Alleen op de Wereld BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. S3c JaflTjr»fig ZATERDAG 4 DECEMBER 19IS No 99CS DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, Sterrenpraaljes. X. Mars. Omloopstijden. Draaiing om eigen. a3. Vlekken. Poolkappen, Zeeën, Meren. Kanalen. Manen. Na den planetoideruring, dien wij de vorige week behandelden, komt de planeet Mars aan de beurt. Over deze, zóó buitengewoon interessante pla neet zijn wel boekdeelem vol geschre ven. Voornamelijk gaat het daarbij over de belangrijke vraag: IsMars bewoond? Want als er een hemel- j lichaam is, dat wij kennen en dat voldoet aan de voorwaarden voor bet leven, zooals dit op onze aarde be staat is 't ongetwijfeld Mars. Al weren 't alleen maar de dampkring, de af wisseling van jaargetijden en de wen- teling om haar eigen as, die zooveel overeenkomst met onze aarde vertoo- nen, dan zouden die al zeer vee! stof tot discussie opleveren. In werkelijk heid zijn er echter nog meer opval- lendo gelijkenissen. Uit den aard der zaak moet hier echter vet! verzwegen worden en zal dan ook alleen op de hoofdzaken wor den ingegaan. Mars komt den 6en December a.s. eenige min. na negenen op en is dus omstreeks 10 uur des avonds al goed waar te nemen boven den OosleLijken horizon (eenigszins N. O.). De planeet bevindt zich in het sterrenbeeld d e Leeuw en valt dadelijk op door haar roode kleur, in verband met do groote helderheid. De Siderische omloopstijd van Mars is veel korter dan die van de tot nu behandelde planeten. Zij be schrijft haar baan op een gemiddel den afstand van 1.5 aardibaanstraal of Sfa7.7Gl.000 K.M. om do zon en> heeft hiervoor 1 jaar en 322 dagen noodig. Daardoor is de synodische omloops tijd zeer lang en wel 779 dagen. Meer dan 2 jaar verloopt er dus tusschen twee opposities der planeet. De eerst volgende zal in Februari 1916 plaa-ta hebben. Doordat haar baan zeer lang werpig (ellipsvormig) is, kan zij ons bij gunstige opposities tot op een af stand van 57 millioen K.M. (of 0.38 aardbaanstraal) naderen. In dit ge val is de planeet bijna 310 millioen K.M. dichter bij. ons don in don on- gunstigsten conjunctiestand; in het laalsbe geval is zij bijna 7 maal zoo ver van ons verwijderd. Het is dan ook niet te verwonderen, dat, terwijl zij soms bijna de helderste ster aan den hemel kan zijn, zij daarentegen ook weieens zwakker schittert, dan vele andere hemel lichtjes. De ware middellijn van Mars is ongeveer de helft van die der aarde (zij is 0782 K.M.); een afplatting is nog niét door directe waarneming gevon den, maar is echter hoogstwaar schijnlijk wel aanwezig. (Zelfs is be weerd, dat zij 1/40 zou bedragen. Na dcro onderzoekingen zullen moeten bewijzen of dit juist is. In dat geval zou de afplatting dus veel grooter zijn dan die der aarde). Van de draaiing om eigen as zijn alle bijzonderheden uiterst nauw keurig bekend, wat te danken is aan de zeer standvastige (reeds eeuwen oude) teekens op de Mars-oppervlakte. Al Herschell leidde uit zijn waarne mingen af, dat. de tijd noodig voor één omwenteling (een Mars-dag) niet veel verschilde van een aardschen dag. Tegenwoordig kent men dien tijd tot op honderdste deelen vnn een seconde. Hij bedraagt 2A uur, 37 min., 23.61 6econde, terwijl de draaiïngsas een hoek maakt met het vlak van de Mars-baan, die ongeveer gelijk is aan den hoek die de aardas met het vlak van de aardbaan maakt. Hierdoor hebben dus de dagen en de jaargetijden op Mars bijna hetzelfde verloop als op aarde. Daar Mars echter tweemaal zooveel tijd noodig heeft voor haar reis om de zom als de aarde, spreekt het van zelf dat alle jaargetijden er ook onge veer tweemaal zoo lang zijn- We gaan thans over tot de zoo bui tengewoon eigenaardige verschijnse len die den kijker ons heeft doen ont dekken. De eerste die vlekken op de opper vlakte van Mars waarnam was Chr. Huyghens. Deze ontdekte nl. een driehoekige vlek, die men al bij 20- malige vergrooting kan waarnemen, en thans nog onder den naam van S y r t i s major (de Groote Syrlj op de Marskaarten voorkomt. Zij is het meest opvallend verschijnsel op de geheel© Mars-schijf. Na Huyghens is Mars door zeer veel astronomen ijverig bestudeerd en toen Kaiser in 1867 zijn Mars-onderzoekingen deed, had hij niet minder dan 400 af beeldingen van de planeet tot zijn beschikking, waaronder vooral die vaai Mfidler zeer boroomd geworden is. Na dien tijd en vooral sedert de ontdekking der „kanalen', door Schiapaxelli, (waarover straks) is het aantal wel verdubbeld. Een bewijs te meer, hoezeer deze roode planeet steeds de belangstelling heeft weten gaande te houden. Kaisers Marskaart vereenigt in zich zoowat alles wat tot den tijd van haar ontstaan van de planetenschijf bekend was. Wij merken allereerst de beide zoogenaamde witte Pool- vlekken op, dde op dezelfde wij ze, als de ijs- en sneeuwmassa's op aarde, do beide polen bedekken en met de jaargetijden zeer veranderen. Gedurende den winter op het noor delijk halfrond van Mars verkrijgt de Noordpool-vlek, die dan van de zon afgekeerd is, een zeer uitgebrei- den omvang. De Zuidpoolvlek daar entegen is ten zeerste ineengekrom pen. eoms zelfs geheel verdwenen. Juist het tegengestelde van dit alles doet zicli voor. wanneer het Zuidelijk halfrond winter heeft. Dan is de Zuidpoolvlek zeer uitgestrekt, de Noordpoolvlelc daarentegen onbedui dend van omvang. Evenals op aarde, vallen ook op Mars de middelpunten der poolkap pen niet precies samen met de polen der planeet. Deze veranderingen, die zoo elreng met de Marsjaargetijdei» samengaan, werden reeds door Her schell opgemerkt (1783) en hij maakte dan ook dadelijk de veronderstelling, dat deze kappen, evenals die op aar de, uit sneeuw- en ijsmassa's beston den. Later is deze voorstelling heftig bestreden vooral zij die leeien dat de Mare-temperatuur ver beneden het vriespunt van water moot liggen, ko men er tegen op. Want wanneer do temperatuur er werkelijk zoo laag is, zou het water op Mars niet aiïdens dan in ijs- of sneeuwvorm voorkomen en de veranderingen der poolkappen dus onmogelijk aan het smelten van deze bevroren massa's kunnen wor den toegeschreven. Weer anderen meenen dat er in de Mars-atmosfeer te weinig waterdamp aanwezig is, om zulke grooto hoeveelheden sneeuw te kunnen doen ontstaan. Hoe het ecit- ter ook zij, een betere verklaring dan die van Houschell heeft men tot he den nog niet kunnen vinden en in den laatsten tijd wint deze al zoo oude theorie weer veld, nu men meer en meer tot de overtuiging eohijnt te komen, dat do temperatuur op Mars niet zoo heel laag kan zijn. Volgens Lowell zou de gemiddelde tem peratuur er 8 graden boven nul zijn, dus maar 7 graden lager dan die der aarde. Eet Rijke Natuurleven PANHARING GE EPEN1 Het is een eigenaardig iets, als je in de plaatsen langs de Zeeuwsche kusten of zelfs in Bergen op Zoom plotseling visschen ais gewone spijs ziet verkoopen, welke we in het ove rige deel des lands slechts bij naam kennen. In sommige tijden van het jaar wor den daar heelë ladingen geepen ver kocht, visschen met het lichaam van een paling en den kop van een snoek, vooral deze laatste in veel fijneren vorm, maar even verschrikkelijk door de honderden fijne tandjes langs de beide mondranden geplaatst. De geepen zijn visschen, die in do provincies, buiten onze zee-inham men, nooit als een delicatesse zullen beschouwd worden. Br de eerste plaats zijn ze minder fijn van smaak dan de palingen, In de tweede plaats zien ze er eenigszins luguber uit en dan ook moeten we wennen aan de graten, dio geheel kopergroenkleurig zijn en zooveel in tint afwijken van die der andere visschen, dat we be ginnen', met het nieuwe gerecht te wantrouwen. Wel zijn. ze prachtig van kleur, de zonderlinge dieren met hun etaalgroene ruggen z.lverachti- ge buikzijden, wel doet de doordrin gende roep der vischvrouwen, als ze luid hun „panharing-geepenl" door de straten doen weerklinken, eigen aardig aan, maar de edele, volte palingen verdringen, zoovelr zullen de geepen het nooit brengen. Zelfs In bet Zuidwesten van ons land wor den ze nooit volksvoedsel, daarvoor komen z© niet geregeld genoeg voor. Men vermoedt, dat do dieren zich aan onze kusten vertoornen, om aan waterplanten, glooiingen, schelpen enz. hun eieren af te zetten. In het viseliwaler hooren ze tot de afdeel!ng roovers, wat trouwens hun bloeddor stig uiterlijk al doet vermoeden en al heeft men bij onderzoek wel exempla ren van den zeestekelbaars in de in gewanden der gevangen dieren ge vonden, het vermoeden ligt voor de hand, dat ook wel andere, voor don mensch veel nuttiger vischjes ver werkt zullen worden. Zijn collega, wiens naam al even welluidend wordt uitgegild, is do panharing. Die wordt in liet voor jaar bij duizenden gevangen uls ze ïiaar onze kust en vooral naar de Zuiderzee komen, om hun eieren af te zetten. Van nature is de haring een visch der diepere zeeën. Daar leeft hij van allerlei kleinere waterdieren en bepaalde soorten schijnen ia hoofd zaak ook gelijksoortige dieren als voedsel to gebruiken, daar is hij Ln zijn element, maai* als de paaitijd is aangebroken, zijn de haringen wel genoodzaakt onidiepere plaatsen op le zoeken, want als ze hun eieren in het d'iepe water zouden verspreiden, kwam er niets van terecht. Dat gaat goed met b.v. de schollen, die drij vende eieren hebban,-maar die van de haringen zijn zoo zwaar, dat ze naar den bodem zinken en als ze dan buiten het bereik van het zonlicht komen, zijn zo verloren. Daarom hechten zich ook de hariingeleren aan planten, enz. vast en do mlnialuur- - vischjes, die daaruit to voorschijn komen, voorzoover do eitjes door het homvocht der mannetjes zijn be reikt, voeden zich eerst met wonder kleine roeisprictkreeftjes. Later wor den ook dieren van grooter afmetin gen verzwolgen en dat zo behoorlijk eetlust kunnen hebben, ia wel op to FEUILLETON van HECTOR MALOT. 33) Die woorden, och! reide Arthur, die beteekenen niets; men moet de dinrzen zien en Rémi heeft mij don herder laten zien met zijne fluit. Als ik onder het leoren de oogen opsloeg, dacht ik niet meer aan 'V geen om mij was; ik zag de fluit van den her der en hoorde wat hij speelde. Wil ik u eens vowrtngen wat hij speelde, mama? En hij zong in het Engelsoh een droefgeestig lied. Nu weende mevrouw Milligan be paald, en toen zij zich ophief, zag ik hare tranen op die wangen van haar Hand. Toen kwam zo bij mij, nam mijne hand en drukte die zoo innig, dat ik ervan ontroerde... Gij zijl een goede jongen, zeido zij. Als ik deze kleine geschiedenis wat uitvoerig verteld heb, is het om de verandering io doen begrijpen, die van dat oogonblik af in mijn toestand plaats had. Don vorigen df.vc had men mij aangezien voor ©en knaap, die honden kunstjes liet maken en voor maken uit de vrij vlugge ontwikke ling der haringen. Hun leeftijd maakt men op ee'n ei genaardige wijze op. Terwijl men dien der botjes b.v. kan bepalen uit het aantal zichtbare ringen der even- wichtssteentjes Ln den kop, rnaakt men den leeftijd der haringen op uit het aantal groeistrepen op do zilve ren schubben. Zoo kan men uitma- 'ken, dat onze volwassen haringen niet ouder zijn dan drie of vier jaar. Intusschen worden er niet duizend tallen, maar millioen en dezer merk waardige zeebewoners op veel jeug diger leeftijd gevangen. Het lijkt soms een uitroeiing hu grooten stijl. Hoe het nu is weet ik niet, daar ik de laatste jaren niet in Bergen op Zoom ben geweest, maar vroeger konden we daar langs bouw landen. loopen, die hun pestwalm ver in liet rond verspreidden. Ze waren gemest met de jonge haringeD, onge veer ter grootte van sprot en in zulke vrachten vmg men de dieren, dat kar bij kar werd aangevoerd. Bij dat luchtje haalt niets, gewone stalmest is daarbij vergeleken nog geurig. Behalve als mest worden ook mil- lioenen kleine harinkjes als eenden- voer gebruikt en ten slotte worden ze nog heel dikwijls onder een anderen naam de wereld in gestuurd. Het is wel bijna zeker, dat menige dure sardine in zijn jeugd een haring be loofde te worden en vaak genoeg is bewezen, dat er heel wat in ansjovis worden herdoopt, evenals dat vaak met de sprotjes schijnt te gebeuren). II. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Nu de mode weer in haar oude fout dreigt te vervallen, nl. zich aan schro melijke overdrijving schuldig te ma ken, kan ik mijne lezeressen slechts den raad geven, haar grillige gebied ster toch niet slaafs te volgen, doch bij zichzelf of met eene in haai- vak bekwam© modiste to overleggen, wel ke modellen al of niet voor haar ge schikt zijn. Om er élégant uit te zien, behoeft men niet het allerduurste en het al lermooiste te kunnen, aanschaffen, doch moet men datgene weten te kie zen, wat het meest met zijn persoon lijkheid in harmonie is en wat even tueels fouten bi ons figuur op han dige wijze maskeert. Verder moeten onze toiletten geschikt zijn voor de omstandigheden waaronder- en de gelegenheid waarbij we ze dragen; en ton slotte moet men de meeste aan dacht schenken aan do z.g. toileton- derdoelen. Het zijn juist die kleine onderdeel*»), die hot toilet een zeker cachet verleen en. Het oude spreek woord dat luidt: „Eenvoud is het ken merk van het ware", wordt in zake ons toilet tegenwoordig maar al te veel uit het oog verloren. Het is als of de mondaine vrouwen wedijveren wie de duurste, de moest opzichtige hoeden en japonnen draagt en ze doen dit met opoffering van het ca chet, dat de waarlijk élégant© vrouw moet kenmerken. Toch is het niet zoo moeilijk en kost het niet zooveel hoofdbreken, om er élogunt uit te zien, als men wel don ken zou. Eigenlijk zijn daar slechts drie dingen voor noodig, die binnen ieders bereik liggen, nl.: eenvoud, netheid en degelijkheid. Eenvoudige modellen, mits correct van snit en afwerking en van zéér solide stof, hebben steeds dat eigen aardige cachet, dat de vrouw van niets deugd© dun om met zijn dieren den menschen een oogonblik van ver maak te beizorgeu en nu juist van pas kwam, om een ziek kind wat afleiding te geven; maar deze les scheidde mij geheel van mijn honden en mijn aap; ik word een makker, bijna een vriend. Ik moet hier al dadelijk bijvoegen, wat ik eerst later vernam, dat me vrouw Milligan zeer verdrietig was dat haar zoon niet teerde of liever niet kon leeren. Al was hij ziek, zij wilde dat hij werken zou, en juist oni dat die ziekte van langen dltur kon we zen, wiide zij van nu aan zijn geest de vorming geven, die hem in de ge legenheid stelde ooi, als hij genezen zou zijn, zijn© schade in ti halen. Tot hiertoe was zij daarin niet ge slaagd; al had Arthur geen tegenzin ln liet werken, hij had geen aandacht en vlijit'ig was hij ook niet. Zondier tegenstand nam hij het boek, dat men hein in do handen gaf, en hij nam liet zelfs gretig aan, maar al deed hij zijn book open, zijn geest opend© zich niet en slechts werktuigelijk herhaal-1 de hij zoo goed of zoo kwaad als 't ging, de woorden, die men met moei te hem inpompte. Dit deed zijne moeder innig verdriet en zij werd er bijna wanhopend on der. Maar zooveel te blfjder was zij, toen zij hem de fabel hoorde opzeg gen, die hij in een half uur van mij geleerd had, eai die zij verscheidene dagen lang vrucMaleos getracht had distinctie zich gaarne kiest, want zij weet, dat zij aldus gekleed, niet de aandacht trekt, noch twijfel zal wek ken omtrent haar persoonlijkheid. Bij zulk een eenvoudig toilet behoort een eenvoudige hoed, hetzij een cha pel lerie-gen re, dat is: zonder garnee ring, of met eenvoudige doch échte garneering, doch geen bloemen, die spoedig verkleuren, of tuio strikken en choux, die er dadelijk verflenst en verfomfaaid uitzien. Verder bestede men veel aandaolit aan goed passend schoenwerk met nette degelijke hak ken eri vooral keurig passende hand schoenen. Bij het kiezen van een model zij men er op bod-acht, dat niet alles wat de mode brengt voor tik figuur en voor eiken leeftijd! geschikt is. Men kan evenwol een model zoodanig wij zigen, dat het 't figuur voordoelig doet uitkomen. Het bepalen vom de taille speelt hierbij vooral een voor name rol. Vrouwen met korte tailles en bree- de schouders zijn zeer gebaat met een japonlijf of blouse, die over den rok vallen, terwijl lange, slanke figuur tjes meer gebaat zijn met een breeds ceintuur. Dit geldt ook voor de man tels. De moderne mantel met klokschoot kan door Iedere vrouw godragen wor den, di» nog een goed figuur beeft, doch het slagen van dit model hangt af van het meer of minder tailleeren van het bovenstuk en van de hoogte, waarop men den dwarsnaad aan brengt. De moderne mantelcostuun)3 zijn bijzonder mooi en men treft er veel verschil in aan. Zoo heeft men de keuze tusschen half lange, drie kwart en geheel lange mantels. Voor al vaai fluweel is een lange mantel bijzonder chic en indien van mooie kwaliteit velours, en gegarneerd met skungs randen, kleedt zoo n mantel even rijk, als een bisam-mantel; ter wijl het verschil in. prijs nog altijd de moeite waard is. Onder zoo n man tel draagt men bij voorkeur een zijden kloki'ok. Fluweel en manlelcostuums bestaan uit een flu woelen klokrok met bont- rand afgewerkt en een half lang jac quet met klokschoot en eveneens met bootranden afgewerkt. Deze jacquets zijn hoog aan den hals gesloten. Dezer dagen werd ik door een naai ster uitgenoodigd om een door haar vervaardigd mantelcostuum to komen bezichtigen en liet was bij deze gele genheid, dat ik voor de tweede maal overtuigd werd, dat er ook naaisters bestaan, aan wie men het tador-made genre rustig kan toevertrouwen. De eerste maal werd ik op de tentoon stelling „de Vrouw" er van overtuigd. Het mantelcostuum don was ver vaardigd! van fijn, blauw laken. Do eenvoudige klokrok was van onderen geboord met een smal tresbandje. De lange mantel, die van den rok slechts 5 c.M. liet zien, was sterk getailleerd, van voren met den Weenernaad inge richt en sloot het met brandebourgs van zwart passement. De zéér wijde klokschoot, die even onder de taille was aangezet, hing in sierlijke plooi en neer. Het aanzetsel was met een smal tres bedekt en do mantel op zich zelf weer met tres geboord. Het bo venstuk van den mantel was met sa tijn gevoerd, de klokschoot ovenwei ongevoerd. Het geheel was keurig afgewerkt en de prijs zéér billijk. ïiLARIE VAN AM STEL. hern te doen onthouden. Als tk nu aan de dagen denk op de boot doorgebracht met mevrouw Mil ligan en Arthur, komen zij mij_ nog voor de gelukkigst© van mijn jeugd te zijn geweest. Arthur had eeaio innig© genegen heid voor mij opgevat, en van mijne zijd© gaf ik toe, zonder er over na te denken, a-an zijn© sympathie en be schouwde hem als mijn broeder. •Nooit) hadden wij den geringsten twist; van zijne zijde gaf hij nooit ©enig blijk, diat hij zich boven mij ver. heven achtte, en ik was nooit verle gen voor hem; ik dacht er zelfs niet aan, dat ik verlegen kon zijn. Dit lag waarschijnlijk aan mijn ja ren, aan mijne onbekendheid met het maatschappelijk leven, maar zo ker nog veel meer aan de kieschhc-ad en goedhartigheid van mevrouw Mil- ligan, die mij vaak toesprak, of £k haar kind was. En dan die reis in een© boot was voor mij aoo rijk aan allerlei vreem de dingen. Geen ©ogenblik verveelde ik mij of voelde ik mij vermoeid. Van den morgen tot don avond konden wij onzen tijd besteden. Sedert men spoorwegen heeft aan gelegd, reist men niet meer door het Zuiderkannal; men kont hot zelfs niet meer; toch is het eeui der merkwaar digheden van Frankrijk. Het is een van de meest belangrijk© gedeelten van 't land, die het doorsniiden en van de mooiste tevens. Als wij een van de schoonste partijen bereikt hadden, legden wij maar enkel© mij len per dag af; was daarentegen de streek eentonig, dan vorderden wij wat sneller. De weg zelf besliste of wij zouden blijven of verder gaan. Geen van die lastige bemoeiingen, waarmede an dere reizigers zich bezig hebben te houden, werden van ons gevergd. Wij hadden geen lange dagreizen te ma ken om eon geschikt logement te vin den. waar wij zeker zouden zijn een goede tafel en een goed logies te be komen. Op do daarvoor vastgestelde uren werd d© tafel voor ons aangericht onder de veranda, en terwijl wij van den maaltijd gebruik maakten, volg den wij kalm de oevers die voor ons voorbijschoven. Als d© z»n onderging hielden wij stil waar de duisternis inviel, en wij bleven daar tot het weer dag werd. Daar wij altijd tjiuis waren, ken den wij die eindelooz©, vervelend© avonduren niet, welke den reizigers zoo zwaar vallen- Die avonduren wa ren integendeel voor ons nog te kort. en de tijd om ons ter ruste te begeven overviel ons vóór dat wij nog aan slapen dachten. Als de boot stil iag en het koud was, bleven wij m het salon, waar ©on vuurtje werd aangelegd om het vocht en de nadhtlucht te verdrijven. die voor een zieke zoo nadeeiig zijn. Er werden lampen ontstoken en Ar thur werd bij de tafel geschoven; il ging bij hem zitten en mevrouw Mil ligan Liet ons boeken met platen of photografieën zien. Evenals het schip waarop wij waren, ingeridht was voor dezen bij zonderen tocht, zoo wa ren ook de boeken en platen met het oog op de reis gekozen. Waren wij moe van het kijken, dan las mevrouw er het een en ander uit voor, dat wij begrijpen konden en dat ons belang inboezemde. Soms bergde zij ook de platen weg en sloot de boeken en verhaald© ons do legenden, de ge beurtenissen die plaats gevonden had den in de streken, waar wij ons be vonden. Onder het verteilen keek zij haar zoontje steeds aan en het was aandoenlijk te zien, hoeveel moei':© zij zich gaf oni zoo to vertellen, dat hij haar volkomen begreep. Wat mij betreft, als het mooi weer was, had ik ook mijne taak. Dan nam Ik mijn harp, ging aan land en op ©enigen afstand zette ik mij onder een boom, waarvan de schaduw mij verborg en zeng en speoldo dan alle liederen, die ik kende. Voor Arthur was het een groet genot in de stil;© van den nacht muziek te hooren, zon der te zien w ie speelde. Dikwijls riep hij: ..Nog eens!" en dan speelde of zong ik het lied ton tweede rnale. Dat was een kalm en gelukkig le ven voor een knaap als ik, die ito Verder vertoont do kaait van Kat» ser nog de donkere vlekken, die eenigszins blauwachtig (naar het groene toe) gekleurd zijn en die slechts weinig afsteken bij dc rood gele kleur van de overige deelen. Dc-zo laatete worden gewoonlijk a'.s „land" beschouwd, de eerste als „wa ter" (zeeën). Soms neemt mén behal ve deze standvastige verschijnselen, ook nog tijdelijke blauwe vlekken waar, die in den dampkring van Mars (wolken?) schiiuen thuis te behooren. Zij treden echter zeer zeldzaam op. Aldus was, in groote trekken, de stand der Mans-wetenschap, toen Schiaparelli met zijn wereldvermaar de ontdekkingen voor den dag kwam. Deze astronoom beschikte over bij zondere scherpe oogen, een voor Mars-waarnemingen bij uitstek ge schikt instrument en, tvat nog het voornaamste is over een onbegrijpe lijk geduld. Hij ontdekte het eerst do rechtlijnige, smalle donkere strepen, die dc blauwachtige deelen der Mars oppervlakte verbinden en die hij „kanale n" noemde. Het eigenaar dig© van deze kanalen is, dat zij nooit midden in „het land" eindigen. Waar twee van zulke kanalen samenkomen of eikaar kruisen, bevindt zich een donkere vlek (een „mee r' j. De leng te van deze kanalen is zeer verschil lend sommige zijn zoo lang dat zij: zich bijna over den hal ven omvang der planeet uitstrekken. Verder zijn niet alle kanalen tegelijk zichtbaar, doch nu eens deze groep, dan weer een andere. Om een volledige Mars. kaart te kunnen teekenen, zijn dus zeer vele waarnemingen noodig. Doch nu komt nog het wonderlijk ste van alles. Gedurende de opposi tie van 1881—82 bemerkte Schiapa relli, dat op plaatsen waar gewoon lijk slechte één kanaal to zien was, er plotseling twee geheel aan el kaar evenwijdige op korten afstand van elkaar zichtbaar wefden, met an- doro woorden, het oorspronkelijk© kanaal had zich verdubbeldl Nog vreemder is, dal doze verdubbe ling lang niet bij alle kanalen op treedt en zeer snel in haar werk gaat. Dit verschijnsel zal men echter wel aan een soort van gezichtsbedrog moeten toeschrijven. Vele astronomen hebben het ge heel© verschijnsel der kanalen voor een optisch bedrog willen houden, doch deze meening is onaannemelijk, sedert Lowell in 1905 de kanalen op fotogiaphische opnemingen van Mars wist' aan te toon en. Het feit, dat zij zoo recht als een lijn zijn (iets wat nergens anders im het heelal ontdekt is) en zóó doelma tig juist „zeeën" verbinden, heeft ve len doen gelooven, dat deze kanalen door denkende wezena waren tot eland gebracht, ter besproeiing van onvruchtbare landstreken. Daar het smalste kanaal, dat wij zien kunnen nog een breedte van 39 K M. heeft, neemt men aan, dat de donkere stre pen die wij op Mars zien, niet de ka nalen zelf zijn, doch de vegetatie aa:i beide oevers, iets wat wel te vergelij ken is met het Nijldal, ook dit zou zioh van een andere planeet gezien, als een lange, donkere lijn voordoen.. Eigenaardig is dat naarmate het Pool ijs smelt (en het dus op een halfrond zomer wordt) ook de kanalen duide lijk worden, wat zeer goed te rijmen ls niet de vegetatie-theorie. Veel zul len we echter nog moeten la weten komen, om een eenigszins bevredi gende verklaring van deze Mars raadselen te kunnen geven. Tot zoo lang blijft alles nog in een sluier voor ons gehuld! Mars heeft twee zeer kleine manen „Deimos" en „PhoboV, die in 30 uur 18 min. en 7 uur 39 min. om de planeet wentelen. Daar Phobos een kortoren omloopstijd heeft dan de om wenteling om eigen as van Mara duurt, komt die maan dagelijks Ln het Westenop en gaat in het Oos ten onder, tegengesteld dus aan de schijnbare dagelijksche beweging van alle andere hemellichamen, die op Mars zichtbaar zijn. hut van vrouw Barbenn verlate*, had om rond te zwerven met signer Vitalis. Welk een verschil tusschen den schotel aardappelen met zout van mijn arme pleegmoeder en do heer lijke vruchtentaarten, de .geleien en de pasteitjes uit de keuken van me vrouw Milligan. Welk een onder scheid tusschen d© lange tochten te voet, door slijk en in den regen, of onder een verzengende zon achter mijn meester, en deze spelevaart door de kalme wateren. Maar om mijzelven recht te doen wedervaren moet ik erkennen, dat ik nog gevoeliger was voor het zedelijk genot van dit nieuw© leven dan voor do stoffelijke voordeden, die het mij gaf. Ja, zij waren lekker, dio pasteitjes van mevrouw •Milligan; het was een genot geen honger meer t© hebben of niet meer te lijden van koude en hitte, maai' hoeveel beter en aangenai. mer waren voor mij die gedachten en gevoelens, die mijn hart troffen en vervulden. Tot tweemalen toe had ik de banden zien verbreken, welke mij hechtten aan hen, di© ik liefhad; de eerst© maal toen ik aan vrouw Bar- berin werd ontrukt; de tweede maal toen ik j»escheiden werd van Vitalis; tot tweemaal toe had ik alleen ge staan op d© wereld, zonder steun, zonder hulp. met mijn dieren tot eenige Vrienden ©n levensgezellen..

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 13