3
9.
m
"m.
a
m
m
M
a
m
>s. dan je biezen gepakt 1 Laat dc rest
Uiqör aan rnij overt
Ik zal de beweging maar vc
gen, niet uw permissie! sprak Pet'
«•li nauw waren ze beiden acliter het
beschermende meubel verdwenen
do stevige tred van den majoor was
reeds in de gang verneembaar en wel
dra trad bij liet atc'ier binnen,
waar thans Nepomuk Stubs, genaamd
Hassan, met palet en penseel gewa
pend en voor een schildersezel geze
ten, met kalmte 011 waardigheid hem
ontving.
Ken uur Inter verliet de majooi
atelier weder en bij nam van den
waardig hem uitgeleide doend en Has
san afscheid met de woorden
Ja mij zeer aangenaam geweest,
professo'1 ;i rider daad, zoor
naam
Dat „professor" klinkt wat vreemd
hier
Toch was hel zoo professor. Met
dezen titel had de heer Stubs, onver
vaard, zich aan den majoor voorge
steld. Wel is waar had deze aanvan
kelijk die zeer problematieke gestalte
ccnig&zins bedenkelijk aangestaard
maar kunstenaars hebben, wat hun
uiterlijk voorkomen betreft, zoo zeke-
to luimen en de „professor" had,
trots zijn eenigermate schunnig vóór-
kómen, den ouden heer zool ware
kunslenaarszekerheid ontvangen, had
hem op dc vraag naar den heer Busc.h
te verstaan gegeven, dat deze een stu-
diclocht ondernam en eerst laat- zou
it« mgkeeren, en dat hij, prof. Stubs,
zï.jn vaderlijke vriend en leidsman op
bet moeilijk pad der kunst, igmid-
dels zijn njernvste schepping aan cri-
tiek onderwierp en wat retoucheerde;
welk laatste eigenlijk niet rioodig was,
daar do hoogl»<?gaafde, zeldzaam \lij-
ti'-'c en solide jonge kunstenaar reeds
op den direeten weg der onsterfelijk
heid was en zelfs hij, prof. Stubs, om
niets ter wereld in staat was, op tiet
gebied der schilderkunst hem nog iets
ito ieeren. Ja, oude heer dus had
bij pathetisch zijn rede besloten -
dien jongen man steekt een groot ge
nie en wanneer soms gekomen
om hém eene opdracht te doen,
moogt u er van overtuigd zijn, dat gij
geei. waardiger kunstenaar liet
edelen van een paar vierkante meter
linnen kunt toevertrouwen.
De oude majoor had den bengel"
niettegenstaande alles toch lief en
ongedwongen lof uit den mond van
den waardigen leeraar had terdege
hem goed gedaan te meer, oinda.t hij
zelf reeds overtuigende bewijzen
het schitterend talent des jonkmans
ontvangen hod. In dit opzicht mocht
Biij liet met den „vaderlijken vriend
cu leeraar" van zijn neef eens wezen,
bij moest toch beslist protest a an tee
kenen tegen het praedicaat „solide"
dat Stubs aan den jeugdigen schilder
had toegekend hij had dit don ook
krachtig tegengesproken en alle l>e-
weringeu van den „professor" weder-
legd door do mededeeling, dat hij de
oom'van den aankomenden verkw"
ter en dus iemand was, die alles wist
van diens pecnriiaireu toestond.
Stubs zijnerzijds bad, zooals vanzelf
spreekt, zich zeer verrast en verheugd
Jietoond, den waardigen oom van zijn
lievelingsdicipel te Ieeren kennen, en
liad wel willen erkennen, dat deze veel
geld noodig had. Maar waarvoor hij
het gebruikte lieve hemel, dat brave
jo/igmenscli, mot 7,00 mild, week Kun
stenaarshart
Arme, talentvolle Kunstenaars, die
!met nood en zorg te kampen hadden,
weduwen en weezen wisten er van te
verhalen, waar het geld van den
keren Maurits Buscli, of, heler
7,egd, van den lieer majoor bleef, cn
hoo dikwijls had hij, prof. Stubs, den
jongen man vermaand, wat meer aan
oigeri behoeften te denken, waar hij
liet minst zich inee inliet.
Dc nobele oom vergoot bijkans tra
liën over den weldadigheidszin van
tij 11 neef en in stilte vroeg bij hem
haast vergiffenis, terwijl de ondeu
gende Stubs heimelijk zich verkneu
terde in zijn zegepraal en aan dit ge
voel door een geweldigen grijns rich
ter den rug van den majoor lucht gaf.
Deze nu had op do reeds aangege
ven wij ze van den professor afscheid
genomen en was in zijn hotel terug
gekeerd, waar hij den angstig hem
varbeidenden Peter mededeelde, dat
de zaak met den bengel bij nader in-
izien zoo erg niet was, en misschien
zou hij den volgenden morgen ze in
orde maken
In de vreugde zijns harten vergat
hij te vragen, waarom zijn factotum
op weg naar den schilder onverhoeds
verdwenen was.
Doch Peter schudde, toen hij alleen
was, verwonderd Tiet hoofd cn stelde
zich do vraag „Wat wel die smerige
vcrfkladder al zoo gelogen had, om
den majoor geheel om te keereu
Niet het minste vermoeden van de
waarheid, kwam in zijn eerlijk brein
op.
Wanneer Nepomuk Stubs nu de
aangename hoop koesterde, dat do
storm van liet hoofd dos schilders dit
maal was afgewend, zoo had bij daar
werkelijk wel (benige reden toe.
Edoch, hij vergat die geheimzinnige
macht, welke oppervlakkige menschen
liet toeval noemen, en waarvan wij
len Wallenstcixi beweerde, dut hel
heelemual niet bestaat, maar dat al,
•wat geschiedt, in het boek des Nood-
Jots opgoteekend is diezelfde macht,
welke de Turken kismet" noemen.
En Stubs droeg niet alleen ecri
Turksche fez, maar ook een J'urk-
scheu bijnaam waarom zou hij ook
niet. zijn „kismel" hebben l
IJ et Was al na middernacht, toon de
majoor een oud-vermaarde restaura-
tic verliet, waar hij in de achterka
mer een paar oude vrienden had ont
moet. Een donkere zwoele zomernacht
•lag vreedzaam over de stille stralen
van do voormalige Keurhessische
hoofdstadmaar in het binnenste
van den majoor zag 'het er minder
vreedzaam uit, want uaar woedden
twee geweldige geesten, die van den
wijn en die van den toorn. Wat den
eersten betreft, moet schoorvoetend
worden erkend, dat deze zoodanig
ttiem beheorschte, dat hij als 't ware
wonder stuur door de straten bocg-
scerde, terwijl de boozo geest van don
toorn aan zijn logisch denkvermogen
dor. laa'sten knauw gaf.
Dat was zóó gekomen de oude wa
penbroeders, niet afkcerig van oen
goed glas wijn, hadden in de vreugde
gelaten, on (pen den qxajóor dc
wijn reeds wat naar liet iioofd geste
gen was, had hij ook het doel van zijn
komst verteld en verhaald van zijne
aatigauame ontmoeting met professor
Stubs, 011 hoe deze zoo vol lof zich had
uitgelaten over het doen en laten
zijn neef. Nu was genoemde Stubs
aan ©enigen van de hoeren niet geheet
onbekend cn een schaterend lachen
begroette 's mans bevordering van
„acadeniieknocht en factotum iu algo-
mec.icn dienst" tot professor in do
edele schilderkunst.
Eerst keek de majoor wal verbaasd
op; toen begreep hij, dat bij leelijk
beetgenomen was. Wel lacht© hij, na
den afwezigen Stubs cieu iri stilte te
hebben verwonschl, zelf mee maar
dat. lachje was toch niet echt en wan
neer Petor tegenwoordig ware ge
weest, /.ou li ij uit do zware rookwol
ken, die do oude aan zijn sigaar wist
te ontlokken, weer rnet zekerheid heb
ben besloten de majoor is woedend.
En zoo kwam hij, na krachtig voor
alle geleide te hebben bedankt, in
den toestand, waarin hij 's nachts
zich naar zijn hotel bewoog, op den
hook van de Wil hel nis-en Kónigstras-
se toevallig den heer Stubs-Hassan
tegen, die evenzeer op weg naar huis
was en met kennersoog opmerkte, in
welken toestand de oude heer zich
bevond voordat bij nog met zichzelf
eens was of hij den majoor ontwijken
zou, tikte deze hem op den schouder
en vroeg met zware tong den weg
naar zijn hotel.
-- Die heeft '111 om t mompelde
Stubs; luid voegde hij er bij, dat. het
hem een-genoegen zou zijn, den naas
ten weg te wijzen.
Zeer ver-pltcJitknorde de
oude en hij sperde krampachtig de
oogen open om den hulpvaardigen
genius nader te beschouwen een
ogenblik sidderde Stubs.
Maar hij droeg geen fez en had zich
afgewasschen, welke laatste operatie
steeds eene opme'rkelijke verandering
aan hem teweegbracht. Door het houfd
van den majoor spookten de 'gebeurte-
nissen van den dag; een oogenb'ik
was hel hein als ontwaarde liij een
hem hekend, onuitstaanbaar,gelaat en
luid steunde hij: „Wat een scha
vuit! II niet, menee'r de andere.
Professor Stubs, wil 'k zeggen iliuis-
knecht vetlap brutale deugniet
Ah, lachte Hassan, die begreep
dat lilj wel niet herkend was, doch
n gewaagde grap was uitge
komen. U bedoelt den alonibekcnden
Stubs zeer achtenswaardig man
ken hem
Gem ©ene kor el, schreeuwde de
majoor verwoed ziet u, meneer, die
andere, Snubs Stubs ken hem
beter, geeft zich voor professor uit
maar morgen sla ik hem armen en
heen en kapot zal 'm niet goed bcr
komen, professor Stubs! En mijn
eof gaat mee naar huis kent u
lijn neef verkwistend schilder
Heb niet de eerl
Mooie eer wee3 daar maar niet
belust op! Breng me maar liever naar
hef hotel héb veel lust 0111 onder de
wol te kruipen maar morgen
i'ijgt professor er van langs'.
Daarbij sloeg (hij krachtig met zijn
dikken -stok door de lucht en keek
gids doordringend aan, die aan
houdend het hoofd afwendde.
Het was onzen Stubs niet wel te
moede. Ilij argumenteerde, dat de
majoor in micliteren toestand den
dikken stok al weinig minder krach
tig zwaaien zou ter eere van Haa
rneet worden gezegd, dat bij te
vens aan den schilder dacht, vion
ii'ij gezegd liad, dat hij de zaak met
den ouden heer wel in orde brengen
zou...
ijrie hersenen verwerkte hij al
leclei reddingsplannen voor zijn be
dreigden rug en zijn beschermeling,
toen zijn blik plotseling op liet. kolos
sale standbeeld van don landgraaf
Frïedrich viel, dat midden op net
plein jn Bret nachtelijk duister zich
verhief. Eon kwajongens-herinnering
doemde in hem op en een vroolijke
gedachte schoot, als cori vuurpijl, in
zijn brein.
Hij voerde den majoor, wiens
hoofd steeds dieper op de borst ge
zonken was en wiens oogen weer holt
gesloten waren, naar de achterzijde
gedenk teek on, greep met
kundige hand achter het hek, dat. het
omringt oen druk en 'haast onhoor
baar verschoven twee ijzeren stan-
Een oogenblik daarna stond de
majoor achter het hekwerk, dat de
oormalige kladschilder even handig
ve«er sloot, cn deze vervolgde nu
alm den weg naar "huis.
Do majoor evenwel keek een wijle
verwonderd tegen den metalen reus
op, schudde bedenkelijk zijn waardig
hoofd en zette gelaten zich op een der
treden van het voetstuk, waar hij
rinen twee minuten indutte,
liet was een merkwaardig nacht-
verbl ij f.
>cn de dag aanbrak en er een
hlige wind bbes, opende cl© ma
joor de oogen on thij dacht eerst aan
oen zeldzamer; droom, toen hij inei
zwaar hoofd om zicih heen zag en
ijrie omgeving opnaoi.
D© koude stoenen liet ijzeren
hek, de majestueus op hem neerblik
kende landgraaf in imperator-ge
waad, ja, wat was dat? Hij wreef op
nieuw zich de oogen, kneep zich in
den arm en overtuigde zich, dat hij
en zeker wakker was en dat hij,
majoor Sturm, heer van Eborfeldea,
den nacht ac'htor het "Eek van oen
monument en niet in het zachte bod
in zijn hotel had doorgebracht.
Zijn denkvermogen keerde nu met
schrikbarende gezwindheid terug,
zondo'r dut hij zich kon verklaren,
hoe hij in dien mallen toestand go-
komen was, of hoe hij een uitweg
zou vinden.
ilij was voor altijd geblameard,
wanneer iemand hem daar aantrof.
Gelukkig was alles nog stil om hem
heen; maar kon niet ieder oogenblik
iemand daar langs komen
i hel v
'derzien zich niet onbetuigd ontdokken? Daarginds bij de .voort
liep do schildwacht op en neer; als
die soldaat een scherpen blik had
ontzettend denkbeeld!
Heeds verlichtte liet morgenrood
den zoom der verwijderde bergen en
dra d© kruinen der boornen in den
Obit rek; juist opende zich ginds de
deur van een huis. Twee gestalten
kwamen er uil en schreden, o jam
mor, dwars over "hot plein, 'Urect
naar het monument toe.
Thans was hij verloren! Of zij moes
ten hem zien, of de militaire wacht;
tiij mocht zich draaien en wenden,
boe dan ook. O, wat had hij in dit
oogenblik voor d© aanwezigheid van
zijn neef gegeven; ja zelfs de niets
waardige schobbejak Stubs ware "em
welkom geweest, wanneer hij slechts
door hém uit zijn afschuwelijken
toestand ware verlost geworden.
En zie, daar kwamen die
twee, 7,00 vurig gewenschte, per
sonen zoowaar naar 'hem toe. Want
zij, die naderden, waren niemand
anders dan Maurits B-uscli on profes
sor Stubs. Zonder eenig doel kwamen
aanslenteren., voor eene morgen-
studie bulten, naa'r liet scheen, vant
de schilder droog zijn aquarelkast
;r den arm en Stubs sloopte hem
de groot© teelcenp0rtefeui 11 e achterna.
Juist wilden zij het hek voorbijgaan,
toen daar een angstig roepen weer
klonk
Maurits, hoor eens liior, Mau
ls!
Oom, lieve ooml riep met gehui
chelde verrassing de schilder uit
i-aar* wat is dat! Wat (loet u daar?
Maak maar, dat ik er uit kom
ik zal je alles vertellen!
Maar hoe kan ik dat! antwoord
de Maurits. Ik. weet niet
Er moet toch ergens een ingang
zija, steunde de oude, ik ben er toon
in gekomen!
D© schilder haalde da schouders
en keek vragend zijn dienenden
geest aan.
zou 6r wel een middel op ve
ten, sprak deze met een ondeugend
lachje; maar als ik den heer majoor
er uitlaat, dan weet ik niet die
dikke stok mijn arm© rug
l.aat m© er uit, rakker, sohréeu .v-
d© de majoor, die met ontzetting in
do verte andere menschen zag aanko
men, en alles zal vergeven en verge
len zijn. Jou zal ik je schulden nog
eens betalen en „professor" wordt t
welverdiend pak slaag kwijtgeschol
den,
Op uw eerewoord? vroeg Stubs.
Op mijn eerewoord, en een oogen
blik later stond oom buiten bel hek
en dra bevond hij zich In de woning
van zijn neef, waar Stubs, die zich
trots het eerewoord maar wat buiten
bereik van den geweldigen stole
hield, koffie zette, terwijl coin on
neef „zaken" behandelden. Dat ge
sprek bad aanvankelijk 'n eeni-gszins
stormachtig karakter; maak het
duurde toch niet lang of liet oogen
blik was aangebroken, dat Sluisden
vorigen dag in zijn overmoed voor
zien liad: vreugde d©s wederziens
beren betaald, algemoene ontroering
en slot-tableaul
Peter nu brak dien dag zich over
twee duigen het Hoofd. Ten eerste,
waar de majoor den nacht had door
gebracht, en ten tweede, wat „die
smerig© kleurenmenger' had uitge
haald, dat de majoor zoo grootmoedig
liad 'opgedokt.
Nu, Stubs, diiö zijn bijnaam Mu'.cy
Hassan" wear alle eer had aange
daan, keerde ook al niet met leege
'handen van de expeditie tefug; Mau
rits honoreerde hem naar beboeren,
en wel van ooms geld.
De majoor is nu al 'n "dagje ouder
geworden, maar altijd nog flink en
Opgewekt: hij verheugt zich in den
roem van zijn neef, die een bekend
schilder geworden is en hem alle t-6'f
aandoet.
Hoe "bij toenmaals achter het nek
van den landgraaf gekomen is, heelt
hij later eens mogen vernemen en
dikwijls lacht hij mot Peter nog om
„professor Stubs' en zijn, bij slot
van rekening, duur betaald nac-ht-
logies.
De herstellende.
NAAR HET ENGELSC.II.
Voor het open raam van een par
ticuliere kamer in liet Westbourne
ziekenhuis zat Doug'as Shale droo-
inc-rig uit te kijken over de zee.
Hij werd door kussens ondersteund
er, in zijn oogen lag die kalme blik,
dien men zoo dikwijls kan waarne
men bij menschen die nog kort ge
leden aan den dood ontsnapt zijn
Nu werd hij iu zijn droomerijen ge
stoord door het we'kom geluid van
een lepel tegen aardewerk, liet was
Mary Glvnn bij Douglas bekend on
der dm 'naam 'van „zuster" met
de kleine portie pudding die zijn
lunch moest verbeelden. Want
Douglas was herstellend van blinde
darmontsteking, en d© dokter was
zeer streng l,an opzichte van het
geen hij mocht gebruiken even
als Mary.
Moer eten, Welzeker! zoo be
knorde zij hem. Dat is juist iets
voor mannen om aan niets anders
denken dan aan eten. Ik heb 'le
ver twintig vrouwen te verplegen
dan één man, hoort .u dat?
U en. de dokter zijn al even
grootc tirannen, zuster! zei do pa-
tïihi 1 glimlachend, die werkelijk een
heel gemakkelijke patiënt was en
die' nu ook het bordje van haar aan-
Maar wacht maar tot ik weer
heelemual beter beul Dan zal ik een
groote fuif geven waarop u en de
dokter ook mogen komen 0111 vurige
ko'eu op uw beider heerschzuchtige
hoofden te stapelen.
Wal u doet aLs u eenmaal hier-
weg is, antwoordde het meisje, kar;
mij koud laten. Als
kiest te eten, dan ka
helpen. Maar als u denkt dat ik u
nu ook maar een kruimeltje vast
voedsel zou wi'len geven, dan heeft
11 zich zeer vergist, Mijnh. Ondank
baar!
Neen maar 'uister nu eens.
zuster, verzocht, de uitgehongerde
jong© man u zou 11a blindedarm
ontsteking ook voel honger hebben
en ik geloof niet dat liet me eenig
kwaad zou doen. Geef mij om te
pro boeren eens een heel klein stukje
brood, en als
E11 als u nu niet zwijgt,
Mary uit, dan leg ik u weer in bed
- - en hoe zou u dat bevallen
Zij lachtenallebei. Toen gaf hij
haar liet. .maar al te gauw leegge
maakte bordje terug.
En nu in uren en uren weer
niets! bromde Douglas op spottend
rampzaligen toon terwijl hij zich
achterover in zijn kvtsse
Jeu.
Juist! zei Mary kortaf, terwijl
zij het. hem wat gemakkelijker
maakte. Maar hier is iets dat u mis
schien wel kan helpen don tijd te
verdrijven, ging zij voort terwijl zij.
hém' een dikke enveloppe voorhield
Wel, die is van Audrey, mijn
zuster, nep hij met opgewekte stem
uit.
U Heeft haar zeker verteld dat
zij weer aan mij mocht schrijven'
Mary knikte.
Dat is in elk geval heel vrien-
Klijk van u. Misschien heeft u toch
liet zoo'n verhard gemoed als u wel
.•ens wil doen voorkomen.
Misschien niet! antwoordde
terwijl zij lachend de kamer
liep.
Douglas was als onder-directeur
van een groote stoombootmaatschap
pij verplicht om in Weétbourne te
wónen, vele mijlen verwijderd van
zijn ouderlijk huis in een der voor
steden van Londen, waar Audrey en
zijn moeder, die weduwe was, woon
den, zoo'dat broer en zuster elkaar
altijd veel nieuws te melden hadden.
De brief van Andrey begon met
familienieuws, en de laatste berich
ten omtrent, den gezondheidstoestand1
van zijn moeder. Daarop vervolgde
zij met een verslag omtrent liet doei;
en laten van hun intieme vrienden
en Kennissen en ten slotte waait.
Andrey zou geen meisje geweest
zijn als zij geen lange brieven kon
schrijven verteld© zij liet een en
ander van hetgeen in de buurt ge
beurde.
O, ja, en het huis naast ons is
eindelijk verhuurd! schreef zijn zus
ter. Ér woont een zeer aantrekke
lijke familie, Vardon genaamd, een
vader, moeder en ééne dochter, liet
bekoorlijkste meisje dat ik ooit ge
zien heb. Natuurlijk hoopte ik dai
zij DoUy zou heelen en dat kwam
int! Dolly Vardon ia pas twintig
jaar, ev'eu oud als ik en zij zingt
verrukkelijk mooi alt. Zij heeft de
mooiste bruine oogen die i© ooit-ge
zien hebt, en een overvloed van
prachtig goudblond haar. O, Douglas
maak toch dat je gauw beter wordt,
opdat je haar kunt ontmotem zij ver
buigt er ook 7.00 naar jou te leeren
kennen. Ik heb haar alles van je
verteld, ook wat een lieve, oude jon
gen je bent. Zij is iri één woord al
lerlest.
Douglas legde den brief neer en.
koek weer ver over -de zee naar bul
ten. De brief deed hem denken aan
zijn moeder, aan Andrey en ja,
ook aan Dolly Vardon. Het was
iets ongewoons van zijn zuster om
zoo enthousiast over iemand le
schrijven maar de mooi© Dolly
scheen haar heelemaal ingepakt le
hebben.
Hij drukte op het knopje van de
bel naast zijn stool, en vroeg, toon
Mary binnenkwam, of hij een brief
mocht schrijven.
Kom, dat heeft, u opgevroolijkt,
ze. ze hem glimlachend aankijkend.
Ja, ti is een beste jongen ge
weest, daarom mag 11 nu een brief
schrijven maar niet meer dan één,
hoort
Zij ging de kamer uit en kwam
een oogenb'ik later met een block-
note en een potlood terug.
Buk nu niet te ver voorover,
terwijl u zit te schrijven! zoo waar
schuwde zij hem, en Douglas glim
lachte drooinerig terwijl hij opmerk
te hóe er iets'vertrouwelijks uit lutar
•stem hem, tegenklonk.
Ik zal heel gehoorzaam zijn,
antwoordde hij terwijl hij naar haar
opkeek.
Aan zichzelf overgelaten begon hij
te schrijven hetgeen hem bijzonder
tegenviel, toen hij bemerkte hoo
zwak zijn hand nog was en hoezeer
7,'i beefde Toch ging hij voort ter-,
w ijl hij besloot met de woorden:
Je vriendin, Dolly Vardon
wat een mooie naam tocht moet
iets zeer bijzonders zijn, en ik ben
vol verlangen haar te leeren te ken
nen. Ik hoor niets liever dan een
aHstein; wat zou ik graag willen,
dat jo haar eens mee kon brengen
hierheen I
Maar om dat zooiets onmoge
lijk is, moet ik gauw zorgen beter
t.u worden om dan thuis te komen
I-Iet schrijven liad liern vermoeid
er, toen Mary terugkeerde, vond zij
hem rnet gesloten oogen, achterover
in zijn kussens geleund, liggen Zij
streek hem rnet haar koele handje
zucht over zijn voorhoofd en na een
pcosj© kwam hij overeind en vroeg
haar hem wat voor te lezen.
'Terwijl zij zich over het boek
heer-boog dwaalden de gedachten
vaii Douglas, door haar stern tot
rust gebracht, terug naar Londen
en naar Dolly Vardon met het goud
blonde haar. Marry Glynn had ook
overvloed van haar, maar het wa9
gitzwart zoo zwart als alleen een
i 'ische het kan Hebben.
Twee dagen later kwam er een
haastig geschreven briefj© van An
drey,
Ik ga straks met Dolly naar
een matinee. Ik liet haar jouw brief
zien en wij schreiden bijna toen
wij je beverig handschrift zagen.
Toen zij gisteren in mijn kamer was
ze! ze plotseling; Dat is liet portret
van je broer, niet waar? En het was
zoo!
zij hot liij intuïtie voelde! Ts dat niet
grappig? Ik wordt er opgewonden
van als ik er aan denk, hoe je bei
den elkaar zult ontmoeten!
Douglas zat natuurlijk nog aan
zi.in stoel gebonden, maar hij voelde
toch zijn krachten langzamerhand
trrugkeeren liet vloeiboek op zijn
knie riemend, besloot hij dadelijk
den brief van zijn zuster te beant
woorden:
Het was zeker merkwaardig
dat Miss Vardon mijn portret
uit een reeks portretten die je op je
kamer liebt, hangen, uitzocht! Kun
jo mij geen portret van haar bezor
gen om mij op te vroolijken? Ik wou
maar dat zij eens hier kon komen
om wat voor mij te zingen
begint mij leelijk te vervelen om hier
zoo lang opgepakt te zitten. Maar ik
wordl icderen dag beter.
Dolly Vardon! Er k'onk iets ro
mantisch 111 dien naam, dat hem
aantrok. ILj liad een gewoel of hij
haar al goed kende, en alsof hij
dankbaar jegens haar gestemd was,
omdat zij hem den tijd zoo bekort
had. Ééns zou hij haar ontmoeten
en bedanken. Zij was blijkbaar een
levendig meisje dat gauw haar sym
pathieën too'nde Zij zon zeker een
prettige vriendin voor zijn zuster
of voor ieder ander zijn
Toen kwam zooals gewoonlijk Ma
ry Glynn binnen, bracht, hem zijn
avondeten, waarna hij moest gaan
s'apon.
Drie dagen verliepen zond©r dat
er een brief kwam, en Douglas voel
de dit als een teleurstelling. Toen
vrschoen er een lang© brief van
zijn zuster. Na een opsomming van
het. familienieuws, waarvan hij in-
tusschen heel weinig notitie nam
schreef zij:
Dolly ligt in een hangmat on
der den groóten kastanjeboom ach-
er in den tuin te schommelen en
'.ingt in zichzelf. Zij is bekoorlijker
dan ooit om aan te zien Zii zegt
liever geen portret van zichzelf te
willen zenden, omdat zij er altijd
zoo dwaas op staat. Het is niet waar
maar zij houdt het vol.
- Herinner jij je nóg" hoe je vroe
ger eens niet enthousiasme aan het
dichten bent gegaan? Nu, ik heb on
langs de gedichten aan Dolly ge
leend. Toen zij ze uitgelezen had,
zei ze overtuigd te zijn dat jij juist,
an moest wezen, dien zij gaar-
il.de ontmoeten maar vertel
haar alsjeblieft, nooit,, dat ik je dat
erteld hebt En 'aat je ook niet het
hoofd op hol brengen! Zij kwam van
morgen met. een groote bouquet ro
zen binnen, en verzocht, mij ze aan
„haar dichter" le zenden met haar
beste wenschen voor zijn spoedig
herstel. Goeden dag, oude jongen
'iet verheugt mij zoo, dat je goed
ooruit gaat!
En dat was alles.
Juist op dal oogenblik kwam Mary
binnen met. een doos waarin de
bloemen, dio hij, na ge te hebben uil-
gepakt, haar overreikte om in een
aas te zotten. Er hing een adres,
aan, waarop stond: Aan den. dich-
van Do'ly Vardon.
En mag ik vragen wie Dolly
Vardon is? zei Mary, hem glimla
chend aankijkend.
O, een vriendin van mijn zusier,'
antwoordde Douglas. Wil je mij wat
voorlezen, zuster Mary? Want de
twee waren nu heel goede vrienden
geworden.
In de twee weken, die nu volgden,
kreeg Douglas een groot deel van
zijn vroegere kracht terug en einde
lijk mocht hij tot zijn groote blijd
schap bijna weer gewoon mee-eteri.
Dolly Vardon en hij waren in dien
tijd heel intiem geworden Ilij had
haar zelf© geschreven, en bad in ant
woord daarop een briefje ontvangen
ingesloten bij een klein boekje md
gedichten.
liet is altijd aangenaam nieuwv
vrienden te maken en als dat nu to©
vallig een mooi meisje is, dan moe!
liet wel dubbel aangenaam zijn, nia
waar?
Toen vertelde de dokter hem op eei
Maandagmorgen dat hij zich gereel
kon maken den vo'genden Woensdag
te vertrekken Ilij schreef aan. Andrey
om haar het groote nieuws te vertol
—Waarom, zoo schreef hij, zouden
jij en Dolly niet hierheen komen en
miïj me© terugnemen naar huis. Zij
zou een prettig gezelschap voor ja
zijn. Je zoudt dan den trein kunnen
nemen, die iiier 's avonds aankomt,
Ik vrees dat je op dien tijd niet meer
in het ziekenhuis zoudt worden
toegelaten, maar er is een aardig
klein hotel vlak naast het station,
waar j© den nacht zoudt, kunnen
doorbrengen. Telegrafeer mij daar
over even.
Den volgenden middag kwam er
tot zijn groote blijdschap een tele
gram: „Kom, Woensdagmorgen bij
je ontbijten. Andrey, Dolly.
Toen eindelijk de Woensdagmorgen
was aangebroken, was Douglas al
vroeg op oim al die laatste dingetjes
in te pakken, die men zoo gemakke
lijk vergeet liet scheermes, enz. Hij
verkeerde in opgewonden stemming
bij de gedachte dat hij eindelijk zij a
goud'bruinharig vriendinnetje zou
ontmoeten.
Het was zoo geschikt dat Mary, Au
drey, Dolly Vardon on hij gezamenlijk
in zijn kamer zouden ontbijten, en
juist was de ontbijttafel, versierd met
de bloemen van Dolly Vardon, gereed
toen zijn zuster werd aangediend
Zij snelde binnen, sloeg haar armen
om zijn hals en kuste hem weer en
nog eens Mary stond intusschen
vol verwachting en met een blos op
de wangen naar de openstaande deur
en door de gang- te kijken.
Toen Douglas zijn zuster aan Ma.
ry had voorgesteld, keek hij deze eer
ste vragend aan.
Waar was D-olly V ardon?
Maar Andrey, wat ik zeggen
wil, wat. heb je met Dolly neen
Miss Vardon gedaan? Je hebt haar
toch zelcer niet buiten laten wachten?
Er kwam een half verschrikte blik
in de oogen van Andrey.
O. Douglasbegon zij.
Wat is er, beste meid? Is er
iets niet in orde?
O, wees toch niet boos op mij,
wil je? Maar, Douglas, dat alles is,
zij ik bedoel ik heb alles maar zoo
bedacht!
Redacht, hoe, wat?
De bloemen, en -de brieven, en
de boodschappen en alles
Alles?
Ja Dolly Vardon en allesf
Wees nu maar niet boos op mij. Dou
glas? Ik dacht dat het jo zou helpen
den tijd te verdrijven.
En dat deed liet ook, beste meid!
zei Doug'as een beetje beschaamd.
Toen barstte hij in een schaterlach
uit, waarmee Mary instemde. En nu
heb ik je iets te vertellen! ging hij
vóórt, terwijl hij zijn arm om Mary's
leest legde,
Hoe bevalt je die ring, Andrey?
vroeg hij, terwijl hij de linkerhand
van Mary uitstak, waaraan aan den
derden vinger een enkele diamant
schitterde.
O, Douglas, ondeugd die je bent!
zei Andrey, haar twee armen omzijn
hals slaand Waarom heb je mij dat
niet eerder verteld? Nu begrijp ik
waarom je niet boos op mij bentl
Boos op jei zei Douglas veront
waardigd, Ik ben nooit op goudbruin
haar gesteld geweestI En je moet
Mary eens hooren zingent
lk
vroeg haar hoe zij dat zoo
want je weet line je op geen
ons lijkt en zit beweerde dat
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon 1543.
Probleem no. 593,
van H. W. ZITMAN,
le Publicatie.
Zwart
Wit
46
4
40
60
Zwart 9 schijven, op: 2, 4, 7, 8, 11, 15, 19, 30 en 96.
Wit 10 schijven op: 20, 21, 27 31, 33, 37, 38, 39, 40 cn 49.
Probleem no. 591,
van H. W. ZITMAN,
le Publicatie.
1
2
4 5
Jjf
6
H
16
Hf
26
a
§1 -11
w'
86
ÉH
a i
46
1#
-
46
47
48 ,49
50
Zwfart 13 schijven, op: 7, 8, 12, 13, 14, 18, 19, 22, 23, 24, 26 30
Wit 14 schijven, op: 21. 27, 32, 33, 35, 38, 39, 40, 41, 43, 44. 47,
en to.
49 eu 50.