aan een van de vier volmakingscursussen, die ten behoeve -van de ontwikkeling van onderwijzers en onderwijzeressen worden gegeven. Dat ben ik nu zeven jaar. En nu al sedert 1901, even na de oprichting va.ii dal dagblad, ben ik correspondent van „De Nieuwe Courant" in Den Haag. Ook van andere Hollandsche bladen ben ik briefschrijver geweest. Werkzaamheid. Waar ik mij op beroem, is het aandeel dat- ik gehad heb in de zaak van het Nederlandsch-Belgïsch ver bond. Dat heeft me zelfs een WesU Europeesche vermaardheid gegeven. De zaak heeft zich zoo toegedragen In 1905 was er een groep gevormd, met Eugène de Baie als woordvoer der, die weer het denkbeeld van een Ncderlandsch-Belgisch Verbond op den voorgrond bracht. Dat denkbeeld was nie' nieuw. Maar ik kwam te we ten, al kan ik dat niet met a plus b bewijzen, dat er dezen lceer iets achter zat, namelijk de entente cordiale tus- schen Engeland en Frankrijk, 't Was Frankrijk er óm te doen, om de Fran- sche cultuur naar liet Noorden uit te plan opgemaakt en do school werd opgericht. Ik heb veel medewerking gehad van den heer L. 3. Meijer, een Hollandsch onderwijzer, die dis inge richte klas heeft geleid. Maar liet heeft niet mogen Baten en we hebben de schooi weer moeten opheffen. Da', is wei jammer, maar het is ook erg, zoo als de hier gevestigde Nederlanders soms doen. Zij plaatsen' vaak hun kinderen in de Fransche ufdeelingen der Vlaamsche scholen en bij hun 'thuis wordt er Fronsch gesproken. 'k Heb mij ook nogal geweerd ter zake ian de kivc-stie welke de diplo matieke taal turschen Holland en België moet zijn. Ik heb den stoot aan dóe beweging gegeven, toen Koningin Wilhelmina onzen Koning op bezoek kreeg en bij dit bezoek alleen Fiansch werd gesproken. Het was men de I-luarlemsche afdceling van het Alg. Ned. Verbond meen ik, die deze zaa.lt toen., met andere afdcelingen, op de vergadering van het Verbond heeft ter sprake gebracht. Dat zijn wel de zaken geweest, waarvoor ik liet meest heb geijverd. In verschillende vaveenigingen en commissies lieb ik de gelegenheid nog te werken ter verwezenlijking van mijn ideaal: do geestelijke eenheid van Nederland en België, 'k Ben een van de secretarissen van de Hooge- Schoólcomrnissie en een tijdlang was ik bestuurslid van het Alg. Neder!. Verbond. Dan ben ik voorzitter van de afdeeling Hoog er onderwijs voor het volk", van heb Verbond, Voorts hob in in de „Nieuwe Cou rant", in „Onze Eeuw", „Groot-Ne derland" en andere tijdschriften mijn denkbeelden uiteengezet en heb het eeh-en-andiér in boekvorm geschre ven." De heer Rudelsheim was beschei den met dit „een-en-ander". Want ik heb hier een lijst van ruim 20 wer- Dr. MARTEN RUDELSHEIM. breiden en met Engeland trachtte men te Parijs Nederland en België tot een militair- en tolverbond te brengen, dat tegen Duitschland ge richt was. Ik heb de zaak bei< udeerd, inter views gehouden, er over geschreven en op het Nederlandsen congres te Bruc&ei de zaak aan het licht ge bracht. De VLaamschgiezinden waren al uit de commissie gegaan, toen zij zagen, waar liet varken gebonden was, zooals wij in Vlaanderen zeg gen. Mijn openbaringen kwamen als een steen neervallen en verwekten een groote opschudding. De Duitsche pers schreef sympathieke artikelen en ook de Nederlandsche pers stond, er in die diagen vol van. Van anderen kant werd ik hevig aangevallen, o. a. door de Matin de BruxelJöS', die uit Parijs hier gesticht was als een af kooksel van de Parijsclie Matin" en alleen was opgelicht om de toenade ring lot, Holland te propageeren. De Nederlandsen-Basische corn - missie Vvan '1907 was oorspronkelijk ook zoo samengesteld, dat de Vlaam&chgierziiiden er in ontbraken, Daarop heb ik de aandacht gevestigd en toen hebben ook Vlamingen zitting genomen. Die commissie bestaat nog op liet papier, maar men hoort er niiets meer van. Ik lieb in eik geval door mijn wer ken het gfcnoegen gehad aan deze beweging het politiek karakter :e ont nemen. Als een tweede zaak, waarop ik mij zeer sterk beroem ik zeg dat maar zoo, omdat gij mij komt interview.cn, toch komt om mezelf ie ontleden is mijn initiatief-nemen tot bet stichten eener Nederlandsche school te Ant werpen. Helaas, die poging is mis luk, door gebrek aan belangstelling in de eerste plaats van de Hollanders en in de tweede plaats van de Vlamin gen. Ik ben begonnen in 1906, toen ik op het Taal- en Let/lerkundig Congres te Leiden de vraag heb behandeld. Wat, kan Nederland voor Vlaande- nen dóen?" Als gevolg daarvan Is een ken, die van zijn hand verschenen zijn. Deze boeken bevatten studies op lit.erair-geschiedkundig gebied, va» zuiver geschiedkundigen aard, vverlc op bibliotheconomisch terrein, van „Vlaamschgezinden" aard en philolo- gie. Zijn arbeid is niet onopgemerkt ge bleven. Aan „Eenige onuitgegeven ge dichten van Marnix. Marnix' zelfcri- tiek" (1898) en „Lucas d'Heere' (1903) dankte hij het, dat Prof. Knuddel hem niet goeden uitslag voordroeg als lid van de Maatschappij voor Letterkun de te Leiden. Belangrijk zijn ook „Twee pamflet ten van 1568 teruggevonden" (1908) „Quelques mots sur l'organisation des bibliothèques publiques en Bei- gique" (1904), „Eenige denkbeelden over practisch Flamingantiseme" (1904),,Een Vlaamsche Mijnhouiv- school" (1906), „Het voorstel van een Hollandsoh-Belgiisch Verbond in het bijzonder van een Groot Nederlandsch standpunt beschouwd" (1907) en een „Nederlandsche School t» Antwer pen" (1910). De heer Rudelsheim dee'de me nog mee in bewerking te hebben een studie over „De Brusscl- sche Rederijkerskamer" en over „De Nieuwe Christenen te Antwerpen in de 16e eeuw", episode uit de geschie denis van den Antwerpschen handel." Ook ais dichter heeft hij zich naam verworven. Met genoegen herinnerde Dr, Rudelsheim uan een gedicht, aan Koningin Willielinina gewijd, toen zij de mooie daad deed de „Gelderland" naar Zuid-Afrika te zenden, om Paul Kriiger af te halen, hetgeen op het voor schoone daden ontvankelijk dichtergemocd diepen indruk heeft gemaakt, getuige ook het fraaie vers van Edniond Rostand, dat de lezers zich misschien herinneren zullen't werd in „Haarlem's Dagblad" afge drukt. De heer Rudelsheim is ook de schrij ver van „De Vlaamsche Maandkro- nijk" in „Neerlandia". het tijdschrift van het Alg. Nederl. Verbond. Wel mocht Dr. Rudelsheim mij zeg- gen eb dat was geen zelfverhef fing „Ik heb veel gezaaid en had 't genoegen dat dit zaad het tot oogst gemaclit" heeft. Op het congres t.ë Haarlem zal hij waarschijnlijk niet het woord voe ren tenminste geen onderwerp zelf standig behandelen, omdat hij, naar hij mij zeide, van mecning is, dat men na weer eens gesproken te heb ben, eenige jaren moet zwijgen en dan alleen mag spreken, wanneer men iets hepaa'ds heeft te zeggen. Toch houd ik mij overtuigd, dat hij ook te Haarlem een van de belangrijke figu ren zal zijn. JAC. C. MEIJERINK Jr. Het Rijke Natuurleven BIJ IIET TWEIEDE EEUWFEEST DER GERANIUMS. Oud zijn ze, de geraniums, ein zij missen de zeldzaamheid, die de plan ten aantrekkelijker schijnt te maken, maar toch. hoop ik, dat ze nooit door nieuwe plantengroepen verdrongen zullen worden, toch vertrouw ik, dut ze hun ouden roem lung zullen hand haven en een eereplaats zullen blij ven bcklecden naast de gul bloedende fuchsia's, dié met hun bengelende klokjes vroolijklieid brengen in de woningen, die kleur en gloed uitstra len zelfs in do schaduwrijkste Duin hoek jéè. En dat hebben de geraniums nog op de fuchsia's voor, dat ze geliefd zijn hij alle standen. Ze sieren den tuin van de eeuwen oude kast eelen en der deftige villa's, zoowel als het goed verzorgde bloe menrekje van de eeuvoudigen. Ze brengen vooral blijheid in vele oude harten, want geen plant is zoo ge liefd. op onze oud-liollandsche hofjes, als juist de geranium. Daar wordt ze door de zorgvolle oudjes bijna ver troeteld en iedere forse he bloemtros is een zegeteeken en een bron van genot voor hem of haar, die zo door de trouwe zorgen tot haar volle pracht wist op te kweeken. Juist twee eeuwen is het geleden, dat de pelargoniums, want geranium is meer de volksnaam, in Engeland werden ingevoerd. Ze tierden hier even welig, als in hun vaderland, Zuid-Afrika en Engeland hebben ze spoedig het va3te land voor zich ge wonnen. Een groot voordeel van de gera niums is het, dat ze wat zorg met mooiere bladeren en schitterender bloemtrossen beloonen, maar dat ze geen giroote zorg ei schen en ook hun kleurige juweelen doenjstraleoi, als ze wat aan hun lot worden overgelaten. Heel gemakkelijk houden ze het 's winters in de kanier uit, vooral als er niet wordt gestookt en. de vorst ook zijn invloed niet kan laten gevoelen. Vaak ontplooien ze in de kamer, zelfs in (Ie koudste maanden, nog enkele bloemtrossen en, hoewel dat wijst op te lioogo temperatuur, die niet goed is, daar ook de planten haar rusttijd noodïg hebben, is het toch een bewijs voor de groote gewilligheid der ge- ram' ums, Merkwaardig is het zeker, dat geen enkele bij of hommel zich druk maakt, om deze planten met een be zoek te vereeren, als we hun in den voorzomer hun plaatsje in den tuin teruggegeven en zij enkele bloemtros sen ontplooid hebben. Levendiger kleureiv zoekt men te vergeefs, rijker bloemenweelde treft mén zelden aan en toch vliegen bijen en hommels er langs zonder een oo- genblik aan honing puren te denken. En toch heeft ieder bloempje zijn neetar'reservoir, dat echter niet te be reiken is voor onze bestuivende in secten. Een lange spoor eindigt in. een klein kamertje en daarin bevindt zich het zoete vocht. Niet ieder heeft die spoor gezien, ook al kweekte hij jaren achtereen de mooiste pelargoniums. Ze is moeilijk te vinden en zelfs bij nauw keurig bekijken van de afzonderlijke bloempjes valt ze niet op. De Oost-indische Kers p'rijkt mot een mooi oranje gekleurd honingkel- dertje, de ridderspoor heeft er haar naam aan te danken, maar bij beide planten valt ddt honingreservoir dan ook duidelijk op, omdat het een eind van den bloemsteel afstaat. Bij de pelargoniums is de spoor met den steel vergroeid. Snijdt men deze door, dan 2ien we een cirkelvormige ope ning op doorsnede en dan is liet ver der gemakkelijk, met een speld don weg naar het nectar bevattende on derste gedeelte van de spoor to vinden. Belangrijk is de kwestie niet niaa'r Interessant zeer zeker. Dat de bestuiving achterwege blijft, omdat de insecten niet op bezoek ko men en de plant zelf. niet voor do bevruchting zorgt, is volstrekt geen bezwaar, daar de bloemist toch bijna alle geraniums door stekken verme nigvuldigt. In dehandelskweekerijen worden do miniatuur plantjes bij honderden, ja bij duizendtallen in een lossen voe dingsbodem gezet, grootendeels uit grof zand beslaande en snel groeien ze op in de vochtige, warme kassen. Al gauw brengen de stekjes het tot verkoopbare plantjes. Do bloei der geraniums is aan geen tijd gebonden. Omstreeks Pinksteren zijn heel wat bloemtrossen ontwik keld en heel den zomer komen nieu we bloemen de oude vervangen. In Juni en Juli vieren de geraniums hoogtij. Dan zijn ze op hun glorie- puilt. Mooie, gave bladeren hebben zich om de stengels gerangschikt, for- sclie jonge loten hebben zich-ontwik keld en schitterende bloemtrossen steken prachtig af bij het matgroen dor bladeren. Wie ze in dien tijd en ook enkele weken daarvoor wat verzorgt, wie ze af en toe wat kunst- of vloeünest toe dient, zal verbaasd staan over de uit werking. De planten lieren welig en zijn een sieraad voor kamer en tuin, dc bloemen bekoren door haar wanne tinten en vooral de roode doen wel dadig aan door intensen kleuren gloed. Ik eindig met wat ik in het begin reeds neerschreef. Moge do geranium nog lang de plaats inne men, die haar toekomt, moge zo nog vele jaren een sieraad zijn voor- de deftige tuinen en parken, maar voor al: nog lang een zonnestraal werpen in de huisjes der armen. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Eere alle leven I Bal een spinl Hè, een lor! Gauw doodmaken I En v'ug wordt de voet gezet op het levende diertje. Maar een enkele seconde is noodig en gedaan is het met 't, leventje, als had dit nooit bestaan! En toch, wat beteekent eigenlijk: „leven"? Js dit niet altijd een mysterie ook bij bet onaanzienlijkste schepseltje? Een mysterie, door den knapste onder ons niet te doorgronden, door de na tuurkundigen nog steeds onverklaar baar aangeduid inet den vakterm: het leven is de hoogste vorm van ar beidsvermogen 1 Waren wij echter altijd genoeg zaam doordrongen van het wonder volle van het leven, dan zouden wij niet zoo licht geneigd zijn, op zoo ruwe wijze een eind te maken aan een bestaan t,je. Overal in de natuur treedt dit zelfde begrip weer voor den dag: geen menschenverstand, geen menschelïjke kunstvaardigheid kan daarbij: in het dier, in de plant, diezelfde in-stilte-werkende kracht, al is het dan ook in wat onderschei den vorm In de plantenwereld uit zich bet leven als wiHooze maar daarom niet minder verwonderlijke kracht, die werkt volgens een haar fijn bedacht plan, en heel de aarde overdekt met een prachtig kleuren- kleed. In de dierenwereld daarentegen Is deze kracht met instinct en wil ver bonden, dus is het een meer bewus te kracht, en die vooral bij den mensch tot de hoogste ontwikkeling komt, doordat deze over verstand beschikt. Achteloos gaat de mensch wel da gelijks duizenden van deze wonderen der natuur voorbij, omdat hij nu eenmaal gewend is daaraan! Heel dikwijls werkt de gewoonte stompend, en in dit geval vernieti gend. In een oogwenk is zoo'n arm dier vertrapt, maar om het weer op te bouwen, wie kan dat? Wie is in staat, den eenvoudigen grashalm de Iuacht te schenken, waardoor die op bloeit? Nabootsen de natuurin vorm, kleur en grootte: ja, dar. kan de mensch, en soms uitstekend zelfs; dit hangt maar van 2ijn talent af, Maar zijn kunstwerk leven ingie ten. dót kan hij nietl Zijn product blijft levenloos! Iloe durft de mensch zich dan ver melen, datgene te vernielen, wat hij niet weer herstellen kan? Grenst dit niet aan liet onverstand van het kleinste kind? Bij onze baby's gaan wij het vernietigen en terecht met kracht en geweld tegen; terwijl zij toch maar dingen zouden vernie tigen, die weer te henstellen zijn. Een leven heeft voor ieder een be paalde maat. Daarom: leert Uw kin deren, het leven „hoog" te houden, en nooit zonder strenge noodzake lijkheid eenig levend wezen te doo- denl De mensch heeft daartoe geen reciit. En naast het onmiddellijk dooden, staat ook nog het verderfe lijk uitroeien. Dit is immers een lungzaam dooden van een heele dier soort, waaraan wij menschen en vooral, hélaas wij blanken, ons voortdurend schuldig maken. Want de buffels in Noord-Amerika zijn niet door de Roodhuiden uitgeroeid en de oliefanten in Afrika niet door de negers, maar overal is het de blan ke man, die met de meest-inoderne en vernielendste vuurwapen, den ondergang van tal van diersoorten bewerkt. Wat heeft dc mode om bont te ver werken, al niet op haar geweten? De zee-otter van het Noordelijk gedeelte van den stillen Oceaan werd eerst op het einde van de 17de eeuw door de Russische pelsharidelaars m bekend door de Russische pelshan delaars en thans is het dier nage noeg uitgeroeid. Voor honderd jaar bedroeg de jaarlijksche huif. 10000 a 15,000 huiden, tegenwoordig zijn ze verminderd, dat.de opbrengst, met de verbeterde wapens, nog nau welijks 400 huiden bedraagt! Het zelfde is het geval met den zwarten vos, wiens huid zoo zeldzaam is ge worden, dat op de Londeusctie markt er f 1200 a f4000 voor wordt betaald. Wat de vogels betreft, is net at niet minder; overul dat zelfde schandelij ke vernielen en vernietigen van het leven, dat den mensch den weinig vereerenden bijnaam heeft verleend van: „de ergste aller roofdieren." Geen wonder dan ook, dal uien bedactit is op allerlei namaken, waar men zich zelve sommige producten ontzei. De olifant, althans de Afrikaansclie soort, staat ook op de nominatie van uitgeroeid te wor den, vandaar dat men pJautenveze^. gebruikt in plaats van dit natuur lijk product. En waarom werd de arme olifant eigenlijk uitgeroeid: hoofdzakelijk voor het ivoor van da biljartballenDus tot ïnenscne- IijK vermaak! Ais men eens re kent, hóe het er ook langs gaal: e*r. tweetal inboorlingen die in non Kongo waren uitgezonden, om ivoor te halen voor den ivoorhandelaar, leverden in anderhalf jaar samen 140 groote slagtanden I Alzoo een ware verdelgingskrijg! MARIE VAN AMSTEL. Parijsche Brieven CCCCXXX11I. Er zijn verscheidene slachtoffers het proces van madame Caillaux. Eerstens de beklaagde zelve die, zelfs na de vrijspraak, het noodlot van een gebroken leven niet meer van zich kan afwenden. In de tweedo plaats Caillaux, met wiens politieke carrière het spoedig gedaan zal zijn, hoe het proces ook moge afloopen. Vervol gens liet dagblad „Le Figaro", aan wiens eerlijkheid, onafhankelijkheid en onomkoopbaarheid niemand, dank zij do onthullingen hij het geding, meer gelooft. Er is echter nog een slachtolfer, aan wien weinigen zullen hebben ge dacht. Het isRaymond Poinoaré, president der Republiek. Op een goe den dag komt hij tot het historisch besef, dat een zeereis naar Rusland noodig is voor 'het bchouci van het staalkundig evenwicht In Europa en elders. Men geeft hem van alle kanten te kennen, dat gansch Frankrijk de oogen op hem gericht houdt. Hij scheept zich in, fier en vreugdig. Hij komt in Peterhof aan en men biedt hem een weidsch banket aan Het' Russisch orkest verwelkomt hem met de opwekkende klanken van de „Mar seillaise". De Tsaar houdt een rede. Raymond Poincaré, welsprekender, antwoordt met een veel mooiere rede, zijn vijfduizendste ongeveer. De Taar noodigt hem daarop uit op eea déjeuner met exquise gerechten. De „Marseillaise" en het Russische volkslied wisselen elkaar af Den volgenden dag bezoek aan het kamp van Krasnoïe-Seto. Vriendelijke wisseling van mooie geschenken tusschen Tsaar en presi dent. Enzoovoort, enzoovoort één groote reeks van feesten en recepties, waarvan het heil van minstens half Europa afhangt Overtuigd, dat de Fransche natie met de grootste aandacht zijn touri». tische evoluties volgt, laat dc presi dent zich de Fransche bladen op een gouden schaal aandragenWelk een bittere teleurstelling. Eerste blad zijde uitsluitend gewijd aan de zaak van. madame Caillaux; tweede blad zijde: idem; derde bladzijde' dito; vierde bladzijdevansgelijke. Ner gens een woord over de presiden tieel© excursies! Peste! Que voulez-vous? Bijkens de gan- sche Fransche pers stelt bijzonder veel belang in het aanhangige proces, niet zoozeer echter om het geval zelf, namelijk het dooden van een journa list door de vrouw van een minister, dan wel omdat de essentieele oor zaak, de oorspronkelijke schuldige ter zake is: de politiek de politiek, waarin zoowat de garusche Fransche journalistiek haar belangen heeft. En het is de moeite waard, de gemengde stemming en de wisselende gevoelens waar te nemen van sommige groote bladen, die, hoewel zij' Cai'laux po litiek vijandig gezind zijn, zich inner lijk verheugen om het feit, dat de-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 11