m
ae karmozjjnröode opslagen niet meer
aan, omdat hij dacht dat die hem niet
uiecr toekwam.
Reeds den derden dag kwam
weder een groote brief. Zijn eigen
brief terug? Jawel, daar stond, een
kantschrift, jj'revi manu door den
koning eigenhandig geschreven.
„Br. m. met de opmerking terug,
dat overste von Schwerin zijn koning
wel niet verlaten zal, wanneer deze
ten strijde trekt. De sabel behoeft hij
daartoe niet kan ook met de rij
zweep commandeeren voor een.
Schwerin is het '(zelfde, wat hij in de
hand heeft.. Tot wedcrziens alzoo.
Je zeer toegenegen koning
F REDE RIK.
De officier wreef zich de oogen
hij las het nog eens, en nog eens, en
toen geraakte hij geheel in verwar
ring en liep de kamer op en neer,
lotdal hij zijn gedachten verzameld
had. Hij riep zijn oppasser
Rokt Hoed! Slokl Of neen, de
zweep 1
Den volgenden morgen had de
commandant de tien cscadrons ver-
ceujgd in orde van parade. Eerst blie
zen de trompetters een vrooüjken
marsch; daarna 'hieUl de overste een
korte toespraak en ten slotte las de
adjudant Otto Martin von Schwerin's
brief met des konings antwoord voor.
Een paar dagen later marcheerde
het regiment. Dat hel oor'og werd,
wist men nu, en er .heerschte groote
angst in Pasevvalk en omstreken, na
dat, er zoo lang rust en vrede geweest
waren. Zooveel gehuwde officieren
waren er toenmaals nog niet, omdat
de koning dit ongaarne zag. Niet
trouwendat deugde niet voor den
soldaat.
Zelfs generaals en veldmaarschal
ken moesten, wanneer zij wilden hu
wen, den koning vergunning vragen,
in vollen vredestijd.
Maar als zoo'n regiment wegtrekt,
verliest toch ieder er iels aan. Des
morgens geen reveille, des avonds
geèn laptoe; op de straten is het
der druk, geen spoor rinkelt. Het
incest verliezen de arme dienstmeis
jes. Zou hij wel ooit weer terugko
men en trouw blijven?
Met zakdoeken werd gewuifd, tra
nen vloeiden, de Pasewalkers kuier
den nog een eindje mee. Toen liet
Otto Martin von Schwerin het sig
naal ,,in draf" blazen. De paarden
lïrieschten; zoo ging het den Rollwit-
zer Barg op. en toen de dragonders
riog eens omkeken, was het oude- stad
je verdwenen.
Zoo kwam rnen goed en wel te Ber
lijn aan. Wat was er eigenlijk te
doen?
De kranten zeiden niets die wa
ren er nog niet behalve de Vos-
sische voor staatszaken, rnaar over
militaire aangelegenheden werd niet
geschreven; de koning zou daar gauw
een eind aan gemaakt hebben.
Zekeren morgen werd alarm gebla
zen en toen begaf men zich op weg.
'Andere troepen kwamen zioh veree
nigen, maar niemand wist-, wat er
aan de hand was. Rustdagen waren
cr niet meer; maar tamelijk groot®
marsc-hen, zoodat de paarden ver
moeid werden. De streek werd berg
achtig en de boenen spraken een an
dere laai, hetgeen den lui uit Porri-
meren en Uckermark komiek in de
oo'ren klonk. En eindelijk werd ge-
bivouakeerd onder den vrijen hemel.
liet was een zachte Juni-naclit. De
sterren flikkerden aan den hemel
trans, de boomen sliepen, en de klei
ne vogels schrikten op en verwonder
den zich, waar al die vreemde solda
ten vandaan kwamen. Het was dood
stil; geen taptoe moor; do soldaten za
ten op hoopjes en kauwden zwijgend
hun koinmicsbrood. Verder niets.
En des morgens vroeg werden do
manschappen gewokt, de commando's
werden fluisterend gegeven; zelfs de
-vloeken kwamen er fluisterend uit»
Er word heen en weer gemarcheerd
en de armee stond in slagorde en ei
genlijk wist niemand, hoe het ge
schied was.
Do Saksers moesten wel hebben op
gemerkt, dat het niet pluis was, want
in donkere massa's kwamen, zij over
den Galgenberg om don Oostenrijkers
te vragen, of die soms iets wisten;
het maanlicht bescheen de loopen der
geweien.
En opeens is men Ln gevecht ge
wikkeld, en dra handgemeen. In
eerst ging het goed; de Saksei-s wer-
cten over den Galgenberg teruggewor
pen. Het was nu klaarlichte dag en.
Fi edeiik ham de Oostonrijksche stel
ling in oogenschouw, en spoedig was
zijn plan gemaakt. 'Maar gemakke
lijk uit te voeren was dat niet, en er
zou krac moeten aangepakt worden,
wilde het slagen. Voor Inleidende ge-
ivechten was 3<iep gieen aanleiding;
alzoo een frontaanval met het cen
trum der infanterie. Do adjudanten
vlogen, commando's klonken, de trom
men rof-folden. Doch de Oostenrijkers
hielden dapper stand.
Toen zij het eerste salvo gaven en
het zwaar geschut ook nog donderde,
kwamen de Pruisische grenadiers tot
staan.
Dat is sterke talvak," zei een
grappenmaker; voorwaarts, voordat
een tweede prise komt.
En liet ging weer verder, maar niet
al te ver. Vijf salvo's hielden do aan
vallers uit; daarna stonden zo weer.
Wat te dol is, Is te dol! meende
een grenadier, terwijl hij zich het
zweet afwischte. Verder mocht de ko
ning hel niet laten komen. Nog een
stap verder en het werd de terugtocht,
de vlucht! Hij nam drie versche ba
taljons en voerde ze met ware doods
verachting tegen de v ij an de lijk© ka
nonnen aan. Hij bereed weder den
ouden schimmel van Pasevvalk, die
zilverwit in den kruitdamp glansde.
Do koning zat recht overeind, het
hoofd wat naar voren, den stok naar
de Oostenrijkers gericht. Nu zagen
ook de Anspach-Bairentliers hem we
der on hot hart sloeg hen warmer on
der den lirhlbTauwe'n rok. Dat was
een rnan!
Voortdurend bewoog de groote
schimmel v.ch door den kruitdamp,
als een held zat cte monarch op zijn
rug; met gevelde bajonet volgden de
grenadiers. Talloozen werden door
hot kartetsvuur weggemaaid. Wal
ligt, dat ligt. De anderen moeter»
vooruit.
Toen zij boven aankwamen, waren
de drie bataljons tot een derde deel
saamgesmolten; in den looppas ging
het op de batterij aan. .Nog een salvo;
de eene helft viel, de andere stond
Ja, dat is een helsch vuur! zei
Otto Martin von Schwerin. Toen
wendde hij zich tot zijn adjudant:
Beste Pupalzky, hier moeten we
'n woordje meespreken!
Ja. dat moeten we, meende liij.
Toen kwam de order:
Rijd naar do escadrons-comnm.n-
danten; het regiment moet colonne
formeeren, twee escadrons front.
Gauw!
Pupatzky rende weg; spoedig was
hij terug.
In orde! was al, wat hij zei.
De overste stelde zich nu aan het
hoofd von het regiment en keek om.
Mooi'
Signaal, in slap! gelastte hij zijn
slaftrornpefter. Die blies en ieder es-
cadron nam het over.
Signaal: in draf! Dat klonk' ol
levendiger.
Nu hief de commandant zijn
zweep op.
Altnqneeren! Signaal: galop!
En nu was het opeens, of de kerels
door den duivel bezeten waren. Het
laatste commando wordt gegeven.
Daar nadert het onweder de
grond dreunt van duizend paarden
hoeven; het is een gekletter, een ge
huil het vuur van de vijandelijke
infanterie houdt op. Maar de Oosten
rijkers staan vast, den linkeer voet
achteruit, met {jeveld geweer. Daar
werpen de dragonders zich op het eer
ste gelid het wordt omver gerend;
ook het tweede het derde. Alles
schiet, slaat en steekt een onbe
schrijfelijke verwarring al maar
votfrt, met onstuimige kracht, tot de
tegenstand gebroken, de paniek daar
is! De vijand, op de vlucht geslagen,
wordt achtervolgd en neergesabeld.
Dan laat de commandant „halt" en
„verzamelen" blazen.
Nu wendde de overste zich opnieuw
tot zijn adjudant:
De koning had gelijk; met de
zweep gaat het ook!
Ja, overste.
Hoeveel zijn er op de vlucht ge
jaagd?
'i'winlig bataljons, overste
Och kom! riep de overste, met
rechtmatigen twijfel.
Ik weet het van den generaal
zelf, die den boelen 'rommel aanvoer
de; die zal het toch wel weten, over
ste!
Waar heb je dien generaal?
Daar zijn er twee, overste. Ik
heb ze mei de gevangenen meegege
ven.
Gevangenen ook nog?
En zes-en-zestig vaandels en vier
kanonnen die hebben we op den
koop toe gekregen!
De grenadiers hebben de reist ge
daan, overste.
Juist; daar begon het schieten weer.
Dat is de koning, zei Pupatzky,
toen hij zich georiënteerd had. Ja,
er ia nog wat (e doen! vervolgde hij.
Dat zal de koning wel opknap
pen! zei de overste. Die zal hun den
nekslag geven.
En dat deed hij. 's Morgens om tien
uur was de- slag schitterend gewon
nen. De Saksers waren niet meer te
zien, de Oostenrijkers op de vlucht.
Overste Schwerin wilde de man
schappen juist laten rusten,, toen er
een vleugel-adjudant van den koning
kwam.
Zijne Majesteit wil het regu'ment
zien; of de overste het wil presentee-
ÏO.
Aha, daar komit hst! zeide dcr.e.
Nu formeerde hij zijn heldenschaar
in escadrons-kolonne; hij voorop, dan
de beide krijgsgevangen generaals,
die zuur keken; achter Men do regi-
mentenuiziek en daarna een detache
ment, dat de veroverde vaandels
droeg, De gevangenen, en de kanon-
kwamen ac-hteroan, opdat ze niet
zooveel stof zouden maken. Toen.
Otto Martin von Schwerin tegenover
cteu koning stond, salueerde hij met
de rijzweep, zooals men dit met den
degen doet.
Nu, Majesteit, dat zijn mijn
liplappenl
De koning lichtte den hoed en hield
dien in de hand, totdat de laatste
man voorbij was; zoo ook deed het
heel voorname gevolg van veldmaar
schalk tot en met ordonnans.
Ik had de heeren haast niet
herkend, gaf Frederik ten antwoord;
k eer u, door het hoofd te ontbloo-
ten.
En de dragonders zwaaiden hunne
men en riepen, hoeira hoe'ra, leve
oh ze genadige koning!
Dit was de slag bij Hohenfriedbeng.
Het regiment Anspach-Baireulh-
dragonders, later het tweede regi
ment kurassiers (koningin), ontving
van den koning nog zeer bijzondere
onderschei din gen
Eerstens bekwam 't den Grenadiers-
marsch, door Frederik zelf gecompo
neerd, als parademarsoli, met de uit
drukkelijke bevoegdheid, liaaï alleen
te mogen blazen in de ©arische armóe;
ten tweede iu het regiments zegel de
veroverde vaandels. Later, bij het
feest van het zeldzaam wapen
feit, gaf koning Friedricli Wilhelm
IV nog een metalen, band voor den
helm, rnet het opschrift:
,,Hohon fried berg, den 4en Juni
1745."
De Plaatsvervanger.
Mijn grootmoeder gaf mij reeds
vroeg ociiie wijze Jee. Kihdensn,
zeide zij, Jeert niet te veel; v
neer ge veel weet, moet gc ook veel
doen van ec^v domoor verlangt
niemand wat.
Zij was een verstandige vrouw;
maar al weet men van iets heele-
maal niets, toch kan men er in loo
pen.
Wie mij den 15en December 's mor
gens zou gezegd hebben, dat ik, de
meest onmuzikale monsch ter we
reld, 's avonds in het orkest te..., de
bazuin zou blazen, dien zou ik met
een meddlijdtend schouderophalen
geen antwoord waardig gekeurd heb
ben. En toch begaf ik miij in den
avond van dien omineuzen dag op
weg om een instrument le bespelen,
dat ik te voren nog nooit goed be
keken had. En dat kwam zoo.
Ik zit nog aan de koffie en soes
zoo'n beetje. Daar stort mijn vriend,
de bazuinblazer Willemsen, naar
binnen met een drukte, die mo doet
opschrikken.
Maar mensclienkind! zeg ik met
zacht verwijt.
Zeg kerel! schreeuwt hij
schudt me zoo, dat mij hooron
zien vergaat. (Dat schreeuwen heeft
hij zich zelcor door dot eeuwig getoe
ter in zijn bazuin aangewend). lk
ben gelukkig gelukzalig en jij
jij kunt mij tot den benijden9-
waacdigsten der stervelingen nraken.
Ik? vraag ik en verbaasd staar
ik hem aan.
Ja, gij goed, edel mensch! en
hij begeleidt die woorden met een
waar tromgeroffel op mijn ruggo-
graat.
Hoor eens, Willemsen, spreek
ik, een weinig mij terugtrekkend,
spreek en doe nu als 'n vo-standig
mensch; anders zeg ik dadelijk neen.
Wat is er van je verlangen?
Nu daar kwam het koopje vooi
den dog. Geld kwam hij niet vragen.
Met den trein wilde hij vertrekken
't moest, zei hij. Een erfoom vierde
feest qnz. enz. Kortom, hoe dan ook,
Willemsen moest dadelijk de stad
uit. Maar de kapelmeester gaf zóó
kort voor de uitvoering nooit verlof
en daar li ij nog niet lang aan het
orkest verbonden was en nog vreemd
in de stad, wist hij niemand die hem
kon vervangen.
Goede raad ware voor ieder ander
hier dan ook duur geweest; maar
dat dolzinnige mensch had er toch
iets op gevonden, lk! ik! die nog
nooit iets anders dan over warme
koffie of soep „geblazen" had, ik zou
hem vervangen.
Maar ik weet ternauwernood,
hoe een bazuin er uitziet!
Je hebt mo toch wel eens zien
zitten en bezig gezien nu don?
Je gaat op rni.ine plaats, neemt de
bazuin en hebt. verder niets te doen
dan in alles je buurman, den an de
en bazuinblazer, na to bootsen. Pre
cies dezelfde bewegingen, die bij
maakt, maak jij ook natuurlijk
zonder te blazen dat kunt ge trou
wens ook niet. 't Is beslist onmoge
lijk in een vol orkest to hooren. of er
een of twee blazen.
Maar
Onzin geen maar! Leeman,
dat is de andore bazuinist, hoeft ook
eens iemand gezonden geen ster
veling beeft 't bemerkt, 't Was 'n ka
pit-ale ui! Daarbij sloeg hij me op
den schouder, zoodat ik letterlijk in
zonk en toen lachten we toch al
lebei even hartelijk.
Alzoo ik reken op je!
Ik had een gevoel, alsof 't in mijn
arm hoofd een helsch spektakel was.
Niets mocht baten geen tegen
spartelen, geen afwijzen. Hij smeek
te, hield aan, d'ong aan hij druk
te me de hand en ik beloofde, to
doen wat hij van rnij verlangde, om
an hem af te komen.
Bijtijds spoedde ik met gebogen
lioofd fn'ij naar den kunsttempel.
Over de aanplakbiljetten smalle roo-
de slrooken esno andere voorstel
ling dus. Nu, 't was me tamelijk on
verschillig. wat ik niet blies.
Tien minuten later zat ik, ramp
zalige, dien in dit bijzonder geval
het. behartigen van grootmoeders
lijfspreuk niets kon baten, in stomme
vertwijfeling op Willemsen's plaats;
due althans was mij hekend, want ik
had hem daar in functie gezien.
Langzamerhand vuklo zich de or
kestruimte; muziek word op de les-
senaavs gelegd instrumenten, werden
gestemd telkens kromp ik ineen hij de
uchrille 'jamrneröonen en te-1 keten
dacht ik weer dat iemand een straat-
mormel op den pool trapte. Daarna
werden in stalles en- parket de zetels
neergeklapt; de schouwburg ltep aar
dig vol.
Schuw zie ik rond. De ledige, on
heilspellend dreigende lessenaar met
uitstekenden maatstok grijnst mij
xu. Daar komt ook mijn „beter ik"
de tweede bazuin.
Dat is alzoo de lieer Leeman! Wat
kijkt hij me aanl Geconfisqueerde
physionom-ie! Die schijnt al lont te
iken Hlij snuift als 'n walrus en
snuit met forbidabele kracht zijn
neus onwillekeurig grijpt mijne
hand naar mijn zakdoek neen, dat
behoef ik nog niet na te doen!
Nu bestijgt de dirigent zijn verhe
ven plaats. Hij heeft lange lokken,
die hij geniaal schudt, en een blik
nu, dat belooft! Moge hij dien niet
te dikwerf richten op mijn schuldbe
wust hoofd.
Een kort tikken, dat me door alles
heengaat- Stilte volgt en dan begint
de herrie met waanzinnig rumoer,
Alles schijnt in 't geweer te kornen;
de horens schetteren, de fluiten kla
gen; de contrabassen brommen, do
'telen lannoyeeren en die groote
vent achter me roert de trom en
maakt met de bekkens een helsch Ia-
waai. Met de overige instrumenten
ben ik te weinig vertrouwd, om mij
rekenschap te geven van. hun be
drijf.
Onder de hand zijn mijne oogen
doorborend op Leeman gericht. Als
dio mah maar niet ook mij zoo fixeer
de! Die doorziet iemand met den eer
sten oogopslag je ware detective!
Hoe weet de kerel bij al dat geblaas
en gestrijk nog den tijd te vinden,
zich om mii te bekommeren. Hij
blijkt wel zeker van zijne zaak te we
zen! Een kalmte, een zekerheid hij
heeft al lang waargenomen, dat ik
er voor spek en boanen bij zit! Nu,
dat had ik wel verwacht o Wil
lemsen, wat heb ik aangehaald, o!
De kapelmeester begint al, naar
onzen kant uit te kijken; een waar
lijk bedenkelijk verschijnsel. Daar,
hij heft den dirigeerstok omhoog en.
wenkt ons en hij fronst het
hoold. En die Leeman ziet mij met
verachting aan.
Gelukkig, daar laait het weer op in.
'I orkest alle longen en handen
zijn in actie; zoodat niemand meer
op ons let. Met galgenhumor brenj,
ik het instrument aan den mond
en inaak oernge krachtige op- en
neergaande bewegingen.
Opeens volgt een oogenblik diepe
stilte. De kapelmeester wendt zijn
met lokken omkranst hoofd naar
ons en heft veeJbcteekenend den
maatstok omhoog. Leeman kijkt me
aan, ik zie Leeman aan daarna
staren we allebei met verbazing den
kapelmeester aan, dio een waren In-
dia-nendans uitvoert vóór zijn lesse
naar. Als Lij maar niet voortdurend
ijn stok op Leeman en m,ij richtte!
- Zouden wij soms moeten blazen?!
Maar waarom blaast die Leeman
niet? vraag jk mij zelven af. Wal
doet die vent bier?
Achter mij geeft een der lieeren
uisici me een ix>r in de ribben.
Do baau'nsOlo snel zit je
lui te slapen?
Daar hebben vvo de misère!
Wacht maar, Willemsen, dat zal
k je inpeperenwat bezielt dien
..eeman opeens? Ik breng de bazuin
aan de lippen; mooi zoo, eindelijk
schijnt hij zich van zijn plicht be
wust te zijn hij beft de zijne ook
op. Ik schuif het ding in en uit
hij schuift hartstochtelijk het zijne
ook in en uit maar stil blijft alles
als te voren. Ik zit met bolle wangen
en blaas als iri een trechter, zoodat
de oogen me uit het hoofd puilen
Leeman doet ook zijn uiterste best
een ontzettende aanblik! Doch stil
blijft alles spookachtig stil.
l)o instrumenten, zijn betooverd.
In 't parket begint men te giege
Ion, Boven in de loge wordt handge
klap vernomen en van boven
klinkt eene stem:
Prachtig pianissimo bravo!
Daar een teelten van onzen ana-
terder en met heidensch lawaai val
len trompetten en hoornen, hobo's
en fagotten on hoe dat tuig allemaal
heet, met volle kracht in een wilde
storm van harmonie vult de ruimte.
Don klinkt een electrischo schel,
hot gordijn gaat langzaam op en de
opera neemt een aan rang.
Ik probeer weg te sluipen ik
houd 't niet langer uit. Ook Leeman
schijnt 'n goed heenkomen te willen
zoeken. Da vvèg wordt mij versperd
door een blauwgerokt mensch; ook
Leeman, die ellendeling, wondt door
?m opgewacht.
Of de heeren in de garderobe
willen wachten tot 't eind van de
eerste acte de kapelm eest-er
wenscht u te spreken.
lk staar Leeman aan en Leeman
staart weder mij aan- ik geloof,
dat de aterling zich vroölijk over mij
maakt ik kan mij niet langer be
dwingen.
Waarom heeft u de solo niet ge
blazen meneer' bijt ik hooghartig
hem toe.
Waarom bol) jij ze niet. geblazen,
mannetje?
Oihdat ik een uilskuiken ben
barstte ik nu los, omdat ik mijn
vriend Willemsen vervang, zonder
dat ik ooit 'n bazuin in de hand heb
gehad ómdat ik jou in alles moest
nadoen.
Ja, zie je, zeg dat moest ik
óók doen jou in alles na-apen',
klonk het uit Leeman's mond.
Waa—al?
Ik ben heel cm aal Leeman niet.
moet je weten Leeman ligt in bed
hij heeft de koude kooits. Ik heb
llem al eens vroeger vervangen en
toen ging al te; good ze hebben 't
liet gesnapt en zijn goeie vrouw
ro?g 't me zoo vriendelijk en den
origen keer had ik zoo mooi alles
nagedaan wat de andere deed
maar als jij me niets voordoet, kan
ik met den besten wil van do wereld
iet. nadoen, me beste meneertje
zie je?
Tableau.
En dan is 't niet om je verstand
te verliezen, met je beidjes een ba
zuin solo'
Genoeg.
Wij waren op oen nadere verkla
ring mot den nijdigen kapelmeester
niet bijster'gesteld en wisten do waak
zaïuahedd van den blauwrok te ver-
sohalkean
Van het verdere zwijg ik. Maar
Willemsen en Leeman, de echte,
moesten er nog iet; nadisrs van ver
nemen en luidden 't hard te verant
woorden.
Hot heeft maar weinig gescheeld
of beiden waren ontslagen.
Zoo kwam het, dat die bazuinsolo
nog j&ng naklonk.
Horrida Bella.
DE VERSCHRIKKINGEN VAN DEN
OORLOG.
't Wordt avond'!en de zon,
terwijl ze lager spoedt,
Be tint den zoom van 't woud
met purpergouden stralen
Het loeiend ltrïjgsgedruisc'h
dat in de vlakte woedt,
Draagt d'echo van 't- gebergt
tot in de versie dalen,
En heel de horizon -drijft in een
(waas van bloed.
De kamp heeft gansch den dag
gedaverd, en beneden
In 't dal, waar lucht met aarde
onmerkbaar samenvloeit,
Op akkers, waar het graan,
halfrijp nog, ligt vertreden,
Op wegen, waar de berg
van lijken altoos groeit,
Wordt zonder deernis en
met klimmend vuur gestreden.
In 't veld, door 't hart van 't dorp,
verbrand en uitgemoord,
Loopt de ongebaande weg
van stervenden en lijken.
Hij slingert van het bosch
tot aan den stroom zich voort;
En 't oog kan, waar 't een zwerm
van raven neer ziel strijken,
Dc krijgers volgen, wien
geen nacht in 't slachten stoort.
ITet is een vvorsl'ling, waar
geen sprank is ('onderscheiden
Van d'ed'Ier aandrift, die
in 'smenschen harte blaakt;
Waar 't bloed verlangt naar 't bloed
waar brons en ijzer beiden
De vrees in wreedheid keert-,
de kracht tot blindheid maakt;
De mensch zich enkel door
wat dierlijk is, laat leiden. -
Bij wijten -staakt de strijd.
en 't domme tend geluid
Der zwoele zomernacht
wordt in het rond vernomen
Dc-s krekels sjilpend lied
klinkt zacht -het koren uit;
En d'arme loot'lingschaar,
wier b'oed dit uur zag stroomen,
ICeft mat het hoofd, wijl 't oog
zich voor het laatst ontsluit.
Een vroeger' lente zag
hen langs hun beuv'len dwalen,
Het kouter sturend door
het zaad'verwacht-end vc'd
De haagdoorn schonk hun geur.
de zon hun milde stralen;
En als de leeuw'rik, die
het wassend graan ontsnelt,
Moch elk de vrije lucht
genieten in zijn dalen.
Nu liggen zij verminkt
op d'ijzerharden grond,
Van ieder die hun liefd1'
in 't uiterst uur verlaten
Hun kreet, die niemand hoort,
klinkt vruchtloos in het rond
Een vloek,
voor al de potentaten
Wier wil den oorlog wekte,
ontsnapt -hun b'eeken mond
De kamp raast- hijgend voort
en weet van geen ontfermen
Het snamgeprest carré,
welks staal naar offers jaagt
Waadt door het bloedig nat,
waar paard en ruiter kermen;
De wind' draagt tot den top
der onbewogen bergen
De kreet des haats, die opstijgt
en het gillen om ontfermen.
Het vluchten neemt een aanvang;
als een lamm'ren kudde
Door schrik gezweept: ziet men
't verslagen leger snellen.
De strijd heeft uitgewoed 1
Bij zang en fakke-lgloor
Keert d'overwiunaar, die
zijn borst van trots voelt zwellen,
En lelt de krijgstrofeeën,
die 't krjjgsluk hem beschoor.
Terwijl de stervenden,
door 't morgenlicht beschenen
Den adem slaken, klinkt
zijn krijgsmanisroe-m langs d'aard';
En ginds op 't land, waar al
de welvaart is verdwenen
Zit bij 't gedoofde vuur
van heur verwoesten haard,
Een. schaar van moeders in
't ontvolkte dorp te weenen.
„PAX IIUMANII'ATE".
(Met toetemming overgenomen uit
de Nieuwe Arnhemse he Courant)
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat34, Telephoon 1543.
Probleem No. 590 van N. VAN
13UUREN.
li
te/
I8_
Mil
m
«T 'm
m
lp! Wjfr
2
gü 1
8
m af
g§
H H
8
212
n
9
S
Zwart 11 schijven op 8, 9, 10, 13,14, 16, 17, 18, 19, 21 én 3
Wil 10 schijven op 25, 27, 28, 32, 33, 34, 36, 38. 39 en 47.
Probleem no. COO van Denzelfde,
Zwart 11 schijven op 4, 11, 12, 13, 16, 18, 19, 21, 23, 28, 29 en 'dam op 50.
Wit 12 schijven op 20, 25, 27, 32, 35, 37, 38, 39, 42, 43 47 en 48.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan. boven
genoemd adres uiterlijk Dinsdag 29
dezer.
Oplossing van probleem No. 595,
van den auteur: Wit 39—33, 44—39,
37-31, 27—22, 28-23, 33—42, 38 71
De stand was:
Zwa'rt 10 schijven op 8, 12, 13, 14,
17, 18, 19, 24, 25 en 35.
Wit 9 schijven op 21, 27, 28, 37, 38,
I, 40, 44 en 50.
Oplossing van probleem No. 596,
van den auteur: Wit 48—43, 29—24, 47
-41, 46-41, 28—22, 32 1, 1 161
De stand was:
Zwart 11 schijven op 2, 4, 7, 8, 9, 14,
16, 21, 30, 36 en 44.
Wit 12 schijven op 11, 20, 22, 28, 29,
32, 33, 37, 45, 46, 47 en 48.
Beide problemen zijn goed opge
lost door de heeren: R. Bouw, M. ten
Brink, J. Jacobson Azn., A. A. Ja-
cobson, W. J. A. Matla, P. Mollema,
In boven staan den stand beging
zwart de fout 1621 te spelen waar
op de heer ten Brink, met wit spelen
de de partij a. v. besliste:
Wit 32—27, 47—42, 35 -30, 44-40,
43—39, 88 20, 37-31, 41 5!1
De Haarlemsche Damclub houdt
haar bijeenkomsten ledéren. Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in de bo
venzaal van Café de Korenbeura,
Spaarne 36, alhier.
47 48 49 50
Liefhebbers van het damspel zijn
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan toen
ziöh 'bij het bestuur aanmelden.
Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun
nen als aspirant-leden worden toe
gelaten.
Inlichtingen worden gaarne ver
strekt door den Secretaris, den heer
J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon
1543.