BIJBLAD VAN HAARLEM S DAGBLAD.
Sterrenpraatjes.
Alleen op de Wereld
33e Jaargang
ZATERDAG 8 NOVEMBER 1915
No 9944
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
dikkertje de opmerking niaakte, „dat
alles nog niets zou zijn, als de nieu
we mode den rok maar wat langer
gedoogde, want dat er van kleine
figuurtjes, uls zij zelf, peen noemens
waardige roklengto meer overblijft
Een ander wist hiertegen in le
brengen, dut de klok rok beslist kort
moest zijn cn een paar hooge rijg
laarzen verlangde, omdat wanneer
men onder den wijdon rok niet dui
delijk de voelen kon zien, een dame
op cenigen afstand den indruk
maakt vim te zweven inplaats van te
loopen.
Ik moet aannemen, dat deze laat-
sle vergelijking, uit een schildersoog
bezien was, want de jonge dame, die
baar maakte,.beoefent de schilder
kunst.
Een en ander geeft in tusschen te
denken, want als bet voorbeeld van
mijn Fran^aisetje navolging vindt,
zal de mode zeker niet aan monoto
nie lijden!
Trouwens, er is reeds tamelijk veel
variatie waar te nemen en men is
niet gehouden aan één bepaald mo
del. ilet is op het oogenblik nog een
rusteloos zoeken naar een mooi ge
heel.
Zoo komt het mijal zeer origineel
voor, dat. waar men ons silhouet wil
verkorten door den wijden, veel te
korten rok, men dit als hel ware wil
herstellen door het hooge halsboord.
Vooral het aanknippen van de hooge
boorden, waardoor do ronde naad
van het opzetten vermeden wordt,
verlengt het figuur bijzonder.
Wat het materiaal betreft, ziet men
voor gekierde japonnen zeer veel
velours chiffon, en v.el in de mooiste
kleuren. Zeer nieuw is een diep
turkooise-blauw en fijn smaragd
groen, terwijl cerise, tango en violet
voor voldoende keus zorgen. Met de
wit-en-zwart-mode hebben wé nog
niet afgerekend, want in de moderne
velours wordt het opnieuw gebracht,
zoowel in streepjos als kl.eme ruit
jes.
Voor garneering wordt nog veel
soutache en smal bandfluweel ver
werkt. terwijl kralenborduursel meer
en rueer op den voorgrond treedt
eene garneering, die uit den aar d der
zaak zeer kostbaar is.
Het. kralen-bordumsel is een kunst,
die als 't ware herleeftik zag i r
beeldige patronen in, die op dames-
tasschen en réticules gewerkt waren,
Verder merkt men als garneering
veel ruches op van tafzijde of tule,
alsmede randen van bont.
Deze bont-randen worden zoowel
op fluweel als op dc allerdunste toi
letten van Indische zijde, crêpe de
ohine, gase de soie, enz., toegepast.
In de kïnderniode laat het nieuwe
lijnenbeeld zich eveneens gevoelen.
Men ziet reeds kleuters m klok-
rokjes en wijde jasjes, hetgeen een
ietwat koddigen indruk maakt. Ge
lukkig dat dc plooirokjes van het
klassiek geworden matrozenpakje <-ns!
steeds ten dienste staan, als we van
onze kleine meisjes geen ïniniatuur-
modedametjes wenschen te maken.
MARIE VAN AMSTEL.
VL
Dc zon (vervolg). Hel
derheid. Granulatie,
Zonnevlekken. Periode
der zonnevlekken. Fak.
kels. Corona. Protube
ranzen.
De zon is evenals de aarde een bol
vormig lichaam, doch van véél groo
te re afmetingen. Zij is zóó groot, dat
als zij hoi van binnen was, do maan
baan er geheel m zou kunnen liggen;
want terwijl de inaan ongeveer 41HJ000
K.M. van de aarde verwijderd is en
dus dia middellijn van haar baan pl.m
SOO.OOO K.M. bedraagt is die van de
zon niet minder dan 13190ÖO K.M. Als
dus do aarde in het middelpunt der
zon weid geplaatst, dan zou onze'
wachter zich zelfs nog uitstapjes j
buiten zijn baan kunnen veroor
loven en daii toch neg binnen de
zon blijven! Hieruit blijkt dus, dat de
aarde in vergelijking van de zon,
een zeer klein bol.etje; is.
Niet minder dan ruim 1.300.000
hemellichamen ter grootte van onze
aarde zouden noodig zijn orn de zen
geheel te vullen. Men zal nu. wel zelf
inzien hoe onaannemelijk dc oude
leer was, volgens welke dat geweldige
lichaam zich om het nietige, ruim
één mi.lioen maal kleiner, stipje, dat
wij aaide noemen, zou wentelen. Als
Jules Verue zijn held een reis om de
wereld in 80 dagen laat maken, zou
deze op de zon, daar niet minder dan
24 j a a r voor noodig hebben!
Wanneer men dc zon door ce>n kij
ker waarneemt, blijkt dat haar opper
vlak niet overal even helder is, doch
dat de helderheid in het midden het
grootst is en naar do randen toe,
langzaam afneemt. Hot meten van de
zomiehelderheid is een der moeilijk-
ste astronomische werkzaamheden.
Doordat het zonlicht zoo buitenge
woon schel is, kan men het haast met;
geen enke'o andere lichtbron verge j
lijken. Toch heeft Zollner kunnen
vinden, dat de zon ruim 570000 maal
helderder is, dan de volle maan en
ruim 55000 rnillioen maal helderder
dan de scliitterendste sterren aan den
hemel, doch dit zijn getallen die na
tuurlijk in het geheel niet vast staan,
.en slechts bij benadering juist z.ijn.
De zonneschijf is niet, zooals ze wis
met liet bloote oog schijnt, één groot
wit vlak, doch men neemt een altijd
durende en sne le afwisseling van
lichte plekjes op een zwarten achter
grond waar, iets dat eenigszins te
vergelijken is met een donker vlak
waarop rijstkorrels zijn uitgestrooid.
Men noemt daarom dit verschijnsel
de „granulatie' (is korreling)
der zon. Men late zich echter door de
vergelijking met kon-els, niet mislei-
leideu omtrent de almclingen van
deze lichte plekjes. Want ofschoon
men ze pas met behulp van een kijker
te zien krijgt en er dan miliiarden
zichtbaar zijn, is één enke e dezer
korreltjes wel eens zoo groot als ge-
lteel Europa. Gemiddeld echter va
rioert hun doorsnede tusschen de 7UJ
en 2000 K.M.
Belialve de granulatie bemerken wij
op de zonneschijf dikwijls ook «enige,
gewoonlijk regelmatig gevormde en
scherp-begrensde donkere vlekken
de algemeen bekende zonnevlek,
ken. Soms treden zij alleen op, ineest
al échter treft men ze in groepen
aan. Hun afmetingen zijn bui-,enge-
woon groot. In 191» heeft men een
reusachtige vlek waargenomen, die
zelfs met het bloote oog, bij zonson
dergang, zichtbaar was. Zij was in
werkelijkheid bijna driemaal zoo
groot ais dc'geheele aarde. Toch bo
droeg huur oppervlak nog niet bet
1/HXI geheelde van dat der zon.
In een zonnevlek merkt men aller
eerst op de kern, die diop-zwait is en
u m bra of „Kernschaduw" wordt
genoemd; deze kern is omgeven door
do zoogenaamde Penumbra of
„Halfschaduw", die oonigsztns lichter
en gestreept schijnt De helderheid
van de Umbra is ongeveer het 1,2U
gedeelte van die der schijf, terwijl de
Penumbra pl.m. 5 maai zoo helder is
als de Umbra. De v.ekken komen niet
overal op de schijf der zon voor, doch
bij voorkeur langs den Zonne equa
tor, en uit haar bewoging heeft in«n
afgoleid, dat de zon zich in ongeveer-
25 1/2 dag om haar eigen as draait.
Dit getal is echter een gemiddelde,
daar gebleken is, dat liet equator-
gedeelte der zon zich sneller beweegt,
dan de gedeelten die Noordelijker of
Zuidelijker ge egen zijn, waaruit volgt
dat do zon een lichaam van zeer losse
structuur moet zijn.
Houdt men een tijdlang een zon
nevlek goed in het oog, dan krijgt
men een voortdurende vormverunde
ring ie zien; soms vereeaiigen ver
schillende vlekken zich tot één, soms
verdwijnen zij geheel; in dit laatste
geval wordt de zwarte kern hoe lan
ger hoe kleiner en eindelijk is alleen
nog maar de Penumbra over, die zich
ten slotte ook langzaam oplost; Dit
alles gaat verrassend snel in z jn
werk. Men heeft zelfs groote groepen
van zonnevlekken binnen een i ge
ureai zien ontstaan, en weer verdwij
nen. Doch vele vlekken blijven maan
denlang (ofschoon steeds in beweging)
zichtbaar. In zoo'n geval doet -zich
dan het volgende voor. Men ziet aller,
eerst de zonnevlek aan den linker
kant der zon „opkomen", doch zeer
smal, omdat men er schuin tegen aan
kijkt. Langzamerhand wordt zij ech
ter breeder en nadert daarbij het
midden der zon. Na ongeveer 6 1/2
dag schijnt zij zoo breed mogelijk,
men ziet in het midden der schijf en
precies van voren. Na fi 1/2 dag doet
de vlek zich weer uls een srna'le streep
voor, om dan geheel achter den rech
terland te verdwijnen. Nu blijft zij zoo
wat 13 dagen onzichtbaar en komt na
dien tijd (zoo zij nog niet verdwenen
is) weer als een smalle streep links
te voorschijn. Dit alles is natuurlijk
het gevolg van de draaiing der z<>u
om haar eigen as, in verband met
haar bolvorm.
Vele vlekJten ontstaan aan de van
de aarde algekeerue zijde der zon en
verdwijnen meestal aan de zijue, die
naar ons toegekeerd is. Sommige
astronomen hebben beweerd, dat de
vlekken als regel aan de afge
keerde zonnezijde „moesten" out
staan, doen ten eerste is tiet zeer de
vraag, of dit wel werkelijk bij de
meeste vlekken bet geval is, en ten
tweede al is dit zoo, dan zou hel
nog toeval kunnen zijn. liet is toch
met aan te nemen, dat zoo n kleine
planeet, als onze aarde, wel zulk een
invloed op de zon uitoefenen, terwijl
dit met dc andere planeten niet het
geval zou zijn
Men heeft opgemerkt, dat het aan
tal vlekken niet altijd even groot is,
doch dat hierbij een zekere regelmaat
optreedt, in dier voege, dat telkens
na een periode van 11 1/9 jaar het
aantal zeer groot is („zonnevlekken-
maximum") en dat tusschen elke
twee maxima een minimum ligt. Zoo
had er in 1901 een minimum plaats,
in 1906 een maximum, in 1913 weer
een minimum, terwijl we nu hc-t vol
gende maximum van 1917'18 tege
moet gaan. Zoo'n zonnevlekken-
maximum is hier op aarde meer
merkbaar, dan men zoo meenen zou.
Met het optreden der vlekken staan
namelijk in verband de storingen
van het aard-maguetisrne (in a g n e-
tische stormen;, het Noorder
licht en andere verschijnselen. Dat
de zonnevlekken ook in eenig ver
band staan met verschijnselen m
onzen dampkring (het weer, enz.), is
wel eens beweerd, doch de meeningen
hierover zijn zeer verdeeld.
Om de vlekken heen ziet men dik
wijls bijzonder heldere plekken, de
zoogenaamde zonnefakkels.
deze fakkels zijn, evenals de vlekken,
aan een 11 1/9-jarige periode onder
worpen. Zooals hierboven reels
werd gezegd, is de zonnerand min
der beider dan het iniuücn. Dit heelt
ten gevolge, dat de fakkels in ue
nabijheid der ruilden zeer opval lend
zijn, doch daarentegen m het midden
meestal door het schelle licht on
zichtbaar zijn. Een verschil met vlek
ken vertoonen de fakkels in zooverre,
dat zij niet alleen langs uen equator,
maar overal kunnen voorkomen.
Nog eenige. niet mimier belangrij
ke verschijnselen kan men bij onze
zon waarnemen, doch alleen bij de
zonsverduisteringen. Doordat zij ons
even groot toeschijnen, zul, wanneer
de maan en de zon zich op hetzelfde
oogenhlik in de buurt van het kruis
punt barer banen bevinden, de eer
ste, die dan donker is (Nieuwe
Maan dc laatste geheel bedekken,
zoodat het felle licht der zonneschijf
(de fotosfeer) de omgeving niet
meer voor ons verbergt. Het blijkt
dan, dat de zon omgeven is door een
fautastisehen stralenkrans, die
Coron a heet, en waarvan gewoon
lijk niets te zien is.
Daar men hem nu alleen bij de
zonsverduistoringen zag, dacht men
vroeger, dal die krans tot de maan
behoorde, doch bij nadere onderzoo»
kingen bleek, dat de Corona in ze
keren zin de voortzetting van -de
zonne atmosfeer is. Bij iedere zons
verduistering doet zij zich anders
voor, doch altijd is zij vlak langs den
rand der zon het helderst en gaat
langzaam in den donkeren hemel-
achtergrond over. Men heeft kun
nen aantoonen, dat de Corona in
vele opzichten met de kometen-
staarten te vergelijken is, doch veel
meer weet men niet van haar af, wat
een gevolg is van het korte oogen
blik, waarop men haar bestudeeren
kan.
Een tweede verschijnsel, dat men
eveneens bij zonsverduisteringen
waarneemt, is dat der Protube-
r an zen. Dit zijn plotseling ver
schijnende, roode ..zonnevlammen",
die uit een* smullen, donkerrood-
achtigen zoom (de Chromo
sfeer) om den rand der verduistar-
de zon schijnen te ontstaan. De mees
te protuberanzen zijn van rozenrood
tot dieprood gekleurdzij kunnen
soms een geweldige lengte verkrij
gen. Men heeft fontein-achtige protu
beranzen opgemerkt, die een lengte
hadden van meer dan 5 maal de
aard-middellijn Dikwijls treden de
protuberanzen als wolken op, die
naast den zonnerand schijnen te
zweven, geheel los en vrij. Men ver
deelt daarom de protuberanzen in
wolkenvormige of rustige en
Eruptieve of uitbarstings-protu-
beranzen.
Evenals de zonnevlekken verande
ren ook deze vlammen steeds van
vorm. Doch wat het meeste opvalt is
wel de geweldige snelheid, waarmede
zij uit de Chromosfeer opstijgen. Men
heeft hierbij snelheden van 275 K.M.
in de seconde waargenomen, zoodat
het ontstaan van zoon eruptieten
protuberans zich voordoet als een ge
weldige ontploffing.
Tot voor korten tijd kon mep de
protuberanzen alleen waarnemen hij
zonsverduisteringen. Tegenwoordig
heeft men echter een zeer vernuftige
manier bedacht om hen altnd te kun
nen bestudeeren. Jammer genoeg is
dit niet de Corona nog steeds niet
mogen gelukken.
H. C.
Parijsche Brieven
VAN DE ILLUSIE TOT DE WER
KELIJKHEID.
Ofschoon ik niet behoor tot d®
slechte nieuwsgierigen, die er van
houden, op anderer gezichten geluk
kige of smartelijke gevoelens gade te
slaan en er van te genieten, ben ik
ditmaal binnengetreden in de huwe
lijkszaal van het gemeentehuis van
het 12c arrondissement, wachtend op
twee bruiloftsstoeten: t is van ouda
een soort van genot voor liet volk.
Doch dezen keer heerschte er, toen de
twee in eenzelfde ceremonie vereenig.
de paren verschenen, van de straat
tot de zaal, onder de menigte der
nieuwsgierigen, een aangrijpende
stilte. De twee mannen waren solda
ten, en nochtans waren zij het niet,
die, als overwinnaars in de-liefde, de
bruiden geleidden. Deze waren de
leidsters. Geheel in het wit gekleed,
met iets moederlijks Sn de voorover-
hellende houding, brachten zij hun
bruidegom de trappen op en honn-
den zich in de zaaJ een weg tusschen
de rijen stoelen en bankjes, zachtjes
hen geleidend, met wie zij heur leven
gingen deelen- de beide soldaten wa
ren blind De militaire medaï'le en
het oorlogskruis prijkten op hun
borst.
Ik keek naar alle vier. Tk had een
onweerstaanbare neiging om voor
hen te buigen en een nog groot ere
aandoening beving mijn hart. Ik zag,
dat een der nieuwe echtgonooteij be-
hoerde tot bet 1ste Vreemdelingen-
Regiment: hetzelfde, waarin sedert
Het Rijke Natuurleven
BLI DE EIKEN.
liet begint er buiten steeds meer
herfstachtig uit te zien. Wel gaat het
geleidelijk, want do boomen laten
beurt voor beurt liuri bladeren val
len, maar do laatste weken gaat het
met een betreurenswaardige snelheid
en nu de regen het najaarsaanzien
nog heeft versterkt, is het kleurige
landschap van October gauw in een
6omber, mistroostig complex van sij
pelende boomen, verkleurde hees
ters, natto weiden en modderwegen
veranderd.
Toch zijn er in November nog heel
wat waarnemingen te doen, zooals
trouwens in ieder van de twaalf maan
den. Ann de eiken, die naar gelang
de soort, hun blinderen ook al gaan
strooien, zien we binnenkort eigen
aardige vergroeiingen. Het lijkt, of
er halfrotte appels lüer en daar tus
schen de takken zijn gestoken.
Hoe verder wo komen in den tijd,
'des te vuiler en rottiger zullen dlo
merkwaardige vergroeiingen er uit
gaan zien en slechts door langzame
ontbinding zal de boom of de heester
ze kwijt kunnen raken.
In dezen wintervorm zouden we er
geen gallen in/ien en eigenlijk zijn
bet er ook nog maar fragmenten van.
Willen we deze groote gallen in
optima forma waarnomen, dan moe
ien we in de zomermaand de frisch-
grocno eiken goed nagaan.
Dan zien wc hier en daar aan de
toppen der takjes, groote onregelma
tig gevormde sch ij nappels zitten,
evenals de echte appels met een
zacht rose kleurtje. Voor vruchten
zullen we ze niet gauw aanzien. De
dingen zien er ziekelijk gezwollen uit
en bij aanraking voelt ge onmiddel
lijk, dat er niet veel stevigheid en pit
in zit.
Deze groote gallen zijn opgebouwd
uit een sponsachtige stof, een cellen
complex, waarin veel water is opge
nomen. Het zijn ziekelijke gezwellen
eon den boom, veroorzaakt door een
ongevleugeld wespje dat in den win
ter heel clandestien aan 't werk is
geweest.
Tiet heeft de knoppen der eiken op
gezocht, die nog maanden achtereen,
want een eik is niet gauw klaar met
zijn bladeren,, niets liever wenschten
dan volkomen rust.
Verre tochten hoeft het diertje niet
te maken, om zijn werk te verrichten.
Er zijn knoppen genoeg en zoo heel
gauw vallen de bruin-zwarte diertjes
niet op. Zotder vleugels kunnen zo
zich dus best redden en voor ons heeft
het dit voordeel, dat we het diertje
gauwer kunnen onderscheiden en
rustiger kunnen waarnemen.
In het wintierbosch zijn ze lang
geen zeldzaamheden en als ze met
hun werk bezig zijn, kunnen ze. ook
maar niet direct er vandoor- gaan,
daar een legboor in de knoppen is
gedrongen en het dier, na enkele
voorbereidende werkzaamheden, ee
nige eitjes heeft afgezet
Natuurlijk zullen er vaak genoeg
van deze wespjes ten prooi vallen aan
ijverig zoekende, alziende meezen,
maar dat het werk hier en daar nog
al eens ongestoord voortgaat, bewij
zen de vele sponsgallen, die we soms
in een enkelen heester vinden.
Geheel den winter gebeurt er ver
der niets in dc knoppen, maar hun
karakter is geheel veranderd en als
wc het volgend voorjaar terugkomen,
om de gevolgen van het Insectenbe-
zoek na te gaan, merken we, dat de
knoppen niet, maar de al beschreven
appels wel tot ontwikkeling zijn ge
komen.
FEUILLETON
(Geautoriseerde overdruk van hel
gelijknamige boek, verschenen bij de
firma D. Bolle, le Rotterdam.)
van
HECTOR MALOT.
Barberin had dus voorgoed afge
zien van zijn plun om m;j aan den
hondenkoopman te verknopen.
Onderweg had ik mezeix voortdu
rend afgevraagd, of in dit naar buts
gaan niet de een of auuere iisHgé
streek lag opgesloten; maar de laat
ste woorden mankten een einde aan
den twijfel, die nog bij rnij bestond.
Daar wij den anderen morgen naar
het dorp zouden terugkeeren, om den
burgemeester 1e bezoeken, had Bar
hei in zeker het voorstel van Vitalis
van de hand gewézen.
foch zou ik, ondanks de bedreigin
gen, zeker mijn vrees aan vrouw
Barberin hebben medegedeeld, als ik
mii slechts een oogenblik met haar
alleen had bevonden, maar Barberin
verliet den ganschen avond zijn wo-
Ze nemen nog toe Lu omvang, maar
steviger worden ze niet.
Deze gallen nu zijn de woonplaat
sen van dc larven, die uit de in den
winter gelegde eitjes zijn gekropen
eu zoo verwondert het ons niet, dat
we, bij doorsnijding meerdere leven
de wezentjes aantreffen, wat b.v. bij
de nog meer bekende zuiver bolvor
mige inktappeltjes, zooals men ze wel
eens noemt, niet het geval- is.
Laten wc de veelkamerige gal zitten,
dan ontwikkelen de diertjes zich ver
der en eindelijk valt de gehceie ver
groeiing op den grond. Het is dan.
middenzomer geworden en als er nu
wespjes uit de gallen kruipen, kun
nen ze nog geen knoppen aantasten.
De dieren hebben ook een geheel an
deren aard en een eenigszins ander
voorkomen, dan de wïntergeiieratie.
Het zomcrgeslacht zoekt de wortels
der eiken op en daar worden de eitjes
in gedeponeerd.
Ook hier ontstaan gallen, anders
gekleurd en gevormd dan de spons
gallen, maar toch door een gelijk
soortige oorzaak en met nagenoeg
hetzelfde doeL
Ze blijven geheel den zomer uitle
ven, kunnen hun bestaan nog ruim
een jaar rekken en tegen den win
ter van het tweede jaar ontstaan dan
uit deze zomergallen de ongevleugel
de wespjes, die weer aan do knop-
verdelging kunnen beginnen.
En nu de rottende gallen, die we
over eenigen tijd zouden vinden, als
de eiken verder kaal zijn geworden?
Het zijn gallen, die hun doel niet be
reikten, die door insecten werden
aangetast en die inwendig, met de
rechtmatig bewoners, tot voedsel
dienden der kleine indringers.
H.'PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
ONS TOILET.
Dat de nieuwe mode nu reeds alge
meen is aangenomen,* heb ik u al in
een mijner vorige causerieën mede
gedeeld, doch mijne geachte lezeres
sen moeten daaruit met de gevolg
trekking maken, dat ze daarom ai-
gemeen bewonderd wordt, want dat
is geenszins het geval. Er zijn vrou
wen, die slaafs de mode volgen in al
haar grillen en luimen er zijn er,
die de mode slechts op een afstand
volgen en dus alleen "datgene accep
teeren, wat haar bevalt; maai' er zijn
er ook, die een sterk ontwikkelden
persoonlijken smaak hebben en zich
absoluut niet aan Madame Mode sto
ren, zoodra <iie haar iets voorschrijft,
wat haar niet bevalt.
Op mijn ontvangdag bezocht mij
een aardig Franseh meisje, klem,
tenger figuurtje, met bijzonder ge
distingeerd uiterlijk en dito manie
ren, daarbij élégant, zonder opval
lend te zijn. Het gesprek kwam na
tuurlijk op de mode, enze ver
klaarde mij ronduit, dat ze de nieu
we mode „absurde" vond en niet van
plan was iiaar te volgen. Ze sprak
zich met zooveel beslistheid uit, dat
twijfel onmogeliik was.
Toen ik Laar nu vroeg, hoe ze dan
haar nieuw avondtoilet dacht te ma
ken, dat het toch niet aanging, om
een ouderwetsche japon te gaan
vervaardigen van nieuw materiaal,
was het antwoord eenvoudig „ni
l'un, ni l'autre, Madame", „mijn
nieuw avondtoilet zal een empire-1
japon van crêpe de chine zijn ik ben
dan niet volgens die leelijke nieuwe
mode gekleed noch déinodée, maar in
zekeren stijl, die nimmer veroudert
De rok van mijn japon kan normaal
zijn, ik bedoel 2 h 3 Meter wijd, en ik
werk hem van onderen af met een
smallen rund van skungs."
De andere dames keken elkander
eens aan. doch niemand wist er iets
tegen in te brengen, totdat een klein
ning niet en ik begaf mij te oea,
zonder dat de gelegenheid, waarop
ik wachtte, zich had voorgedaan.
Ik sliep in met de gedachte, dat ik
den anueren morgen aan mijn. hart
wel zou kunnen lucht geven.
Maar toen ik den volgenden mor
gen opstond, was vrouw Barberin
uiet te vinden.
Toen ik haar in den omtrek van
het huis zocht, vroeg Barberin wat
ik wilde.
Moeder.
Zij is naar het dorp en komt
eerst vanmiddag terug.
Zonder te weten waarom, maakte
die afwezigheid mij zeer ongerust
Zij had den vorigen avond niet ge
zegd, dat aij naar het dorp zou gaan.
aaroi i had zij niet op ons ge
wacht. daar wij toch ock denzelfden
w eg gmgca Zou zij weder thuis
zijn vóór wij vertrokken?
Een onbestemde vrees maakte zich
van mij meester zonder rne zelf re
kenschap te geven van het gevaar,
dat mij dreigde, gevoelde ik toch dat
mij iets boven het hoofd hing.
Barberin zag mij aan niet een uit
drukking, die weinig geschikt was
om mij gerust te stellen.
Daar ik dien blik niet langer wilde
verdragen, ging ik in den tuin.
Die tuin was niet groot; maar voor
ons toch van veel waarde, want door
hem werden wij gevoed, cn behalve
brooo, kregen wij er -bijna alles uit
aardappelen, boonen, kool, wortels
en knollen. Geen plekje was er dan
ook ongebruikt gebleven. Toch had
vrouw Barberin mij een stukje grond
afgestaan, waarin ik een onnoeme
lijk aantal planten, kruiden en ver
schillende soorten van mossen ge
plant had, die ik aan den rand van
het bosch of in de nabijheid der heg
gen hau gezocht, terwijl ik onze koe
liet weiden en die dun des middags
in mijn tuin overplantte.
Het was volstrekt geen mooie tuin
met fraai onderhouden paden, en
nette bloemperken, waarin dc zeld
zaamste bloemen prijktenzij, die
bier voorbij kwan en, zouden niet
eens stilstaan om over de lieg te glu
ren; maar zooals hij was, had ik hem
liefhij was van mijhet was mijn
grond en injjn werk ik kon er in
doen wat ik wilde of mij inviel, en
wanneer ik er over sprak, wat w el
twintigmaal tlaags gebeurde, dan
sprak ik altijd van „mijn" tuin.
Den vorigen zomer had ik mijn
kweekerij eerst aangelegd, dus eerst
tegen de lente zouden de bloemen
uitkomen sommige misschien reeds
bii het einde van cirri winter.
Mijn nieuwsgierigheid werd dus
in de hoogste mate opgewekt.
De kre kussen vertoonden reeds
eenige gele knoppen en <le made
liefjes slaken even hun kojije boven
uen giona nog lusscheu dc bladeren
verscholen.
Hoe zou dat alles in bloei staan
Daar ging ik iederen dag naar kij
ken.
Maar er was nog een gedeelte van
mijn tuin, dat ik eiken dag met nog
grooter belangstelling, ja zelfs met
een gevoel van spanning, bezocht. In
dat gedeeile had ik een vrucht ge
plant. die ik gekregen had en die in
ons dorp maar weinig bekend was
peerappelen. Men had mij verze
kerd. dal zij veel heter bollen kreeg
dun de aardappelen, en de smaak
aangenamer was dan die der artis
jokken en knolten, en nog vele ande
re gewassen. Deze voorstelling had
mij op de gedachte gebracht, om
vrouw Barberin eene verrassing te
bezorgen. Ik verleide haar niets van
dit geschenk ik plantte dc bollen in
iniir. tuin toen zij begonnen uit te
botten, zeide ik, dat het bloemen wa
ren, en wachtte nu tot ik eindelijk
op een mooien morgen, wanneer zij
riip waren, van de afwezigheid van
vrouw Barberin gebruik zou kunnen
maken om ze uit den grond te trek
ken en ze dan zelf te koken. Hoe
Dat wist ik niet. maar mijn verbeel
ding bekommerde zich niet over zulk
een kleinigheid, en uls vrouw Barbe
rin weder thuis zou zijn, wilde ik ze
haar bii het avondeten voorzetten.
Wat zou ik haar dan verrussen
itn wat zou ze in uuai sciuK wezen!
Iv am dan zouden wij een nieuw
geiecht hebben, dal onze aaraappe
len m alle opzichten kou vervangen,
en vrouw Baxbci'xa zou uan niet
meer gebukt behoeven te gaan onuei
uen verkoop van onze Uöusselte.
Ln de Uitvinder van uil nieuwe
gerecht zou ia zijn. ik, Rémi; ik zou
uus ook nutUg wezen.
Met zulke pi&uneu in mijn hoofd
was ik. dat valt te begrijpen, bijzon
der begaan met mijn bollen iederen
dag ging ik naar het plekje, waar ik
ze geplant had, eu in mijn oog was
het of zij nooit zouden uitkomen.
Ik lag geknield op den grond, met
mijn handen onder het hoofd en
mijn neus vlak od mijn knollen, toen
ik plotseling op ongeduldige» toon
mij bij mijn naam hoorde roepen.
Het was BarberuTs stem.
Wat wilde hij van mij
Ik haastte mij, om naar huis terug
.te keeren.
Hoe groot was mijn verbazing,
toen ik bij den schoorsteenmantel
Vitalis en zijn, honden zag staan. Ik
begreep terstond wat Barberin van
mii wilde.
Vitalis kwam mij halen en zeker
had Barberin zijne vrouw uitgezon
den om geheel heer en meester te
kunnen zijn.
Ik besefte wel, dat Barberin vol
strekt- geen medelijden met mij heb
ben zou. noch mij eenige hulp verlee-
nen wilde ik snelde dus naar Vita
lis too.
Ach. mijnheer, riep ik,
neem mij, als jc blieft, niet mede.
En ik barstte in snikken los.
Kom, mijn jongen, zeide bij
vriendelijk, gij zult niet ongeluk
kig bij mij wezen ik sla nooit kin
deren en bovendien zullen mijn leer-
linvn u gezelschap houd-n, en zij
ziin lang niet onaardig. Wie zond1
gi.i betreuren?
Vrouw Barberin! vrouw Rar-
berm I
In elk gevol zoudt gij toch niet
hier blijven, sprak Barberin terwijl
hij mij ruw bij den arm greep gij
hebt te kiezen tusschen dezen man en
het gesticht.
Neen I vrouw Barberin.
Kom, gij begint mij te vervelen
zeide Barberin toornig; als gij wilt
dat ik ij hier met stokslagen vandaan
jaag. hebt gij het maar te zeggen
Het kind wilde liever bij zijn
moeder Barberin blijven, zeide Vitalis;
gij moet hem daarvoor niet slaan hei
is een bewijs dat hij hart heeft.
Als gij hem beklaagt, gaat hij
nog harder schreeuwen.
Laten we thans tot onz« zake*
overgaan.
(Wordt vervolgd.)