Alleen op de Wereld
BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
33e Jaargang
ZATERDAG 13 NOVEMBER 1915
No 9950
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
Het Rijke Natuurleven
EEKHOORNTJES.
Een mooi eelt hoorntje te koop enz.
In onze Gcldersche dagbladen vormt
het bovenstaande een advertentie, die
niet eens erg opvalt, want in deze
boschrijke provincie is het een gewoon
verschijnsel, dat de menschen zoo n
vlug, bruin wezentje in een zeshoe
kige, hoog gebouwde kooi verzorgen,
om te genieten van de handige be
wegingen en de groote scherpzin
nigheid dezer watervlugge dieren.
Op mij maakt zoo'n miniatuur-ge
vangenis altijd een onaangenamen
indruk. Als je hier-wandeit in de
lioogopgaande dennenbosschen en
slechts nu en dan het stramme ge
kraak der rechte masten of het hoog©
en fijne gepiep der goudhaantjes
hoort, dan is zoo'n bruine verschij
ning op den weg of tegen de boomen
altijd weer een gebeurtenis, die de
aandacht trekt en blijft boeien.
Alles is leven aan dit echte bosöh-
diertje, dat te levenslustig is voor
een kooi. Geen seconde is er rust in
die levendige oogen, geen oogenblik
wordt de omgeving, waar altijd ge
vaar schuilt, vergeten.
Toch is het merkwaardig, hoe won
dervlug de eekhoorntjes schijnen te
merken, dat we geen kwaad in den
zin hebben. Wanneer ze zich ontdekt
welen, zitten ze een oogenblik dood
stil en de angstige -ooiren blijven kij
ken in de richting van het vermeende
gevaar,
Houden we ons dan rustig', dan
kunnen we al heel gauw genieten van
de wonderliike klimpartijen en zelfs
van de aardige manier, waarop het
voedsel woedt genuttigd.
Met de korte voorpootjes, die veel
op handen lijken, worden die dennen
kegels vast gehouden en in een oo
genblik vliegen de breede, harde
schubben naar alle kanten. Wat moet
er een kracht zitten in die vier vlijm
scherpe beiteltjes, die de dieren voor
in den bek hebben.
In het dennenbosch is niets te vin
den, dat zoo taai is als juist de ke
gels en de dingen worden uit elkaar
gerukt, zonder de minste uiterlijke
inspanning.
In dezen tijd en ook al enkele we
ken geleden, hebben de eekhoorns
het wonder druk.
Ze krijgen zorgen voor de toekomst
en dat is voor een zoo vroolijk bosch-
diertje een heele gebeurtenis,
of zelfs met een dennenkegel van den
Dan zien we ze soms met ©en "eikel
een en boom naar den nnder springen
en vaak doen ze dit met het doel
wintervoorraden op te doen.
De bewaarplaatsen zijn nu eens
verloten nesten, dan weer boomhol
ten en zelfs heb ik een voorraad
schuur gevonden in een uitholling
tusschen twee dikke takken. Het
diertje had blijkbaar weinig verstand
van het conserveeren, want de be
waarplaats was maar half beschermd
tegen regen en sneeuw.
Het komt ook voor, dat de voor
raadkamers in holten tusschen de
wortels of zelfs in konijnengaten
worden gemaakt en hijna altijd kun
nen we waarnemen, dat het meer een
instinctieve verzamelwoede dan een
bewust zorgen voor slechte tijden is,
want als we de bewaarplaatsen een
kenteeken geven, vinden we vank den
voorraad het volgend voorjaar on
aangeroerd.
De onvervalschte eekhoorntjes be
hoorden aan een winterslaap te
doen. maar dit schiint meer en meer
uit de mode tc raken, Alleen bij
strenge vorst heb ik vergeefs naar
eekhoorntjes loopen zoeken hier in
d© Soerensche bosschen, maar verder
heb ik ze in iedere maand van het
jaar kunnen signaleeren. Het schijnt
werkelijk waar te zijn, dat onze win
ters minder streng zijn dan die on
zer voorouders. De kieviten stappen
bijna geheel den winter in de weiden
van ons lage land, de eekhoorns dar
telen en klauteren bijna het getoeele
jaar in de bosschen onzer hooge gron
den.
Wel worden ze in de koude maan
den gemakkelijker gevangen, maar
het is nog de vraag of dit aan ©en
zekere stramheid bij fellere koude of
aan een grooter waarnemingsveld
moet worden toegeschreven, wanneer
d© boomgroepen doorzichtiger wor
den.
Dè meest gewone manier om hier
een eekhoorntje mactyig te worden,
is het moe jagen.
Een paar jongens trekken er op
uit en gaan een kwartiertje muisstil
zitten te midden der dennen. Naar
alle kanten kijken ze scherp uit en
als ze kegelschubben zien neerdwar-
relen vliegen ze naar den boom toe en
beginnen leven te maken, terwijl ze
met een knuppel tezen den boom
slaan. Het verschrikte eekhoorntje
tracht uit de dennen weg te komen
naar den rand van het bosch, om
tusschen het dichtere groen of in
lh©t lage hout te ontkomen, maar de
jagers houden h©t angstige wezentje
juist hij de dennen.
De angst van ons boschkoninkie
wordt grooter en grooter en steeds
wilder en minder berekend worden
de sprongen. Tot plotseling het
diertje neertuimelt en door de jon
gens in den nek wordt gegrepen. Een
zak is gauw geopend en dan verhuist
het wel schadelijke, maar toch zoo
sympathieke wezentje uit zijn onbe
grensde ruimt© naar de enge kooi,
waar het angstleven begint.
H. PEUSBNS.
Sferrennraatjes.
VII.
Saturnus, de wonderlijke.
Plaats ann den Jiemel.
Omloopstijden. Afplat-
ting. Draaiing om eizren
as. Banden. Pe Rin
gen. De Satellieten.
Weinig menschen zullen er ziin, die
niet wel eens hebben gehoord van
de wonderlijkste aller verschijnin
gen aan den hem ei: de planeet S a-
turnusmet hare ringen!
En geen wonder! Want een schooner
gezicht dan deze planeet ons ip den
kijker aanbiedt, is nauwelijks denk
baar. Toekenend is dan ook, wat gen
bekend Fransoh astronoom eens
schreef: .Indien gij Saturnus gevon
den hebt, gun u dan het genoegen een
kijker op haar te richten. Al hebt ge
den riDg van Saturnus dikwijüs op
teekeningen gezien, do werkelijkheid
overtreft toch al uw verwachtingen.
Al is de kijker nog zoo klein, zoo hij
slechts helder is, is het schouwspel
toch verrukkelijk. Indien pij der©
planeet aanschouwt en den ring, die
cirkelvormig is, doch ons ovaalvor
mig voorkomt, omdat wii hem van
ter zijde zien, en indien gij 11 er dan
relcenschan van geeft, dat die kleine
bol een 675 maal grooteren irlhoud
heeft dan de aarde, dat tusschen ziin
oppervlakte en den binnenrand van
den ring. een afstand is van 28.000
K.M. en dat de middellijn van het ge-
heele ringen stelsel 284000 K Af. bc-
draagt, terwijl dit stelsel bijna 1300
m i 11 i o e n K.M. van ons verwij
derd is indien dan dat stelsel van
Saturnus langs uwe oogen heengaat
zonder indruk op u te maken... ver
wijder u dan van den kijker, sluit
dü boek en laat de sterrokunde voor
goed varen
En waarlijk, dit alles is niet te
boud gezegd. Toen eenigc dagen ge
lede:), een mijner kennissen, dc pla
neet door den kijker waarnam, was
hij zóó getroffen, dat hij eenigen tijd
lang, niet anders deed dan roepen:
Geweldig! Prachtig!
De planeet Saturnus is in de nu
volgende maanden bijna dea gehee-
len nacht zichtbaar. Toch staat zij
nog niet in oppositie. Zij komt dan
ook niet juist op als do zon onder
gaat, doch iets later'en wel dem 16en
November ongeveer om 8 uur des
av onds, zoodat men haar na negenen
al kan waarnemen. Daar zij echter
bijna tweemaal zoover vau ons ver
wijderd is als Jupiter en daarbij ee-
nigszins kleiner is dan dc laatste,
I spreekt het haast van zelf dat zij niet
zoo opvallend uan den hemel schit
tert en dus ook moeilijker te vinden
is. Als men daarentegen weet in
welk sterrenbeeld do planeet zich op
houdt, herkent men liaar dadelijk
aan "t rustige, kalme licht, dat ©enigs
zins afsteekt bij t geflikker der vaste
sterren. Dit sterrenbeeld dan, heet
„De Tweelingen'1 en is den
lGden November des avonds 9 uur,
laag aan deu Noord-Oostelijken he
mel te vindent. Men herkent het da
delijk aan de twee zeer heldere ster
ren C a s t o r en P o 1 1 u x, die vlak
boven elkaar zijn gelogen. Even
rechts van de laagste dezer twee ster
ren (Pollux) bevindt zich Saturnus.
Saturnus is na Jupiter, de grootste
planeet van ons zonnestelsel. Doch
zij heeft voor haar baan om de zon
bijna 2 1/2 maal zooveel tijd noodig,
en wel 29 jp.ur en 162 dagen. Dit
heeft ten gevolg© dat zij zich in een
Jaar tijd zeer weinig aan den hemel
heeft voortbewogen. Met behulp van
een dergelijke figuur als wij inder
tijd bij Jupiter toekenden, kan men
gemakkelijk inzien, dat de tijd, ver-
loopen tussehe.il tw©e opposit.es van
Saturnus (haar synodische omloops
tijd) nog korter moet zijn dan bij
Ju-piter. Zij bedraagt dan ook slecht"
1 jaar en 13 dagen. Uit het een en
ander zal het, den lezer mtusschon
wel duidelijk zijn. dat hoe langer
de siderische of werkelijke omloops
tijd van een planeet is, des te k o r-
t e r haar synodische zal ziin; want
hoe minder de planeet In een jaar
aan den hemel is voortgeschreden,
des te minder tijd toch zal de aarde,
een jaar na de vorige oppoMtie, nog
moeten afleggen in haar baan, om
weer juist tusschen zon en planeet te
staan.
De laatste oppositie van Saturnus
had den 21sten December 1914 plaats,
zoodat zich do volgende omstreeks
3 Januari 1916 zal voordoen. Verder
hervond de planeet zich den lTden
Maart in oostelijke quadratuur, don
28ston Juni in conjunctie en den
lOden October hi. westelijke quadra^
tuur van de zon. Men zal zich de l>e-
teekenis van deze uitdrukkingen nog
wel herinneren uit de bespreking der
omloopstijden van Jupiter.
Saturnus heeft evenmin als
Jupiter een zuiveren bolvorm, doch is
aan de polen zeer afgeplat, een ver
schijnsel dat ook onze aarde vertoont.
Doch terwijl d© afplatting op aarde
nog geen 1/298 deel van de equator-
middellijn bedraagt, is zij op Satur
nus ongeveer liet 1/10 gedeelte. Door
een kijker ziet men de planeet dan
ook duidelijk ovaalvormig.
Op de Saturnus-schijf neemt men
eenige banden die evenwijdig aan
hanr equator loopen, waar, en die
veel gelijkenis hebben met de Jupiter-
banden (beid© planeten hebben zeer
veel van elkaar). Door de zwakke
zomiebelichting zijn zij echter lang
niet zoo duidelijk; alleen een lichte
band in het midden d©r planeet is
beter te onderscheiden. Doordat deze.
merkteekenen alle zeer vaag en niet
scherp omgrensd zijn, heeft men den
duur der draaiing om eigen as, niet
zuiver kunnen afleiden. De gevonden
waarden wijken echter niet ved van
elkaar af en liggen tusschen 10 uur
16 minuten en 10 uur 38 minuten.
Het kan echter zeer goed zijn, dat
deze getallen geheel onjuist zijn, want
volgens sommige astronomen, zou
men van Saturnus slechts een zeer
dichten dampkring zien en niet hare
werkelijke oppervlakte, wat zeer
waarschijnlijk is, (laar de meest© bij
zondere verschijnselen op de Satur
nus-schijf zeer onstandvastig zijn.
De grootste eigenaardigheid van
Saturnus, waardoor zij zich van alie
andere, ons bekende hemellichamen
onderscheidt, is gelegen in haar r i n-
g e n. Toen Galilei, kort na do uit
vinding van den verrekijker, deze op
de planeet richtte, zag hij haar door
het nog geheel onvolmaakte instru
ment, natuurlijk zeer onduidelijk.
Toch merkte hij op dat zij iets bij
zonders vertoonde en meende zelfs,
dat de planeet bestond uit drie aan
elkaar vastgehechte bollen. Toen hij
haar na eenigen tijd' weer waarnam,
merkte hij echter niets bijzonders 0(p,
en dacht zich bij de vorige waarne
ming vergist te hebben. Men vertelt
dat hij toen uit boosheid maar nooit
weer den kijkèr op Saturnus heeft
gericht! Dit is intussclien zeer jam
mer, want als hij haar voor de derde
maal nog eens had bekeken, zou hij
gemerkt hebben, dat hier geenszins
een vergissing in het spel was. Na
Gr.l.leï hebben zeer vele astronomen
Saturnus bestudeerd, doch geen van
allen konden het raadrel oplossen;
want soms zag men de planeet go
heel rond, dan weer inet „aanhang
sels", „ooren", zijbolleljes, „halve
maantjes" ©n alle mogelijke fantas
tische uitwassen.
Onzo groote landgenoot, de genial©
Ghr. ITuygh-ens, was de eerste die
liet wonder wist te doorzien. Op de
laatst© bladzijde van een zijner astro
nomische werken, gaf hij in een iet-
terraadsel er een omschrijvintr van.
Men vindt op die bladzijde het vol
gende:
(aaaaaaacecccdeeeeeg—h
iiiiiii1111inmnnnnnnnnuooo
ppq—rr— s—tit—uuuu.j,
waaruit men den volgenden I.atijn-
schen zin kan vormen: „Annulo cin-
gitur, tenui, plano, nusquam cohae-
rente, ad ©clipticam inclinato'. het
geen zeggen wil: „Haar omgeeft een
dunne vlakke ring, die haar nergens
raakt en die een hoek met h©t vlak
van de ecliptica maakt". 1) In deze
weinige maar kernachtige woorden
gaf de groote astronoom aan, hoe de
vorm van deze planeet is. Hij begreep
nu ook, hoe het kwam, dat sommige
waarnemers (waaronder Galilei), de
planeet wel eens zonder iets bijzon
ders hadden gezien. We willen dit
eens naguati.
Wanneer men een bladi papier niet
horizontaal, doch schuin ter hoogte
van het oog houdt, ziet men tegen
den onderkant van het blad aan.
Doch beschrijft het papier ecu cirkel
o ni ons heen, zóó, dat het altijd
in dezelfde richting schuin
1) Het vlak van de ecliptica is het
vlak waarin de aarde zich om de zon
beweegt, en waarin dus ook dc zon
ligt.
blijft, dan ziet men op een gegeven
oogenblik niet meer tegen den onder
kant maar tegen een schuinen zijkant
en nog verder gaande met het papier,
ziet men den bovenkant, daarna weer
een zijkant (nu de andere; en ten
slotte, nadat liet papier een goheelen
cirkel heeft beschreven, weer den on
derkant. Dit zelfde doet zich bij den
Saturnusring voor. In 29 1/2 jaar be
schrijven planeet en ring, om ons
oog, een grooten cirkel aan den he
mel. En nu spreekt het vanzelf dat
wij dus ook twee malen den ring zoo
wijd mogelijk zullen zien (van boven
of van onder) .en twee malen daaren
tegen als een streep. Deze is zoo dun,
dat d© vroegere sterrekundigen met
hun zwakke kijkers hem natuurlijk
niet konden waarnemen en Saturnus
dus heel gewoon (rond) zagen. Iedere
30 jaar doet zich dus die geleidelijke
op- en neergaande beweging voor. In
1899 was de ring zoo wijd mogelijk,
in 1907 daarentegen zoo goed als ver
dwenen; daarna in 1914 weer gelieel
„open", doch nu was dc and©re kant
zichtbaar geworden. In 1922 zal de
ring weer streepvormig zijn, om in
1928 weer denzelfden stand in te ne
men als in 1899. Doch het bovenbe
schrevene is ni©t de eenige reden
waarom de ring wel eens onzicht
baar is. Het geval doet zich nl. ook
voor dat een eventuecle zonbewoner
tegen den dunnen zijkant zou opkij
ken; in dit geval nu zullen de zonne
stralen langs den ring gaan en
hem niet verlichten.
Dit oogenniik valt echter bijna sa
men met den ongunstigeu stand ten
opzichte der aarde, zoodat aan de ge
lijkmatige 30-jarige periode weinig
wordt veranderd.
Iluyghens, die het eerst den ring
ontdekte, meende, dat hij één geheel
vormde. Later ontdekte C a s s i n i
dat een vrij breed©, donkere spleet
hem in 'n minder helderen, buitensten
iA, en een zeer helderen, binnenste©
ring B; verdeelde.Deze donkere spleet
beet de „Cassinische deeiring", naar
den ontdekker. Later lieeft men nog
eeti derden matten, doorzichtigen
ring (C), kunnen waarnemen, binnen
de twee genoemde den zoogenaamden
S 1 u i e r r i n g. Tegenwoordig kent
men echter vele verdeelingen, die
gevonden werden naarmate men ster
kere kijkers tot zijn beschikking had.
De allereerste ontdekkers dachten
niet anders of de ring was „vast uit
sommige verchijnselen bleek, dat dit
onmogelijk het geval kon zijn. Dat hij
vloeibaar was, kon uit wiskundige
overwegingen, al evenmin aangeno
men worden. Het is dan ook geble
ken, dat de veronderstelling van
Maxwell de juiste was, en dat
de ring uit een enormen zwerm van
verbazend kleine, en niet afzonder
lijk waarneembare deeltjes bestaat,
die ieder een eigen baan om de pla
neet beschrijven. Het verschil in hel
derheid der ringen wordt dan toege
schreven aan een grooter of kleiner
aantal van deze deeltjes. Het feit dat
de buitenste declen van den ring
langzamer om Saturnus wentelen
dan de binnenste, pleit zeer ten gun
st© van deze theorie. Intussclien moet
men zich die lichaampjes die haar
vormen, niet erooter dan stofdeeltjes
voorstellen, daar hun gezamenlijke
massa nog niet het honderdduizend
ste gedeelte is van dat der planeet!
Saturnus heeft uiet minder dan 10
manen, waarvan de grootste Titan,
al m©t behulp van een middelmacgcn
kijker zichtbaar is; voor J a p e t u s,
Rhea, Tethysen Dione, heeft
men al veel betere kijkers noodig,
terwijl de andere 5 satellieten alleen
door zeer groote instrumenten waar
neembaar zijn.
Hierbij tot slot een overzicht van
de 5 al vroeg ontdekte manen; zij
zijn zoo geplaatst dat de bovenste de
helderste, do volgende telkens min
der helder zijn.
Manen. Omloopstijd. Afstand.
Titan (1655) 15 d. 23 u. 10.1
Japetus (1671) 79 d. 8 u. 29.5
Rhea (1672) 4 d. 12 u. 4.4
Dione (1684) 2 d. 18 u. 3.1
Tethys (1684) 1 d. 21 u. 2 5
De getallen, tusschen haakjes aeh'-
ter de namen, geven het ontdekkirgs-
jaar aan; de afstanden zijn gegeven in
Satnrnus-middellijnen (119746 K.M
De andere, veel kleinere manen, zijn!
Mimas (1789), Enceladus
1789), Hvperion (1848:, Phoe
be (1898; en Them is (1904).
Een geheele wonderwereld is het,
die zich slechts als een eenvoudige
ster aan onze oogen vertoont!
H. C.
Amsterdamsche Kout
196.
Er is altijd gezegd, dat men in het
veen niet op een turfje ziet en aan
een „boom zoo volgeladen" komt het
er op vijf, zes pruimpjes meer of
minder niet aan.
Maar in het land van melk en bo
ter, in het land van de sappige groe
ne weiden en het schoonste, onvol
prezen melkvee is er gebrek aan
melk.
Althans, in de groote steden.
De hoofdstad van melk-land heeft
gebrek aan melk. De melkprijzen
worden opgejaagd en de kleine luy»
den kunnen geen melk bekomen.
Terwijl ik dezen brief schrijf is het
tenminste zoo ik heb een flauwe
hoop méér flauw dan hoop, dat
er eenige verbetering is gekomen,
wanneer u dezen onder de oogen
krijgt, maar op dit oogenblik lijkt
hef er nog niet naar.
Zie. rondom ons laait de wereld
brand. Bij duizenden en duizenden
worden jonge levens weggemaaid.
Steden zijn verwoest en verbrand,
weerloozeu vermoord, er wordt na
meloos leed geleden, wereldstroomin-
gen botsen in geweldige felheid, als
de geschiedenis van het menschdom
nooit heeft gekend, en daar wordt in
de hoofdstad van melk-en-boterland
een melkoorlog gevoerd.
Te midden van het geweldig we
reldgebeuren voeren wij hier, in Am
sterdam, een oorlogje om den prijs
van de melk.
Men kent misschien de historie.
Toen de melkprijzen de hoogte in
gingen en we! zoetjes-aan in zulk een
mate, dat de toestand onhoudbaar
dreigde tc worden, zou de Regeering,
in casu Minister Posthuma, na lier-
haalden en kiachtigen aandrang van
ons gemeentebestuur, dan helpen. De
boeien zouden aan de melkslijters in
Amsterdam moeten verkoopen legen
een maximum prijs van 9 cents, en
dan zouden m Amsterdam de slijters
aan het publiek leveren tegen maxi
mum prijzen van 10 cents per Liter
voor rauwe en 12 cent© voor gepas
teuriseerde melk.
Dat zou gebeuren
Maar
De boeren trokken zich van den
maximum prijs van 9 cents niets aan
en vroegen méér.
Toen hebben we een paar maal, ik
geloof twee keer, 30.000 Liter Regee-
nngsmelk aan de markt gekregen en
zoo goed en zoo kwaad als het ging
kon in de behoefte aan melk worden
voorzien. En naar 't scheen zou de
melkoorlog op den duur eindigen niet
de nederlaag van de boertjes.
Maar plots is de Regeeringsmelk
niet meer op de markt gebracht, met
het natuurlijke gevolg, dat de zoel-
boeren de prijzen opdreven.
Toen de zoetboeren zagen, dat dc
Regeeringsmelk uitbleef, vroegen ze,
voor het weinige dat aan de markt
kwam. prijzen, die varieerden tus-
FEUILLETON
HECTOR MA LOT.
15)
Gij vindt dar. zeor zonderling,
niet waar, dat een hond een mcnsch
kan leeren? En toch is het waar.
Denk maar eens na: Neemt gij aan,
dut oen hond onder deu invloed van
zijn meester staat?
O, zeer zeker.
Dan zult ge ook begrijpen, dal de
meester verplicht is over zich zelf tc
waken, wanneer hij de opvoeding van
een hond op zich neemt. Stel u maar
eens voor, dat ik op een oogenblik,
terwijl ik Capi onderwijs gaf, mij zelf
vergat en driftig werd. Wat zou Capi
doen? Hij zou eveneens drif ig en
hoos worden. Dat wil zeggen, dat hij
mijn voorbeeld zo© vo!gon, en hij zou
glad bedorven worden. De hond is
bijna het evenbeeld van zijn meester;
wie den een ziet ziet den ander. Laat
mij uw hond zien, dan zal ik zeggen,
wie ge zijt. De hond van een roover
1h een nijdig dier, die van een dief
fclee't; de domme boer heefr. een hond
zonder begrip, maar de beschaafde,
wellevende man heeft een vriendelij
ken, verstandigen hond.
Mijn makkers, do honden en de
aap, hadden dit op mij vooruit, dat
zij gewoon waren voor het publiek
op te treden, zoodat z'J den anderen
dag zonder eenige vrees tegemoet za
gen. Voor hen was het niet anders
dan iets te doen wat zij reeds hon
derdmaal, ja duizendmaal verricht
hadden.
Maar ik voor mij deelde die heer
lijke onbezorgdheid Diet. M at zou
Vifalis wel zeggen, als ik slecht speel
de? Wat zouden d"? toeschouwers zeg
gen?
Deze gedachten beletten mij" den
slaap te vatten en toen ik insliep, zag
ik in mijn droom verscheidene men
schen, die bijna omvielen van het la
chen.
Oqk gevoelde ik mij den anderen
dag zeer zenuwachtig, toen wij de
herberg verlieten om naar de markt
te gaan waar onze voorstelling zou
plaats vinden.
Vitalis opende den stoet; met het
hoofd fier omhoog, de borst vooruit,
gaf hij met zijn armen en boenen den
pas aan, terwijl hij een wals speelde
op een metalen fluitje.
Achter hem liep Capi, op wiens rug
de heer Joli-Coeur stond, in het co«-
tuum van een Engelsch generaal met
eeca roode broek en rok, welke met
goud. waren afgezet eui een hoed met
een breoden rand en een wite pluim.
Verder op eerbiedigen afsiand volg
den naas. elkander Zerbino en Dolcc.
Ik sloot den optocht, die dank zij
den afstand, welken de meester ons
had aangewezen, een vrij groote leng
te in de straat besloeg.
Maar hetgeen nog meer de aan
dacht trok van ons luisterrijk gezel
schap, waren de doordringende tonen
van de fluit die tot in het .achterge
deelte der huizen de nieuwsgierigheid
der bewoners wekten.Men snelde naar
de deur om ons te zien en alle gor
dijnen werden opgetrokken.
Eenige kinderen begonnen ons 'ft
volgen, verscheidene verbaasde boe
ren \oegden zich bij hen en lotn wn
de markt hadden bereikt, luidden wij
een ganscheiii troep achter ons.
Ons tooneel was spoedig opgesla
gen-, het bestond slechts uit een touw,
da,, uan vier boomen werd vastge
maakt, zoodat het een langwerpig,
vierkant vormde, in welks midden
wij ons plaatsten.
Het eerste gedeelte der voorstelling
bestond uit verschillende toeren door
de honden uitgevoerd; muur welke
deze toeren varen, zou ik zelf niet
weten te zeggen, daar ik te zeer ver
vuld was met mijn rol en in de groot
ste onrust verkeerde.
Alles wak ik mij herinner ie, dat
Vitalis niet meer op zijn fluit speelde,
maar die met een viool verwisseld
had. waarmede hij de oefeningen dei
honden begeleidde, en waaroj) hij nu
eens dansmuziek, dan weder lieve,
vroolijk© deuntjes speelde.
De menigte was al spoedig tot aan
het koord doorgod rongen, un wan
neer ik meer werktuigelijk dan we.
met een bepaalde bedoeling om mij
heen blik e, dan zag ik dat aller oogen
op ons waren gevestigd.
Toen het eerste stuk geëindigd was,
nam Capi een houten balije in zijn
bek en deed hij op zijn achterste poo
ien de ronde bij 't „geachte publiek".
Wanneer er geen cea-en in het bakje
vielen, zette hij dit eerst op deu
grond buiten het bereik der omstan
ders en ;egde vervolgens zijn beide
pooten op den weerspaiwigen toe
schouwer, blaft$ eenig© malen en
klopte zaehi jes op diens zuk, alsof hij
dezen wilde openen. Onder het pu
bliek ging dan een algemeen gelach
op en ieder deelde in die vroolijkheid.
liet is een slimme poedel; hij
weet wiens zak het heet gevuld is.
Kom, steek uw handen in uw
zak.
Hij zal wat geven!
Neen hij geeft niets!
Uil de erfenis van uw oom zul;
gij het terugkrijgen.
Eindelijk kwam hot geld dan ook te
voorschijn uit liet alleronderste punt
je van den zak.
intusschen lheld Vitalis zonder een
woord te spreken, aanhoudend zijn
blik op hei hakje gericht en speelde
eenige vroolijk© deuntjes op zijn viool,
die luj volgens de maat op tu neer
bewoog.
Capi kwam weldra bij zijn meester
terug, terwijl hij het bakje zegevie
rend in de hoogte hield.
Nu was liet de beurt van Joji-Coeur
en van mij om op :e treilen.
Dames en licereu zeide Vitalis,
terwijl hij met de eene hand zijn
strijkstok zwaaide en met de andere
met zijn viool eenige bewegingen
maakte, onze voorste 11 ng zal bes o en
worden door een fraai tooneelf- uk,
getiteld: De knecht van don heer Joh-
Coe-ut of de domste van de twee is
niet dien men denkt. Een man zooals
ik ben. vernedert zich niet om vooruit
zijn s.ukken en tooneelisten te prij
zen; ik zeg slech.s: ziet goud toe, opent
de oogen wijd en maakt uwe handen
vast klaar om te appiaudisseeren.
Hetgeen hij eon fraai tooneelsluk
noemde, was in werkelijkheid een
pantomime: dat wil zegzen een stuk,
da: met gebaren en zonder woorden
gespeeld wordt. En dat moest ook zoo
zijn, daar twee der hoofdpersonen,
Jo'i-Cceur en Capi, niet konden spre
ken en de derde, (ik zelf) niet in staat
zou geweest zijn twee woorden 'e
uiten. Tot opheldering van het stuk
en om het spei der acteurs gemakke
lijker te maken, lasehle Vitalis van
.ijd tot tijd een woordje er in, dat
een verklaring gaf van de verschillen
de toestanden. Zoo ook speelde hij
zachtkens ton knjgsmarsch bij het
optreden van den hoer Joü-Coeur als
Engelsch generaal, die zijn rang en
zijn fortuin door een oorlog in IndiS
verworven had. Tot heden had de
heer Joli-Coeur geen anderen knecht
dan Capi, maar hij wilde liever een
oppasser, daar zijn middelen hem
deze kleine weelde veroorloofden; de
dieren zijn lang genoeg de slaven der
menschen geweest; het werd dus
hoog tijd. da: hij hierin eene veran
dering bracht
Terwijl hij op de komst van dien
oppasser wachtte, liep de generaal in
zijn kamer op en neer en rookte een
sigaar. Men moest eens zien welk©
rookwolken hij het publiek in het
gelaat blies.
De generaal werd ongeduldig en
rolde met zijn oogen, als iemand die
op lie: punt is in drift uil te barsten;
hij beet <>P xijzi lippen en stampte met
zijn poolen op den grond.
Toen hij voor de derde maal stamp
te, moest ik met Capi b nnen komen.
Aj zou ik mijn rol vergeten zijn,
dan zou de hond mij die wel hebben
lierinnerd. Op het gegevea oogenblik
rekte hij zijn pooi naar mij uit en
bracht mij bij den generaal.
Toen deze mij zag, hief hij zijn