Allesn op de Wereld BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. 33e Jtttrfang ZATERDAG 27 NOVEMBER 1915 No 9962 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, tiet Rijke Natuurleven WINTERPLANTEN LN DEN TUEN. Als vuile morsige lappen liggen de bladeren van het groote Heefblad op de vochtige, zwarte aarde. Heel den zomer hebben ze in al hun kracht daar gestaan, heel den zomer hebben ze gewerkt, om in de ondoraardsche doelen rijkelijk voedsel op te slaan en van wat ze aan overproductie lever den, zijn nu groote knoppen gevormd, grijsgroen door de schutbladeren en dicht bij den grond, zoodal de gure oostenwinden niet al hun krachten op hen kunnen beproeven. Ze staan in een vergeten hoekje van mijn tuin, de eigenaardige planten, die al in de zen tijd bijna klaar zijn voor het len- tewerk. Binnen enkele weken zullen de bla deren gejieel zijn vergaan en schijn baar heeft de plant haar tijd gehad, maar voor de gewone lentebloemen zich zullen ontplooien, is er al weer leven en kleur op de plaats, waar nu nog alles wijst op vervallen groot heid. Dan komen de dikke, groene knop pen verder boven den grond em van dat oogenblik af tot diep in het na jaar is er dagelijks nieuwe ontwik keling merkbaar. Eerst komt het vroe ge bloeitijdperk. De knoppen stijgen hooger en hooger en weldra staan er een tien- tot twintigtal zware, rijk- b.otmige trossen van bruinpaarse of witte bloemen. De Garenkokerskade hij Haarlem, evenals de Brouwers vaar bij het viaduct verandoren zoo ieder jaar ten deele in een echt stukje natuur, want daar komt het groote Hoefblad nog in groote hoeveelheid voor. Is de bloeitijd, die enkele weken duurt, eindelijk voorbij dan ontwik kelen zich weer de ïörsche bladeren, groot en sterk als die der rhabarber- planten en de kringloop vangt op nieuw aan. In den tuin zijn het lang niet allecJ de hoefbladplanten, die hun stevige knoppen al boven den grond brongen, voor het oude groen is verdwenen. De pioenrozen*, die ook gauw haar bloemen klaar moeten hebben, ont wikkelen krachtige, roode knoppen, die heel den winter moeten trotsee- ren en daarom ook goed beschermd ziin door vliezige schutbladen. Niet, dat de pioenrozen die spon1- taniëteit in hun ontwikkeling vertoo- nen, welke het Hoefblad aan den dag legt, maar in een paar maanden moe- teu de zware roode of rose rozen toch klaar zijn en ook de sterke stengels, d e al die pracht moe-ten dragen, ver bruiken heel wat krachten. Daarom zijn de toekomstige planten nu al in beknonten vorm aanwezig om zoo gamv mogoli-k, als de zon maar even heeft gewekt, aan de voorjaarsont wikkeling mee te doen. Naast de beschreven planten, die den winter ingaan, rijk voorzien van knoppen, zijn er ook enkele in den tuin, die schijnen te spotten met alle vernietigende krachten der winter koude. Zij zijn frise.hjrroen gp.bleve.n en gaan zoo in volle glorie het laatste jaargetijde tegemoet. Van deze sterken valt vooral de muurbloem op, het sterke heestertje, dat geen eischen stelt, noch aan standplaats, noch aan anrd van den bodem, mits deze maar niet te voch tig is. Zooals de wilde exemplaren het jaar in" jaar uit op de ruïne van Bre- derode kunnen uithouden, daar waar zelfs bet harde gesteente tot verval kwam; zoo is ook ieder hoekje van den tuin naar den zin der muurbloe men nog goed genoeg. Daar staan ze nu aan dun kant van het harde grintpad dicht bij den muur en ze zijn krachtig en sterk als in het hartje van den zomer. Het aanpassingsvermogen dezer planten moet wel he«l groot zijn, dat ze overal zoo prachtig ontwikkelen, maar nog opvallender is het, dal ze na de fel ie vriesnachten zoo gauw weer op haar varhaal komen. Als de eerste nachtvorsten haar werk hebben gedaan, zijn de dahlia's in een zware, verschrompolde massa veranderd, de heesters, die nog een. gedeelte van hun zomerpracht droe gen, veranderen plotseling in kale takkenbundels, maar do muurbloe men weten van geen verval. 's Morgens kunnen we zien, hoe de blaadjes zich neer hebben gebo gen en do rijp de konten heeft ver hard. De planten zien er donker uit een oogenblik kunnen we gelooven, dat het einde van deze sterke planten toch is gekomen, maar tegen tien uur, ala de zon maar even haar zwak ke stralen over de bevroren plantten heeft doen gaan, monteren de muur bloemen weer op. De slappe blaadjes worden weer stevig, het frissche groen komt terug en na weinige uren is er weinig meer van het kortstoiv dig verval te bespeuren. Wel mouten de planton vaak den volgenden nacht weer denzelfden aanval doorstaan, maar het neerbui-1 pen en schijnbaar verschrompelen, der bladeren is nfets dan een beschut-J tingsmiddel, dat slechts bij de streng ste winters faalt. Is de vortet voorgoed verdwenen, dan ontwikkelen de planten het wel riekende bloemenkleed, alsof er niets was gebeurd. TI. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen EEN LANGE REEP BORDUUR WERK. De Museums van Oudheden in Eu ropa zijn bijna ontelbaar, maar onder al de rariteiten, die zij bevatten, is er wellicht geen, dat voor hen, die belang stellen in het verleden, van zooveel waarde is, als de lange reep bord uurwerk, die bekend is onder den naam: „Borduurwerk van Bayeux". Bijna negentien eeuwen geledon grepen ur voorvallen plaats, die in vloed hebben uitgeoefend op allen dio in Groot-Brittnnn en Ierland woon den. De slag bij Hastings en alle daar aan voorafgaande gebeurtenissen, zijn in het borduurwerk van Bayeux j vereenisd; en wanneer men fets om, I trent dien tiid wenscht te weten, kan men geen betere bron raadplegen; want niet alleen wordt in dot werk een voorstc'lin-g gegeven van hetgeen een geschiedschrijver te boek stelt, maar tevens van een nantal kleine bijzonderheden, hefrekking hebbende op het dagelijksch leven van de beide volkeren, wietr afstammelingen de Engelschen en Amerikanen geworden zijn. Het borduurwerk van „Bayeux" is op lijnwaad; waarschijnlijk onge bleekt en de tijd en de stof hebben hut bruinachtig geel doen worden. Hori zontale lijnen verdeelen hut in een middenvak met twee randen. In dat middenvak zijn de personen en too- neeien afgebeeld; hier en d8ar is ech ter over de randen heengewerkt. Deze zijn in den regel door lijnen in vak ken verdeeld, die gevuld zijn met voorstellingen van beesten, vogels, visschen, paarden, mensclien en dra ken. Soms ook zijn er kleine schet sen naar het leven, illustraties van de fabelen van Esopus op de randen gewerkt Men ziet er mannen ploe gen en eggen, den vogelaar zijn strik ken zetten, den vos, die bezig is dun rao.f te vleien, die een kaas ln den bek lioudL De voorstellingen op den rond zijn zoowel wat betreft belang rijkheid als uitvoering ondergeschikt aan die op het middenvak. In het ge heel staan er meer dan zeshonderd twintig personen, honderdtaoht.ig paarden en vijfhonderd vijftig ande re dieren op, behalve nog een aantal schepen, booten,' huizen, bommen, wapens, gereedschappen. Deze figu ren missen alle perspectief un scha duw en doen .ons onwillekeurig den ken aan den arbeid van een handig kind. Het gelaat en de ledematen zijn slechts aangegeven door gestikte lij nen. De kleeding der personen kon men natuurlijk zoo boDt maken als men wilde, maar de dieren hebben vachten, waarvan de kleuren aller onwaarschijnlijkst zijn.Daar schaduw en perspectief geheel ontbreken, heeft men dit eenigszins willen vergoeden, door aan de verschillende deelen van hetzelfde dier een andere kleur te ge ven. Zoo ziet men b-v. een licht blauw paard met twee roode achter- pooten, groene ooren en gele manen. De hoeven aan rijm Nauwe pooten ziin rood un die aan de roode groen ge borduurd. Niettegenstaande deze bonthei-d is i deindruk, dien het geheel maakt, toch goed, vooral omdat de tijd de kleu ren, die naast ulkaar zijn aange bracht, hoezeer zij ook moge verschil len, In harmonie brengt met rikaar en de tint van het heele werk ver zacht Un minder sprekend doet wor den. Men is het er algemeen niet, over eens, wie de uitvinder, de eerste ver vaardiger van duze soort borduur werk is geweest «n wanneer het voor het eerst gezien is geworden. De volksoverlevering zoet. dat Mathilda de echteenoote van Willem de Ver overaar ur mee he-romv-n is. met bet doel de roemriike daden van haar man te vereeuwigen. Sommige ge schiedschrijvers ineenen, dat lang nadat Mathilda leefde, de eerste stuk ken zijn geborduurd. Het borduur werk werd, tot aan de Franschu re volutie bewaard en tentoongesteld in de kathedraal van Bayeux, waar het j op bijzondere feestdagen langs de j muren van het schip van de kerk I gehangen werd. Gedurende al de eeuwen die verloo- pen zijn sinds de vervaardiging is het aan verscheiden gevaren ontsnapt. De kerk brandde in 1106 nf; in 1562 werd het uit <te kerk weggevoerd. In 1792 werd het bijna in stukken gesneden om tot dekking van wagens van het leger der Franschu opstande lingen te dienen. In 1803 werd hot naar Parijs overgebracht en tentoon gesteld in het Museum Napoléon om do Franschun op te wekken ander maal een poging tot verovering ^an EngeJand aan te wenden. Eindelijk j kwam het weer Ln Bayeux terug. Men achtte het veiliger het thans In j het raadhuis te bewaren. Hier werd het op twee cilinders gebracht, en van de eeue over de andere gerold wan- I neer bezoekers of g°leerden het wenschten te zien. Daar dit nog al herhaaldelijk gebeurde werd het ee nigszins gehavend, vooral aan Ce beide uiteinden. Eerst in 1842 ging men er toe over voor deze kostbare relirruie een mu seum aan te leggen w*&E.hel achter glas was te zien en daardoor veel minder ie lijden had. Van hier wenl het in 1871 in haast weggevoerd toen de Pruisen de grenzen naderden. Zoo dra de rust was .hersteld, plaatste men het weer in het museum. De portretten der personen die op iet lijnwaad zijn vereeuwigd kunnen niet gelijkend zijn. Het geheel geeft de geschiedenis van de verovering van Engeland door du Noormannen »u wel van het begin tot het einde. MARIE VAN AMSTEL. Sterrenpraatjes. IX. De planetoïden, asteroïden, of kleine planeten. De drie gordels in ons zonnestelsel. Ontdekking der planetoï den. Grootte en helder heid. Wanneer een komeet uit de diepte van het wereldruim onze zon nadert, dan ontmoet zij op haar weg eerst Neptunus, vervolgens Uranus, SaUir- nus, Jupiter, enz. Zij kan dan bij deze vier planeten 'n zekeren climax waar nemen, in zooverre dat Saturnus grooter is dan Uranus en Neptunus, en Jupiter weer grooter is dan Satur nus. Doch dan schijnt het alsof d<' ka. meet de eerste „strook" van ons zon nestelsel gepasseerd is, nl. die der allergrootste leden van dit stelsel. Des ue meer vallen de afmeuaigen van dete hemellichamen op, daar de strook die de komeet nu doorkruist, gevormd wordt door de allerkleinste planeten, de planetoïden, waar onder er zijn, die een middellijn heb ben van slechts 10 K.M., (u.i. üus ruim de halve aistand Haarlem Amsterdam!;, terwijl van de bijna 8<XJ bekende, er niet meer dan 12 zijn, wier middellijn meer dan 12ü K. M. bedraagtÜJinnen dezen gordel bevindt zich dan die der „aardsche planeren", nl. Mars, Aarde, Venus en Mercurius. We zouden dus de volgende sche matische tekening van ons zonne stelsel kunnen maken. Om het punt 2 (zon; trekken we een cirkel met een straal van 1,6 c.M. Deze cirkel, (tl© Marsbaan) sluit den gordel der aardsche planeten in. Men noemt ze zoo, omdat hun grootte met die der aarde te vergelijken is. De tweede cirkel heeft een straal van 5.2 c.M. (de Jupiterbaan). Door deze en den vorigeu cirkel wordt de gordel der plan:toiden begrensd. En ten laaiste geeft een cirkel, met een straal van 30 c.M. (de NeptunusbaanJ de buitenste grens van de strook der allergrootste planeten aart Deze zijn alle zeer veel grooter dan de aardsche planeten. Men kan dus zeer duidelijk 3 gor dels in ons zonnestelsel opmerken. Over de middelste, die der planetoï den willen wij het nu lubben. Den lsten Januari 1801 werd het eerste Md van de.© geweldige verza meling van planeetjes ontdekt P i a z- z te Palermo, tue bezig was mot de samenstelling van een g rooien ster- rencatalogus. had dien nag txu iter onbeduidend, tot dusverre nog niet opgevallen, sterretje waargenomen. Toen hij don 2den Januari, dezelfde p.aats aan den hemel weer waarnam, beinerkie lnj, dat 't sterretje van plaats veranderd was. Maar zooals liet in zulke gevallen meestal gaal, werd dii vorsenïjnsel door Piazzi aan een vergissing toegeschreven. Doch den 3den Januari bieek duidelijk dat de plaatsverandering een werkelijk leit was, en het object dus geen v.iste sier kon zijn. De gedachte aan een nieuwe planeet kwam niet in Piazzi op en hij lm ld hel voor een gewone komeet. Daardoor maakt hij do ont dekking niet met veel spoed bekend. Dit gebeurde eerst den 2-ien Januari en toen de astronomen, die tengevol ge van de slechte postverbindingen eerst toen het belicht kregen, was het lichaam al te dicht bij de zon om nog met vrucht bestudeerd te kun nen worden. Bode opperde al dade lijk de meening, dat Piazzi, de al zoo lang vermoede planeet tusschen Mars en Jupiter ontdekt had, en toen uit de waarnemingen vaij de laatste was berekend dut de baan cirkelvormig moest zijn, werd de „komeet" tot pla neet verheven, en kreeg den naam van Ceres. Was het mogelijk gebleken, uit de waarnemingen van Piazai, grofweg den vorm der baan aan te geven, voor de berekening van de plaats aan den hemel waren zij lang niet voldoende en men betwijfelde dan ook zeer of de planeet, na haar uittreding uit de zonnestralen, wel weer l© vinden zou zijn. liet leerstuk der baanberekeniii- gen was in dien tijd nog niet zoo ont wikkeld, dat uit zoo weinig gegevens een middel tot beiekenmg dei elemen ten, kon gegeven worden. Docli de wiskundige üausz, toen pas 24 jaar oud, hield zich juist bezjg mot hét probieem, om uit wei nige waarnemingen van een he mellichaam zijn baan nauwkeu rig te berekenen en werkelijk geluk te het hem een method© hiervoor ie vinden. Zij werd op de pas ontdekte Ceres toegepast, mes het schitterende resul-aut dat dc planeet den 7den De cember 1801 op de aangegeven p.aats werd teruggevonden. De door Gausz uitgevonden methode heeft tot grond slag van alle verdere theoretische onderzoekingen omtrent dit onder werp gediend. Ongev-or een 15 maanden na de ontdekking van Ceres, vond Olbers bij de bestudeert ng van laatstgenoem. de, zeer dicht bij haar, een tweede nieuwe planeet, die Pallas werd genoemd. Haar aJstana van de zon komt overeen met dien van Ceres. Ge_ lukkig mag het genoemd worden dat Ceres, vóór do ontdekking van Pallas was teruggevonden, want anders had men de laatste zonder twijfel voor de eerste aangezien en de astronomen hadden dan voor veie onoplosbare raadselen omtrent de baan van die planeet gestaan, wam dat zich imer dan een planeet tusschen Mars en Jupiter zou bewegen, vermoe d<n© men in dien tijd in liet geheel r-iet. Uit de oinstandigneid, dat Pallas en Ceres op ongeveer gelijken afstand van ue zon liggen, spiuk uibus ue veionuersteUing uit, uat beiue licha men ue overbiijiseic-n waren van een grooieie, uit elkaar gespatte planeet, en uat er waaiscuijm.ja nog meer brokseu vOornanuen zvuoen Zijn. lotn m looi een ueiue licnaam, „Juno', gevonueu Weru, dat Werke- njs in aezciiue owstauuigueden ver- kecrue ais ueres en i'a.ias, bcneeu Conors' veroiiücisieiimg waarheid te *>evauen. Docli m tooi werd ue vierde nieuweling ontwekt, „Vestu", en nu. bleek uil toen met net geval ie zon, uaar ueze goiieel ande re versemjuselen vertounue. Nu ue oiudekiuug wu deze vier planetoïden, in zuih. een Korten tiju, lag t voor ue Uaiui, uat naar utuiial nog veel «rooier was. -wet ijver g.ug uren uun ook „op jacht" naar ueze LiUiputieis. net len, uat uien ecuter over weinig goeuc steircnk tarten becrCnikte, luid ten gevolge, uat de onderzoekingen met aan ue verwacn- tingen beantwoordden. Eerst in bet jaar 184a, dus 38 jaar na ue ontdek king van „Vesta", werd de vijfde planeet gevonden. Van toen af is er geen jaar voorbijgegaan, zonder dat er een of meer nieuwe lichaampjes tusschen Mars en Jupiter opdoken. Verscheidene raakte men voor kor- ttren of luugereu tijd weer kwijt, daar u»t de weinige waarnemingen I vóór hun weder-verdvvijnen, de baan I nog met te berekenen was. Andere r werden voor nieuw aangezien en bleken bij under onderzoek reeds iang bekend te zijn. In den la&tsteu .yd zoekt men naar de asteroïden volgens een vast plan. Men vergelijkt namelijk geregeld den hemel met een goede sterrenkaart, en onderzoekt nauwkeurig of een ster, die op de kaart ontbreekt, ook een eigen beweging-ten opzichte der andere heeft. Hoewel de methode dus zeer eenvoudig is, eisclit zij een on denkbaar geduld en uithoudingsver mogen van den waarnemer. Een veel doeltreffender wijze van handelen werd mogelijk door de uit vinding en de ontwikkeling der pho- tografie. Men stelt namelijk het foto toestel zoodanig op. dat het de be weging van den hemel in 24 uur naukvkeurig volgt.met andere woor den bet toestel draait in 24 uur juist éénmaal om een as, die evenwijdig aan de aard-as is aangebracht. Al belicht men nu dus eenige uren, dan zullen alle sterren op het gedeelte van den hemel, dat op de nlaat in werkt, zich als stipjes op de foto voor doen. Waren er evenwel planetoïden tusschen die vaste sterren, dan zullen deze zich in die paar uur door hun eieen beweging aan den hemel heb ben verplaatst, dus op de fotografi sche plaat ale korte liinljes voorko men en dadeliik worden ongemerkt. On deze wii-ze ontdpkte Wolf in Hei delberg, de eerste, die deze methode toennste. honderden planetoïden De schitterende resultaten, die worden bereikt, zi'n nl dadeliik hterult na te gaan. dat terwijl van 18ól tot .1891 slechts weinige planetoid.-n bekend waren, er van 1891 tot 1895 meer dan 100 werden ontdekt, en het aantal in 1914 (30 April) tot 783 was gestegen. Oorspronkelijk was men begonnen met iedere planetoïde een naam uit de Griekscbe mythologie te geven, doch toen hun aantal zoo ontzagwek kend toenam, is men ook tot andere benamingen overgegaan. Velen heb- bpn zelfs slechts een nummer of let ter. Van al de planetoüden, is alleen Vesta, en dan slechts door een ge oefend waarnemer, onder de gunstig ste omstandigheden met het bïoote oog te zien. In helderheid volgen dan Ceres. Pallas en Iris. Toch ziin deze niet de grootste. Volgens de grootte gerangschikt, zou het lijstje als volgt aanvangen: Ceres middellijn 768. Pallas 483. Vesta 385 Juno 193. Deze middellijnen heeft men doof directe metingen der schijfjes gevon den (Barnard). Ook hw'l men ge tracht, de grootte uit de helderheid af te leiden, doch op deze onderzoe kingen (van Muller) willen wij niet verder ingaan daar zij zeer betwist baar ziin. In ieder geval ziin al de I planetoïden uiterst kleine lichaam pjes, en slechts wem ge hebben een grootte die te vergelijken is met die van bovengenoemde. Een zeer eigenaardige ontdekking heeft men, bij bet bestudeeren der planetoïden, gedaan, nl. de helder- I hoidsvoranderjngen die bij baar zeer opvallend zijn; over de oorzaak van j dit verschijnsel weten we echter nog weinig met zekerheid. Veten scbrij- i ven het tou aan de verschillende be- lichting door de zon, van het op aar- i de zichtbare gedeelte der planeet (de p h a s e n, iets dergelijks als bij de j maan). Deze uitlegging is echter aan I zeer veel bedenkingen onderhevig. I Eenige planetoïden verdienen bij zonder de aandacht, omdat haar baan j geheel of gedeeltelijk óf b u i t e n de Jupiterbaan óf b i n n e n de. Mars- 1 baan ligt. Vooral Eros is heel be langwekkend doordat haar vrij lang werpige bnan haar in de ge'egenheid stelt, de narde soms tot op een af stand van slecht® 0 *3 aarrlhnanrtraal (19 millloen K.M.) te naderen ïn aphelium daarentegen bevindt zij i zich ver buiten de Mnrsb.mn. Door I den manneP V-on nn-m Fr-«. in teeen- stelling met de namen der andere planetoïden, die vronwe'iik ziin. beeft men do bijzondere plants die zij in neemt willen te kenn»n geven Het zelfde is het geval bii 3 van de vier I planetoïden wier banen buiten de Jupiter heenreiken. Zij heeten: FEUILLETON HECTOR MALOT. 27) Mijne honden volgden mij met han genden kop zeker begrepen zij hoe slecht wij vau de reis waren geko men Capi Jiep mij nu en dan vooruit en zag mij met zijne verstandige oggon nieuwsgierig aan. Ieder ander in zijne plaats zou mij allerlei vragen hebber, gedaan, maar Capi was te go. d opgevoed, te goed gedrild, om zich eene onbescheiden vraag te ver oorloven. Hij bepaalde er zich toe zijne nieuwsgierigheid aan den dag te leggen, en ik zag hoe zijn Kaken beefden, door de pogingen die hij deed1 qm,, zijn geblaf te onderdruk ken. Toen wij ver genoeg van het dorp waren verwijderd om zeker te zijn. dat de booze veldwachter niet meer komen zou, gaf ik een toeken met mijn hand en dadelijk vormden de drie honden een kring om mij Capi stond in het midden en hield onbe weeglijk de oogen op mij gevestigd. Het oogenblik was gekomen om hun de uitlegging te geven, die ze wachtten. Daar wij geen permissie hadden om te spelen, zei ik, jaagt men ons weg. En nu? vroeg Capi, met een be weging van zijn kop. Nu gaan wij slapen onder den blooten hemel en avondeten hebben wij niet. Bij het woord avondeten lieten al len een dof gebrom hooren. Ik liet mijn drie stuivers zien. Ge weet dat dit alles is wat wij bezitten; geven wij vanavond onze drie stuivers uit. dan hebben wij niets voor ons ontbijt van morgen. Daar wij vandaag gegeten hebben, komt het mij verstandiger voor aan den Jeg van morgen le denken. Ik stak de drie stuivers in mijn zak. Capi en Dolce bogen onderworpen den kop, maar Zerbino, die niet al tijd in zijn humeur was en bovendien een lekkerbek, ging voort niet brom men. Na een strengen blik, die hem ech ter niet tot zwijgen bracht, zeide ik tot Capi Verklaar eens aan Zerbino wat hij niet schijnt tc kunnen begrijpen. Wij moeten ons vandaag getroosten niet meer le eten. als wij morgen iet6 willen hebben. Dadelijk gaf Capi een slag met zijn poot en eone gedachtenwi6seling tus schen hen volgde. Dat woord gedachtenwisseling vindt men misschien niet zeer juist, omdat het hier honden geldt; maar zeker is het toch dat alle dieren een eigen manier hebben om elkander iets mede te deelen. Ais men m een huis gewoond heeft onder welks dak lijst en kozijnen de zwaluwen neste len, krijgt men al zeer spoedig de overtuiging, dat de vogeltjes niet en- kol fluiten, om een wijsje te doen hoo ren, wanneer zij, bij het aanbreken van den dag, zoo druk met elkander bezig zijn. liet zijn bepaalde gesprek ken die zij met elkander houden ernstige zaken behandelen zij. waar in woorden vol teederheid worden ge wisseld. En de mieren van denzelf den stam kruisen, als zij elkander ontmoeten, hunne voelsprietjos. Moet men ook daaruit niet opmaken, dat zij elkaar het eon of ander mededee- len wat voor haar van belang is? Wat de honden betreft, deze kunnen niet alleen spreken, maar ook lezen Zie maar eens hoe zij met hun neuo in de lucht of met den kop vlak op den grond de steen en en planten bo- reuken en dan eensklaps een oogen blik stilstaan bij een struik of voor 'n muur. Wij menschen zien niets op die muren, maar de hond leest daar op allerlei bijzondere dingen in een geheimzinnig schrift, dat door ons zelf niet wordt opgemerkt. Wat Capi aan Zerbino mededeel de verstond ik met; want zoo al de honden de taal der menschen ver staan, de menschen kennen die der dieren nietik zag alleen, dat Zer bino niet naar rede wilde luiste ren en er op aandrong, dal de drie stuivers vandaag nog zouden worden uitgegeven! Capi moest eindelijk wel boos worden en eerst toen hij zijn tanden had laten zien, gaf Zerbino, die niet heel dapper was, toe. De vraag omtrent het avondeten was dus beslist, maar die van het nachtverblijf moest nog behandeld worden. Gelukkig was het mooi weer het was een wanne dag geweest en in dezen tijd van 't jaar onder den bloo ten hemel te elapen, was zoo erg Diet Alleen moest men zijne slaap stee zoodanig inrichten, dat men geen last kon hebben van de wolven, zoo die er waren in dezen omtrek en wat mij nog grooter gevoar scheen van de veldwachters want voor ons waren die menschen nog meer te vreezen dan de wilde dieren. Wij moesten dus maar doorloopen den weg volgende, tot wij eene goede schuilplaats hadden gevonden. Het was een lange weg: de eene mijl volgde op de andere en de laat ste rooskleurige gloed der ondergaan de zon was verdwenen, zonder dat wij nog eene schuilplaats gevonden hadden. Er moest een besluit worden genomen. Toen ik stilstond om op de plek, waar wij waren, den nacht duor te brengen, bevonden wij or» in een bosch, waarin hier en daar eerrge open vlakten waren, m het midden waarvan groote rotsklompen zich ver hieven. De plaate was zeer tomber en verlaten, maar wij hadden g->en keus en ik meende, dat wij tusschen die granietblokken wel legen de nachte lijke» koude beschermd zouden zijn. Ik zeg „wij" en bedoel hiermede Joh-Coeur eu mij zeiven want wat de honden betreft, om hen behoefde ik mij zoo zwaar niet te bekomme ren zij zouden er de koorts niet van krijgen of zij al een nachtje buiten sliepen. Maar voor me 2©ivcn moest ik oppassen, want ik besefte al de verantwoordelijkheid, die op mij rustte. Wat zou er van mijn troep te rechtkomen, als ik ziek werd Wat zou ik beginnen als >k Joli-Coeur moest verzorgen Wij "sloegen nu terzijde van den weg af en volgden de openingen tus- echen de steenen. totdat ik vóór mij een groot rotsblok zag. zoodanig ge vormd, dat er onder een soort van grot was en het bovengedeelte als een gewelf er over uitstak. In die grot had de wind eene groote massa verdorde dennenaalden bijeengedre ven. Beter konden wij niet verlan gen; er was eeD matras om ons op uit le strekken een dak orn one te beschutten er ontbrak ons mets dan een stuk brood tot avondeten Maar men moest maar trachten daar niet aan te denken Het spreekwoord zegt terechtwie slaapt voelt geen hon ger. Vóór ik insliep deelde ik aan Capi mede, dat wij op zijne waakzaam heid rekenden en in plaats van zich, evenals wij. op de denneniialden neer tc leggen, bleef het goede dier buiten onze grol om de wacht te houden. 11 kon nu gerust zijn overtuigd dat nie mand bij ons zou komen vóór ik ge waarsc! uwd was Hoewel hieromtrent gerustgesteld kon ik toch niet zoo dadelijk op mijr matras van dennenaalden inrtapet bij Joli-Coeur, die in mijn jas gewik keld naast mij lag. Zerbino en Dolce aan mijn voeler.. Mijn bezorgdheid was neg grooter dan mijn vermoeie nis. Deze eerste dag van mijn reis was slecht geweest wat zou de dag van drie stuivers. Of ik ze al omkeerde en nog eens omkeerde in mijn zak, er bleven er altijd maar drie ik kwam niet boven dat getal

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 21