BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD SS&S&53 GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUÏTENSPAARNE 6. DE BOOSDOENERS. ale JwgMg ZAtBBDAG 6 SEPTEBBEB 1114; Me 967» DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S BASBLAD KOST f 1.20 PER 8 BAANDEN GF iO CENT PER WEEK. B4 HAARLEf/1'8 DAGBLAD ZUH ADVERTEMTIEN 00£jL'yREPt-6N3i ONZE AMNONCEB WORDEN OPGEMERKT Haarlemsche Handelsvereeniging Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 12 Nov. 1892 No. 29 en gewij zigd bij KoninkL besluit van 21 Mei 1897 No. 58 en van 13 Juli 1909, No. 52. Bureau: Jansweg 11, geopend alle werkdagen van 9—5 uur. Telcphoon No. <403. Op 10 Mei 1892 werd bovengenoem de Vereeniging bier ter stede opge richt met het doel de belangen der le den op allerlei gebied te behartigen,, doch allereerst' de belangen hunner handel of bedrijf te bevorderen en wel speeiaal door het verstrekken van information en het incassee'ren ran dubieuse vorderingen. Voor posten welke men Tie vereeni- ging ter invordering in handen stelt op buiten de stad woonachtige per sonen moet 10 ct. porto worden be- Jaald terwijl van alle vorderingen door de vereeniging geïnd 3 pet. pro- Visie wordt gelieven. In Januari en Februari 1914 zijn f oi'derm gen tot een bedrag van 1 1203.81 betaald; 32 vorderingen wor den afbetaald, 17 vorderingen zijn uitgesteld Bovendien nebben de leden het reent op het hun gratis te verstrek- Aen advies van de rechtsgeleerde ad viseurs der vereeniging, de heeren Mrs. Tb. do Haan Hugenholtz en A. H. J. Morens, Spaarne 94 alhier, die desgewenscht ook in proceduren faillissementen, gratis voor hun op- Ireden, natuurlijk echter alleen voer zaken' betreffende den handel of het bedrijf der leden. Bij eike vordering der rcchtsgeleer den in handen gesteld moet 10 cent voor porto worden gevoegd, terwijl van do bedragen der langs dezen weg ingevorderde posten 5 pOt. moet worden betaald H.H. rechtsgeleer den hebben het reebt in geval van ge rechtelijke vervolging het door bun noodig geoordeelde voorschot te vra gen aan den inzender der vordering. Over in de stad woonachtige per sonen geeft de .vereeniging gratis mondelinge of telephonische inlich ting; verlangt men de informatie schriftelijk dan wordt 25 cl. berekend terwijl voor information op buiten de sia wonende personen f 0.60 pl.ni. 5 ct,. portoversoclii'' moet worden betaald. Aan net kantoor Junsweg 11 zijn coupons a 10 ct verkrijgbaar, waarop men aan het bureau van den Burger lijken Stand op het Raadhuis inlich tingen kan bekomen over de adres sen van hier ter stede op het bevol kingsregister iugeschreven personen. Verder zijn voor de leden verkrijg baar legitimatiekaarten, waarop zij persoonlijk informatiën kunnen vra gen. in andere plaatsen bij de daar gevestigde en bij den Ned. Bond van ünderl. InfoT. en Schuidinvordering- bureaux en Handelsver eenigingen aangesloten vereenigingen. Deze informatiën worden gratis ver strekt indien ze onmiddellijk zonder verder onderzoek kunnen worden ge geven. Is een nader onderzoek noo- dig, dan bedragen de kosten daar van 20 cent. Nieuwe leden voor 1914/15 kunnen nu reeds tot de vereeniging toetre den en genieten alsdan tot 1 Mei e.k. alle voorrechten als eein gewoon lid. Het is noodg er nog een3 nadruk kelijk op te wijzen dat goed infor- tneeren, vooral naar nieuwe cliën ten eene bepaalde noodzakelijkheid is geworden, waar zoovele geheel onbe kende personen zich in onze stad en aangrenzende gemeenten komen ves tigen. Onder alle k o r e n is kaf. Bovengenoemde Bond, waarbij 18 vereenigingen in de voornaamste plaatsen van ons land gevestigd zijn aangesloten geeft uit eene tweemaan- delijksche lijst van namen van per sonen omtrent wien men wordt aan geraden inlichtingen te vragen voor dat men met hen In handelsbetrek king treedt, waarvan het geheim on geschonden moet blijven en die als waarschuwingsmiddel uitstekende diensten bewijst. Waar C6ne vereeniging, die haren le den al deze voordeelen en gemakken aanbiedt, slechts f 3.50 jaarlijksche contributie vraagt, is dit zeker een zeer bescheiden eisch te noemen, te meer daar al het opgenoemde niet het eenige is wat de Haarlemsohe Handelvereeniging doet; steeds heeft zij een open oog gehad voor alle za ken, die hare leden in 't bijzonder en onze gemeente in 't algemeen betrof fen en altijd heeft zij daarvoor go- sproken. Het zou te ver voeren alles op te noemen, waarvoor zij opkwam, al leen dient nog vermeld, dat het hare bedoeling is, in deze richting krach tig voort te gaan. In verband hiermede zijn in het be stuur d'rio commissiën gevormd en i'3 daarvoor het bestuur uitgebreid. Van deze conunissién bemoeit eene zich met hot Informatie- en Incassowezen, eene met algemeen© Middenstandsbc- langen en is er eene voor Gemeente belangen. Alles te zamen genomen roepen wij allen toe, handelaar of particulier: Steunt deze onze vereeniging door lid te worden, het werk, dat zij doet- en waardoor zij onnoemelijk veel goeds tot stand brengt verdient uw sym pathie en de contributie, f 3.50 per jaar, kan geen bezwaar zijn. Iloe sterker zij is in ledental, des te meer kan de Haarlemsohe Handelsver- eeniging doen. Sluit u bij haar aan ten bate van aller belang, dus ook in uw eigen be lang. HET BESTUUR. Het Rijke Natuurleven DE BIJENHOUDER EN ZIJN KLEINE VRIENDEIN. Onze nijvere bijtjes slaan op de heide. Ilct is liet slot van. een periode vol leven en bedrijvigheid, vol natuurge not en natuurpoëzie, die ons geheel den zomer vreugde heeft, geschonken. Er liggen slechts enkele maanden tusschcn de eerste voorjaarsvluchten en de laatste tochten over de paarse weeldevclden, maa'r het zijn maan den, waarin de echte bijenhouder zich innig vereenigd gevoelde met de ua tuur, die hij bestudeert, in verband met zijn gevleugelde vriendjes. Do bijtjes vormen de brug tusschcn den ymkcr en het vrije buitenleven. Beter dan iemand weet hij u de honingge- vende planton op te noemen. Aan de kleur van het stuifmeel kan hij in de meeste gevallen zeggen, waar zijn diertjes aan 't inzamelen zijn cn zon der almanak of kalender, zonder botanische foliant, kent hij den bloei tijd van veel planten uit zijn omge ving. Ik herhaal, dat er twee hoofdgroe pen van bijenhouders zijn. De eerste en minst sympathieke groep helaas ook de meest uitgebrei de, houdt de bijtjes louter voor den honing, de tweede afdeeling verzorgt de diertjes geheel het jaar, geniet v-.n hun prachtige arbeidsvordeelin'g, bewondert hun energie en bun aan passingsvermogen en is ten slotte ook nog blij met een mooi stukje honing. Het z.g.n. a/zwavelen, hei dooden der hejrlegers, die maanden achter-een zwoegden, die maanden achtereen hun voorraad trachtten te vei-grooten om den guren winter door te komen, is bij de eerste groep nog in optima forma in gebruik. De tweede groep vereenigt een paar kolonies cn zorgt voo'r voldoenden voorraad tot aan het volgend bijenjaar. Maar genoeg. Onze bijen siaan nog op de -paarse heide en met dit mooie weer hecrscht er vroolijkheid en le ven in de vollsr-ij ke stalen, alsof hot midden Juni was en die zon haar hoogsten stand nog moest bei-eiken. liet is een ieder jaar terugkeerenl genot, dat brengen van de veelbelo vende kolonies naar de heidevelden. Met zorg wordt het plekje gekozen waar de volken zullen staan, enkele weken achter-een. Met het vlieggat naar liet Zuid-Oosten gekeerd, be schut tegen mogelijke regenbuien, ook al bestaat die bescherming slechts uit een enkele heideplag, wor den dc kolonies aan hun nieuwe om geving toevertrouwd. Bijna altijd wordt daarvoor- de late avond of de voornacht gekozen. Soms moet men uren rijden met „den wa gon op veren", om in de rijkbloeiende velden aan te komen en haast, heeft de bijenhouder op zoo'n avond nooit. In den regel wordt hij dooi- enkele enthousiasten vergezeld en de terug weg wordt niet aanvaard, zonder de hoop te hebben uitgesproken dat de oogst goed zal worden, zonder won derverhalen te hebben verteld van ware korven en niet te tillen kasten an het jaar zoo en' zooveel, zonder elkaar bemoedigd te hebben met de bekende zegswijze onder het ymkers- gild: „Als het Weer maar meewerkt, weet je niet waar de bijen het zoo gauw vandaan halen." Dat heerlijk enthousiasme heeft me altijd sterk getroffen. Enkele jaren achtereen beu ik eige naar van een paar kasten en enkele korven. Daardoor en ook door mijn groote belangstelling in de nijvere diertjes, ben ik met heel wat bijen houders in aanraking gekomen en altijd geniet ik van het merkwaardig optimisme dat den ymker nooit schijnt te verlaten. Oi alleen enthou siaste natuurvrienden in onzen tijd, met de veelal natte zomers, bijen gaan houden of dat men door de nooit wijkende levensenergie en de levens- j lust der bijen optimistisch en en thousiast wordt, heb ik nog niet kun- n uitmaken, maar behoudens en kele uitzonderingen, zijn allen, voor zoover het onze bijtjes betreft, altijd -ol vuur en vol goeden moed. En loopt het jaar tegen, haalt men de kolonies lichter van de heide, dan toen ze gingen, dan denkt men maar weer aan het jaar zoo en zooveel en stelt zich gouden bergen, in dit geval meer speciaal reuzenzwormen, en prachtige volken voor, die ongetwij feld het volgend jaar het ymkershart in gloed zullen zetten. Neen, ik overdrijf niet. Een geheim zinnige sfeer hangt Voortdurend om de bijemkolonie en onwillekeurig wor den wij daardoor aangegrepen. „Dat heb ik gevoeld", zullen enke len uwer zeggen, als ze zich van het laatste, bezoek aan een bijenstal meel de paar bijensteken, dan het interes sante natuurleven herinneren, maar ik blijf volhouden, flat, ondanks het prachtige verweermiddel der bijen, waarmee ze schutterige en bange be zoekers prachtig op een afstand we ten te houden, er iets begeesterend» van de kolonies uitgaat, ik bon ervan overtuigd dat het bijenleven aantrekt als een belangrijk stukje van de grootsche natuur als een merkwaar dige bladzijde van het groote bock der Natuur, dat aantrekkelijker wordt, naarmate men er meer in bladert I-Iet is daarom vooral, dat ik ieder, die er toe in de gelegenheid is, en die gelegenheid is er al heel gauw, ook al heeft mén maar een paar vierkante meters tuin, zou willen toeroepen: „Als ge het geheele jaar door natuur genot en natuurpoëzie om u wilt heb ben, sluit u aan bij het ymkersgild© en ge zult enthousiast worden als iedere ware bij en vriend." H. P-EUSENS. Rubriek voor Vrouwen Wat wèl en wat ntiet weg gegooid mag worden. Wij huisvrouwen zijn in wie op zichten veel to, in. andere veel te wei nig zuinig. In kleine, zoowel als in groote lm ishouden s, zijn er tal van zaken die als „dood kapitaal" be schouwd worden, ear toch in do twee de hand zooveel vreugd en genot kun nen geven. Denken we alteen maar aan de vele ingebonden en niet inge bonden tijdschriften, die als zij gele zen of ongelezen zijn, al heel gauw verhuizen naar de bovenste plank dor boekenkast, om alleen in bijzondere gevallen voor den dag gebaald te worden. Konden de bezitters daar van. toch maar besluiten om die aan volksbibliotheken a.f te staan; de on dervinding toch heeft geleerd, dat er in de volksbibliotheek de meeste vraag is naar gciliiusireerd© itijd- sclu-üten en kinderboeken. Hoe op voedend zou het nu tegelijk weken, als welgestelde ouders, hun kinderen al heel vroeg leerden ze voor hun mmder-met-aardsehe goederen be deelde zusjes en broertjes te laten. Evemizoo meet men den kleinen ook leere-n, hun speelgoed netjes in orde to houden, on: er later, wanneer het heeft uitgediend, nog een arm kind mee te verblijden. De mode verandert tegenwoordig zoo snel, dat verkleurde handwerk jes, kleedjes, wandversieringen enz. dikwijls na korten tijd uit. de woon kamer naar achterkamers of zolders verhuizen, om er maar geborgen te worden. In kisten oi koffers gepakt, etaan zij waardeloos en worden bij verhuizing, slechts als ballast naar de nieuwe woning meegenomen. Toch zijn die dingen immers niet ge heel waardeloos: zooveel kalo, onge zellige woningen zouden er nog een prettiger aanzien door kunnen ver krijgen! O, a's we er ons toch eens reken schap van gaven, van de massa din gen, die we misschien „later wel weer eens gebruiken kunnen" zooals het dan heet, maar die in waarheid slechts onnoodigen last veroorzaken bij schoonmaak en verhuizing. Een soort piëteit, een zekere gehechtheid aau dingen, die ons zoo lang omringd hebben, kunnen ons dan niet doen besluiten, er afstand van te doen en hoe ouder wij worden des te voller wordt ons huis, Want altijd komen er nieuwe dingen bij en „waar bij komt en niet afgaat"1 Nu is bet nog tot da aren toe, a's we over veel ruim te beschikken en genoeg hu'p heb ben, Maar dat is het juist. De meeste van ons stellen liet met één dienst bode of een werkvrouw en wat ai last hebben wij dan niet van al die on bruikbare bezittingen I Konden wij toch maar eens besluiten al die klei ne, ledijke prulletjes, die stofnes ten, op te ruimen. Ze verslinden een kapitaal aan tijd en de dienstbode-mi sère verbetert er nog niet op, zoodat we allen nutleloozen en overbodigen arbeid moeten voorkomen. Feitelijk hebben we maar zoo wei nig meubels noodig om een kamer ge zellig te maken 1 't Lijkt wel heel aardig, om zoo geen afstand te kunnen doen van dit of dat, omdat het bijvoorbeeld een aandenken van thuis was, maar och, het is toch eigenlijk zoo kleingeestig en de vrouw doet er zich zelve zooveel moeite mee aanKasten en tafeltjes Btaan vol geladen met bibelots, met vazen, lijstjes, beeldjes, zoodat je je haast niet kunt roeren Maar wat is het eind van de zaak? Vooreerst, dat we ons lichaam benadeelen, doordat we altijd dik in de stofnesten zitten, cn om die te poetsen en glimmend te houden, ontzeggen we ons menige gezonde wandeling, worden daardoor prikkelbaar en lastig in den omgang, en dat alles ten gevolge van dien ouden, waaröcloozen rommel We moesten daarom maar ineens beslui ten om al die wrakke portretlijstjes te verbranden, die tafeltjes met albums, waarin toch nooit iemand kijkt, weg te doenwat zouden we ons opge lucht Voelen en wat zouden de waar lijk-mooie dingen in onze kamers be ter uitkomen. Maar aan den anderen kant moet in het huishonden.de stelregel gel den N i e t s mag ongebruikt verloren gaan. Geen kliekjes van eten mogen ooit worden wegge worpen, want door die met zorg op te wannen en te verwerken is er altijd nog een smakelijk schoteltje van to maken. En de kleedingstukken, die vader of de andere broers gedragen hebben, kunnen nog juist een kieltje opleveren voor het zoontje van de werkvrouw. Een verstand'ge huisvrouw zal niets weggooien, als zij weet, dat liet op een andere manier nog dienst kan doen. Wat gaat er niet een kapitaal aan voedingswaarde verloren, omdat onwetendheid en vooroordeel op het punt van voeding nog steeds lieer- schen. „Uitgekookt" soepvleesch wordt geacht van geenerlei waarde te zijn, en tóch kan het nog zoo'n smakelijk schoteltje vormen met wat zout en een fijn-gehakt uitje. Het nat van witte of bruine boonen wordt als waarde loos weggeworpen, terwijl er goede, Voedzame soepen van bereid kunnen worden. IIccl wat brandstof kon worden be spaard, als mep de kachel niet harder opstookte, dan noodig was, om hot water aan de kook te houden of als het gas maar bijtijds werd uitge daan. De uitgaven behoorlijk op schrijven is ook een voorname factor voor een goed-gedrcvcn huishouding MARIE VAN AMSTEf Anbrey Hopwocd - licht gewieht. (Naar het E n g e 1 s c h). O, o 1 Als een man staat in een boot en bezig is zich met kracht af te drogen na een morgenbad en hij hoort dan „O o roepen met een vrouwen stem, is het niet meer don natuurlijk, dat hij kijkt in de richting van waar het geluid komt; en als zijn blik don een gestalte ontwaart, die nu eens verschijnt en dan weer verdwijnt, als worstelde zij met hei leven, en er ver schijnt een wel gevormde arm boven het wateroppervlak als in een bede om hulp, dan is ervoor hem maar éér ding mogelijk. En Aubrey Hopwood deed dat. Zijn trainer trachtte hem tegen to houden want als een man bezig I? een bokser te trainen voor een partij op leven en dood, en die bokser is ril te lang in het water geweest, dan zou die trainer liever de geheele vrouwe lijke en mannelijke bevolking voor zijn oogen laten verdrinken, dan «lat hij zijn man er aan zou wagen, zich overmatig in te spannen, door een an der het leven tc redden. Maar Aubrey wist aan Jim Jelks, zijn trainer, te ontsnappen en schoot haastig te hulp. Daarom bleef er vooi Jim niets anders te doen over, dan zoo haastig mogelijk tc roeien naai de otek, waar het tweetal in de zee worstelde. Hij bereikte heil spoedig en dunk zij den geringen diepgang va=i het boot je, was het niet moeilijk, liet paar aan boord te krijgen. Het meisje was nu bewusteloos cn lag doodsbleek, op den bodem van de boot. Ik moest haar wel even ónder- houden, om haai' tot kalmte te krij gen,zei Aubrey met spijt in zijn stem. Zij spartelde tegen als ecu zeepaling. Ik hoop, dat ik haar geen letsel heb toegebracht. Zeg eens, iszii niet allerbekoorlijkst Het meisje was werkelijk bijzonder looi, zelfs in dezen toestand, d werkelijk niet diende tot verhooging van haar vrouwelijk schoon. De trainer voelde echter op i oogenblik groote antipathie voor de geheele vrouwelijke sekse. Och, wat doel het ei toe z--i hij ongeduldig. Maak nu, dat je gereed komt, dan roei ik zoo gauw mogelijk naar hot strand. Dat. was de wijze waarop Aubrey Hopwood en Maud Prince met elkaar kennis maakten. Jim Jelks tvas er cp gesteld, dat er een verslag van het geval naar de ge- illustreerde pers zou worden gezon den. „Een beroemd bokser redt een jong meisje van. verdrinken" zou heel veel opzien baren, zei hij. En het zou een goedo introductie zijn voor de groolo ontmoeting mot Nipper Nick, die nog binnen veertien dagen moest plaats hebben. Maar Aubrey Hopwood was van dat zeldzame diersoort, dat men een be scheiden bokser noemt, en hij kwam er tegen op. liet zou dan meteen uitkomen, dat ik hier ben, zei hij, en men mij willen interviewen, enz., en je weet hoe ik daarop gesteld beu. Jim Jelks wist, dat niets zijn jon- w :n en kostbaren held onaangenamer was dan de openlijke aanbidding, waarvan tegenwoordig dc succesvol:.,» boksers het voorwerp zijn. - Eéns was hij drie dogen lang ia een slecht humeur. placht hij zelf te vertellen, omdat een vreemde ling naar hem toe was gekomen, hc-m de hand Jiad gedrukt en gezegd had, dat hij de grootste bokser van Enge land was En dus bleef dit geval onbekend. Maar de kennismaking tusschcn Maud en Aubrey -werd met reuzen schreden voortgezet. Want als hij haar al mooi gevonden had toen hij haar uit het water had gehaald, wat moest hij er dan nu wel van donken nu zij, gekleed in een allerbekoorlijkst strandtoiletje, hem een bezoek ttun zijn hótel kwam brengen. Zij zou een voorname dame heb ben kunnen zijn, zei hij, na hun eerste gesprek. Maar zij doet niet uan valschen trots. Zij vertelde mij, dat zij winkeljuffrouw is in oen groote FEUILLETON i,N a a r het Engelse h). De oude heer, want liij was oud, maakte zulk een eigenaardige ver schijning, omlijst als hij werd door den boogvormigen ingang, afstekende tegen een natuurlijken achtergrond van verschillend getint groen, dat zijn uiterlijk, zooals hij daar stond, eene beschrijving waard is. Om te beginnen was hij gekleed naar do mode van het begin dezer ceusv, en was hij, zooals gezegd is, oud, maar hoe oud, zou moeilijk gezegd kunnen worden. Zijn uiterlijk en gestalte waren zoo flink en betrekkelijk zoo jeugdig, dat men hem algemeen hield voor jonger don zeventig jaar, hoewel hij in wer kelijkheid niet ver meer van de tach tig was verwijderd. Hij was bijzon der slank, meer dan zes voet, cn stond rechtop als een flink militairzijn lengte en statige houding hadden on getwijfeld reeds iets merkwaardigs aan zijn verschijning gegeven toch was er nog iets bijzonders nan hem op te merken zijn gelaatstrekken waren .1 even opvallend als zijn gestalte -was. Zij waren fijn en aristocratisch besned «o. De neus was groot en recht, do kin evenals bij zijn zoon Philip recht, cn het kenmerk dragende van vastberadenheid, maar w at zijn ge laat zulk een zonderlinge uitdrukking verleende, waren zijn oogen. Zij wa ren staal-blauw cri glinsterden onder zijn zware wenkbrauwen, die, in te genstelling met zijn sneeuwwit haar, zwart waren. liet waren die oogen, die m verband met verschillende, klei ne eigenaardigheden in zijn humeur, den ouden man den titel hadden ge geven van „Devil Caresfoot", een bij naam, waarop hij bijzonder trotsch was Hij was er inderdaad zóó mee ingenomen, dat hij den naam in ste vige eikenhouten letters van een duim hoogte liet gravccren in de lijst van een levensgroot en ook naar het leven genomen portret van hem zelf, dat in het huis boven de trap hing. Ik wil, placht hij tot zijn zoon to zeggen, aan mijn nageslacht be kend zijn, zooals ik aan mijn tijd- genooton bekend ben. Die schilderij stelt mijn persoon niet geheel juist, voormijn afstammelingen zullen uit mijn bijnaam leeren, hoe de dwa zen en gekken uit mijne omgeving mijn karakter beoordeelden. Ja, jon gen, het loopt bij mij op hot laatst, de menschen zullen spoedig naar dat portret sturen en zich verwonderd af vragen, of het op mij geleek. Philip gevoelde, dat de oogen van zijn vader op hem rustten, en deinsde er voor terug. Bij de enkele gedachte a«rn de gevolgen der kastijding van zijn neef, had zijn gelaat al de schoon heid en uitdrukking verloren, die het een oogenblik te voren hadden be zieldnu was het koud en sombei-, de aangename trekken waren geheel verdwenen, en in plaats van een jon gen held, gloeiende van wraaklust, stond daar een zwijgende jongen, met doffe, verschrikte oogen. Zijn zoon, zoowel als aan de meesten, die onder zijn invloed kwamen, boezemde „Devil" Caresfoot vrees in. Weldra opende de gestalte in de opening van de deur zijn mond, en zei de op eigenaardig afgemeten, be leefden toon Neem mij niet kwalijk, Philip, dat ik u stoor in uw tête-è.-tëte, maar mag ik vragen, wat dit hier betee- kent Philip gaf geen antwoord. Daar uw neef niot in een zeer mededeelzame bui schijnt te zijn, George, zoo wilt gij mij misschien wel mededeelen, waarom gij op uw gelaat ligt en op zulk een onaangename wij ze ligt te kreunen George hief het bebloede hoofd van de steunen op, zag zijn oom aan, en begon nog luider te kreunen. Mag ik u vragen, Philip, of George is gevallen en zich heeft be zeerd, of dat er een een geschil tusschen u beiden heeft plaats ge had Nu stond George op, cn alvorens Philip kon antwoorden, wendde hij zich tot zijn oom. Mijnheer, zeide hij, ik zal voor Philip antwoorden: er heeft wer kelijk een geschil plants gelhad. en in het gevecht heeft, hij-mij op den grond geslagen, en ilc beken, hij bracht zijn hand naar zijn verwond gelaat, dat ik zeer vee] pijn lijd; maar wat ik zeggen wil is, dat ik u verzoek, het Philip niet euvel te duiden, llij meen de, dat ik hem had verongelijkt, en ofschoon ik geheel onschuldig ben, en mij zeer gemakkelijk zou hebben vrijgepleit, indien hij mij daartoe de gelegenheid had gegeven, moet ik be kennen, dat tot op zekere hoogte de schijn tegen mij is.... Hij liegt t barstte Philip ruw los. Het zal u verbazen, mijnheer. vervolgde de bebloede George, dat, ik het gewaagd heb, mij hier op een dergelijke wij-zo aan te stellen, daar zulk een handelwijze schande over uw huis kan brengen. Ik kan alleen zeggen, dat bet mij zeer spijt, dit was ook werkelijk het geval en «lat ik mij zijne woorden volstrekt niet zou hebben aangetrokken, wetende hoezeer het hem hij goed nadenken zoude berouwd hebben,, ze te hebben uitgesproken, wanneer hij niet in een onbewaakt oogenblik een onaangena me zinspeling op mijn geboorte had gemaakt. Gij kent, oom, de treurige omstan digheden van mijn vaders huwelijk, daar zij in stand ver beneden hem stond, maar gij weet ook, dut zij mijn moeder was, en ik vereer haar nage dachtenis, hoewel ik haar nooit heb gezien, terwijl ik nooit op een derge lijke wijze van haar kan hooren spre ken, en daarom sloeg ik hem. Ik hoop, dat gij beiden het mij zult vergeven ik kan liet niet anders zeggen. Hij liegt weer hij kon geen waarheid spreken, zeide Philip. Philip, sta mij toe u to doen op merken, zeide zijn vader op zijn vriendelijkste» toon, dat hei voort durend herhalen van dat afschuwelij ke woord „liegen" niet aangenaam, noch overtuigend is. Misschien wilt gij wel zoo vriendelijk zijn, om deze geschiedenis te vertellen, zooals gij ze voor waarheid houdt gij weet, dat ik altijd strikt onpartijdig wensch te zijn. llij heeft vanmorgen tegen u ge logen, wat betreft het geld. Het is waar, ik heb op de jaarmarkt te Rox- ham de tien pond verdobbeld, in- plaats van ze naar de bank te bren gen, zooals gij mij hadt gezegd, maar hij heeft er bij mij op aangedrongen en zou de helft deelen van de winsr, wanneer daarvan sprake was. Ik was een lafaard, maar hjj een nog groot- r lafaard; waarom moet. ik steeds «1»; schande dragen en hij mij steeds als de deugd worden voorgehouden f Daarom heb ik hein afgeranseld, d; is alles. Mijnheer, het spijt mij, dal b; Philip moet tegenspreken, maar h j vei gist zich werkelijk de heriunerins aan hetgeen heeft, plaats gehad is bi hem vervlogen. Ik kou desnoods eei getuig© doen ontbieden niijnbee Bèllamy Gij behoeft u niet verder te ver klaren. George, zei de oude heer en daarna zijn glinsterende oogen 6| Philip richtende, vervolgde hij Het is zeer bedroevend voor mij slechts één zoon tc hebben, en dan l weten, dat hij een leugenuur, een bo drieger is. Weet gij wel, dat ik zoo even mijnheer Bellamy heb gespro ken, den eersten klerk van de bank wien ik vroeg of hij ook wist. wat e met die tien pond waren gebeurd, ei weet. gij wat hij mij zeide Neen, en het kun mij niet schele ook. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 9