«piffle Caillaux op do zittingen over tuigend heeft aangetoond, dat wijlen Ca!niette en zijn iieele „Figaro" al lesbehalve den roep van integriteit verdienen, dien zij zich zeiven plach ten toe te kennen. lier is wel de ironie van het nood lot, die den heer Ca 111 a ux juist hem. die door „Le Figaro" werd uit gemaakt als landverrader, die zich aan Duitschland had verkochtl in staat stelde om onwedersprekelijk te bewijzen, dal juist wijlen Caltnctte zonder eenig gewetensbezwaar bui- tenlandsch oa. Duitsch en Hon gaarse lx kapitaal had laten vloeien in de gestie van zijn blad. Wellicht, heeft de heer Caillaux er nirt aati gedacht anders had hij ,.1-0 Figaro" ook op andere wijze in het nauw kunnen brengen. Had hij maar in diverse jaargangen van dat blad gesnuffeld! Men oordeele llen 20sten Februari 1914 schreef Gaston Calmette, onder den titel .,I!e heer Caillaux voor de geschiedenis", onder meer: „Ziedaar wat in werke lijkheid de noodlottige rol van den heer Cai'laux was in de gebeurtenis sen, waaraan wij de verminking van onze groote equatoriale kolonie neb ben te wijten. Indien de heer Caillaux zich beijvert om het te vergeten, zul len de goede Franschen wellicht ge lukkig zijn, dal men er hem aan her innert. Wat zouden de „goede Franschen" echter van wijlen Calmette zeggen, indien zij wisten, dat dezelfde jour nalist den 23sten Augustus 1911 schreef „Wij moeten met al onze krachten de heer en. Caillaux en de Selves bijstaan, terwijl zij, met even veel energie als vaderlandslievende flinkheid, op loyale wijze den langen tijd onvermoede fouten van hun ge vaarlijken collega Delcassé trachten te herstellenIn weerwil van de Jeelijke „formule d'appel", die Duitschland te Agadir heeft gebezigd, moeten wij met dat rijk, in volle waardigheid en volkomen loayteit, de grondslagen zoeken van een Afri- kaansche ententeen indien wij zijn definitieve onthouding van bemoeie nis in onze Marokkaansche zaken verkrijgen door middel van afstand doening van een deel der Congo, komt het mij voor, dat elke goede Franschman zich zal hebben te ver blijden met een dergelijke transac tie." Het komt mij voor, dat wijlen Gas- lou Calmette al heel eigenaardig om sprong met de rechtgeaarde Fran- tcheii, de „bons Francais", waarop bij zijn beroepen deed. Deze man, die heel jong nog, in de journalistiek zijn intrede deed als se cretaris van Pnilipp© Gille, den re dacteur van de rubriek der „Ectxos" aan ,,Le Figaro" die, dank zij zijn aanpassingsvermogen en souplesse, langzamerhand secretaris van de re dactie wist te worden; die, dank zij hem door de Dresdener Bank ver strekt geld, waarmede hij het groot ste gedeelte der aandeden opkoent, zich tot directeur van meergenoemd orgaan wist te doen kiezen die man kwam op jammerlij ke wijze om. Barttiou en Briand droegen hem op, Caillaux ten val le brengen. Calmette, negeerend al wat hij vroeger over Caillaux bad ge schreven, nam de schitterende zen ding aan. Hij begon met eenïge sen- ealioneele „gaffes", die hem démen ti op démenti bezorgden. Toen sloeg hij zijn grooten slag met den brief, oiiderteekend „Ton Jo" en kondigde, op den koop toe, de publicatie van het document-Fabre aan. Misschien stond hij op het punt, over den auto- ritairen financier en regeeringschef te zegevieren Guy de Cassagnac schreef in „L'Autorité" van 21 Juli laatstleden „Evenmin als men. van mij een woord ten gunste van madame Cail laux kan verkrijgen, evenmin zal men mij doen zeggen, dat Calmette een held washet is een slachtoffer, heel eenvoudig. Gaston Calmette is vóór alles het slachtoffer van zijn tijd, slachtoffer van de zaken-journalis tiek, waarbij men strijdt voor belan gen en nooit voor een idee." Menigeen zal, dunkt mij, die woor den ten volle onderschrijven. OTTO KNAAP. Kranig kappen. Dezen morgen liet ik, als naar ge woonte, mij scheren, Terwijl ik uit de Langstraat kwam, naderde uit de Breestraat iemand met hetzelfde doel; zooals altijd 't geval is. Ik verhaastte mijn schreden, doch mijn moeite was vruchteloos; de man trad eventjes vóór mij binnen en ik volgde hem op de hielen en zag hem bezit nemen van den eenïgen lee- gen stoel dien, waarbij de beste barbier stond. Dit is altijd het geval. Ik nam plaats om te wachten; in de hoop, dat de boste der beide overi ge baardscheerders mij zou kunnen bcaUncn, want die èene was al bozig me. 't kammen van bet haar van zijn patiënt; de collega was nog niet ge heel gereed met het oliën der lokken, van zijn offer. Ik beschouwde den waarschijnlij- ken loop van zaken met levendige be langstelling beiden waren artlsten niet. dubbele begaafdheid: haarsnij den en scheren. Toen ik zag dat No. 2 No 1 de loef wilde afsteken van No. 2 moest ik niets hebben! ver anderde mijn belangstelling in be zorgdheid. Toen No. 1 een oogenblik ophield om een nieuw-aangekomene, die iets kwam koopen, te helpen en gold terug te geven en op deze wijze bij den wedloop achterbleef, vermeer derde mijn bezorgdheid zich tot angst. En toen hij nu zijn edel werk her vatte en hij zoowel als zijn collega den witten mantel verwijderde en den klam het poudre de riz van de wan gen borstelde, zoodat de waarschijn lijkheid of No. 1 dan wel No. 2 het eerst „wie volgt" zeggen zou, even groot was, toen stokte van verwach ting mij de adem. Nadat iu het cul- rniiintie-moment No. 1 halt maakte, om een paar maal zijn begunstiger 1 met de karn door de wenkbrauwen 'te aaien, zag ik dat hij voor een oogen blik weer ten achter was en onthutst rees ik op en verliet het etablisse ment om niet in handen van No. 2 te val'en ik bezit nog altijd niet de benijdenswaardige vastberadenheid di© den inebsch in staat stelt, een wachtenden kappersbediende kalm in 't oog te blikken en te doen verstaan, dat hij liever even wacht op den ambt genoot. Ik bleef intusschen vijftien minuten buiten en ging vervolgens, op hoop van meer geluk, weer naar binnen, Natuurlijk waren nu al de stoelen bezet en vier lieeren wachtende, zwij gend, ongezellig, verstrooid en met den trek van verveling op het. gelaat; zooals menschen, die hij coiffeur of barbier hun beurt afwachten, kun nen worden waargenomen, ik nam in een der gepantserde afdeelingen van een oude sofa plaats en doodde den tijd, doordat ik de omlijste re clames van kwakzalvers van allerlei nationaliteit, hun haarkleurmiddelen betreffende, bestudeerde. Daarna nam ik met gehuichelde belangstelling in oogenschouw de niet smettelooze goedkoope platen aan den wand, die veldslagen en een paar wereldbe roemdheden voorstelden, die waar schijnlijk hier eens waren gescho ren van harte verwenschte ik den luidi'uchtigen kanarievogel, welke men in slechts weinig van deze eta blissementen mist. Eindelijk zocht ik het minst geha vende geïllustreerde blad uit, dat uit lokkend op tafel lag, en verdiepte mij in de onverantwoordelijk slechte voor stellingen van lang vervlogen feiten. Aan mij kwam de beurt. Een stem sprak „wie vo'gt" en het was No. 2 natuurlijk. Dit is altijd 't geval. Ik zeide zachtmoedig, dat ik haast had, en die mededecling roerde hem zoo diep, als had hij nooit iets van dien aard vernomen. Hij hief m" het hoofd op en legde mij een doek onder de kin. Hij grabbelde met de vingers tusschen den kraag van mijn jas en bevestigde daar een kapmantel. Hij doorvorschle met zijn vingers mijn haar en gaf mij te verstaan, dat het. moest gepunt worden. Ik zei dat ik 't niet. wou gepuni hebben. Hij door zocht het nogmaals en verklaarde: volgens de laatste mode was het tuch tamelijk Jang hel was wel raad zaam er iets af te nemen; namelijk van achteren, lit zei hem, dat ik net eerst acht dagen geleden had laten knippen. Peinzend beschouwde bij het een oogenbliktoen vroeg hij op verachte'ijken toon, wie het gekuipt liad. Ik antwoordde bruusk: Jij zelf! Daar liad ik 'm te pakken. Want nu ging uij er toe over, zijn zeepsop om te roeren en zich in den spiegel te be kijken, waarbij hij nu en dan er .vlak bij kwam, om critisch zijn kin Le beschouwen, waarop een puistje zijn aandacht trok. Daarop zeepte Hij mij aan de eene zijde van het gelaat danig in en hij wilde de andere lie'ft in dit voorrecht doen deelen, toen een hondengevecht op straat zijn op merkzaamheid gaande maakte en hij zich naar t venster begaf en bet in cident gadesloeg, mot de belangstel ling welke door barbier of kappers bediende le allen tijde, voor het straatverkeer wordt aan den dag ge legd. Nu ging hij weder over tot zijn genialen arbeid, waarbij hij tweemaal mij de kwast in den mond stak, blijkbaar nog niet van zijn ont roering bekomen, en hij begon Ijxatis de zeep met de hand krachtdadig in te wrijven. Een beduidend quantum miste hierbij zijn doel, hetgeen hij niet opmerkte, ik daarentegen wel. Vervolgens begon hij langs een oude bretel zijn mes aan te zetten, waarbij hij, naar het scheen, aange naam beziggehouden werd door do zalige herinnering aan een gecostu- meerd bai van haarkunstenaars, waarop hij als een soort keizer gefi gureerd had. Dit noopte hem nog eens een bhk in den spiegel te wer pen en hij legde zijn scheermes even neer en borstelde met zorgvuldigheid zijn eigen haar, waarbij hij een w-eer- spaunigen lok op het voorhoofd kleef de, een prachtige scheiding in het midden rnaakle en inmiddels droog de het schuim op miju aangezicht en het drong onmiskenbaar in mijn edele deelen door, hetgeen ik ver meende te mogen afleiden uil een ei genaardig gevoel, in de platte volks taal „jeuk" genoemd. De kapmantel belette mij, een hand er naar uit te steken. Zoo begon hij te scheren, waarbij Hij zijii vingers in rnijn gelaat plant te om de huid te strekken, meerma len verrassend me bij den neus pakte, het hoofd voor- of achterover en zij waarts draaide, natuurlijk zooals de handigheid voor T scheren dit eisch- te, en ik was volmaakt weerloos. Zoolang hij zich met de kleverige plekken onledig hield, had ik niets te lijden. Maar toen hij over mijn kin schraapte, kwamen de tranen mij in de oogen. Gelukkig leidde mij dit. af van de eenigszins beklemmende overweging, waar hij ditmaal 't waarschijnlijkst mij snijden zou. Maar hij wist. dit te ondervangen, en deed dit in de kin zooals ik bii den aanvang der ma nipulaties al «uister voorzien bad De wijze, waarop hij heelkundige hulp bood, tart iedere beschrijving. Om kort te gaan; hij spoot een ge neeskrachtig vocht op de gekwetste plek, onttrok haar aan het oog door een laag rijetepoeder, en zou onge- t,wij fel d voor onbepaald.cn tijd met dat spuiten en poederen zijn doorge gaan, wanneer ik hem niet. met na druk verzocht had, de zaak verder op haar beloop te laten. De eigenlijke handeling was afgc- loopen; met een welriekend water werd mijn tronie verfrLscht en daar na krachtig ufgewreven, het gan- sche gelaat gepoederd, en toen be- kun Hij zonder bepaalde aanleiding de handen door mijn haar te woelen en vervolgens zijn vingers critisch te onderzoeken. Daar scheen iets niet in orde to wezen en hij stelde mij dan ook voor, mijne haren te wasschen; er aan toevoegende dat zij hot noodig, zeer noodig hadden. Schoorvoetend merkte ik aan, dat ik den vorigen dag een bad geno men en mijne lokkenpracht in liet hygiënisch bedrijf gedeeld had. Daar had ik 'm weer vastgezet. Gratis bevochtigde hij mijn hoofd met eene portie van Smith's liaar- ver,heerlijker en bood me eene flesch daarvan te koop aan. Ik weos dit van de hand. Hij recommandeerde mij bijzon der een verrukkelijk middel voor de toillettafel aan; een weldadige vor- frissching van Amerikaanseke oor sprong, in hooge mate doeltreffend en onmisbaar; verkrijgbaar voor den matigen prijs van 4 gulden 75. Bij zes of twaalf flacons genomen, was het voor 'n idioot verkrijgbaar met aanzienlijk rabat. Ik verklaarde, voor 't oogenblik er niet op te zullen ingaan. Hij wees me op een rafraichie- seur, eigen vinding van zijn patroon, en toen alle kans om negotie met mij te doen, verkeken was, bestrooi de hij mijn lichaam, de beenen niet uilgesloten, met poeder, oliede trots mijn protest de haren, en toen be gon hij mij te ontpoppen, vegende langs mijn slapen en blazende in mijn nek. Ten slotte kregen mijne wenkbrau wen nog vluchtig eene beurt en blij moedig kweelde hij: wie volgt. Dat hij een oogenbük in levens gevaar verkeerd heeft dit heeft deze Figaro nooit vermoed. Een Collega. Hij was werkelijk voor niets te ge bruiken, letterlijk voor niets, zoo \crhaalt de voormalige tooneelspelei Kar! Pauli, die jarenlang in Duitsch land voor het voetlicht kwam als vorst noch als bedelaar, als lieer noch knecht, En toch bleef hij er bij, too neelspelei- te willen worden. Je hebt ra.ro luil Wat kon hem, op meer dan dertig- jarigen leeftijd, er toe brengen, zich nog te wijden aan een beroep, waar toe mfeestal voeren de idealen dor jeugd? Welke levensomstandigheden hadden hem naa.r Silezië gevoerd, bij ons rondreizend gezelschap? Ilij heette Streicher, en was een hoffelijk, bescheiden mensch, en hij had vrij goede manieren; wij allen muochten hem lijden. Hij had wel wat geleerd en gelezen en ofschoon hij nooit van zijn verleden sprak hij sprak trouwens nooit over zichzelf en in eene andere betrekking bc-ter zou hebben voldaan, voor tiet tooneel deugde hij heelemaai niet. Hij was op de planken onmogelijk. Zoo houterig en stijf als hij, was er ongetwijfeld geen tweede te vinden; daarbij was hij angstig en aarzelend, rioolt trad hij in het juiste oogenblik op: óf te vroeg óf te laat. Als er maar een gelegenheid was om te blijven steken, dan liet bij zich niet onbe tuigd; somwijlen sprak hij de woor den, die andeven moesten zeggen, en vex-zweeg hardnekkig, wat irx zijn rol stond kortom, het was hem al een paar maal mogen gelukken, den boel in de war te sturen. Dan stortte hij wel tranen van diep berouw en 1 beloofde hij plechtig beterschap eri zijne zonden werden hem vergeven; want zooals gezegd, toch mochten wij hem gaarne. Doch eindelijk had de directeur, zeer verklaarbaar-, er genoeg van en hij werd „eervol" ontslagen... Nu was goede raad duur. Acht da gen lang liep hij rond met de wan hoop op het gelaat en bij kwam tot mij, met de bede, een goed woord voor hem te doen. I-Iij was nu al zoo mooi op weg. vond hij. en hij wou gaarne voor 30 mark in de maand verbonden blijven, als de directeur hem maar weer in genade wilde aan nemen. Ik beloofde hem mijn best te doen, en ik wist het zoo ver te bren gen, dat bij voor dit luttel bedrag we der in dienst genomen werd. Maar zooals men in liet leven van zulke welwillende tusschenkomst slechts verdriet en ergernis oogst, zoo zou ook ditmaal die bittere ervaring mij niet blijven bespaard. Streicher rechtvaardigde het in hem gestelde vertrouwen niet; integendeel, hij werd op den koop toe nalatig, kwam te laat op de repetitie en, zoo waar, ze keren avond ontbrak bij bij de voor stelling. De heele machine staat stil; of wel, als men zich weet té redden, zoo kan dit toch niet geschieden, zonder dat de voorstelling er onder lijdt. Bij een apparaat, waarbij zóó het een in 't ander grijpt, waar alles nauwkeu rig is berekend en ingedeeld, mag er niets aan ontbreken. De directeur was buiten ziclizelven en in zijne uitdrukkingen tegen mij minder parlementaii-, en al mijne overredingskunst was noodig om den anders gemoedelijken man te bewe gen, ditmaal nog hem eene boete op te leggen. Die boete bedroeg nu wel is waar slechts 10 mark; maar van 400 kan men er eer 100 missen darx van 30 mark 10. En het ergste wam ook die boete hielp niet veel; svant de straf leidde niet tot beterschap. Tien dagen later was Streicher weder schuldig bevonden. Nu kon niets hem meer redden; hij kreeg zijn congé, en wel op staan den voet. Toch was bij den volgenden mor gen weder bij mij en verzocht mij, alsnog te willen bewerken, dat hij als figui-ant mocht dienst doen; hij verlangde daar niets voor, wanneer hij maar aan het gezelschap verbon den bleef, totdat bij een ander enga gement gevonden had. Ik moest 1 action om die kluchtige volharding en beloofde hem, den directeur, die slecht en voor hém heelemaai niet te spx-eken was, zijn verzoek over te brengen. Nu, bet gelukte, en zoo zwierf Streiclxicr ongeveer ladht da gen tamelijk doelloos bij ons rond. :Ik moet bekennen, dat liet mij onaan genaam, ja pijnlijk aandeed, op nieuw zijne vooropraak te zijn ge weest, daar zijne „wijze van zijn" juist in den laatsten tijd mij raadsel achtig voorkwam. Hij verkeerde in slecht gezelschap. Toen het toeval mij zekeren dag in een restaurant van minderen rang voerde, zag ik hem daar, zwaar be schonken, in een kring van weinig vertrouwenwekkende individuen. Al len namen kernzin de maling; hij ver keerde in kennel ijken st aat. En toch, toen ik een half uur later hem op straat ontmoette, was Hij even nuchter als ik, zoodat een boetpredi katie, welke ik wilde ten beivie geven, achterwege bleef. Een andermaal zie ik, tamelijk laat in den naotit naar huis gaande, oen menscli lang uitgestrekt in den klei nen tuin voor eene onaunzienlijke woning liggen. Daar het lamelijk koud was, trad ik nader om den ver- meenden slaper, die door de koude kon worden bevangen, te wekken en vind Streicher, die volstrekt niet sliep, maar klaar wakker was. Hij ging met mij 'mee; maar wilde vol strekt niet zeggen, wat hij daar uit- 'oerde. Ware de woning niet zoo ax-- moedig geweest, dan was er reden J geweest om te vermoeden, dat liij plan had om in te breken. Zoo was de mededecling van den directeur, „dat Streicher verdwenen was," mij niet onaangenaam. Ilij laat u groeten en het speet hem dat bij niet afscheid van u nemen kon, maar hij had geen tijd meerl Nu, dat zal ik wel to boven ko men! x-iep ik uit. Gelukkig, dal wij hem kwijt zij q! Werkelijk was er een zware last van mij afgewenteld; de man was ine onuitstaanbaar geworden. Nu, hij was weg en ik meende, dat ik mijn levenlang hem niet zou wederzien. I Doch ik bedroog mij, Op oen mor gen, toen ik naar de repetitie ging, was bij er alweer. Ik vond hem in een naburig café, omgeven door een aantal leden van ons gezelschap, in zeer opgewekte stemming. Toen hij mij zag, sprong hij lachend op. Kom hier en wees ook mijn gast, riep hij. Ik heb mij veroorloofd de lieeren een glas wijn aan te bieden. Heden geen repetitie! zei de di recteur, met vergenoegd gelaat. Zeg eens, Streicher, wat is er aan de band? Ga zitten en ge zult allen verne men. Nu verhaalde hij, hoe jaren gele den in deze stad een zeer rijke, ge ziene oude dame was vermoord en rle schuldige niet ontdekt was geworden. Wel waren er allerlei vermoedens ge weest: de naaste bloedverwanten van het offer moesten er meer van weten, een testament speelde eene rol in do treurige geschiedenis, evenzeer een spooi-locs verdwenen neef, maar men kwam niet tot een resultaat. Heel veel begreep ik niet van de ingewik kelde geschiedenis; alleen zooveel dat de Justitie 3000 en een bloedverwant, van de oude dame 10.000 mark bcloo- ning voor de ontdekking van den misdadiger had uitgeloofd en dat het Streiöber had mogen gelukken, dezen en ook zijne medeplichtigen aan te wijzen; zij zaten nu al ach ter slot en grendel, en een hunner had reeds een volledige bekentenis afgelegd. En nu kwam het uit, wat Streicher eigenlijk was: detective. Kerel! x-iep ik uit, dan krijg je de 13.000 mark! Natuurlijk. Nu, merkte de directeur leuk ann, dan heb jij voorloopig geen en gagement noodig. Neen; noch nu, noch later. Dus je wilt detective blijven? Wis en zeker. --- Maar waartoe dan die corned ie met dat tooneelspelen? vroeg ik. Wel, ik moest hier toch cenigen tijd vertoeven! Dat kon je buitendien toch vyel! Dat denk je maar! gaf hij ge ringschattend ten antwoord. In dit proces waren wel twintig menschen gewikkeld; louter sluwe, ter dege uit geslapen lui. Ik moest een baanije hebben, dat mij tegen allen argwaan beveiligde; eene betrekking, die mij ne aanwezigheid bier volkomen ver klaarde, zonder de minste aandacht te trekken, lladde ik onder een val- schcn naam en zonder aannemelijke reden hier vcx-toefd, dan zouden zij allicht lont geroken hebben en op hun qui-vive zijn geweest. Op den onbe- duidenden tooueclspeler werd door niemand acht gegeven. Nu, prosit! Laat ons er eens op drinken! Het is afdoend gebleken, dat ie mand een uitstekend detective en toch een heel slecht tooneelspeler kan wezen, merkte de directeur op zijn drogen loon aan. ces van mode artikelen, sterken drank en fietsen; zelfs de aanschou welijke voorstelling van eene vieesch- houworij in 6 tableaux, met slachterij en koolkamer incluis. En of dit niet genoeg ware, wordt dit wanbedrijf in de entre-actes herhaald, opgeluis terd door opwekkende of aandoenlijke muziek. Voor velen is dit onuitstaanbaar en het strekt nier, om iemand le loute ren voor het te wachten kunstgenot. Maar meer nog! Onlangs troffen w op liet px-ogramma van een respecta belen Amsterdamschon schouwburg de reclame aan, dat het ldeed, door mevrouw in hot tweede bedrijf gedragen, was afkomstig uit liet ate lier van madame En zoo zul het affiche eerlang lui den: De Bergfee. Drama a grand spectacle in 5 be drijven (13 tafereelen) met nieuwe decoratierii, costumes, pruiken en souffleurshok. De toiletten van mevrouw A. zijn uit de ateliers van de firma Velvet Co. Do robe van mevrouw B. in liet 3e bedrijf is ontworpen en uitgevoerd door rnej. Dent.tilo. Prijs slechts f 17Ü a contant 10 pot. korting. Het schoeisel is uit de magazijnen van Jules Cordoruüer. Laatste model len. Fabriceert ook voor gebrekkige voet-en Bijouterieën; veiTukkelijke imitatie, nieit van echt te ondei-scheiden (volgt adres). Coiffures en blanketsel (id.) Etcetera. nolverdeeling zal ten slotte achter wege blijven. HISTORISCHE ANECDOTEN. Op een soiree in Buckingham pali ce begon plotseling een lamp te stoi men. Koningin Victoria stond op e draaide de pit neer. Algemeene ontroering onder d aanwezigen. Een der hofdames kon dan ook nil zich weerhouden, uit t-o roepen —Hoe, Uwe Majesteit heeft zid verwaardigd Zij zelve! Maar, mijn hemel, gaf de kt ningiix ten antwoord, vindt gij df zoo vreemd? Wanneer ik gcroepei had: de lamp stoomt!, zou een vai mijn eerc-dames gezegd hebben te. den kamerheerMaar zie dan toch lijn,heer, de lamp stoomt! de ka merheer zou daarna zich gewend heb boni tot den eersten kamerdienaar! Da lamp van de koningin stoomtl en deze lieer zou eindelijk een nesiet lakei geroepen hebben maar di lamp zou op het oogenblik nog sloe men. Daarom heb ik zelve het ge daan. MODERN. AdvocaatMevrouw, heeft voor het scheidingsproces nog som mige wenschen? Mevrouw; Ach, zie te bewerken dat de kinderen aan mijn echtgenoot worden toegewezen en aan mij dp auto! MORAAL. Onderwijzeres: Er zijn vlekken die den mensch, hij moge met uiter lijk schoon bedeeld zijn, zeer on'.sie- ren Wat zijn dat voor vlekken, Ida? Ida Zomersproeten. RECLAME IN DEN SCHOUWBURG. Da Reclame grijpt overal om zich he^n. AJ!e schuttingen won-dom be plakt, aanplakborden en -zuilen ont sieren straten en pleinen eener mooie stad, in den trein ratelt men aanbe velingen van triple sec en cacao voor bij, schoon© nauurtafereelen worden bevlekt met medodeelingen door mid del van veelkleurige kunstscheppin gen waarom ook niet de schouw burg? Om den toeschouwer in de ge- wenscliile stemming te brengen,, pro- jecteeid inen op 'n lap linnen amnon- DAMRUBRIEK. IIAARLEMSCIIE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men le richten aan den heer J, Meijer, Kruisstraat. 34, Telephoou 1543. Probleem no. 585, van A. MEAUDRE. (Le Da mier.) Zwart 12 schijven, op - 2, 6, 7, 8, S, 10, 15, 18, 20, 22, 24 en 30. Wit 12 schijven, op: 11, 1G, 27, 29. 31, 33, 39, 41, 45, 47, 48 en 49. Probleem no. 58G. van A. MEAUDRE. (Le Damier.) m üt^ m JÜ in m ®c ,;<3 111 M 8 y// •K"> 11 Éf 1 a s -i Ép S 18 m Zwart 10 schijven, op - 5, 8, 10, 11,13, 15, 20, 21, 37 en 41. Wit 10 schijven, op: 23, 30, 33, 34,35, 40, 44, 45, 48 en 49. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 11 Augustus a.s. Oplossing van probleem no. 581, van den auteur- Wit 28—22, 26:17, 34-30, 45-40, 32-27, 49:9, 40-34, 35-2! De stand was: Zwart 13 schijven, op - 3, 6, 8, 11, 13, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 23 en 25. Wit 13 schijven, op: 26, 28, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38 39, 45, 47 en 49, Oplossing van probleem no. 582, van den auteur' Wit 24—20, 33—29, 30—13, 26—21, 47—41, 50—44, 45:34, 35 - 24, 25 31 De stand was: Zwart 5 schijven, op4, 5, 10, 18, 22 en 3 dammen op 16, 17 en 36. Wit 11 schijven, op: 24, 25, 26, 28, 33, 35, 42, 43, 45, 47 50 en dam op 30. Beide problemen zijn goed opgelost door de heeren- R. Bouw, M ten Brink Joh- II. Blonx, J. .lacobson Azn., A A. Jacobson, W J. A. Malta, P Mollema. De Haariemsche Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maan dag-avond van 8 tot 12 uur in de bo venzaal van café „De Korenbeurs Spaarne 36, alhier Liefhebbers van het damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men zich bij het bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun nen als adspirant-leden worden toe gelaten. Inlichtingen verstrekt gaarne de secretaris, de heer J. Meijer, Kruis straat 34, Telephoon no. 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 12