Alleen op de Wereld
BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
S3c JaflTjr»fig
ZATERDAG 4 DECEMBER 19IS
No 99CS
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
Sterrenpraaljes.
X.
Mars. Omloopstijden.
Draaiing om eigen. a3.
Vlekken. Poolkappen,
Zeeën, Meren. Kanalen.
Manen.
Na den planetoideruring, dien wij de
vorige week behandelden, komt de
planeet Mars aan de beurt. Over deze,
zóó buitengewoon interessante pla
neet zijn wel boekdeelem vol geschre
ven. Voornamelijk gaat het daarbij
over de belangrijke vraag: IsMars
bewoond? Want als er een hemel- j
lichaam is, dat wij kennen en dat
voldoet aan de voorwaarden voor bet
leven, zooals dit op onze aarde be
staat is 't ongetwijfeld Mars. Al weren
't alleen maar de dampkring, de af
wisseling van jaargetijden en de wen-
teling om haar eigen as, die zooveel
overeenkomst met onze aarde vertoo-
nen, dan zouden die al zeer vee! stof
tot discussie opleveren. In werkelijk
heid zijn er echter nog meer opval-
lendo gelijkenissen.
Uit den aard der zaak moet hier
echter vet! verzwegen worden en zal
dan ook alleen op de hoofdzaken wor
den ingegaan.
Mars komt den 6en December a.s.
eenige min. na negenen op en is dus
omstreeks 10 uur des avonds al goed
waar te nemen boven den OosleLijken
horizon (eenigszins N. O.). De planeet
bevindt zich in het sterrenbeeld d e
Leeuw en valt dadelijk op door
haar roode kleur, in verband met
do groote helderheid.
De Siderische omloopstijd van
Mars is veel korter dan die van de
tot nu behandelde planeten. Zij be
schrijft haar baan op een gemiddel
den afstand van 1.5 aardibaanstraal
of Sfa7.7Gl.000 K.M. om do zon en> heeft
hiervoor 1 jaar en 322 dagen noodig.
Daardoor is de synodische omloops
tijd zeer lang en wel 779 dagen. Meer
dan 2 jaar verloopt er dus tusschen
twee opposities der planeet. De eerst
volgende zal in Februari 1916 plaa-ta
hebben. Doordat haar baan zeer lang
werpig (ellipsvormig) is, kan zij ons
bij gunstige opposities tot op een af
stand van 57 millioen K.M. (of 0.38
aardbaanstraal) naderen. In dit ge
val is de planeet bijna 310 millioen
K.M. dichter bij. ons don in don on-
gunstigsten conjunctiestand; in het
laalsbe geval is zij bijna 7 maal zoo
ver van ons verwijderd. Het is dan
ook niet te verwonderen, dat, terwijl
zij soms bijna de helderste ster aan
den hemel kan zijn, zij daarentegen
ook weieens zwakker schittert, dan
vele andere hemel lichtjes.
De ware middellijn van Mars is
ongeveer de helft van die der aarde
(zij is 0782 K.M.); een afplatting is nog
niét door directe waarneming gevon
den, maar is echter hoogstwaar
schijnlijk wel aanwezig. (Zelfs is be
weerd, dat zij 1/40 zou bedragen. Na
dcro onderzoekingen zullen moeten
bewijzen of dit juist is. In dat geval
zou de afplatting dus veel grooter
zijn dan die der aarde).
Van de draaiing om eigen as zijn
alle bijzonderheden uiterst nauw
keurig bekend, wat te danken is aan
de zeer standvastige (reeds eeuwen
oude) teekens op de Mars-oppervlakte.
Al Herschell leidde uit zijn waarne
mingen af, dat. de tijd noodig voor
één omwenteling (een Mars-dag) niet
veel verschilde van een aardschen
dag. Tegenwoordig kent men dien
tijd tot op honderdste deelen vnn een
seconde. Hij bedraagt 2A uur, 37
min., 23.61 6econde, terwijl de
draaiïngsas een hoek maakt met het
vlak van de Mars-baan, die ongeveer
gelijk is aan den hoek die de aardas
met het vlak van de aardbaan maakt.
Hierdoor hebben dus de dagen en de
jaargetijden op Mars bijna hetzelfde
verloop als op aarde.
Daar Mars echter tweemaal zooveel
tijd noodig heeft voor haar reis om
de zom als de aarde, spreekt het van
zelf dat alle jaargetijden er ook onge
veer tweemaal zoo lang zijn-
We gaan thans over tot de zoo bui
tengewoon eigenaardige verschijnse
len die den kijker ons heeft doen ont
dekken.
De eerste die vlekken op de opper
vlakte van Mars waarnam was Chr.
Huyghens. Deze ontdekte nl. een
driehoekige vlek, die men al bij 20-
malige vergrooting kan waarnemen,
en thans nog onder den naam van
S y r t i s major (de Groote Syrlj
op de Marskaarten voorkomt. Zij is
het meest opvallend verschijnsel op
de geheel© Mars-schijf. Na Huyghens
is Mars door zeer veel astronomen
ijverig bestudeerd en toen Kaiser in
1867 zijn Mars-onderzoekingen
deed, had hij niet minder dan 400 af
beeldingen van de planeet tot zijn
beschikking, waaronder vooral die
vaai Mfidler zeer boroomd geworden
is.
Na dien tijd en vooral sedert de
ontdekking der „kanalen', door
Schiapaxelli, (waarover straks) is het
aantal wel verdubbeld. Een bewijs te
meer, hoezeer deze roode planeet
steeds de belangstelling heeft weten
gaande te houden.
Kaisers Marskaart vereenigt in
zich zoowat alles wat tot den tijd van
haar ontstaan van de planetenschijf
bekend was. Wij merken allereerst
de beide zoogenaamde witte Pool-
vlekken op, dde op dezelfde wij
ze, als de ijs- en sneeuwmassa's op
aarde, do beide polen bedekken en
met de jaargetijden zeer veranderen.
Gedurende den winter op het noor
delijk halfrond van Mars verkrijgt
de Noordpool-vlek, die dan van de
zon afgekeerd is, een zeer uitgebrei-
den omvang. De Zuidpoolvlek daar
entegen is ten zeerste ineengekrom
pen. eoms zelfs geheel verdwenen.
Juist het tegengestelde van dit alles
doet zicli voor. wanneer het Zuidelijk
halfrond winter heeft. Dan is de
Zuidpoolvlek zeer uitgestrekt, de
Noordpoolvlelc daarentegen onbedui
dend van omvang.
Evenals op aarde, vallen ook op
Mars de middelpunten der poolkap
pen niet precies samen met de polen
der planeet. Deze veranderingen, die
zoo elreng met de Marsjaargetijdei»
samengaan, werden reeds door Her
schell opgemerkt (1783) en hij maakte
dan ook dadelijk de veronderstelling,
dat deze kappen, evenals die op aar
de, uit sneeuw- en ijsmassa's beston
den. Later is deze voorstelling heftig
bestreden vooral zij die leeien dat
de Mare-temperatuur ver beneden het
vriespunt van water moot liggen, ko
men er tegen op. Want wanneer do
temperatuur er werkelijk zoo laag is,
zou het water op Mars niet aiïdens
dan in ijs- of sneeuwvorm voorkomen
en de veranderingen der poolkappen
dus onmogelijk aan het smelten van
deze bevroren massa's kunnen wor
den toegeschreven. Weer anderen
meenen dat er in de Mars-atmosfeer
te weinig waterdamp aanwezig is, om
zulke grooto hoeveelheden sneeuw te
kunnen doen ontstaan. Hoe het ecit-
ter ook zij, een betere verklaring dan
die van Houschell heeft men tot he
den nog niet kunnen vinden en in
den laatsten tijd wint deze al zoo oude
theorie weer veld, nu men meer en
meer tot de overtuiging eohijnt te
komen, dat do temperatuur op Mars
niet zoo heel laag kan zijn. Volgens
Lowell zou de gemiddelde tem
peratuur er 8 graden boven nul
zijn, dus maar 7 graden lager dan
die der aarde.
Eet Rijke Natuurleven
PANHARING GE EPEN1
Het is een eigenaardig iets, als je
in de plaatsen langs de Zeeuwsche
kusten of zelfs in Bergen op Zoom
plotseling visschen ais gewone spijs
ziet verkoopen, welke we in het ove
rige deel des lands slechts bij naam
kennen.
In sommige tijden van het jaar wor
den daar heelë ladingen geepen ver
kocht, visschen met het lichaam van
een paling en den kop van een snoek,
vooral deze laatste in veel fijneren
vorm, maar even verschrikkelijk door
de honderden fijne tandjes langs de
beide mondranden geplaatst.
De geepen zijn visschen, die in do
provincies, buiten onze zee-inham
men, nooit als een delicatesse zullen
beschouwd worden. Br de eerste
plaats zijn ze minder fijn van smaak
dan de palingen, In de tweede plaats
zien ze er eenigszins luguber uit en
dan ook moeten we wennen aan de
graten, dio geheel kopergroenkleurig
zijn en zooveel in tint afwijken van
die der andere visschen, dat we be
ginnen', met het nieuwe gerecht te
wantrouwen. Wel zijn. ze prachtig
van kleur, de zonderlinge dieren met
hun etaalgroene ruggen z.lverachti-
ge buikzijden, wel doet de doordrin
gende roep der vischvrouwen, als ze
luid hun „panharing-geepenl" door
de straten doen weerklinken, eigen
aardig aan, maar de edele, volte
palingen verdringen, zoovelr zullen
de geepen het nooit brengen. Zelfs
In bet Zuidwesten van ons land wor
den ze nooit volksvoedsel, daarvoor
komen z© niet geregeld genoeg voor.
Men vermoedt, dat do dieren zich
aan onze kusten vertoornen, om aan
waterplanten, glooiingen, schelpen
enz. hun eieren af te zetten. In het
viseliwaler hooren ze tot de afdeel!ng
roovers, wat trouwens hun bloeddor
stig uiterlijk al doet vermoeden en al
heeft men bij onderzoek wel exempla
ren van den zeestekelbaars in de in
gewanden der gevangen dieren ge
vonden, het vermoeden ligt voor de
hand, dat ook wel andere, voor don
mensch veel nuttiger vischjes ver
werkt zullen worden.
Zijn collega, wiens naam al even
welluidend wordt uitgegild, is do
panharing. Die wordt in liet voor
jaar bij duizenden gevangen uls ze
ïiaar onze kust en vooral naar de
Zuiderzee komen, om hun eieren af te
zetten.
Van nature is de haring een visch
der diepere zeeën. Daar leeft hij
van allerlei kleinere waterdieren en
bepaalde soorten schijnen ia hoofd
zaak ook gelijksoortige dieren als
voedsel to gebruiken, daar is hij Ln
zijn element, maai* als de paaitijd is
aangebroken, zijn de haringen wel
genoodzaakt onidiepere plaatsen op
le zoeken, want als ze hun eieren in
het d'iepe water zouden verspreiden,
kwam er niets van terecht. Dat gaat
goed met b.v. de schollen, die drij
vende eieren hebban,-maar die van
de haringen zijn zoo zwaar, dat ze
naar den bodem zinken en als ze dan
buiten het bereik van het zonlicht
komen, zijn zo verloren. Daarom
hechten zich ook de hariingeleren aan
planten, enz. vast en do mlnialuur-
- vischjes, die daaruit to voorschijn
komen, voorzoover do eitjes door het
homvocht der mannetjes zijn be
reikt, voeden zich eerst met wonder
kleine roeisprictkreeftjes. Later wor
den ook dieren van grooter afmetin
gen verzwolgen en dat zo behoorlijk
eetlust kunnen hebben, ia wel op to
FEUILLETON
van
HECTOR MALOT.
33)
Die woorden, och! reide Arthur,
die beteekenen niets; men moet de
dinrzen zien en Rémi heeft mij don
herder laten zien met zijne fluit. Als
ik onder het leoren de oogen opsloeg,
dacht ik niet meer aan 'V geen om
mij was; ik zag de fluit van den her
der en hoorde wat hij speelde. Wil
ik u eens vowrtngen wat hij speelde,
mama?
En hij zong in het Engelsoh een
droefgeestig lied.
Nu weende mevrouw Milligan be
paald, en toen zij zich ophief, zag ik
hare tranen op die wangen van haar
Hand. Toen kwam zo bij mij, nam
mijne hand en drukte die zoo innig,
dat ik ervan ontroerde...
Gij zijl een goede jongen, zeido
zij.
Als ik deze kleine geschiedenis wat
uitvoerig verteld heb, is het om de
verandering io doen begrijpen, die
van dat oogonblik af in mijn toestand
plaats had. Don vorigen df.vc had men
mij aangezien voor ©en knaap, die
honden kunstjes liet maken en voor
maken uit de vrij vlugge ontwikke
ling der haringen.
Hun leeftijd maakt men op ee'n ei
genaardige wijze op. Terwijl men
dien der botjes b.v. kan bepalen uit
het aantal zichtbare ringen der even-
wichtssteentjes Ln den kop, rnaakt
men den leeftijd der haringen op uit
het aantal groeistrepen op do zilve
ren schubben. Zoo kan men uitma-
'ken, dat onze volwassen haringen
niet ouder zijn dan drie of vier jaar.
Intusschen worden er niet duizend
tallen, maar millioen en dezer merk
waardige zeebewoners op veel jeug
diger leeftijd gevangen.
Het lijkt soms een uitroeiing hu
grooten stijl. Hoe het nu is weet ik
niet, daar ik de laatste jaren niet in
Bergen op Zoom ben geweest, maar
vroeger konden we daar langs bouw
landen. loopen, die hun pestwalm ver
in liet rond verspreidden. Ze waren
gemest met de jonge haringeD, onge
veer ter grootte van sprot en in zulke
vrachten vmg men de dieren, dat kar
bij kar werd aangevoerd. Bij dat
luchtje haalt niets, gewone stalmest
is daarbij vergeleken nog geurig.
Behalve als mest worden ook mil-
lioenen kleine harinkjes als eenden-
voer gebruikt en ten slotte worden ze
nog heel dikwijls onder een anderen
naam de wereld in gestuurd. Het is
wel bijna zeker, dat menige dure
sardine in zijn jeugd een haring be
loofde te worden en vaak genoeg is
bewezen, dat er heel wat in ansjovis
worden herdoopt, evenals dat vaak
met de sprotjes schijnt te gebeuren).
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Nu de mode weer in haar oude fout
dreigt te vervallen, nl. zich aan schro
melijke overdrijving schuldig te ma
ken, kan ik mijne lezeressen slechts
den raad geven, haar grillige gebied
ster toch niet slaafs te volgen, doch
bij zichzelf of met eene in haai- vak
bekwam© modiste to overleggen, wel
ke modellen al of niet voor haar ge
schikt zijn.
Om er élégant uit te zien, behoeft
men niet het allerduurste en het al
lermooiste te kunnen, aanschaffen,
doch moet men datgene weten te kie
zen, wat het meest met zijn persoon
lijkheid in harmonie is en wat even
tueels fouten bi ons figuur op han
dige wijze maskeert. Verder moeten
onze toiletten geschikt zijn voor de
omstandigheden waaronder- en de
gelegenheid waarbij we ze dragen; en
ton slotte moet men de meeste aan
dacht schenken aan do z.g. toileton-
derdoelen. Het zijn juist die kleine
onderdeel*»), die hot toilet een zeker
cachet verleen en. Het oude spreek
woord dat luidt: „Eenvoud is het ken
merk van het ware", wordt in zake
ons toilet tegenwoordig maar al te
veel uit het oog verloren. Het is als
of de mondaine vrouwen wedijveren
wie de duurste, de moest opzichtige
hoeden en japonnen draagt en ze
doen dit met opoffering van het ca
chet, dat de waarlijk élégant© vrouw
moet kenmerken.
Toch is het niet zoo moeilijk en kost
het niet zooveel hoofdbreken, om er
élogunt uit te zien, als men wel don
ken zou. Eigenlijk zijn daar slechts
drie dingen voor noodig, die binnen
ieders bereik liggen, nl.: eenvoud,
netheid en degelijkheid.
Eenvoudige modellen, mits correct
van snit en afwerking en van zéér
solide stof, hebben steeds dat eigen
aardige cachet, dat de vrouw van
niets deugd© dun om met zijn dieren
den menschen een oogonblik van ver
maak te beizorgeu en nu juist van pas
kwam, om een ziek kind wat afleiding
te geven; maar deze les scheidde mij
geheel van mijn honden en mijn aap;
ik word een makker, bijna een vriend.
Ik moet hier al dadelijk bijvoegen,
wat ik eerst later vernam, dat me
vrouw Milligan zeer verdrietig was
dat haar zoon niet teerde of liever niet
kon leeren. Al was hij ziek, zij wilde
dat hij werken zou, en juist oni dat
die ziekte van langen dltur kon we
zen, wiide zij van nu aan zijn geest
de vorming geven, die hem in de ge
legenheid stelde ooi, als hij genezen
zou zijn, zijn© schade in ti halen.
Tot hiertoe was zij daarin niet ge
slaagd; al had Arthur geen tegenzin
ln liet werken, hij had geen aandacht
en vlijit'ig was hij ook niet. Zondier
tegenstand nam hij het boek, dat men
hein in do handen gaf, en hij nam
liet zelfs gretig aan, maar al deed hij
zijn book open, zijn geest opend© zich
niet en slechts werktuigelijk herhaal-1
de hij zoo goed of zoo kwaad als 't
ging, de woorden, die men met moei
te hem inpompte.
Dit deed zijne moeder innig verdriet
en zij werd er bijna wanhopend on
der. Maar zooveel te blfjder was zij,
toen zij hem de fabel hoorde opzeg
gen, die hij in een half uur van mij
geleerd had, eai die zij verscheidene
dagen lang vrucMaleos getracht had
distinctie zich gaarne kiest, want zij
weet, dat zij aldus gekleed, niet de
aandacht trekt, noch twijfel zal wek
ken omtrent haar persoonlijkheid.
Bij zulk een eenvoudig toilet behoort
een eenvoudige hoed, hetzij een cha
pel lerie-gen re, dat is: zonder garnee
ring, of met eenvoudige doch échte
garneering, doch geen bloemen, die
spoedig verkleuren, of tuio strikken
en choux, die er dadelijk verflenst en
verfomfaaid uitzien. Verder bestede
men veel aandaolit aan goed passend
schoenwerk met nette degelijke hak
ken eri vooral keurig passende hand
schoenen.
Bij het kiezen van een model zij
men er op bod-acht, dat niet alles wat
de mode brengt voor tik figuur en
voor eiken leeftijd! geschikt is. Men
kan evenwol een model zoodanig wij
zigen, dat het 't figuur voordoelig
doet uitkomen. Het bepalen vom de
taille speelt hierbij vooral een voor
name rol.
Vrouwen met korte tailles en bree-
de schouders zijn zeer gebaat met een
japonlijf of blouse, die over den rok
vallen, terwijl lange, slanke figuur
tjes meer gebaat zijn met een breeds
ceintuur. Dit geldt ook voor de man
tels.
De moderne mantel met klokschoot
kan door Iedere vrouw godragen wor
den, di» nog een goed figuur beeft,
doch het slagen van dit model hangt
af van het meer of minder tailleeren
van het bovenstuk en van de hoogte,
waarop men den dwarsnaad aan
brengt.
De moderne mantelcostuun)3 zijn
bijzonder mooi en men treft er veel
verschil in aan. Zoo heeft men de
keuze tusschen half lange, drie
kwart en geheel lange mantels. Voor
al vaai fluweel is een lange mantel
bijzonder chic en indien van mooie
kwaliteit velours, en gegarneerd met
skungs randen, kleedt zoo n mantel
even rijk, als een bisam-mantel; ter
wijl het verschil in. prijs nog altijd
de moeite waard is. Onder zoo n man
tel draagt men bij voorkeur een zijden
kloki'ok.
Fluweel en manlelcostuums bestaan
uit een flu woelen klokrok met bont-
rand afgewerkt en een half lang jac
quet met klokschoot en eveneens met
bootranden afgewerkt. Deze jacquets
zijn hoog aan den hals gesloten.
Dezer dagen werd ik door een naai
ster uitgenoodigd om een door haar
vervaardigd mantelcostuum to komen
bezichtigen en liet was bij deze gele
genheid, dat ik voor de tweede maal
overtuigd werd, dat er ook naaisters
bestaan, aan wie men het tador-made
genre rustig kan toevertrouwen. De
eerste maal werd ik op de tentoon
stelling „de Vrouw" er van overtuigd.
Het mantelcostuum don was ver
vaardigd! van fijn, blauw laken. Do
eenvoudige klokrok was van onderen
geboord met een smal tresbandje. De
lange mantel, die van den rok slechts
5 c.M. liet zien, was sterk getailleerd,
van voren met den Weenernaad inge
richt en sloot het met brandebourgs
van zwart passement. De zéér wijde
klokschoot, die even onder de taille
was aangezet, hing in sierlijke plooi
en neer. Het aanzetsel was met een
smal tres bedekt en do mantel op zich
zelf weer met tres geboord. Het bo
venstuk van den mantel was met sa
tijn gevoerd, de klokschoot ovenwei
ongevoerd. Het geheel was keurig
afgewerkt en de prijs zéér billijk.
ïiLARIE VAN AM STEL.
hern te doen onthouden.
Als tk nu aan de dagen denk op de
boot doorgebracht met mevrouw Mil
ligan en Arthur, komen zij mij_ nog
voor de gelukkigst© van mijn jeugd
te zijn geweest.
Arthur had eeaio innig© genegen
heid voor mij opgevat, en van mijne
zijd© gaf ik toe, zonder er over na te
denken, a-an zijn© sympathie en be
schouwde hem als mijn broeder.
•Nooit) hadden wij den geringsten
twist; van zijne zijde gaf hij nooit
©enig blijk, diat hij zich boven mij ver.
heven achtte, en ik was nooit verle
gen voor hem; ik dacht er zelfs niet
aan, dat ik verlegen kon zijn.
Dit lag waarschijnlijk aan mijn ja
ren, aan mijne onbekendheid met
het maatschappelijk leven, maar zo
ker nog veel meer aan de kieschhc-ad
en goedhartigheid van mevrouw Mil-
ligan, die mij vaak toesprak, of £k
haar kind was.
En dan die reis in een© boot was
voor mij aoo rijk aan allerlei vreem
de dingen. Geen ©ogenblik verveelde
ik mij of voelde ik mij vermoeid. Van
den morgen tot don avond konden
wij onzen tijd besteden.
Sedert men spoorwegen heeft aan
gelegd, reist men niet meer door het
Zuiderkannal; men kont hot zelfs niet
meer; toch is het eeui der merkwaar
digheden van Frankrijk. Het is een
van de meest belangrijk© gedeelten
van 't land, die het doorsniiden en
van de mooiste tevens. Als wij een
van de schoonste partijen bereikt
hadden, legden wij maar enkel© mij
len per dag af; was daarentegen de
streek eentonig, dan vorderden wij
wat sneller.
De weg zelf besliste of wij zouden
blijven of verder gaan. Geen van die
lastige bemoeiingen, waarmede an
dere reizigers zich bezig hebben te
houden, werden van ons gevergd. Wij
hadden geen lange dagreizen te ma
ken om eon geschikt logement te vin
den. waar wij zeker zouden zijn een
goede tafel en een goed logies te be
komen.
Op do daarvoor vastgestelde uren
werd d© tafel voor ons aangericht
onder de veranda, en terwijl wij van
den maaltijd gebruik maakten, volg
den wij kalm de oevers die voor ons
voorbijschoven. Als d© z»n onderging
hielden wij stil waar de duisternis
inviel, en wij bleven daar tot het
weer dag werd.
Daar wij altijd tjiuis waren, ken
den wij die eindelooz©, vervelend©
avonduren niet, welke den reizigers
zoo zwaar vallen- Die avonduren wa
ren integendeel voor ons nog te kort.
en de tijd om ons ter ruste te begeven
overviel ons vóór dat wij nog aan
slapen dachten.
Als de boot stil iag en het koud
was, bleven wij m het salon, waar
©on vuurtje werd aangelegd om het
vocht en de nadhtlucht te verdrijven.
die voor een zieke zoo nadeeiig zijn.
Er werden lampen ontstoken en Ar
thur werd bij de tafel geschoven; il
ging bij hem zitten en mevrouw Mil
ligan Liet ons boeken met platen of
photografieën zien. Evenals het schip
waarop wij waren, ingeridht was
voor dezen bij zonderen tocht, zoo wa
ren ook de boeken en platen met het
oog op de reis gekozen. Waren wij
moe van het kijken, dan las mevrouw
er het een en ander uit voor, dat wij
begrijpen konden en dat ons belang
inboezemde. Soms bergde zij ook de
platen weg en sloot de boeken en
verhaald© ons do legenden, de ge
beurtenissen die plaats gevonden had
den in de streken, waar wij ons be
vonden. Onder het verteilen keek zij
haar zoontje steeds aan en het was
aandoenlijk te zien, hoeveel moei':©
zij zich gaf oni zoo to vertellen, dat
hij haar volkomen begreep.
Wat mij betreft, als het mooi weer
was, had ik ook mijne taak. Dan
nam Ik mijn harp, ging aan land en
op ©enigen afstand zette ik mij onder
een boom, waarvan de schaduw mij
verborg en zeng en speoldo dan alle
liederen, die ik kende. Voor Arthur
was het een groet genot in de stil;©
van den nacht muziek te hooren, zon
der te zien w ie speelde. Dikwijls riep
hij: ..Nog eens!" en dan speelde of
zong ik het lied ton tweede rnale.
Dat was een kalm en gelukkig le
ven voor een knaap als ik, die ito
Verder vertoont do kaait van Kat»
ser nog de donkere vlekken, die
eenigszins blauwachtig (naar het
groene toe) gekleurd zijn en die
slechts weinig afsteken bij dc rood
gele kleur van de overige deelen.
Dc-zo laatete worden gewoonlijk a'.s
„land" beschouwd, de eerste als „wa
ter" (zeeën). Soms neemt mén behal
ve deze standvastige verschijnselen,
ook nog tijdelijke blauwe vlekken
waar, die in den dampkring van Mars
(wolken?) schiiuen thuis te behooren.
Zij treden echter zeer zeldzaam op.
Aldus was, in groote trekken, de
stand der Mans-wetenschap, toen
Schiaparelli met zijn wereldvermaar
de ontdekkingen voor den dag kwam.
Deze astronoom beschikte over bij
zondere scherpe oogen, een voor
Mars-waarnemingen bij uitstek ge
schikt instrument en, tvat nog het
voornaamste is over een onbegrijpe
lijk geduld. Hij ontdekte het eerst do
rechtlijnige, smalle donkere strepen,
die dc blauwachtige deelen der Mars
oppervlakte verbinden en die hij
„kanale n" noemde. Het eigenaar
dig© van deze kanalen is, dat zij nooit
midden in „het land" eindigen. Waar
twee van zulke kanalen samenkomen
of eikaar kruisen, bevindt zich een
donkere vlek (een „mee r' j. De leng
te van deze kanalen is zeer verschil
lend sommige zijn zoo lang dat zij:
zich bijna over den hal ven omvang
der planeet uitstrekken. Verder zijn
niet alle kanalen tegelijk zichtbaar,
doch nu eens deze groep, dan weer
een andere. Om een volledige Mars.
kaart te kunnen teekenen, zijn dus
zeer vele waarnemingen noodig.
Doch nu komt nog het wonderlijk
ste van alles. Gedurende de opposi
tie van 1881—82 bemerkte Schiapa
relli, dat op plaatsen waar gewoon
lijk slechte één kanaal to zien was,
er plotseling twee geheel aan el
kaar evenwijdige op korten afstand
van elkaar zichtbaar wefden, met an-
doro woorden, het oorspronkelijk©
kanaal had zich verdubbeldl
Nog vreemder is, dal doze verdubbe
ling lang niet bij alle kanalen op
treedt en zeer snel in haar werk gaat.
Dit verschijnsel zal men echter wel
aan een soort van gezichtsbedrog
moeten toeschrijven.
Vele astronomen hebben het ge
heel© verschijnsel der kanalen voor
een optisch bedrog willen houden,
doch deze meening is onaannemelijk,
sedert Lowell in 1905 de kanalen op
fotogiaphische opnemingen van Mars
wist' aan te toon en.
Het feit, dat zij zoo recht als een
lijn zijn (iets wat nergens anders im
het heelal ontdekt is) en zóó doelma
tig juist „zeeën" verbinden, heeft ve
len doen gelooven, dat deze kanalen
door denkende wezena waren tot
eland gebracht, ter besproeiing van
onvruchtbare landstreken. Daar het
smalste kanaal, dat wij zien kunnen
nog een breedte van 39 K M. heeft,
neemt men aan, dat de donkere stre
pen die wij op Mars zien, niet de ka
nalen zelf zijn, doch de vegetatie aa:i
beide oevers, iets wat wel te vergelij
ken is met het Nijldal, ook dit zou
zioh van een andere planeet gezien,
als een lange, donkere lijn voordoen..
Eigenaardig is dat naarmate het Pool
ijs smelt (en het dus op een halfrond
zomer wordt) ook de kanalen duide
lijk worden, wat zeer goed te rijmen
ls niet de vegetatie-theorie. Veel zul
len we echter nog moeten la weten
komen, om een eenigszins bevredi
gende verklaring van deze Mars
raadselen te kunnen geven. Tot zoo
lang blijft alles nog in een sluier
voor ons gehuld!
Mars heeft twee zeer kleine manen
„Deimos" en „PhoboV, die in
30 uur 18 min. en 7 uur 39 min. om de
planeet wentelen. Daar Phobos een
kortoren omloopstijd heeft dan de om
wenteling om eigen as van Mara
duurt, komt die maan dagelijks Ln
het Westenop en gaat in het Oos
ten onder, tegengesteld dus aan de
schijnbare dagelijksche beweging van
alle andere hemellichamen, die op
Mars zichtbaar zijn.
hut van vrouw Barbenn verlate*,
had om rond te zwerven met signer
Vitalis. Welk een verschil tusschen
den schotel aardappelen met zout van
mijn arme pleegmoeder en do heer
lijke vruchtentaarten, de .geleien en
de pasteitjes uit de keuken van me
vrouw Milligan. Welk een onder
scheid tusschen d© lange tochten te
voet, door slijk en in den regen, of
onder een verzengende zon achter
mijn meester, en deze spelevaart door
de kalme wateren.
Maar om mijzelven recht te doen
wedervaren moet ik erkennen, dat ik
nog gevoeliger was voor het zedelijk
genot van dit nieuw© leven dan voor
do stoffelijke voordeden, die het mij
gaf.
Ja, zij waren lekker, dio pasteitjes
van mevrouw •Milligan; het was een
genot geen honger meer t© hebben of
niet meer te lijden van koude en
hitte, maai' hoeveel beter en aangenai.
mer waren voor mij die gedachten
en gevoelens, die mijn hart troffen en
vervulden. Tot tweemalen toe had ik
de banden zien verbreken, welke mij
hechtten aan hen, di© ik liefhad; de
eerst© maal toen ik aan vrouw Bar-
berin werd ontrukt; de tweede maal
toen ik j»escheiden werd van Vitalis;
tot tweemaal toe had ik alleen ge
staan op d© wereld, zonder steun,
zonder hulp. met mijn dieren tot
eenige Vrienden ©n levensgezellen..