Allesn op de Wereld
BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
33e Jtttrfang
ZATERDAG 27 NOVEMBER 1915
No 9962
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
tiet Rijke Natuurleven
WINTERPLANTEN LN DEN TUEN.
Als vuile morsige lappen liggen de
bladeren van het groote Heefblad op
de vochtige, zwarte aarde. Heel den
zomer hebben ze in al hun kracht
daar gestaan, heel den zomer hebben
ze gewerkt, om in de ondoraardsche
doelen rijkelijk voedsel op te slaan en
van wat ze aan overproductie lever
den, zijn nu groote knoppen gevormd,
grijsgroen door de schutbladeren en
dicht bij den grond, zoodal de gure
oostenwinden niet al hun krachten
op hen kunnen beproeven. Ze staan
in een vergeten hoekje van mijn tuin,
de eigenaardige planten, die al in de
zen tijd bijna klaar zijn voor het len-
tewerk.
Binnen enkele weken zullen de bla
deren gejieel zijn vergaan en schijn
baar heeft de plant haar tijd gehad,
maar voor de gewone lentebloemen
zich zullen ontplooien, is er al weer
leven en kleur op de plaats, waar nu
nog alles wijst op vervallen groot
heid.
Dan komen de dikke, groene knop
pen verder boven den grond em van
dat oogenblik af tot diep in het na
jaar is er dagelijks nieuwe ontwik
keling merkbaar. Eerst komt het vroe
ge bloeitijdperk. De knoppen stijgen
hooger en hooger en weldra staan
er een tien- tot twintigtal zware, rijk-
b.otmige trossen van bruinpaarse of
witte bloemen. De Garenkokerskade
hij Haarlem, evenals de Brouwers
vaar bij het viaduct verandoren zoo
ieder jaar ten deele in een echt stukje
natuur, want daar komt het groote
Hoefblad nog in groote hoeveelheid
voor. Is de bloeitijd, die enkele weken
duurt, eindelijk voorbij dan ontwik
kelen zich weer de ïörsche bladeren,
groot en sterk als die der rhabarber-
planten en de kringloop vangt op
nieuw aan. In den tuin zijn het lang
niet allecJ de hoefbladplanten, die
hun stevige knoppen al boven den
grond brongen, voor het oude groen
is verdwenen.
De pioenrozen*, die ook gauw haar
bloemen klaar moeten hebben, ont
wikkelen krachtige, roode knoppen,
die heel den winter moeten trotsee-
ren en daarom ook goed beschermd
ziin door vliezige schutbladen.
Niet, dat de pioenrozen die spon1-
taniëteit in hun ontwikkeling vertoo-
nen, welke het Hoefblad aan den dag
legt, maar in een paar maanden moe-
teu de zware roode of rose rozen toch
klaar zijn en ook de sterke stengels,
d e al die pracht moe-ten dragen, ver
bruiken heel wat krachten. Daarom
zijn de toekomstige planten nu al in
beknonten vorm aanwezig om zoo
gamv mogoli-k, als de zon maar even
heeft gewekt, aan de voorjaarsont
wikkeling mee te doen.
Naast de beschreven planten, die
den winter ingaan, rijk voorzien van
knoppen, zijn er ook enkele in den
tuin, die schijnen te spotten met alle
vernietigende krachten der winter
koude.
Zij zijn frise.hjrroen gp.bleve.n en
gaan zoo in volle glorie het laatste
jaargetijde tegemoet.
Van deze sterken valt vooral de
muurbloem op, het sterke heestertje,
dat geen eischen stelt, noch aan
standplaats, noch aan anrd van den
bodem, mits deze maar niet te voch
tig is.
Zooals de wilde exemplaren het
jaar in" jaar uit op de ruïne van Bre-
derode kunnen uithouden, daar waar
zelfs bet harde gesteente tot verval
kwam; zoo is ook ieder hoekje van
den tuin naar den zin der muurbloe
men nog goed genoeg.
Daar staan ze nu aan dun kant
van het harde grintpad dicht bij den
muur en ze zijn krachtig en sterk als
in het hartje van den zomer.
Het aanpassingsvermogen dezer
planten moet wel he«l groot zijn, dat
ze overal zoo prachtig ontwikkelen,
maar nog opvallender is het, dal ze
na de fel ie vriesnachten zoo gauw
weer op haar varhaal komen.
Als de eerste nachtvorsten haar
werk hebben gedaan, zijn de dahlia's
in een zware, verschrompolde massa
veranderd, de heesters, die nog een.
gedeelte van hun zomerpracht droe
gen, veranderen plotseling in kale
takkenbundels, maar do muurbloe
men weten van geen verval.
's Morgens kunnen we zien, hoe
de blaadjes zich neer hebben gebo
gen en do rijp de konten heeft ver
hard. De planten zien er donker uit
een oogenblik kunnen we gelooven,
dat het einde van deze sterke planten
toch is gekomen, maar tegen tien
uur, ala de zon maar even haar zwak
ke stralen over de bevroren plantten
heeft doen gaan, monteren de muur
bloemen weer op. De slappe blaadjes
worden weer stevig, het frissche
groen komt terug en na weinige uren
is er weinig meer van het kortstoiv
dig verval te bespeuren.
Wel mouten de planton vaak den
volgenden nacht weer denzelfden
aanval doorstaan, maar het neerbui-1
pen en schijnbaar verschrompelen,
der bladeren is nfets dan een beschut-J
tingsmiddel, dat slechts bij de streng
ste winters faalt.
Is de vortet voorgoed verdwenen,
dan ontwikkelen de planten het wel
riekende bloemenkleed, alsof er niets
was gebeurd.
TI. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
EEN LANGE REEP BORDUUR
WERK.
De Museums van Oudheden in Eu
ropa zijn bijna ontelbaar, maar onder
al de rariteiten, die zij bevatten, is
er wellicht geen, dat voor hen, die
belang stellen in het verleden, van
zooveel waarde is, als de lange reep
bord uurwerk, die bekend is onder
den naam: „Borduurwerk van
Bayeux".
Bijna negentien eeuwen geledon
grepen ur voorvallen plaats, die in
vloed hebben uitgeoefend op allen dio
in Groot-Brittnnn en Ierland woon
den.
De slag bij Hastings en alle daar
aan voorafgaande gebeurtenissen,
zijn in het borduurwerk van Bayeux
j vereenisd; en wanneer men fets om,
I trent dien tiid wenscht te weten, kan
men geen betere bron raadplegen;
want niet alleen wordt in dot werk
een voorstc'lin-g gegeven van hetgeen
een geschiedschrijver te boek stelt,
maar tevens van een nantal kleine
bijzonderheden, hefrekking hebbende
op het dagelijksch leven van de beide
volkeren, wietr afstammelingen de
Engelschen en Amerikanen geworden
zijn.
Het borduurwerk van „Bayeux" is
op lijnwaad; waarschijnlijk onge
bleekt en de tijd en de stof hebben hut
bruinachtig geel doen worden. Hori
zontale lijnen verdeelen hut in een
middenvak met twee randen. In dat
middenvak zijn de personen en too-
neeien afgebeeld; hier en d8ar is ech
ter over de randen heengewerkt. Deze
zijn in den regel door lijnen in vak
ken verdeeld, die gevuld zijn met
voorstellingen van beesten, vogels,
visschen, paarden, mensclien en dra
ken. Soms ook zijn er kleine schet
sen naar het leven, illustraties van
de fabelen van Esopus op de randen
gewerkt Men ziet er mannen ploe
gen en eggen, den vogelaar zijn strik
ken zetten, den vos, die bezig is dun
rao.f te vleien, die een kaas ln den
bek lioudL De voorstellingen op den
rond zijn zoowel wat betreft belang
rijkheid als uitvoering ondergeschikt
aan die op het middenvak. In het ge
heel staan er meer dan zeshonderd
twintig personen, honderdtaoht.ig
paarden en vijfhonderd vijftig ande
re dieren op, behalve nog een aantal
schepen, booten,' huizen, bommen,
wapens, gereedschappen. Deze figu
ren missen alle perspectief un scha
duw en doen .ons onwillekeurig den
ken aan den arbeid van een handig
kind. Het gelaat en de ledematen zijn
slechts aangegeven door gestikte lij
nen. De kleeding der personen kon
men natuurlijk zoo boDt maken als
men wilde, maar de dieren hebben
vachten, waarvan de kleuren aller
onwaarschijnlijkst zijn.Daar schaduw
en perspectief geheel ontbreken, heeft
men dit eenigszins willen vergoeden,
door aan de verschillende deelen van
hetzelfde dier een andere kleur te ge
ven. Zoo ziet men b-v. een licht
blauw paard met twee roode achter-
pooten, groene ooren en gele manen.
De hoeven aan rijm Nauwe pooten ziin
rood un die aan de roode groen ge
borduurd.
Niettegenstaande deze bonthei-d is
i deindruk, dien het geheel maakt, toch
goed, vooral omdat de tijd de kleu
ren, die naast ulkaar zijn aange
bracht, hoezeer zij ook moge verschil
len, In harmonie brengt met rikaar
en de tint van het heele werk ver
zacht Un minder sprekend doet wor
den.
Men is het er algemeen niet, over
eens, wie de uitvinder, de eerste ver
vaardiger van duze soort borduur
werk is geweest «n wanneer het voor
het eerst gezien is geworden. De
volksoverlevering zoet. dat Mathilda
de echteenoote van Willem de Ver
overaar ur mee he-romv-n is. met bet
doel de roemriike daden van haar
man te vereeuwigen. Sommige ge
schiedschrijvers ineenen, dat lang
nadat Mathilda leefde, de eerste stuk
ken zijn geborduurd. Het borduur
werk werd, tot aan de Franschu re
volutie bewaard en tentoongesteld in
de kathedraal van Bayeux, waar het j
op bijzondere feestdagen langs de j
muren van het schip van de kerk I
gehangen werd.
Gedurende al de eeuwen die verloo-
pen zijn sinds de vervaardiging is het
aan verscheiden gevaren ontsnapt. De
kerk brandde in 1106 nf; in 1562 werd
het uit <te kerk weggevoerd.
In 1792 werd het bijna in stukken
gesneden om tot dekking van wagens
van het leger der Franschu opstande
lingen te dienen. In 1803 werd hot
naar Parijs overgebracht en tentoon
gesteld in het Museum Napoléon om
do Franschun op te wekken ander
maal een poging tot verovering ^an
EngeJand aan te wenden. Eindelijk j
kwam het weer Ln Bayeux terug.
Men achtte het veiliger het thans In j
het raadhuis te bewaren. Hier werd
het op twee cilinders gebracht, en van
de eeue over de andere gerold wan- I
neer bezoekers of g°leerden het
wenschten te zien. Daar dit nog al
herhaaldelijk gebeurde werd het ee
nigszins gehavend, vooral aan Ce
beide uiteinden.
Eerst in 1842 ging men er toe over
voor deze kostbare relirruie een mu
seum aan te leggen w*&E.hel achter
glas was te zien en daardoor veel
minder ie lijden had. Van hier wenl
het in 1871 in haast weggevoerd toen
de Pruisen de grenzen naderden. Zoo
dra de rust was .hersteld, plaatste
men het weer in het museum. De
portretten der personen die op iet
lijnwaad zijn vereeuwigd kunnen niet
gelijkend zijn. Het geheel geeft de
geschiedenis van de verovering van
Engeland door du Noormannen »u
wel van het begin tot het einde.
MARIE VAN AMSTEL.
Sterrenpraatjes.
IX.
De planetoïden, asteroïden,
of kleine planeten. De drie
gordels in ons zonnestelsel.
Ontdekking der planetoï
den. Grootte en helder
heid.
Wanneer een komeet uit de diepte
van het wereldruim onze zon nadert,
dan ontmoet zij op haar weg eerst
Neptunus, vervolgens Uranus, SaUir-
nus, Jupiter, enz. Zij kan dan bij deze
vier planeten 'n zekeren climax waar
nemen, in zooverre dat Saturnus
grooter is dan Uranus en Neptunus,
en Jupiter weer grooter is dan Satur
nus. Doch dan schijnt het alsof d<' ka.
meet de eerste „strook" van ons zon
nestelsel gepasseerd is, nl. die der
allergrootste leden van dit stelsel.
Des ue meer vallen de afmeuaigen van
dete hemellichamen op, daar de
strook die de komeet nu doorkruist,
gevormd wordt door de allerkleinste
planeten, de planetoïden, waar
onder er zijn, die een middellijn heb
ben van slechts 10 K.M., (u.i. üus
ruim de halve aistand Haarlem
Amsterdam!;, terwijl van de bijna
8<XJ bekende, er niet meer dan 12 zijn,
wier middellijn meer dan 12ü K. M.
bedraagtÜJinnen dezen gordel bevindt
zich dan die der „aardsche planeren",
nl. Mars, Aarde, Venus en Mercurius.
We zouden dus de volgende sche
matische tekening van ons zonne
stelsel kunnen maken.
Om het punt 2 (zon; trekken we een
cirkel met een straal van 1,6 c.M.
Deze cirkel, (tl© Marsbaan) sluit den
gordel der aardsche planeten in. Men
noemt ze zoo, omdat hun grootte met
die der aarde te vergelijken is. De
tweede cirkel heeft een straal van 5.2
c.M. (de Jupiterbaan). Door deze en
den vorigeu cirkel wordt de gordel
der plan:toiden begrensd. En ten
laaiste geeft een cirkel, met een
straal van 30 c.M. (de NeptunusbaanJ
de buitenste grens van de strook der
allergrootste planeten aart Deze zijn
alle zeer veel grooter dan de aardsche
planeten.
Men kan dus zeer duidelijk 3 gor
dels in ons zonnestelsel opmerken.
Over de middelste, die der planetoï
den willen wij het nu lubben.
Den lsten Januari 1801 werd het
eerste Md van de.© geweldige verza
meling van planeetjes ontdekt P i a z-
z te Palermo, tue bezig was mot de
samenstelling van een g rooien ster-
rencatalogus. had dien nag txu iter
onbeduidend, tot dusverre nog niet
opgevallen, sterretje waargenomen.
Toen hij don 2den Januari, dezelfde
p.aats aan den hemel weer waarnam,
beinerkie lnj, dat 't sterretje van
plaats veranderd was. Maar zooals
liet in zulke gevallen meestal gaal,
werd dii vorsenïjnsel door Piazzi aan
een vergissing toegeschreven. Doch
den 3den Januari bieek duidelijk dat
de plaatsverandering een werkelijk
leit was, en het object dus geen v.iste
sier kon zijn. De gedachte aan een
nieuwe planeet kwam niet in Piazzi
op en hij lm ld hel voor een gewone
komeet. Daardoor maakt hij do ont
dekking niet met veel spoed bekend.
Dit gebeurde eerst den 2-ien Januari
en toen de astronomen, die tengevol
ge van de slechte postverbindingen
eerst toen het belicht kregen, was
het lichaam al te dicht bij de zon om
nog met vrucht bestudeerd te kun
nen worden. Bode opperde al dade
lijk de meening, dat Piazzi, de al zoo
lang vermoede planeet tusschen Mars
en Jupiter ontdekt had, en toen uit
de waarnemingen vaij de laatste was
berekend dut de baan cirkelvormig
moest zijn, werd de „komeet" tot pla
neet verheven, en kreeg den naam
van Ceres.
Was het mogelijk gebleken, uit de
waarnemingen van Piazai, grofweg
den vorm der baan aan te geven, voor
de berekening van de plaats aan den
hemel waren zij lang niet voldoende
en men betwijfelde dan ook zeer of
de planeet, na haar uittreding uit de
zonnestralen, wel weer l© vinden zou
zijn. liet leerstuk der baanberekeniii-
gen was in dien tijd nog niet zoo ont
wikkeld, dat uit zoo weinig gegevens
een middel tot beiekenmg dei elemen
ten, kon gegeven worden. Docli de
wiskundige üausz, toen pas 24
jaar oud, hield zich juist bezjg
mot hét probieem, om uit wei
nige waarnemingen van een he
mellichaam zijn baan nauwkeu
rig te berekenen en werkelijk geluk
te het hem een method© hiervoor ie
vinden. Zij werd op de pas ontdekte
Ceres toegepast, mes het schitterende
resul-aut dat dc planeet den 7den De
cember 1801 op de aangegeven p.aats
werd teruggevonden. De door Gausz
uitgevonden methode heeft tot grond
slag van alle verdere theoretische
onderzoekingen omtrent dit onder
werp gediend.
Ongev-or een 15 maanden na de
ontdekking van Ceres, vond Olbers
bij de bestudeert ng van laatstgenoem.
de, zeer dicht bij haar, een tweede
nieuwe planeet, die Pallas werd
genoemd. Haar aJstana van de zon
komt overeen met dien van Ceres. Ge_
lukkig mag het genoemd worden dat
Ceres, vóór do ontdekking van Pallas
was teruggevonden, want anders had
men de laatste zonder twijfel voor de
eerste aangezien en de astronomen
hadden dan voor veie onoplosbare
raadselen omtrent de baan van die
planeet gestaan, wam dat zich imer
dan een planeet tusschen Mars en
Jupiter zou bewegen, vermoe d<n© men
in dien tijd in liet geheel r-iet.
Uit de oinstandigneid, dat Pallas
en Ceres op ongeveer gelijken afstand
van ue zon liggen, spiuk uibus ue
veionuersteUing uit, uat beiue licha
men ue overbiijiseic-n waren van een
grooieie, uit elkaar gespatte planeet,
en uat er waaiscuijm.ja nog meer
brokseu vOornanuen zvuoen Zijn.
lotn m looi een ueiue licnaam,
„Juno', gevonueu Weru, dat Werke-
njs in aezciiue owstauuigueden ver-
kecrue ais ueres en i'a.ias, bcneeu
Conors' veroiiücisieiimg waarheid te
*>evauen. Docli m tooi werd ue vierde
nieuweling ontwekt, „Vestu", en
nu. bleek uil toen met net geval ie
zon, uaar ueze goiieel ande
re versemjuselen vertounue.
Nu ue oiudekiuug wu deze vier
planetoïden, in zuih. een Korten tiju,
lag t voor ue Uaiui, uat naar utuiial
nog veel «rooier was. -wet ijver g.ug
uren uun ook „op jacht" naar ueze
LiUiputieis. net len, uat uien ecuter
over weinig goeuc steircnk tarten
becrCnikte, luid ten gevolge, uat de
onderzoekingen met aan ue verwacn-
tingen beantwoordden. Eerst in bet
jaar 184a, dus 38 jaar na ue ontdek
king van „Vesta", werd de vijfde
planeet gevonden. Van toen af is er
geen jaar voorbijgegaan, zonder dat
er een of meer nieuwe lichaampjes
tusschen Mars en Jupiter opdoken.
Verscheidene raakte men voor kor-
ttren of luugereu tijd weer kwijt,
daar u»t de weinige waarnemingen
I vóór hun weder-verdvvijnen, de baan
I nog met te berekenen was. Andere
r werden voor nieuw aangezien en
bleken bij under onderzoek reeds
iang bekend te zijn.
In den la&tsteu .yd zoekt men naar
de asteroïden volgens een vast plan.
Men vergelijkt namelijk geregeld den
hemel met een goede sterrenkaart,
en onderzoekt nauwkeurig of een
ster, die op de kaart ontbreekt, ook
een eigen beweging-ten opzichte der
andere heeft. Hoewel de methode dus
zeer eenvoudig is, eisclit zij een on
denkbaar geduld en uithoudingsver
mogen van den waarnemer.
Een veel doeltreffender wijze van
handelen werd mogelijk door de uit
vinding en de ontwikkeling der pho-
tografie. Men stelt namelijk het foto
toestel zoodanig op. dat het de be
weging van den hemel in 24 uur
naukvkeurig volgt.met andere woor
den bet toestel draait in 24 uur juist
éénmaal om een as, die evenwijdig
aan de aard-as is aangebracht. Al
belicht men nu dus eenige uren, dan
zullen alle sterren op het gedeelte
van den hemel, dat op de nlaat in
werkt, zich als stipjes op de foto voor
doen. Waren er evenwel planetoïden
tusschen die vaste sterren, dan zullen
deze zich in die paar uur door hun
eieen beweging aan den hemel heb
ben verplaatst, dus op de fotografi
sche plaat ale korte liinljes voorko
men en dadeliik worden ongemerkt.
On deze wii-ze ontdpkte Wolf in Hei
delberg, de eerste, die deze methode
toennste. honderden planetoïden De
schitterende resultaten, die worden
bereikt, zi'n nl dadeliik hterult na te
gaan. dat terwijl van 18ól tot .1891
slechts weinige planetoid.-n bekend
waren, er van 1891 tot 1895 meer dan
100 werden ontdekt, en het aantal in
1914 (30 April) tot 783 was gestegen.
Oorspronkelijk was men begonnen
met iedere planetoïde een naam uit
de Griekscbe mythologie te geven,
doch toen hun aantal zoo ontzagwek
kend toenam, is men ook tot andere
benamingen overgegaan. Velen heb-
bpn zelfs slechts een nummer of let
ter.
Van al de planetoüden, is alleen
Vesta, en dan slechts door een ge
oefend waarnemer, onder de gunstig
ste omstandigheden met het bïoote
oog te zien. In helderheid volgen dan
Ceres. Pallas en Iris. Toch ziin deze
niet de grootste. Volgens de grootte
gerangschikt, zou het lijstje als volgt
aanvangen:
Ceres middellijn 768.
Pallas 483.
Vesta 385
Juno 193.
Deze middellijnen heeft men doof
directe metingen der schijfjes gevon
den (Barnard). Ook hw'l men ge
tracht, de grootte uit de helderheid
af te leiden, doch op deze onderzoe
kingen (van Muller) willen wij niet
verder ingaan daar zij zeer betwist
baar ziin. In ieder geval ziin al de
I planetoïden uiterst kleine lichaam
pjes, en slechts wem ge hebben een
grootte die te vergelijken is met die
van bovengenoemde.
Een zeer eigenaardige ontdekking
heeft men, bij bet bestudeeren der
planetoïden, gedaan, nl. de helder-
I hoidsvoranderjngen die bij baar zeer
opvallend zijn; over de oorzaak van
j dit verschijnsel weten we echter nog
weinig met zekerheid. Veten scbrij-
i ven het tou aan de verschillende be-
lichting door de zon, van het op aar-
i de zichtbare gedeelte der planeet (de
p h a s e n, iets dergelijks als bij de
j maan). Deze uitlegging is echter aan
I zeer veel bedenkingen onderhevig.
I Eenige planetoïden verdienen bij
zonder de aandacht, omdat haar baan
j geheel of gedeeltelijk óf b u i t e n de
Jupiterbaan óf b i n n e n de. Mars-
1 baan ligt. Vooral Eros is heel be
langwekkend doordat haar vrij lang
werpige bnan haar in de ge'egenheid
stelt, de narde soms tot op een af
stand van slecht® 0 *3 aarrlhnanrtraal
(19 millloen K.M.) te naderen ïn
aphelium daarentegen bevindt zij
i zich ver buiten de Mnrsb.mn. Door
I den manneP V-on nn-m Fr-«. in teeen-
stelling met de namen der andere
planetoïden, die vronwe'iik ziin. beeft
men do bijzondere plants die zij in
neemt willen te kenn»n geven Het
zelfde is het geval bii 3 van de vier
I planetoïden wier banen buiten de
Jupiter heenreiken. Zij heeten:
FEUILLETON
HECTOR MALOT.
27)
Mijne honden volgden mij met han
genden kop zeker begrepen zij hoe
slecht wij vau de reis waren geko
men Capi Jiep mij nu en dan vooruit
en zag mij met zijne verstandige
oggon nieuwsgierig aan. Ieder ander
in zijne plaats zou mij allerlei vragen
hebber, gedaan, maar Capi was te
go. d opgevoed, te goed gedrild, om
zich eene onbescheiden vraag te ver
oorloven. Hij bepaalde er zich toe
zijne nieuwsgierigheid aan den dag
te leggen, en ik zag hoe zijn Kaken
beefden, door de pogingen die hij
deed1 qm,, zijn geblaf te onderdruk
ken.
Toen wij ver genoeg van het dorp
waren verwijderd om zeker te zijn.
dat de booze veldwachter niet meer
komen zou, gaf ik een toeken met
mijn hand en dadelijk vormden de
drie honden een kring om mij Capi
stond in het midden en hield onbe
weeglijk de oogen op mij gevestigd.
Het oogenblik was gekomen om
hun de uitlegging te geven, die ze
wachtten.
Daar wij geen permissie hadden
om te spelen, zei ik, jaagt men ons
weg.
En nu? vroeg Capi, met een be
weging van zijn kop.
Nu gaan wij slapen onder den
blooten hemel en avondeten hebben
wij niet.
Bij het woord avondeten lieten al
len een dof gebrom hooren.
Ik liet mijn drie stuivers zien.
Ge weet dat dit alles is wat wij
bezitten; geven wij vanavond onze
drie stuivers uit. dan hebben wij niets
voor ons ontbijt van morgen. Daar
wij vandaag gegeten hebben, komt
het mij verstandiger voor aan den
Jeg van morgen le denken.
Ik stak de drie stuivers in mijn
zak.
Capi en Dolce bogen onderworpen
den kop, maar Zerbino, die niet al
tijd in zijn humeur was en bovendien
een lekkerbek, ging voort niet brom
men.
Na een strengen blik, die hem ech
ter niet tot zwijgen bracht, zeide ik
tot Capi
Verklaar eens aan Zerbino wat
hij niet schijnt tc kunnen begrijpen.
Wij moeten ons vandaag getroosten
niet meer le eten. als wij morgen iet6
willen hebben.
Dadelijk gaf Capi een slag met zijn
poot en eone gedachtenwi6seling tus
schen hen volgde.
Dat woord gedachtenwisseling
vindt men misschien niet zeer juist,
omdat het hier honden geldt; maar
zeker is het toch dat alle dieren een
eigen manier hebben om elkander
iets mede te deelen. Ais men m een
huis gewoond heeft onder welks dak
lijst en kozijnen de zwaluwen neste
len, krijgt men al zeer spoedig de
overtuiging, dat de vogeltjes niet en-
kol fluiten, om een wijsje te doen hoo
ren, wanneer zij, bij het aanbreken
van den dag, zoo druk met elkander
bezig zijn. liet zijn bepaalde gesprek
ken die zij met elkander houden
ernstige zaken behandelen zij. waar
in woorden vol teederheid worden ge
wisseld. En de mieren van denzelf
den stam kruisen, als zij elkander
ontmoeten, hunne voelsprietjos. Moet
men ook daaruit niet opmaken, dat
zij elkaar het eon of ander mededee-
len wat voor haar van belang is?
Wat de honden betreft, deze kunnen
niet alleen spreken, maar ook lezen
Zie maar eens hoe zij met hun neuo
in de lucht of met den kop vlak op
den grond de steen en en planten bo-
reuken en dan eensklaps een oogen
blik stilstaan bij een struik of voor 'n
muur. Wij menschen zien niets op
die muren, maar de hond leest daar
op allerlei bijzondere dingen in een
geheimzinnig schrift, dat door ons
zelf niet wordt opgemerkt.
Wat Capi aan Zerbino mededeel
de verstond ik met; want zoo al de
honden de taal der menschen ver
staan, de menschen kennen die der
dieren nietik zag alleen, dat Zer
bino niet naar rede wilde luiste
ren en er op aandrong, dal de drie
stuivers vandaag nog zouden worden
uitgegeven! Capi moest eindelijk wel
boos worden en eerst toen hij zijn
tanden had laten zien, gaf Zerbino,
die niet heel dapper was, toe.
De vraag omtrent het avondeten
was dus beslist, maar die van het
nachtverblijf moest nog behandeld
worden.
Gelukkig was het mooi weer het
was een wanne dag geweest en in
dezen tijd van 't jaar onder den bloo
ten hemel te elapen, was zoo erg
Diet Alleen moest men zijne slaap
stee zoodanig inrichten, dat men
geen last kon hebben van de wolven,
zoo die er waren in dezen omtrek
en wat mij nog grooter gevoar
scheen van de veldwachters want
voor ons waren die menschen nog
meer te vreezen dan de wilde dieren.
Wij moesten dus maar doorloopen
den weg volgende, tot wij eene goede
schuilplaats hadden gevonden.
Het was een lange weg: de eene
mijl volgde op de andere en de laat
ste rooskleurige gloed der ondergaan
de zon was verdwenen, zonder dat
wij nog eene schuilplaats gevonden
hadden. Er moest een besluit worden
genomen.
Toen ik stilstond om op de plek,
waar wij waren, den nacht duor te
brengen, bevonden wij or» in een
bosch, waarin hier en daar eerrge
open vlakten waren, m het midden
waarvan groote rotsklompen zich ver
hieven. De plaate was zeer tomber en
verlaten, maar wij hadden g->en keus
en ik meende, dat wij tusschen die
granietblokken wel legen de nachte
lijke» koude beschermd zouden zijn.
Ik zeg „wij" en bedoel hiermede
Joh-Coeur eu mij zeiven want wat
de honden betreft, om hen behoefde
ik mij zoo zwaar niet te bekomme
ren zij zouden er de koorts niet van
krijgen of zij al een nachtje buiten
sliepen. Maar voor me 2©ivcn moest
ik oppassen, want ik besefte al de
verantwoordelijkheid, die op mij
rustte. Wat zou er van mijn troep te
rechtkomen, als ik ziek werd Wat
zou ik beginnen als >k Joli-Coeur
moest verzorgen
Wij "sloegen nu terzijde van den
weg af en volgden de openingen tus-
echen de steenen. totdat ik vóór mij
een groot rotsblok zag. zoodanig ge
vormd, dat er onder een soort van
grot was en het bovengedeelte als
een gewelf er over uitstak. In die
grot had de wind eene groote massa
verdorde dennenaalden bijeengedre
ven. Beter konden wij niet verlan
gen; er was eeD matras om ons op
uit le strekken een dak orn one te
beschutten er ontbrak ons mets dan
een stuk brood tot avondeten Maar
men moest maar trachten daar niet
aan te denken Het spreekwoord zegt
terechtwie slaapt voelt geen hon
ger.
Vóór ik insliep deelde ik aan Capi
mede, dat wij op zijne waakzaam
heid rekenden en in plaats van zich,
evenals wij. op de denneniialden neer
tc leggen, bleef het goede dier buiten
onze grol om de wacht te houden. 11
kon nu gerust zijn overtuigd dat nie
mand bij ons zou komen vóór ik ge
waarsc! uwd was
Hoewel hieromtrent gerustgesteld
kon ik toch niet zoo dadelijk op mijr
matras van dennenaalden inrtapet
bij Joli-Coeur, die in mijn jas gewik
keld naast mij lag. Zerbino en Dolce
aan mijn voeler.. Mijn bezorgdheid
was neg grooter dan mijn vermoeie
nis.
Deze eerste dag van mijn reis was
slecht geweest wat zou de dag van
drie stuivers. Of ik ze al omkeerde
en nog eens omkeerde in mijn zak, er
bleven er altijd maar drie ik kwam
niet boven dat getal