BIJBLAD VAN HAARLEM S DAGBLAD. Sterrenpraatjes. Alleen op de Wereld 33e Jaargang ZATERDAG 8 NOVEMBER 1915 No 9944 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, dikkertje de opmerking niaakte, „dat alles nog niets zou zijn, als de nieu we mode den rok maar wat langer gedoogde, want dat er van kleine figuurtjes, uls zij zelf, peen noemens waardige roklengto meer overblijft Een ander wist hiertegen in le brengen, dut de klok rok beslist kort moest zijn cn een paar hooge rijg laarzen verlangde, omdat wanneer men onder den wijdon rok niet dui delijk de voelen kon zien, een dame op cenigen afstand den indruk maakt vim te zweven inplaats van te loopen. Ik moet aannemen, dat deze laat- sle vergelijking, uit een schildersoog bezien was, want de jonge dame, die baar maakte,.beoefent de schilder kunst. Een en ander geeft in tusschen te denken, want als bet voorbeeld van mijn Fran^aisetje navolging vindt, zal de mode zeker niet aan monoto nie lijden! Trouwens, er is reeds tamelijk veel variatie waar te nemen en men is niet gehouden aan één bepaald mo del. ilet is op het oogenblik nog een rusteloos zoeken naar een mooi ge heel. Zoo komt het mijal zeer origineel voor, dat. waar men ons silhouet wil verkorten door den wijden, veel te korten rok, men dit als hel ware wil herstellen door het hooge halsboord. Vooral het aanknippen van de hooge boorden, waardoor do ronde naad van het opzetten vermeden wordt, verlengt het figuur bijzonder. Wat het materiaal betreft, ziet men voor gekierde japonnen zeer veel velours chiffon, en v.el in de mooiste kleuren. Zeer nieuw is een diep turkooise-blauw en fijn smaragd groen, terwijl cerise, tango en violet voor voldoende keus zorgen. Met de wit-en-zwart-mode hebben wé nog niet afgerekend, want in de moderne velours wordt het opnieuw gebracht, zoowel in streepjos als kl.eme ruit jes. Voor garneering wordt nog veel soutache en smal bandfluweel ver werkt. terwijl kralenborduursel meer en rueer op den voorgrond treedt eene garneering, die uit den aar d der zaak zeer kostbaar is. Het. kralen-bordumsel is een kunst, die als 't ware herleeftik zag i r beeldige patronen in, die op dames- tasschen en réticules gewerkt waren, Verder merkt men als garneering veel ruches op van tafzijde of tule, alsmede randen van bont. Deze bont-randen worden zoowel op fluweel als op dc allerdunste toi letten van Indische zijde, crêpe de ohine, gase de soie, enz., toegepast. In de kïnderniode laat het nieuwe lijnenbeeld zich eveneens gevoelen. Men ziet reeds kleuters m klok- rokjes en wijde jasjes, hetgeen een ietwat koddigen indruk maakt. Ge lukkig dat dc plooirokjes van het klassiek geworden matrozenpakje <-ns! steeds ten dienste staan, als we van onze kleine meisjes geen ïniniatuur- modedametjes wenschen te maken. MARIE VAN AMSTEL. VL Dc zon (vervolg). Hel derheid. Granulatie, Zonnevlekken. Periode der zonnevlekken. Fak. kels. Corona. Protube ranzen. De zon is evenals de aarde een bol vormig lichaam, doch van véél groo te re afmetingen. Zij is zóó groot, dat als zij hoi van binnen was, do maan baan er geheel m zou kunnen liggen; want terwijl de inaan ongeveer 41HJ000 K.M. van de aarde verwijderd is en dus dia middellijn van haar baan pl.m SOO.OOO K.M. bedraagt is die van de zon niet minder dan 13190ÖO K.M. Als dus do aarde in het middelpunt der zon weid geplaatst, dan zou onze' wachter zich zelfs nog uitstapjes j buiten zijn baan kunnen veroor loven en daii toch neg binnen de zon blijven! Hieruit blijkt dus, dat de aarde in vergelijking van de zon, een zeer klein bol.etje; is. Niet minder dan ruim 1.300.000 hemellichamen ter grootte van onze aarde zouden noodig zijn orn de zen geheel te vullen. Men zal nu. wel zelf inzien hoe onaannemelijk dc oude leer was, volgens welke dat geweldige lichaam zich om het nietige, ruim één mi.lioen maal kleiner, stipje, dat wij aaide noemen, zou wentelen. Als Jules Verue zijn held een reis om de wereld in 80 dagen laat maken, zou deze op de zon, daar niet minder dan 24 j a a r voor noodig hebben! Wanneer men dc zon door ce>n kij ker waarneemt, blijkt dat haar opper vlak niet overal even helder is, doch dat de helderheid in het midden het grootst is en naar do randen toe, langzaam afneemt. Hot meten van de zomiehelderheid is een der moeilijk- ste astronomische werkzaamheden. Doordat het zonlicht zoo buitenge woon schel is, kan men het haast met; geen enke'o andere lichtbron verge j lijken. Toch heeft Zollner kunnen vinden, dat de zon ruim 570000 maal helderder is, dan de volle maan en ruim 55000 rnillioen maal helderder dan de scliitterendste sterren aan den hemel, doch dit zijn getallen die na tuurlijk in het geheel niet vast staan, .en slechts bij benadering juist z.ijn. De zonneschijf is niet, zooals ze wis met liet bloote oog schijnt, één groot wit vlak, doch men neemt een altijd durende en sne le afwisseling van lichte plekjes op een zwarten achter grond waar, iets dat eenigszins te vergelijken is met een donker vlak waarop rijstkorrels zijn uitgestrooid. Men noemt daarom dit verschijnsel de „granulatie' (is korreling) der zon. Men late zich echter door de vergelijking met kon-els, niet mislei- leideu omtrent de almclingen van deze lichte plekjes. Want ofschoon men ze pas met behulp van een kijker te zien krijgt en er dan miliiarden zichtbaar zijn, is één enke e dezer korreltjes wel eens zoo groot als ge- lteel Europa. Gemiddeld echter va rioert hun doorsnede tusschen de 7UJ en 2000 K.M. Belialve de granulatie bemerken wij op de zonneschijf dikwijls ook «enige, gewoonlijk regelmatig gevormde en scherp-begrensde donkere vlekken de algemeen bekende zonnevlek, ken. Soms treden zij alleen op, ineest al échter treft men ze in groepen aan. Hun afmetingen zijn bui-,enge- woon groot. In 191» heeft men een reusachtige vlek waargenomen, die zelfs met het bloote oog, bij zonson dergang, zichtbaar was. Zij was in werkelijkheid bijna driemaal zoo groot ais dc'geheele aarde. Toch bo droeg huur oppervlak nog niet bet 1/HXI geheelde van dat der zon. In een zonnevlek merkt men aller eerst op de kern, die diop-zwait is en u m bra of „Kernschaduw" wordt genoemd; deze kern is omgeven door do zoogenaamde Penumbra of „Halfschaduw", die oonigsztns lichter en gestreept schijnt De helderheid van de Umbra is ongeveer het 1,2U gedeelte van die der schijf, terwijl de Penumbra pl.m. 5 maai zoo helder is als de Umbra. De v.ekken komen niet overal op de schijf der zon voor, doch bij voorkeur langs den Zonne equa tor, en uit haar bewoging heeft in«n afgoleid, dat de zon zich in ongeveer- 25 1/2 dag om haar eigen as draait. Dit getal is echter een gemiddelde, daar gebleken is, dat liet equator- gedeelte der zon zich sneller beweegt, dan de gedeelten die Noordelijker of Zuidelijker ge egen zijn, waaruit volgt dat do zon een lichaam van zeer losse structuur moet zijn. Houdt men een tijdlang een zon nevlek goed in het oog, dan krijgt men een voortdurende vormverunde ring ie zien; soms vereeaiigen ver schillende vlekken zich tot één, soms verdwijnen zij geheel; in dit laatste geval wordt de zwarte kern hoe lan ger hoe kleiner en eindelijk is alleen nog maar de Penumbra over, die zich ten slotte ook langzaam oplost; Dit alles gaat verrassend snel in z jn werk. Men heeft zelfs groote groepen van zonnevlekken binnen een i ge ureai zien ontstaan, en weer verdwij nen. Doch vele vlekken blijven maan denlang (ofschoon steeds in beweging) zichtbaar. In zoo'n geval doet -zich dan het volgende voor. Men ziet aller, eerst de zonnevlek aan den linker kant der zon „opkomen", doch zeer smal, omdat men er schuin tegen aan kijkt. Langzamerhand wordt zij ech ter breeder en nadert daarbij het midden der zon. Na ongeveer 6 1/2 dag schijnt zij zoo breed mogelijk, men ziet in het midden der schijf en precies van voren. Na fi 1/2 dag doet de vlek zich weer uls een srna'le streep voor, om dan geheel achter den rech terland te verdwijnen. Nu blijft zij zoo wat 13 dagen onzichtbaar en komt na dien tijd (zoo zij nog niet verdwenen is) weer als een smalle streep links te voorschijn. Dit alles is natuurlijk het gevolg van de draaiing der z<>u om haar eigen as, in verband met haar bolvorm. Vele vlekJten ontstaan aan de van de aarde algekeerue zijde der zon en verdwijnen meestal aan de zijue, die naar ons toegekeerd is. Sommige astronomen hebben beweerd, dat de vlekken als regel aan de afge keerde zonnezijde „moesten" out staan, doen ten eerste is tiet zeer de vraag, of dit wel werkelijk bij de meeste vlekken bet geval is, en ten tweede al is dit zoo, dan zou hel nog toeval kunnen zijn. liet is toch met aan te nemen, dat zoo n kleine planeet, als onze aarde, wel zulk een invloed op de zon uitoefenen, terwijl dit met dc andere planeten niet het geval zou zijn Men heeft opgemerkt, dat het aan tal vlekken niet altijd even groot is, doch dat hierbij een zekere regelmaat optreedt, in dier voege, dat telkens na een periode van 11 1/9 jaar het aantal zeer groot is („zonnevlekken- maximum") en dat tusschen elke twee maxima een minimum ligt. Zoo had er in 1901 een minimum plaats, in 1906 een maximum, in 1913 weer een minimum, terwijl we nu hc-t vol gende maximum van 1917'18 tege moet gaan. Zoo'n zonnevlekken- maximum is hier op aarde meer merkbaar, dan men zoo meenen zou. Met het optreden der vlekken staan namelijk in verband de storingen van het aard-maguetisrne (in a g n e- tische stormen;, het Noorder licht en andere verschijnselen. Dat de zonnevlekken ook in eenig ver band staan met verschijnselen m onzen dampkring (het weer, enz.), is wel eens beweerd, doch de meeningen hierover zijn zeer verdeeld. Om de vlekken heen ziet men dik wijls bijzonder heldere plekken, de zoogenaamde zonnefakkels. deze fakkels zijn, evenals de vlekken, aan een 11 1/9-jarige periode onder worpen. Zooals hierboven reels werd gezegd, is de zonnerand min der beider dan het iniuücn. Dit heelt ten gevolge, dat de fakkels in ue nabijheid der ruilden zeer opval lend zijn, doch daarentegen m het midden meestal door het schelle licht on zichtbaar zijn. Een verschil met vlek ken vertoonen de fakkels in zooverre, dat zij niet alleen langs uen equator, maar overal kunnen voorkomen. Nog eenige. niet mimier belangrij ke verschijnselen kan men bij onze zon waarnemen, doch alleen bij de zonsverduisteringen. Doordat zij ons even groot toeschijnen, zul, wanneer de maan en de zon zich op hetzelfde oogenhlik in de buurt van het kruis punt barer banen bevinden, de eer ste, die dan donker is (Nieuwe Maan dc laatste geheel bedekken, zoodat het felle licht der zonneschijf (de fotosfeer) de omgeving niet meer voor ons verbergt. Het blijkt dan, dat de zon omgeven is door een fautastisehen stralenkrans, die Coron a heet, en waarvan gewoon lijk niets te zien is. Daar men hem nu alleen bij de zonsverduistoringen zag, dacht men vroeger, dal die krans tot de maan behoorde, doch bij nadere onderzoo» kingen bleek, dat de Corona in ze keren zin de voortzetting van -de zonne atmosfeer is. Bij iedere zons verduistering doet zij zich anders voor, doch altijd is zij vlak langs den rand der zon het helderst en gaat langzaam in den donkeren hemel- achtergrond over. Men heeft kun nen aantoonen, dat de Corona in vele opzichten met de kometen- staarten te vergelijken is, doch veel meer weet men niet van haar af, wat een gevolg is van het korte oogen blik, waarop men haar bestudeeren kan. Een tweede verschijnsel, dat men eveneens bij zonsverduisteringen waarneemt, is dat der Protube- r an zen. Dit zijn plotseling ver schijnende, roode ..zonnevlammen", die uit een* smullen, donkerrood- achtigen zoom (de Chromo sfeer) om den rand der verduistar- de zon schijnen te ontstaan. De mees te protuberanzen zijn van rozenrood tot dieprood gekleurdzij kunnen soms een geweldige lengte verkrij gen. Men heeft fontein-achtige protu beranzen opgemerkt, die een lengte hadden van meer dan 5 maal de aard-middellijn Dikwijls treden de protuberanzen als wolken op, die naast den zonnerand schijnen te zweven, geheel los en vrij. Men ver deelt daarom de protuberanzen in wolkenvormige of rustige en Eruptieve of uitbarstings-protu- beranzen. Evenals de zonnevlekken verande ren ook deze vlammen steeds van vorm. Doch wat het meeste opvalt is wel de geweldige snelheid, waarmede zij uit de Chromosfeer opstijgen. Men heeft hierbij snelheden van 275 K.M. in de seconde waargenomen, zoodat het ontstaan van zoon eruptieten protuberans zich voordoet als een ge weldige ontploffing. Tot voor korten tijd kon mep de protuberanzen alleen waarnemen hij zonsverduisteringen. Tegenwoordig heeft men echter een zeer vernuftige manier bedacht om hen altnd te kun nen bestudeeren. Jammer genoeg is dit niet de Corona nog steeds niet mogen gelukken. H. C. Parijsche Brieven VAN DE ILLUSIE TOT DE WER KELIJKHEID. Ofschoon ik niet behoor tot d® slechte nieuwsgierigen, die er van houden, op anderer gezichten geluk kige of smartelijke gevoelens gade te slaan en er van te genieten, ben ik ditmaal binnengetreden in de huwe lijkszaal van het gemeentehuis van het 12c arrondissement, wachtend op twee bruiloftsstoeten: t is van ouda een soort van genot voor liet volk. Doch dezen keer heerschte er, toen de twee in eenzelfde ceremonie vereenig. de paren verschenen, van de straat tot de zaal, onder de menigte der nieuwsgierigen, een aangrijpende stilte. De twee mannen waren solda ten, en nochtans waren zij het niet, die, als overwinnaars in de-liefde, de bruiden geleidden. Deze waren de leidsters. Geheel in het wit gekleed, met iets moederlijks Sn de voorover- hellende houding, brachten zij hun bruidegom de trappen op en honn- den zich in de zaaJ een weg tusschen de rijen stoelen en bankjes, zachtjes hen geleidend, met wie zij heur leven gingen deelen- de beide soldaten wa ren blind De militaire medaï'le en het oorlogskruis prijkten op hun borst. Ik keek naar alle vier. Tk had een onweerstaanbare neiging om voor hen te buigen en een nog groot ere aandoening beving mijn hart. Ik zag, dat een der nieuwe echtgonooteij be- hoerde tot bet 1ste Vreemdelingen- Regiment: hetzelfde, waarin sedert Het Rijke Natuurleven BLI DE EIKEN. liet begint er buiten steeds meer herfstachtig uit te zien. Wel gaat het geleidelijk, want do boomen laten beurt voor beurt liuri bladeren val len, maar do laatste weken gaat het met een betreurenswaardige snelheid en nu de regen het najaarsaanzien nog heeft versterkt, is het kleurige landschap van October gauw in een 6omber, mistroostig complex van sij pelende boomen, verkleurde hees ters, natto weiden en modderwegen veranderd. Toch zijn er in November nog heel wat waarnemingen te doen, zooals trouwens in ieder van de twaalf maan den. Ann de eiken, die naar gelang de soort, hun blinderen ook al gaan strooien, zien we binnenkort eigen aardige vergroeiingen. Het lijkt, of er halfrotte appels lüer en daar tus schen de takken zijn gestoken. Hoe verder wo komen in den tijd, 'des te vuiler en rottiger zullen dlo merkwaardige vergroeiingen er uit gaan zien en slechts door langzame ontbinding zal de boom of de heester ze kwijt kunnen raken. In dezen wintervorm zouden we er geen gallen in/ien en eigenlijk zijn bet er ook nog maar fragmenten van. Willen we deze groote gallen in optima forma waarnomen, dan moe ien we in de zomermaand de frisch- grocno eiken goed nagaan. Dan zien wc hier en daar aan de toppen der takjes, groote onregelma tig gevormde sch ij nappels zitten, evenals de echte appels met een zacht rose kleurtje. Voor vruchten zullen we ze niet gauw aanzien. De dingen zien er ziekelijk gezwollen uit en bij aanraking voelt ge onmiddel lijk, dat er niet veel stevigheid en pit in zit. Deze groote gallen zijn opgebouwd uit een sponsachtige stof, een cellen complex, waarin veel water is opge nomen. Het zijn ziekelijke gezwellen eon den boom, veroorzaakt door een ongevleugeld wespje dat in den win ter heel clandestien aan 't werk is geweest. Tiet heeft de knoppen der eiken op gezocht, die nog maanden achtereen, want een eik is niet gauw klaar met zijn bladeren,, niets liever wenschten dan volkomen rust. Verre tochten hoeft het diertje niet te maken, om zijn werk te verrichten. Er zijn knoppen genoeg en zoo heel gauw vallen de bruin-zwarte diertjes niet op. Zotder vleugels kunnen zo zich dus best redden en voor ons heeft het dit voordeel, dat we het diertje gauwer kunnen onderscheiden en rustiger kunnen waarnemen. In het wintierbosch zijn ze lang geen zeldzaamheden en als ze met hun werk bezig zijn, kunnen ze. ook maar niet direct er vandoor- gaan, daar een legboor in de knoppen is gedrongen en het dier, na enkele voorbereidende werkzaamheden, ee nige eitjes heeft afgezet Natuurlijk zullen er vaak genoeg van deze wespjes ten prooi vallen aan ijverig zoekende, alziende meezen, maar dat het werk hier en daar nog al eens ongestoord voortgaat, bewij zen de vele sponsgallen, die we soms in een enkelen heester vinden. Geheel den winter gebeurt er ver der niets in dc knoppen, maar hun karakter is geheel veranderd en als wc het volgend voorjaar terugkomen, om de gevolgen van het Insectenbe- zoek na te gaan, merken we, dat de knoppen niet, maar de al beschreven appels wel tot ontwikkeling zijn ge komen. FEUILLETON (Geautoriseerde overdruk van hel gelijknamige boek, verschenen bij de firma D. Bolle, le Rotterdam.) van HECTOR MALOT. Barberin had dus voorgoed afge zien van zijn plun om m;j aan den hondenkoopman te verknopen. Onderweg had ik mezeix voortdu rend afgevraagd, of in dit naar buts gaan niet de een of auuere iisHgé streek lag opgesloten; maar de laat ste woorden mankten een einde aan den twijfel, die nog bij rnij bestond. Daar wij den anderen morgen naar het dorp zouden terugkeeren, om den burgemeester 1e bezoeken, had Bar hei in zeker het voorstel van Vitalis van de hand gewézen. foch zou ik, ondanks de bedreigin gen, zeker mijn vrees aan vrouw Barberin hebben medegedeeld, als ik mii slechts een oogenblik met haar alleen had bevonden, maar Barberin verliet den ganschen avond zijn wo- Ze nemen nog toe Lu omvang, maar steviger worden ze niet. Deze gallen nu zijn de woonplaat sen van dc larven, die uit de in den winter gelegde eitjes zijn gekropen eu zoo verwondert het ons niet, dat we, bij doorsnijding meerdere leven de wezentjes aantreffen, wat b.v. bij de nog meer bekende zuiver bolvor mige inktappeltjes, zooals men ze wel eens noemt, niet het geval- is. Laten wc de veelkamerige gal zitten, dan ontwikkelen de diertjes zich ver der en eindelijk valt de gehceie ver groeiing op den grond. Het is dan. middenzomer geworden en als er nu wespjes uit de gallen kruipen, kun nen ze nog geen knoppen aantasten. De dieren hebben ook een geheel an deren aard en een eenigszins ander voorkomen, dan de wïntergeiieratie. Het zomcrgeslacht zoekt de wortels der eiken op en daar worden de eitjes in gedeponeerd. Ook hier ontstaan gallen, anders gekleurd en gevormd dan de spons gallen, maar toch door een gelijk soortige oorzaak en met nagenoeg hetzelfde doeL Ze blijven geheel den zomer uitle ven, kunnen hun bestaan nog ruim een jaar rekken en tegen den win ter van het tweede jaar ontstaan dan uit deze zomergallen de ongevleugel de wespjes, die weer aan do knop- verdelging kunnen beginnen. En nu de rottende gallen, die we over eenigen tijd zouden vinden, als de eiken verder kaal zijn geworden? Het zijn gallen, die hun doel niet be reikten, die door insecten werden aangetast en die inwendig, met de rechtmatig bewoners, tot voedsel dienden der kleine indringers. H.'PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen ONS TOILET. Dat de nieuwe mode nu reeds alge meen is aangenomen,* heb ik u al in een mijner vorige causerieën mede gedeeld, doch mijne geachte lezeres sen moeten daaruit met de gevolg trekking maken, dat ze daarom ai- gemeen bewonderd wordt, want dat is geenszins het geval. Er zijn vrou wen, die slaafs de mode volgen in al haar grillen en luimen er zijn er, die de mode slechts op een afstand volgen en dus alleen "datgene accep teeren, wat haar bevalt; maai' er zijn er ook, die een sterk ontwikkelden persoonlijken smaak hebben en zich absoluut niet aan Madame Mode sto ren, zoodra <iie haar iets voorschrijft, wat haar niet bevalt. Op mijn ontvangdag bezocht mij een aardig Franseh meisje, klem, tenger figuurtje, met bijzonder ge distingeerd uiterlijk en dito manie ren, daarbij élégant, zonder opval lend te zijn. Het gesprek kwam na tuurlijk op de mode, enze ver klaarde mij ronduit, dat ze de nieu we mode „absurde" vond en niet van plan was iiaar te volgen. Ze sprak zich met zooveel beslistheid uit, dat twijfel onmogeliik was. Toen ik Laar nu vroeg, hoe ze dan haar nieuw avondtoilet dacht te ma ken, dat het toch niet aanging, om een ouderwetsche japon te gaan vervaardigen van nieuw materiaal, was het antwoord eenvoudig „ni l'un, ni l'autre, Madame", „mijn nieuw avondtoilet zal een empire-1 japon van crêpe de chine zijn ik ben dan niet volgens die leelijke nieuwe mode gekleed noch déinodée, maar in zekeren stijl, die nimmer veroudert De rok van mijn japon kan normaal zijn, ik bedoel 2 h 3 Meter wijd, en ik werk hem van onderen af met een smallen rund van skungs." De andere dames keken elkander eens aan. doch niemand wist er iets tegen in te brengen, totdat een klein ning niet en ik begaf mij te oea, zonder dat de gelegenheid, waarop ik wachtte, zich had voorgedaan. Ik sliep in met de gedachte, dat ik den anueren morgen aan mijn. hart wel zou kunnen lucht geven. Maar toen ik den volgenden mor gen opstond, was vrouw Barberin uiet te vinden. Toen ik haar in den omtrek van het huis zocht, vroeg Barberin wat ik wilde. Moeder. Zij is naar het dorp en komt eerst vanmiddag terug. Zonder te weten waarom, maakte die afwezigheid mij zeer ongerust Zij had den vorigen avond niet ge zegd, dat aij naar het dorp zou gaan. aaroi i had zij niet op ons ge wacht. daar wij toch ock denzelfden w eg gmgca Zou zij weder thuis zijn vóór wij vertrokken? Een onbestemde vrees maakte zich van mij meester zonder rne zelf re kenschap te geven van het gevaar, dat mij dreigde, gevoelde ik toch dat mij iets boven het hoofd hing. Barberin zag mij aan niet een uit drukking, die weinig geschikt was om mij gerust te stellen. Daar ik dien blik niet langer wilde verdragen, ging ik in den tuin. Die tuin was niet groot; maar voor ons toch van veel waarde, want door hem werden wij gevoed, cn behalve brooo, kregen wij er -bijna alles uit aardappelen, boonen, kool, wortels en knollen. Geen plekje was er dan ook ongebruikt gebleven. Toch had vrouw Barberin mij een stukje grond afgestaan, waarin ik een onnoeme lijk aantal planten, kruiden en ver schillende soorten van mossen ge plant had, die ik aan den rand van het bosch of in de nabijheid der heg gen hau gezocht, terwijl ik onze koe liet weiden en die dun des middags in mijn tuin overplantte. Het was volstrekt geen mooie tuin met fraai onderhouden paden, en nette bloemperken, waarin dc zeld zaamste bloemen prijktenzij, die bier voorbij kwan en, zouden niet eens stilstaan om over de lieg te glu ren; maar zooals hij was, had ik hem liefhij was van mijhet was mijn grond en injjn werk ik kon er in doen wat ik wilde of mij inviel, en wanneer ik er over sprak, wat w el twintigmaal tlaags gebeurde, dan sprak ik altijd van „mijn" tuin. Den vorigen zomer had ik mijn kweekerij eerst aangelegd, dus eerst tegen de lente zouden de bloemen uitkomen sommige misschien reeds bii het einde van cirri winter. Mijn nieuwsgierigheid werd dus in de hoogste mate opgewekt. De kre kussen vertoonden reeds eenige gele knoppen en <le made liefjes slaken even hun kojije boven uen giona nog lusscheu dc bladeren verscholen. Hoe zou dat alles in bloei staan Daar ging ik iederen dag naar kij ken. Maar er was nog een gedeelte van mijn tuin, dat ik eiken dag met nog grooter belangstelling, ja zelfs met een gevoel van spanning, bezocht. In dat gedeeile had ik een vrucht ge plant. die ik gekregen had en die in ons dorp maar weinig bekend was peerappelen. Men had mij verze kerd. dal zij veel heter bollen kreeg dun de aardappelen, en de smaak aangenamer was dan die der artis jokken en knolten, en nog vele ande re gewassen. Deze voorstelling had mij op de gedachte gebracht, om vrouw Barberin eene verrassing te bezorgen. Ik verleide haar niets van dit geschenk ik plantte dc bollen in iniir. tuin toen zij begonnen uit te botten, zeide ik, dat het bloemen wa ren, en wachtte nu tot ik eindelijk op een mooien morgen, wanneer zij riip waren, van de afwezigheid van vrouw Barberin gebruik zou kunnen maken om ze uit den grond te trek ken en ze dan zelf te koken. Hoe Dat wist ik niet. maar mijn verbeel ding bekommerde zich niet over zulk een kleinigheid, en uls vrouw Barbe rin weder thuis zou zijn, wilde ik ze haar bii het avondeten voorzetten. Wat zou ik haar dan verrussen itn wat zou ze in uuai sciuK wezen! Iv am dan zouden wij een nieuw geiecht hebben, dal onze aaraappe len m alle opzichten kou vervangen, en vrouw Baxbci'xa zou uan niet meer gebukt behoeven te gaan onuei uen verkoop van onze Uöusselte. Ln de Uitvinder van uil nieuwe gerecht zou ia zijn. ik, Rémi; ik zou uus ook nutUg wezen. Met zulke pi&uneu in mijn hoofd was ik. dat valt te begrijpen, bijzon der begaan met mijn bollen iederen dag ging ik naar het plekje, waar ik ze geplant had, eu in mijn oog was het of zij nooit zouden uitkomen. Ik lag geknield op den grond, met mijn handen onder het hoofd en mijn neus vlak od mijn knollen, toen ik plotseling op ongeduldige» toon mij bij mijn naam hoorde roepen. Het was BarberuTs stem. Wat wilde hij van mij Ik haastte mij, om naar huis terug .te keeren. Hoe groot was mijn verbazing, toen ik bij den schoorsteenmantel Vitalis en zijn, honden zag staan. Ik begreep terstond wat Barberin van mii wilde. Vitalis kwam mij halen en zeker had Barberin zijne vrouw uitgezon den om geheel heer en meester te kunnen zijn. Ik besefte wel, dat Barberin vol strekt- geen medelijden met mij heb ben zou. noch mij eenige hulp verlee- nen wilde ik snelde dus naar Vita lis too. Ach. mijnheer, riep ik, neem mij, als jc blieft, niet mede. En ik barstte in snikken los. Kom, mijn jongen, zeide bij vriendelijk, gij zult niet ongeluk kig bij mij wezen ik sla nooit kin deren en bovendien zullen mijn leer- linvn u gezelschap houd-n, en zij ziin lang niet onaardig. Wie zond1 gi.i betreuren? Vrouw Barberin! vrouw Rar- berm I In elk gevol zoudt gij toch niet hier blijven, sprak Barberin terwijl hij mij ruw bij den arm greep gij hebt te kiezen tusschen dezen man en het gesticht. Neen I vrouw Barberin. Kom, gij begint mij te vervelen zeide Barberin toornig; als gij wilt dat ik ij hier met stokslagen vandaan jaag. hebt gij het maar te zeggen Het kind wilde liever bij zijn moeder Barberin blijven, zeide Vitalis; gij moet hem daarvoor niet slaan hei is een bewijs dat hij hart heeft. Als gij hem beklaagt, gaat hij nog harder schreeuwen. Laten we thans tot onz« zake* overgaan. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 13