Ie toestand in Haarlem. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. De zaak der Ijjkver- brandiag. 32e Jaargang No. 9578 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. WOENSDAG S SEPTEMBER 1914 A HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN AD VERTENTIËN: per drie maanden: Van 1—5 re8e,s 75 Cis.; iedere regel meer lb Cts. Builen het Arrondissement Voor Haarlem1-20 Haarlem van 1—5 regels ƒ1.—elke regel meer /0.20. Reclames 30 Cent per regel. Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der kk? ÉS ffllg72*$?Bii Abonnement aanzienlijk rabat. gemeente)J-30 Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing; Franco per post door Nederlandu» rNj) 50 Cts. voor 3 plaatsingen a contant. Ceblust%'erd Zonda^blad, 'voor Haarlem' I 0.31 H Redaclic en Administratie: Groote Houtstraat 53. de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummerder Redactie 600 en der Administratie 724. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarnc 12. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA WarmoeS6traat 76—78, Arasterdam. Telephoon interc. 6229. De Verzekering der (per week) geabonneerden wordt gewaarborgd door „The Ocean" Rokin 151, Amsterdam. DIT NUMMER BESTAAT UIT ACHT BLADZIJDEN. EERSTE BLAD. AGENDA DONDERDAG 10 SEPTEMBER. Orgelbespeling in de Groote Kerk, Iran 2—3 uur. Apolto-Theater: BIosc. voorstelling. Close. Theater, Gr. Markt: Voor telling. ONZE OORLOGSKAACTEN. lïoewel wij duidelijk bericht heb ben, dat wij de oorlogskaarten niet kunnen toezenden, komen er toch aanvragen om dat te doenwij moe ten dus, tot ons leedwezen, de mede- dec'ing herhalen. De vergoeding van 6 cis. is zóó gering, dat wij er geen emballage en arbeidsloon op kunnen toeleggen. Abonnó's die de kaarten we.uschen le bezitten, moeten die maar aan ons Bureau afhalen ol laten tfhalen. DE ADMINISTRATIE Staat van Beleg. De „Staatscourant" van Dinsdag avond bevat een Kon. Besluit, waar bij een aantal gemeenten in ons land in staat van beleg zijn geplaatst, in Noord Holland VeUen, Den Hel der, Terschelling, Vlie'and en Texel verder in Zuid-Holland 6 plaatsen, o.a. Scheveningen (gemeente 's-Gra? venhage). Hoek van Holland (gemeen te Rotterdam), Den Brie!, HcUevoct- sluis en Ste'lendam in Friesland 2 gemeenten, in Groningen 3, in Gel derland 5. in Limburg 8G gemeenten, Ie Wérd-Brabant 98 en in Zeeland 29. De afkondiging van dezo plaatsen, die alle zijn gelegen aan rivieren of aan de kust. behoeft geen onrust te wekken. Zij heeft voornamelijk ten doel om den uitvoer tc beletten van schepen, die mogelijk hier te 'ande 'door of vanwego oorlogvoerende mo gendheden zijn aangekocht met do bedoeling ze voor militaire doelein den te gebruiken. Het toelaten van zoodanigen uit voer zou Ir'; strijd zijn met de door de regcering afgelegde neutraliteitsvcr- klaring. (i n het militaire gezag In staat te stellen do vcreischte maatregelen te treffen en behoorlijke controle uit te oefenen, was het noodig verschillen de gemeenten in slaat van beleg verklaren. Er zal worden zorg gedragen de gewone scheepvaart zoo min mogelijk overlast te bezorgenin dien geest zijn de noodige beve'cn aan de be- trokken autoriteiten van leger en vloet gegeven. Aan overlast 'stellen zich dus alleen bloot Nederlanders, die, in weerwil van het door de regeering uitgevaar digde verbod, tracliten om aan een oorlogvoerende partij schepen of vaartuigen voor militaire doeleinden toe te voeren of te verschaffen. Eigenaars van schepen zu'len dus goed doen zich bij het ontvangen van aanbiedingen omtrent verkoop ter dege ervan te overtuigen, dat er van gebruik voor militaire doeleinden geen sprake kan zijn en er aan te denken, dat. de beoordeeling hiervan geheel berust bij de daartoe door de regeering bevoegd verklaarde auto riteiten. De ingezetenen zullen van dezen maatregel dan ook niet de minste laét hebben, daar er behalve hetgeen hier boven is aangegeven voor hen niet; verandert. Tien voorschriften voor te huis gebleven en. „Der Drogenliandler" geeft de vol gende tien voorschriften voor to huis geblévenen: Al zijn zo voor Duitschers geschre ven, menige Nederlander kan er zijn voordeel mee doen. 1. Schikt U in de tegenwoordige omstandigheden en handelt daar naar. Al het jammeren over „slecn e tijden'' leidt tot niets. 2. Sta niet op straat, in koffiehui zen of Lij bekenden, muar ga aan den arbeid. 3. Praat niet over politiek of oorlog, Een ieder is daarvan al vol genoog. 4. Wanneer tengevolge van den oorlog in uw bedrijf slapte heorscht, puk dan werk aan, dat in drukke tij den niet gedaan wordt. Breng pak huis en boeken op orde. 5. Gebruik don Vrijen tijd ook, om u verder te bekwamen. Neem vakboeken en vaktijdschriften ter hand, die men in gewone omstandigheden veelal vluchtig leest. 6. Ga spaarzaam, maar ook niet krenterig met uw geld om. De :«o is op den ander aangewezen. Zoo re- nigszins mogelijk, betaal uwe schul den. 7. Leef niet weelderig, maar bedenk den ernst der tij don. 8. Bewaar uw geld niet angstig, maar beleg het in spaarbanken, waar liet veilig is en steeds opvorderbaar. 9. Wees niet hard jegens ben, <Jie bij u :n schuld staan, vooral niet, wanneer gij het niet beslist noodig hebt Denk aan de ellende, die zoo menige familie treft, waarvan de kost- virmers in het veld staan om voor ons allen ook voo'r u te strijden Zoek veeleer nood te lenigen waar het kan. 10. Verlies uw hoofd niet! Nog 'ia den geldt; Kalmte is de eerste burger plicht. Hst aanhouden van de Kieuw-Amsterdam." Een stadgenoote, mej. Joh. Lange- vckl— Noë, die na een verblijf van drie weken in Amerika de terugreis met, <lo ..Nieuw-Amsterdam" maakte, vertelde ons 't volgende van haar er varingen Aan boord waren verbazend veel Duitschers uit Amerika. Ze waren opgeroepen wegens dienstplicht, en togen nu met- hun vrouwen en kinde ren naar het vaderland Er waren wel 'n 800 mannelijke Duitschers, waarbij ook verschillende reserve-of ficieren. Natuurlijk waren allen in burgerklecding, en ze hoopten Duiteoliland te kunnen bereiken. Zoo- als ik boorde, was men er niet op ge steld geweest, ze te vervoeren, maar zij hadden er bepaald op aangedron gen. Alles ging vlug en goed, en de reis verliep in opgewektheid temeer omdat de Duitschers voor veel vroo- lljkheid aan boord zorgden tot we de Fransche kust naderden. Op den 31sten Augustus vierden we zoo goed en kwaad als 't ging den Ito ningir.nedag,.en het was een plechtig moment, toen de Hollanders bijeen- Blonden en het Wilhelmus aanhieven. Den volgenden avond waren we allen aan 't uitkijken naar oorlogs schepen, maar er gebeurde niels. Ik wikkc-lde me evenwel in plaids en bleef, evenals enkele andere passa giers '6 nachts aan dek. Woensdags- morgens om half vijf werd de .Nieuw - Amsterdam" gepraaid door oen Frnnscii verkenningsvaartuig. Mis schien is het de „Surcouf" wel ge weest... hetzelfde schip dat de „Gro- tius" en de „Prins der Nederlanden" heeft aangehouden, maar het was zóó mistig, dat we alleen maar de om trekken vaag zagen. Er werden seinen gewisseld, en even later kwam een groot oorlogsschip in den mist naar voren, dat dwars voor onze boeg bleef liggen Even later wemelde het van torpedobooten wel een zes of zeven wareu er om ons heen. Er werd éen schot gedaan, we stopten onmid dellijk, en een paar Fransche zee-of ficieren kwamen bij ons aan boord. Den gezagvoerder der „Nieuw-Am- sterdam" werd zooveel te kennen ge geven dat hij niets meer te ver tellen had, en de Franschen com mandeerden dat het schip mee-moest. naar Brest. We gingen onderweg, nauw bewaakt door de oorlogsvaar tuigen, en 'e morgens vroeg van den 2en September lagen we ia de Fran sche haven, waar we ook, in een soort zij-haventje, de ,,'fambora" zagen, die, zooals u weet, op haar terugreis uit Indiö was aangehouden. Ze wa ren daar aan boord allesbehalve te vreden. want het stonk erg in dnt kanaaltje, en wij hadden een heel wat beter en ruiiner ligplaats Ze ventig passagiers van de „Tambora" hebben later met de „Nieuw-Amster- dain" de reis voortgezet, maar zo moesten f 40 voor de tweede klasse en f 50 voor de eerste betalen, en ik ge loof niet dat allen dat konden doen, wan' er waren er die hun vrouwen en kinderen bij zich hadden en op t moment niet over zooveel contanten beschikten. Er moeten wel passa giers op de ..Tambora" zijn achter gebleven. Het schip lag er nog toen wij na een verblijf van vijf dagen uit Brest vertrokken. Maar nu zal ik u vertellen hoe het den passagiers van de „Nieuw-Am- slerdam" verging. Dadelijk, toen we aankwamen, werd bevolen dat niemand op eigen gelegenheid het schip mocht verla ten. Den eenige, wien dat tenslotte nog word toegestaan, was de éenlge Beljr aan boord, die door den com- mandcoren Franschen officier met oi derscheiding werd behandeld. De Franschen hadden bitusschen de papieren van al de mannelijke passa giers aan boord onderzocht; met de vrouwen en kinderen bemoeiden ze zich niet 't Bleek, dat de groote meer derheid Duitschers waren, en ze kre gen allen de mededecllng, dat ze zou den worden opgeborgen. Da: gebeur de toen ookl Ik heb tweeënhalf uur lang uit een patrijspoort gekeken, en zag maar voortdurend den langen stoet van Duitschers aan land gaan. Allen wer den ze gefouilleerd, en niet alleen wapens maar ook geld, zakmesjes, lu cifers enz. werden in beslag genomen en in groote manden opgehoopt. Aan boord was het intusschen een droevige toestand al die vrouwen en kinderen jammerden en schreiden over het vertrek van de mannen-en- vaders. D Franschen hadden in- tus&chc-n een goede vangsten ze namen zelfs een zestienjarigen Duit- schen jongen mee. Diens vader, een predikant, wilde z'n zoon niet in den steek laten en ging mee, maar hij was een hartlijder, kon dus den snel len niarsch niet volhouden en viel aan den weg neer. Ze 'egden hem :n een brancard, brachten 'in naar een hospitaal en verpleegden hem goed. Even vóór ons vertrek kwam hij met z'n zoon terug; de Franschen lieten hen tenslotte toch maar gaan. Ook een zestal medici keerden terug aan boord, om de reis te vei volgen. Ze deelden mede, dat de Duitschers heel goed behandeld werdenwelis waar znten ze gevangen en werden op water en brood gezet, maar men was vriendelijk en voorkomend voor h-n. Intusfclien was het met hei ontsche pen en gevangennemen van de Duit schers nog volstrekt niet afge'oopenl Ook de lading-van 't schip wilden de Franschen hebben, en u kunt u een denkbeeld maken van de geweldige hoeveelheid meel aan boord, als ik u zeg, dat ze twee volle dagen met het ontladen daarvan bezig waren. Ook veevoeder, v'eeech, ma is. bier en baar zilver werden meegenomen, liet scheen, dat te Brest honger werd geledende levensmiddelen raakten op. en waren zeer hoog in prijs. Toen de luiken gesloten waren. er. we al len dachten dat we vertrekken zou den, kwamen de Franschen opnieuw' aan boord. Er waren nog 4000 pak ken maïzena, en die moesten ze ook hebben 1 De heole partij werd met groote overhaasting uitgeladen, zoo dat een menigte pakkeu scheurden en de soldaten, die ze beneden in de boGiet. stonden op te vangen, heele- niaal w;l en grijs werden en ston den te proesten en te blazen. Dit slot was eigenlijk een heel pretje voor de vroolijke Franschen, die vo! grappen en in de p'eizicrigste stemming waren. Tenslotte, na vijf dagen in Brest te hebben vertoefd, mochten we weg. Dat was op Zondagavond. De thuis reis was niet vroolijk, want het was zoo et il aan boord geworden, en on der de Duitsche vrouwen en kinde ren heerschte natuurlijk een gedruk te 6l(-mming. Nog eenmaal werd de „Kieuw-Am sterdam" aangehouden, maar na het toont n van papieren was 't ditmaal in orde. Vanmorgen vroeg kwamen we ein delijk in Rotterdam aan. Ik kan u verzekeren dat het een reis is geweest die geen onzer licht vergeten zall Stadsnieuws Om Ons Heen. In het Tweede Blad van dit num mer vinden onze lezers een artikel- „Bezuiniging op de begrooting" II, in de rubriek Om Ons Heen. S t r o o p e n. Een jongen .genaamd C. Roud 18 jaar die heel ou6chuldig door de stad fietste en ais amateur-hengelaar visehtuig en een juten zak bij zich had. is aangehouden, omdat hij in dien zak niet minder dan 25 L. zand- aarilappels had. Hij heeft bekend, de aardappels in de duinen te hebben gerooid: R ij w i e l d i e f stal. Vóór ecnige dagen vermeldde het politierapport de vermoedelijke ver duistering van een rijwiel ten na- decle van den rijwielhandelaar J. de V., in de Spaarnwouderstraat. De man is gisteren weer in het bezit van zijn rijwiel gesteld Een onts'agen verpleegde uit het Rijfcsopvuëiiingsge- stich te Alkmaar, genaamd H. B., had een jongen de f eta laten huren en was er op vandoor gegaante rug In de richting van Alkmaar. Daar gekomen heeft liii zich weer aan het gesticht aangemeld, zoodat de zaken nog goed terecht kwamen. De hande laar heeft zijn fiets, het gesticht zijn bewoner terug. Van 't Kantongerecht Ontslag van RechtsverFOlging. De Haarlemsche Kantonrechter Mr. W. G. Del Baere, heden uitspraali doendo in de zaak van d© verbranding van het lijk van Dr. Vaillnnt uit Schiedam, ontsloeg Dr. Oh. K. van Lissn, secretaris van dc Vereen, vcur facultatieve Lijkverbranding en M. J. Meyer, schoonzoon van den overledene, beiden te 's-Gravenhage, van reclitsvei volgiog, De eisch was tegen beiden f boete o! 1 dag hechtenis. In bet vonnis tegen Dr. V a n L i s s a werd het volgende overwogen: Overwegende, oat door dc-n inhoud van het proces-verbaal en de getui genverklaringen wettig en overtui gend is bewezen de feiten bekl. hij dagvaarding ten laste- gelegd; over wegende, dat beklaagde tot zijn ver dediging heeft aangevoerd, da; het ten lasto gelegde niet zou zijn bewezen., omdat de in de dagvaarding genoem de overleden persoon wel degelijk zou zijn begraven in een gesloten kist cp een begraafplaats, overeenkomstig de wet aangelegd en hij derhalve liet be graven niet zou hebben verhinderd en onmogelijk gemaakt. - Overwegende wat betreft of dc be wezen feiten strafbaar zijn dat de wet van 10 April 1899, 'lste artikel, luidt: „Elk overleden persoon of doodge boren kind wordt in een gesloten kist begraven op een begraafplaats, over eenkomstig deze wet aangelegd, of volgens de overgangsbepalingen dezer wet toegelaten; dut volgens deze woorden absoluut is geboden, dut elk overleden persoon begraven zal wor den; dat toch deze wetsbepaling niet in dien zin mag worden opgevat, alsof er stond voorgeschreven, da: indien een overleden persoon begraven wordt, dit zou geschieden in een ge sloten kist op een begraafplaats, zoo als de wet di© verlangt; daar toch het gebod van begraven even uitdruk kelijk is gesteld, als het voorschrift betreffende de kist waarin en de plaats waar begraven moet worden; dat het gebod een overleden j- rsoon te begrav en, mag worden a au geno men, dat het de bedoeling van den wetgever is geweest geen ruimte te laten een lijk een andere wijze van behandeling of vernietiging te doen ondergaan, derhalve ook niet dit te te verbranden; overwegende, dut de bedoeling van den wetgever, om het verbranden van een lijk niet toe te laten, behalve uit de woorden der wet ook uit haar geschiedenis blijkt. Dat naar aanleiding van art. 2 in de Tweede Kamer der Sta ten-Gene raal door een der leden er op gewezen is, dat krachtens de voorgestelde be palingen de in gemeld artikel 1 twee de lid aangewezen persoon zoude kunnen verlangen of vergunnen dat een lijk verbrand zou worden. Dat naar aanleiding hiervan de toenma lige minister voorstelde, die woorden :e~ vervangen door de tegenwoordige reductie en daaraan toevoc-gdc Dan is vanzelf vervallen het denkbeeld van verbranding; Overwegende, do.t bij art. 41 eerste lid overtreding van art. 1 eerste lid mot straf is bedreigd en mag worden aangenomen, dat de wetgever hier door heeft willen «troffen het niet be graven, zoowel in den zin van het verzuimen om te begraven, als in den z»n om een lijk een andere wijze van behandeling of vernietiging te doen ondergaan, dan het begraven; overwegende, wat bekl. verdediging betreft, dat door het lijk te verbran den en de asch in een gesloten kist te plaatsen in den nis van den grafkel der van het crematorium aan dc wet zou zijn voldaan, deze verdediging ons niet juist voorkomt; dat toch, waar hel hier geldt de toepassing van de wet, betrekkelijk het begraven van lijken, de gemelde woorden van art. 1.: „Elk overleden persoon wordt be graven" in dien zin moot worden op gevat, dut is voorgischreve», dat elk lijk zal worden begraven; dat nu, wanneer men na de verbranding van een overleden persoon de over gebleven hoeveelheid asch en uitge gloeide beenderen begraaft, men niet zeggen kam een lijk le begraven, daar hieronder alleen is te verstaan het lichaam van een overleden per soon, waarvan ten tijde dat de be grafenis moet plaats hebben, nl. niet later dan den vijfden dag na hét overlijden, de ontbinding eerst in haren aanvang is. terwijl na de ver branding de menschel ijk© vorm is verdwenen en het ontbindingsproces ie voltooid; overwegende echter, dat, al moge bij don wetgever de bedoeling heb ben voorgezeten, om het verbranden van een lijk niet toe te laten, de wet gever heeft verzuimd deze bedoeling om te zetten in een uitdrukkelijk ver bod met een strafbepaling op de overtreding daarvan: dit gemeld art. 1 eerste lid zooda nig verbod niet inhoudt, daar Jucrin alleen wordt geboden, dat ieder lijk begraven zal worden, welk gebod niet dezelfde strafrechter lijk© gevolgen kan hebben, als een verbod om te verbranden zou heb ben gehad: overwegende, dat hier niet be hoeft te worden onderzocht, of er bepaalde personen door den wetge ver met ae zorg voor het beg aven zijn belast, daar al ware dj*, zoo, beki. ten aanzien van het in de dag vaarding bedoielde lijk zonder eeni- gen twijfel niet tot d'ie personen be hoort; dat bekl. derhalve- liet gebod, dat het bedoo:V(o lijk begraven zou worden niet kon overtreden, daar hij niet verplicht was daaraan te vol doen, aJe zijnde het niet tot hem ge richt; dat zijn handeling mitsdien niet kan vallen onder gemelde bepa lingen 41 eerste lid. daar hierbij de overtreding van art 1 eerste lid, wordt strafbaar gesteld en het ver vatte gebod van begraven, zooals ge zegd, door bekl. niet kon overtreden worden overwegende: dat mi de door bekl. gepleegde hem ten laste gelegde fei ten noch bij gemeld art. 41 eerste lid. noch eiders strafbaar zijn ge steld. bekJ. Ixhoort te worden ont slagen van rechtsvervolging; recht doende in naam der Koningin verklaart de aan bekl. ten laste ge legde fe.ten niet strafbaar en ont slaat hem van rechtsvervolging te dier zake. In het vonnis tegen M r. M e ij e r werd bovendien nog het volgende overwogen; •overwegende*, dat wij de verde diging van den bekl.. dat de in de dagvaarding genoemde overleden persoon wel zou zijn begraven, niet juist achten: overwegende dat mitsdien is bewe zen dat bekl.. zooals hem is ten. las te gelegd, n.i';I heeft gezorgd, dat het bedoelde lijk is begraven, overwegen de. dat bekl. ten onrechte heeft aan gevoerd, dat wij onbevoegd zouden wijni van het ten Jaste gelogde ken nis te nemen, waar toch dc- overtre ding heeft plaats gehad in de ge meente Yelsen en wij derhalve voor de kennisneming van het feit de bevoegde rechter zijn; overwegende, wat de strafbaarheid aangaat, dat art. 1 eerste lid van de wet van 10 Apr. 1809 absoluut ge biedt, dat elk overleden persoon wordt begraven; overwegende, dat bij art 4! te lid overtreding van art. 1 le lid met straf is bedreigd, doch dat deze strafbepa ling alleen hem kan treffen, die door den wetgever is aangewezen, om het door hem gegeven gebod op te vol gen overwegende, dat de wetgever heeft verzuimd die bepaalde personen aan te wijzen, me- uitzondering van den Burgemeester in art. 9 dor wet. wel ke uitzondering, als niet ter zake die nende bulten beschouwing kan blij ven overwegende, dat dergelijke uit drukkelijke aanwijzing niet is gege ven bij art 1 tweede lid, waarin de bevoegdheid wordt verleend met. ver lof van den Burgemeester een lijk e ontleden of te bewarenindien zulks veriancd of vergund wordt door een aantal daar opgenoemde personen of door diegenen d:e anderszins voor de begrafenis te zorgen hebbc-n; dat in hei bijzonder uit het woord anderszins wel kan worden afgeleid, dat op de bedoelde opgenoemde per sonen die zorg voor het begraven rufet. doch dat voor het strafbaar 6:elieii van een persoon wegens het niet begraven, een meer directe en uitdrukkelijke opdracht r.oodig is, en een strafrechterlijke aansprakelijk heid niet op grond van een dergelijke afleiding kan worden aangeno men. te meer nu de bedoelde woor den dienen tot regeling van een uit zonderingsgeval op hel algemeene ge bied van begraven en blijkbaar alleen ten doel hebben, het recht van de be doelde personen op het doen ontleden of bewaren van een lijk vast te stel len GREEPJES. 05. (UIT HET MILITAIRE LEVEN.) Het moet ergens geschied zijn, dat toevalliglijk In dezelfde kazerne een luitenant en z*n broer milicien, gerueen soldaat huisden. Ze'waren niet bij dezelfde compagnie, en ont moetten elkaar dus niet zooveel. Ge schiedde het, dan werd er gesalu eerd en trokken ze beide een ernstig gezicht. De toestand leverde dus geenerlei moeilijkheden op... Tot, op een goeden avond, de lui tenant op een donkere chambré© komt en daar een niet zeer ordelijken toe stand vindt. Hij blikt vertoornd rond, en ont waart vaag de figuur van een soldaat, die lui tegen een vensterkozijn leunt. Hé dèarrr, Jij! D© man schrikt op, mompelt iets van „tot uw orde'rs", wacht af... Die bedden staan niet in de rij! D.;' moet dadelijk in orde gemaakt worden! Jawel, luit'! En de milicien, zich aan *t hoofd der beddenrij plaatsend, comman deert met daverende stem: Bei den. richt "Ui... Ze doen *t niet, luit'! In opperste woede over dien bru talen kerel tijgt (le verontwaardigde superieur op 'm los... En met een vriondelijken glimlach steekt z'n broer 'm de hand toe. Maar de discipline zou zoo toch in 't gedrang raken! ERPAY, overwegende, dat evenmin ar:. 9 aIe art. 37 bepaalde personen, be halve den burgemeester, met de zorg oor het begraven belast, daar ook in deze artikelen geen uitdrukkelijke opdracht wordt gegeven overwegende, dat in verband hier- niedi opmerking verdien©, de woor den bij de behandeling van art. 40 der wet in de Tweede Kamer gespro ken door den toenmaligen ministeri „Het is volkomen waar, dat niet be paalil is uitgedrukt, wie voor de be graving zal moeten zorg dragen, maar uit art. 1 is dit. toch op te ma ken" welke woorden op het ver zuim van den wetgever wijzen om be paalde personen met de zorg voor 't begraven te bc'aeten, dan hef voor de strafrechterlijke aansprakelijkheid zeer zeker vereischte fe. dat wel be paald is uitgedrukt, wie voor het be graven moeten zorg dragen en niet voldoende is, dat dit uit de wet a - lecn is op le maken overwegende, dat uit bovenstaande is gebleken, dat de feiten aan bekl. ten laste gelegd, niet strafbaar zijn en hij dienevolgens moet worden ontslagen van rechtsvervolging. Alk-er. Mr. Meijer was Ier terecht- :iiling aanwezig. HET EINDE DER VACANTIE. Vandaag zijn de lessen aan de FF. B. S. met o-j cursus, aan de H. B. S. met 3-j. cursus en daaraan verbonden Handelsschool met 2-j. cursus en het Gymnasium begonnen. HERVORMDE KERK. Vanavond beginnen de Woensdag* avondbeurten weder. PLAATSELIJKE KEUZE. Het comité van het Volkspetuion- neraent voor plaatselijke keuze zendt ons een boekje, waarin de uitslag van deze beweging in zijn geheel wordt vermeld. Zooals men weet is het totaal der handteekeningen 670.902, als volgt over de provinciën verdeeld- Friesland ÏOOTOO Groningen 37810 Drente 237G0 Overijsd Gelderland 71354 Utrecht38826 Noord-Holltfmd 1W111 Zuid-Holland 157G7S Zeeland 23239 Noord-Brabant. Limburg- 1'3* Bovendien 288 personen, die ten eigen gemeente hebben ge:c.koii-i en 2 van Nederlahdsche onderdanen uit Zwitserland. Wij kunnen natuurlijk n.e* die cijfers overnemen eu K-palen ons daarom tot een hwinneni.g aan de getallen, in Haarlem en omstreken verkregen: Haarlem 8039, Bennebroek 83, Fk verwijk 1055, Bloemsndaal 1218. llaoirlemmorliedo on Spaarmvoude 363. Ilatuiemntórmeer 700, Heem. siede 646, Scholen 1771. Spciarudam

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 1