\m
9
m
m
M
B
u
wij. roods gcvr.t'en op de order, die
lnj him paf om hun talent, wellicht
hun roemrijke toekomst in de kunst
op te offeren voor het vaderland en
zijn lieilip erfdeel. Onder degenen
die n et meer zijn, ziehier Gounlault
met zijn doeken gelnsp reeid door
Spanje, dat in hem een tolk van in
tense uitdrukking had gevonden: zijn
Go wonde Picador" is van aangrij
pende eenvoudige ontroering dat
werk zal blijven, en men heeft, he
laas, hot gevoel, dat met dozen schil-
r iemand van hooge artistieke
waarde is heengegaan. Dood is ook
J'icrro Laurens, van wien een tref
fend portret is tentoongesteld van
Charles Féguy, den schrijver, een
d r eerste gesneuvelden: het is pre
cies zijn eigenzinnig, kopp.g gezicht
Evoneens op Iet veld van eer geval
len- de schilder Monti, met een vrou
wenstudie vol weelderig leven; Mau
rice Berlhou, tweede Grand Prix do
Itomo van verleden jaar; Jean Ilille-
macher, van wien schetsen van loop
je, n ven. schilderachtig eoi kran g van
opzet... Sommigen zijn hier met on
derworpen waarin, onze ontroering
verdubbelend, de bezieling der au
teurs een duister voorgevoel vnn hun
noodlot schijnt te hebben gehad. Zoo
treft ons van den nauwelijks volwas
sen Roustan, leerling wan Cormon,
eon Zege, die een ziefi bogend on sol
daat steunt! Van Raymond Glaize een
weduwe en haar kind, gevangengeno
men voor een grooten Kruisberg, bij
den ingang van het dorp; beiden
dood Verderop is oen „Kathedraal
van Reinis rijzend in wanhoop, van
louis Dauphin, andere „Ruinen" van
Ga rand d« Scévola, sinistere „Ra-
v r.", vliegend over velden V3n s'.ach-
ting. van Xaudin... Onder het beeld
houwwerk vinden wij Quill.vse terug
met zijn „l-etits Bretonszoo vol van
poëzie^
Do werken op deze tentooitstelling
rijn aangebracht door weduwen >it
wcezen, of echtgeuootan, verwanten,
die het vertrek van den kunstenaar in
een hachclijken toestand heeft ge
bracht. AÜe inzendingen zijn. dus
aangenomen geworden en niette
min zou men, de zalen doorloopend,
guarne gelocven, dat zij, zóó geven
zij allen getuigenis van tulent en
crr.st, niet toegelaten zijn geworden
dan na do gewone keuring, die lot de
j.inrliikscho ..Salons" inleidt....
Tegelijkertijd met deze pic-uze len-
tc>installing opende zich een andere
welker werken, een geestige oi- bijten
de ocIk» sdrijnen te zijn van de ironi
sche. stille en dappere vroolijkheid
der loopgraven zelve. De schilders en
teekenaars, d.e zich „humoristes'
noemenliebber er prijs op gesteld
den datum te Jjehouden van hum ge
bruikelijk© tentoonstelling. Alleen
heet deze nu: „De Humoristen en de
Oorlog
Al de tentoongestelde weu-ken h&n-
de.on over den Oorlog: schetsjes,
haastig gekrabbeld in do loopgraaf
of na bet gevecht, of pakkende voor-
stoilingen der ellenden en der gruw
zaamheid, toegelicht met onderschrif
ten. die van stonde af aam woorden
zijn, welke veroordeel en 0n kastijden.
Ziehier de teekeningen van Forain:
allo zijn ze van dezelfde eenvoudige
011 tragische ironie, die wij in hem
bewonderen.
Thans komen de werkelijk „trumo-
rtslische". zeer Parijsche leokenin-
gen aan do beurt..Het uur der Tau-
t*}" heel Parijs op straat, den neus in
do lucht en de handen gestrekt, zoe
kend aan het zwerk naar de bezoek
ster. die geen schrik aanjaagt! Tee
keningen van Albert Guillaiune, van
den geostigen en snaaksdhen Métivet,
van Abel Faivre met de machtig© iro
nie, van Paul Iribe, wiens decoratie
ve on strenge manier zeer indrukwek
kend is, van Poulbot met zijm held
haftige, zoo ware jochies" („g©3-
ses"j en de woorden, die hij hun in
den mond legt, zoo vol van iutense en
ontroerende wijsheid.
De eereplaats is aan Stcinlen gege
ven op do bloedbedrenkte wegen van
verwoest Vlaanderen gaan de „Eva-
c, - s", in de iizige vochtigheid, be
roofd van ai-es, den bl«k onrustig
v ior morgen, ontzet van gisteren. Al
het morschenjk medelijden heeft hij
uitgedrukt.
an ai:e „Humoristen" zijn daar
werken. Doch van henzelven zullen
wij helaas! niet allen terugzien.
No'I at, Joan, GuH, Dreechler, Pierre
de Contouiy, Beverey zijn roemrijk
gesneuveld. Krijgsgevangen zijn Hé-
mard, Warned, Touchet, enz
Doch er is ook nog oen andere ten
toonstelling deze is teruggebracht tot
fonige werken van een enkelen schil
der. Ze heeft plaats in het Bois de
Boulogne, in het exquise Pavilion de
{.tg::lelle. dat de graaf van Artois in
1777 binnen den tijd van twee maan-
den bouwde om er zijn schoonzuster,
Marie-Antoinette, te ontvangen
Bagatelle elk jaar is het een beko-
i ng in (!-zen tijd. De bezoekers ver
dringen elkander naar de heerlijke
genieting van heur rozengaard© Ook
dit jaar hebben zich de weuïscbe en
kostelijke rozen geopend. Doch welke
tragUche herinneringen bestormen
011-, do droefenissen van een oorlog
uit het verleden mengen zich met de
verschrikkelijke ontroeringen van den
htiidlgen krijgl De werken die een
andere vrome gedachte meende te
moeten tentoonstellen, zijn van den
krachtig-'n schilder Henri RegnauH,
die in 1871 te Buzenval sneuvelde, de
slapen door een kogel doorboord! Een.
groot, een geboren kunstenaar ver-
dween. Hij bevond zich te Tanger,
toen de onriog uitbrak. „Men slaat
mama ik kom schreef hij aan
zijn vriend, den schilder C'airin.
Het zijn werken, di© ons het genie
bevestigen van dezen heldhaftige»
doode. Twee gezichten van het Alham-
bra, waar hel tfcht ruisoh!, beide ge
schilderd met de hartstochtelijke lief
de, die Henri RegnauH voor het won
derpaleis had. Studies, schetsen, ge-
raigend van groot meesterschap Ver
der twee portretten, dagt eekenend
van het heieg van Parijs: van den
schilder Bida in de uniform der na
tionale garde, en van Victor Duruy,
minister van het Tweede Keizerrijk,
op wacht staand voor de bolwerken
van Parijs
O. welk oen aangrijpende tegenstel
ling! De bédde oorlogen ontmoeten
elkander. De schilder Clairm, die te
gelijkertijd met zijn vriend had dienst
genomen, heeft vörte'd, hoe hij hem
onder de duoden terugvond. „Ik liep
naar het kerkhof. De slachtersvoertui
gen brachten hun schrikwekkende
vracht, legden ze neef efi vertrokken
weer om andere te halen. De lijken
waren op elkander gelegd en vorm
den een langen stapel van anderhal-
ven meter hoogte.Men zoóht daar.
Ik trok aan armer., beenen, om lij
ken te verplaatsen, die andere ver
borgen. Ik vond niets. Ik stond op het
punt om heen te gaan, toen ik in een
hoek een kist zag, een doodkist, ge
maakt van haastig gespijkerde plan
ken. Ik Üchtte het deksel opHij
was hei l Zijn gelaat was met aarde
bezoedeld, doode bladeren waren vast
geplakt aan het bloed van zijn wondi
eon gat in zijn linkerslaap, een gat
zóó klein, dal mijn ptiiJc er niet In
kon. Ook vloeide er b'oed uU zijn
mond
Herinnering, oproeping van gewel
dige en gewijde smart! Zoo was op
dat oogenbl'k Henrl RegnauH, zoo
zijn ten huldigen dage ©enigen ge-
wees*. van wie wij de werken begroe
ten, die htm doode scheppers overle
ven op hot betooverd tooneel van
kleuren en vormen. Ook zij hebben
hun palet en penseelen aohtergelaten,
opgeheven als zij waren door een
grooten harteklop, en rijn. heenge
gaan, omdat „men mama sloeg 1"
WILMA KNAAP.
Amsterdamsche Kout
178.
Gemeenteraadsverkiezingen.
Muzikaal leven.
Er vallen, ook al blijven we strikt
in de neutrale zóne, wel eenige op
merkingen te maken in verhand met
de as. gemeenteraadsverkiezingen.
In de eerste plaats wel deze, dat
't een groote chaos is, zooals nog zel
den of nooit het geval was en waao
uit een misschien zonderling samen
gestelde gemeenteraad te voorschijn
kan komen.
Aan speculatieve beschouwingen
waag ik mij niet, maar ik wil eens
wijzen op het feit, dat de mobilisatie
zoo grooten invloed zul kunnen heb
ben op den uitslag der gemeente
raadsverkiezingen.
Laten we schatten, dat een 30.000
Amsterdammers als soldaat het va
derland dienen.
Nu heeft Amsterdam ruim 80.000
kiezers. Als er 30.000 man onder de
wapenen zijn, zal dit natuurlijk op de
opkomst van het kiezerskorps van
buitengewoon grooten invloed zijn.
Van on bereken baren invloed.
Nu levert vanzelf de groep uit de
samenleving, die liet talrijkst is, ook
het grootst aantal kiezens encok
het grootste percentage dat verhin
derd is den kiezerepllcht uit te oefe
nen.-
't Is een zeer eenvoudig reken
sommetje. De arbeiders vormen de
meerderheid. Ds arbeiders leveren
het grootste contingent kiezers, maar
ook liet grootste contingent gemobili-
seerden.
Het spreekt dus wel van zelf, dat de
partij, die vooral aanhangers heeft
onder deze grootste laag der maat
schappij, nu ook het onzekerst staat
ten opzichte van de uitslagen der a.s.
verkiezingen.
Die partij is de S. D. A. P. en het
spreekt wel van zelf, dat deie partij
hier in Amsterdam er wel het meest
belang bij had den Godsvrede te be-
aren en „te laten zitten wat zit".
Een vufit district voor de sociaal
democraten is IX. Maar hoe :.al het
er bi) de komende verkiezingen in
dat district uitzien, als zoo talloos
velen, op wier stemmen de S. D. A.
P. rekenen kan, verhinderd zijn te
stemmen
En in III
De liberalen zetten cr alles op om
in dit district nu weer vasten voet te
krijgen. Maar men ztet overigens dit
jaar weer weinig vaste lijn bij „Voor
uitgang".
De vrijzinnig-democraten waren
voor het te houd van den Godsvrede.
Zij wilden de candidal en dor ncht-
sche partijen wel steunen, maar geen
pnpptiganda voor hen maken. De
rechtsche partijen besloten nu in
VIII, een vi ijzinnig-denvocratiscb dis
trict. één der hunnen te stellen. Hier
zal nu oen Roomsch-Katholiek candl-
daat komen, wiens naam op het
oogenblik. dat ik dezen brief schrijf,
nog niet bekend is.
Lit weei wraak nebben nu ook de
vrijzinnig-democraten in VI, een
rcchtsch district, een candidaat van
hun partij gesteld.
Aan strijd zal het dus niet on lib re
ken. Er wachten ons weer de noodige
verkiezingsvergaderingen en de roo-
dige reclame van alle konten.
Wat bij het aanschouwen van het
candidaten-lijstje opvalt, is, dat er
heel veel totaal onbekende namen op
voorkomen.
Ik wil ze niet noemen, om zelfs den
schijn van partijdigheid en persoon
lijkheid te vermijden.
Een feit is het, dat die onbekende
grootheden onder de candldaten van
alle partijen voorkomen.
Het schijnt, dat alle politieke par
tijen in de hoofdstad, geen enkeie
uitgezonderd, uitgeput zijn in materi
aal voor het raadslidmaatschap. Dat
het hout, waaruit men raadsleden
snijdt, is opgebrand.
Dat is zeer zeker te bctrouren,
want een college als do gemeenteraad
an Amsterdam heeft om velerlei
edenen behoefte aan praktische,
goed onderlegde, versta/idijje men-
schen. De vraagstukken, die onze
Raad op te lossen krijgt, zijn in het
huidig gecompliceerd maatschappe
lijk leven moeilijk en ingewikkeld.
Wie aan de oplossing zal medewerken
behoort ten broeden blik te hebben en
een helder inzicht in do nooden en
behoeften der gehcele burgor.j, Onzö
Raad telt zulke mannen wel, maar zij
,n spaarzaam en het tegenwoordige
candidatenlijstje, waarop zooveel na
men voorkomen van menscben, van
wie tot dusver niemand had gehoord,
ziet er niet naar uit om in dit op
zicht al te schoone verwachtingen te
doen koesteren voor de toekomst.
Laat ons, intusschen, liet beste ho-
j>on van de verrassingen, die de siem-
l»us brengen kan.
Haarlem wordt, terecht, geprezen
als de stad der muziek. Het opgewekt
muzikale leven der bloemenstad is
vermaard door heel het land.
Dat is in Amsterdam, zooals men
weet, anders.
Wij hal>ten ons wereldberoemd
1 Concerfgebouw-órcfiesT, dat vroeger
uitsluitend voor de meergegceden
toegankelijk was en naderhand, af en
toe, min of meer geregeld goedkoope
concerten gaf.
Het geeft dit jaar echter een cyclus
concerten, waarop ik hier, dankbuar,
de aandacht wil vestigen.
Dat is de historische cyclus van
t\vintig volksconcerten in het Con
certgebouw, die voor de luttele som
van 25 ets. te genieten zijn, en uie
over- en overdruk worden bezocht.
Evert Cornells en Cornelia Dopper
treden beurtelings als dirigent op en
zij zorgen er nauwlettend voor, dat
deze concerten prachtig zijn voorbe
reid en dat de uilvoeringen de
eischen van een strenge critiek schit
terend doorstaan.
Op het eerste concert kwamen de
namen voor van Jean Adam Reinc-
ken, AtUlio Ariosti, Mylandre, Tar-
tini, Corelli en Vivaldi. Het tweede
deed kennis maken met interessante
oude aria's en bergerettes en zoo gnat
het langs Glück, Handel, Bach,
Haydn en Mozart naar Beethoven, de
groote componisten uit den tijd van
Ghernbini en Gounod, van Schubert,
Schumann en Mendelssohn, Borlioz
en Liszt, Brahme en Bruckner, totdat
nu bij het twaalfde concert o. a. Grieg
aan de beurt is, en geëindigd zal wor
den bij Strauss, Mahler en Reger.
Weinig daden op muzikaal gebied
zijn zoo sympathiek al3 de daad dezor
historische concerten, die aan Ion-
derden een muzikaal genot verschaf
fen van don eersten rang.
Wanneer deze brief mijn Haarlem-
schen lezers onder de oogen komt,
hebben wij misschien het twaalfde
concert gehad.
Dan komen er nog acht.
Ik mag in vol vertrouwen ieder
muziekliefhebber raden, ze te komen
bezoeken.
AMSTERDAMMER'.
Haar portret.
De meeste menschen gelooven niet
aan liefde op het eerste gericht en ilk
was een van hen.
Doch uit eigen ondervinding weel
ik nu, dat zij het verkeerd bobben.
Het gebourde mij op een Augustus
middag. toen ik mij bevond in het
atelier van mijn eigen vriend Lexan.
Hij had voor de zomermaanden het
buitenhuis gehuurd en ofschoon hij
zelf voor eenige dagen afwezig was,
gaf de concierge mij toch altijd vrijen
toegang, dit had Lexan bevolen.
Ik kwam dien middag ea besloot
eenige dagen te blijven.
Juist tegen vier uur werd er geklopt,
de deur werd geopend en een verschij
ning kwam binnen, die mij totaal van
de wijs bracht. Het was eep jonge da
me, gekleed in een lichtblauw cos-
t/uum en een dito hoed.
Zij had grijze oogen, en lange wim
pers en mooi gewelfde wenlibcairwen.
Wanneer zij glimlachte kwam er een
kuiltje in iedere wang en zij glim
lachte dadelijk toen zij mij zag zitten
op de tafel met een theepot in mijn
band.
Ik was op slag tot over mijn ooren
verliefd.
Mag ik binnen komen? vroeg zij, de
deur geheel openend. Ik zag geen bel
er was niemand, dus kwam ik
maar in huis.
Het beste wat U kon doen, ant
woordde ik. Komt u binnen en drink
een kop thee mede.
Ik sloot de deur achter haar en ver
zocht haar plaats te nemen. Zij ging
zitten en trok haar handschoenen uit.
Ik ben laat, zei ze, maar ik ben
altijd voor alles laat.
Ik heb nog geen thee gehad, ver
volgde zij, mij aanziende met haar
zachte oogen. Ik kan cr niet meer op
wadhten.
Ik sprak het vermoeden uit, dat zo
waarschijnlijk beter thee zou kunnen
schenken dan ik en met een allerlief
ste elegance bediende ze mij en zich
zelf.
Ik sou hier om vier uur zijn en
dus hnd fk geen tijd meer. be
sloot zij.
Ik voelde mij onbehaaglijk", want
een verdere uitlegging vond zij blijk
baar onnoodig. Ik moest de reden van
haar bezoek dus gissen.
Het is heel vriendelijk van U
mijnbeer Lexan, mij nu të ontvan
gen. Tante Irma kan niet medeko-
man, wegens een zware verkoudheid.
Zij stelt echter wel belang in het por
tret.
Ik vermoedde, dat haar portret ge-
nvaakt moosl worden en wilde juist
mededeelen, dat ik tot mijn spijt
Lexan niet was, toen zij vervolgde
Wij blijven hier zes weken, dus
heb ik ruim tijd om te poseeren. Tan
te Irma zegt, dat het portret en pro
fiel gemaakt moest worden en dat ik
er staande op moest komen, bij eeu
zuil of zookts, wilt U erom denken.
Ik glimlachte tegen haar en ver-
wenachte het noodlot, dat Van mij
geen schilder gemaakt was.
Dat deze eerste eenige liefde want
dat zou 't worden, dat wist ik zoo
zoo eindigen, omdat ik niet schilderen
kon, ledk mij onmogelijk en daarom
kooe ik den eenigen weg, die er te
kiezen was - ik zweeg.
Tante Irma had gaarne dat U vast
begon aan den «1111 en de palmen, dat
zal echter wel lastig gaan, niet?
Ja, dat zal het zeker, lachte Ik
en ik meende het volkomen.
Tante Irma dacht dat U direct
beginnen zou.'
Ik schudde nxiju hoofd.
Dal is juist de fout van nien-
sclien, die er luets van weton. zei ik
zeer ernstig. Er is een uitgebreide stu
die van liet onderwerp noodig.
Maar Tante Irma denkt dat U
heel vlug werkt.
Dat is ook fout. Ik moet oeret het
onderwerp zien in verschillende oui-
gevingeai en dan kan men pas begin
nen.
Met de schet3, vroeg zij.
Juist, zei ik, wel voelende dat
het 't beste was niet in details te Ijo-
den.
Misschien ia een rivier met
wuivende hoornen en statige zwanen
bel beste voor U, of een tuin, liet ate
lier. een auto of iets anders. Wij moe
ten daarvan eeret studie maken.
En hoe lang zou dat duren?
vroeg zu verwonderd.
Dat weet ik niet precies, ont
week ik. Morgen zullen w g de rivier
opgaan om U te zien tusschen wilgen
en waterlelies.
Ik geloof niet dat Tante Irma
dat verkieselijk zal vinden mij te *-en
tusschen wilgen en waterlelies, zei
twijfelende^
Ik liep door de kamer en antwoord
de beslist
Ik schilder zooals ik het 't beste
vind. Wij moeten den besten achter
grond zoeken.
Natuurlijk antwoordde zij. Maar
Tante Irma is wat ©uderwetech en be
grijpt U misschien niet zoo. Het leven
van arlisien moet wel vol idealeu
zijn? vervolgde zij.
Ja zeker, antwoordde ik.
Om zoo te schetsen wat je ziet
moet toch wel mooi zijn.
Dat is het, beaamde ik.
Waarom dragen zij hun haar lang?
Om er hun penseelen in te ste
ken, antwoordde ik prompt. Ik draag
het mijne niet lang omdat het uit de
mode is.
Juist, zei ze peinzend, dus wan
neer moet ik komen?
Komt U morgenmiddag voor liw
studie op de rivier. Nu is het ie laat.
Hoe laat is het lichteffect het bes
te, vroeg zij'?
Het lichteffect, vroeg ik?
Juist, voor de wilgen en de bloe
men met de zwanen. Voor schilders
is het licht altijd belangrijk, niet
waar?
Zeker, antwoordde ik vlug. Nu,
ik denk togen vier uur. Dan is de be
lichting van zw anen het beste.
Dus zal ik Tante Irma zeggen,
dat aan het portret morgen om vier
uur een begm wordt gemaakt.
De studie van het onderwerp,
verbeterde ik.
Toen ik haar uitliet, wierp zij een
onbegrijpelijken blik op mij en scheen
iets te willen zeggen. Zij bedacht zich
echter en ging heen.
Ik bleef alleen en overzag mijne
toestand.
Daar was iemand, die geen Van
Djjk van een waterverfteekening kon
onderscheiden, en die nu een portret
moest schilderen. Zei ik de waarheid,
dan wan-en de studies afgeloopen on
mijn leven zou voortaan doodsch en
verlaten zijn. Voorloop tg maar af
wachten dus
Den volgenden middag was zij pre
sent en samen gingen wij tn een boot
je, waarna ik langzaam do rivier op
roeide.
Jk beschouwde haar blijkbaar met
veel aandacht, want blozend vroeg
zij mij
Observeert u altijd uw onder
werp zoo nauwkeurig, en hoeft u al
een idee voor de schilderij
Ik schudde liet hoofd.
Het is niet alleen de achter
grond, die mij bezighoudt. Op het
oogenblik vergelijk ik uw teint daar
mede.
Maar dlo verandert voortdurend,
antiwoord de zij.
Bestudeeren, besloot ik.
Dat kan dagen of weken duren.
Wat zal tante Irma zeggen
Ik schilder niet voor tante Irma,
antwoordde ik.
Zij lachte.
Zij wil naar bet portret komen
zien als haar verkoudheid over is, en
wat zal zij zeggen, ale u er nog niet
eens aan begonnen is?
Ik overhaast me nooit, ant
woordde ik, in stilte wenscliend, dat
de verkoudheid nog eenige weken zou
aanhouden, en bovendien zal tante
Irma wol niet zoo spoedig genezen
zijn.
Er was een oogenblik stilte.
Vindt u landschappen moeilijker
dan portretten vroeg zij mij.
Zij zijn mij gelijk, antwoordde
ik onverschillig.
U schildert beide evenveel
Ik knikte toestemmend.
Beiden zwegen wij en vóór ik er
aan dacht waren er twee uur om. Wij
keerden terug.
Wat denkt u van een rivier
achtergrond vroeg mijn „onder
werp".
Ik moet eerst nog eens ander
licht hebben. Als u morgen wat vroe
ger komt. om half twee bijvoorbeeld,
etaa'. de zon hoogerdat is beter.
Zij kwam en nog vele middagen na
dien. En steeds studeerden wij op de
rivier Tante lima zou bepaald wel
een geschikten achtergrond gevonden
hebben, maar met tante Irma had ik
niets te maken. Ik wilde slechts haar
nicht tot mijn vrouw hebben.
Wat nog verder te zeggen over de
studies
Ten slotte spraken wij over alles,
behalve over de schilderij.
Soms meende ik kans te hebben,
aar dan weer was ik wpnhopig.
Op zekeren dag deelde het „onder
werp" mij mede, dat tante Irma bijna
beter was en over vier dagen of zoo
iets zou komen, om naar de vordcrin-
en van de schilderij te rien.
Dien avond, nadat ze me verlaten
had, schreef ik haar een brief. Wel
honderd keer had ik haar reeds do
waarheid willen vertellen, doch tel
kens was ik teruggedeinsd. Hoe kon
ik ook spreken over een zwendel op
zoo groote schaal Dus besloot ik
haar te schrijven van mijn liefde cn
dan, na een gunstig antwoord, zou ik
misschien vergeving kunnen verwer
ven.
Ik wist haar naam niet, doch in de
agenda van Lexan stond op den dag,
dat zij gekomen was, het uur ont-
•angen Mej. Victum. Dus aan dat
adres schreef ilt.
Den volgenden morgen ontmoette
ik op een wandeling Lilly, zoo heette
liet ..onderwerp". Zij drukte aiijn uit
gestoken hand.
U ontving mijn brief vroeg
ik.
Welken brief
Dieu ik gisteravond stuurde.
Niets ontvangen.
Ik adresseerde aan Mej. Victum.
Dat is tante Irma, antwoord
de zijik heet Needing.
Zoo, mompelde ik grimmig,
dat mankeerde er nog maar aan.
Ik bedacht wat er in den brief stond
en toen bemerkte ik, dat haar hand
nog steeds in de mijne ru3tte en zij
geen poging deed om die terug 1e
trekken.
Lilly, fluisterde ik, ik ?>em!n
je. Wil je mijn vrouw worden
Ik geloof niet, dat lk een artist
kan huwen, antwoordde ze zacht.
Het lijkt me onmogelijk, in «oo'n
sfeer te leven.
Ma&r, stamelde ïlc, maar...
en daar hokte liet.
Ja, vroeg zij, wat rnaar
Een artist behoeft toch niet altijd
een eigenaardige sfeer te scheppen.
Dan kan ik liet geen waar art iet
noemen, en niemand, die uw schilde
rijen ziet, twijfelt daaraan, mijnheer
Lexan.
Toch behoef je er niet bang voor
te zijn ik houd niets daarvan in
tegendeel.
Er moet wel zoo iets zijn, en
daarom kan ik geen artist huwen.
Maar ik ben geen artist, r:
ik uit in wanhoop, nooit geweest
en nooit wil ik het worden. Als dat je
eenige bezwaar is, Lilly, bestaat er
geen enkel meer.
Maar hoe kan u dan plan heb
ben, mijn portret te schilderen
Dat plan had ik niet. Ik ken er
niets van. Ik ben niet Lexan en deed
niets dan zwendelen. Mijn eenig ex
cuus is. dat ik je beminde van bet
oogenblik af dat ik je zag, en nu denk
ik, dat je wel nooit meer legen mij
zult spreken
Zij eloeg haar oogen op.
Misschien zou dat waar zijn,
als...
Als wat?
Als u me bedrogen had.
Wat bedoel je
In een maandblad stond een por
tret van Lexan, en dus...
Dus wist je de waarheid van het
begin af
Ik dacht 24 uur geleden nog, dat
Lexan was.
Maar je bogreep, dai bet jor-
tret-schildei en een voorwendsel was?
vroeg ik, en mijn moed keerde te
rug toen zij niet antwoordde.
In dat geval heb ik mijn ant-
oord, vervolgde ik, en zonder een
enkel protest nam ik haar in mijn
Verspreid Nieuws
van de oorlogsvelden
ACHMKD, DE JONGE MAROKKAAN.
In het ,N. 11. Ct." troffen wij hert
volgend tragisch verhaal aan, medO-
gedtoeld door ©en correspondent uit
Rijnland:
Voor een paar dagen kreeg ik een
briefkaart uit een naburige stad.
Fransche gekwetste, met wien ik
don vorigen zomer kennis gemaakt
had, vroeg me. Item eons in zijn een
tonig ziekenlmis leven te komen op
zoeken en dan wat Fransche litera
tuur mee te brengen.
Zoo ben ik dan heengegaan met
mijn pakje boeken onder dan arm
en het kostte heel weinig moeite toe
gang te verkrijgen tot de ziekonzar
len, waar de gewond© krijgsgevan
genen liggen.
Ze dragen hier allen het gestreepte
hospitaalbuisje. Hert memgolmoca ran
uniformen is verdwenen, hetzelfde
buisje mot blauwe strepen bedekt den
Canade©9 ©n den Pruis, den Arabier
en den Australiër.
Ik ging juist door do zaal en inte
resseerde me voor d© koele, trotsche
houding der gelige Algerijnen, kerels
van pralchtig ras, zwijgend, in haJf-
apathische houding rittend of lig
gend, scherp afstekend bij het. ietwat
woelig gedoe van een viertal Sene
gal-negers, toen ik apteems uit eon
hoekje van do zoal het woord „Sidi"
hoorde roepen.
Die stem kende ik en een paar snel
le schreden voerden, mij aan het bod
van een halfbloed neger. Ik vond er
onzen Achmedl
Ifet is nu reedB meer dan vijf jaren,
geleden, dat we een paar Duitsche
vrienden en ik tijdens een Marok
ko reis onder <1© vele kleine verkoo-
pers van briefkaarten in Tmvdzjer
zoo'n schranderen negerjongen von
den, idie al heel gauw ons vergezelde
en zich op allerlei manieren nuttig
maakta Mijn vriend kreeg den inval,
hem mee te nemen naar Duitschlond
an hoewel ik het toenmaals klinkkla-
retn onzin vond, zoo'n jongen van de
straat mee te nemen, ging ik Langza
merhand van hem houden. Als inijn
vriend op reis was, werd Achmed op
dan trein gezet cn kwam een paar
weken bij ons eai de schrandere, leer
gierige jongen had' bij ons aller har
ten gewonnen. Totdat na een half
jaox, in don Noordschan wintertijd
het heimwee hem overviel en hij in
Hamburg op een boot naar Tandzjer
werd gezet.
Bijna liet geheele jaar, dat daarop
volgde, kreeg ik iedere maand ean
prentbriefkaart uit Tandzjer, waarop
vermoedelijk door een Duitschcm
postbeambte steeds hetzelfde ge
schreven was: „Ajchmed laat u groe
ten". En wanneer er in dezen oor
logstijd sprake was van Marokkaan-
éche hulptroepen, dan moesten we al
tijd aan Achmed denken.
Daarom was ik niet al te zeer ver
baasd, hem te vinden, zij het ook als
Fransch soldaat Maar Achmed des
te opgewonilenerl Hij nam mijn hon
den en trok ze naar zich toe. Zijn
donkere huid was bleek er dan ge
woonlijk en precies als vroeger, wan
neer hij nerveus was, sprak hij dat
onverstaanbare Marokkaansch met
veel harde stuitende keelklanken.
Wat dan jongen kerel scheelde ,kon
ik niet zoo spoedig bemerken. Hij
bleef met veel beweging van armen
liggen en toen ik de deken oprichtte,
zag ik een verbonden been, waaraan
de voet ontbrak, iets, wat-we in de
zen vreeselijken tijd een klemitrhed
plegen te noemen. Maar Achmed
wees met zijn linkerhand naar bene
den en zei met een treurige stem:
„Muerte, muerto". Dat Spaanse he
woord van „dood" begreep ik niert
dadelijk, meende, dat liet op den ver
loren voet sloeg. Met iets van zijm
vroegere brani, achtigheid nam hij
weer mijn handen en zei met overmoe
dig gebaar in dat bradideltaaltje van
Spaansch, Fran&eh, Engelsch en wat
Duitsch, dat Achmed nu bij zijn Sidi
(heer) was, dat or een wagen voor
moest komen en dat hij erg graag si
garetten wou hebben.
Die laatste wensch kon natuurlijk
vervuld worden en toen ik ze in de
buurt van liet hospitaal ging halen,
sprak mij een semi arts aan, die mijn
onderhoud met den jongen neger ge
zien had. Van hem hoorde ik dat
Achmed méér had dan den verloren,
voet! Een granaatsplinter had e dor
wervels in de ruggagraat verbrijzeld
inet het gevolg, dat het onderlijf ge
heel verlamd was muerte, dood! Weer
zoo'n hopeloos geval, waar ooize nog
zoo knappe wetenschap hulpeloos voor
staatl Het bovenlichaam normaal,
het andere bestemd om af te sterven,
een lijdensperiode, die kort kan. zijm,
doch ook één, twee jaar kan du
ren...
Toen ik weer bij het bed van den
jongen Marokkaan stond, nam hij
gulzig mijn sigaretten aan, riep een
paar anderen, die in de nabijheid
toekeken en verdeelde met het oir
van een grand-seigneur de zoozeer
begeerde rookwaar en blies naar har
telust de biauwe wolkjea uit
Daarop oen nieuwsgierig gevraag
naar allerlei personen, die hij bij ons
had leeren kennen en die hij nog
noemde als vroeger met eigenge
maakte namen. En heel dikwijls moet
k dan zeggen „soldodo vOm Kaiser".
Dan keek Achmed een oogenblik!
9omber, maar toen hij hoorde, dart
een Jongen, met wien hij toen heel
veel omgegaan had, ook soldaat was,
barstte hij los, en zooveeJ begreep iW
uit zijn taaltje, dat hij zichzelf be-
inhuldigde op hem geschoten te heb
ben en het gelukte me /liet, hein aan
het verstand te brensen, dat die sol
daat niet aan het Wester front stond
of gestaan had. Maak het zoo'n Ma
rokkaan eens duidelijk, dat er ook
een front in het Oosten is!...
Achmed bejdaaitde langzamerhand
was nu bij hem en uit zijn praten
bemerkte ik tot mijrn schrik, dat hij
dadelijk met me mee wou; dart als
vanzelf sprekend Ixjschouwde. Ik was
toch hier de „sidi", de heert Maar
beproef nu weer zoo'n Marokkaan,
aan het verstand te brengen, dat
zelfs een Duitsche patiënt, laat staan
een krijgsgevangene, niet maar zoo
meegenomen kan wonden!
Mijn tijd van vertrek naderde en
ook zonder dat zou het mij moeilijk
geweest zijn, hier langer te blïjvan.
Voorzichtigheidshalve waarschuwde
ik den hospita alsoidaat om in de
buurt te blijven en die voorzorg was
niet overbodig. De half-verlamde
Achmed moest met geweld vastgehou
den worden en ik was reeds uit de
zaal, op de gang, toen mij nog die
angstige gil van den armen drommel
scli ril in de ooren klonk.
Mijn Fransche boeken, doel van mijn
reis heb ik weer meegenomen en per
post gezonden. Bs was niet in een
stemming om met een Franschinon te
spreken, al kon die man er ook niets
aan doen.
Ik ondervond alleen een gevoel van
verlichting, toen ik den volgenden:
avond een briefkaart van den semi-
arts ontving, dat Achmed den nacht
ons samenzijn gestorven was!
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
'Allo correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te rlcbtan
aan den heer J. Meyër, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem No. 678, van. H. W,
ZITMAN, (le Publicatie).
Zwart
ip
JÉ
kg
i
ai
*üi<
J
n
P
1
':,a
a
S:
I
a
V:
a
§5
Wit
Zwart 11 schijven, op: G, 10, 11, 12, 13. 14, 17, 18, 20. 21 en 35.
Wit 12 schijven, op: 23, 25, 26, £8, 29, 31, 32, 33. 34, 36, 37 cn 41.