3 9. m "m. a m m M a m >s. dan je biezen gepakt 1 Laat dc rest Uiqör aan rnij overt Ik zal de beweging maar vc gen, niet uw permissie! sprak Pet' «•li nauw waren ze beiden acliter het beschermende meubel verdwenen do stevige tred van den majoor was reeds in de gang verneembaar en wel dra trad bij liet atc'ier binnen, waar thans Nepomuk Stubs, genaamd Hassan, met palet en penseel gewa pend en voor een schildersezel geze ten, met kalmte 011 waardigheid hem ontving. Ken uur Inter verliet de majooi atelier weder en bij nam van den waardig hem uitgeleide doend en Has san afscheid met de woorden Ja mij zeer aangenaam geweest, professo'1 ;i rider daad, zoor naam Dat „professor" klinkt wat vreemd hier Toch was hel zoo professor. Met dezen titel had de heer Stubs, onver vaard, zich aan den majoor voorge steld. Wel is waar had deze aanvan kelijk die zeer problematieke gestalte ccnig&zins bedenkelijk aangestaard maar kunstenaars hebben, wat hun uiterlijk voorkomen betreft, zoo zeke- to luimen en de „professor" had, trots zijn eenigermate schunnig vóór- kómen, den ouden heer zool ware kunslenaarszekerheid ontvangen, had hem op dc vraag naar den heer Busc.h te verstaan gegeven, dat deze een stu- diclocht ondernam en eerst laat- zou it« mgkeeren, en dat hij, prof. Stubs, zï.jn vaderlijke vriend en leidsman op bet moeilijk pad der kunst, igmid- dels zijn njernvste schepping aan cri- tiek onderwierp en wat retoucheerde; welk laatste eigenlijk niet rioodig was, daar do hoogl»<?gaafde, zeldzaam \lij- ti'-'c en solide jonge kunstenaar reeds op den direeten weg der onsterfelijk heid was en zelfs hij, prof. Stubs, om niets ter wereld in staat was, op tiet gebied der schilderkunst hem nog iets ito ieeren. Ja, oude heer dus had bij pathetisch zijn rede besloten - dien jongen man steekt een groot ge nie en wanneer soms gekomen om hém eene opdracht te doen, moogt u er van overtuigd zijn, dat gij geei. waardiger kunstenaar liet edelen van een paar vierkante meter linnen kunt toevertrouwen. De oude majoor had den bengel" niettegenstaande alles toch lief en ongedwongen lof uit den mond van den waardigen leeraar had terdege hem goed gedaan te meer, oinda.t hij zelf reeds overtuigende bewijzen het schitterend talent des jonkmans ontvangen hod. In dit opzicht mocht Biij liet met den „vaderlijken vriend cu leeraar" van zijn neef eens wezen, bij moest toch beslist protest a an tee kenen tegen het praedicaat „solide" dat Stubs aan den jeugdigen schilder had toegekend hij had dit don ook krachtig tegengesproken en alle l>e- weringeu van den „professor" weder- legd door do mededeeling, dat hij de oom'van den aankomenden verkw" ter en dus iemand was, die alles wist van diens pecnriiaireu toestond. Stubs zijnerzijds bad, zooals vanzelf spreekt, zich zeer verrast en verheugd Jietoond, den waardigen oom van zijn lievelingsdicipel te Ieeren kennen, en liad wel willen erkennen, dat deze veel geld noodig had. Maar waarvoor hij het gebruikte lieve hemel, dat brave jo/igmenscli, mot 7,00 mild, week Kun stenaarshart Arme, talentvolle Kunstenaars, die !met nood en zorg te kampen hadden, weduwen en weezen wisten er van te verhalen, waar het geld van den keren Maurits Buscli, of, heler 7,egd, van den lieer majoor bleef, cn hoo dikwijls had hij, prof. Stubs, den jongen man vermaand, wat meer aan oigeri behoeften te denken, waar hij liet minst zich inee inliet. Dc nobele oom vergoot bijkans tra liën over den weldadigheidszin van tij 11 neef en in stilte vroeg bij hem haast vergiffenis, terwijl de ondeu gende Stubs heimelijk zich verkneu terde in zijn zegepraal en aan dit ge voel door een geweldigen grijns rich ter den rug van den majoor lucht gaf. Deze nu had op do reeds aangege ven wij ze van den professor afscheid genomen en was in zijn hotel terug gekeerd, waar hij den angstig hem varbeidenden Peter mededeelde, dat de zaak met den bengel bij nader in- izien zoo erg niet was, en misschien zou hij den volgenden morgen ze in orde maken In de vreugde zijns harten vergat hij te vragen, waarom zijn factotum op weg naar den schilder onverhoeds verdwenen was. Doch Peter schudde, toen hij alleen was, verwonderd Tiet hoofd cn stelde zich do vraag „Wat wel die smerige vcrfkladder al zoo gelogen had, om den majoor geheel om te keereu Niet het minste vermoeden van de waarheid, kwam in zijn eerlijk brein op. Wanneer Nepomuk Stubs nu de aangename hoop koesterde, dat do storm van liet hoofd dos schilders dit maal was afgewend, zoo had bij daar werkelijk wel (benige reden toe. Edoch, hij vergat die geheimzinnige macht, welke oppervlakkige menschen liet toeval noemen, en waarvan wij len Wallenstcixi beweerde, dut hel heelemual niet bestaat, maar dat al, •wat geschiedt, in het boek des Nood- Jots opgoteekend is diezelfde macht, welke de Turken kismet" noemen. En Stubs droeg niet alleen ecri Turksche fez, maar ook een J'urk- scheu bijnaam waarom zou hij ook niet. zijn „kismel" hebben l IJ et Was al na middernacht, toon de majoor een oud-vermaarde restaura- tic verliet, waar hij in de achterka mer een paar oude vrienden had ont moet. Een donkere zwoele zomernacht •lag vreedzaam over de stille stralen van do voormalige Keurhessische hoofdstadmaar in het binnenste van den majoor zag 'het er minder vreedzaam uit, want uaar woedden twee geweldige geesten, die van den wijn en die van den toorn. Wat den eersten betreft, moet schoorvoetend worden erkend, dat deze zoodanig ttiem beheorschte, dat hij als 't ware wonder stuur door de straten bocg- scerde, terwijl de boozo geest van don toorn aan zijn logisch denkvermogen dor. laa'sten knauw gaf. Dat was zóó gekomen de oude wa penbroeders, niet afkcerig van oen goed glas wijn, hadden in de vreugde gelaten, on (pen den qxajóor dc wijn reeds wat naar liet iioofd geste gen was, had hij ook het doel van zijn komst verteld en verhaald van zijne aatigauame ontmoeting met professor Stubs, 011 hoe deze zoo vol lof zich had uitgelaten over het doen en laten zijn neef. Nu was genoemde Stubs aan ©enigen van de hoeren niet geheet onbekend cn een schaterend lachen begroette 's mans bevordering van „acadeniieknocht en factotum iu algo- mec.icn dienst" tot professor in do edele schilderkunst. Eerst keek de majoor wal verbaasd op; toen begreep hij, dat bij leelijk beetgenomen was. Wel lacht© hij, na den afwezigen Stubs cieu iri stilte te hebben verwonschl, zelf mee maar dat. lachje was toch niet echt en wan neer Petor tegenwoordig ware ge weest, /.ou li ij uit do zware rookwol ken, die do oude aan zijn sigaar wist te ontlokken, weer rnet zekerheid heb ben besloten de majoor is woedend. En zoo kwam hij, na krachtig voor alle geleide te hebben bedankt, in den toestand, waarin hij 's nachts zich naar zijn hotel bewoog, op den hook van de Wil hel nis-en Kónigstras- se toevallig den heer Stubs-Hassan tegen, die evenzeer op weg naar huis was en met kennersoog opmerkte, in welken toestand de oude heer zich bevond voordat bij nog met zichzelf eens was of hij den majoor ontwijken zou, tikte deze hem op den schouder en vroeg met zware tong den weg naar zijn hotel. -- Die heeft '111 om t mompelde Stubs; luid voegde hij er bij, dat. het hem een-genoegen zou zijn, den naas ten weg te wijzen. Zeer ver-pltcJitknorde de oude en hij sperde krampachtig de oogen open om den hulpvaardigen genius nader te beschouwen een ogenblik sidderde Stubs. Maar hij droeg geen fez en had zich afgewasschen, welke laatste operatie steeds eene opme'rkelijke verandering aan hem teweegbracht. Door het houfd van den majoor spookten de 'gebeurte- nissen van den dag; een oogenb'ik was hel hein als ontwaarde liij een hem hekend, onuitstaanbaar,gelaat en luid steunde hij: „Wat een scha vuit! II niet, menee'r de andere. Professor Stubs, wil 'k zeggen iliuis- knecht vetlap brutale deugniet Ah, lachte Hassan, die begreep dat lilj wel niet herkend was, doch n gewaagde grap was uitge komen. U bedoelt den alonibekcnden Stubs zeer achtenswaardig man ken hem Gem ©ene kor el, schreeuwde de majoor verwoed ziet u, meneer, die andere, Snubs Stubs ken hem beter, geeft zich voor professor uit maar morgen sla ik hem armen en heen en kapot zal 'm niet goed bcr komen, professor Stubs! En mijn eof gaat mee naar huis kent u lijn neef verkwistend schilder Heb niet de eerl Mooie eer wee3 daar maar niet belust op! Breng me maar liever naar hef hotel héb veel lust 0111 onder de wol te kruipen maar morgen i'ijgt professor er van langs'. Daarbij sloeg (hij krachtig met zijn dikken -stok door de lucht en keek gids doordringend aan, die aan houdend het hoofd afwendde. Het was onzen Stubs niet wel te moede. Ilij argumenteerde, dat de majoor in micliteren toestand den dikken stok al weinig minder krach tig zwaaien zou ter eere van Haa rneet worden gezegd, dat bij te vens aan den schilder dacht, vion ii'ij gezegd liad, dat hij de zaak met den ouden heer wel in orde brengen zou... ijrie hersenen verwerkte hij al leclei reddingsplannen voor zijn be dreigden rug en zijn beschermeling, toen zijn blik plotseling op liet. kolos sale standbeeld van don landgraaf Frïedrich viel, dat midden op net plein jn Bret nachtelijk duister zich verhief. Eon kwajongens-herinnering doemde in hem op en een vroolijke gedachte schoot, als cori vuurpijl, in zijn brein. Hij voerde den majoor, wiens hoofd steeds dieper op de borst ge zonken was en wiens oogen weer holt gesloten waren, naar de achterzijde gedenk teek on, greep met kundige hand achter het hek, dat. het omringt oen druk en 'haast onhoor baar verschoven twee ijzeren stan- Een oogenblik daarna stond de majoor achter het hekwerk, dat de oormalige kladschilder even handig ve«er sloot, cn deze vervolgde nu alm den weg naar "huis. Do majoor evenwel keek een wijle verwonderd tegen den metalen reus op, schudde bedenkelijk zijn waardig hoofd en zette gelaten zich op een der treden van het voetstuk, waar hij rinen twee minuten indutte, liet was een merkwaardig nacht- verbl ij f. >cn de dag aanbrak en er een hlige wind bbes, opende cl© ma joor de oogen on thij dacht eerst aan oen zeldzamer; droom, toen hij inei zwaar hoofd om zicih heen zag en ijrie omgeving opnaoi. D© koude stoenen liet ijzeren hek, de majestueus op hem neerblik kende landgraaf in imperator-ge waad, ja, wat was dat? Hij wreef op nieuw zich de oogen, kneep zich in den arm en overtuigde zich, dat hij en zeker wakker was en dat hij, majoor Sturm, heer van Eborfeldea, den nacht ac'htor het "Eek van oen monument en niet in het zachte bod in zijn hotel had doorgebracht. Zijn denkvermogen keerde nu met schrikbarende gezwindheid terug, zondo'r dut hij zich kon verklaren, hoe hij in dien mallen toestand go- komen was, of hoe hij een uitweg zou vinden. ilij was voor altijd geblameard, wanneer iemand hem daar aantrof. Gelukkig was alles nog stil om hem heen; maar kon niet ieder oogenblik iemand daar langs komen i hel v 'derzien zich niet onbetuigd ontdokken? Daarginds bij de .voort liep do schildwacht op en neer; als die soldaat een scherpen blik had ontzettend denkbeeld! Heeds verlichtte liet morgenrood den zoom der verwijderde bergen en dra d© kruinen der boornen in den Obit rek; juist opende zich ginds de deur van een huis. Twee gestalten kwamen er uil en schreden, o jam mor, dwars over "hot plein, 'Urect naar het monument toe. Thans was hij verloren! Of zij moes ten hem zien, of de militaire wacht; tiij mocht zich draaien en wenden, boe dan ook. O, wat had hij in dit oogenblik voor d© aanwezigheid van zijn neef gegeven; ja zelfs de niets waardige schobbejak Stubs ware "em welkom geweest, wanneer hij slechts door hém uit zijn afschuwelijken toestand ware verlost geworden. En zie, daar kwamen die twee, 7,00 vurig gewenschte, per sonen zoowaar naar 'hem toe. Want zij, die naderden, waren niemand anders dan Maurits B-uscli on profes sor Stubs. Zonder eenig doel kwamen aanslenteren., voor eene morgen- studie bulten, naa'r liet scheen, vant de schilder droog zijn aquarelkast ;r den arm en Stubs sloopte hem de groot© teelcenp0rtefeui 11 e achterna. Juist wilden zij het hek voorbijgaan, toen daar een angstig roepen weer klonk Maurits, hoor eens liior, Mau ls! Oom, lieve ooml riep met gehui chelde verrassing de schilder uit i-aar* wat is dat! Wat (loet u daar? Maak maar, dat ik er uit kom ik zal je alles vertellen! Maar hoe kan ik dat! antwoord de Maurits. Ik. weet niet Er moet toch ergens een ingang zija, steunde de oude, ik ben er toon in gekomen! D© schilder haalde da schouders en keek vragend zijn dienenden geest aan. zou 6r wel een middel op ve ten, sprak deze met een ondeugend lachje; maar als ik den heer majoor er uitlaat, dan weet ik niet die dikke stok mijn arm© rug l.aat m© er uit, rakker, sohréeu .v- d© de majoor, die met ontzetting in do verte andere menschen zag aanko men, en alles zal vergeven en verge len zijn. Jou zal ik je schulden nog eens betalen en „professor" wordt t welverdiend pak slaag kwijtgeschol den, Op uw eerewoord? vroeg Stubs. Op mijn eerewoord, en een oogen blik later stond oom buiten bel hek en dra bevond hij zich In de woning van zijn neef, waar Stubs, die zich trots het eerewoord maar wat buiten bereik van den geweldigen stole hield, koffie zette, terwijl coin on neef „zaken" behandelden. Dat ge sprek bad aanvankelijk 'n eeni-gszins stormachtig karakter; maak het duurde toch niet lang of liet oogen blik was aangebroken, dat Sluisden vorigen dag in zijn overmoed voor zien liad: vreugde d©s wederziens beren betaald, algemoene ontroering en slot-tableaul Peter nu brak dien dag zich over twee duigen het Hoofd. Ten eerste, waar de majoor den nacht had door gebracht, en ten tweede, wat „die smerig© kleurenmenger' had uitge haald, dat de majoor zoo grootmoedig liad 'opgedokt. Nu, Stubs, diiö zijn bijnaam Mu'.cy Hassan" wear alle eer had aange daan, keerde ook al niet met leege 'handen van de expeditie tefug; Mau rits honoreerde hem naar beboeren, en wel van ooms geld. De majoor is nu al 'n "dagje ouder geworden, maar altijd nog flink en Opgewekt: hij verheugt zich in den roem van zijn neef, die een bekend schilder geworden is en hem alle t-6'f aandoet. Hoe "bij toenmaals achter het nek van den landgraaf gekomen is, heelt hij later eens mogen vernemen en dikwijls lacht hij mot Peter nog om „professor Stubs' en zijn, bij slot van rekening, duur betaald nac-ht- logies. De herstellende. NAAR HET ENGELSC.II. Voor het open raam van een par ticuliere kamer in liet Westbourne ziekenhuis zat Doug'as Shale droo- inc-rig uit te kijken over de zee. Hij werd door kussens ondersteund er, in zijn oogen lag die kalme blik, dien men zoo dikwijls kan waarne men bij menschen die nog kort ge leden aan den dood ontsnapt zijn Nu werd hij iu zijn droomerijen ge stoord door het we'kom geluid van een lepel tegen aardewerk, liet was Mary Glvnn bij Douglas bekend on der dm 'naam 'van „zuster" met de kleine portie pudding die zijn lunch moest verbeelden. Want Douglas was herstellend van blinde darmontsteking, en d© dokter was zeer streng l,an opzichte van het geen hij mocht gebruiken even als Mary. Moer eten, Welzeker! zoo be knorde zij hem. Dat is juist iets voor mannen om aan niets anders denken dan aan eten. Ik heb 'le ver twintig vrouwen te verplegen dan één man, hoort .u dat? U en. de dokter zijn al even grootc tirannen, zuster! zei do pa- tïihi 1 glimlachend, die werkelijk een heel gemakkelijke patiënt was en die' nu ook het bordje van haar aan- Maar wacht maar tot ik weer heelemual beter beul Dan zal ik een groote fuif geven waarop u en de dokter ook mogen komen 0111 vurige ko'eu op uw beider heerschzuchtige hoofden te stapelen. Wal u doet aLs u eenmaal hier- weg is, antwoordde het meisje, kar; mij koud laten. Als kiest te eten, dan ka helpen. Maar als u denkt dat ik u nu ook maar een kruimeltje vast voedsel zou wi'len geven, dan heeft 11 zich zeer vergist, Mijnh. Ondank baar! Neen maar 'uister nu eens. zuster, verzocht, de uitgehongerde jong© man u zou 11a blindedarm ontsteking ook voel honger hebben en ik geloof niet dat liet me eenig kwaad zou doen. Geef mij om te pro boeren eens een heel klein stukje brood, en als E11 als u nu niet zwijgt, Mary uit, dan leg ik u weer in bed - - en hoe zou u dat bevallen Zij lachtenallebei. Toen gaf hij haar liet. .maar al te gauw leegge maakte bordje terug. En nu in uren en uren weer niets! bromde Douglas op spottend rampzaligen toon terwijl hij zich achterover in zijn kvtsse Jeu. Juist! zei Mary kortaf, terwijl zij het. hem wat gemakkelijker maakte. Maar hier is iets dat u mis schien wel kan helpen don tijd te verdrijven, ging zij voort terwijl zij. hém' een dikke enveloppe voorhield Wel, die is van Audrey, mijn zuster, nep hij met opgewekte stem uit. U Heeft haar zeker verteld dat zij weer aan mij mocht schrijven' Mary knikte. Dat is in elk geval heel vrien- Klijk van u. Misschien heeft u toch liet zoo'n verhard gemoed als u wel .•ens wil doen voorkomen. Misschien niet! antwoordde terwijl zij lachend de kamer liep. Douglas was als onder-directeur van een groote stoombootmaatschap pij verplicht om in Weétbourne te wónen, vele mijlen verwijderd van zijn ouderlijk huis in een der voor steden van Londen, waar Audrey en zijn moeder, die weduwe was, woon den, zoo'dat broer en zuster elkaar altijd veel nieuws te melden hadden. De brief van Andrey begon met familienieuws, en de laatste berich ten omtrent, den gezondheidstoestand1 van zijn moeder. Daarop vervolgde zij met een verslag omtrent liet doei; en laten van hun intieme vrienden en Kennissen en ten slotte waait. Andrey zou geen meisje geweest zijn als zij geen lange brieven kon schrijven verteld© zij liet een en ander van hetgeen in de buurt ge beurde. O, ja, en het huis naast ons is eindelijk verhuurd! schreef zijn zus ter. Ér woont een zeer aantrekke lijke familie, Vardon genaamd, een vader, moeder en ééne dochter, liet bekoorlijkste meisje dat ik ooit ge zien heb. Natuurlijk hoopte ik dai zij DoUy zou heelen en dat kwam int! Dolly Vardon ia pas twintig jaar, ev'eu oud als ik en zij zingt verrukkelijk mooi alt. Zij heeft de mooiste bruine oogen die i© ooit-ge zien hebt, en een overvloed van prachtig goudblond haar. O, Douglas maak toch dat je gauw beter wordt, opdat je haar kunt ontmotem zij ver buigt er ook 7.00 naar jou te leeren kennen. Ik heb haar alles van je verteld, ook wat een lieve, oude jon gen je bent. Zij is iri één woord al lerlest. Douglas legde den brief neer en. koek weer ver over -de zee naar bul ten. De brief deed hem denken aan zijn moeder, aan Andrey en ja, ook aan Dolly Vardon. Het was iets ongewoons van zijn zuster om zoo enthousiast over iemand le schrijven maar de mooi© Dolly scheen haar heelemaal ingepakt le hebben. Hij drukte op het knopje van de bel naast zijn stool, en vroeg, toon Mary binnenkwam, of hij een brief mocht schrijven. Kom, dat heeft, u opgevroolijkt, ze. ze hem glimlachend aankijkend. Ja, ti is een beste jongen ge weest, daarom mag 11 nu een brief schrijven maar niet meer dan één, hoort Zij ging de kamer uit en kwam een oogenb'ik later met een block- note en een potlood terug. Buk nu niet te ver voorover, terwijl u zit te schrijven! zoo waar schuwde zij hem, en Douglas glim lachte drooinerig terwijl hij opmerk te hóe er iets'vertrouwelijks uit lutar •stem hem, tegenklonk. Ik zal heel gehoorzaam zijn, antwoordde hij terwijl hij naar haar opkeek. Aan zichzelf overgelaten begon hij te schrijven hetgeen hem bijzonder tegenviel, toen hij bemerkte hoo zwak zijn hand nog was en hoezeer 7,'i beefde Toch ging hij voort ter-, w ijl hij besloot met de woorden: Je vriendin, Dolly Vardon wat een mooie naam tocht moet iets zeer bijzonders zijn, en ik ben vol verlangen haar te leeren te ken nen. Ik hoor niets liever dan een aHstein; wat zou ik graag willen, dat jo haar eens mee kon brengen hierheen I Maar om dat zooiets onmoge lijk is, moet ik gauw zorgen beter t.u worden om dan thuis te komen I-Iet schrijven liad liern vermoeid er, toen Mary terugkeerde, vond zij hem rnet gesloten oogen, achterover in zijn kussens geleund, liggen Zij streek hem rnet haar koele handje zucht over zijn voorhoofd en na een pcosj© kwam hij overeind en vroeg haar hem wat voor te lezen. 'Terwijl zij zich over het boek heer-boog dwaalden de gedachten vaii Douglas, door haar stern tot rust gebracht, terug naar Londen en naar Dolly Vardon met het goud blonde haar. Marry Glynn had ook overvloed van haar, maar het wa9 gitzwart zoo zwart als alleen een i 'ische het kan Hebben. Twee dagen later kwam er een haastig geschreven briefj© van An drey, Ik ga straks met Dolly naar een matinee. Ik liet haar jouw brief zien en wij schreiden bijna toen wij je beverig handschrift zagen. Toen zij gisteren in mijn kamer was ze! ze plotseling; Dat is liet portret van je broer, niet waar? En het was zoo! zij hot liij intuïtie voelde! Ts dat niet grappig? Ik wordt er opgewonden van als ik er aan denk, hoe je bei den elkaar zult ontmoeten! Douglas zat natuurlijk nog aan zi.in stoel gebonden, maar hij voelde toch zijn krachten langzamerhand trrugkeeren liet vloeiboek op zijn knie riemend, besloot hij dadelijk den brief van zijn zuster te beant woorden: Het was zeker merkwaardig dat Miss Vardon mijn portret uit een reeks portretten die je op je kamer liebt, hangen, uitzocht! Kun jo mij geen portret van haar bezor gen om mij op te vroolijken? Ik wou maar dat zij eens hier kon komen om wat voor mij te zingen begint mij leelijk te vervelen om hier zoo lang opgepakt te zitten. Maar ik wordl icderen dag beter. Dolly Vardon! Er k'onk iets ro mantisch 111 dien naam, dat hem aantrok. ILj liad een gewoel of hij haar al goed kende, en alsof hij dankbaar jegens haar gestemd was, omdat zij hem den tijd zoo bekort had. Ééns zou hij haar ontmoeten en bedanken. Zij was blijkbaar een levendig meisje dat gauw haar sym pathieën too'nde Zij zon zeker een prettige vriendin voor zijn zuster of voor ieder ander zijn Toen kwam zooals gewoonlijk Ma ry Glynn binnen, bracht, hem zijn avondeten, waarna hij moest gaan s'apon. Drie dagen verliepen zond©r dat er een brief kwam, en Douglas voel de dit als een teleurstelling. Toen vrschoen er een lang© brief van zijn zuster. Na een opsomming van het. familienieuws, waarvan hij in- tusschen heel weinig notitie nam schreef zij: Dolly ligt in een hangmat on der den groóten kastanjeboom ach- er in den tuin te schommelen en '.ingt in zichzelf. Zij is bekoorlijker dan ooit om aan te zien Zii zegt liever geen portret van zichzelf te willen zenden, omdat zij er altijd zoo dwaas op staat. Het is niet waar maar zij houdt het vol. - Herinner jij je nóg" hoe je vroe ger eens niet enthousiasme aan het dichten bent gegaan? Nu, ik heb on langs de gedichten aan Dolly ge leend. Toen zij ze uitgelezen had, zei ze overtuigd te zijn dat jij juist, an moest wezen, dien zij gaar- il.de ontmoeten maar vertel haar alsjeblieft, nooit,, dat ik je dat erteld hebt En 'aat je ook niet het hoofd op hol brengen! Zij kwam van morgen met. een groote bouquet ro zen binnen, en verzocht, mij ze aan „haar dichter" le zenden met haar beste wenschen voor zijn spoedig herstel. Goeden dag, oude jongen 'iet verheugt mij zoo, dat je goed ooruit gaat! En dat was alles. Juist op dal oogenblik kwam Mary binnen met. een doos waarin de bloemen, dio hij, na ge te hebben uil- gepakt, haar overreikte om in een aas te zotten. Er hing een adres, aan, waarop stond: Aan den. dich- van Do'ly Vardon. En mag ik vragen wie Dolly Vardon is? zei Mary, hem glimla chend aankijkend. O, een vriendin van mijn zusier,' antwoordde Douglas. Wil je mij wat voorlezen, zuster Mary? Want de twee waren nu heel goede vrienden geworden. In de twee weken, die nu volgden, kreeg Douglas een groot deel van zijn vroegere kracht terug en einde lijk mocht hij tot zijn groote blijd schap bijna weer gewoon mee-eteri. Dolly Vardon en hij waren in dien tijd heel intiem geworden Ilij had haar zelf© geschreven, en bad in ant woord daarop een briefje ontvangen ingesloten bij een klein boekje md gedichten. liet is altijd aangenaam nieuwv vrienden te maken en als dat nu to© vallig een mooi meisje is, dan moe! liet wel dubbel aangenaam zijn, nia waar? Toen vertelde de dokter hem op eei Maandagmorgen dat hij zich gereel kon maken den vo'genden Woensdag te vertrekken Ilij schreef aan. Andrey om haar het groote nieuws te vertol —Waarom, zoo schreef hij, zouden jij en Dolly niet hierheen komen en miïj me© terugnemen naar huis. Zij zou een prettig gezelschap voor ja zijn. Je zoudt dan den trein kunnen nemen, die iiier 's avonds aankomt, Ik vrees dat je op dien tijd niet meer in het ziekenhuis zoudt worden toegelaten, maar er is een aardig klein hotel vlak naast het station, waar j© den nacht zoudt, kunnen doorbrengen. Telegrafeer mij daar over even. Den volgenden middag kwam er tot zijn groote blijdschap een tele gram: „Kom, Woensdagmorgen bij je ontbijten. Andrey, Dolly. Toen eindelijk de Woensdagmorgen was aangebroken, was Douglas al vroeg op oim al die laatste dingetjes in te pakken, die men zoo gemakke lijk vergeet liet scheermes, enz. Hij verkeerde in opgewonden stemming bij de gedachte dat hij eindelijk zij a goud'bruinharig vriendinnetje zou ontmoeten. Het was zoo geschikt dat Mary, Au drey, Dolly Vardon on hij gezamenlijk in zijn kamer zouden ontbijten, en juist was de ontbijttafel, versierd met de bloemen van Dolly Vardon, gereed toen zijn zuster werd aangediend Zij snelde binnen, sloeg haar armen om zijn hals en kuste hem weer en nog eens Mary stond intusschen vol verwachting en met een blos op de wangen naar de openstaande deur en door de gang- te kijken. Toen Douglas zijn zuster aan Ma. ry had voorgesteld, keek hij deze eer ste vragend aan. Waar was D-olly V ardon? Maar Andrey, wat ik zeggen wil, wat. heb je met Dolly neen Miss Vardon gedaan? Je hebt haar toch zelcer niet buiten laten wachten? Er kwam een half verschrikte blik in de oogen van Andrey. O. Douglasbegon zij. Wat is er, beste meid? Is er iets niet in orde? O, wees toch niet boos op mij, wil je? Maar, Douglas, dat alles is, zij ik bedoel ik heb alles maar zoo bedacht! Redacht, hoe, wat? De bloemen, en -de brieven, en de boodschappen en alles Alles? Ja Dolly Vardon en allesf Wees nu maar niet boos op mij. Dou glas? Ik dacht dat het jo zou helpen den tijd te verdrijven. En dat deed liet ook, beste meid! zei Doug'as een beetje beschaamd. Toen barstte hij in een schaterlach uit, waarmee Mary instemde. En nu heb ik je iets te vertellen! ging hij vóórt, terwijl hij zijn arm om Mary's leest legde, Hoe bevalt je die ring, Andrey? vroeg hij, terwijl hij de linkerhand van Mary uitstak, waaraan aan den derden vinger een enkele diamant schitterde. O, Douglas, ondeugd die je bent! zei Andrey, haar twee armen omzijn hals slaand Waarom heb je mij dat niet eerder verteld? Nu begrijp ik waarom je niet boos op mij bentl Boos op jei zei Douglas veront waardigd, Ik ben nooit op goudbruin haar gesteld geweestI En je moet Mary eens hooren zingent lk vroeg haar hoe zij dat zoo want je weet line je op geen ons lijkt en zit beweerde dat DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon 1543. Probleem no. 593, van H. W. ZITMAN, le Publicatie. Zwart Wit 46 4 40 60 Zwart 9 schijven, op: 2, 4, 7, 8, 11, 15, 19, 30 en 96. Wit 10 schijven op: 20, 21, 27 31, 33, 37, 38, 39, 40 cn 49. Probleem no. 591, van H. W. ZITMAN, le Publicatie. 1 2 4 5 Jjf 6 H 16 Hf 26 a §1 -11 w' 86 ÉH a i 46 1# - 46 47 48 ,49 50 Zwfart 13 schijven, op: 7, 8, 12, 13, 14, 18, 19, 22, 23, 24, 26 30 Wit 14 schijven, op: 21. 27, 32, 33, 35, 38, 39, 40, 41, 43, 44. 47, en to. 49 eu 50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 10