Alleen op de Wereld BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. 33e Jaargang ZATERDAG 13 NOVEMBER 1915 No 9950 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, Het Rijke Natuurleven EEKHOORNTJES. Een mooi eelt hoorntje te koop enz. In onze Gcldersche dagbladen vormt het bovenstaande een advertentie, die niet eens erg opvalt, want in deze boschrijke provincie is het een gewoon verschijnsel, dat de menschen zoo n vlug, bruin wezentje in een zeshoe kige, hoog gebouwde kooi verzorgen, om te genieten van de handige be wegingen en de groote scherpzin nigheid dezer watervlugge dieren. Op mij maakt zoo'n miniatuur-ge vangenis altijd een onaangenamen indruk. Als je hier-wandeit in de lioogopgaande dennenbosschen en slechts nu en dan het stramme ge kraak der rechte masten of het hoog© en fijne gepiep der goudhaantjes hoort, dan is zoo'n bruine verschij ning op den weg of tegen de boomen altijd weer een gebeurtenis, die de aandacht trekt en blijft boeien. Alles is leven aan dit echte bosöh- diertje, dat te levenslustig is voor een kooi. Geen seconde is er rust in die levendige oogen, geen oogenblik wordt de omgeving, waar altijd ge vaar schuilt, vergeten. Toch is het merkwaardig, hoe won dervlug de eekhoorntjes schijnen te merken, dat we geen kwaad in den zin hebben. Wanneer ze zich ontdekt welen, zitten ze een oogenblik dood stil en de angstige -ooiren blijven kij ken in de richting van het vermeende gevaar, Houden we ons dan rustig', dan kunnen we al heel gauw genieten van de wonderliike klimpartijen en zelfs van de aardige manier, waarop het voedsel woedt genuttigd. Met de korte voorpootjes, die veel op handen lijken, worden die dennen kegels vast gehouden en in een oo genblik vliegen de breede, harde schubben naar alle kanten. Wat moet er een kracht zitten in die vier vlijm scherpe beiteltjes, die de dieren voor in den bek hebben. In het dennenbosch is niets te vin den, dat zoo taai is als juist de ke gels en de dingen worden uit elkaar gerukt, zonder de minste uiterlijke inspanning. In dezen tijd en ook al enkele we ken geleden, hebben de eekhoorns het wonder druk. Ze krijgen zorgen voor de toekomst en dat is voor een zoo vroolijk bosch- diertje een heele gebeurtenis, of zelfs met een dennenkegel van den Dan zien we ze soms met ©en "eikel een en boom naar den nnder springen en vaak doen ze dit met het doel wintervoorraden op te doen. De bewaarplaatsen zijn nu eens verloten nesten, dan weer boomhol ten en zelfs heb ik een voorraad schuur gevonden in een uitholling tusschen twee dikke takken. Het diertje had blijkbaar weinig verstand van het conserveeren, want de be waarplaats was maar half beschermd tegen regen en sneeuw. Het komt ook voor, dat de voor raadkamers in holten tusschen de wortels of zelfs in konijnengaten worden gemaakt en hijna altijd kun nen we waarnemen, dat het meer een instinctieve verzamelwoede dan een bewust zorgen voor slechte tijden is, want als we de bewaarplaatsen een kenteeken geven, vinden we vank den voorraad het volgend voorjaar on aangeroerd. De onvervalschte eekhoorntjes be hoorden aan een winterslaap te doen. maar dit schiint meer en meer uit de mode tc raken, Alleen bij strenge vorst heb ik vergeefs naar eekhoorntjes loopen zoeken hier in d© Soerensche bosschen, maar verder heb ik ze in iedere maand van het jaar kunnen signaleeren. Het schijnt werkelijk waar te zijn, dat onze win ters minder streng zijn dan die on zer voorouders. De kieviten stappen bijna geheel den winter in de weiden van ons lage land, de eekhoorns dar telen en klauteren bijna het getoeele jaar in de bosschen onzer hooge gron den. Wel worden ze in de koude maan den gemakkelijker gevangen, maar het is nog de vraag of dit aan ©en zekere stramheid bij fellere koude of aan een grooter waarnemingsveld moet worden toegeschreven, wanneer d© boomgroepen doorzichtiger wor den. Dè meest gewone manier om hier een eekhoorntje mactyig te worden, is het moe jagen. Een paar jongens trekken er op uit en gaan een kwartiertje muisstil zitten te midden der dennen. Naar alle kanten kijken ze scherp uit en als ze kegelschubben zien neerdwar- relen vliegen ze naar den boom toe en beginnen leven te maken, terwijl ze met een knuppel tezen den boom slaan. Het verschrikte eekhoorntje tracht uit de dennen weg te komen naar den rand van het bosch, om tusschen het dichtere groen of in lh©t lage hout te ontkomen, maar de jagers houden h©t angstige wezentje juist hij de dennen. De angst van ons boschkoninkie wordt grooter en grooter en steeds wilder en minder berekend worden de sprongen. Tot plotseling het diertje neertuimelt en door de jon gens in den nek wordt gegrepen. Een zak is gauw geopend en dan verhuist het wel schadelijke, maar toch zoo sympathieke wezentje uit zijn onbe grensde ruimt© naar de enge kooi, waar het angstleven begint. H. PEUSBNS. Sferrennraatjes. VII. Saturnus, de wonderlijke. Plaats ann den Jiemel. Omloopstijden. Afplat- ting. Draaiing om eizren as. Banden. Pe Rin gen. De Satellieten. Weinig menschen zullen er ziin, die niet wel eens hebben gehoord van de wonderlijkste aller verschijnin gen aan den hem ei: de planeet S a- turnusmet hare ringen! En geen wonder! Want een schooner gezicht dan deze planeet ons ip den kijker aanbiedt, is nauwelijks denk baar. Toekenend is dan ook, wat gen bekend Fransoh astronoom eens schreef: .Indien gij Saturnus gevon den hebt, gun u dan het genoegen een kijker op haar te richten. Al hebt ge den riDg van Saturnus dikwijüs op teekeningen gezien, do werkelijkheid overtreft toch al uw verwachtingen. Al is de kijker nog zoo klein, zoo hij slechts helder is, is het schouwspel toch verrukkelijk. Indien pij der© planeet aanschouwt en den ring, die cirkelvormig is, doch ons ovaalvor mig voorkomt, omdat wii hem van ter zijde zien, en indien gij 11 er dan relcenschan van geeft, dat die kleine bol een 675 maal grooteren irlhoud heeft dan de aarde, dat tusschen ziin oppervlakte en den binnenrand van den ring. een afstand is van 28.000 K.M. en dat de middellijn van het ge- heele ringen stelsel 284000 K Af. bc- draagt, terwijl dit stelsel bijna 1300 m i 11 i o e n K.M. van ons verwij derd is indien dan dat stelsel van Saturnus langs uwe oogen heengaat zonder indruk op u te maken... ver wijder u dan van den kijker, sluit dü boek en laat de sterrokunde voor goed varen En waarlijk, dit alles is niet te boud gezegd. Toen eenigc dagen ge lede:), een mijner kennissen, dc pla neet door den kijker waarnam, was hij zóó getroffen, dat hij eenigen tijd lang, niet anders deed dan roepen: Geweldig! Prachtig! De planeet Saturnus is in de nu volgende maanden bijna dea gehee- len nacht zichtbaar. Toch staat zij nog niet in oppositie. Zij komt dan ook niet juist op als do zon onder gaat, doch iets later'en wel dem 16en November ongeveer om 8 uur des av onds, zoodat men haar na negenen al kan waarnemen. Daar zij echter bijna tweemaal zoover vau ons ver wijderd is als Jupiter en daarbij ee- nigszins kleiner is dan dc laatste, I spreekt het haast van zelf dat zij niet zoo opvallend uan den hemel schit tert en dus ook moeilijker te vinden is. Als men daarentegen weet in welk sterrenbeeld do planeet zich op houdt, herkent men liaar dadelijk aan "t rustige, kalme licht, dat ©enigs zins afsteekt bij t geflikker der vaste sterren. Dit sterrenbeeld dan, heet „De Tweelingen'1 en is den lGden November des avonds 9 uur, laag aan deu Noord-Oostelijken he mel te vindent. Men herkent het da delijk aan de twee zeer heldere ster ren C a s t o r en P o 1 1 u x, die vlak boven elkaar zijn gelogen. Even rechts van de laagste dezer twee ster ren (Pollux) bevindt zich Saturnus. Saturnus is na Jupiter, de grootste planeet van ons zonnestelsel. Doch zij heeft voor haar baan om de zon bijna 2 1/2 maal zooveel tijd noodig, en wel 29 jp.ur en 162 dagen. Dit heeft ten gevolg© dat zij zich in een Jaar tijd zeer weinig aan den hemel heeft voortbewogen. Met behulp van een dergelijke figuur als wij inder tijd bij Jupiter toekenden, kan men gemakkelijk inzien, dat de tijd, ver- loopen tussehe.il tw©e opposit.es van Saturnus (haar synodische omloops tijd) nog korter moet zijn dan bij Ju-piter. Zij bedraagt dan ook slecht" 1 jaar en 13 dagen. Uit het een en ander zal het, den lezer mtusschon wel duidelijk zijn. dat hoe langer de siderische of werkelijke omloops tijd van een planeet is, des te k o r- t e r haar synodische zal ziin; want hoe minder de planeet In een jaar aan den hemel is voortgeschreden, des te minder tijd toch zal de aarde, een jaar na de vorige oppoMtie, nog moeten afleggen in haar baan, om weer juist tusschen zon en planeet te staan. De laatste oppositie van Saturnus had den 21sten December 1914 plaats, zoodat zich do volgende omstreeks 3 Januari 1916 zal voordoen. Verder hervond de planeet zich den lTden Maart in oostelijke quadratuur, don 28ston Juni in conjunctie en den lOden October hi. westelijke quadra^ tuur van de zon. Men zal zich de l>e- teekenis van deze uitdrukkingen nog wel herinneren uit de bespreking der omloopstijden van Jupiter. Saturnus heeft evenmin als Jupiter een zuiveren bolvorm, doch is aan de polen zeer afgeplat, een ver schijnsel dat ook onze aarde vertoont. Doch terwijl d© afplatting op aarde nog geen 1/298 deel van de equator- middellijn bedraagt, is zij op Satur nus ongeveer liet 1/10 gedeelte. Door een kijker ziet men de planeet dan ook duidelijk ovaalvormig. Op de Saturnus-schijf neemt men eenige banden die evenwijdig aan hanr equator loopen, waar, en die veel gelijkenis hebben met de Jupiter- banden (beid© planeten hebben zeer veel van elkaar). Door de zwakke zomiebelichting zijn zij echter lang niet zoo duidelijk; alleen een lichte band in het midden d©r planeet is beter te onderscheiden. Doordat deze. merkteekenen alle zeer vaag en niet scherp omgrensd zijn, heeft men den duur der draaiing om eigen as, niet zuiver kunnen afleiden. De gevonden waarden wijken echter niet ved van elkaar af en liggen tusschen 10 uur 16 minuten en 10 uur 38 minuten. Het kan echter zeer goed zijn, dat deze getallen geheel onjuist zijn, want volgens sommige astronomen, zou men van Saturnus slechts een zeer dichten dampkring zien en niet hare werkelijke oppervlakte, wat zeer waarschijnlijk is, (laar de meest© bij zondere verschijnselen op de Satur nus-schijf zeer onstandvastig zijn. De grootste eigenaardigheid van Saturnus, waardoor zij zich van alie andere, ons bekende hemellichamen onderscheidt, is gelegen in haar r i n- g e n. Toen Galilei, kort na do uit vinding van den verrekijker, deze op de planeet richtte, zag hij haar door het nog geheel onvolmaakte instru ment, natuurlijk zeer onduidelijk. Toch merkte hij op dat zij iets bij zonders vertoonde en meende zelfs, dat de planeet bestond uit drie aan elkaar vastgehechte bollen. Toen hij haar na eenigen tijd' weer waarnam, merkte hij echter niets bijzonders 0(p, en dacht zich bij de vorige waarne ming vergist te hebben. Men vertelt dat hij toen uit boosheid maar nooit weer den kijkèr op Saturnus heeft gericht! Dit is intussclien zeer jam mer, want als hij haar voor de derde maal nog eens had bekeken, zou hij gemerkt hebben, dat hier geenszins een vergissing in het spel was. Na Gr.l.leï hebben zeer vele astronomen Saturnus bestudeerd, doch geen van allen konden het raadrel oplossen; want soms zag men de planeet go heel rond, dan weer inet „aanhang sels", „ooren", zijbolleljes, „halve maantjes" ©n alle mogelijke fantas tische uitwassen. Onzo groote landgenoot, de genial© Ghr. ITuygh-ens, was de eerste die liet wonder wist te doorzien. Op de laatst© bladzijde van een zijner astro nomische werken, gaf hij in een iet- terraadsel er een omschrijvintr van. Men vindt op die bladzijde het vol gende: (aaaaaaacecccdeeeeeg—h iiiiiii1111inmnnnnnnnnuooo ppq—rr— s—tit—uuuu.j, waaruit men den volgenden I.atijn- schen zin kan vormen: „Annulo cin- gitur, tenui, plano, nusquam cohae- rente, ad ©clipticam inclinato'. het geen zeggen wil: „Haar omgeeft een dunne vlakke ring, die haar nergens raakt en die een hoek met h©t vlak van de ecliptica maakt". 1) In deze weinige maar kernachtige woorden gaf de groote astronoom aan, hoe de vorm van deze planeet is. Hij begreep nu ook, hoe het kwam, dat sommige waarnemers (waaronder Galilei), de planeet wel eens zonder iets bijzon ders hadden gezien. We willen dit eens naguati. Wanneer men een bladi papier niet horizontaal, doch schuin ter hoogte van het oog houdt, ziet men tegen den onderkant van het blad aan. Doch beschrijft het papier ecu cirkel o ni ons heen, zóó, dat het altijd in dezelfde richting schuin 1) Het vlak van de ecliptica is het vlak waarin de aarde zich om de zon beweegt, en waarin dus ook dc zon ligt. blijft, dan ziet men op een gegeven oogenblik niet meer tegen den onder kant maar tegen een schuinen zijkant en nog verder gaande met het papier, ziet men den bovenkant, daarna weer een zijkant (nu de andere; en ten slotte, nadat liet papier een goheelen cirkel heeft beschreven, weer den on derkant. Dit zelfde doet zich bij den Saturnusring voor. In 29 1/2 jaar be schrijven planeet en ring, om ons oog, een grooten cirkel aan den he mel. En nu spreekt het vanzelf dat wij dus ook twee malen den ring zoo wijd mogelijk zullen zien (van boven of van onder) .en twee malen daaren tegen als een streep. Deze is zoo dun, dat d© vroegere sterrekundigen met hun zwakke kijkers hem natuurlijk niet konden waarnemen en Saturnus dus heel gewoon (rond) zagen. Iedere 30 jaar doet zich dus die geleidelijke op- en neergaande beweging voor. In 1899 was de ring zoo wijd mogelijk, in 1907 daarentegen zoo goed als ver dwenen; daarna in 1914 weer gelieel „open", doch nu was dc and©re kant zichtbaar geworden. In 1922 zal de ring weer streepvormig zijn, om in 1928 weer denzelfden stand in te ne men als in 1899. Doch het bovenbe schrevene is ni©t de eenige reden waarom de ring wel eens onzicht baar is. Het geval doet zich nl. ook voor dat een eventuecle zonbewoner tegen den dunnen zijkant zou opkij ken; in dit geval nu zullen de zonne stralen langs den ring gaan en hem niet verlichten. Dit oogenniik valt echter bijna sa men met den ongunstigeu stand ten opzichte der aarde, zoodat aan de ge lijkmatige 30-jarige periode weinig wordt veranderd. Iluyghens, die het eerst den ring ontdekte, meende, dat hij één geheel vormde. Later ontdekte C a s s i n i dat een vrij breed©, donkere spleet hem in 'n minder helderen, buitensten iA, en een zeer helderen, binnenste© ring B; verdeelde.Deze donkere spleet beet de „Cassinische deeiring", naar den ontdekker. Later lieeft men nog eeti derden matten, doorzichtigen ring (C), kunnen waarnemen, binnen de twee genoemde den zoogenaamden S 1 u i e r r i n g. Tegenwoordig kent men echter vele verdeelingen, die gevonden werden naarmate men ster kere kijkers tot zijn beschikking had. De allereerste ontdekkers dachten niet anders of de ring was „vast uit sommige verchijnselen bleek, dat dit onmogelijk het geval kon zijn. Dat hij vloeibaar was, kon uit wiskundige overwegingen, al evenmin aangeno men worden. Het is dan ook geble ken, dat de veronderstelling van Maxwell de juiste was, en dat de ring uit een enormen zwerm van verbazend kleine, en niet afzonder lijk waarneembare deeltjes bestaat, die ieder een eigen baan om de pla neet beschrijven. Het verschil in hel derheid der ringen wordt dan toege schreven aan een grooter of kleiner aantal van deze deeltjes. Het feit dat de buitenste declen van den ring langzamer om Saturnus wentelen dan de binnenste, pleit zeer ten gun st© van deze theorie. Intussclien moet men zich die lichaampjes die haar vormen, niet erooter dan stofdeeltjes voorstellen, daar hun gezamenlijke massa nog niet het honderdduizend ste gedeelte is van dat der planeet! Saturnus heeft uiet minder dan 10 manen, waarvan de grootste Titan, al m©t behulp van een middelmacgcn kijker zichtbaar is; voor J a p e t u s, Rhea, Tethysen Dione, heeft men al veel betere kijkers noodig, terwijl de andere 5 satellieten alleen door zeer groote instrumenten waar neembaar zijn. Hierbij tot slot een overzicht van de 5 al vroeg ontdekte manen; zij zijn zoo geplaatst dat de bovenste de helderste, do volgende telkens min der helder zijn. Manen. Omloopstijd. Afstand. Titan (1655) 15 d. 23 u. 10.1 Japetus (1671) 79 d. 8 u. 29.5 Rhea (1672) 4 d. 12 u. 4.4 Dione (1684) 2 d. 18 u. 3.1 Tethys (1684) 1 d. 21 u. 2 5 De getallen, tusschen haakjes aeh'- ter de namen, geven het ontdekkirgs- jaar aan; de afstanden zijn gegeven in Satnrnus-middellijnen (119746 K.M De andere, veel kleinere manen, zijn! Mimas (1789), Enceladus 1789), Hvperion (1848:, Phoe be (1898; en Them is (1904). Een geheele wonderwereld is het, die zich slechts als een eenvoudige ster aan onze oogen vertoont! H. C. Amsterdamsche Kout 196. Er is altijd gezegd, dat men in het veen niet op een turfje ziet en aan een „boom zoo volgeladen" komt het er op vijf, zes pruimpjes meer of minder niet aan. Maar in het land van melk en bo ter, in het land van de sappige groe ne weiden en het schoonste, onvol prezen melkvee is er gebrek aan melk. Althans, in de groote steden. De hoofdstad van melk-land heeft gebrek aan melk. De melkprijzen worden opgejaagd en de kleine luy» den kunnen geen melk bekomen. Terwijl ik dezen brief schrijf is het tenminste zoo ik heb een flauwe hoop méér flauw dan hoop, dat er eenige verbetering is gekomen, wanneer u dezen onder de oogen krijgt, maar op dit oogenblik lijkt hef er nog niet naar. Zie. rondom ons laait de wereld brand. Bij duizenden en duizenden worden jonge levens weggemaaid. Steden zijn verwoest en verbrand, weerloozeu vermoord, er wordt na meloos leed geleden, wereldstroomin- gen botsen in geweldige felheid, als de geschiedenis van het menschdom nooit heeft gekend, en daar wordt in de hoofdstad van melk-en-boterland een melkoorlog gevoerd. Te midden van het geweldig we reldgebeuren voeren wij hier, in Am sterdam, een oorlogje om den prijs van de melk. Men kent misschien de historie. Toen de melkprijzen de hoogte in gingen en we! zoetjes-aan in zulk een mate, dat de toestand onhoudbaar dreigde tc worden, zou de Regeering, in casu Minister Posthuma, na lier- haalden en kiachtigen aandrang van ons gemeentebestuur, dan helpen. De boeien zouden aan de melkslijters in Amsterdam moeten verkoopen legen een maximum prijs van 9 cents, en dan zouden m Amsterdam de slijters aan het publiek leveren tegen maxi mum prijzen van 10 cents per Liter voor rauwe en 12 cent© voor gepas teuriseerde melk. Dat zou gebeuren Maar De boeren trokken zich van den maximum prijs van 9 cents niets aan en vroegen méér. Toen hebben we een paar maal, ik geloof twee keer, 30.000 Liter Regee- nngsmelk aan de markt gekregen en zoo goed en zoo kwaad als het ging kon in de behoefte aan melk worden voorzien. En naar 't scheen zou de melkoorlog op den duur eindigen niet de nederlaag van de boertjes. Maar plots is de Regeeringsmelk niet meer op de markt gebracht, met het natuurlijke gevolg, dat de zoel- boeren de prijzen opdreven. Toen de zoetboeren zagen, dat dc Regeeringsmelk uitbleef, vroegen ze, voor het weinige dat aan de markt kwam. prijzen, die varieerden tus- FEUILLETON HECTOR MA LOT. 15) Gij vindt dar. zeor zonderling, niet waar, dat een hond een mcnsch kan leeren? En toch is het waar. Denk maar eens na: Neemt gij aan, dut oen hond onder deu invloed van zijn meester staat? O, zeer zeker. Dan zult ge ook begrijpen, dal de meester verplicht is over zich zelf tc waken, wanneer hij de opvoeding van een hond op zich neemt. Stel u maar eens voor, dat ik op een oogenblik, terwijl ik Capi onderwijs gaf, mij zelf vergat en driftig werd. Wat zou Capi doen? Hij zou eveneens drif ig en hoos worden. Dat wil zeggen, dat hij mijn voorbeeld zo© vo!gon, en hij zou glad bedorven worden. De hond is bijna het evenbeeld van zijn meester; wie den een ziet ziet den ander. Laat mij uw hond zien, dan zal ik zeggen, wie ge zijt. De hond van een roover 1h een nijdig dier, die van een dief fclee't; de domme boer heefr. een hond zonder begrip, maar de beschaafde, wellevende man heeft een vriendelij ken, verstandigen hond. Mijn makkers, do honden en de aap, hadden dit op mij vooruit, dat zij gewoon waren voor het publiek op te treden, zoodat z'J den anderen dag zonder eenige vrees tegemoet za gen. Voor hen was het niet anders dan iets te doen wat zij reeds hon derdmaal, ja duizendmaal verricht hadden. Maar ik voor mij deelde die heer lijke onbezorgdheid Diet. M at zou Vifalis wel zeggen, als ik slecht speel de? Wat zouden d"? toeschouwers zeg gen? Deze gedachten beletten mij" den slaap te vatten en toen ik insliep, zag ik in mijn droom verscheidene men schen, die bijna omvielen van het la chen. Oqk gevoelde ik mij den anderen dag zeer zenuwachtig, toen wij de herberg verlieten om naar de markt te gaan waar onze voorstelling zou plaats vinden. Vitalis opende den stoet; met het hoofd fier omhoog, de borst vooruit, gaf hij met zijn armen en boenen den pas aan, terwijl hij een wals speelde op een metalen fluitje. Achter hem liep Capi, op wiens rug de heer Joli-Coeur stond, in het co«- tuum van een Engelsch generaal met eeca roode broek en rok, welke met goud. waren afgezet eui een hoed met een breoden rand en een wite pluim. Verder op eerbiedigen afsiand volg den naas. elkander Zerbino en Dolcc. Ik sloot den optocht, die dank zij den afstand, welken de meester ons had aangewezen, een vrij groote leng te in de straat besloeg. Maar hetgeen nog meer de aan dacht trok van ons luisterrijk gezel schap, waren de doordringende tonen van de fluit die tot in het .achterge deelte der huizen de nieuwsgierigheid der bewoners wekten.Men snelde naar de deur om ons te zien en alle gor dijnen werden opgetrokken. Eenige kinderen begonnen ons 'ft volgen, verscheidene verbaasde boe ren \oegden zich bij hen en lotn wn de markt hadden bereikt, luidden wij een ganscheiii troep achter ons. Ons tooneel was spoedig opgesla gen-, het bestond slechts uit een touw, da,, uan vier boomen werd vastge maakt, zoodat het een langwerpig, vierkant vormde, in welks midden wij ons plaatsten. Het eerste gedeelte der voorstelling bestond uit verschillende toeren door de honden uitgevoerd; muur welke deze toeren varen, zou ik zelf niet weten te zeggen, daar ik te zeer ver vuld was met mijn rol en in de groot ste onrust verkeerde. Alles wak ik mij herinner ie, dat Vitalis niet meer op zijn fluit speelde, maar die met een viool verwisseld had. waarmede hij de oefeningen dei honden begeleidde, en waaroj) hij nu eens dansmuziek, dan weder lieve, vroolijk© deuntjes speelde. De menigte was al spoedig tot aan het koord doorgod rongen, un wan neer ik meer werktuigelijk dan we. met een bepaalde bedoeling om mij heen blik e, dan zag ik dat aller oogen op ons waren gevestigd. Toen het eerste stuk geëindigd was, nam Capi een houten balije in zijn bek en deed hij op zijn achterste poo ien de ronde bij 't „geachte publiek". Wanneer er geen cea-en in het bakje vielen, zette hij dit eerst op deu grond buiten het bereik der omstan ders en ;egde vervolgens zijn beide pooten op den weerspaiwigen toe schouwer, blaft$ eenig© malen en klopte zaehi jes op diens zuk, alsof hij dezen wilde openen. Onder het pu bliek ging dan een algemeen gelach op en ieder deelde in die vroolijkheid. liet is een slimme poedel; hij weet wiens zak het heet gevuld is. Kom, steek uw handen in uw zak. Hij zal wat geven! Neen hij geeft niets! Uil de erfenis van uw oom zul; gij het terugkrijgen. Eindelijk kwam hot geld dan ook te voorschijn uit liet alleronderste punt je van den zak. intusschen lheld Vitalis zonder een woord te spreken, aanhoudend zijn blik op hei hakje gericht en speelde eenige vroolijk© deuntjes op zijn viool, die luj volgens de maat op tu neer bewoog. Capi kwam weldra bij zijn meester terug, terwijl hij het bakje zegevie rend in de hoogte hield. Nu was liet de beurt van Joji-Coeur en van mij om op :e treilen. Dames en licereu zeide Vitalis, terwijl hij met de eene hand zijn strijkstok zwaaide en met de andere met zijn viool eenige bewegingen maakte, onze voorste 11 ng zal bes o en worden door een fraai tooneelf- uk, getiteld: De knecht van don heer Joh- Coe-ut of de domste van de twee is niet dien men denkt. Een man zooals ik ben. vernedert zich niet om vooruit zijn s.ukken en tooneelisten te prij zen; ik zeg slech.s: ziet goud toe, opent de oogen wijd en maakt uwe handen vast klaar om te appiaudisseeren. Hetgeen hij eon fraai tooneelsluk noemde, was in werkelijkheid een pantomime: dat wil zegzen een stuk, da: met gebaren en zonder woorden gespeeld wordt. En dat moest ook zoo zijn, daar twee der hoofdpersonen, Jo'i-Cceur en Capi, niet konden spre ken en de derde, (ik zelf) niet in staat zou geweest zijn twee woorden 'e uiten. Tot opheldering van het stuk en om het spei der acteurs gemakke lijker te maken, lasehle Vitalis van .ijd tot tijd een woordje er in, dat een verklaring gaf van de verschillen de toestanden. Zoo ook speelde hij zachtkens ton knjgsmarsch bij het optreden van den hoer Joü-Coeur als Engelsch generaal, die zijn rang en zijn fortuin door een oorlog in IndiS verworven had. Tot heden had de heer Joli-Coeur geen anderen knecht dan Capi, maar hij wilde liever een oppasser, daar zijn middelen hem deze kleine weelde veroorloofden; de dieren zijn lang genoeg de slaven der menschen geweest; het werd dus hoog tijd. da: hij hierin eene veran dering bracht Terwijl hij op de komst van dien oppasser wachtte, liep de generaal in zijn kamer op en neer en rookte een sigaar. Men moest eens zien welk© rookwolken hij het publiek in het gelaat blies. De generaal werd ongeduldig en rolde met zijn oogen, als iemand die op lie: punt is in drift uil te barsten; hij beet <>P xijzi lippen en stampte met zijn poolen op den grond. Toen hij voor de derde maal stamp te, moest ik met Capi b nnen komen. Aj zou ik mijn rol vergeten zijn, dan zou de hond mij die wel hebben lierinnerd. Op het gegevea oogenblik rekte hij zijn pooi naar mij uit en bracht mij bij den generaal. Toen deze mij zag, hief hij zijn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 13