BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
33e Jaargang
ZATERDAG 25 DECEMBER 1915
No 99 86
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
Rubriek voor Vrouwen
MODE EN KLEEDING.
Zoo zoetjes aan gei aken we weer in
wat men noemt „het doode seizoen",
in de mode! De con feet ie-hui zen hou
den hun söizoensu it verkoop in af
wachting van de nieuwe modellen. In
de fijne mode-huizen worden nu
slechts avond- en gezelsehapstoiletten
verkocht eu zoo werd dezer dagen
door een der firma's de vorige week
sen mode-revue gehouden, waarop
uitsluitend avondtoiletten geëxposeerd
werden. Het was daar een kleuren
weelde die waarlijk betooverend was
«en de rijkdom en toiletweelde, die
men daar zag, 9tak scherp af en
vormde een droevig contrast met den
ernst van den tegenwoordigen lijd!
En alhoewel we zéér goed begrijpen,
dat door ai dat moois weer honder
den naaisters haar brood verdienen,
die zonder dat werkloos zouden
lijn, vraagt men zich toch onwillekeu
rig af, w a a r al dat moois en kost
baars toch wel gedragen wordt.
In hoofdzaak dan, avond- en bal
toiletten en daarbij beboerende man
tels. Van een bepaalde modekleur
kan ik niet spreken, wèl van een be
paald materiaal, dat zich in den
gunst der mode meer bijzonder ver
heugt, nl. de tulle, want tulle behoort
tot de grootst© chic! Zoowel witte, als
zwarte tulle wordt veel venver kt,
maar ook "diverse kleuren waarmede
men de schoonste effecten bereikt 1
Zoo trof mij ©en toilet van licht
bruine geborduurd© tulle over een on
derjapon van wit satijn. De schoot-
taitle was van een prachtig groen
moiré met goud doorweven, het vest
met een groen© veter' dicht, geregen
eindigde in vergulde nestels. De hals
,was vierkant uitgesneden en de mou
wen reikten tot den eiboog.
Bijzondei' fijn was ©en toilet van
zacht blauwe tulle, gegarneerd met
paarse viooltjes. Veel toiletteai had
den den rok met drie of vier strooken
gegarneerd, o.a. ecu van rose tulle
met hoogo ceintuur van rose Ziijde
©n korte mouwtjes, die uit smalle
strookjes rose tulle waren vervaar
digd.
Eenvoudig en lief was een toilet
van witto voile Ninon, met een over
kleed van grijs blauwe tuil© en een
ceintuur van vieux rose velours. Het
werd door een zeer jong meisje ge
dragen, dat al wondergoed als man
nequin paradeerde. Later zag ik. haar
in een rose-achtig lila crêpe de chine
ja ponnetje, dat met smockwerk ver
sierd was en wel het. heupstuk van
den rok en een gedeelte der taille. In
de tailles merkt men een sterken
drang naar de ouderwetse))© puntlijf-
jes op, die zeer nauw om de taille
«luiten en eigenlijk de „taille fin©'
van vroeger verlangt. Deze nieuwig
heid zal nimmer meer algemeen wor
den, omdat het keurslijf absoluut on
geschikt is voor de confectie. Vóór
dertig jaren, toen de keurslijven al
gemeen gedragen werden, had de
confectie nog niet zulk© afmetingen
aangenomen als thans. Ze bepaalde
zich in hoofdzaak tot mantels en
mantelcostuums, maar fijne japon
nen liet men maken Ln do gesloten
huizen, waar men slechts gaze mo
dellen zag..
Bovendien kan het keurslijf, zooals
liet oorspronkelijk was, niet gedragen
worden op onze modern© corsetten,
die de maag zooveel mogelijk vrij la
ten.
De roklengte blijft bij de tegen
woordige mode nog- een punt van
overweging uitmaken. Ook hier kan
©verdrijving veel bederven en Is per
soonlijke smaak noodig om te zien,
wat ons het meest flatteert. Héél lan
ge, slanke vrouwen en meisjes kun
nen de zéér kort» rokken evenmin
dragen, als de kleine, dikke vrouw
tjes, die haar eerst© Jeugd bijna ver
geten zijn. Zij moeten daarom korte
rokken niet aangehechten sleep, zoo
als. men voor bruiden én grootrgala
voorschrijft.
Gelukkig, dat men daarvoor zijn
toevlucht kan nemen tot een stijl
toilet, heigeen altijd een zeker cachet
geeft en waarvan men nimmer zal
zeggen, dat de draagster „uit de nto-
de" is. Het genre „empire' is hier
voor hst aangewezen model.
De avondmantels, die ik zag, wa
ren even kostbaar als mooi, doch la
ten zich moeilijk beschrijven. Bijzon
der rijk was een mantel van witte
zijde met d'ilo bloemen geborduurd.
Het model, wijd ©n in klokvorm ge
sneden, was afgewerkt met een rand,
kraag en manchetten van seal-bisam
dat prachtig afstak tegen de witte
zijde. Eesi andere mantel van witto
zijde was met hermelijnen randen
gegarneerd; hierbij behoorden ©en
kleine hermelijnen hoed gegarneerd
met een groot© touffe van zwarte
tulle.
Zeer trok de aandacht een gele ge-
battikfe mantel, gegarneerd met ge
ornamenteerde randen van rood.
Hel mooi© fluweel-brocaat op zijden
fond word't eveneens voor avondman
tels benut.
Over het algemeen ziet men veel
goud-borduursel in de gameering
toepassen.
In ©en der vitrines vaar het mode
paleis merkte ik nog een avondtoilet
op voor Vrouwen op leeftijd, dat mij
zeer chic voorkwam en dat iku even
wil beschrijven.
De zeer wijde klokrok van witte
zijde had van onder een wijd-klok-
keinden ranid! van zwart velours-
chiffon. De tunique was van zwarte
tulle, vóór en achter in puntvorm ge
sneden en gegarneerd met drie kun-
ten ©ntre-deux.
De taille eveneens van witte zijde,
imdt, tulle en kant overschaduwd,
ging ln den rok onder een ceintuur
van paars fluweel, die door twee git
ten boucles gehouden werd.
Een touffe paarse violen besloot de
zwart kanten berth©, die rond het
décolleté was aangebracht. De mou
wen waren eveneens van zwarte
kant en reikten tot aan den eiboog.
MARIE VAN AM3TEL.
Sterrenpraatjes.
XIII.
De 12 bewegingen der aarde
(slot;. 6e. De veranderlijkheid
van do helling der ecliptica.
7e. Do vormverandering der
aardbaan. 8e. De beweging
van do lijn dei" apsiden. 9e.
De Periodischö storingen.
10e. De verplaatsing van het
zwaartepunt van het zonnestel
sel. 11e. De beweging der zon.
13e. De ongestadigheid der
geografische breedten.
Van de bewegingen der aarde, die
wij nog moeten bespreken, hebben de
dne eerstvolgende in zooverre iets
gemeen, dat zij door dezelfde oorzaak
ln het. lev en worden geroepen, n.l. de
onderlinge aantrekking der verschil
lende planeten. Wij beginnen met:
6e. Devcranderlijkheid
van ëe helling der
ecliptica.
Zooals reeds vroeger werd verteld,
maakt de equator een hoek (van pl.m.
23 1/2 graad) met de ecliptica. Dezen
hoek noemt men: „De helling der
ecliptica". Zij is evenwel niet altijd
«ven groot, doch wijzigt zich in den
Joop der tijden flangKanm. Volgens
onderzoekingen van Neweoms be
droeg hij. in het jaar:
3000 vóór Clir. 24.027 graad 1)
1000 vóóór Chr. 23.816 graad.
1000 na Chr. 23,569 graad.
Tegenwoordig bedraagt hij 23.451
grand, en zij zul in het jaar 2000 tot
op 23.439 graad zijn afgenomen. Dit
zal echter niet altijd doorgaan, doch
na duizenden Jaren zal ©en minimum
bereikt worden, waarna de helling
der ecliptica weer zal toenemen, tot
een zéker maximum. Deze twee uiter
sten, waartusucheh de ecliptica schom
melt, bedragen 21.98 en 24.60 graad.
De veranderingen van den hoek
tusschen equator en ecliptica treden
eigenlijk op door een op- en neer
gaande beweging van het vlak van
de aardbaan. Dit is ook tevens het
vlak van.de ecliptica De equator bp-
houdl dakrbij steeds denzelfden stand
©li neemt' aan. deze beweging dei-
aarde dus in geen enkel opzicht deel.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de
ecliptica geen vasten stand op den
hemelbol Inneemt. Toch heeft men
voor plaatsbepalingen en dergelijke
aan den hemel een onbeweeglijk vlak
noodig. Het ©quatorvlak kan daar
voor ook al niet dienen, daar prae-
cessie en nutatie het in den loop tier
tijden aanmerkelijk van ligging doen
veranderen. Om nu echter een door
alle tijden been standvastig vlak te
behohden, heeft men den stand der
ecliptica in jaar 1750 daarvoor aan
genomen (op initiatief van l a-
p 1 a c e) en noemt dit vlak: „D evas
ie ecliptic a". De invoering van
dit nieuwe begrip in de astronomie
was <lus noodig door de beweging der
„W are ecliptic a".
7e. Devorm verandering
d©r aardbaan.
De aardbaan is geen cirkri, doch
een ellips, die zeer weinig van den
cirkelvorm afwijkt.,
Deze ellips wordt even.wel, door de
onderlinge aantrekking der aarde en
de overige planeten, langzamerhand
belangrijk van vorm veranderd. De
veranderingen hebben ten gevolge,
dat de aardbaan in den loop der tij
den min of meer op een cirkel gaat
gelijken. Zij kan zelfs iu het eene
uiterste geval bijna geheel cirkel
vormig worden daarentegen kan zij
ook zoo langwerpig worden als do
Marsbaan. Dat dit werkelijk een be
langrijke vormverandering is, kan
men al hieruit afleiden, dat in het
eerste geval de aarde in liet aphe-
lium slechts één miilioen K.M. verder
van de zon is, dan in het perihelium.
In liet laatste geval bedraagt dit ver
schil ecliter ruim drie-en-twintig
miilioen K.M. Thans bedraagt dit
ongeveer 5 miilioen K.M., en wordt
steeds minder. Over 25.000 jaar zul
het minimum bereikt worden, terwijl
daarna de aardbaan Weer steeds
langwerpiger zal worden.
8e. De beweging van de
lijn der Apsiden.
De lijn, getrokken door de zon en
ap- en "perihelium der aardbaan,
noemt men ..de lijn de.r apsiden'.
Deze lijn wentelt zich in 21.000 jaar
éénmaal geheel in het rond, zoodot
aphelium en perihelium in dien tijd
om de zon een cirkel beschrijven.
Deze beweging geschiedt in dezelfde
richting als dc jaarlijksche beweging
der aai de. Daardoor is deze laatste
1) Den hoek, gevormd door 2 lijnen,
die loodrecht op elkaar Blaam, ver
deelt men in 90 deden ©n ieder dier
kleine hoeken noemt men een „graad
dus ieder jaar iets later in het peri
helium van liaar baan. Dit tijdsver
loop groeit steeds aan en na onge
veer 10.000 jaar b.v.. gaat de aarde
pas den 21 sten Juni door het peri
helium.
Als men zich nu herinnert, dat de
ongelijke duur der jaargetijden het
gevolg !s van lo. het sneller loopen
der aarde in het perihelium en 2e.
•het feit, dal de zon dichter bij dit
punt staat, dan bij het aphelium, is
gemakkelijk in te zien, dat, wanneer
de aarde den 21sten Juni door het
perihelium gaat, zich juist liet tegen
gestelde zal voordoen van tegenwoor
dig. Het zomerhalfjaar zal dan (in-
plaats van 7 dagen langer) juist
8 dagen korter zijn dan het
winterhalfjaar. De verandering van
den duur der jaargetijden is een zeer
belangrijk gevolg van de verplaatsing
der apsidenlijn.
9e. De periodische
e to ringen.
Volgens een bekende wet trekken
alle lidhamen elkaar aan en wel des
te meer, naarmate zij zicli dichter bij
elkaar bevinden. Wanneer dus bijv.
alleen de. aarde en Jupiter wil de izoii
wentelden, zou deze groote planeet in
den oppositiestdnd de aarde krachtig
•naar zich toe (en dus van de zon a f)
trekken. In den conjunctie-stand
daarentegen zou Jupiter onzen aard
bol juist naar de zon toe trekken.
Hoewel nu in mindere mate, dooi
den grooteren afstand.
De aarde zou zich dus nu eens bui
ten, dan weer binnen haar baan be
wegen. 'Deze geringe afwijkingen nu
noemt men „storingen". De aard en
hoedanigheid van deze storingen zul
len natuurlijk geheel afhangen van
de onderlinge standen van belde
lichamen, en daar deze standen tel
kens na eenige omwentelingen weer
dezelfde zullen zijn, zullen ook de
daarvan afhankelijke storingen tel
kens 'na een zekere periode jyeer op
treden. Men noemt, ze daarom „Pe
riodische storingen".
Doordat echter niet alleen Juj>iter.
maar ook de andere planeten haar
invloed op de aarde doen pelden, zijn
deze «storingen zeer' ingewikkeld. Dit
zelfde geldt natuurlijk ook voor de
overige leden van ons zonnestelsel.
Dat hel niettemin mogelijk was, de
plaats van Neptunus uit dergelijke
storingen in de beweging van Uranus,
te berekenen, wijst er op, hoever de
wetenschap al in dit vraagstuk is
doorgedrongen
10e. De verplaatsing van
het zwaartepunt van het
z o n n e s te ls e 1.
Bij de behandeling der zesde bewe
ging hebben we gezien, wat het
zwaartepunt was van twee licha
men, die samen een stelsel vormen.
Doch ook bij een stelsel van meer
leden is zulk een punt aanwezig.
Stellen we ons een rond tafelblad
voor met eenige gewichten er op in
een willekeurige groepeering. Nu zal
ook in dit geval op het blad een punt
zijn aan te wijzen, waar we een touw
kunnen bevestigen, op zoodanige wij
ze dat het blad horizontaal blijft hon-
gen. Dit punt is het gemeenschappe
lijk zwaartepunt van al die bij elkaar
behoorende gewichten. Wordt even
wel ook maar één der gewichten van
plaats veranderd, dan verandert ook
dadeiijk tevens het zwaartepunt.
Ook ia ons 4>nnci)letsei bevindt
zich zulk een punt: „het zwaartepunt
van het zonnestelsel". Hierom nu
wentelen zoowel zon als planeten.
Juist door die ongelijke wonteling ech
ter bevinden, zou en planeten zich
eteeda hu leen anderen stand ten op
zichte van elkaar en zal dus het
zwaartepunt geen oogonblik in rust
zijn, doch steeds van plaats verande
ren. Hierdoor verandert dus steeds
het punt, waarom ook de aarde wen
telt en daarmede ook haar beweging
in de ruimte. Door de alles overtref
fende zwaarte dor zon ligt dit zwaar
tepunt vlak bij haar middelpunt, zoo
dat van deze beweging zoor weinig
valt waar te nemen.
11e. De eigen beweging der
Men heeft in den loop der 19e eeuw
opgemerkt, dat de sterren aan de
eene helft van den hemel, alle een be
weging naar de zon toe schenen te
maken, terwijl de sterren aan de an
dore hemelheift zich juist even snel
schenen te verwijderen. Dit kon niet
anders dan het gevolg van een eigen
beweging der zon zijn. Later bleek
deze zelf bijzonder groot te zijn. De
zon, en met haar alle planeten, ma
nen, planetoïden enz., bewegen zich
niet de geweldig© snelheid van 20
K.M. in de seconde door het wereld
ruim, en snelt naar een punt in het
sterrenbeeld: „De Lier". Dit punt
noemt men de Apex der zonsbewo-
ging. In de eerste tijden zal de zon
©i' echter nog wel niet aankomen,
daar de sterren van dit sterrenbeeld
zich op een geweldigen afstand van
ons bevinden. Om een indruk te go-
ven van deze afstanden dicne het vol
gende De dichtstbijzijnde ster (Alpha
van het sterrenbeeld „Do Centauris")
bevindt zich ongeveer 4 lichtjaren van
ons verwijderd.
Een huht.ju.ar is dt weg die hel
licht in 1 jaar heeft afgelegd. Daar
het licht in ©en seconde 301,000
K M. aflegt, is gemakkelijk te bereke
nen, hoever de bedoelde sier zich van
de zon bevindtl Eu dit is nog wol ouzo
„naaste buur". Voor een botsing van
onze zon met een der sterren van de
Lier, behoeft men dus voorfoopig
nog geen vrees te koeeteren I
12s. De ongestadigheid
der g e o g r a p h i s c h
breedten.
De laatst© beweging der aarde, die
wij nu bespreken, werd pas in 1888
ontdekt. Deze beweging komt hierop
neer: de aarde draait zich niet steeds
om dezetfd© as, m.a.\v. d« aardpolen
liggen niet altijd op hetzelfde punt
der aardoppervlkate. Deze verande
ring der (polen moet men zich intus-
schen niet t© óverdreven voorstellen.
Zoo kan bijv. de Noordpool op zijn
hoogst 9 meter van de gemiddelde
ligging afwijken; een afstand die, in
vergelijking met de afmetingen der
aarde, zeer klein te noemen is.
Uit dez© verschuiving der beide
aardpolen, volgt dat'ook de equator
(de cirkel die juist even ver van beide
afligt), niet altijd over dezelfde ge
deelten der aarde loopt. Daar de geo-
graphisohe broedt© oen er plaats feite
lijk niets andere is dun liaar afstand
tot den equator, zullen dus ook de
breedten van alia plaatsen op uorde
kleine veranderingen ondergaan. Om
trent de oorzaken van deze beweging
is nog zeer weinig bekend. Men heeft
opgemerkt, dat er dne perioden in
optreden en wel een van 12, een van
14 en een van 13 maanden. Verschit-
lende theoriëu zijn er over doze inte
ressante verschijnselen opgesteld,
doch zij vermogen nog geen van alle
een bevredigende verklaring te geven.
Ten slotte moet er nog op gewezen
worden, dat men zich zeer licht den
aard van deze beweging verkeerd
voorstelt, liet is n i e t de aardas die
zicli binnen de aarde verplaatst, doch
de geheele aardbol zelf, d!ie
o rn die as een anderen stand inneemt.
Die as zelf, behoudt (afgezien van de
langzame beweging onder no. 3 ver
meld) altijd dezelfde richting in
do ruimte, liet is daarom zeer ver
warrend, wanneer men deze bewe
ging; „de schommelingen dor aardas
binnen de aardo" noemt, zooals in
populaire werkjes wel eens meer te
lezen staat. Men denkt dan allicht
aan iets dergelijks als prae.ceseie en
nutatie, wal in het geheel niet liet
geval is.
h. e.
Brieven uit Berlijn.
OORLOGSDAGEN.
Berlijn, 15 December 1915.
Eenige weken al geniet ik op mijn
lange tochten door dc stad per elec-
trische tram of door min of meer edele
rossinanten getrokk-.si omnibussen
eoji eigenaardig schouwspel. Konden
Duitschland's tegenstanders hel zien,
de verhalen over belegering en bestor
ming der winkels waar levensmidde
len verkocht worden, waren niet van
de lucht. Doch zie, een storm ie hel
juist niet en niet eens een belege
ring. Levensmiddelen in den mecot
strikten zin van het woord zijn ook
niet te krijgen op dc bewuste plaat
sen, waar, want zoo is het werkelijk,
in eindelooz© vreedzame queue van
een paar honderd menschen, soms de
koopers voor een gesloten deur te
wachten staan op het oogehblik, dat
zij opengaat. Voor de noodig© orde
en geduld zorgt, of zorgde tenminste
in den eersten tijd, een politie-agcni.
Uren lang staan de mannen, vrouwen
en kinderen, doch natuurlijk meest
vrouwen, daar te schilderen in Ber
lijn, overal waar een boterleverancier
woont, of beter gelegd een, die dit
meest begeerd artikel ook in deze
laatste weken nog to verkoopen heef'.
De bekende boterzaak van Groh, die
een paar honderd filialen over de g->
bcele stad verdeeld, bezit, oefent de
meeste attractie uit, omdat men daar
do grootste hoeveelheid dezer waar
vermoedt. Docli juist door deze spe
culatie komen de klanten der kleine
zaakjes, meest kruidenierswinkels,
vaak nog eerder bot hun doel. Meer
dan een kwart pond boter krijgt men
nergens. De veldgrijzen andere
mannen natuurlijk niet gaan voor.
De kinderen komen haast in de ver
drukking, waaraan zij slechts door t
een of ander met echt Berlijnsche
goedmoedigheid uitgeoefend protec
toraat ontkomen. Als de helft van de
rist de deur van den winkel in- en
dan weer uitgedrongen is, verschijnt
gewoonlijk het plakkaat„Boter uit
verkocht" en de anderen kunnen huis-
toe gaan na al dit wachten, met niets
dan de hoop op den volgenden dag.
Maar er zijn ook practischer lieden
onder dit publiek, dat meent zonder
boter niet te kunnen bestaan en :k
heb zelf een eenvoudige vrouw uit
het volk naast mij er zich op hooren.
beroemen, dat zij op één dag acht
pond boter bijeengegaard had.
Met bijzondere belangstelling heb
ik het mengelmoes dezer wachtenden
steeds gadegeslagen. Het bestaat, ook
in het Weeten der etad, bepaald niet
zooaia men verwachten xou, in hoofd
zaak uit de dienstbare geesten van
mevrouwen, die voor liet patriotismo
zich geen enkel ontberinkje getroos-'
ten. Meestal zijn het burgerjuffrou
wen, vrouwen met omslagdoeken, ou
dere mannen en jonge kinderen d:<
hier den tijd verdoen en dus klaarblij
kelijk inkuopen voor het eigen gezin,
daarmede het reeds bekende feit nog
eens stavend, dat dit soort kringen
den minsten lust of de minste practi-
eclie kennis 'bezit, om metamorphoses
in het huishouden te doen plaatsgrijp
pen. Toch ie boter zelfs voor de keu
ken hier geenszins onontbeerlijk, nu
varkens- eu rund eren vel weer tegen
niet al te hooge prijzen ie krijgen
zijn. D© „praclische" inkoopstere ech
ter, bij wie de niarkt-psychose reeds
den bedenkelijken graad heeft be
reikt, die eigenlijk een gesticiitsor»-
sluiting rechtvaardigen zou, brengen
haar dagen door niet het hij wijz© van
eport iukoopeii van boter, tienmaal
een kwart pond in eiken winkel, dien
zij met scherpen, een betere zaak
waardigen speurzin in de meest af
gelegen straten weten te ontdekken.,
Dat door deze methode de kleine voor
raad waarave* Berlijn door een onge
lijkmatige verdeeling der boter over
liet rijk beschikt, des tc eerder uit
verkocht is, kan deze lieden niets
schelen en evenmin het feit, dat dooi
de wisselende temperatuur van het
weer de ingeslagen voonaden zich
niet lang goedhouden, waardoor een
deel van het met moeite veroverde
eenvoudig bederft. Voor hen ware dit
een goede les, doch het beduidt ook
voor allo anderen een puur verlies.
Om dez© redenen wordt don ook van
verschillende zijden do invoering der
boterkaart geüischt, die geen verdee-
lingskaart moet wezen, zooals de
broodkaart is, doch het karakter eener
beperkingskaart draagt.
FEUILLETON
HECTOR MALOT.
50)
Ik ging voor het vuur staan, om mij
te verwarmen eu ontdekte toen dat
dez© ketel iets bijzondere had, wut
ik in het begin niet had opgemerkt.
Hel deksel niét oen smul tuitje, waar
uit do stoom ontsnapte, was a;ui den
pot bevestigd, aan de een© zijde met
oen scharnier en aan de andere zijde
met een hengsel.
Ik begreep, dat ik" geen onbeschei
den vragen omti'tnH Garofolï doen
mocht, maar toch wel wat den pot
betrof.
Waarom is deze ketel op slot?
Omdat ik er niet uit snoepen zou.
Ik moet de soep wel gaai* maken,
maar de meester vertrouwt mij niet.
Ik kon oen glimlach niet onderdruk
ken.
--Gij lacht er om, vc-rvoJgde hij op
vurdrioligea toon, want gij denkt ze
ker. dat ik snoepziek ben. In mijn
plaats zoudt gij het misschien ook
zijn. Ik ben ook eigenlijk geen snoe
per, maar ik ben uitgehongerd en de
reuk van de soep, die uit het tuitje
ontsnapt, doet mijn honger nog grea
ter worden.
Signer Garofoli laat u dus hon
ger lijden?
Wanneer gij Ln zijn dienst komt
dan zult gij wel ondervinden, dat
men van honger niet sterft, maar wel
ontzettend veel er door lijden kan. Eh
vooral ik, want voor mij is het ©ene
straf.
Een straf, honger lijden?
Ja; en ik durf liet u gerust ver
tellen, want als Gurufoli soms uw
meester wordt, dan zou mijn voon-
boeJd u van, nut kunnen zijn. Eignor
Garofoli is mijn oom en hij heeft mij
uit liefdadigheid b j zicli genomen. Gij
moet weten, dat mijn moeder weduwe-
en dus, zooals gij wel begrijpen kunt,
iiiut rijk is. Toen Garofoli het vorige
jaar onze streek bezocht, om kinderen
op te halen, stelde luj mijn moeder
voor mij met zich te nemen. Het kost
te haar heel wat om mij van zicli af
to zenden; maar gij begrijpt als iets
noodzakelijk is! En het was noodig,
want wij waxen met óns zessen thuis,
wuarvan ik do oudst© was. Liever had
Garofoli mijn broeder medegenomen,
die op mij volgt, want Lenard© is
mooi, terwijl ik leclijk ben. En als
men geld verdienen moet, dan moet
men niet 1 eel ijk zijn; zij <iio leojijk
zijn, krijgen niets dan slaag en slech
te woorden. Maar mijn moeder wilde
Lenardo niet afstaan: „Mattia is de
oudste, zeide zij, eu wanneer er een
weggaan moet, dan is liet Mattia; de
goede hemel heeft het zoo besktien en
er valt niets aan den wil te verande
ren". Ik ben dus niet mijn opm Guro-
foli op re.is gegaan; gij begrijpt dat
het mij.hard viel om de ouderlijke
woihdu' en mijn moeder, die lunl
weende, te verlaten en vooral de klei
ne Christina, die veel van mij hieJd,
omdat zij de jongste was en ik haar
altijd droeg. Ook speet het mij, dat ik
mijn broeders, mijn© makkers eu m jn
land vaarwel moest zeggen.
Ik wist hij ondervinding hoe wreed.
zuJk een scheiding was, en ook ik
kon mij de aandoening nog levendig
herinneren, toen rk voor de laatste
maal de witte muts van vrouw Bar
berini zag.
De kleine Mattia vervolgde zjin
verhaal.
Ik was alleen, met Garofoli, toen
ik mijn woning verliet, maar acht da
gen later waren wij reeds met ons
twaalven en begaven ons o-p weg naar
Frankrijk.
O, hoo iang viel die weg aan mij
en mijn makkers die even treurig wa
ren als ik. Eindelijk toch kwamen wij
te Parijs; wij waren toen nog met ons
elven, daar een onzer in het guslhuis
to Dijon was achtergebleven. In Pa
rijs werd er een keus uit ons gedaan;
de stories ten kwamen bij schoorsteen
vegers of rookverdrijvers in dienst;
die niet krachtig genoeg voor een am
bacht waren, gingen op straat zingen
en op de lier spelen. Garofoli gaf mij
twee witte muizen, die ik op straat
en* voor d© deuren moest laten kijken
en hij rekende uit, dat ik daarmede
vijftien stuivers daags zou verdienen.
„Zooveel stuivers ais daaraan ont:-
breken, wanneer gij 's avonds tehuis
komt, zooweel stokslagen krijgt gij
van me". Vijftien stuivers waren moei
lijk bij elkaar t© zamelen; maar stok
slagen war ca evenmin prettig, wan
neer Garofoli z© toediende. Ik spande
dus alles in om die soin op te balen,
maar ondanks al mijne moeite, geluk,
to het mij met dikwijls. Mijne" mak
kers hadden gewoonlijk liet aantal
stuivers en ik bijna nooit. Dit maakt©
Garofoli nog boozer. „Die domkop
van een Mattia, wat voert die dan
toch uit?" vroeg hij. Een ander kind.
cat evenals Lk, niet witte muizen
rondliep, moest twee francs inbren
gen hetgeen hij iederen avond deed.
Dikwijls ging ik met hem mede, om
te zien, wat hij deed eai waarin hij
zich handiger gedroeg dan ik. Ik be
greep toen waarom lu j zoo gemakka
lijk zijn twee francs en ik zoo moeilijk
nog een francs bij elkander kreeg.
Als een heer en eon dame ons iets
gaven, dan zoide de dame altajd.
„Geef het aan dien aanligt:u ©n niet
aaitHlien leel ijken jongen'. De leeiijk©
was ik. Ik ging nooit meer niet mijn
makker mede, want al is het naar
stokslagen te krijgen als men tehuis
kom:, het is toch nog akeliger op
straat in tegenwoordigheid van ieder
een een hard woord te hooren. Gij
kent dat gevoel niet, daar men u
nooit gezegd heeft, dat gij leeiijk
waart; maar ik... Kortom, toen Garo
foli zag, dat slaag tot niets leidde,
bedacht hij een ander middel. „Voor
eiken stuiver-, die er ontbreekt, krijgt
gij s middags een aardappel min
der, zoide hu. Daar uw huid tegen
slagen bestand schijnt te zijn zal" ik
zien of uw maag voor den honger go
voellger is. Hebben bedreigingen ooit
vat op u gehad?
Dat hangt er van af.
Nu, op mij nooit; bovendien kon
ik niet anders doen dan ik tot iiogtOe
gedaan had, en ik kon onmogelijk tot
hen. die ik mijn hand reikte, zeggen:
„Als gij mij geen centen geef'., "dan
krijg ik van avond geen aardappe
len'. Menschen die een aalmoes aan
kinderen geven, laten zich nooit door
zulke xodenen overhalen.
En door welko dan wel? Men
geeft om Iemand genoegen te doen.
O, wat zijt ge nog jong; men geeft
om zichzelf genoegen te doen en niet
voor het pleizier van anderen; men
geeft gaarne iets aan een aardig
kind; dit is nog de best© reden, ook
wel als men ©en kind verloren heeft
of men gaarne zoo'n kind zou willen
hebben; men geeft wanneer men het"
zelf warm heeft en het kind van kou-
do loopt te rillen. O ja, ik weet het
allemaal heel goed; ik heb al den tijd
gehad om het te leeren. Het is koud
vandaag, niet waar?
Zeer koud.
Welnu, ga voor een deur staan
on steek uw hand eens uit naar een
heer, die haastig voortloopt en ©en
kort overjasje draagt en vertel mij
dan eens, wat hij u gegeven hcoft.
Strek daarentegen uw hand eens uit
naar een heer, die langzaam loopt eu
üi een jas met bont gewikkeld is, dan
zult gij misschien een stuk zilvergeld
van hem krijgen.
Nadat ik ongeveer ecu maand dei©
manier gevolgd had was ik er ui et
dikker oi> geworden; ik zag er bleek
en ziekelijk uit en dikwijls hoorde ik
ln 't voorbijgaan zeggen: dat kind
sterft van honger. Mijn lijden gaf mi)
dus, wat ik door schoonheid niet had
kunnen verkrijgen; liet gaf aan mijn
gelaat eene uitdrukking die belang
stelling scheen in te boezemen en het
maakte mijn ©ogen grooter; d© men
schen uit de buurt kregen medelijden
mot mij en al haalde ik niet altijd
geld op, ik kreeg dikwijls brood ot
soop. Dat was een goede tijd! Ik kreeg
geen slaag, maar ook geen aardappe
len, hoewel het laatste mij minder
hinderde, daar ik gewoonlijk 's mid
dags wat te etea gehad had.Maar eens
betrapte Garofoli mij toen ik bij een
fruitverkooper ecu bord soep at en hij
begreep toen waarom ik mij nooit