De Europeesche Oorlog.
Haarlems Dagblad
Een wonderlijke Zaak
TWEEDE BLAD
Donderdag 17 December 1914
OM ONS HEEN
H*. 187 8
Nabetrachting van den
Gemeenteraad.
Dicht hij de tafel van Burgemeester
itn Wethouders, aan deu rechterkant
van do Raadszaal, gezien van de pu
blieke tribune, is de plaats van Mr.
lleerkens Thijssen. HU zit daar, win
ter en zomer, in een eenvoudig donker
pak, met een dito das en als eenige
coquetterie in zijn kleed ij een wit
randje om zijn vest. Gisteren was dat
evenwel zijn eenig© sierlijkheid niet.
want zijn tafeltje was met bloemen
gekleurd, omdat hij morgen. Vrijdag,
den dag herdenkt, waarop hij twaalf-
en-een-lialf jaar geleden zijn intrede
in de Raadszaal deed.
Ligt het aan den stoel, die er niet
uitziet als een gemakkelijke zetel of
aan het allesbehalve monumentale
tafeltje, ik. kan het niet zeggen, maar
dit is wel zeker de lieer Thijssen is
zooals hij daar zit geen rustige fi
guur. Telkens van houding verande
rende, steunt hij nu eens het hoofd in
de linkerhand, leunt dan weer ach
terover, steekt de handen in de zak
ken om ze er dadel ijk weer uit te
halen, of trekt nadenkend aan het
puntje van den kortgekniplen kin-
baard. Soms redeneert hij, geSticulee-
rend met de rechterhand, met zijn
naasten buurman, den heer Jonck-
bloedt, dan weer draait hij zich plot
seling om en lanceert een opmerking
tot zijn achterburen, vooral tof dokter
Van den Berg.
Als iemand het woord vraagt, kijkt
hij even op, ziet daarna spoedig weer
een anderen kant uit, zoodat je den
ken zou dat hij niet luistert, totdat
hij opeens, als hij den redenaar op
een onjuistheid meent te betrappen,
den vinger opsteekt en half luid zegt
,,dat is wat anders", of een ander
commentaar. Ata hij de zaal binnen
komt of uitgaat is 't haastig, bijna
met een vaartje en vóórdat hij zelf
liet woord vraagt, zit hij een beetje tc
draaien op zijn stoel, totdat het
klinkt „mijnheer de voorzitter
Dan is de Raad in aandacht. Want
het dient gezegd de heer Thijssen
heeft gewoonlijk iets t© zeggen, waar
naar het de moeite waard is te luis
teren. Ook wie het niet met hem
eens zijn, erkennen dat hij de zaken
met groeten en onverdroten ijver
bestudeert en daarover helder en klaar
zijn meeuing weet te zeggen en altijd
onversaagd strijdt voor zijn beginse
len. Dit is, meen ik, een groote lof en
het komt mij dan ook voor, dat wan
neer de heer Thijssen geen Raadslid
was, men hem ten spoedigste moest
benoemen en dat, nu hij het 12 1/2
jaar is, hem toegewenscht moet wor
den, dat hij te zijner tijd de zilveren
bruidegom van de gemeente worden
zal.
Waren de drie sociaal-democratische
Aaadsleden er niet geweest, dan zou
de bogrooling wel in een uurtje afge
handeld kunnen zijn. Nu waren we
iot omstreeks kwart voor zes in touw,
hetgeen in vergelijking met an
dere gemeenteraden inderdaad
nog een nobele prestatie is. Do heer
Nagtzaam zette de discussies bij de
algemeene beschouwingen met een
grievenrede in. Ambtenarenreglement,
kinderaftrek bij de inkomstenbelas
ting, opcenten op het personeel, pro
gressieve schoolgeldheffing en hoo-
gore uitkeering aan de werkloozen,
woningvraagstuk, waren de zes the
ma's, waarop hij zijn nocturne com
poneerde. Waren al die sombere klan
ken wel juist gestemd Zonder twijfel
hebben de tijdsomstandigheden ver
schillende zaken verhmderd of al
thans vertraagd. Een voorstel betref
fende woningbouw Ts «venwel zeker
noodig, het voorstel over de opcenten
op het personeel had, dan maar niet
vergezeld van een prae-advies, inder
daad rondgezonden kunnen zijn. Do
positie der werkloozen is zeker van
het grootste belang. Maar dat het nu
de tijd zou wezen om progressieve
heffingen in te voeren, schijnt zeer
twijfelachtig En wanneer de lieer
Nagtzaam vraagt, wat er bij een
verhoogd percentage van de kleinen
zal worden, dan ligt het antwoord
voor de hand menige post zal on
inbaar verklaard dienen te worden en
wanneer de grootere inkomens dus
daarmee weer worden belast, is dat
lang niet zoo erg, maakt het een veel
minder afschrikkenden indruk naar
buiten, als wanneer de belastingbeta
ler van eenige middelen tegen een
van te voren hoog opgedreven percen
tage heeft ©j> te zien. In de practijk
komt het toch hierop neer, dat wie
heeft, betaalt en wie niet heeft, daar
van is vrijgesteld.
De heer Poppe leverde een uit
voerig betoog, dat hem veel tijd en
moeite gekost moet hebben en als
zoodanig waardeering verdient, maar
met de reeksen cijfers, die het geeft,
zeer moeilijk is te overzien. Om die
reden ondervond het ook geen syste
matische bestrijding, hoewel de wet
houders De Breuk en Modoo en uit
den Raad de heer Hulswit elk een
gedeeltelijke weerlegging leverden.
Het betoog kwam hierop neer, dat
door allerlei vergoedingen en recog
nities een belangrijk gedeelte van de
winst uit de gemeentebedrijven wordt
bemanteld, „verkapt bemanteld", zei
de spreker zelfs, tot een bedrag van
wel 160.000. En de strekking van
deze becijfering 7 De heer Poppe ging
daar dezen keer niet breed op ih,
maar bekend is, dat hij komen wil
tot verlaging van de verkoopprijzen
der gemeentelijke producten, ja tot
levering tegen den kostenden prijs
aan de burgerij. Welk een invloed
dat hebben zou op de weinige belas
tingvormer, die een gemeente als
Haarlem redelijkerwijs kan toepas
sen, becijfert de heer Poppe er niet
bij, maar dat die om te duizelen is,
spreekt van zelf. Toch zijn de cijfers
van den spreker de moeite waard om
eeus nader te worden bekeken. Waar
om maakte hij er niet een nota van
aan den Raad, met verzoek aan B. en
W. om ze te laten drukken Gelukkig
zullen we zo kunnen vinden in het
officieel verslag, want de juffrouw,
die met twee lieeren het officieel ver
slag samenstelt, dat ik de eer en het
voorrecht had In te wijden, is ze aan
den heer Poppe komen vragen.
Van dat verslag hebben we nu
meteen vernomen, dat het te koop is
voor twee gulden per jaar-abonne
ment ik wist het niet en ga me op
slag abonneeren. Hoe is het mogelijk,
dat dit zoolang geheim is kunnen
blijven Zeker behoort het tot de
rubriek der mcdedeelingen aan der
den, waai' in het Stadhuis de dood
straf, of iets dergelijks, op staat. De
heer Krelage vindt dezen prijs te hoog
en ik vertrouw met hem, dat wanneer
het een gulden kost, het publiek zich
verdringen zal voor 't Stadhuis om
een abonnement te nemen. Ieder die
daar ondervinding van heeft weet
wel, dat de menscheu dol zijn op offi-
cieele stukken. Van het gemeentelijk
jaarverslag, het dikke boek, wordt,
geloof ik, één. exemplaar ver
kocht, namelijk aan een doo-
ven heer, die het uit zijn hoofd
leert. Dit is een bemoedigend ver
schijnsel. En de heer Krelage heeft
groot gelijk, als hij zegt, dat het pu
bliek den Raad uit het officieel ver
slag moet kunnen beoordelen, niet
alleen uit andere verslagen. Toch is
elk verslag, hoe voortreffelijk ook, nog
onvolledig, omdat er niet uit blijkt,
hoe een Raadslid lacht, niest, zit, hoe
hij interneert (door zijn neus, door
zijn keel of in 't geheel niet) en be-
geerig als ik ben, liet publiek to hel
pen bij deze crilische beoordeeling,
stel ik mij voortaan op een nader aan
te kondigen spreekuur gratis beschik
baar tot bet geven van de meest
volkomen inlichtingen. De ontvang
kamer zal daartoe behangen worden
mot de portretten van al de Raads
leden en hun levensgeschiedenis, van
hel eerste tandje af tot het laatste
toe. In een gramophoon zullen hunne
beste redevoeringen worden opgeno
men. Ja waarlijk, de burgerij zal
hen leeren kennen, onze groote man
nen in de Raadszaal
Maar ik laat mij meeslepen door
dit onderwerp. Koeren we tot de be-
grooting terug, oin allereerst iets te
zeggen van het kennisdebat, dat met
een motie van den beer Schram tot
afschaffing begonnen, uitliep op
ja, waarop Hel denkbeeld van den
lieer Van Styrum, om op den post
„ontvangsten wegens do kermis'
slechts één gulden te boeken en zoo
doende in staat te zijn, naderhand,
in naar wij hojien gunstiger tijden,
het begiusci kermis of niet
uit te maken, dat voorstel had wel
het voordeel, een nu lastig debat te
verschuiven, maar was toch niet zóó
onschuldig, als de voorsteller zelf wel
meende. De aanneming van dit voor
stelt beduidt, naar mijn inzicht, zoo
goed als afschaffing van de kermis en
wel hierom, dat nu het argument van
het behoud der bate voor de gemeente
kas niet meer weegt en bovendien
vele leden van den Raad, indien zij
den jxist ontvangsten voor de kermis
weer op f 18.500 brachten, het gevoel
zouden hebben, alsof zij de kermis
opnieuw, ik zeg opnieuw, in
stelden. En daartoe zullen zij niet
kunnen komen, omdat er ten slotte iu
den gelieelen Raad waarschijnlijk
geen enkele voorstander van de ker
mis zil, alleen een aantal tegenstan
ders van de afschaffing, hetgeen heel
iets anders is.
Dat de heer Van Styrum inderdaad
niets anders bedoelde dan uitstel der
discussie over het principe, staat vast,
maar dat de toekomst zal leeren
welk een veel verdere strekking deze
beslissing heeft, geloof ik evenzeer.
Het is ongeveer, of in een huisgezin
een oud meubel, waaraan een Jaren
lange traditie verbonden is. tijdelijk,
om de groote schoonmaak, op zolder
wordt gezetals de boel weer op orde
is en de huisvrouw het meubel weer
naar beneden wil brengen, bedenkt
ze zich en laat het maar liever waar
het is, afwachtend of de huisgenooten
zullen klagen. Maar die doen er het
zwijgen toe, want ze missen het niet.
Het is, wil ik maar zeggen, voir
den heer Coppejans en zijn vukgenoq-
tcn tijd om, zooals men deed in do
grijze oudheid, uit droefenis hun kfee-
ren te scheuren en asch op hun hoofd
te strooien.
Over de andere punten die behan
deld werden een volgenden keer. Al
leen nog ditvoor het eerst sinds
jaren is Haarlem's Dagblad in de
middagzitting van de begiooting niet
in de Raadszaal verspreid. Verschil
lende Raadsleden deden mij de eer
aan, er naar te vragen een hunner
opperde zelfs, meewarig, „of het de
slechte tijd was". Ik heb hem kunnen
gerust stellen. Do reden is, dat de
burgemeester van oordeel was, dal
de verspreiding storend werkte op de
aandacht van den Raad.
Het verdwijnen van deze aloude
gewoonte vervult mij natuurlijk met
•bijzonderen weemoed, maar de
reden bezielt ons gcheele redactie-
bureau met reclitmatigen trots. Of is
het niet vleiend, dat de leden van den
Raad zoo verdiept waren in onzo cou
rant, dat zij niet meer letten op de
toch zoo boeiende en welsprekende
betoogen van hun medeleden, dat de
aandacht, wil ik maar zeggen, werd
verstoord
Zoo hebben de donkerste wolken nog
zilveren randen.
J. C. P.
OP hot Westelijk
Oorlogsveld.
De Duitse he staf dee't mede:
..In het Westen hebben de geallieer
den opnieuw beproefd over Nieuw-
poort vooruit to komen. Deze poging
werd gesteund door het geschutvuur
van oorlogsschepen. Dit vuur had
echter geen uitwerking.
De aanval werd door 'de Duitschers
afgeslagen. 450 Franschen werden
gevangen genomen.
Van liet overige front va t slechts
een best urm in g van een door de ge-
aMieerdcn taai verdedigden heuvel ten
oosten van Senuheim (Elzas) te ver
melden
't F r a n s c h e communiqué luidt
„Westende ten noordoosten van
Lombertzijde is hevig beschoten
door een Éngelsch eskader.
Het Belgische leger heeft een tegen
aanval te Saint Georges afgeslagen
en de boerderijen aan den westelijken
oever van den Yser bezel.
De geallieerden heW>en vorderingen
gemaakt in de streek van St. Eloi.
In Argomie. aan de Aisne en in
Champ igne hebben artillet ie-duels
plaats gehad, waarin het voordeel aan
de zijde der geallieerden was.
Het E n g e 1 e c h e legerbestuur
maakt bekend
„Na een tijdperk van betrekkelijke
rust is de strijd in Noord-Frankrijk
weer aangevangen. Een gecombineer
de aanval werd Dinsdag door de
bondgenooten gedaan op de lijn Holle-
beke-Wykscliaete. Verscheidene Duit-
sche loojvgraven werden genomen en
een aantal krijgsgevangenen gemaakt
en de geallieerden zijn een flink eind
voor ui t gekomen.
Van 't Oostelijk
Oorlogstooneel.
De Duileche siaf meldt.
„Van de Oost-Pruisische grens geen
ln Njuord-Polen hebben Duitse he
aanvallen een normaal verloop. Ver-
soheidene sterke steunpunten van de
Russen zijn veroverd. Daarbij werden
ongeveer 3000 Russen gevangen ge
maakt en 4 machinegeweren vermees-
terd
ln Zuul-Polen hebben de Duitschers
in v^recniging met de Oostenrijkers
terrein gewonnen."
't Oostenrijksche iegerbesluur deelt
mede:
„In Galicië eu Zu'd-Poien worden
de terugtrekkende Russen op het ge
heel© front vervolgd. Bij Lisko, Kros-
ih>, Jaslo on B.alatu.s bieden sterke
Russisch© troepen tegenstand.
Do Oostenrijksclie troepen zijn in
het Doeinajetz-dul al strijdend door
gedrongen tot Zaküczyn. Ook Boch-
nja i6 weder deer de Oostenrijkers
achterhoede overal na korten strijd
voor de troepen van de Duitschers en
d% Oostenrijkers hot veld ruinion.
Th do Karpathen hebben do Russen
hunnen, opmarseh in het dal van do
Latorczu neg niet opgegeven. In bet
bovendat dor Nadwornmer Bystryca
werd een aanval van de Russen af
geslagen.
Do bezetting van Przeniysl heeft
dezer dagen v.ederom een kraclitigen
uitval gedaan, waarbij de Ilongaar-
sche landstorm zich, door bestorming
van een Russisch steunpunt met
draad verspierri ng, on deracheidde.
Zooala gewoonlijk werden weer
kri.i gsgovn n genen en buitgemaakte
maciune-geweren medegebracht naai
de vesting".
Hei „Berl. Tagebl." verneemt uit
het Oostenrijksch oor 1 ogssk warti en
„Ondanks sneeuw en ijs rukken de
Oostcnrijksch-Hongaarsche troepen in
de Karpathen voortdurend voor
waarts; do cavalerie nam verscheide
ne pasten en veivolgt de termgtrak-
konde Russen in voortdurende ach-
terlioedegevecliten Het aantal gevan
genen stijgt nog steeds. In de laatste
dagen werden er 2000 weggezonden.
In Hongarije zijn thans geen Russen
meer. Do Russ-m aijn in Galicië van
twee zijden ingesloten en werden
daardoor genoodzaakt tot troepen-
verschuivingen van het eeno front
naar het andere. Daardoor werd de
Korpathenlmie verzwakt zonder dat
de ver-plaatsing der troepen naar
west-GaHcaë tijdig genoog plaats had.
«n deu aanval der Oostenrijkers en
Duitschers te kunnen voorkomen".
De Russische staf maakt bekend:
„Aan het Euroj>eesch© front viel de
Russische cavalerie op Zaterdag de
Duitschers coi Oostenrijkers aan bij
Joerominet, sloeg hun achterhoede
uit elkaar en fcraclil hun zware ver
liezen tco.
Tusschen Lowitsj en Hof hadden
da hevige Duitsche aanvallen geen
succes. Zij werden afgeslagen door
Russische troepen, die den Duitschers
zware verliezen toebrachten.
Ten zuiden van Krakau poogden de
Oostenrijkers op Zaterdag en Zondag
de Russische offensieve beweging to
gen te houden, en hun posities te ver
sterken.
Op Zondag kwamen de Oostenrij
kers met een aanzienlijke macht dooi
den Doeklapas en poogden de noorde
lijke hellingen der Karpathen af te
«loten. Russische treepen maakten
zich na hardDekkisoii tegenstand te
hebben geboden, meester van hot
plaatsje Nynevereezke, en sloegen de
Oostenrijkers terug.
Verspreid nieuws
van deoorlagsvelden
HELDHAFTIGE VLIEGMANNEN.
Tijdens ean der jongste gevechten
aan het Westelijk front zoo melden
Parijsche b'aden, liet de Fransche op
perbevelhebber allo beschikbare avia-
teurs bij z:ch ontbieden. Tot de in een
kring om hem heen staande 36 Fran-
sche vlieg-menechen, zeide hij
Er is een hoogst gewichtig werk
uit te voeren, en ik vraag of er drie
van u bereid zijn hun leven op te of
feren. Laten degenen, die de onder
neming aandurven de hand opste
ken."
Waarop alle 36 aviateurs hun hand
op-staken.
Ontroerd zag de op joerbe vel hebber
dat aan. doch wijl hij slechts drie
man kon gebruiken, liet hij er om lo
ten. Daarop had hij met het aldus ge
kozen drietal een vertrouwelijk ge
sprek, waarin hij hun de gevaarlijk
heid der onderneming volkómen dui
delijk maakte.
Na de opdracht te hebben ontvan
gen, salueerde het drietal en wilde
heengaan.
„Ilalt! rechtsomkeert 1" beval de
generaal.
En toen de drie mannen waren te
ruggekomen, zeide. hij „Sinds wan-
neer gaan kinderen sterven, zonder
hun vader te omhelzen?" Om de
beurt omhelsde hij de drie dapperen,
die daarop heengingen, voor goedl
EEN DUITSCH SOLDAAT
VERTELT.
Een. Duitsch soldaat in België ver
telde aan den oorlogscorrespondent
van 't Alg. Handelsblad
„Eenige dagen reeds lagen we in de
loopgraven die we 's nachts betrok
ken. 't Was eenige uren ten Zuiden
van Yperen, bij een klein dorpje waar
van niemand onzer den naam kende.
In het gehee'e dorp was trouwens
geen levende ziel die het ons vertel
len kon. Reeds den eereten dag be
gon het gegier van granaatkartetsen
over onze hoofden. Maar het consigne
was geen vuur te geven. We kropen
als 't ware weg in de aarde om ons
zooveel mogelijk te beschermen. De
shrapnells vlogen echter a"e over ons
heen en langzamerhand raakten we
wat gewend aan het angstig geluid.
Maar na twee dagen kwam er oen
vlieger boven onze stellingen.
„Ook daarop mochten we mei onze
geweren niet vuren, om onze stellin
gen niet to verraden, alleen de artil
lerie trachtte het vliegtuig omlaag te
schieten. Maar daarboven had men
blijkbaar, hoe goed wij ook afgedekt
waren, sporen genoeg van onze loop
graven ontdekt om de richting onge
veer te kunnen bepalen. Reeds een
paar uur later kwam er op 80 meter
afstand een treffer midden in onzen
aarden wal. Vier man waren op slag
gedood en een groot aantal gewond.
Nóg moesten wij stil'iggen. Maar den
volgenden oohtend tegen vier uur, 't
was nog een dichte duisternis, werd
het bevel van voorwaarts gegeven.
Eenige bonderden meters gingen we
vooruit, beurtelings kruipend en 'dan
weer eenige minuten lang plat op den
grond liggend. Fluisterend werden de
bevelen van mond tot mond overge
bracht. Nog altijd scheen de vijand
onze nadering niet te bemerken.
Weer klonk 't voorwaartsbevel. Plot
seling echter va't 'n schot, misschien
op 200 meters afstand. Geen tien se
conden later klonken van alle kan
ten de geweersalvo's, ratelden de mi
trailleurs. Nog altijd was het stikdon
ker Onze luitenant was vlak naast
me. Nu ga'mt het van alle kanten
„vorwarks". Ik struikel over een ka
meraad, die reeds gevallen was. We
vuren onze geweren zoo goed moge
lijk af in de richting waar de schoten,
vallen. Aan. riohten valt niet te don
ken. Aan alle kanten vallen onze ka
meraden. Eén oogenb'ik kwam
er aarzeling in de gelederen Maar
weer dreunt de stem van onzen jon
gen luitenant „vorwartsl" Het woord
is hem nog niet uit den mond of ik
zie hem wankelen en neerstorten. Een
©ogenblik 'ater voel ik een vlijmende
een bajonet of een ander scherp voorv
werp te zijn geloopen. Maar het bloed
gutst uit een diepe wonde. Ik kan
niet meer; bén door een geweerkogel
getroffen. St» ed« gaan nieuwe troe
pen mij voorbij. Het geweervuur blijft
knetteren. Angstig fluiten de kogete
over mij heen. Nog begrijp ik niet,
hoe ik er dien nacht levend ben afge
komen..."
De journalist vroeg Was het ge
vecht een overwinning voor uw troe
pen?
,,Ja, dien nacht waren we naar
6chaiUng era paar kilometer vooruit
gekomen. Maar bij hot aanbreken
van den dag kwam de vijandelijke ar-
tiller ie in actio en toén moesten we
het strookje grond, waarvoor zoovele
dapperen gestreden hadden en hun
leven lieten, weder prijsgeven."
Verder merkt deze correspondent
op:
Merkwaardig hel evenwel dat btf
de artilleriegevechten naar evenre
digheid maar weinig offers vallen.
Dat wordt door deskundigen aldus
verklaard Bij het richten van het ge
schut gaat het er om de stelling van
de tegenpartij onbruikbaar te maken.
Alvorens men echter zoo ver is, dat
de stellingen inderdaad in belangrij
ke mate getroffen worden, heeft de
aangevallen partij weer nieuwe stel
lingen buiten het vuur der vijandelij
ke kanonnen betrokken. Al'een wan
neer oen etël-ing van zeer veel belang
is, b.v. een die vooruitgeschoven is
om een stad te beschermen, wordt
door infanterie en cavalerie aan den
strijd deelgenomen. Bij de laatste ge
vechten is "t dat de offers in grooten
getale vallen.
DE STRIJD BIJ KRAKAU.
Aan de .Morning Poet" wordt uü
Petersburg gemeld, dat men daar ver
wacht, dat de volgende week ten Zui
den van Krakau, een beslissende steg
zal geleverd worden
Een medewerker van de „Tempe"
geeft eenige bijzonderheden over de
vesting Krakau, welke de Russen
sinds eenige weken trachten in te
sluiten.
De oude omwalling en bevestiging
met bastions en grachten kan in den
modernen vestingoorlog geen bescher
ming van eenige beteekenis meer bie
den. Met den fortenkring op tien tot
twaalf kilometer buiten de 6tad zul
ten de Russen wel wat meer moeite
hebben.
De noorderlinie wordt gevormd door
vijf forten, waarvan slechts één. het
fort Tonie, geheel modern is. De ove
rigen zijn open werken, zonder flan-
kementvuur. Is een dezer forten ge
vallen, dan zijn de overigen in den
kuil te beschieten. Zij zijn uitgehou
wen in den rots, op een gemiddelde
hoogte van 200 meter Krakau en om
liggende gehuchten liggen veel 'ager.
Niettemin zijn punten te vinden, van
waar de forten met artillerievuur zijn
te b-e heerschei). Slechts het fort Pas
tern ik op ruim 7 K.M ten westen van
Krakau gelegen, domineert zijn omge
ving.
Op het zuidfront ligt aan de oost
zijde liet fort Prafcosjfn, dat den weg
bestrijkt naar Wie'itska en den rech-
ter-Weichseloeverhet fort is zeer
modern en wordt gedekt door talrijke
vooruitgeschoven werken.
Het zuidwest front is beveiligd door
het fort Borek-Fntekki, welks positie
niet zoo sterk is. In de tusschen rui mie
tusschen beide forten liggen nog eeni
ge werken van minder beteekenis,
evenals tusschen hot noord- en zuid
front.
De onderlinge afstand tusschen *de
forten is gemiddeld drie K.M. op het
oostfront liggen echter *de beide ui
terste forten op ruim 9 K.M van el
kaar verwijderd, op het zuidfront 12
K M. De beide zwakste punten bevin
den zich waar de Woichsol in liet wes
ten de 6tad nadert om deze aan de
oostzijde weer to verlaten.
De sleutel tot de geheete stelling
vormt de berg Koscinsko, ten westeD
van de stad.
AAN HET FRANSCHE FRONT IN
HET AP.GONb ENWOUD.
Aan een brief uit Verdun van 27
Nov. in de „Journal de Genève" ont-
1 een en wij het volgende: De Duit
schers houden he: noorden van het
Argomienwoud bezet tot een lin»e,"
die iets ten zuiden van Varenues be
gint en zich ongeveer van het oosten
naar het westen, dwars door Let woud
in de richting van Serwon, uitstrekt
Het Argonnenwoutl is de naam van
een groot gebied van met boomen be
groeide heuvels, waartusschen dalen
liggen, waardoor de kieine zijrivieren
au de Bieeine stroomen. Midden i
pijn aan mijn been. Ik meen tegen het Argomienwoud liggen groote dor-
Feuilleton
door G IJ Y BOUl'HBY.
18;
De dominé heeft beloofd, dat hij
vanmorgen terug zal komen, zeide
ze, en moeder verlangt daar zeer
naar. Hij is een goed man en weet
200 hartelijk met haar om te gaan.
Nauwelijks waren ze van de tafel
opgestaan, of er werd hard aan de
voordeur gescheld eu het tweede
meisje kwam haastig de kamer in,
aan Lavington vragende, om even in
de gang te komen. Beide dienstboden
schenen hevig geschrikt te zijn. Was
het mogelijk, dat hun een nieuwe
ramp verbeidde
Lavington zei echter niets, maar
ging. oogenschijnlijk doodkalm, de
kamer uit.
Neemt* u mij niet kwalijk, Sir,
zei de jongste van de twee, maar
in de rookkamer is een heer, die zegt
dat hij kapitein Webster hoogst nood
zakelijk moet spreken. Ik durfde dit
tniet aan de dames zeggen, vandaar
dat ik wo vrij ben geweest, u even
te roepan.
Dat is zeer verstandig van Je. Ik
Hij begaf zich nu naai* het aange
duide vertrok, verwonderd dat de be
zoeker nog mets van het treurspel had
vernomen, daar de ochtendbladen, die
hij gelukkig intijds voor de familie
bad kunnen verbergen, daar heele
kolommen aan hadden gewijd. Hij
wachtte even, vóór hij de deur ojiende
en toen stond hij eensklajis tot zijn
onbeschrijflijke verbazing recht tegen
over den heer Marshall, dien hij op
het perron van Charing Cross had ge
zien, en die ook op den avond van den
moord op den kapitein had zitten
wachten. Hij had toen gezegd, dat hij
den volgenden morgen bijtijds naar
Parijs zou vertrekken daarom was
Lavington nu zeer verbaasd over zijn
bezoek.
Ik ben bang, dat ik de familie wel
wat vroeg derangeer, begon
Marshall, maar ik verlang er zoo
naar om kapitein Webster te spi eken.
Ik heb heel wat met hem te bespreken
en het spijt mij genoeg, dat ik hem
tot nu toe niet heb kunnen treffen.
Als ik u zeg, dat ik van Hongkong ben
gekomen hoofdzakelijk met het plan
om zaken met hem te doen, dan zult
u begrijpen, hoeseer het mij teleur
stelt, telkens tevergeefs hier aan te
schellen.
Lavington staarde hem verbaasd
aan. Blijkbaar wist hij niets af van
hetgeen er was voorgevallen.
Is het mogelijk, dat u niets ge
hoord hebt van hetgeen kapitein Web
ster wedervaren is 7 vroeg hij.
Wedervaren 7 herhaalde de
ander eenigszins verschrikt, ik ben
gisteren het land in geweest en pas
laat teruggekomen. Ik hoop toch, dat
mijn vriend geen ongeluk heeft ge
kregen? Laat mij toch niet langer in
spanning, smeek ik u mijn zenuwen
zijn toch al zoo verzwakt door het vele
reizen.
Nu dan de kapitein is wreed
vermoord geworden, denzelfden
avond toen u liem bier kwaamt be
zoeken, zei Lavington.
Dc man deinsde ontsteld achteruit,
alsof hem een slag was toegebracht.'
Goedo hemel, riep hij uit.
Vermoord Dan ben ik geruïneerd.
Hij viel achterover in een stoel neer
en bedekte zijn gelaat met de banden.
Geruïneerd,- mompelde bij an
dermaal, en dat juist nu, terwijl ik
zooveel kans van slagen had.
Hij sprong op en hief dreigend de
vuist op, alsof hij het noodlot w ilde
tarten. Het scheen wel, dat zijn eigen
belangen hem zoozeer vervulden, dut
hij nauwelijks meer gedachte i aan
zijn overleden vriend kon wijden.
Hebt u misschien een weinig cog
nac voor mij vroeg hij. Uw be
richt heeft mij geheel van streek ge
maakt
Lavington schelde en gelastte het
meisje, den gevraagden drank te bren
gen. De ander dronk er daarna haas
tig eesi glas van en toen, zijn hoed
grijpende, stak hij Lavington de hand
toe, zeggende
ln 's hemelsnaam, als hij nu toch
niet meer in leven is, baat het mij
niet, nier nog langer te talmen. Die
arme oude Webster, dat hij zóó aan
zijn einde moest komen. Heeft men
eenig vermoeden, wie den moord ge
pleegd heeft 7
Neen, geen enkel, antw oordde
Lavington.
De politie brengt trouwens nooit
iets uit, hernam do ander op hoo
nenden loon. Ik zou echter dol
graag zien, dat ze hem te pakken kre
gen, want hij heeft mij een leelijke
kool gestoofd. Góedenmorgen.
Goedenmorgen, zei Lavington
op zijn leurt, terwijl hij hem tot aan
de voordeur uitgeleide deed.
Toen hij hem de laan af zag loopen,
mompelde onze vriend in zich zelf
Ik zou toch wel eens willen weten
wat hij met kapitein Webster had uit
te staan.
ZESDE HOOFDSTUK.
Lavington denkt nu zelfs nog me
nigmaal niet afschuw terug aan de
dagen, die toen volgden liet sombere
huis te Dulwich, de droefheid van de
bewoners daarvan, het gerechtelijk
onderzoek, de begrafenis, dat alles
scheen heiu bijna een nachtmerrie toe.
De politie had al liet mogelijke ge
daan om den moordenaar op te spo
ren, maai' alies bleek tevergeefs te zijn
geweest, er was niets ontdekt gewor
den.
Behalve verscheidene 3nderen was
ook mevrouw Sudennann als' getuige
'gedagvaard. Deze was hoogst outsteid
over het vreeselijke treurspel, dat
haar woning was afgespeeld. Zij ver
klaarde onder eede, dat zij kapitein
Webster nooit in haar leven had ge
zien en zelfs nooit zijn naam had ge
hoord. Haar dienstboden waren altijd
hoogst vertrouwd geweest, zei ze. en
zouden zeker gedurende haar afwezig
heid geen vreemden in huis hebben
toegelaten. Zij verklaarde eveneens,
dat ofschoon zij heel wat voorwerpen
van waarde in haar woning had, er
niets venniet was geworden.
Op haar volgde het tweede meisje,
dat het lijk in de kast onder de trap
had gevonden. Volgens haar was het
daar achteloos neergeworpen, maar,
ofschoon dit dicht bij de keuken was,
had zij er niets van gehoord, noch de
voordeur open en weer dicht hooren
doen, maar dit vond waarschijnlijk
zijn oorzaak daarin, dat zij vast sliep,
meende zij, te meer als zij na een ge-
heelen dag bezig te zijn geweest, des
avonds bij de kachel ging zitten.
Do polit.e dok ter beschreef do wond
en zei, dat deze den onmiddellijken
dood ten gevolge had moeten hebben.
Blijkbaar was daartoe een soort
stiletto gebruikt, naar de diepte
van de wond te oordeelen, en daai
deze van achteren was toegebracht
waren alle gedachten aan zelfmoord
al dadelijk buitengesloten geweest.
Hetgeen de politie vooral opviel was,
dat men nergens, behalve in de bast,
bloed bad gevonden. Noch in de
gang, noch in een van de kamers,
noch op hel grintpud in den tuin had
men éen enkelen droppel gevonden.
De jury verklaarde al dadelijk, dat er
hier sprak© was van een moord mei
voorbedachten rade en betuigde d«
diepste sympathie met de familiele
den van den overledene.
Den volgenden dag werd het lijk op
het kleine kerkhof ter aarde besteld,
waar de vader van den kapitein ook
al vele jaren rustte. Het weer was in
overeenstemming met de droevige
plechtigheid. De wind woei zóó hevig,
dal deze een klagend geluid te weeg
bracht.
Lavington had de dames weten te
bewegen niet mede te gaan, zoodal
hij, de zaakwaarnemer van den kapi
tein en een paar vrienden van dezer
do eenige rouwdragers waren.
(Wordt vervolgd).