JA m 0 m M ft m m m m 'M m, Mevrouw Forrester knikte toestem mend. terwijl zij Brian aankeek en afwachtte wat hij zou zeggen. De jonge man had bij het hoorcn ran die harde woorden pijnlijk ge bloosd. Ik doe natuurlijk mijn uiterste best. mijn positie te verbeteren, antwoordde hij. na even gezwegen te hebben. en er hangt veel af van mijn reis in de provincie, waarvoor ik morgen vertrek. Heel goed. dan zullen wij hier over weer spreken na je terugkeer over veertien dagen. stemde de heer Forrester toe. verlicht bij het Idèe. dat hii dit onaangenaam onder hond kon uitstellen. Na nog een kortT eenigszins stijf gesprek met ziin gastheer en gast vrouw wenschte Brian hun goeden- nacht en zocht zijn kamers in Mande- ville Terrace op. Zijn overpeinzingen op den weg 'daarheen waren niet van de aange naamste. Hij was verontwaardigd, dat hii op die manier door de ouders van Mabel ter verantwoording was geroepen. Bovendien was zijn meisje, ofschoon zeer aan hem gehecht, als was in hun handen, en hij maakte zich doodelijk ongerust over de mo gelijkheid. haar te kunnen verliezen. Als hij Mabel niet meer had, stond hij heelemaal alleen op de wereld. Toen de oorlog uitbrak, had hij zich aan gemold bij het leger, maar was afgekeurd wegens een gebrek aan zijn oogen. Behalve Mabel is er niemand op de wereld, die mij noodig heeft, bromde hij in zichzelf, toen hij thuis kwam en den deurknop van zijn zit kamer omdraaide. Als in protest over die woorden klonk hem op dat oogenblik een zacht, klagend geschrei tegemoet, dat in kracht toenam, nog vóórdat hij tijd had naar de sofa te snellen, van waar het geluid tot hem kwam. Kr was op dat oogenblik werkelijk Iemand, die hein noodig had, want daar lag een klein, hulpeloos kindje hevig te schreien en met de kleine handjes om zich heen te slaan, Brian keek den kleinen indringer vol snrakelooze verbazing aan. Zich bukkend, om den kleinen onwelko- inen cast wat nader te beschouwen, zag hii een adreskaartje, dat aan de shawl was vastgemaakt, waarin men het kind had gewikkeld. Vlug nam hii het kaartje er of en hield het vlak bij zijn bijziende oogen. Brian las ..Heb als 't u blieft medelijden met een armen kleinen Belgischen vluch teling." Wat een slecht schrift en vol fouten riep hij uit, terwijl hij zich op een stoel liet neervallen om jia te denken. Wat ter wereld zal Ik er mee doen? riep hij verslagen uit, ter wijl hii peinzend met zijn vingers door ziin haar streek. Plotseling kreeg hij een inval. Ik zal de oude juffrouw Mackton roepen, zei hij, terwijl hij op de deur toeliep. Maur, wat hij op dit late uur al gevreesd had, bleek bewaarheid te worden, de oude juffrouw, die zijn hospita wt*S. was al naar bed ge gaan. liij snelde daarop bij drie treden tegelijk de trap op en tikte aan de cieur van haar slaapkamer, eerst zacht, en toen hij geen antwoord kreeg, nog wat harder. Eindelijk deed juffrouw Mackton de deur open cn stond in een heel booze bui tegenover hem. Er er ligt een heel klein kind je op mijn kamer. Weet u daar ook iets van stamelde Brian. Wat zegt u daar, mijnheer Ford vroeg zij met een van woe de trillende stem en een gelaat, zoo zwart als de nacht. Een klein kindje 'l Uf ik daar iets van weet En weet u dan niet wie het daar heeft neergelegd riep zij uit. terwijl zij de kamer uitging en naar beneden toog, op den voet gevolgd door haar ongclukkigen kamerbewoner. En aar is dat kindje dan vroeg zij op dramatischen toon, alsof zij over iets heel weerzinwekkends sprak, terw ijl zij met het air van eem ko ningin uit een treurspel de kamer deur van Brian's zitkamer open wierp. Zonder te spreken wees hij naar de sofu, waarop bet arme kind nu van louter uitputting was ingeslapen. Zich in haar volle lengte oprich tende, wees juffrouw Mackton naar het sluimerende kind. Morgenochtend moet het kind hier dadelijk vandaan beval zij uit de hoogte. Eu als u hier wenscht te blijven. ging zij reis toegevender voort, toen zij bedacht, hoe geregeld Brian altijd zijn kamer huur betaald had, laat dan zoo iets nooit weer gebeuren 1 Met alle waaraigheid, die zij ten toon kon spreiden, liep zij nu op de deur loe. tevergeefs probeerde Brian haai' te bewegen het adreskaartje te' lezen, dat hij in de hand hield. Zij schudde alleen maar ongeloovig het hoofd cn wilde er geen notitie van nemen. Heelemaal wanhopig smeekte de ongelukkige man haar. hem tenmin ste wat melk voor liet kind te geven, voor het geval het na zijn ontwaken r een nieuw geschreeuw mocht aanheffen. in de provisiekast 1 was het eenige, wat hij uit haar kon krijgen, en daarmee moest de arme man te vreden ziin. Hij stond op het punt, het kind naar het dichtstbijzijnde politie bureau te brengen, maar uit vrees voor het oneindig aantal vragen, dat daarvan het gevolg kon zijn, besloot hii daartoe nog maar niet over te gaan. Terwijl hij bezig was zijn kleinen bezoeker die spoedig weer wakker werd voedsel te geven in den vorm van melk en geweekte beschuiten, zoo goed en zoo kwaad als het ging, wat boven verwachting gelukte, kreeg Brian een nieuwe ingeving. Hij zou het kind meenemen naar zijn vroegere kindermeid, die even bui ten Birmingham woonde, waar hij den volgenden dag voor heel belang rijke zaken tegen twaalf uur toch zijn moest, en die. daarvan was hij overtuigd, met hem zou meevoelen in deze lastige quaestie. cn zijn verhaal zou getooven. liij had geen tijd. om nog, vóórdat hii Londen verliet, bij een of ander Comité voor Belg.sche Vluchtelingen aan te kloppen. Bovendien was hij heelemaal niet overtuigd, dat het een Belgisch kind was. Juffrouw Jarvis ontving hem met open armen, en had groote belang stelling voor het verhaal van den Belgischen vluchteling, dien zij dade- lilk aan haar moederlijk hart drukte. Brian schikte het zoo, dat het kind bij haar zoo blijven tijdens de veer tien dagen, waarin hij voor zaken op reis was. daarna zou hij wel weer verder zien. Maar er was nog geen eind aan zijn tegenspoed. Vóórdat hij zijn be langrijke zaken in de Moorstraat kon afmaken, had hij het ongeluk, door een auto overreden te worden en werd met een hersenschudding het dichtstbijzijnde ziekenhuis binnenge bracht Verder had hij niets anders, dan eenige builen hier en daar. Dadelijk nadat de dokter hem toe stemming had gegeven, weer een pen ter hand te nemen, schreef hii aan zijn firma en aan Mabel een brief, om de zaak uit te leggen. Van de laatste kreeg hii tot zijn verbazing en teleurstelling geen antwoord, daar om veronderstelde" hij, dat zij eenige dagen uit logeeren was gegaan. Voldoende hersteld, om het zieken huis weer te verlaten, zooht hij zijn oude kindermeid weer op, dio hem nu verzocht, het arme kleine lam te mogen houden. Een klein wekelijksch sommetje werd voor het onderhoud van het kind vastgesteld voordat de onge lukkige man met mislukte zending en twijfelachtiger vooruitzichten dan ooit, weer naar Londen terugging. Direct nadat hij in Londen was aangekomen, ging hij naar het huis van zijn verloofde, waar hij buiten gewoon koel door mevrouw Forrester ontvangen werd. Neen, wij zijn niet uit geweest, zei ze op afgemeten toon, in ant woord op zijn vraag op dit punt. En waar is Mabel? Waarom antwoordde zij niet op mijn brief? vroeg hij met ingehouden woede over deze onverdiend slechte 'behandeling. Na hetgeen wij nu gehoord heb ben hoop ik, dat je hier nooit weer aan huis komt, was het eenige ant woord dat-hij kreeg. Maar wat Houd jo nu maar niet zoo. Ik heb alles gehoord van je hospita, die liet haar plicht rekende mij, ter wille van mijn onschuldig kind, alles te vertellen 1 Nu ging er Brian een licht op dat mevrouw Forrester doelde op die on gelukkige geschiedenis met dat kind. inwendig de babbelachtigheid van juffrouw Mackton verfoeiend, en zich afvragend wat zij eigenlijk wel pre cies gezegd zou hebben, begon iiij geduldig het verhaal van zijn avontu ren, beginnend met den avond waar op hij het verlaten kind op de sofa in zijn zitkamer had gevonden. Maar mevrouw Forrester luisterde niet een ijskoude, ongeloovige uit drukking op hel gelaat en herhaalde onbevangen haar verzoek om hen niet weder te bezoeken. Zij weigerde hem ook haar toestemming om Mabel te zien, aL was 't maar voor een enkel oogenblik en gaf hem zijn laatston brief aan haar ongeopend terug. Hij had geen derden wenk noodig om bet huis onmiddellijk te verlaten maar snelde, te ellendig om nog een woord te zeggen en kokend van woe de, de straat op. Op zijn weg langs een lunchroom j gaande, kreeg hij een hevige aan drang om iets te gebruiken, want hij had sinds dien morgen nog niets ge geten of gedronken. Na plaats genomen en iels besteld te hebben, nam hij een courant op, die voor hem lag. Heel werktuiglijk lae hij „Twaalf duizend gulden belooning voor dengene, die irdichtingen kan geven omtrent Alfred Lincoln Batho- ver, oud één jaar en drie maanden, die waarschijTdijk uit zijn huis Port- arlington Plein 129 W. werd wegge len op den avond van den len Au gustus. Alle berichten s v.p. te adres- seeren aan den heer Cyrus Balhover, Portarlington Plein 129 W." Bij het lezen van dio advertentie was Brian plotseling zichbaar geïnte resseerd.. Augustus! Hij was op 2 Au gustus uit Londen vertrokken om naar Birmingham te gaani Snel de lunchroom verlatend, met ui haast, die het meisje, dat hem juist zijn thee wilde brengen, ver baasd deed staan, riep hij een taxi aan. die hem spoedig naar het Portarlington Plein 129 bracht. In antwoord op zijn haastig ver haal omtrent hetgeen op zijn kamer In den avond van den len Augustus gebeurd was, overhandigden de heer en mevrouw Cyrus Bathovcr, vermo gende Amerikanen, die juist den vo- rigen dag uit Amerika teruggekomen waren en die te zenuwachtig waren een woord uit te brengen, hem den volgenden brief, dien zij juist ont vangen hadden van een dienstbode, die op den lsten Augustus ontslagen was. „Mijnheer en mevrouw Bathover. ik ben nu onderweg naar Australië, en schriif u dezen brief om u te ver tellen dat uw kind veilig en wel in een huis is vlak bij het uwe, maar ik weet niet meer precies welk, omdat ik te opgewonden was om preoies te weten, waar ik hot neerlegde ik deed het om die heks van een kinder juffrouw te pingen, die altijd haar avondeten precies op tijd kreeg en die mij behandelde als etraatvuil. Ik maakte aan de shawl een adres vast, waarop stond dat het kind een Bel gische vluchteling was, zoodat ik hoop dat het goed behandeld zal wor den. De straatdeur van het huis, waarin ik uw kind neerlegde, stond open, en zoo kwam ik or toe het in de eerste de beste kamer achter te laten. Gwendolen Irene Jones." Voordat Brian geheel tot bezinning kwam, was hij met den heer en me vrouw Bathover weer onderweg naat Birmingham, waar de jongeheer Al fred werd teruggegeven aan zijn ver rukte ouders. Bovendien was de dankbaarheid van den vader over de vriendelijkheid en zorg waarmee zijn jeugdige zoon behandeld was, zoo groot, dot hij be halve de belooning van 12000 gulden, aan Brian nog een voordeeligo en veelbelovende positie bij de firma Cyrus J Bathover cn Co aanbood En ten slotte dank zij den Belgischen vluchteling, was Brian Ford in staat zijn Mabel Forrester als zijn vrouw zijn eigen huis binnen te leiden. Verloren geluk. Door JULES VERBEEK. Jaren waren zij al geëngageerd. Van de schooljaren af „liepen" zij al met elkaar. De familie, kennissen, buren, ja wie niet al?, wisten het reeds lang... Karei Verhoeven en Ma rie Boom zouden eeu paar worden. Op een schoonen, zomerdag, vol zon- neweelde en bloemengeur, werd hun engagement publiek. Karei was twintig, Marie 'negen tien de schooljaren reeds voorbij, dus besloot men dat het nu tijd was geworden, dat de menschen eindelijk eens konden zeggen: O. die... die zijn verloofd. In het begin genoten de jonge menschen zeer. Karei wa3 student in de scheikunde, Marie thuis bij moe der, en hoewel zij niet tot de aller eerste standen van de universiteits stad behoorden, toch werden haar ou ders welgestelde burgers genoemd, redenen dus voor de beide jongelui, om. zonder zorgen de lachende toe komst in te gaan. Misschien was dit ook wel de reden dal Karei 'n weinig al to zorgeloos was en daardoor niet vlijtig studeer de. De college's bezocht hij' juist vol doende om niet als onbehoorlijk stu dent te worden aangemerkt en zelf studie vond hij verschrikkelijk. Lie ver luierde hij af dwaalde met Ma rie, uren Ver in do prachtrge omstre ken, daar zoekend het geluk, dat zonder plichtsbetrachting nimmer te vinden ia Marie spoorde, hem wel eens aan in het begin, om toch wat meer te wer ken, doch later wanneer zij Karel's driftbuien over haar bemoeizucht lij den moest, zweeg zij maar etil, ver drietig over zijn uitvallen. Even daarna probeerde hij op lossen, aangenamen toon, vlug spre kend. zioh te verdedigen en besloot steed3 weer: Marie, we zijn nog zoo heerlijk jong. Waarom zouden wij zorgen hebben? En uitgelaten, als vlinders, fladder den zij verder, het leven door, ner gens meer aan denkend dan aan ge not en plezier, Dit spel duurde vier Jaren. Toen stierf Kareis vader, en biji het regelen van diens zaken, kwamen er zoovele dingen aan het licht, die Karei nooit vcrmoedl had, dat hij diep verslagen was. Karel's vader had een groote hout zagerij gehad, die door verkeerde inkoopen, door beheer van vreemden langzamerhand verloopea was. De zaak verkocht hij on toen alles was verrekend, hield Karei niet meer dan een paar honderd gulden over. Wat nu? Zoo onbezorgd, vol levensblijheid hij andere was, zoo triestig en ter neergeslagen liep hij nu naast Marie voort, die bittere tranen schreide om Karel's teleurstelling En niet om hot geld was zij verdrietig, maar om de bittere woorden van Karei, 't Scheen bovendien wel dat hij niet eens be droefd was om zijns vaders dood, maar alleen boos dal hij niets te er ven had gekregen. Zonder geld, zed de Karei, kan ik niet leven, en wat moet ik beginnen? Had ik ten minste nog maar zooveel, dat ik een jaar studeeren kon, dan haalde ik mijn doctoraal en kan geld verdienen als water. Zoo redeneerde hij, maar zonder overtuiging, zonder eenige geestdrift En Marie ging dien avond treurig naar haar kamer, want Karei had gezegd: Als ik geen geld krijg, maak ik er een eind aan. Gesmeekt, gebe den, geschreid had zij toen, en Ka- rel de belofte ontwrongen, het niet te doen. Zij zou met haar ouders spreken. Wie weet!... Den volgenden morgen aan het ontbijt begon [Manie met hasperönde stern te spreken over Karel's toekomst en deelde zij alles mede wat Karei gezegd liad. Vader Boom, was een eerlijk, streng man. Een man met groote ervaring en met een goed hart waar hot gold anderen te helpen. Hij was timmer man en aannemer, doch door eenige werken, die zeer wanen legengeloo- pen, was ook hij achteruit gegaan, wel hadden de Boom's het goed maar rijk, neen, vroeger was het beter ge weest. Toen Marie dan zoo eprak, met tra nen. omfloerste oogen, hadden de bride oudere die zooveel van Marie Melden, innig medelijden met haar, maar konden niet direct besluiten om Karei maar ineens te helpen. Lang duurde de stilte en toen Vai- der Boom, eindelijk begon te spreken klonken zijn woorden voor Marie ver nietigend. Kijk eens hier, Marie. Karei is misschien een beste jongen. Ik ken hem niet voldoende, maar jij die van hem houdt moet hem kennen. Dat het treurig is met hem, nu zijn vader te weinig naliet is te begrijpen. Maar daartegenover staat dat hij al buig klaar had kunnen, zijn met zijn stu die. Nu is 't de vraag, wat te doen. 't Is me onmogelijk. Ik kan, noch mag deai jongen geld geven. Lu at hij een betrekking zoeken. Dat is liet beste. Biltere tranen welden op In de mooie oogen van Marie, maar niets Melp. Vader was en bleef onverbid delijk. Karei ontving de mededeeMng van zijn meisje, dat ook zij geen hulp meer geven kon koel en verstoord Hij was laf genoeg om to beweren dat zij de schuld daarvan was cn in een driftbui liep hij wc®. Marie in angst, achterlatende. Een dag... twee dagen gingen heen «n Karei was met to sren. inj meer weg en de enkele malen dat Marie bij zijn huis was komen vragen, l'iad hij zidh opzettelijk schuil gehouden en de deur niet geopend op Marie's bel len. 'e Avonds van uien (tweeden dag, toen Marie ziek van overspanning met koorts naar bad moest, ging Va der Boom naar zijn aanstaanden schoonzoon toe en trof hem thuis. Een ernstig gesprek bod er toen plaats tussdhen den ouden, e matigen man en den jongen zwakkeling. Mijnheer Boom wees hem op zijn plichten, probeerde geestdrift wakker te roepen in het hart van Karei Eindelijk na uren gesproken te heb ben had Karei de belofte, dat mijn heer Boom hem een jaar helpen zou, maar dan moest ook de studie afgö- loopen zijn. Van dat oogenblik' af veranderde alles. Karei werd een der ijverigste wer kers, studeerde hard, was een gezel lige, hartelijke jonge man voor zijn meisje en haar familie. Iedereen ging van hem houden en met den dag werd de liefde tusschen hem on Marie in niger. 't Scheen wel alsof er een gatt- sclie omwenteling had plaats gegre pen, want Karei was, en in zijn voor doet. geheel en al veranderd. De dag naderde waarop Karei zijn examen doen moest en 's avonds hrerschte er vreugde in de woning van de familie Boom, want hij was geslaagd... Geslaagd als een der eer ste scheikundigen en lederen voor spelde hem een goede toekomst. Helaas, maanden verliepen en op al de weggezonden sollicitaties was geen enkel gunstig antwoord ontvan gen.. Karei werd moedeloos. Marie ver drietig, de ouders van Made pessi mistisch gestemd. Karei werd attent gemaakt op Iir- dió. Daar waa zeker werk voor hom te vinden. O, beslist zou men hem daar willen hebben. Hij solliciteerde bij een onderneming en 't lot was hem gunstig. Hij word benoemd on de vooruitzichten waren goed. Waar om dan nog langer geaarzeld? Menigeen meende nu dat Karei en Marie, getrouwd zouden heengaan, doch dit kon niet. Vader Boom vond het heel wat verstandiger dat Karei eerst alleen zou gaan en dan na een jaar bijvoorbeeld zou Marie kunnen trouwen. Aldus gebeurde. Karol vertrok onder vóél beloften van trouw en liefde naar het verre Indië, achterlatend Marie met haar twee oudjes, die haar niet altijd vol komen itogrepen. En bij de smart van het heengaan, kwam nog de'anget voor de dagen van gruwelijke verve ling cn jammerlijk alleen' zijn. Maanden waren heengegaan. De post had in al dien tijd slechts twee brieven gebracht. Een heel in het begin, meldend de goede aankomst, en een nog maar kort geleden, met de mededeeling dat 't hem goed ging en dat hij het heel druk had. Over trouwen of verlangen naar de komst van Marie, schreef hij geen woord. Zoo zat Marie op een morgen weer voor i raam, met Kioppena nart op den poet to wachten. Misschien kwam er nu iets van hem. De post kwam en had een brief van oennotaris. Niet van hem dus. Teleurgesteld en toch nieuwsgierig opende zij den brief, en zie, onder wisselend blozen en verbleeken, leest zij, dat een verre bloedverwante haar ruim twee duizend gulden had nage laten. die onmiddellijk te innen wa den aan het kantoor van den nota ris. Na verloop van enkele dagen was er weer een groote verandering op komst Marie was eigenaresse van het geld en besloot om nu maar in eens naar Indië, naar Karei te gaan. Heel haar ziel was vol verlangen... heel haar zijn begeerde hem... haar Karei I De toebereidselen waren gemaakt, het afscheid genomen en Marie stoomde Insulinde en Karei tege moet. Met ongekunstelden eenvoud, stol de zij zich de heerlijke verrassing van Karol voor, wanneer hij haar in eens voor zich zag staan. Dat zou verrukkelijk wezen. Met opzet had zij hem niets geschreven, niets getele grafeerd De boot kwam te Batavia aan. Vlug rei6de zij verder en naderde ta- geu den avond, na een vermoeiende, warme spoorreis het plaatsje, waar Karei wonen moest' Eindelijk staat zij voor zijn huis. Niemand opent het hek van 't erf, dat om da lage woning ligt. Dom ook oigenlijk om niets to laten heo- ren. Hal daar is een zwarte man. Zij riep hem aan. Hij kwam, doch haalt verlegen de schouders op, toen zij hem vroeg naar mijnheer Verhoeven. Toewan, dóór, grijnst hij. Ik nie behoor tot het huis van Toewon. Zij glimlacht, geeft den man een zilverstukje en meteen stoot hij oen oorverdoovend geluid uit, waarop 'n zwarte vrouw de deur uitkomt. Deze zag de stralende Marie in helder wit kleed, keerde zich om en riep Toewan Verhoeven 1 Inmiddels heeft Mario het erf be treden en komt nu voor Karel's wo ning. Hij treedt juist naar buiten Doch, geen spoor van blijdschap. Tien dagen later. De „Koningin Emma" van de stoom, vaart-mij. „Nederland" stevent naat 't Oosten, naar liet moederland. Op de voorplecht bij de eerste klas promenade, zit, ineengedoken, Marie. Troosteloos, ellendig, gebroken, ziet zij er uit. Een traan valt eindelijk op haar handen, die gevouwen in haar schoot liggen. Zo merkt het niet, AI haar aandacht is gespannen op do weg deinende kust van Java. Zij ziet niets meer en zacht prevelt zij: „Vaartwel, voor eeuwigI" Marie had Karei getrouwd weerge vonden. DAMRUBRICK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer IL \V. ZITMAN,Harmenjansweg 6 3. Probleem No. 722 van .N. N. (Eerste publicatie). Zwart l 9 3 4 R n i :3 a s a És a i 3 Jif Zwart 11 schijven, op: 8, 10, 14,15, 16, 17, 18, 19, 20, 23, 24 en dam op 2 Wit 9 schijven, op: 25, 32, 33, 35, 37, 40, 42, 44, 47 en dam op 50. wel een herberg zullen voorbijkomen. Bovendien ben ik ook in dit boscb niet bekend. Alleen weet ik, dat er zeer veel bosschcu in dit land zijn, en dat bet eene zich aan hei andere aansluit. Misschien zijn wij vele mij len van elke woning verwijderd, en liet is ook mogelijk, dat wij langen Lid in deze hut opgesloten blijven. Het eten moeten wij dus bewaren voor ons middagmaal. Ik voor mij begreep den toestand heel goed, nu Vitalis mij dien uit legde, maar toen de honden het brood in den zult zagen wegbergen, terwijl hun honger nog verre van gestild was. staken zij de pooten naar hun meester uit. krabden zijn knieën en vertoonden een gebeele pantomime, om heui tc beduiden, dat hij den zak moest openmaken, waarop zij onaf gebroken de oogen gevestigd hiel den. Maar hun smeeken en liefkoozen waren te vergeefs de zak bleef ge sloten. Hoe schraal intusschen ook het maal geweest was, het had ons weer kracht gegeven wij waren beschut tegen het weer dank zij het vuur, doortintelde ons een aangename warmte wij konden wachten, tot het ophield met sneeuwen. in die hut te blijven vond ik vol strekt niet naar vooral niet omdat ik er niet zoo lang dacht te blijven als Vllnlls mij had voorgespiegeld om zijn zuinigheid te rechtvaardigen. Intusschen was uit niets af te lei den, dat het spoedig zou ophouden met sneeuwen. Door de opening van de hut zagen wij üe vlokken dicht cn snel naar beneden vallen. Daar hot niet meer waaide, vielen zü bijna loodrecht naar beneden en de eene volgde de andere, zonder tusscbenpoozem Men zag den hemel niet en het licht viel niet van boven, maar steeg van beneden op van de schitterende wit te vlakte, die den grond bedekte. De honden hadden zich geschikt in dit gedwongen oponthoud. Alle drie lagen zij voor het vuur uitgestrekt de een in elkander gevouwen, do an dere op zijn zijde Capi inet zijn neus in de asch. Alle drie sliepen. Ik kwam op de gedachte om te doen als zij ik was al vroeg opge staan en ik vond het veel plcizieriger in het land der droomen rond te zwerven, dan naar de sneeuw te kijken. Ik weet niet hoe lang ik sliep toen ik wakker werd. had het opgehou den niet sneeuwen ik zag naar bui ten de sneeuw lag nog veel hooger, voor onze hutals wij ons op weg begaven, zou lk er zeker tot over de knieën zijn ingezonken. Iloe laat zou het wel wezen Ik kon hel niet aan Vitalis vragen, want In den laatsten tijd hadden wij msar weinig verdiend, zoodat hetgeen hij in de gevangenis en door zijn proces verloren bad, niet was aangevuld. Daarom had hij te Dijon, teneinde een schapevacht en eenige andere voorwerpen voor zichzelvcn en mij te kunnen aanschaffen, zijn horloge moeten verkoopen. het groote zilve ren liorloge, waarop Capi nog gezien had hoe laat het was. toen ziju mees ter uiü bij zich in dienst uaiiL lk moest dus aan den dag zien, welk uur het was, daar wij ons hor loge niet meer bezaten. Maar niets daarbuiten kon mij eenig antwoord geven. Op den grond lag een onafzienbare witte laag sneeuw daarboven hing eeu donkere mist de lucht was effen «rijs en hier en daar vertoonde zich slechts een flauwe gele streep. Uit niets van dit alles kon ik op maken, hoe laat het was. Mün ooren vertelden mij al even weinig als mijn oogen, want alom heerschte een doodsche stilte, die door geen vogel werd gestoord, noch door het klappen van een zweep of het rollen van een wagen geen nacht was ooit zoo stil geweest als deze dag. Bovendien was alles om ons henen roerloos stil. De sneeuw scheen alle beweging te hebben gedood, alles te hebben versteend. Slechts van tijd tot tijd zag men na een bijna onhoor baar kraken den tak van een deime- boom zich bewegenonder de vracht die Lij torste, was hij langza merhand tot den grond doorgebogen, en als hij te schuin hing. was do sneeuw er af gevallen, en de tak had zich plotseling weder verheven. Zijn donkergroen loof vormde dan ecu sterk contrast met het witte sneeuw kleed, dat de andere boomen van den top tot Ucu voet omhulde, zoodat men op een afstand meende een zwarte opening te zien in de witte lijkwade. Terwijl ik tegen den post der deur geleund stond, opgetogen over dit schouwspel, hoorde tk mijn meester mij roepen. Hebt gij lust om weer op weg te gaan Ik weet hel niet, het is mij alles onverschillig ik zal alles doen wat u verlangt. Welnu, dan komt het mij voor, dat we maar hier moesten blijven wij zijn hier ten minste beschut wij hebben vuur. Ik voegde er in mijn gedachten dat wij niets te eten hadden, maar ik hield die opmerking voor me. ik donk dat het spoedig v zal «aau sneeuwen, ging Vitalis voort. Wij moeten ons niet op weg begeven, zonder dat wij weten, op welken afstand we zijn van bewoon de hulzende nacht zou niet heel aangenaam wezen te midden van die sneeuwhet is beter, dat wij hein hier doorbrengen hier hebben wij tenminste droge voeten. Als ik de vraag, hoe en wat wij eten zouden, er buiten liet, bad dit besluit niets onaungenaauis voor me, maar al gingen wij dadelijk weder op weg. don was het nog volstrekt zoo zeker niet. dat wij vóór den avond een herberg zouden bereiken, en daar ons maal zouden kunnen vin den wel wachtte ons daarentegen op de wegen een dikke laag sneeuw, die nog niet w as platgetreden, en waardoor wij slechts met moeite zou den .voortkomen. Men moest dus inaar niet aan eten denken dat was alles wat ons over schoot. Wat ik verwacht had, gebeurde voor ons middagmaal kregen wij niets anders dan liet overschot van de mik, dat Vitalis in zessen ver deelde. Veel was dit niet en spoedig was 'het op. niettegenstaande wij de stuk jes zoo klein mogelijk maakten, om ze langer te doen duren. Na afloop van ons kort en zeer sober maal, dacht ik. dat de honden de vertoo- ning van dien morgen zouden herha len, want het was duidelijk, dat zij nog geduchten honger moesten heb ben Niets er van bad evenwel plaats, en ik zag alweder welke verstandige dieren zij waren. Toen Vitalis het mes in zijn broek zak had gestoken, wat te kennen gaf, dat ons middagmaal was afgeloopen, «lontl Lapi on en na een teeken te hebben gegeven aan ziju twee mak kere. besnuffelde hij deu zak» waarin gewoonlijk onze voorraad geborgen- was. Tevens legde hij even ziin poot op den zak, om dien te betasten. Na dit tweeledig onderzoek was hij over tuigd. dat er niets meer te eten was. Toen zette hij zich weder op zijn oude plaats hu het vuur cn na oen nieuwen wenk met den kop aap Dolce en Zerbino. ging hij languit liggen.- en slaakte een zucht van be rusting. Er is niets meer, dus behoeven we ooV niet te vragen. Dit gat hij zoo duidelijk te kennen, alsof hij het met zoovele woorden zeide. Zijn makkers begrepen die taal en legden zich toen ook bij het vuur neer, eveneens een zuclit slakende, maar die van hen was niet zoo onderworpen, want aan goeden eetlust paarde Zerbino eeue bijzondere neiging voor hetgeen lek ker was. en het gemis was voor hem dus erger dan voor de anderen. Het sneeuwde opnieuw geruimen tijd cn de sneeuw viel weder hard nekkig in dichte vlokken neder. Van uur tot uur zag men de laag, die zij op den grond vormde, al hooger en hooger tegen de boomstammen rijzen, waarvan alleen de takken nog uit staken boven de witte zee. die ze wel dra zou verzwelgen. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 12