«piffle Caillaux op do zittingen over
tuigend heeft aangetoond, dat wijlen
Ca!niette en zijn iieele „Figaro" al
lesbehalve den roep van integriteit
verdienen, dien zij zich zeiven plach
ten toe te kennen.
lier is wel de ironie van het nood
lot, die den heer Ca 111 a ux juist
hem. die door „Le Figaro" werd uit
gemaakt als landverrader, die zich
aan Duitschland had verkochtl in
staat stelde om onwedersprekelijk te
bewijzen, dal juist wijlen Caltnctte
zonder eenig gewetensbezwaar bui-
tenlandsch oa. Duitsch en Hon
gaarse lx kapitaal had laten vloeien
in de gestie van zijn blad.
Wellicht, heeft de heer Caillaux er
nirt aati gedacht anders had hij
,.1-0 Figaro" ook op andere wijze in
het nauw kunnen brengen. Had hij
maar in diverse jaargangen van dat
blad gesnuffeld! Men oordeele
llen 20sten Februari 1914 schreef
Gaston Calmette, onder den titel .,I!e
heer Caillaux voor de geschiedenis",
onder meer: „Ziedaar wat in werke
lijkheid de noodlottige rol van den
heer Cai'laux was in de gebeurtenis
sen, waaraan wij de verminking van
onze groote equatoriale kolonie neb
ben te wijten. Indien de heer Caillaux
zich beijvert om het te vergeten, zul
len de goede Franschen wellicht ge
lukkig zijn, dal men er hem aan her
innert.
Wat zouden de „goede Franschen"
echter van wijlen Calmette zeggen,
indien zij wisten, dat dezelfde jour
nalist den 23sten Augustus 1911
schreef „Wij moeten met al onze
krachten de heer en. Caillaux en de
Selves bijstaan, terwijl zij, met even
veel energie als vaderlandslievende
flinkheid, op loyale wijze den langen
tijd onvermoede fouten van hun ge
vaarlijken collega Delcassé trachten
te herstellenIn weerwil van de
Jeelijke „formule d'appel", die
Duitschland te Agadir heeft gebezigd,
moeten wij met dat rijk, in volle
waardigheid en volkomen loayteit,
de grondslagen zoeken van een Afri-
kaansche ententeen indien wij zijn
definitieve onthouding van bemoeie
nis in onze Marokkaansche zaken
verkrijgen door middel van afstand
doening van een deel der Congo,
komt het mij voor, dat elke goede
Franschman zich zal hebben te ver
blijden met een dergelijke transac
tie."
Het komt mij voor, dat wijlen Gas-
lou Calmette al heel eigenaardig om
sprong met de rechtgeaarde Fran-
tcheii, de „bons Francais", waarop
bij zijn beroepen deed.
Deze man, die heel jong nog, in de
journalistiek zijn intrede deed als se
cretaris van Pnilipp© Gille, den re
dacteur van de rubriek der „Ectxos"
aan ,,Le Figaro" die, dank zij zijn
aanpassingsvermogen en souplesse,
langzamerhand secretaris van de re
dactie wist te worden; die, dank zij
hem door de Dresdener Bank ver
strekt geld, waarmede hij het groot
ste gedeelte der aandeden opkoent,
zich tot directeur van meergenoemd
orgaan wist te doen kiezen
die man kwam op jammerlij
ke wijze om. Barttiou en Briand
droegen hem op, Caillaux ten val le
brengen. Calmette, negeerend al wat
hij vroeger over Caillaux bad ge
schreven, nam de schitterende zen
ding aan. Hij begon met eenïge sen-
ealioneele „gaffes", die hem démen
ti op démenti bezorgden. Toen sloeg
hij zijn grooten slag met den brief,
oiiderteekend „Ton Jo" en kondigde,
op den koop toe, de publicatie van
het document-Fabre aan. Misschien
stond hij op het punt, over den auto-
ritairen financier en regeeringschef
te zegevieren
Guy de Cassagnac schreef in
„L'Autorité" van 21 Juli laatstleden
„Evenmin als men. van mij een
woord ten gunste van madame Cail
laux kan verkrijgen, evenmin zal men
mij doen zeggen, dat Calmette een
held washet is een slachtoffer, heel
eenvoudig. Gaston Calmette is vóór
alles het slachtoffer van zijn tijd,
slachtoffer van de zaken-journalis
tiek, waarbij men strijdt voor belan
gen en nooit voor een idee."
Menigeen zal, dunkt mij, die woor
den ten volle onderschrijven.
OTTO KNAAP.
Kranig kappen.
Dezen morgen liet ik, als naar ge
woonte, mij scheren, Terwijl ik uit
de Langstraat kwam, naderde uit de
Breestraat iemand met hetzelfde doel;
zooals altijd 't geval is.
Ik verhaastte mijn schreden, doch
mijn moeite was vruchteloos; de man
trad eventjes vóór mij binnen en ik
volgde hem op de hielen en zag hem
bezit nemen van den eenïgen lee-
gen stoel dien, waarbij de beste
barbier stond. Dit is altijd het geval.
Ik nam plaats om te wachten; in
de hoop, dat de boste der beide overi
ge baardscheerders mij zou kunnen
bcaUncn, want die èene was al bozig
me. 't kammen van bet haar van zijn
patiënt; de collega was nog niet ge
heel gereed met het oliën der lokken,
van zijn offer.
Ik beschouwde den waarschijnlij-
ken loop van zaken met levendige be
langstelling beiden waren artlsten
niet. dubbele begaafdheid: haarsnij
den en scheren. Toen ik zag dat No.
2 No 1 de loef wilde afsteken van
No. 2 moest ik niets hebben! ver
anderde mijn belangstelling in be
zorgdheid. Toen No. 1 een oogenblik
ophield om een nieuw-aangekomene,
die iets kwam koopen, te helpen en
gold terug te geven en op deze wijze
bij den wedloop achterbleef, vermeer
derde mijn bezorgdheid zich tot angst.
En toen hij nu zijn edel werk her
vatte en hij zoowel als zijn collega
den witten mantel verwijderde en den
klam het poudre de riz van de wan
gen borstelde, zoodat de waarschijn
lijkheid of No. 1 dan wel No. 2 het
eerst „wie volgt" zeggen zou, even
groot was, toen stokte van verwach
ting mij de adem. Nadat iu het cul-
rniiintie-moment No. 1 halt maakte,
om een paar maal zijn begunstiger
1 met de karn door de wenkbrauwen 'te
aaien, zag ik dat hij voor een oogen
blik weer ten achter was en onthutst
rees ik op en verliet het etablisse
ment om niet in handen van No. 2 te
val'en ik bezit nog altijd niet de
benijdenswaardige vastberadenheid
di© den inebsch in staat stelt, een
wachtenden kappersbediende kalm in
't oog te blikken en te doen verstaan,
dat hij liever even wacht op den ambt
genoot.
Ik bleef intusschen vijftien minuten
buiten en ging vervolgens, op hoop
van meer geluk, weer naar binnen,
Natuurlijk waren nu al de stoelen
bezet en vier lieeren wachtende, zwij
gend, ongezellig, verstrooid en met
den trek van verveling op het. gelaat;
zooals menschen, die hij coiffeur of
barbier hun beurt afwachten, kun
nen worden waargenomen, ik nam
in een der gepantserde afdeelingen
van een oude sofa plaats en doodde
den tijd, doordat ik de omlijste re
clames van kwakzalvers van allerlei
nationaliteit, hun haarkleurmiddelen
betreffende, bestudeerde. Daarna nam
ik met gehuichelde belangstelling in
oogenschouw de niet smettelooze
goedkoope platen aan den wand, die
veldslagen en een paar wereldbe
roemdheden voorstelden, die waar
schijnlijk hier eens waren gescho
ren van harte verwenschte ik den
luidi'uchtigen kanarievogel, welke
men in slechts weinig van deze eta
blissementen mist.
Eindelijk zocht ik het minst geha
vende geïllustreerde blad uit, dat uit
lokkend op tafel lag, en verdiepte mij
in de onverantwoordelijk slechte voor
stellingen van lang vervlogen feiten.
Aan mij kwam de beurt. Een stem
sprak „wie vo'gt" en het was No. 2
natuurlijk. Dit is altijd 't geval.
Ik zeide zachtmoedig, dat ik haast
had, en die mededecling roerde hem
zoo diep, als had hij nooit iets van
dien aard vernomen. Hij hief m" het
hoofd op en legde mij een doek onder
de kin. Hij grabbelde met de vingers
tusschen den kraag van mijn jas en
bevestigde daar een kapmantel. Hij
doorvorschle met zijn vingers mijn
haar en gaf mij te verstaan, dat het.
moest gepunt worden. Ik zei dat ik
't niet. wou gepuni hebben. Hij door
zocht het nogmaals en verklaarde:
volgens de laatste mode was het tuch
tamelijk Jang hel was wel raad
zaam er iets af te nemen; namelijk
van achteren, lit zei hem, dat ik net
eerst acht dagen geleden had laten
knippen. Peinzend beschouwde bij
het een oogenbliktoen vroeg hij op
verachte'ijken toon, wie het gekuipt
liad.
Ik antwoordde bruusk:
Jij zelf!
Daar liad ik 'm te pakken. Want nu
ging uij er toe over, zijn zeepsop om
te roeren en zich in den spiegel te be
kijken, waarbij hij nu en dan er
.vlak bij kwam, om critisch zijn kin Le
beschouwen, waarop een puistje zijn
aandacht trok. Daarop zeepte Hij mij
aan de eene zijde van het gelaat
danig in en hij wilde de andere lie'ft
in dit voorrecht doen deelen, toen
een hondengevecht op straat zijn op
merkzaamheid gaande maakte en hij
zich naar t venster begaf en bet in
cident gadesloeg, mot de belangstel
ling welke door barbier of kappers
bediende le allen tijde, voor het
straatverkeer wordt aan den dag ge
legd. Nu ging hij weder over tot
zijn genialen arbeid, waarbij hij
tweemaal mij de kwast in den mond
stak, blijkbaar nog niet van zijn ont
roering bekomen, en hij begon Ijxatis
de zeep met de hand krachtdadig in
te wrijven. Een beduidend quantum
miste hierbij zijn doel, hetgeen hij
niet opmerkte, ik daarentegen wel.
Vervolgens begon hij langs een
oude bretel zijn mes aan te zetten,
waarbij hij, naar het scheen, aange
naam beziggehouden werd door do
zalige herinnering aan een gecostu-
meerd bai van haarkunstenaars,
waarop hij als een soort keizer gefi
gureerd had. Dit noopte hem nog
eens een bhk in den spiegel te wer
pen en hij legde zijn scheermes even
neer en borstelde met zorgvuldigheid
zijn eigen haar, waarbij hij een w-eer-
spaunigen lok op het voorhoofd kleef
de, een prachtige scheiding in het
midden rnaakle en inmiddels droog
de het schuim op miju aangezicht en
het drong onmiskenbaar in mijn
edele deelen door, hetgeen ik ver
meende te mogen afleiden uil een ei
genaardig gevoel, in de platte volks
taal „jeuk" genoemd. De kapmantel
belette mij, een hand er naar uit te
steken.
Zoo begon hij te scheren, waarbij
Hij zijii vingers in rnijn gelaat plant
te om de huid te strekken, meerma
len verrassend me bij den neus pakte,
het hoofd voor- of achterover en zij
waarts draaide, natuurlijk zooals de
handigheid voor T scheren dit eisch-
te, en ik was volmaakt weerloos.
Zoolang hij zich met de kleverige
plekken onledig hield, had ik niets
te lijden. Maar toen hij over mijn kin
schraapte, kwamen de tranen mij in
de oogen.
Gelukkig leidde mij dit. af van de
eenigszins beklemmende overweging,
waar hij ditmaal 't waarschijnlijkst
mij snijden zou. Maar hij wist. dit te
ondervangen, en deed dit in de kin
zooals ik bii den aanvang der ma
nipulaties al «uister voorzien bad
De wijze, waarop hij heelkundige
hulp bood, tart iedere beschrijving.
Om kort te gaan; hij spoot een ge
neeskrachtig vocht op de gekwetste
plek, onttrok haar aan het oog door
een laag rijetepoeder, en zou onge-
t,wij fel d voor onbepaald.cn tijd met
dat spuiten en poederen zijn doorge
gaan, wanneer ik hem niet. met na
druk verzocht had, de zaak verder
op haar beloop te laten.
De eigenlijke handeling was afgc-
loopen; met een welriekend water
werd mijn tronie verfrLscht en daar
na krachtig ufgewreven, het gan-
sche gelaat gepoederd, en toen be-
kun Hij zonder bepaalde aanleiding
de handen door mijn haar te woelen
en vervolgens zijn vingers critisch
te onderzoeken.
Daar scheen iets niet in orde to
wezen en hij stelde mij dan ook
voor, mijne haren te wasschen; er
aan toevoegende dat zij hot noodig,
zeer noodig hadden.
Schoorvoetend merkte ik aan, dat
ik den vorigen dag een bad geno
men en mijne lokkenpracht in liet
hygiënisch bedrijf gedeeld had.
Daar had ik 'm weer vastgezet.
Gratis bevochtigde hij mijn hoofd
met eene portie van Smith's liaar-
ver,heerlijker en bood me eene flesch
daarvan te koop aan.
Ik weos dit van de hand.
Hij recommandeerde mij bijzon
der een verrukkelijk middel voor de
toillettafel aan; een weldadige vor-
frissching van Amerikaanseke oor
sprong, in hooge mate doeltreffend
en onmisbaar; verkrijgbaar voor den
matigen prijs van 4 gulden 75.
Bij zes of twaalf flacons genomen,
was het voor 'n idioot verkrijgbaar
met aanzienlijk rabat.
Ik verklaarde, voor 't oogenblik er
niet op te zullen ingaan.
Hij wees me op een rafraichie-
seur, eigen vinding van zijn patroon,
en toen alle kans om negotie met
mij te doen, verkeken was, bestrooi
de hij mijn lichaam, de beenen niet
uilgesloten, met poeder, oliede trots
mijn protest de haren, en toen be
gon hij mij te ontpoppen, vegende
langs mijn slapen en blazende in
mijn nek.
Ten slotte kregen mijne wenkbrau
wen nog vluchtig eene beurt en blij
moedig kweelde hij: wie volgt.
Dat hij een oogenbük in levens
gevaar verkeerd heeft dit heeft
deze Figaro nooit vermoed.
Een Collega.
Hij was werkelijk voor niets te ge
bruiken, letterlijk voor niets, zoo
\crhaalt de voormalige tooneelspelei
Kar! Pauli, die jarenlang in Duitsch
land voor het voetlicht kwam als
vorst noch als bedelaar, als lieer noch
knecht, En toch bleef hij er bij, too
neelspelei- te willen worden. Je hebt
ra.ro luil
Wat kon hem, op meer dan dertig-
jarigen leeftijd, er toe brengen, zich
nog te wijden aan een beroep, waar
toe mfeestal voeren de idealen dor
jeugd? Welke levensomstandigheden
hadden hem naa.r Silezië gevoerd, bij
ons rondreizend gezelschap?
Ilij heette Streicher, en was een
hoffelijk, bescheiden mensch, en hij
had vrij goede manieren; wij allen
muochten hem lijden. Hij had wel wat
geleerd en gelezen en ofschoon hij
nooit van zijn verleden sprak hij
sprak trouwens nooit over zichzelf
en in eene andere betrekking bc-ter
zou hebben voldaan, voor tiet tooneel
deugde hij heelemaai niet. Hij was
op de planken onmogelijk.
Zoo houterig en stijf als hij, was er
ongetwijfeld geen tweede te vinden;
daarbij was hij angstig en aarzelend,
rioolt trad hij in het juiste oogenblik
op: óf te vroeg óf te laat. Als er maar
een gelegenheid was om te blijven
steken, dan liet bij zich niet onbe
tuigd; somwijlen sprak hij de woor
den, die andeven moesten zeggen, en
vex-zweeg hardnekkig, wat irx zijn
rol stond kortom, het was hem al
een paar maal mogen gelukken, den
boel in de war te sturen. Dan stortte
hij wel tranen van diep berouw en 1
beloofde hij plechtig beterschap eri
zijne zonden werden hem vergeven;
want zooals gezegd, toch mochten wij
hem gaarne.
Doch eindelijk had de directeur,
zeer verklaarbaar-, er genoeg van en
hij werd „eervol" ontslagen...
Nu was goede raad duur. Acht da
gen lang liep hij rond met de wan
hoop op het gelaat en bij kwam tot
mij, met de bede, een goed woord
voor hem te doen. I-Iij was nu al zoo
mooi op weg. vond hij. en hij wou
gaarne voor 30 mark in de maand
verbonden blijven, als de directeur
hem maar weer in genade wilde aan
nemen. Ik beloofde hem mijn best te
doen, en ik wist het zoo ver te bren
gen, dat bij voor dit luttel bedrag we
der in dienst genomen werd.
Maar zooals men in liet leven van
zulke welwillende tusschenkomst
slechts verdriet en ergernis oogst, zoo
zou ook ditmaal die bittere ervaring
mij niet blijven bespaard. Streicher
rechtvaardigde het in hem gestelde
vertrouwen niet; integendeel, hij werd
op den koop toe nalatig, kwam te
laat op de repetitie en, zoo waar, ze
keren avond ontbrak bij bij de voor
stelling.
De heele machine staat stil; of wel,
als men zich weet té redden, zoo kan
dit toch niet geschieden, zonder dat
de voorstelling er onder lijdt. Bij
een apparaat, waarbij zóó het een in
't ander grijpt, waar alles nauwkeu
rig is berekend en ingedeeld, mag er
niets aan ontbreken.
De directeur was buiten ziclizelven
en in zijne uitdrukkingen tegen mij
minder parlementaii-, en al mijne
overredingskunst was noodig om den
anders gemoedelijken man te bewe
gen, ditmaal nog hem eene boete op
te leggen. Die boete bedroeg nu wel
is waar slechts 10 mark; maar van
400 kan men er eer 100 missen darx
van 30 mark 10. En het ergste wam
ook die boete hielp niet veel; svant de
straf leidde niet tot beterschap. Tien
dagen later was Streicher weder
schuldig bevonden.
Nu kon niets hem meer redden; hij
kreeg zijn congé, en wel op staan den
voet.
Toch was bij den volgenden mor
gen weder bij mij en verzocht mij,
alsnog te willen bewerken, dat hij
als figui-ant mocht dienst doen; hij
verlangde daar niets voor, wanneer
hij maar aan het gezelschap verbon
den bleef, totdat bij een ander enga
gement gevonden had. Ik moest
1 action om die kluchtige volharding
en beloofde hem, den directeur, die
slecht en voor hém heelemaai niet te
spx-eken was, zijn verzoek over te
brengen. Nu, bet gelukte, en zoo
zwierf Streiclxicr ongeveer ladht da
gen tamelijk doelloos bij ons rond.
:Ik moet bekennen, dat liet mij onaan
genaam, ja pijnlijk aandeed, op
nieuw zijne vooropraak te zijn ge
weest, daar zijne „wijze van zijn"
juist in den laatsten tijd mij raadsel
achtig voorkwam. Hij verkeerde in
slecht gezelschap.
Toen het toeval mij zekeren dag in
een restaurant van minderen rang
voerde, zag ik hem daar, zwaar be
schonken, in een kring van weinig
vertrouwenwekkende individuen. Al
len namen kernzin de maling; hij ver
keerde in kennel ijken st aat.
En toch, toen ik een half uur later
hem op straat ontmoette, was Hij even
nuchter als ik, zoodat een boetpredi
katie, welke ik wilde ten beivie geven,
achterwege bleef.
Een andermaal zie ik, tamelijk laat
in den naotit naar huis gaande, oen
menscli lang uitgestrekt in den klei
nen tuin voor eene onaunzienlijke
woning liggen. Daar het lamelijk
koud was, trad ik nader om den ver-
meenden slaper, die door de koude
kon worden bevangen, te wekken en
vind Streicher, die volstrekt niet
sliep, maar klaar wakker was. Hij
ging met mij 'mee; maar wilde vol
strekt niet zeggen, wat hij daar uit-
'oerde. Ware de woning niet zoo ax--
moedig geweest, dan was er reden J
geweest om te vermoeden, dat liij plan
had om in te breken.
Zoo was de mededecling van den
directeur, „dat Streicher verdwenen
was," mij niet onaangenaam. Ilij laat
u groeten en het speet hem dat bij
niet afscheid van u nemen kon, maar
hij had geen tijd meerl
Nu, dat zal ik wel to boven ko
men! x-iep ik uit. Gelukkig, dal wij
hem kwijt zij q!
Werkelijk was er een zware last
van mij afgewenteld; de man was ine
onuitstaanbaar geworden. Nu, hij
was weg en ik meende, dat ik mijn
levenlang hem niet zou wederzien. I
Doch ik bedroog mij, Op oen mor
gen, toen ik naar de repetitie ging,
was bij er alweer. Ik vond hem in
een naburig café, omgeven door een
aantal leden van ons gezelschap, in
zeer opgewekte stemming.
Toen hij mij zag, sprong hij
lachend op.
Kom hier en wees ook mijn gast,
riep hij. Ik heb mij veroorloofd de
lieeren een glas wijn aan te bieden.
Heden geen repetitie! zei de di
recteur, met vergenoegd gelaat.
Zeg eens, Streicher, wat is er aan
de band?
Ga zitten en ge zult allen verne
men.
Nu verhaalde hij, hoe jaren gele
den in deze stad een zeer rijke, ge
ziene oude dame was vermoord en rle
schuldige niet ontdekt was geworden.
Wel waren er allerlei vermoedens ge
weest: de naaste bloedverwanten van
het offer moesten er meer van weten,
een testament speelde eene rol in do
treurige geschiedenis, evenzeer een
spooi-locs verdwenen neef, maar men
kwam niet tot een resultaat. Heel
veel begreep ik niet van de ingewik
kelde geschiedenis; alleen zooveel dat
de Justitie 3000 en een bloedverwant,
van de oude dame 10.000 mark bcloo-
ning voor de ontdekking van den
misdadiger had uitgeloofd en dat
het Streiöber had mogen gelukken,
dezen en ook zijne medeplichtigen
aan te wijzen; zij zaten nu al ach
ter slot en grendel, en een hunner
had reeds een volledige bekentenis
afgelegd.
En nu kwam het uit, wat Streicher
eigenlijk was: detective.
Kerel! x-iep ik uit, dan krijg je de
13.000 mark!
Natuurlijk.
Nu, merkte de directeur leuk
ann, dan heb jij voorloopig geen en
gagement noodig.
Neen; noch nu, noch later.
Dus je wilt detective blijven?
Wis en zeker.
--- Maar waartoe dan die corned ie
met dat tooneelspelen? vroeg ik.
Wel, ik moest hier toch cenigen
tijd vertoeven!
Dat kon je buitendien toch vyel!
Dat denk je maar! gaf hij ge
ringschattend ten antwoord. In dit
proces waren wel twintig menschen
gewikkeld; louter sluwe, ter dege uit
geslapen lui. Ik moest een baanije
hebben, dat mij tegen allen argwaan
beveiligde; eene betrekking, die mij
ne aanwezigheid bier volkomen ver
klaarde, zonder de minste aandacht
te trekken, lladde ik onder een val-
schcn naam en zonder aannemelijke
reden hier vcx-toefd, dan zouden zij
allicht lont geroken hebben en op hun
qui-vive zijn geweest. Op den onbe-
duidenden tooueclspeler werd door
niemand acht gegeven. Nu, prosit!
Laat ons er eens op drinken!
Het is afdoend gebleken, dat ie
mand een uitstekend detective en
toch een heel slecht tooneelspeler kan
wezen, merkte de directeur op zijn
drogen loon aan.
ces van mode artikelen, sterken
drank en fietsen; zelfs de aanschou
welijke voorstelling van eene vieesch-
houworij in 6 tableaux, met slachterij
en koolkamer incluis. En of dit niet
genoeg ware, wordt dit wanbedrijf
in de entre-actes herhaald, opgeluis
terd door opwekkende of aandoenlijke
muziek.
Voor velen is dit onuitstaanbaar en
het strekt nier, om iemand le loute
ren voor het te wachten kunstgenot.
Maar meer nog! Onlangs troffen w
op liet px-ogramma van een respecta
belen Amsterdamschon schouwburg
de reclame aan, dat het ldeed, door
mevrouw in hot tweede bedrijf
gedragen, was afkomstig uit liet ate
lier van madame
En zoo zul het affiche eerlang lui
den:
De Bergfee.
Drama a grand spectacle in 5 be
drijven (13 tafereelen) met nieuwe
decoratierii, costumes, pruiken en
souffleurshok.
De toiletten van mevrouw A. zijn
uit de ateliers van de firma Velvet
Co.
Do robe van mevrouw B. in liet 3e
bedrijf is ontworpen en uitgevoerd
door rnej. Dent.tilo. Prijs slechts f 17Ü
a contant 10 pot. korting.
Het schoeisel is uit de magazijnen
van Jules Cordoruüer. Laatste model
len. Fabriceert ook voor gebrekkige
voet-en
Bijouterieën; veiTukkelijke imitatie,
nieit van echt te ondei-scheiden (volgt
adres).
Coiffures en blanketsel (id.)
Etcetera.
nolverdeeling zal ten slotte achter
wege blijven.
HISTORISCHE ANECDOTEN.
Op een soiree in Buckingham pali
ce begon plotseling een lamp te stoi
men. Koningin Victoria stond op e
draaide de pit neer.
Algemeene ontroering onder d
aanwezigen.
Een der hofdames kon dan ook nil
zich weerhouden, uit t-o roepen
—Hoe, Uwe Majesteit heeft zid
verwaardigd Zij zelve!
Maar, mijn hemel, gaf de kt
ningiix ten antwoord, vindt gij df
zoo vreemd? Wanneer ik gcroepei
had: de lamp stoomt!, zou een vai
mijn eerc-dames gezegd hebben te.
den kamerheerMaar zie dan toch
lijn,heer, de lamp stoomt! de ka
merheer zou daarna zich gewend heb
boni tot den eersten kamerdienaar!
Da lamp van de koningin stoomtl
en deze lieer zou eindelijk een nesiet
lakei geroepen hebben maar di
lamp zou op het oogenblik nog sloe
men. Daarom heb ik zelve het ge
daan.
MODERN.
AdvocaatMevrouw, heeft
voor het scheidingsproces nog som
mige wenschen?
Mevrouw; Ach, zie te bewerken
dat de kinderen aan mijn echtgenoot
worden toegewezen en aan mij dp
auto!
MORAAL.
Onderwijzeres: Er zijn vlekken
die den mensch, hij moge met uiter
lijk schoon bedeeld zijn, zeer on'.sie-
ren Wat zijn dat voor vlekken, Ida?
Ida Zomersproeten.
RECLAME IN DEN SCHOUWBURG.
Da Reclame grijpt overal om zich
he^n. AJ!e schuttingen won-dom be
plakt, aanplakborden en -zuilen ont
sieren straten en pleinen eener mooie
stad, in den trein ratelt men aanbe
velingen van triple sec en cacao voor
bij, schoon© nauurtafereelen worden
bevlekt met medodeelingen door mid
del van veelkleurige kunstscheppin
gen waarom ook niet de schouw
burg?
Om den toeschouwer in de ge-
wenscliile stemming te brengen,, pro-
jecteeid inen op 'n lap linnen amnon-
DAMRUBRIEK.
IIAARLEMSCIIE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men le richten
aan den heer J, Meijer, Kruisstraat. 34, Telephoou 1543.
Probleem no. 585,
van A. MEAUDRE.
(Le Da mier.)
Zwart 12 schijven, op - 2, 6, 7, 8, S, 10, 15, 18, 20, 22, 24 en 30.
Wit 12 schijven, op: 11, 1G, 27, 29. 31, 33, 39, 41, 45, 47, 48 en 49.
Probleem no. 58G.
van A. MEAUDRE.
(Le Damier.)
m
üt^
m
JÜ
in
m
®c
,;<3
111
M
8
y//
•K">
11
Éf 1
a
s
-i
Ép
S
18
m
Zwart 10 schijven, op - 5, 8, 10, 11,13, 15, 20, 21, 37 en 41.
Wit 10 schijven, op: 23, 30, 33, 34,35, 40, 44, 45, 48 en 49.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 11
Augustus a.s.
Oplossing van probleem no. 581,
van den auteur- Wit 28—22, 26:17,
34-30, 45-40, 32-27, 49:9, 40-34,
35-2!
De stand was:
Zwart 13 schijven, op - 3, 6, 8, 11,
13, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 23 en 25.
Wit 13 schijven, op: 26, 28, 32, 33,
34, 35, 36, 37, 38 39, 45, 47 en 49,
Oplossing van probleem no. 582,
van den auteur' Wit 24—20, 33—29,
30—13, 26—21, 47—41, 50—44, 45:34,
35 - 24, 25 31
De stand was:
Zwart 5 schijven, op4, 5, 10, 18,
22 en 3 dammen op 16, 17 en 36.
Wit 11 schijven, op: 24, 25, 26, 28,
33, 35, 42, 43, 45, 47 50 en dam op 30.
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heeren- R. Bouw, M ten
Brink Joh- II. Blonx, J. .lacobson
Azn., A A. Jacobson, W J. A. Malta,
P Mollema.
De Haariemsche Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maan
dag-avond van 8 tot 12 uur in de bo
venzaal van café „De Korenbeurs
Spaarne 36, alhier
Liefhebbers van het damspel zijn
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
zich bij het bestuur aanmelden.
Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun
nen als adspirant-leden worden toe
gelaten.
Inlichtingen verstrekt gaarne de
secretaris, de heer J. Meijer, Kruis
straat 34, Telephoon no. 1543.