\m 9 m m M B u wij. roods gcvr.t'en op de order, die lnj him paf om hun talent, wellicht hun roemrijke toekomst in de kunst op te offeren voor het vaderland en zijn lieilip erfdeel. Onder degenen die n et meer zijn, ziehier Gounlault met zijn doeken gelnsp reeid door Spanje, dat in hem een tolk van in tense uitdrukking had gevonden: zijn Go wonde Picador" is van aangrij pende eenvoudige ontroering dat werk zal blijven, en men heeft, he laas, hot gevoel, dat met dozen schil- r iemand van hooge artistieke waarde is heengegaan. Dood is ook J'icrro Laurens, van wien een tref fend portret is tentoongesteld van Charles Féguy, den schrijver, een d r eerste gesneuvelden: het is pre cies zijn eigenzinnig, kopp.g gezicht Evoneens op Iet veld van eer geval len- de schilder Monti, met een vrou wenstudie vol weelderig leven; Mau rice Berlhou, tweede Grand Prix do Itomo van verleden jaar; Jean Ilille- macher, van wien schetsen van loop je, n ven. schilderachtig eoi kran g van opzet... Sommigen zijn hier met on derworpen waarin, onze ontroering verdubbelend, de bezieling der au teurs een duister voorgevoel vnn hun noodlot schijnt te hebben gehad. Zoo treft ons van den nauwelijks volwas sen Roustan, leerling wan Cormon, eon Zege, die een ziefi bogend on sol daat steunt! Van Raymond Glaize een weduwe en haar kind, gevangengeno men voor een grooten Kruisberg, bij den ingang van het dorp; beiden dood Verderop is oen „Kathedraal van Reinis rijzend in wanhoop, van louis Dauphin, andere „Ruinen" van Ga rand d« Scévola, sinistere „Ra- v r.", vliegend over velden V3n s'.ach- ting. van Xaudin... Onder het beeld houwwerk vinden wij Quill.vse terug met zijn „l-etits Bretonszoo vol van poëzie^ Do werken op deze tentooitstelling rijn aangebracht door weduwen >it wcezen, of echtgeuootan, verwanten, die het vertrek van den kunstenaar in een hachclijken toestand heeft ge bracht. AÜe inzendingen zijn. dus aangenomen geworden en niette min zou men, de zalen doorloopend, guarne gelocven, dat zij, zóó geven zij allen getuigenis van tulent en crr.st, niet toegelaten zijn geworden dan na do gewone keuring, die lot de j.inrliikscho ..Salons" inleidt.... Tegelijkertijd met deze pic-uze len- tc>installing opende zich een andere welker werken, een geestige oi- bijten de ocIk» sdrijnen te zijn van de ironi sche. stille en dappere vroolijkheid der loopgraven zelve. De schilders en teekenaars, d.e zich „humoristes' noemenliebber er prijs op gesteld den datum te Jjehouden van hum ge bruikelijk© tentoonstelling. Alleen heet deze nu: „De Humoristen en de Oorlog Al de tentoongestelde weu-ken h&n- de.on over den Oorlog: schetsjes, haastig gekrabbeld in do loopgraaf of na bet gevecht, of pakkende voor- stoilingen der ellenden en der gruw zaamheid, toegelicht met onderschrif ten. die van stonde af aam woorden zijn, welke veroordeel en 0n kastijden. Ziehier de teekeningen van Forain: allo zijn ze van dezelfde eenvoudige 011 tragische ironie, die wij in hem bewonderen. Thans komen de werkelijk „trumo- rtslische". zeer Parijsche leokenin- gen aan do beurt..Het uur der Tau- t*}" heel Parijs op straat, den neus in do lucht en de handen gestrekt, zoe kend aan het zwerk naar de bezoek ster. die geen schrik aanjaagt! Tee keningen van Albert Guillaiune, van den geostigen en snaaksdhen Métivet, van Abel Faivre met de machtig© iro nie, van Paul Iribe, wiens decoratie ve on strenge manier zeer indrukwek kend is, van Poulbot met zijm held haftige, zoo ware jochies" („g©3- ses"j en de woorden, die hij hun in den mond legt, zoo vol van iutense en ontroerende wijsheid. De eereplaats is aan Stcinlen gege ven op do bloedbedrenkte wegen van verwoest Vlaanderen gaan de „Eva- c, - s", in de iizige vochtigheid, be roofd van ai-es, den bl«k onrustig v ior morgen, ontzet van gisteren. Al het morschenjk medelijden heeft hij uitgedrukt. an ai:e „Humoristen" zijn daar werken. Doch van henzelven zullen wij helaas! niet allen terugzien. No'I at, Joan, GuH, Dreechler, Pierre de Contouiy, Beverey zijn roemrijk gesneuveld. Krijgsgevangen zijn Hé- mard, Warned, Touchet, enz Doch er is ook nog oen andere ten toonstelling deze is teruggebracht tot fonige werken van een enkelen schil der. Ze heeft plaats in het Bois de Boulogne, in het exquise Pavilion de {.tg::lelle. dat de graaf van Artois in 1777 binnen den tijd van twee maan- den bouwde om er zijn schoonzuster, Marie-Antoinette, te ontvangen Bagatelle elk jaar is het een beko- i ng in (!-zen tijd. De bezoekers ver dringen elkander naar de heerlijke genieting van heur rozengaard© Ook dit jaar hebben zich de weuïscbe en kostelijke rozen geopend. Doch welke tragUche herinneringen bestormen 011-, do droefenissen van een oorlog uit het verleden mengen zich met de verschrikkelijke ontroeringen van den htiidlgen krijgl De werken die een andere vrome gedachte meende te moeten tentoonstellen, zijn van den krachtig-'n schilder Henri RegnauH, die in 1871 te Buzenval sneuvelde, de slapen door een kogel doorboord! Een. groot, een geboren kunstenaar ver- dween. Hij bevond zich te Tanger, toen de onriog uitbrak. „Men slaat mama ik kom schreef hij aan zijn vriend, den schilder C'airin. Het zijn werken, di© ons het genie bevestigen van dezen heldhaftige» doode. Twee gezichten van het Alham- bra, waar hel tfcht ruisoh!, beide ge schilderd met de hartstochtelijke lief de, die Henri RegnauH voor het won derpaleis had. Studies, schetsen, ge- raigend van groot meesterschap Ver der twee portretten, dagt eekenend van het heieg van Parijs: van den schilder Bida in de uniform der na tionale garde, en van Victor Duruy, minister van het Tweede Keizerrijk, op wacht staand voor de bolwerken van Parijs O. welk oen aangrijpende tegenstel ling! De bédde oorlogen ontmoeten elkander. De schilder Clairm, die te gelijkertijd met zijn vriend had dienst genomen, heeft vörte'd, hoe hij hem onder de duoden terugvond. „Ik liep naar het kerkhof. De slachtersvoertui gen brachten hun schrikwekkende vracht, legden ze neef efi vertrokken weer om andere te halen. De lijken waren op elkander gelegd en vorm den een langen stapel van anderhal- ven meter hoogte.Men zoóht daar. Ik trok aan armer., beenen, om lij ken te verplaatsen, die andere ver borgen. Ik vond niets. Ik stond op het punt om heen te gaan, toen ik in een hoek een kist zag, een doodkist, ge maakt van haastig gespijkerde plan ken. Ik Üchtte het deksel opHij was hei l Zijn gelaat was met aarde bezoedeld, doode bladeren waren vast geplakt aan het bloed van zijn wondi eon gat in zijn linkerslaap, een gat zóó klein, dal mijn ptiiJc er niet In kon. Ook vloeide er b'oed uU zijn mond Herinnering, oproeping van gewel dige en gewijde smart! Zoo was op dat oogenbl'k Henrl RegnauH, zoo zijn ten huldigen dage ©enigen ge- wees*. van wie wij de werken begroe ten, die htm doode scheppers overle ven op hot betooverd tooneel van kleuren en vormen. Ook zij hebben hun palet en penseelen aohtergelaten, opgeheven als zij waren door een grooten harteklop, en rijn. heenge gaan, omdat „men mama sloeg 1" WILMA KNAAP. Amsterdamsche Kout 178. Gemeenteraadsverkiezingen. Muzikaal leven. Er vallen, ook al blijven we strikt in de neutrale zóne, wel eenige op merkingen te maken in verhand met de as. gemeenteraadsverkiezingen. In de eerste plaats wel deze, dat 't een groote chaos is, zooals nog zel den of nooit het geval was en waao uit een misschien zonderling samen gestelde gemeenteraad te voorschijn kan komen. Aan speculatieve beschouwingen waag ik mij niet, maar ik wil eens wijzen op het feit, dat de mobilisatie zoo grooten invloed zul kunnen heb ben op den uitslag der gemeente raadsverkiezingen. Laten we schatten, dat een 30.000 Amsterdammers als soldaat het va derland dienen. Nu heeft Amsterdam ruim 80.000 kiezers. Als er 30.000 man onder de wapenen zijn, zal dit natuurlijk op de opkomst van het kiezerskorps van buitengewoon grooten invloed zijn. Van on bereken baren invloed. Nu levert vanzelf de groep uit de samenleving, die liet talrijkst is, ook het grootst aantal kiezens encok het grootste percentage dat verhin derd is den kiezerepllcht uit te oefe nen.- 't Is een zeer eenvoudig reken sommetje. De arbeiders vormen de meerderheid. Ds arbeiders leveren het grootste contingent kiezers, maar ook liet grootste contingent gemobili- seerden. Het spreekt dus wel van zelf, dat de partij, die vooral aanhangers heeft onder deze grootste laag der maat schappij, nu ook het onzekerst staat ten opzichte van de uitslagen der a.s. verkiezingen. Die partij is de S. D. A. P. en het spreekt wel van zelf, dat deie partij hier in Amsterdam er wel het meest belang bij had den Godsvrede te be- aren en „te laten zitten wat zit". Een vufit district voor de sociaal democraten is IX. Maar hoe :.al het er bi) de komende verkiezingen in dat district uitzien, als zoo talloos velen, op wier stemmen de S. D. A. P. rekenen kan, verhinderd zijn te stemmen En in III De liberalen zetten cr alles op om in dit district nu weer vasten voet te krijgen. Maar men ztet overigens dit jaar weer weinig vaste lijn bij „Voor uitgang". De vrijzinnig-democraten waren voor het te houd van den Godsvrede. Zij wilden de candidal en dor ncht- sche partijen wel steunen, maar geen pnpptiganda voor hen maken. De rechtsche partijen besloten nu in VIII, een vi ijzinnig-denvocratiscb dis trict. één der hunnen te stellen. Hier zal nu oen Roomsch-Katholiek candl- daat komen, wiens naam op het oogenblik. dat ik dezen brief schrijf, nog niet bekend is. Lit weei wraak nebben nu ook de vrijzinnig-democraten in VI, een rcchtsch district, een candidaat van hun partij gesteld. Aan strijd zal het dus niet on lib re ken. Er wachten ons weer de noodige verkiezingsvergaderingen en de roo- dige reclame van alle konten. Wat bij het aanschouwen van het candidaten-lijstje opvalt, is, dat er heel veel totaal onbekende namen op voorkomen. Ik wil ze niet noemen, om zelfs den schijn van partijdigheid en persoon lijkheid te vermijden. Een feit is het, dat die onbekende grootheden onder de candldaten van alle partijen voorkomen. Het schijnt, dat alle politieke par tijen in de hoofdstad, geen enkeie uitgezonderd, uitgeput zijn in materi aal voor het raadslidmaatschap. Dat het hout, waaruit men raadsleden snijdt, is opgebrand. Dat is zeer zeker te bctrouren, want een college als do gemeenteraad an Amsterdam heeft om velerlei edenen behoefte aan praktische, goed onderlegde, versta/idijje men- schen. De vraagstukken, die onze Raad op te lossen krijgt, zijn in het huidig gecompliceerd maatschappe lijk leven moeilijk en ingewikkeld. Wie aan de oplossing zal medewerken behoort ten broeden blik te hebben en een helder inzicht in do nooden en behoeften der gehcele burgor.j, Onzö Raad telt zulke mannen wel, maar zij ,n spaarzaam en het tegenwoordige candidatenlijstje, waarop zooveel na men voorkomen van menscben, van wie tot dusver niemand had gehoord, ziet er niet naar uit om in dit op zicht al te schoone verwachtingen te doen koesteren voor de toekomst. Laat ons, intusschen, liet beste ho- j>on van de verrassingen, die de siem- l»us brengen kan. Haarlem wordt, terecht, geprezen als de stad der muziek. Het opgewekt muzikale leven der bloemenstad is vermaard door heel het land. Dat is in Amsterdam, zooals men weet, anders. Wij hal>ten ons wereldberoemd 1 Concerfgebouw-órcfiesT, dat vroeger uitsluitend voor de meergegceden toegankelijk was en naderhand, af en toe, min of meer geregeld goedkoope concerten gaf. Het geeft dit jaar echter een cyclus concerten, waarop ik hier, dankbuar, de aandacht wil vestigen. Dat is de historische cyclus van t\vintig volksconcerten in het Con certgebouw, die voor de luttele som van 25 ets. te genieten zijn, en uie over- en overdruk worden bezocht. Evert Cornells en Cornelia Dopper treden beurtelings als dirigent op en zij zorgen er nauwlettend voor, dat deze concerten prachtig zijn voorbe reid en dat de uilvoeringen de eischen van een strenge critiek schit terend doorstaan. Op het eerste concert kwamen de namen voor van Jean Adam Reinc- ken, AtUlio Ariosti, Mylandre, Tar- tini, Corelli en Vivaldi. Het tweede deed kennis maken met interessante oude aria's en bergerettes en zoo gnat het langs Glück, Handel, Bach, Haydn en Mozart naar Beethoven, de groote componisten uit den tijd van Ghernbini en Gounod, van Schubert, Schumann en Mendelssohn, Borlioz en Liszt, Brahme en Bruckner, totdat nu bij het twaalfde concert o. a. Grieg aan de beurt is, en geëindigd zal wor den bij Strauss, Mahler en Reger. Weinig daden op muzikaal gebied zijn zoo sympathiek al3 de daad dezor historische concerten, die aan Ion- derden een muzikaal genot verschaf fen van don eersten rang. Wanneer deze brief mijn Haarlem- schen lezers onder de oogen komt, hebben wij misschien het twaalfde concert gehad. Dan komen er nog acht. Ik mag in vol vertrouwen ieder muziekliefhebber raden, ze te komen bezoeken. AMSTERDAMMER'. Haar portret. De meeste menschen gelooven niet aan liefde op het eerste gericht en ilk was een van hen. Doch uit eigen ondervinding weel ik nu, dat zij het verkeerd bobben. Het gebourde mij op een Augustus middag. toen ik mij bevond in het atelier van mijn eigen vriend Lexan. Hij had voor de zomermaanden het buitenhuis gehuurd en ofschoon hij zelf voor eenige dagen afwezig was, gaf de concierge mij toch altijd vrijen toegang, dit had Lexan bevolen. Ik kwam dien middag ea besloot eenige dagen te blijven. Juist tegen vier uur werd er geklopt, de deur werd geopend en een verschij ning kwam binnen, die mij totaal van de wijs bracht. Het was eep jonge da me, gekleed in een lichtblauw cos- t/uum en een dito hoed. Zij had grijze oogen, en lange wim pers en mooi gewelfde wenlibcairwen. Wanneer zij glimlachte kwam er een kuiltje in iedere wang en zij glim lachte dadelijk toen zij mij zag zitten op de tafel met een theepot in mijn band. Ik was op slag tot over mijn ooren verliefd. Mag ik binnen komen? vroeg zij, de deur geheel openend. Ik zag geen bel er was niemand, dus kwam ik maar in huis. Het beste wat U kon doen, ant woordde ik. Komt u binnen en drink een kop thee mede. Ik sloot de deur achter haar en ver zocht haar plaats te nemen. Zij ging zitten en trok haar handschoenen uit. Ik ben laat, zei ze, maar ik ben altijd voor alles laat. Ik heb nog geen thee gehad, ver volgde zij, mij aanziende met haar zachte oogen. Ik kan cr niet meer op wadhten. Ik sprak het vermoeden uit, dat zo waarschijnlijk beter thee zou kunnen schenken dan ik en met een allerlief ste elegance bediende ze mij en zich zelf. Ik sou hier om vier uur zijn en dus hnd fk geen tijd meer. be sloot zij. Ik voelde mij onbehaaglijk", want een verdere uitlegging vond zij blijk baar onnoodig. Ik moest de reden van haar bezoek dus gissen. Het is heel vriendelijk van U mijnbeer Lexan, mij nu të ontvan gen. Tante Irma kan niet medeko- man, wegens een zware verkoudheid. Zij stelt echter wel belang in het por tret. Ik vermoedde, dat haar portret ge- nvaakt moosl worden en wilde juist mededeelen, dat ik tot mijn spijt Lexan niet was, toen zij vervolgde Wij blijven hier zes weken, dus heb ik ruim tijd om te poseeren. Tan te Irma zegt, dat het portret en pro fiel gemaakt moest worden en dat ik er staande op moest komen, bij eeu zuil of zookts, wilt U erom denken. Ik glimlachte tegen haar en ver- wenachte het noodlot, dat Van mij geen schilder gemaakt was. Dat deze eerste eenige liefde want dat zou 't worden, dat wist ik zoo zoo eindigen, omdat ik niet schilderen kon, ledk mij onmogelijk en daarom kooe ik den eenigen weg, die er te kiezen was - ik zweeg. Tante Irma had gaarne dat U vast begon aan den «1111 en de palmen, dat zal echter wel lastig gaan, niet? Ja, dat zal het zeker, lachte Ik en ik meende het volkomen. Tante Irma dacht dat U direct beginnen zou.' Ik schudde nxiju hoofd. Dal is juist de fout van nien- sclien, die er luets van weton. zei ik zeer ernstig. Er is een uitgebreide stu die van liet onderwerp noodig. Maar Tante Irma denkt dat U heel vlug werkt. Dat is ook fout. Ik moet oeret het onderwerp zien in verschillende oui- gevingeai en dan kan men pas begin nen. Met de schet3, vroeg zij. Juist, zei ik, wel voelende dat het 't beste was niet in details te Ijo- den. Misschien ia een rivier met wuivende hoornen en statige zwanen bel beste voor U, of een tuin, liet ate lier. een auto of iets anders. Wij moe ten daarvan eeret studie maken. En hoe lang zou dat duren? vroeg zu verwonderd. Dat weet ik niet precies, ont week ik. Morgen zullen w g de rivier opgaan om U te zien tusschen wilgen en waterlelies. Ik geloof niet dat Tante Irma dat verkieselijk zal vinden mij te *-en tusschen wilgen en waterlelies, zei twijfelende^ Ik liep door de kamer en antwoord de beslist Ik schilder zooals ik het 't beste vind. Wij moeten den besten achter grond zoeken. Natuurlijk antwoordde zij. Maar Tante Irma is wat ©uderwetech en be grijpt U misschien niet zoo. Het leven van arlisien moet wel vol idealeu zijn? vervolgde zij. Ja zeker, antwoordde ik. Om zoo te schetsen wat je ziet moet toch wel mooi zijn. Dat is het, beaamde ik. Waarom dragen zij hun haar lang? Om er hun penseelen in te ste ken, antwoordde ik prompt. Ik draag het mijne niet lang omdat het uit de mode is. Juist, zei ze peinzend, dus wan neer moet ik komen? Komt U morgenmiddag voor liw studie op de rivier. Nu is het ie laat. Hoe laat is het lichteffect het bes te, vroeg zij'? Het lichteffect, vroeg ik? Juist, voor de wilgen en de bloe men met de zwanen. Voor schilders is het licht altijd belangrijk, niet waar? Zeker, antwoordde ik vlug. Nu, ik denk togen vier uur. Dan is de be lichting van zw anen het beste. Dus zal ik Tante Irma zeggen, dat aan het portret morgen om vier uur een begm wordt gemaakt. De studie van het onderwerp, verbeterde ik. Toen ik haar uitliet, wierp zij een onbegrijpelijken blik op mij en scheen iets te willen zeggen. Zij bedacht zich echter en ging heen. Ik bleef alleen en overzag mijne toestand. Daar was iemand, die geen Van Djjk van een waterverfteekening kon onderscheiden, en die nu een portret moest schilderen. Zei ik de waarheid, dan wan-en de studies afgeloopen on mijn leven zou voortaan doodsch en verlaten zijn. Voorloop tg maar af wachten dus Den volgenden middag was zij pre sent en samen gingen wij tn een boot je, waarna ik langzaam do rivier op roeide. Jk beschouwde haar blijkbaar met veel aandacht, want blozend vroeg zij mij Observeert u altijd uw onder werp zoo nauwkeurig, en hoeft u al een idee voor de schilderij Ik schudde liet hoofd. Het is niet alleen de achter grond, die mij bezighoudt. Op het oogenblik vergelijk ik uw teint daar mede. Maar dlo verandert voortdurend, antiwoord de zij. Bestudeeren, besloot ik. Dat kan dagen of weken duren. Wat zal tante Irma zeggen Ik schilder niet voor tante Irma, antwoordde ik. Zij lachte. Zij wil naar bet portret komen zien als haar verkoudheid over is, en wat zal zij zeggen, ale u er nog niet eens aan begonnen is? Ik overhaast me nooit, ant woordde ik, in stilte wenscliend, dat de verkoudheid nog eenige weken zou aanhouden, en bovendien zal tante Irma wol niet zoo spoedig genezen zijn. Er was een oogenblik stilte. Vindt u landschappen moeilijker dan portretten vroeg zij mij. Zij zijn mij gelijk, antwoordde ik onverschillig. U schildert beide evenveel Ik knikte toestemmend. Beiden zwegen wij en vóór ik er aan dacht waren er twee uur om. Wij keerden terug. Wat denkt u van een rivier achtergrond vroeg mijn „onder werp". Ik moet eerst nog eens ander licht hebben. Als u morgen wat vroe ger komt. om half twee bijvoorbeeld, etaa'. de zon hoogerdat is beter. Zij kwam en nog vele middagen na dien. En steeds studeerden wij op de rivier Tante lima zou bepaald wel een geschikten achtergrond gevonden hebben, maar met tante Irma had ik niets te maken. Ik wilde slechts haar nicht tot mijn vrouw hebben. Wat nog verder te zeggen over de studies Ten slotte spraken wij over alles, behalve over de schilderij. Soms meende ik kans te hebben, aar dan weer was ik wpnhopig. Op zekeren dag deelde het „onder werp" mij mede, dat tante Irma bijna beter was en over vier dagen of zoo iets zou komen, om naar de vordcrin- en van de schilderij te rien. Dien avond, nadat ze me verlaten had, schreef ik haar een brief. Wel honderd keer had ik haar reeds do waarheid willen vertellen, doch tel kens was ik teruggedeinsd. Hoe kon ik ook spreken over een zwendel op zoo groote schaal Dus besloot ik haar te schrijven van mijn liefde cn dan, na een gunstig antwoord, zou ik misschien vergeving kunnen verwer ven. Ik wist haar naam niet, doch in de agenda van Lexan stond op den dag, dat zij gekomen was, het uur ont- •angen Mej. Victum. Dus aan dat adres schreef ilt. Den volgenden morgen ontmoette ik op een wandeling Lilly, zoo heette liet ..onderwerp". Zij drukte aiijn uit gestoken hand. U ontving mijn brief vroeg ik. Welken brief Dieu ik gisteravond stuurde. Niets ontvangen. Ik adresseerde aan Mej. Victum. Dat is tante Irma, antwoord de zijik heet Needing. Zoo, mompelde ik grimmig, dat mankeerde er nog maar aan. Ik bedacht wat er in den brief stond en toen bemerkte ik, dat haar hand nog steeds in de mijne ru3tte en zij geen poging deed om die terug 1e trekken. Lilly, fluisterde ik, ik ?>em!n je. Wil je mijn vrouw worden Ik geloof niet, dat lk een artist kan huwen, antwoordde ze zacht. Het lijkt me onmogelijk, in «oo'n sfeer te leven. Ma&r, stamelde ïlc, maar... en daar hokte liet. Ja, vroeg zij, wat rnaar Een artist behoeft toch niet altijd een eigenaardige sfeer te scheppen. Dan kan ik liet geen waar art iet noemen, en niemand, die uw schilde rijen ziet, twijfelt daaraan, mijnheer Lexan. Toch behoef je er niet bang voor te zijn ik houd niets daarvan in tegendeel. Er moet wel zoo iets zijn, en daarom kan ik geen artist huwen. Maar ik ben geen artist, r: ik uit in wanhoop, nooit geweest en nooit wil ik het worden. Als dat je eenige bezwaar is, Lilly, bestaat er geen enkel meer. Maar hoe kan u dan plan heb ben, mijn portret te schilderen Dat plan had ik niet. Ik ken er niets van. Ik ben niet Lexan en deed niets dan zwendelen. Mijn eenig ex cuus is. dat ik je beminde van bet oogenblik af dat ik je zag, en nu denk ik, dat je wel nooit meer legen mij zult spreken Zij eloeg haar oogen op. Misschien zou dat waar zijn, als... Als wat? Als u me bedrogen had. Wat bedoel je In een maandblad stond een por tret van Lexan, en dus... Dus wist je de waarheid van het begin af Ik dacht 24 uur geleden nog, dat Lexan was. Maar je bogreep, dai bet jor- tret-schildei en een voorwendsel was? vroeg ik, en mijn moed keerde te rug toen zij niet antwoordde. In dat geval heb ik mijn ant- oord, vervolgde ik, en zonder een enkel protest nam ik haar in mijn Verspreid Nieuws van de oorlogsvelden ACHMKD, DE JONGE MAROKKAAN. In het ,N. 11. Ct." troffen wij hert volgend tragisch verhaal aan, medO- gedtoeld door ©en correspondent uit Rijnland: Voor een paar dagen kreeg ik een briefkaart uit een naburige stad. Fransche gekwetste, met wien ik don vorigen zomer kennis gemaakt had, vroeg me. Item eons in zijn een tonig ziekenlmis leven te komen op zoeken en dan wat Fransche litera tuur mee te brengen. Zoo ben ik dan heengegaan met mijn pakje boeken onder dan arm en het kostte heel weinig moeite toe gang te verkrijgen tot de ziekonzar len, waar de gewond© krijgsgevan genen liggen. Ze dragen hier allen het gestreepte hospitaalbuisje. Hert memgolmoca ran uniformen is verdwenen, hetzelfde buisje mot blauwe strepen bedekt den Canade©9 ©n den Pruis, den Arabier en den Australiër. Ik ging juist door do zaal en inte resseerde me voor d© koele, trotsche houding der gelige Algerijnen, kerels van pralchtig ras, zwijgend, in haJf- apathische houding rittend of lig gend, scherp afstekend bij het. ietwat woelig gedoe van een viertal Sene gal-negers, toen ik apteems uit eon hoekje van do zoal het woord „Sidi" hoorde roepen. Die stem kende ik en een paar snel le schreden voerden, mij aan het bod van een halfbloed neger. Ik vond er onzen Achmedl Ifet is nu reedB meer dan vijf jaren, geleden, dat we een paar Duitsche vrienden en ik tijdens een Marok ko reis onder <1© vele kleine verkoo- pers van briefkaarten in Tmvdzjer zoo'n schranderen negerjongen von den, idie al heel gauw ons vergezelde en zich op allerlei manieren nuttig maakta Mijn vriend kreeg den inval, hem mee te nemen naar Duitschlond an hoewel ik het toenmaals klinkkla- retn onzin vond, zoo'n jongen van de straat mee te nemen, ging ik Langza merhand van hem houden. Als inijn vriend op reis was, werd Achmed op dan trein gezet cn kwam een paar weken bij ons eai de schrandere, leer gierige jongen had' bij ons aller har ten gewonnen. Totdat na een half jaox, in don Noordschan wintertijd het heimwee hem overviel en hij in Hamburg op een boot naar Tandzjer werd gezet. Bijna liet geheele jaar, dat daarop volgde, kreeg ik iedere maand ean prentbriefkaart uit Tandzjer, waarop vermoedelijk door een Duitschcm postbeambte steeds hetzelfde ge schreven was: „Ajchmed laat u groe ten". En wanneer er in dezen oor logstijd sprake was van Marokkaan- éche hulptroepen, dan moesten we al tijd aan Achmed denken. Daarom was ik niet al te zeer ver baasd, hem te vinden, zij het ook als Fransch soldaat Maar Achmed des te opgewonilenerl Hij nam mijn hon den en trok ze naar zich toe. Zijn donkere huid was bleek er dan ge woonlijk en precies als vroeger, wan neer hij nerveus was, sprak hij dat onverstaanbare Marokkaansch met veel harde stuitende keelklanken. Wat dan jongen kerel scheelde ,kon ik niet zoo spoedig bemerken. Hij bleef met veel beweging van armen liggen en toen ik de deken oprichtte, zag ik een verbonden been, waaraan de voet ontbrak, iets, wat-we in de zen vreeselijken tijd een klemitrhed plegen te noemen. Maar Achmed wees met zijn linkerhand naar bene den en zei met een treurige stem: „Muerte, muerto". Dat Spaanse he woord van „dood" begreep ik niert dadelijk, meende, dat liet op den ver loren voet sloeg. Met iets van zijm vroegere brani, achtigheid nam hij weer mijn handen en zei met overmoe dig gebaar in dat bradideltaaltje van Spaansch, Fran&eh, Engelsch en wat Duitsch, dat Achmed nu bij zijn Sidi (heer) was, dat or een wagen voor moest komen en dat hij erg graag si garetten wou hebben. Die laatste wensch kon natuurlijk vervuld worden en toen ik ze in de buurt van liet hospitaal ging halen, sprak mij een semi arts aan, die mijn onderhoud met den jongen neger ge zien had. Van hem hoorde ik dat Achmed méér had dan den verloren, voet! Een granaatsplinter had e dor wervels in de ruggagraat verbrijzeld inet het gevolg, dat het onderlijf ge heel verlamd was muerte, dood! Weer zoo'n hopeloos geval, waar ooize nog zoo knappe wetenschap hulpeloos voor staatl Het bovenlichaam normaal, het andere bestemd om af te sterven, een lijdensperiode, die kort kan. zijm, doch ook één, twee jaar kan du ren... Toen ik weer bij het bed van den jongen Marokkaan stond, nam hij gulzig mijn sigaretten aan, riep een paar anderen, die in de nabijheid toekeken en verdeelde met het oir van een grand-seigneur de zoozeer begeerde rookwaar en blies naar har telust de biauwe wolkjea uit Daarop oen nieuwsgierig gevraag naar allerlei personen, die hij bij ons had leeren kennen en die hij nog noemde als vroeger met eigenge maakte namen. En heel dikwijls moet k dan zeggen „soldodo vOm Kaiser". Dan keek Achmed een oogenblik! 9omber, maar toen hij hoorde, dart een Jongen, met wien hij toen heel veel omgegaan had, ook soldaat was, barstte hij los, en zooveeJ begreep iW uit zijn taaltje, dat hij zichzelf be- inhuldigde op hem geschoten te heb ben en het gelukte me /liet, hein aan het verstand te brensen, dat die sol daat niet aan het Wester front stond of gestaan had. Maak het zoo'n Ma rokkaan eens duidelijk, dat er ook een front in het Oosten is!... Achmed bejdaaitde langzamerhand was nu bij hem en uit zijn praten bemerkte ik tot mijrn schrik, dat hij dadelijk met me mee wou; dart als vanzelf sprekend Ixjschouwde. Ik was toch hier de „sidi", de heert Maar beproef nu weer zoo'n Marokkaan, aan het verstand te brengen, dat zelfs een Duitsche patiënt, laat staan een krijgsgevangene, niet maar zoo meegenomen kan wonden! Mijn tijd van vertrek naderde en ook zonder dat zou het mij moeilijk geweest zijn, hier langer te blïjvan. Voorzichtigheidshalve waarschuwde ik den hospita alsoidaat om in de buurt te blijven en die voorzorg was niet overbodig. De half-verlamde Achmed moest met geweld vastgehou den worden en ik was reeds uit de zaal, op de gang, toen mij nog die angstige gil van den armen drommel scli ril in de ooren klonk. Mijn Fransche boeken, doel van mijn reis heb ik weer meegenomen en per post gezonden. Bs was niet in een stemming om met een Franschinon te spreken, al kon die man er ook niets aan doen. Ik ondervond alleen een gevoel van verlichting, toen ik den volgenden: avond een briefkaart van den semi- arts ontving, dat Achmed den nacht ons samenzijn gestorven was! DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. 'Allo correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te rlcbtan aan den heer J. Meyër, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 678, van. H. W, ZITMAN, (le Publicatie). Zwart ip JÉ kg i ai *üi< J n P 1 ':,a a S: I a V: a §5 Wit Zwart 11 schijven, op: G, 10, 11, 12, 13. 14, 17, 18, 20. 21 en 35. Wit 12 schijven, op: 23, 25, 26, £8, 29, 31, 32, 33. 34, 36, 37 cn 41.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 14