JA
m
0
m
M
ft
m
m
m
m
'M
m,
Mevrouw Forrester knikte toestem
mend. terwijl zij Brian aankeek en
afwachtte wat hij zou zeggen.
De jonge man had bij het hoorcn
ran die harde woorden pijnlijk ge
bloosd.
Ik doe natuurlijk mijn uiterste
best. mijn positie te verbeteren,
antwoordde hij. na even gezwegen te
hebben. en er hangt veel af van
mijn reis in de provincie, waarvoor
ik morgen vertrek.
Heel goed. dan zullen wij hier
over weer spreken na je terugkeer
over veertien dagen. stemde de
heer Forrester toe. verlicht bij het
Idèe. dat hii dit onaangenaam onder
hond kon uitstellen.
Na nog een kortT eenigszins stijf
gesprek met ziin gastheer en gast
vrouw wenschte Brian hun goeden-
nacht en zocht zijn kamers in Mande-
ville Terrace op.
Zijn overpeinzingen op den weg
'daarheen waren niet van de aange
naamste. Hij was verontwaardigd,
dat hii op die manier door de ouders
van Mabel ter verantwoording was
geroepen. Bovendien was zijn meisje,
ofschoon zeer aan hem gehecht, als
was in hun handen, en hij maakte
zich doodelijk ongerust over de mo
gelijkheid. haar te kunnen verliezen.
Als hij Mabel niet meer had, stond
hij heelemaal alleen op de wereld.
Toen de oorlog uitbrak, had hij zich
aan gemold bij het leger, maar was
afgekeurd wegens een gebrek aan zijn
oogen.
Behalve Mabel is er niemand op
de wereld, die mij noodig heeft,
bromde hij in zichzelf, toen hij thuis
kwam en den deurknop van zijn zit
kamer omdraaide.
Als in protest over die woorden
klonk hem op dat oogenblik een
zacht, klagend geschrei tegemoet, dat
in kracht toenam, nog vóórdat hij
tijd had naar de sofa te snellen, van
waar het geluid tot hem kwam.
Kr was op dat oogenblik werkelijk
Iemand, die hein noodig had, want
daar lag een klein, hulpeloos kindje
hevig te schreien en met de kleine
handjes om zich heen te slaan,
Brian keek den kleinen indringer
vol snrakelooze verbazing aan. Zich
bukkend, om den kleinen onwelko-
inen cast wat nader te beschouwen,
zag hii een adreskaartje, dat aan de
shawl was vastgemaakt, waarin men
het kind had gewikkeld.
Vlug nam hii het kaartje er of en
hield het vlak bij zijn bijziende oogen.
Brian las
..Heb als 't u blieft medelijden met
een armen kleinen Belgischen vluch
teling."
Wat een slecht schrift en vol
fouten riep hij uit, terwijl hij
zich op een stoel liet neervallen om
jia te denken.
Wat ter wereld zal Ik er mee
doen? riep hij verslagen uit, ter
wijl hii peinzend met zijn vingers
door ziin haar streek.
Plotseling kreeg hij een inval.
Ik zal de oude juffrouw Mackton
roepen, zei hij, terwijl hij op de
deur toeliep.
Maur, wat hij op dit late uur al
gevreesd had, bleek bewaarheid te
worden, de oude juffrouw, die zijn
hospita wt*S. was al naar bed ge
gaan.
liij snelde daarop bij drie treden
tegelijk de trap op en tikte aan de
cieur van haar slaapkamer, eerst
zacht, en toen hij geen antwoord
kreeg, nog wat harder.
Eindelijk deed juffrouw Mackton
de deur open cn stond in een heel
booze bui tegenover hem.
Er er ligt een heel klein kind
je op mijn kamer. Weet u daar ook
iets van stamelde Brian.
Wat zegt u daar, mijnheer
Ford vroeg zij met een van woe
de trillende stem en een gelaat, zoo
zwart als de nacht. Een klein
kindje 'l Uf ik daar iets van weet En
weet u dan niet wie het daar heeft
neergelegd riep zij uit. terwijl zij
de kamer uitging en naar beneden
toog, op den voet gevolgd door haar
ongclukkigen kamerbewoner. En
aar is dat kindje dan vroeg zij
op dramatischen toon, alsof zij over
iets heel weerzinwekkends sprak,
terw ijl zij met het air van eem ko
ningin uit een treurspel de kamer
deur van Brian's zitkamer open
wierp.
Zonder te spreken wees hij naar de
sofu, waarop bet arme kind nu van
louter uitputting was ingeslapen.
Zich in haar volle lengte oprich
tende, wees juffrouw Mackton naar
het sluimerende kind.
Morgenochtend moet het kind
hier dadelijk vandaan beval zij
uit de hoogte. Eu als u hier
wenscht te blijven. ging zij reis
toegevender voort, toen zij bedacht,
hoe geregeld Brian altijd zijn kamer
huur betaald had, laat dan zoo
iets nooit weer gebeuren 1
Met alle waaraigheid, die zij ten
toon kon spreiden, liep zij nu op de
deur loe. tevergeefs probeerde Brian
haai' te bewegen het adreskaartje te'
lezen, dat hij in de hand hield.
Zij schudde alleen maar ongeloovig
het hoofd cn wilde er geen notitie van
nemen.
Heelemaal wanhopig smeekte de
ongelukkige man haar. hem tenmin
ste wat melk voor liet kind te geven,
voor het geval het na zijn ontwaken
r een nieuw geschreeuw mocht
aanheffen.
in de provisiekast 1 was het
eenige, wat hij uit haar kon krijgen,
en daarmee moest de arme man te
vreden ziin.
Hij stond op het punt, het kind
naar het dichtstbijzijnde politie
bureau te brengen, maar uit vrees
voor het oneindig aantal vragen, dat
daarvan het gevolg kon zijn, besloot
hii daartoe nog maar niet over te
gaan.
Terwijl hij bezig was zijn kleinen
bezoeker die spoedig weer wakker
werd voedsel te geven in den vorm
van melk en geweekte beschuiten,
zoo goed en zoo kwaad als het ging,
wat boven verwachting gelukte,
kreeg Brian een nieuwe ingeving. Hij
zou het kind meenemen naar zijn
vroegere kindermeid, die even bui
ten Birmingham woonde, waar hij
den volgenden dag voor heel belang
rijke zaken tegen twaalf uur toch
zijn moest, en die. daarvan was hij
overtuigd, met hem zou meevoelen in
deze lastige quaestie. cn zijn verhaal
zou getooven.
liij had geen tijd. om nog, vóórdat
hii Londen verliet, bij een of ander
Comité voor Belg.sche Vluchtelingen
aan te kloppen. Bovendien was hij
heelemaal niet overtuigd, dat het een
Belgisch kind was.
Juffrouw Jarvis ontving hem met
open armen, en had groote belang
stelling voor het verhaal van den
Belgischen vluchteling, dien zij dade-
lilk aan haar moederlijk hart drukte.
Brian schikte het zoo, dat het kind
bij haar zoo blijven tijdens de veer
tien dagen, waarin hij voor zaken op
reis was. daarna zou hij wel weer
verder zien.
Maar er was nog geen eind aan
zijn tegenspoed. Vóórdat hij zijn be
langrijke zaken in de Moorstraat kon
afmaken, had hij het ongeluk, door
een auto overreden te worden en
werd met een hersenschudding het
dichtstbijzijnde ziekenhuis binnenge
bracht Verder had hij niets anders,
dan eenige builen hier en daar.
Dadelijk nadat de dokter hem toe
stemming had gegeven, weer een pen
ter hand te nemen, schreef hii aan
zijn firma en aan Mabel een brief,
om de zaak uit te leggen. Van de
laatste kreeg hii tot zijn verbazing en
teleurstelling geen antwoord, daar
om veronderstelde" hij, dat zij eenige
dagen uit logeeren was gegaan.
Voldoende hersteld, om het zieken
huis weer te verlaten, zooht hij zijn
oude kindermeid weer op, dio hem
nu verzocht, het arme kleine lam te
mogen houden.
Een klein wekelijksch sommetje
werd voor het onderhoud van het
kind vastgesteld voordat de onge
lukkige man met mislukte zending en
twijfelachtiger vooruitzichten dan
ooit, weer naar Londen terugging.
Direct nadat hij in Londen was
aangekomen, ging hij naar het huis
van zijn verloofde, waar hij buiten
gewoon koel door mevrouw Forrester
ontvangen werd.
Neen, wij zijn niet uit geweest,
zei ze op afgemeten toon, in ant
woord op zijn vraag op dit punt.
En waar is Mabel? Waarom
antwoordde zij niet op mijn brief?
vroeg hij met ingehouden woede over
deze onverdiend slechte 'behandeling.
Na hetgeen wij nu gehoord heb
ben hoop ik, dat je hier nooit weer
aan huis komt, was het eenige ant
woord dat-hij kreeg.
Maar wat
Houd jo nu maar niet zoo. Ik
heb alles gehoord van je hospita, die
liet haar plicht rekende mij, ter wille
van mijn onschuldig kind, alles te
vertellen 1
Nu ging er Brian een licht op dat
mevrouw Forrester doelde op die on
gelukkige geschiedenis met dat kind.
inwendig de babbelachtigheid van
juffrouw Mackton verfoeiend, en zich
afvragend wat zij eigenlijk wel pre
cies gezegd zou hebben, begon iiij
geduldig het verhaal van zijn avontu
ren, beginnend met den avond waar
op hij het verlaten kind op de sofa
in zijn zitkamer had gevonden.
Maar mevrouw Forrester luisterde
niet een ijskoude, ongeloovige uit
drukking op hel gelaat en herhaalde
onbevangen haar verzoek om hen
niet weder te bezoeken. Zij weigerde
hem ook haar toestemming om Mabel
te zien, aL was 't maar voor een enkel
oogenblik en gaf hem zijn laatston
brief aan haar ongeopend terug.
Hij had geen derden wenk noodig
om bet huis onmiddellijk te verlaten
maar snelde, te ellendig om nog een
woord te zeggen en kokend van woe
de, de straat op.
Op zijn weg langs een lunchroom j
gaande, kreeg hij een hevige aan
drang om iets te gebruiken, want hij
had sinds dien morgen nog niets ge
geten of gedronken.
Na plaats genomen en iels besteld
te hebben, nam hij een courant op,
die voor hem lag. Heel werktuiglijk
lae hij
„Twaalf duizend gulden belooning
voor dengene, die irdichtingen kan
geven omtrent Alfred Lincoln Batho-
ver, oud één jaar en drie maanden,
die waarschijTdijk uit zijn huis Port-
arlington Plein 129 W. werd wegge
len op den avond van den len Au
gustus. Alle berichten s v.p. te adres-
seeren aan den heer Cyrus Balhover,
Portarlington Plein 129 W."
Bij het lezen van dio advertentie
was Brian plotseling zichbaar geïnte
resseerd.. Augustus! Hij was op 2 Au
gustus uit Londen vertrokken om
naar Birmingham te gaani
Snel de lunchroom verlatend, met
ui haast, die het meisje, dat hem
juist zijn thee wilde brengen, ver
baasd deed staan, riep hij een taxi
aan. die hem spoedig naar het
Portarlington Plein 129 bracht.
In antwoord op zijn haastig ver
haal omtrent hetgeen op zijn kamer
In den avond van den len Augustus
gebeurd was, overhandigden de heer
en mevrouw Cyrus Bathovcr, vermo
gende Amerikanen, die juist den vo-
rigen dag uit Amerika teruggekomen
waren en die te zenuwachtig waren
een woord uit te brengen, hem
den volgenden brief, dien zij juist ont
vangen hadden van een dienstbode,
die op den lsten Augustus ontslagen
was.
„Mijnheer en mevrouw Bathover.
ik ben nu onderweg naar Australië,
en schriif u dezen brief om u te ver
tellen dat uw kind veilig en wel in
een huis is vlak bij het uwe, maar ik
weet niet meer precies welk, omdat
ik te opgewonden was om preoies te
weten, waar ik hot neerlegde ik
deed het om die heks van een kinder
juffrouw te pingen, die altijd haar
avondeten precies op tijd kreeg en die
mij behandelde als etraatvuil. Ik
maakte aan de shawl een adres vast,
waarop stond dat het kind een Bel
gische vluchteling was, zoodat ik
hoop dat het goed behandeld zal wor
den. De straatdeur van het huis,
waarin ik uw kind neerlegde, stond
open, en zoo kwam ik or toe het in
de eerste de beste kamer achter te
laten.
Gwendolen Irene Jones."
Voordat Brian geheel tot bezinning
kwam, was hij met den heer en me
vrouw Bathover weer onderweg naat
Birmingham, waar de jongeheer Al
fred werd teruggegeven aan zijn ver
rukte ouders.
Bovendien was de dankbaarheid
van den vader over de vriendelijkheid
en zorg waarmee zijn jeugdige zoon
behandeld was, zoo groot, dot hij be
halve de belooning van 12000 gulden,
aan Brian nog een voordeeligo en
veelbelovende positie bij de firma
Cyrus J Bathover cn Co aanbood
En ten slotte dank zij den Belgischen
vluchteling, was Brian Ford in staat
zijn Mabel Forrester als zijn vrouw
zijn eigen huis binnen te leiden.
Verloren geluk.
Door JULES VERBEEK.
Jaren waren zij al geëngageerd.
Van de schooljaren af „liepen" zij al
met elkaar. De familie, kennissen,
buren, ja wie niet al?, wisten het
reeds lang... Karei Verhoeven en Ma
rie Boom zouden eeu paar worden.
Op een schoonen, zomerdag, vol zon-
neweelde en bloemengeur, werd hun
engagement publiek.
Karei was twintig, Marie 'negen
tien de schooljaren reeds voorbij,
dus besloot men dat het nu tijd was
geworden, dat de menschen eindelijk
eens konden zeggen: O. die... die zijn
verloofd.
In het begin genoten de jonge
menschen zeer. Karei wa3 student in
de scheikunde, Marie thuis bij moe
der, en hoewel zij niet tot de aller
eerste standen van de universiteits
stad behoorden, toch werden haar ou
ders welgestelde burgers genoemd,
redenen dus voor de beide jongelui,
om. zonder zorgen de lachende toe
komst in te gaan.
Misschien was dit ook wel de reden
dal Karei 'n weinig al to zorgeloos
was en daardoor niet vlijtig studeer
de. De college's bezocht hij' juist vol
doende om niet als onbehoorlijk stu
dent te worden aangemerkt en zelf
studie vond hij verschrikkelijk. Lie
ver luierde hij af dwaalde met Ma
rie, uren Ver in do prachtrge omstre
ken, daar zoekend het geluk, dat
zonder plichtsbetrachting nimmer te
vinden ia
Marie spoorde, hem wel eens aan in
het begin, om toch wat meer te wer
ken, doch later wanneer zij Karel's
driftbuien over haar bemoeizucht lij
den moest, zweeg zij maar etil, ver
drietig over zijn uitvallen.
Even daarna probeerde hij op
lossen, aangenamen toon, vlug spre
kend. zioh te verdedigen en besloot
steed3 weer: Marie, we zijn nog
zoo heerlijk jong. Waarom zouden
wij zorgen hebben?
En uitgelaten, als vlinders, fladder
den zij verder, het leven door, ner
gens meer aan denkend dan aan ge
not en plezier,
Dit spel duurde vier Jaren.
Toen stierf Kareis vader, en biji
het regelen van diens zaken, kwamen
er zoovele dingen aan het licht, die
Karei nooit vcrmoedl had, dat hij
diep verslagen was.
Karel's vader had een groote hout
zagerij gehad, die door verkeerde
inkoopen, door beheer van vreemden
langzamerhand verloopea was. De
zaak verkocht hij on toen alles was
verrekend, hield Karei niet meer dan
een paar honderd gulden over.
Wat nu?
Zoo onbezorgd, vol levensblijheid
hij andere was, zoo triestig en ter
neergeslagen liep hij nu naast Marie
voort, die bittere tranen schreide om
Karel's teleurstelling En niet om hot
geld was zij verdrietig, maar om de
bittere woorden van Karei, 't Scheen
bovendien wel dat hij niet eens be
droefd was om zijns vaders dood,
maar alleen boos dal hij niets te er
ven had gekregen.
Zonder geld, zed de Karei, kan ik
niet leven, en wat moet ik beginnen?
Had ik ten minste nog maar zooveel,
dat ik een jaar studeeren kon, dan
haalde ik mijn doctoraal en kan geld
verdienen als water.
Zoo redeneerde hij, maar zonder
overtuiging, zonder eenige geestdrift
En Marie ging dien avond treurig
naar haar kamer, want Karei had
gezegd: Als ik geen geld krijg, maak
ik er een eind aan. Gesmeekt, gebe
den, geschreid had zij toen, en Ka-
rel de belofte ontwrongen, het niet
te doen. Zij zou met haar ouders
spreken. Wie weet!...
Den volgenden morgen aan het
ontbijt begon [Manie met hasperönde
stern te spreken over Karel's toekomst
en deelde zij alles mede wat Karei
gezegd liad.
Vader Boom, was een eerlijk, streng
man. Een man met groote ervaring
en met een goed hart waar hot gold
anderen te helpen. Hij was timmer
man en aannemer, doch door eenige
werken, die zeer wanen legengeloo-
pen, was ook hij achteruit gegaan,
wel hadden de Boom's het goed maar
rijk, neen, vroeger was het beter ge
weest.
Toen Marie dan zoo eprak, met tra
nen. omfloerste oogen, hadden de
bride oudere die zooveel van Marie
Melden, innig medelijden met haar,
maar konden niet direct besluiten
om Karei maar ineens te helpen.
Lang duurde de stilte en toen Vai-
der Boom, eindelijk begon te spreken
klonken zijn woorden voor Marie ver
nietigend.
Kijk eens hier, Marie. Karei is
misschien een beste jongen. Ik ken
hem niet voldoende, maar jij die van
hem houdt moet hem kennen. Dat
het treurig is met hem, nu zijn vader
te weinig naliet is te begrijpen. Maar
daartegenover staat dat hij al buig
klaar had kunnen, zijn met zijn stu
die. Nu is 't de vraag, wat te doen.
't Is me onmogelijk. Ik kan, noch
mag deai jongen geld geven. Lu at hij
een betrekking zoeken. Dat is liet
beste.
Biltere tranen welden op In de
mooie oogen van Marie, maar niets
Melp. Vader was en bleef onverbid
delijk.
Karei ontving de mededeeMng van
zijn meisje, dat ook zij geen hulp
meer geven kon koel en verstoord
Hij was laf genoeg om to beweren dat
zij de schuld daarvan was cn in een
driftbui liep hij wc®. Marie in angst,
achterlatende.
Een dag... twee dagen gingen heen
«n Karei was met to sren. inj meer
weg en de enkele malen dat Marie bij
zijn huis was komen vragen, l'iad hij
zidh opzettelijk schuil gehouden en
de deur niet geopend op Marie's bel
len.
'e Avonds van uien (tweeden dag,
toen Marie ziek van overspanning
met koorts naar bad moest, ging Va
der Boom naar zijn aanstaanden
schoonzoon toe en trof hem thuis.
Een ernstig gesprek bod er toen
plaats tussdhen den ouden, e matigen
man en den jongen zwakkeling.
Mijnheer Boom wees hem op zijn
plichten, probeerde geestdrift wakker
te roepen in het hart van Karei
Eindelijk na uren gesproken te heb
ben had Karei de belofte, dat mijn
heer Boom hem een jaar helpen zou,
maar dan moest ook de studie afgö-
loopen zijn.
Van dat oogenblik' af veranderde
alles.
Karei werd een der ijverigste wer
kers, studeerde hard, was een gezel
lige, hartelijke jonge man voor zijn
meisje en haar familie. Iedereen ging
van hem houden en met den dag werd
de liefde tusschen hem on Marie in
niger. 't Scheen wel alsof er een gatt-
sclie omwenteling had plaats gegre
pen, want Karei was, en in zijn voor
doet. geheel en al veranderd.
De dag naderde waarop Karei zijn
examen doen moest en 's avonds
hrerschte er vreugde in de woning
van de familie Boom, want hij was
geslaagd... Geslaagd als een der eer
ste scheikundigen en lederen voor
spelde hem een goede toekomst.
Helaas, maanden verliepen en op
al de weggezonden sollicitaties was
geen enkel gunstig antwoord ontvan
gen..
Karei werd moedeloos. Marie ver
drietig, de ouders van Made pessi
mistisch gestemd.
Karei werd attent gemaakt op Iir-
dió. Daar waa zeker werk voor hom
te vinden. O, beslist zou men hem
daar willen hebben. Hij solliciteerde
bij een onderneming en 't lot was
hem gunstig. Hij word benoemd on
de vooruitzichten waren goed. Waar
om dan nog langer geaarzeld?
Menigeen meende nu dat Karei en
Marie, getrouwd zouden heengaan,
doch dit kon niet. Vader Boom vond
het heel wat verstandiger dat Karei
eerst alleen zou gaan en dan na een
jaar bijvoorbeeld zou Marie kunnen
trouwen. Aldus gebeurde.
Karol vertrok onder vóél beloften
van trouw en liefde naar het verre
Indië, achterlatend Marie met haar
twee oudjes, die haar niet altijd vol
komen itogrepen. En bij de smart
van het heengaan, kwam nog de'anget
voor de dagen van gruwelijke verve
ling cn jammerlijk alleen' zijn.
Maanden waren heengegaan. De
post had in al dien tijd slechts twee
brieven gebracht. Een heel in het
begin, meldend de goede aankomst,
en een nog maar kort geleden, met
de mededeeling dat 't hem goed ging
en dat hij het heel druk had. Over
trouwen of verlangen naar de komst
van Marie, schreef hij geen woord.
Zoo zat Marie op een morgen weer
voor i raam, met Kioppena nart op
den poet to wachten. Misschien
kwam er nu iets van hem.
De post kwam en had een brief van
oennotaris. Niet van hem dus.
Teleurgesteld en toch nieuwsgierig
opende zij den brief, en zie, onder
wisselend blozen en verbleeken, leest
zij, dat een verre bloedverwante haar
ruim twee duizend gulden had nage
laten. die onmiddellijk te innen wa
den aan het kantoor van den nota
ris.
Na verloop van enkele dagen was
er weer een groote verandering op
komst Marie was eigenaresse van
het geld en besloot om nu maar in
eens naar Indië, naar Karei te gaan.
Heel haar ziel was vol verlangen...
heel haar zijn begeerde hem... haar
Karei I
De toebereidselen waren gemaakt,
het afscheid genomen en Marie
stoomde Insulinde en Karei tege
moet.
Met ongekunstelden eenvoud, stol
de zij zich de heerlijke verrassing
van Karol voor, wanneer hij haar in
eens voor zich zag staan. Dat zou
verrukkelijk wezen. Met opzet had zij
hem niets geschreven, niets getele
grafeerd
De boot kwam te Batavia aan.
Vlug rei6de zij verder en naderde ta-
geu den avond, na een vermoeiende,
warme spoorreis het plaatsje, waar
Karei wonen moest'
Eindelijk staat zij voor zijn huis.
Niemand opent het hek van 't erf,
dat om da lage woning ligt. Dom
ook oigenlijk om niets to laten heo-
ren. Hal daar is een zwarte man. Zij
riep hem aan. Hij kwam, doch haalt
verlegen de schouders op, toen zij
hem vroeg naar mijnheer Verhoeven.
Toewan, dóór, grijnst hij. Ik nie
behoor tot het huis van Toewon.
Zij glimlacht, geeft den man een
zilverstukje en meteen stoot hij oen
oorverdoovend geluid uit, waarop 'n
zwarte vrouw de deur uitkomt. Deze
zag de stralende Marie in helder wit
kleed, keerde zich om en riep Toewan
Verhoeven 1
Inmiddels heeft Mario het erf be
treden en komt nu voor Karel's wo
ning. Hij treedt juist naar buiten
Doch, geen spoor van blijdschap.
Tien dagen later.
De „Koningin Emma" van de stoom,
vaart-mij. „Nederland" stevent naat
't Oosten, naar liet moederland.
Op de voorplecht bij de eerste klas
promenade, zit, ineengedoken, Marie.
Troosteloos, ellendig, gebroken, ziet
zij er uit.
Een traan valt eindelijk op haar
handen, die gevouwen in haar schoot
liggen. Zo merkt het niet, AI haar
aandacht is gespannen op do weg
deinende kust van Java.
Zij ziet niets meer en zacht prevelt
zij: „Vaartwel, voor eeuwigI"
Marie had Karei getrouwd weerge
vonden.
DAMRUBRICK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer IL \V. ZITMAN,Harmenjansweg 6 3.
Probleem No. 722 van .N. N.
(Eerste publicatie).
Zwart
l 9 3 4 R
n
i
:3
a
s
a
És
a
i
3
Jif
Zwart 11 schijven, op: 8, 10, 14,15, 16, 17, 18, 19, 20, 23, 24 en dam op 2
Wit 9 schijven, op: 25, 32, 33, 35, 37, 40, 42, 44, 47 en dam op 50.
wel een herberg zullen voorbijkomen.
Bovendien ben ik ook in dit boscb
niet bekend. Alleen weet ik, dat er
zeer veel bosschcu in dit land zijn, en
dat bet eene zich aan hei andere
aansluit. Misschien zijn wij vele mij
len van elke woning verwijderd, en
liet is ook mogelijk, dat wij langen
Lid in deze hut opgesloten blijven.
Het eten moeten wij dus bewaren
voor ons middagmaal.
Ik voor mij begreep den toestand
heel goed, nu Vitalis mij dien uit
legde, maar toen de honden het brood
in den zult zagen wegbergen, terwijl
hun honger nog verre van gestild
was. staken zij de pooten naar hun
meester uit. krabden zijn knieën en
vertoonden een gebeele pantomime,
om heui tc beduiden, dat hij den zak
moest openmaken, waarop zij onaf
gebroken de oogen gevestigd hiel
den.
Maar hun smeeken en liefkoozen
waren te vergeefs de zak bleef ge
sloten.
Hoe schraal intusschen ook het
maal geweest was, het had ons weer
kracht gegeven wij waren beschut
tegen het weer dank zij het vuur,
doortintelde ons een aangename
warmte wij konden wachten, tot het
ophield met sneeuwen.
in die hut te blijven vond ik vol
strekt niet naar vooral niet omdat
ik er niet zoo lang dacht te blijven
als Vllnlls mij had voorgespiegeld om
zijn zuinigheid te rechtvaardigen.
Intusschen was uit niets af te lei
den, dat het spoedig zou ophouden
met sneeuwen.
Door de opening van de hut zagen
wij üe vlokken dicht cn snel naar
beneden vallen. Daar hot niet meer
waaide, vielen zü bijna loodrecht
naar beneden en de eene volgde de
andere, zonder tusscbenpoozem
Men zag den hemel niet en het licht
viel niet van boven, maar steeg van
beneden op van de schitterende wit
te vlakte, die den grond bedekte.
De honden hadden zich geschikt in
dit gedwongen oponthoud. Alle drie
lagen zij voor het vuur uitgestrekt
de een in elkander gevouwen, do an
dere op zijn zijde Capi inet zijn
neus in de asch. Alle drie sliepen.
Ik kwam op de gedachte om te
doen als zij ik was al vroeg opge
staan en ik vond het veel plcizieriger
in het land der droomen rond te
zwerven, dan naar de sneeuw te
kijken.
Ik weet niet hoe lang ik sliep toen
ik wakker werd. had het opgehou
den niet sneeuwen ik zag naar bui
ten de sneeuw lag nog veel hooger,
voor onze hutals wij ons op weg
begaven, zou lk er zeker tot over de
knieën zijn ingezonken.
Iloe laat zou het wel wezen Ik
kon hel niet aan Vitalis vragen, want
In den laatsten tijd hadden wij msar
weinig verdiend, zoodat hetgeen hij
in de gevangenis en door zijn proces
verloren bad, niet was aangevuld.
Daarom had hij te Dijon, teneinde
een schapevacht en eenige andere
voorwerpen voor zichzelvcn en mij te
kunnen aanschaffen, zijn horloge
moeten verkoopen. het groote zilve
ren liorloge, waarop Capi nog gezien
had hoe laat het was. toen ziju mees
ter uiü bij zich in dienst uaiiL
lk moest dus aan den dag zien,
welk uur het was, daar wij ons hor
loge niet meer bezaten.
Maar niets daarbuiten kon mij
eenig antwoord geven. Op den grond
lag een onafzienbare witte laag
sneeuw daarboven hing eeu donkere
mist de lucht was effen «rijs en
hier en daar vertoonde zich slechts
een flauwe gele streep.
Uit niets van dit alles kon ik op
maken, hoe laat het was.
Mün ooren vertelden mij al even
weinig als mijn oogen, want alom
heerschte een doodsche stilte, die
door geen vogel werd gestoord, noch
door het klappen van een zweep of het
rollen van een wagen geen nacht
was ooit zoo stil geweest als deze
dag.
Bovendien was alles om ons henen
roerloos stil. De sneeuw scheen alle
beweging te hebben gedood, alles te
hebben versteend. Slechts van tijd tot
tijd zag men na een bijna onhoor
baar kraken den tak van een deime-
boom zich bewegenonder de
vracht die Lij torste, was hij langza
merhand tot den grond doorgebogen,
en als hij te schuin hing. was do
sneeuw er af gevallen, en de tak had
zich plotseling weder verheven. Zijn
donkergroen loof vormde dan ecu
sterk contrast met het witte sneeuw
kleed, dat de andere boomen van den
top tot Ucu voet omhulde, zoodat men
op een afstand meende een zwarte
opening te zien in de witte lijkwade.
Terwijl ik tegen den post der deur
geleund stond, opgetogen over dit
schouwspel, hoorde tk mijn meester
mij roepen.
Hebt gij lust om weer op weg te
gaan
Ik weet hel niet, het is mij alles
onverschillig ik zal alles doen wat
u verlangt.
Welnu, dan komt het mij voor,
dat we maar hier moesten blijven
wij zijn hier ten minste beschut
wij hebben vuur.
Ik voegde er in mijn gedachten
dat wij niets te eten hadden, maar
ik hield die opmerking voor me.
ik donk dat het spoedig v
zal «aau sneeuwen, ging Vitalis
voort. Wij moeten ons niet op weg
begeven, zonder dat wij weten, op
welken afstand we zijn van bewoon
de hulzende nacht zou niet heel
aangenaam wezen te midden van die
sneeuwhet is beter, dat wij hein
hier doorbrengen hier hebben wij
tenminste droge voeten.
Als ik de vraag, hoe en wat wij
eten zouden, er buiten liet, bad dit
besluit niets onaungenaauis voor me,
maar al gingen wij dadelijk weder
op weg. don was het nog volstrekt
zoo zeker niet. dat wij vóór den
avond een herberg zouden bereiken,
en daar ons maal zouden kunnen vin
den wel wachtte ons daarentegen
op de wegen een dikke laag sneeuw,
die nog niet w as platgetreden, en
waardoor wij slechts met moeite zou
den .voortkomen.
Men moest dus inaar niet aan eten
denken dat was alles wat ons over
schoot.
Wat ik verwacht had, gebeurde
voor ons middagmaal kregen wij
niets anders dan liet overschot van
de mik, dat Vitalis in zessen ver
deelde.
Veel was dit niet en spoedig was
'het op. niettegenstaande wij de stuk
jes zoo klein mogelijk maakten, om
ze langer te doen duren. Na afloop
van ons kort en zeer sober maal,
dacht ik. dat de honden de vertoo-
ning van dien morgen zouden herha
len, want het was duidelijk, dat zij
nog geduchten honger moesten heb
ben Niets er van bad evenwel plaats,
en ik zag alweder welke verstandige
dieren zij waren.
Toen Vitalis het mes in zijn broek
zak had gestoken, wat te kennen gaf,
dat ons middagmaal was afgeloopen,
«lontl Lapi on en na een teeken te
hebben gegeven aan ziju twee mak
kere. besnuffelde hij deu zak» waarin
gewoonlijk onze voorraad geborgen-
was. Tevens legde hij even ziin poot
op den zak, om dien te betasten. Na
dit tweeledig onderzoek was hij over
tuigd. dat er niets meer te eten was.
Toen zette hij zich weder op zijn
oude plaats hu het vuur cn na oen
nieuwen wenk met den kop aap
Dolce en Zerbino. ging hij languit
liggen.- en slaakte een zucht van be
rusting.
Er is niets meer, dus behoeven we
ooV niet te vragen. Dit gat hij zoo
duidelijk te kennen, alsof hij het met
zoovele woorden zeide. Zijn makkers
begrepen die taal en legden zich toen
ook bij het vuur neer, eveneens een
zuclit slakende, maar die van hen
was niet zoo onderworpen, want aan
goeden eetlust paarde Zerbino eeue
bijzondere neiging voor hetgeen lek
ker was. en het gemis was voor hem
dus erger dan voor de anderen.
Het sneeuwde opnieuw geruimen
tijd cn de sneeuw viel weder hard
nekkig in dichte vlokken neder. Van
uur tot uur zag men de laag, die zij
op den grond vormde, al hooger en
hooger tegen de boomstammen rijzen,
waarvan alleen de takken nog uit
staken boven de witte zee. die ze wel
dra zou verzwelgen.
(Wordt vervolgd.)