De Europeesche Oorlog. Haarlems Dagblad Een wonderlijke Zaak TWEEDE BLAD Donderdag 17 December 1914 OM ONS HEEN H*. 187 8 Nabetrachting van den Gemeenteraad. Dicht hij de tafel van Burgemeester itn Wethouders, aan deu rechterkant van do Raadszaal, gezien van de pu blieke tribune, is de plaats van Mr. lleerkens Thijssen. HU zit daar, win ter en zomer, in een eenvoudig donker pak, met een dito das en als eenige coquetterie in zijn kleed ij een wit randje om zijn vest. Gisteren was dat evenwel zijn eenig© sierlijkheid niet. want zijn tafeltje was met bloemen gekleurd, omdat hij morgen. Vrijdag, den dag herdenkt, waarop hij twaalf- en-een-lialf jaar geleden zijn intrede in de Raadszaal deed. Ligt het aan den stoel, die er niet uitziet als een gemakkelijke zetel of aan het allesbehalve monumentale tafeltje, ik. kan het niet zeggen, maar dit is wel zeker de lieer Thijssen is zooals hij daar zit geen rustige fi guur. Telkens van houding verande rende, steunt hij nu eens het hoofd in de linkerhand, leunt dan weer ach terover, steekt de handen in de zak ken om ze er dadel ijk weer uit te halen, of trekt nadenkend aan het puntje van den kortgekniplen kin- baard. Soms redeneert hij, geSticulee- rend met de rechterhand, met zijn naasten buurman, den heer Jonck- bloedt, dan weer draait hij zich plot seling om en lanceert een opmerking tot zijn achterburen, vooral tof dokter Van den Berg. Als iemand het woord vraagt, kijkt hij even op, ziet daarna spoedig weer een anderen kant uit, zoodat je den ken zou dat hij niet luistert, totdat hij opeens, als hij den redenaar op een onjuistheid meent te betrappen, den vinger opsteekt en half luid zegt ,,dat is wat anders", of een ander commentaar. Ata hij de zaal binnen komt of uitgaat is 't haastig, bijna met een vaartje en vóórdat hij zelf liet woord vraagt, zit hij een beetje tc draaien op zijn stoel, totdat het klinkt „mijnheer de voorzitter Dan is de Raad in aandacht. Want het dient gezegd de heer Thijssen heeft gewoonlijk iets t© zeggen, waar naar het de moeite waard is te luis teren. Ook wie het niet met hem eens zijn, erkennen dat hij de zaken met groeten en onverdroten ijver bestudeert en daarover helder en klaar zijn meeuing weet te zeggen en altijd onversaagd strijdt voor zijn beginse len. Dit is, meen ik, een groote lof en het komt mij dan ook voor, dat wan neer de heer Thijssen geen Raadslid was, men hem ten spoedigste moest benoemen en dat, nu hij het 12 1/2 jaar is, hem toegewenscht moet wor den, dat hij te zijner tijd de zilveren bruidegom van de gemeente worden zal. Waren de drie sociaal-democratische Aaadsleden er niet geweest, dan zou de bogrooling wel in een uurtje afge handeld kunnen zijn. Nu waren we iot omstreeks kwart voor zes in touw, hetgeen in vergelijking met an dere gemeenteraden inderdaad nog een nobele prestatie is. Do heer Nagtzaam zette de discussies bij de algemeene beschouwingen met een grievenrede in. Ambtenarenreglement, kinderaftrek bij de inkomstenbelas ting, opcenten op het personeel, pro gressieve schoolgeldheffing en hoo- gore uitkeering aan de werkloozen, woningvraagstuk, waren de zes the ma's, waarop hij zijn nocturne com poneerde. Waren al die sombere klan ken wel juist gestemd Zonder twijfel hebben de tijdsomstandigheden ver schillende zaken verhmderd of al thans vertraagd. Een voorstel betref fende woningbouw Ts «venwel zeker noodig, het voorstel over de opcenten op het personeel had, dan maar niet vergezeld van een prae-advies, inder daad rondgezonden kunnen zijn. Do positie der werkloozen is zeker van het grootste belang. Maar dat het nu de tijd zou wezen om progressieve heffingen in te voeren, schijnt zeer twijfelachtig En wanneer de lieer Nagtzaam vraagt, wat er bij een verhoogd percentage van de kleinen zal worden, dan ligt het antwoord voor de hand menige post zal on inbaar verklaard dienen te worden en wanneer de grootere inkomens dus daarmee weer worden belast, is dat lang niet zoo erg, maakt het een veel minder afschrikkenden indruk naar buiten, als wanneer de belastingbeta ler van eenige middelen tegen een van te voren hoog opgedreven percen tage heeft ©j> te zien. In de practijk komt het toch hierop neer, dat wie heeft, betaalt en wie niet heeft, daar van is vrijgesteld. De heer Poppe leverde een uit voerig betoog, dat hem veel tijd en moeite gekost moet hebben en als zoodanig waardeering verdient, maar met de reeksen cijfers, die het geeft, zeer moeilijk is te overzien. Om die reden ondervond het ook geen syste matische bestrijding, hoewel de wet houders De Breuk en Modoo en uit den Raad de heer Hulswit elk een gedeeltelijke weerlegging leverden. Het betoog kwam hierop neer, dat door allerlei vergoedingen en recog nities een belangrijk gedeelte van de winst uit de gemeentebedrijven wordt bemanteld, „verkapt bemanteld", zei de spreker zelfs, tot een bedrag van wel 160.000. En de strekking van deze becijfering 7 De heer Poppe ging daar dezen keer niet breed op ih, maar bekend is, dat hij komen wil tot verlaging van de verkoopprijzen der gemeentelijke producten, ja tot levering tegen den kostenden prijs aan de burgerij. Welk een invloed dat hebben zou op de weinige belas tingvormer, die een gemeente als Haarlem redelijkerwijs kan toepas sen, becijfert de heer Poppe er niet bij, maar dat die om te duizelen is, spreekt van zelf. Toch zijn de cijfers van den spreker de moeite waard om eeus nader te worden bekeken. Waar om maakte hij er niet een nota van aan den Raad, met verzoek aan B. en W. om ze te laten drukken Gelukkig zullen we zo kunnen vinden in het officieel verslag, want de juffrouw, die met twee lieeren het officieel ver slag samenstelt, dat ik de eer en het voorrecht had In te wijden, is ze aan den heer Poppe komen vragen. Van dat verslag hebben we nu meteen vernomen, dat het te koop is voor twee gulden per jaar-abonne ment ik wist het niet en ga me op slag abonneeren. Hoe is het mogelijk, dat dit zoolang geheim is kunnen blijven Zeker behoort het tot de rubriek der mcdedeelingen aan der den, waai' in het Stadhuis de dood straf, of iets dergelijks, op staat. De heer Krelage vindt dezen prijs te hoog en ik vertrouw met hem, dat wanneer het een gulden kost, het publiek zich verdringen zal voor 't Stadhuis om een abonnement te nemen. Ieder die daar ondervinding van heeft weet wel, dat de menscheu dol zijn op offi- cieele stukken. Van het gemeentelijk jaarverslag, het dikke boek, wordt, geloof ik, één. exemplaar ver kocht, namelijk aan een doo- ven heer, die het uit zijn hoofd leert. Dit is een bemoedigend ver schijnsel. En de heer Krelage heeft groot gelijk, als hij zegt, dat het pu bliek den Raad uit het officieel ver slag moet kunnen beoordelen, niet alleen uit andere verslagen. Toch is elk verslag, hoe voortreffelijk ook, nog onvolledig, omdat er niet uit blijkt, hoe een Raadslid lacht, niest, zit, hoe hij interneert (door zijn neus, door zijn keel of in 't geheel niet) en be- geerig als ik ben, liet publiek to hel pen bij deze crilische beoordeeling, stel ik mij voortaan op een nader aan te kondigen spreekuur gratis beschik baar tot bet geven van de meest volkomen inlichtingen. De ontvang kamer zal daartoe behangen worden mot de portretten van al de Raads leden en hun levensgeschiedenis, van hel eerste tandje af tot het laatste toe. In een gramophoon zullen hunne beste redevoeringen worden opgeno men. Ja waarlijk, de burgerij zal hen leeren kennen, onze groote man nen in de Raadszaal Maar ik laat mij meeslepen door dit onderwerp. Koeren we tot de be- grooting terug, oin allereerst iets te zeggen van het kennisdebat, dat met een motie van den beer Schram tot afschaffing begonnen, uitliep op ja, waarop Hel denkbeeld van den lieer Van Styrum, om op den post „ontvangsten wegens do kermis' slechts één gulden te boeken en zoo doende in staat te zijn, naderhand, in naar wij hojien gunstiger tijden, het begiusci kermis of niet uit te maken, dat voorstel had wel het voordeel, een nu lastig debat te verschuiven, maar was toch niet zóó onschuldig, als de voorsteller zelf wel meende. De aanneming van dit voor stelt beduidt, naar mijn inzicht, zoo goed als afschaffing van de kermis en wel hierom, dat nu het argument van het behoud der bate voor de gemeente kas niet meer weegt en bovendien vele leden van den Raad, indien zij den jxist ontvangsten voor de kermis weer op f 18.500 brachten, het gevoel zouden hebben, alsof zij de kermis opnieuw, ik zeg opnieuw, in stelden. En daartoe zullen zij niet kunnen komen, omdat er ten slotte iu den gelieelen Raad waarschijnlijk geen enkele voorstander van de ker mis zil, alleen een aantal tegenstan ders van de afschaffing, hetgeen heel iets anders is. Dat de heer Van Styrum inderdaad niets anders bedoelde dan uitstel der discussie over het principe, staat vast, maar dat de toekomst zal leeren welk een veel verdere strekking deze beslissing heeft, geloof ik evenzeer. Het is ongeveer, of in een huisgezin een oud meubel, waaraan een Jaren lange traditie verbonden is. tijdelijk, om de groote schoonmaak, op zolder wordt gezetals de boel weer op orde is en de huisvrouw het meubel weer naar beneden wil brengen, bedenkt ze zich en laat het maar liever waar het is, afwachtend of de huisgenooten zullen klagen. Maar die doen er het zwijgen toe, want ze missen het niet. Het is, wil ik maar zeggen, voir den heer Coppejans en zijn vukgenoq- tcn tijd om, zooals men deed in do grijze oudheid, uit droefenis hun kfee- ren te scheuren en asch op hun hoofd te strooien. Over de andere punten die behan deld werden een volgenden keer. Al leen nog ditvoor het eerst sinds jaren is Haarlem's Dagblad in de middagzitting van de begiooting niet in de Raadszaal verspreid. Verschil lende Raadsleden deden mij de eer aan, er naar te vragen een hunner opperde zelfs, meewarig, „of het de slechte tijd was". Ik heb hem kunnen gerust stellen. Do reden is, dat de burgemeester van oordeel was, dal de verspreiding storend werkte op de aandacht van den Raad. Het verdwijnen van deze aloude gewoonte vervult mij natuurlijk met •bijzonderen weemoed, maar de reden bezielt ons gcheele redactie- bureau met reclitmatigen trots. Of is het niet vleiend, dat de leden van den Raad zoo verdiept waren in onzo cou rant, dat zij niet meer letten op de toch zoo boeiende en welsprekende betoogen van hun medeleden, dat de aandacht, wil ik maar zeggen, werd verstoord Zoo hebben de donkerste wolken nog zilveren randen. J. C. P. OP hot Westelijk Oorlogsveld. De Duitse he staf dee't mede: ..In het Westen hebben de geallieer den opnieuw beproefd over Nieuw- poort vooruit to komen. Deze poging werd gesteund door het geschutvuur van oorlogsschepen. Dit vuur had echter geen uitwerking. De aanval werd door 'de Duitschers afgeslagen. 450 Franschen werden gevangen genomen. Van liet overige front va t slechts een best urm in g van een door de ge- aMieerdcn taai verdedigden heuvel ten oosten van Senuheim (Elzas) te ver melden 't F r a n s c h e communiqué luidt „Westende ten noordoosten van Lombertzijde is hevig beschoten door een Éngelsch eskader. Het Belgische leger heeft een tegen aanval te Saint Georges afgeslagen en de boerderijen aan den westelijken oever van den Yser bezel. De geallieerden heW>en vorderingen gemaakt in de streek van St. Eloi. In Argomie. aan de Aisne en in Champ igne hebben artillet ie-duels plaats gehad, waarin het voordeel aan de zijde der geallieerden was. Het E n g e 1 e c h e legerbestuur maakt bekend „Na een tijdperk van betrekkelijke rust is de strijd in Noord-Frankrijk weer aangevangen. Een gecombineer de aanval werd Dinsdag door de bondgenooten gedaan op de lijn Holle- beke-Wykscliaete. Verscheidene Duit- sche loojvgraven werden genomen en een aantal krijgsgevangenen gemaakt en de geallieerden zijn een flink eind voor ui t gekomen. Van 't Oostelijk Oorlogstooneel. De Duileche siaf meldt. „Van de Oost-Pruisische grens geen ln Njuord-Polen hebben Duitse he aanvallen een normaal verloop. Ver- soheidene sterke steunpunten van de Russen zijn veroverd. Daarbij werden ongeveer 3000 Russen gevangen ge maakt en 4 machinegeweren vermees- terd ln Zuul-Polen hebben de Duitschers in v^recniging met de Oostenrijkers terrein gewonnen." 't Oostenrijksche iegerbesluur deelt mede: „In Galicië eu Zu'd-Poien worden de terugtrekkende Russen op het ge heel© front vervolgd. Bij Lisko, Kros- ih>, Jaslo on B.alatu.s bieden sterke Russisch© troepen tegenstand. Do Oostenrijksclie troepen zijn in het Doeinajetz-dul al strijdend door gedrongen tot Zaküczyn. Ook Boch- nja i6 weder deer de Oostenrijkers achterhoede overal na korten strijd voor de troepen van de Duitschers en d% Oostenrijkers hot veld ruinion. Th do Karpathen hebben do Russen hunnen, opmarseh in het dal van do Latorczu neg niet opgegeven. In bet bovendat dor Nadwornmer Bystryca werd een aanval van de Russen af geslagen. Do bezetting van Przeniysl heeft dezer dagen v.ederom een kraclitigen uitval gedaan, waarbij de Ilongaar- sche landstorm zich, door bestorming van een Russisch steunpunt met draad verspierri ng, on deracheidde. Zooala gewoonlijk werden weer kri.i gsgovn n genen en buitgemaakte maciune-geweren medegebracht naai de vesting". Hei „Berl. Tagebl." verneemt uit het Oostenrijksch oor 1 ogssk warti en „Ondanks sneeuw en ijs rukken de Oostcnrijksch-Hongaarsche troepen in de Karpathen voortdurend voor waarts; do cavalerie nam verscheide ne pasten en veivolgt de termgtrak- konde Russen in voortdurende ach- terlioedegevecliten Het aantal gevan genen stijgt nog steeds. In de laatste dagen werden er 2000 weggezonden. In Hongarije zijn thans geen Russen meer. Do Russ-m aijn in Galicië van twee zijden ingesloten en werden daardoor genoodzaakt tot troepen- verschuivingen van het eeno front naar het andere. Daardoor werd de Korpathenlmie verzwakt zonder dat de ver-plaatsing der troepen naar west-GaHcaë tijdig genoog plaats had. «n deu aanval der Oostenrijkers en Duitschers te kunnen voorkomen". De Russische staf maakt bekend: „Aan het Euroj>eesch© front viel de Russische cavalerie op Zaterdag de Duitschers coi Oostenrijkers aan bij Joerominet, sloeg hun achterhoede uit elkaar en fcraclil hun zware ver liezen tco. Tusschen Lowitsj en Hof hadden da hevige Duitsche aanvallen geen succes. Zij werden afgeslagen door Russische troepen, die den Duitschers zware verliezen toebrachten. Ten zuiden van Krakau poogden de Oostenrijkers op Zaterdag en Zondag de Russische offensieve beweging to gen te houden, en hun posities te ver sterken. Op Zondag kwamen de Oostenrij kers met een aanzienlijke macht dooi den Doeklapas en poogden de noorde lijke hellingen der Karpathen af te «loten. Russische treepen maakten zich na hardDekkisoii tegenstand te hebben geboden, meester van hot plaatsje Nynevereezke, en sloegen de Oostenrijkers terug. Verspreid nieuws van deoorlagsvelden HELDHAFTIGE VLIEGMANNEN. Tijdens ean der jongste gevechten aan het Westelijk front zoo melden Parijsche b'aden, liet de Fransche op perbevelhebber allo beschikbare avia- teurs bij z:ch ontbieden. Tot de in een kring om hem heen staande 36 Fran- sche vlieg-menechen, zeide hij Er is een hoogst gewichtig werk uit te voeren, en ik vraag of er drie van u bereid zijn hun leven op te of feren. Laten degenen, die de onder neming aandurven de hand opste ken." Waarop alle 36 aviateurs hun hand op-staken. Ontroerd zag de op joerbe vel hebber dat aan. doch wijl hij slechts drie man kon gebruiken, liet hij er om lo ten. Daarop had hij met het aldus ge kozen drietal een vertrouwelijk ge sprek, waarin hij hun de gevaarlijk heid der onderneming volkómen dui delijk maakte. Na de opdracht te hebben ontvan gen, salueerde het drietal en wilde heengaan. „Ilalt! rechtsomkeert 1" beval de generaal. En toen de drie mannen waren te ruggekomen, zeide. hij „Sinds wan- neer gaan kinderen sterven, zonder hun vader te omhelzen?" Om de beurt omhelsde hij de drie dapperen, die daarop heengingen, voor goedl EEN DUITSCH SOLDAAT VERTELT. Een. Duitsch soldaat in België ver telde aan den oorlogscorrespondent van 't Alg. Handelsblad „Eenige dagen reeds lagen we in de loopgraven die we 's nachts betrok ken. 't Was eenige uren ten Zuiden van Yperen, bij een klein dorpje waar van niemand onzer den naam kende. In het gehee'e dorp was trouwens geen levende ziel die het ons vertel len kon. Reeds den eereten dag be gon het gegier van granaatkartetsen over onze hoofden. Maar het consigne was geen vuur te geven. We kropen als 't ware weg in de aarde om ons zooveel mogelijk te beschermen. De shrapnells vlogen echter a"e over ons heen en langzamerhand raakten we wat gewend aan het angstig geluid. Maar na twee dagen kwam er oen vlieger boven onze stellingen. „Ook daarop mochten we mei onze geweren niet vuren, om onze stellin gen niet to verraden, alleen de artil lerie trachtte het vliegtuig omlaag te schieten. Maar daarboven had men blijkbaar, hoe goed wij ook afgedekt waren, sporen genoeg van onze loop graven ontdekt om de richting onge veer te kunnen bepalen. Reeds een paar uur later kwam er op 80 meter afstand een treffer midden in onzen aarden wal. Vier man waren op slag gedood en een groot aantal gewond. Nóg moesten wij stil'iggen. Maar den volgenden oohtend tegen vier uur, 't was nog een dichte duisternis, werd het bevel van voorwaarts gegeven. Eenige bonderden meters gingen we vooruit, beurtelings kruipend en 'dan weer eenige minuten lang plat op den grond liggend. Fluisterend werden de bevelen van mond tot mond overge bracht. Nog altijd scheen de vijand onze nadering niet te bemerken. Weer klonk 't voorwaartsbevel. Plot seling echter va't 'n schot, misschien op 200 meters afstand. Geen tien se conden later klonken van alle kan ten de geweersalvo's, ratelden de mi trailleurs. Nog altijd was het stikdon ker Onze luitenant was vlak naast me. Nu ga'mt het van alle kanten „vorwarks". Ik struikel over een ka meraad, die reeds gevallen was. We vuren onze geweren zoo goed moge lijk af in de richting waar de schoten, vallen. Aan. riohten valt niet te don ken. Aan alle kanten vallen onze ka meraden. Eén oogenb'ik kwam er aarzeling in de gelederen Maar weer dreunt de stem van onzen jon gen luitenant „vorwartsl" Het woord is hem nog niet uit den mond of ik zie hem wankelen en neerstorten. Een ©ogenblik 'ater voel ik een vlijmende een bajonet of een ander scherp voorv werp te zijn geloopen. Maar het bloed gutst uit een diepe wonde. Ik kan niet meer; bén door een geweerkogel getroffen. St» ed« gaan nieuwe troe pen mij voorbij. Het geweervuur blijft knetteren. Angstig fluiten de kogete over mij heen. Nog begrijp ik niet, hoe ik er dien nacht levend ben afge komen..." De journalist vroeg Was het ge vecht een overwinning voor uw troe pen? ,,Ja, dien nacht waren we naar 6chaiUng era paar kilometer vooruit gekomen. Maar bij hot aanbreken van den dag kwam de vijandelijke ar- tiller ie in actio en toén moesten we het strookje grond, waarvoor zoovele dapperen gestreden hadden en hun leven lieten, weder prijsgeven." Verder merkt deze correspondent op: Merkwaardig hel evenwel dat btf de artilleriegevechten naar evenre digheid maar weinig offers vallen. Dat wordt door deskundigen aldus verklaard Bij het richten van het ge schut gaat het er om de stelling van de tegenpartij onbruikbaar te maken. Alvorens men echter zoo ver is, dat de stellingen inderdaad in belangrij ke mate getroffen worden, heeft de aangevallen partij weer nieuwe stel lingen buiten het vuur der vijandelij ke kanonnen betrokken. Al'een wan neer oen etël-ing van zeer veel belang is, b.v. een die vooruitgeschoven is om een stad te beschermen, wordt door infanterie en cavalerie aan den strijd deelgenomen. Bij de laatste ge vechten is "t dat de offers in grooten getale vallen. DE STRIJD BIJ KRAKAU. Aan de .Morning Poet" wordt uü Petersburg gemeld, dat men daar ver wacht, dat de volgende week ten Zui den van Krakau, een beslissende steg zal geleverd worden Een medewerker van de „Tempe" geeft eenige bijzonderheden over de vesting Krakau, welke de Russen sinds eenige weken trachten in te sluiten. De oude omwalling en bevestiging met bastions en grachten kan in den modernen vestingoorlog geen bescher ming van eenige beteekenis meer bie den. Met den fortenkring op tien tot twaalf kilometer buiten de 6tad zul ten de Russen wel wat meer moeite hebben. De noorderlinie wordt gevormd door vijf forten, waarvan slechts één. het fort Tonie, geheel modern is. De ove rigen zijn open werken, zonder flan- kementvuur. Is een dezer forten ge vallen, dan zijn de overigen in den kuil te beschieten. Zij zijn uitgehou wen in den rots, op een gemiddelde hoogte van 200 meter Krakau en om liggende gehuchten liggen veel 'ager. Niettemin zijn punten te vinden, van waar de forten met artillerievuur zijn te b-e heerschei). Slechts het fort Pas tern ik op ruim 7 K.M ten westen van Krakau gelegen, domineert zijn omge ving. Op het zuidfront ligt aan de oost zijde liet fort Prafcosjfn, dat den weg bestrijkt naar Wie'itska en den rech- ter-Weichseloeverhet fort is zeer modern en wordt gedekt door talrijke vooruitgeschoven werken. Het zuidwest front is beveiligd door het fort Borek-Fntekki, welks positie niet zoo sterk is. In de tusschen rui mie tusschen beide forten liggen nog eeni ge werken van minder beteekenis, evenals tusschen hot noord- en zuid front. De onderlinge afstand tusschen *de forten is gemiddeld drie K.M. op het oostfront liggen echter *de beide ui terste forten op ruim 9 K.M van el kaar verwijderd, op het zuidfront 12 K M. De beide zwakste punten bevin den zich waar de Woichsol in liet wes ten de 6tad nadert om deze aan de oostzijde weer to verlaten. De sleutel tot de geheete stelling vormt de berg Koscinsko, ten westeD van de stad. AAN HET FRANSCHE FRONT IN HET AP.GONb ENWOUD. Aan een brief uit Verdun van 27 Nov. in de „Journal de Genève" ont- 1 een en wij het volgende: De Duit schers houden he: noorden van het Argomienwoud bezet tot een lin»e," die iets ten zuiden van Varenues be gint en zich ongeveer van het oosten naar het westen, dwars door Let woud in de richting van Serwon, uitstrekt Het Argonnenwoutl is de naam van een groot gebied van met boomen be groeide heuvels, waartusschen dalen liggen, waardoor de kieine zijrivieren au de Bieeine stroomen. Midden i pijn aan mijn been. Ik meen tegen het Argomienwoud liggen groote dor- Feuilleton door G IJ Y BOUl'HBY. 18; De dominé heeft beloofd, dat hij vanmorgen terug zal komen, zeide ze, en moeder verlangt daar zeer naar. Hij is een goed man en weet 200 hartelijk met haar om te gaan. Nauwelijks waren ze van de tafel opgestaan, of er werd hard aan de voordeur gescheld eu het tweede meisje kwam haastig de kamer in, aan Lavington vragende, om even in de gang te komen. Beide dienstboden schenen hevig geschrikt te zijn. Was het mogelijk, dat hun een nieuwe ramp verbeidde Lavington zei echter niets, maar ging. oogenschijnlijk doodkalm, de kamer uit. Neemt* u mij niet kwalijk, Sir, zei de jongste van de twee, maar in de rookkamer is een heer, die zegt dat hij kapitein Webster hoogst nood zakelijk moet spreken. Ik durfde dit tniet aan de dames zeggen, vandaar dat ik wo vrij ben geweest, u even te roepan. Dat is zeer verstandig van Je. Ik Hij begaf zich nu naai* het aange duide vertrok, verwonderd dat de be zoeker nog mets van het treurspel had vernomen, daar de ochtendbladen, die hij gelukkig intijds voor de familie bad kunnen verbergen, daar heele kolommen aan hadden gewijd. Hij wachtte even, vóór hij de deur ojiende en toen stond hij eensklajis tot zijn onbeschrijflijke verbazing recht tegen over den heer Marshall, dien hij op het perron van Charing Cross had ge zien, en die ook op den avond van den moord op den kapitein had zitten wachten. Hij had toen gezegd, dat hij den volgenden morgen bijtijds naar Parijs zou vertrekken daarom was Lavington nu zeer verbaasd over zijn bezoek. Ik ben bang, dat ik de familie wel wat vroeg derangeer, begon Marshall, maar ik verlang er zoo naar om kapitein Webster te spi eken. Ik heb heel wat met hem te bespreken en het spijt mij genoeg, dat ik hem tot nu toe niet heb kunnen treffen. Als ik u zeg, dat ik van Hongkong ben gekomen hoofdzakelijk met het plan om zaken met hem te doen, dan zult u begrijpen, hoeseer het mij teleur stelt, telkens tevergeefs hier aan te schellen. Lavington staarde hem verbaasd aan. Blijkbaar wist hij niets af van hetgeen er was voorgevallen. Is het mogelijk, dat u niets ge hoord hebt van hetgeen kapitein Web ster wedervaren is 7 vroeg hij. Wedervaren 7 herhaalde de ander eenigszins verschrikt, ik ben gisteren het land in geweest en pas laat teruggekomen. Ik hoop toch, dat mijn vriend geen ongeluk heeft ge kregen? Laat mij toch niet langer in spanning, smeek ik u mijn zenuwen zijn toch al zoo verzwakt door het vele reizen. Nu dan de kapitein is wreed vermoord geworden, denzelfden avond toen u liem bier kwaamt be zoeken, zei Lavington. Dc man deinsde ontsteld achteruit, alsof hem een slag was toegebracht.' Goedo hemel, riep hij uit. Vermoord Dan ben ik geruïneerd. Hij viel achterover in een stoel neer en bedekte zijn gelaat met de banden. Geruïneerd,- mompelde bij an dermaal, en dat juist nu, terwijl ik zooveel kans van slagen had. Hij sprong op en hief dreigend de vuist op, alsof hij het noodlot w ilde tarten. Het scheen wel, dat zijn eigen belangen hem zoozeer vervulden, dut hij nauwelijks meer gedachte i aan zijn overleden vriend kon wijden. Hebt u misschien een weinig cog nac voor mij vroeg hij. Uw be richt heeft mij geheel van streek ge maakt Lavington schelde en gelastte het meisje, den gevraagden drank te bren gen. De ander dronk er daarna haas tig eesi glas van en toen, zijn hoed grijpende, stak hij Lavington de hand toe, zeggende ln 's hemelsnaam, als hij nu toch niet meer in leven is, baat het mij niet, nier nog langer te talmen. Die arme oude Webster, dat hij zóó aan zijn einde moest komen. Heeft men eenig vermoeden, wie den moord ge pleegd heeft 7 Neen, geen enkel, antw oordde Lavington. De politie brengt trouwens nooit iets uit, hernam do ander op hoo nenden loon. Ik zou echter dol graag zien, dat ze hem te pakken kre gen, want hij heeft mij een leelijke kool gestoofd. Góedenmorgen. Goedenmorgen, zei Lavington op zijn leurt, terwijl hij hem tot aan de voordeur uitgeleide deed. Toen hij hem de laan af zag loopen, mompelde onze vriend in zich zelf Ik zou toch wel eens willen weten wat hij met kapitein Webster had uit te staan. ZESDE HOOFDSTUK. Lavington denkt nu zelfs nog me nigmaal niet afschuw terug aan de dagen, die toen volgden liet sombere huis te Dulwich, de droefheid van de bewoners daarvan, het gerechtelijk onderzoek, de begrafenis, dat alles scheen heiu bijna een nachtmerrie toe. De politie had al liet mogelijke ge daan om den moordenaar op te spo ren, maai' alies bleek tevergeefs te zijn geweest, er was niets ontdekt gewor den. Behalve verscheidene 3nderen was ook mevrouw Sudennann als' getuige 'gedagvaard. Deze was hoogst outsteid over het vreeselijke treurspel, dat haar woning was afgespeeld. Zij ver klaarde onder eede, dat zij kapitein Webster nooit in haar leven had ge zien en zelfs nooit zijn naam had ge hoord. Haar dienstboden waren altijd hoogst vertrouwd geweest, zei ze. en zouden zeker gedurende haar afwezig heid geen vreemden in huis hebben toegelaten. Zij verklaarde eveneens, dat ofschoon zij heel wat voorwerpen van waarde in haar woning had, er niets venniet was geworden. Op haar volgde het tweede meisje, dat het lijk in de kast onder de trap had gevonden. Volgens haar was het daar achteloos neergeworpen, maar, ofschoon dit dicht bij de keuken was, had zij er niets van gehoord, noch de voordeur open en weer dicht hooren doen, maar dit vond waarschijnlijk zijn oorzaak daarin, dat zij vast sliep, meende zij, te meer als zij na een ge- heelen dag bezig te zijn geweest, des avonds bij de kachel ging zitten. Do polit.e dok ter beschreef do wond en zei, dat deze den onmiddellijken dood ten gevolge had moeten hebben. Blijkbaar was daartoe een soort stiletto gebruikt, naar de diepte van de wond te oordeelen, en daai deze van achteren was toegebracht waren alle gedachten aan zelfmoord al dadelijk buitengesloten geweest. Hetgeen de politie vooral opviel was, dat men nergens, behalve in de bast, bloed bad gevonden. Noch in de gang, noch in een van de kamers, noch op hel grintpud in den tuin had men éen enkelen droppel gevonden. De jury verklaarde al dadelijk, dat er hier sprak© was van een moord mei voorbedachten rade en betuigde d« diepste sympathie met de familiele den van den overledene. Den volgenden dag werd het lijk op het kleine kerkhof ter aarde besteld, waar de vader van den kapitein ook al vele jaren rustte. Het weer was in overeenstemming met de droevige plechtigheid. De wind woei zóó hevig, dal deze een klagend geluid te weeg bracht. Lavington had de dames weten te bewegen niet mede te gaan, zoodal hij, de zaakwaarnemer van den kapi tein en een paar vrienden van dezer do eenige rouwdragers waren. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 5