DE EUROPEESCHE OORLOG. DE BOOSDOENERS. HAARLEM'S DAGBLAD nek gehad, want die was althans ge heet stuk. De huizen dio wij hier za gen waren voor het meerendeel on geschonden, behoudens sporen van plunderingverder op den weg was het een aaneenschakeling van ver woesting, door granaten stuk gescho ten huizen, afgebrande huizen, kort om het was alles verwoesting wat men zag. automobielen zag men maar zoo aan den weg staan, waarvan er van één bijvoorbeeld een wiel zoo was af gesleten dat er nog slechts korte stukjes spaak rondom de naaf zaten, zoolang hadden zij er nog mede gere den en haar daarna achtergelaten Ook lagen er tn den berm van den weg die verbrand waren en wij za gen hier en daar auto's op een erf gereden, geh.ee! onklaar evenals het op het erf 6taande huie. Allerhande vervoermiddelen lagen bij den weg, zoowel hier, als op de wegen waar wij later langs kwamen. Als aandenken aan dezen vreeselij- ken oorlog namen wij een Belgische en een ErvgeJsche soldatenmuts mede, benevens do pet van een Duitsch offi cier, alles van hei slagveld, met cha- De stand van de strijdende legers in België en Frankrijk op 28 October 1914, ÖCHAAl l i l 0 00 000 De zwarte blokken geven de gevechtslinie der Duitschers aan, de zwarte punten die van de Franschen, Engelschen en Belgen. Vergeleken met de vorige kaart zijn in deze de volgende veranderingen aangebracht: le. De Duitschers zijn tusschen Yperen en Rousselaere een weinig achteruit gedrongen, hetgeen gepaard is gegaan met een voortrukken der Bondgenooten. 2e. De kanalen die met den Yser in verbinding staan, nl. het Kanaal van Loo en het Kanaal van Yperen zijn meer overeenkomstig den juisten toestand aangegeven. Hier bij valt op te merken dat een gedeelte van den Yser gekanaliseerd is, en dat de Duitschers dit waarschijnlijk bedoelen als zij van het Yserkanaal spreken, terwijl het Kanaal van Yperen ligt tusschen die stad en den Yser. Voor het overige vormt dit warnet van riviertjes en kanalen (waarvan slechts de voornaamste konden worden aangegeven), een groote moeilijkheid voor de strijdende partijen. Ook in de aanduiding der gevechtslinies in Noord-Frankrijk zijn eenige wijzigingen aangebracht, noodig geworden door de geregelde schommelingen die daar aan 't front voorvallen. TWEEDE BLAD. DE OORLOG. Een reis door hot geteisterde België. Dpü lien October j.l. namen wij ons voor om naar het geteisterde land te gaan en te dien einde begaven wij ons direct naar het Stadhuis alhier, waar wij een binnenlandschen pas aanvroegen, die ons tegen betaling van 25 cis. verstrekt werd. Den daarop volgenden morgen gin gen wij met z'n drieën per spoor naar Rozendaal, verder liepen er nog geen treinen; na ter plaatse 'n overzicht genomen te hebben van de aldaar op gehoopte vluchtelingen gingen wij on zen fietstocht aanvaarden, na onge veer een 3uur gefietst te hebben, zagen wij de Hollandsche vlag eti vlak daarbij de Duitsche. Er bleek dan ook spoedig dat dit de grenswach ten waren, wij moesten onze passen toonen aan de Duitsche matrozen die daar op wacht stonden en konden verder peddelen, totdat wij afgeleid werden door het ongewone gezicht ,van een vliegmachine, die kapot op den weg of liever in een greppel langs den weg lag, zonder dat er iemand bij was. Na dit toestel, dat overigens ge heel compleet was, hekeken te heb ben, gingen wij verder. De weg lag bezaaid met eikels, een bewijs dat de streek geheel veriaten was, al'e huizen die wij op den weg naar Antwerpen langs kwamen, wa ren verlaten; in.de meeste gevallen luiken voor de ramen, van verwoes tingen was in deze streek in 't ge heel geen sprake. Te ongeveer 3 uur in den middag k\v»yn<en" w Antwerpen aan., na zonder last de Duitsche wachtposten (e zijl. gepasseerd, peddelden wij de stad binnen, die er verschrikkelijk doodsch en verlaten uitzag, hier cn daar een -\ntwerpsche politieman en wat Duitsche soldaten, zoowel land- als zeesoldaten en bij uitzondering een gewoon burger of burgers. (1) Aangezien wij -van naar Nederland uitgeweken bewoners van Antwerpen volmachi hadden gekregen, hun hui zen binnen te gaan, waarvoor zij ons de sleutels hadden meegegeven, en zij ons vergund hadden gebruik te ma ken van hetgeen wij noodig hadden en in hun huizen voorradig was, ook slaapgelegenheid, hebben wij ons ge- stationneerd in een groot huis, waar wij voor ons drieën vonden, hetgeen wij noodig haddenbrood, boter en kaas hadden wij echter zelf bij ons. Na van het een en ander gebruik ge maakt te hebben, zijn wij de stad gaan bekijken, tegelijkertijd onze inspectie doende in de verschillende huizen, volgens ons gedaan verzoek. Wat nu de in Antwerpen aange richte verwoesting betreft, hiervan hebben de dagbladen een heel juist overzicht gegeven, altijd wat betreft de laatste berichten de eerste waren we! wat overdreven. 's Avonds omstreeks 7 u-ur was er niets meer op straat te zien, tenmin ste geen burgers, nog wel Duitsche militairenook kwam er nog een lange trein binnen met eenige hon derden Duitsche soldaten, die uit vo'le borst hun vaderlandscho liederen zongen. Dat klonk zoo eigenaardig in die groote uitgestorven stad, dat wij er geheel van onder den indruk kwamen Wij gingen naar ons bivak. nuttigden daar het een en ander en zetten thee niet wa ter gehaald bij een buurman, die juist uit Holland was teruggekomen en die zijn waterpomp nog intact vond. De waterleiding weigerde den diei.-st door geheel de stad en gas was er alleen 's avonds, op den dag niet; na onzen maaltijd genuttigd te heb ben gingen wij nogmaals de stad in, dat was omstreeks 8 uur en op plaatsen waar het gewoonlijk erg druk is, b.v bij de groote statie, (de trots van elke groote stad) was het nu erg stil, enkele militairen en een enkele burger of burgeres. De ingang der stat'-e was gebarricadeerd met zakken zand waar voor en achter zich Duitsche wachtposten bevonden. In een café was vrij wat drukte, vooral veel militairen. Over het al gemeen was de houding van de in Antwerpen aanwezige militairen zeer goed, ja, zelfs voorkomend Om 9 uur was alles uitgestorven en zijn wij maar naar ons logies getrokken om te slapen, want ons wachtte den vol genden morgen een vermoeiende en einotievo'ie dag. Om half vijf waren wij uit de veeren en. om 6 uur beste gen wij onze stalen rossen en togen weer op pad. Bij ons heengaan zagen wij nog eenige reuzenkanonnen, ze (1) Bij de lezing van dit stuk dient niet vergeten te worden, dat het be zoek li dagen geleden plaats had. FEUILLETON (Naar bet Engelse h). 48) -- Bravo Anne, weer geheel de oude. Ik geloof wel, dat de jonge dame nog een weinig leiding zal noo dig hebben, on zij kon in geen betere handen komen, maar pas op, dat gij mij niet bedriegt. Ik wil met worden beroofd var. mijne bruid. Gtij behoeft met bevreesd te zijn, George- ik zal haar niet vermoorden. Ik heb geen vertrouwen in geweld; het is de laatste hulpbron van dwa zen. Immers zoudt gij dan nu niet meer onder de levenden behooren, George lachte gedwongen. Wij zijn nu weer goode vrien- don, zoodat het geheet overbodig is, over dergelijke zaken te spieken. De overwinning zal volstrekt niet ge makkelijk zijn er zijn veel hinder palen uit den weg te ruimen, en ik geloof niet, dat mijn aanstaande echtgenoote mij nu juist bepaald ge negen is. Gij zult voor uwe brieven moeten werken Anne, maai* neem voor alios een paar dagen om er waren ongeveer 10 h. 12 Meter lang en bespannen met 6 zware Belgische paarden. Bij de wachtpost gekomen, aan het begin der etad naar Mechelen. on dervonden wij eenige moeilijkheden met onze passen en wel van een Bel gischen mijnheer met een rood-wit gekleurden band om zijn armde Duitsche wachten lieten ons echter passeeren en toen stonden wij op den steenweg naar Mechelenhet eersto wat wij zagen op den weg was oen dood paard van de cavalerie. Het had waarschijnlijk een schot in den over na to denken en een plan vast te stellen. En nu vaarwel, ik heb wat hoofdpijn, on moet wat gaan liggen. Zij stond op en ging heen zonder verder een woord te spreken, maar de noodzakelijkheid om met haar schandelijke taak spoedig een aan vang to nemen, werd vernietigd door de mededeeling, die haar den velgen- den morgen gewerd, namelijk oat George Coresfoot ernstig ongesteld was geworden. HOOFDSTUK VIL Arthur op Abbey House. Na den nacht na zijn vertrek van Islington House te hebben doorge bracht in het „Koningshoofd'' le Rewtham, een net hotel, lief, Arthur zich den vol eenden dag ongeveer ten tien ure mot zijn hond cn zijne baga ge bij zich naar Abbey Houso rijden. Nauwelijks hadden ziine voeten liet met mos bogroeido giimtpod voor het huis betreden of de groote deur werd geopend, en daar verscheen Angola om hem te verwelkomen. Ook Ja kei kwam achter uit den tuin to voor schijn, en v-roog Angola met iets sar castisch in zijn stem terwijl blij arg wanend Aleck ontweek, waarom mijn heer maar niet dadelijk den groot- sten Leeuw uit den dierentuin had meegenomen? Na aldus zijn oordeel over bulhonden te hebben uitgespro ken, nniu Jakes den koffer op zijn schouder en ging daarmee de trap op, Arthur volgde heni langs «le breede, eikenhouten trap, waarvan elke trede uit een stuk vierkant was uitgehakt, en bleef een oogenblik staan op hel ttapporlaal om een blik te slaan op het ernstige portret, dat zoodanig hing, dat het scheen uit te kijken door het venster daartegen over, recht over het park en de lan derijen van Abbey House, terwijl hij zich verbaasde over het scherp ge graveerde onderschrift Devil Cares- foot Zijn kamer was de grootste op de eersto verdieping en deaelfde waarin do moeticr van Angela was gestorven. Van dien dug af was ze nooit meer gebruikt en in een kleinen inham of ruimte tusschen een ka-t en dun wand stonden nog twee schragen met zwart laken bekleed, welke oorspron kelijk waren gebruikt om de dood kist van Hilda te dragen. Bij het in gereed'lieid brengen van do kamer had Angela ze over het hoofd gezien. Het ruime maar wel wat sombere vertrek was rondom behangen met portretten van CaresCoots uit vroe gere ecuwen, waarvan verscheidene een. treffende gelijkenis hadden met Philip, tevergeefs keek hij echter uit naar oen, waarin do gelijkenis met Angela was op te merken, wier hand hij herkende in de twee groote vazen met bloemen, welke op de donkere eikenhouten tafel stonden. Juist toeji Jakes den koffer had neergezet, hetgeen van een zucht ver gezeld ging en in allerijl wilde ver trekken, uit vrees, dat men hem nog iets zou willen opdTagen, Yied Ar thurs oog op do schragen. Wat zi4n dot" vroeg hij op vroo- üjken toon. Scliragen van een doodkist, was het korte antwoord. Schragen van een doodk_st! riep Arthur uit, begrijpende dat het on aangenaam was om dingen, welke zoo direct aan de sterfelijkheid van den measch doen denken, zoo telkens voor de oogen te moeten hebben. Wat drommels, wat doen die hier? Zij zijn hier georuikt, toen de laatste persoon, dio in dut bed heeft geslapen, was gestorven, en zlijn h.er altijd blijven staan. Denkt gij niet, rroog Arthur vriendelijk. dat liet beter zou zijn, dat gij zo vvegnuamf ii.it kan ik niet doen, zij maken een deel uit van liet meubilair zij zijn bier waarschijnlijk gereed gezet voor den eerstvolgende, misschien zult gij dat wel ziijn, en met een sar- donischen grijnslach vertrok hij. Jakes kon het niet verkroppen, dat hij zich had moeten vernederen door het dragen van een kofter cn zijne DONDERDAG cots en ransels lag de weg bezaaid, eveneens met flesschen en conserven blikken (alles ledig), want de door trekkende troepen schenen goede oön- sumptie-artikelen te hebben genoten Na eenige begraafplaatsen van ge sneuvelden te zijn voorbijgegaan en nog andere onvergetelijke dingen beschouwd te hebben, kwamen wij te Mechelen aan. Niettegenstaan de de verwoesting daar groot was, viel het ons toch nog niei direct te gen; bij het binnenkomen van de ei- I kuiten door een bulhond moest laten besnuffelen. Volstrekt niet aange naam gestemd door zulke onaange name vermoedens, ging Arthur naar beneden, vast besloten om met zijn gastheer nader op die schragen terug te komen, llij vond Angela in den gang op hem wachten, vriendschap tuitende met Aleck. Wilt gij mijn vader niet eerst een oogenblik gaan begroeten alvo rens wij naar buiten gaan? zeide zij. Arthur stemde toe, en zij ging hem voor naar do studeerkamer, waar Philip altijd zat, dezelfde kaïuer waar in zijn vader was gestorven. Hij zat zooals gewoonlijk aan een schrijfta fel en was bozig met berekeningen betreffende de pachterijen Hij stond op en. begroette Arthur beleefd zonder evenwel nota te ne men van zijne dochter, d:e hij sedert den vorigen dag niet bad gezien. Zoo lleigLam, zijt gij dus beslo ten om met do onbeschaafde wilden hier te verkeeren? liet doet mij -ge noegen u hier te zien, maar ik moet u waarschuwen, dat ik geen tijd ter uwer beschikking kan stellen dan al leen om dos avonds een pijp tabak to rooken en een glas grog te drinken, liet is hier eene zonderlinge huishou ding. Ik weet met of Angela het u heeft verteld, maar wij gebruiken nooit gezamenlijk onze maaltijden, zoodat gij zult moeten kiezen tus- 29 OCTOBER 1914 genlijke stad aanschouwde men in hel geheel geen verwoesting, alleen was van elk huis waar wij voorbij kwa men en dat nog niet bewoond was, het interieur vreeselijk gehavend. Verder in Mechelen is het zooals de bladen schreven, de Groote Plaats is vrijwel intact gebleven, wij kwamen op do binnenplaats van het Stadhuis, waar wij moesten zijn om te pro beo ren onze passen afgestempeld te krij gen, hetgeen echter niet ging, maai I wel kregen wij éen geschreven bewiji scben de eetkamer en de kinderka mer, want mijn dochter heeft de kinderkamer nog niet verlaten, en hij liet een korten lach hooren. Over het algemeen zal het toch maan het beste voor u zijn, dat gij u bij de kinderkamer bepaalt, daar zult gij in ieder geval beter gezelschap vin den dan bij mij Bovendien ben ik zeer onregelmatig in mijne gewoon ten. Angela, gij staart mij aan; gij zoudt mij zeer verplichten, als gij een anderen kant wildei uiikijken. Ik hoop maar, Heigham. dat de oude Pigott uw hoofd niet in de war zal brengen met haar gebabbel; zij kan vreeselijk rammelen. Laat ik u nu niet langer ophouden, het is een mooie dag voor den tijd van het jaar. Tracht u op de cene of andere ma» nier bezig te houden, en ik hoop vooi u, dat Angela zich met u niet zoo zaf bezighouden als met mij door u steeds doordringend aan to staren alsof zij door u heen wil zien. Vaar wel dus voorloopig. Wat bedoelt uw vader toch mei dat staren? vroeg Arthur, zoodra zij ver genoeg van zijne kamer warer verwijderd. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 5