BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. 33e Jaargang ZATERDAG 25 DECEMBER 1915 No 99 86 LETTERKUNDIG WEEKBLAD, Rubriek voor Vrouwen MODE EN KLEEDING. Zoo zoetjes aan gei aken we weer in wat men noemt „het doode seizoen", in de mode! De con feet ie-hui zen hou den hun söizoensu it verkoop in af wachting van de nieuwe modellen. In de fijne mode-huizen worden nu slechts avond- en gezelsehapstoiletten verkocht eu zoo werd dezer dagen door een der firma's de vorige week sen mode-revue gehouden, waarop uitsluitend avondtoiletten geëxposeerd werden. Het was daar een kleuren weelde die waarlijk betooverend was «en de rijkdom en toiletweelde, die men daar zag, 9tak scherp af en vormde een droevig contrast met den ernst van den tegenwoordigen lijd! En alhoewel we zéér goed begrijpen, dat door ai dat moois weer honder den naaisters haar brood verdienen, die zonder dat werkloos zouden lijn, vraagt men zich toch onwillekeu rig af, w a a r al dat moois en kost baars toch wel gedragen wordt. In hoofdzaak dan, avond- en bal toiletten en daarbij beboerende man tels. Van een bepaalde modekleur kan ik niet spreken, wèl van een be paald materiaal, dat zich in den gunst der mode meer bijzonder ver heugt, nl. de tulle, want tulle behoort tot de grootst© chic! Zoowel witte, als zwarte tulle wordt veel venver kt, maar ook "diverse kleuren waarmede men de schoonste effecten bereikt 1 Zoo trof mij ©en toilet van licht bruine geborduurd© tulle over een on derjapon van wit satijn. De schoot- taitle was van een prachtig groen moiré met goud doorweven, het vest met een groen© veter' dicht, geregen eindigde in vergulde nestels. De hals ,was vierkant uitgesneden en de mou wen reikten tot den eiboog. Bijzondei' fijn was ©en toilet van zacht blauwe tulle, gegarneerd met paarse viooltjes. Veel toiletteai had den den rok met drie of vier strooken gegarneerd, o.a. ecu van rose tulle met hoogo ceintuur van rose Ziijde ©n korte mouwtjes, die uit smalle strookjes rose tulle waren vervaar digd. Eenvoudig en lief was een toilet van witto voile Ninon, met een over kleed van grijs blauwe tuil© en een ceintuur van vieux rose velours. Het werd door een zeer jong meisje ge dragen, dat al wondergoed als man nequin paradeerde. Later zag ik. haar in een rose-achtig lila crêpe de chine ja ponnetje, dat met smockwerk ver sierd was en wel het. heupstuk van den rok en een gedeelte der taille. In de tailles merkt men een sterken drang naar de ouderwetse))© puntlijf- jes op, die zeer nauw om de taille «luiten en eigenlijk de „taille fin©' van vroeger verlangt. Deze nieuwig heid zal nimmer meer algemeen wor den, omdat het keurslijf absoluut on geschikt is voor de confectie. Vóór dertig jaren, toen de keurslijven al gemeen gedragen werden, had de confectie nog niet zulk© afmetingen aangenomen als thans. Ze bepaalde zich in hoofdzaak tot mantels en mantelcostuums, maar fijne japon nen liet men maken Ln do gesloten huizen, waar men slechts gaze mo dellen zag.. Bovendien kan het keurslijf, zooals liet oorspronkelijk was, niet gedragen worden op onze modern© corsetten, die de maag zooveel mogelijk vrij la ten. De roklengte blijft bij de tegen woordige mode nog- een punt van overweging uitmaken. Ook hier kan ©verdrijving veel bederven en Is per soonlijke smaak noodig om te zien, wat ons het meest flatteert. Héél lan ge, slanke vrouwen en meisjes kun nen de zéér kort» rokken evenmin dragen, als de kleine, dikke vrouw tjes, die haar eerst© Jeugd bijna ver geten zijn. Zij moeten daarom korte rokken niet aangehechten sleep, zoo als. men voor bruiden én grootrgala voorschrijft. Gelukkig, dat men daarvoor zijn toevlucht kan nemen tot een stijl toilet, heigeen altijd een zeker cachet geeft en waarvan men nimmer zal zeggen, dat de draagster „uit de nto- de" is. Het genre „empire' is hier voor hst aangewezen model. De avondmantels, die ik zag, wa ren even kostbaar als mooi, doch la ten zich moeilijk beschrijven. Bijzon der rijk was een mantel van witte zijde met d'ilo bloemen geborduurd. Het model, wijd ©n in klokvorm ge sneden, was afgewerkt met een rand, kraag en manchetten van seal-bisam dat prachtig afstak tegen de witte zijde. Eesi andere mantel van witto zijde was met hermelijnen randen gegarneerd; hierbij behoorden ©en kleine hermelijnen hoed gegarneerd met een groot© touffe van zwarte tulle. Zeer trok de aandacht een gele ge- battikfe mantel, gegarneerd met ge ornamenteerde randen van rood. Hel mooi© fluweel-brocaat op zijden fond word't eveneens voor avondman tels benut. Over het algemeen ziet men veel goud-borduursel in de gameering toepassen. In ©en der vitrines vaar het mode paleis merkte ik nog een avondtoilet op voor Vrouwen op leeftijd, dat mij zeer chic voorkwam en dat iku even wil beschrijven. De zeer wijde klokrok van witte zijde had van onder een wijd-klok- keinden ranid! van zwart velours- chiffon. De tunique was van zwarte tulle, vóór en achter in puntvorm ge sneden en gegarneerd met drie kun- ten ©ntre-deux. De taille eveneens van witte zijde, imdt, tulle en kant overschaduwd, ging ln den rok onder een ceintuur van paars fluweel, die door twee git ten boucles gehouden werd. Een touffe paarse violen besloot de zwart kanten berth©, die rond het décolleté was aangebracht. De mou wen waren eveneens van zwarte kant en reikten tot aan den eiboog. MARIE VAN AM3TEL. Sterrenpraatjes. XIII. De 12 bewegingen der aarde (slot;. 6e. De veranderlijkheid van do helling der ecliptica. 7e. Do vormverandering der aardbaan. 8e. De beweging van do lijn dei" apsiden. 9e. De Periodischö storingen. 10e. De verplaatsing van het zwaartepunt van het zonnestel sel. 11e. De beweging der zon. 13e. De ongestadigheid der geografische breedten. Van de bewegingen der aarde, die wij nog moeten bespreken, hebben de dne eerstvolgende in zooverre iets gemeen, dat zij door dezelfde oorzaak ln het. lev en worden geroepen, n.l. de onderlinge aantrekking der verschil lende planeten. Wij beginnen met: 6e. Devcranderlijkheid van ëe helling der ecliptica. Zooals reeds vroeger werd verteld, maakt de equator een hoek (van pl.m. 23 1/2 graad) met de ecliptica. Dezen hoek noemt men: „De helling der ecliptica". Zij is evenwel niet altijd «ven groot, doch wijzigt zich in den Joop der tijden flangKanm. Volgens onderzoekingen van Neweoms be droeg hij. in het jaar: 3000 vóór Clir. 24.027 graad 1) 1000 vóóór Chr. 23.816 graad. 1000 na Chr. 23,569 graad. Tegenwoordig bedraagt hij 23.451 grand, en zij zul in het jaar 2000 tot op 23.439 graad zijn afgenomen. Dit zal echter niet altijd doorgaan, doch na duizenden Jaren zal ©en minimum bereikt worden, waarna de helling der ecliptica weer zal toenemen, tot een zéker maximum. Deze twee uiter sten, waartusucheh de ecliptica schom melt, bedragen 21.98 en 24.60 graad. De veranderingen van den hoek tusschen equator en ecliptica treden eigenlijk op door een op- en neer gaande beweging van het vlak van de aardbaan. Dit is ook tevens het vlak van.de ecliptica De equator bp- houdl dakrbij steeds denzelfden stand ©li neemt' aan. deze beweging dei- aarde dus in geen enkel opzicht deel. Uit het bovenstaande blijkt, dat de ecliptica geen vasten stand op den hemelbol Inneemt. Toch heeft men voor plaatsbepalingen en dergelijke aan den hemel een onbeweeglijk vlak noodig. Het ©quatorvlak kan daar voor ook al niet dienen, daar prae- cessie en nutatie het in den loop tier tijden aanmerkelijk van ligging doen veranderen. Om nu echter een door alle tijden been standvastig vlak te behohden, heeft men den stand der ecliptica in jaar 1750 daarvoor aan genomen (op initiatief van l a- p 1 a c e) en noemt dit vlak: „D evas ie ecliptic a". De invoering van dit nieuwe begrip in de astronomie was <lus noodig door de beweging der „W are ecliptic a". 7e. Devorm verandering d©r aardbaan. De aardbaan is geen cirkri, doch een ellips, die zeer weinig van den cirkelvorm afwijkt., Deze ellips wordt even.wel, door de onderlinge aantrekking der aarde en de overige planeten, langzamerhand belangrijk van vorm veranderd. De veranderingen hebben ten gevolge, dat de aardbaan in den loop der tij den min of meer op een cirkel gaat gelijken. Zij kan zelfs iu het eene uiterste geval bijna geheel cirkel vormig worden daarentegen kan zij ook zoo langwerpig worden als do Marsbaan. Dat dit werkelijk een be langrijke vormverandering is, kan men al hieruit afleiden, dat in het eerste geval de aarde in liet aphe- lium slechts één miilioen K.M. verder van de zon is, dan in het perihelium. In liet laatste geval bedraagt dit ver schil ecliter ruim drie-en-twintig miilioen K.M. Thans bedraagt dit ongeveer 5 miilioen K.M., en wordt steeds minder. Over 25.000 jaar zul het minimum bereikt worden, terwijl daarna de aardbaan Weer steeds langwerpiger zal worden. 8e. De beweging van de lijn der Apsiden. De lijn, getrokken door de zon en ap- en "perihelium der aardbaan, noemt men ..de lijn de.r apsiden'. Deze lijn wentelt zich in 21.000 jaar éénmaal geheel in het rond, zoodot aphelium en perihelium in dien tijd om de zon een cirkel beschrijven. Deze beweging geschiedt in dezelfde richting als dc jaarlijksche beweging der aai de. Daardoor is deze laatste 1) Den hoek, gevormd door 2 lijnen, die loodrecht op elkaar Blaam, ver deelt men in 90 deden ©n ieder dier kleine hoeken noemt men een „graad dus ieder jaar iets later in het peri helium van liaar baan. Dit tijdsver loop groeit steeds aan en na onge veer 10.000 jaar b.v.. gaat de aarde pas den 21 sten Juni door het peri helium. Als men zich nu herinnert, dat de ongelijke duur der jaargetijden het gevolg !s van lo. het sneller loopen der aarde in het perihelium en 2e. •het feit, dal de zon dichter bij dit punt staat, dan bij het aphelium, is gemakkelijk in te zien, dat, wanneer de aarde den 21sten Juni door het perihelium gaat, zich juist liet tegen gestelde zal voordoen van tegenwoor dig. Het zomerhalfjaar zal dan (in- plaats van 7 dagen langer) juist 8 dagen korter zijn dan het winterhalfjaar. De verandering van den duur der jaargetijden is een zeer belangrijk gevolg van de verplaatsing der apsidenlijn. 9e. De periodische e to ringen. Volgens een bekende wet trekken alle lidhamen elkaar aan en wel des te meer, naarmate zij zicli dichter bij elkaar bevinden. Wanneer dus bijv. alleen de. aarde en Jupiter wil de izoii wentelden, zou deze groote planeet in den oppositiestdnd de aarde krachtig •naar zich toe (en dus van de zon a f) trekken. In den conjunctie-stand daarentegen zou Jupiter onzen aard bol juist naar de zon toe trekken. Hoewel nu in mindere mate, dooi den grooteren afstand. De aarde zou zich dus nu eens bui ten, dan weer binnen haar baan be wegen. 'Deze geringe afwijkingen nu noemt men „storingen". De aard en hoedanigheid van deze storingen zul len natuurlijk geheel afhangen van de onderlinge standen van belde lichamen, en daar deze standen tel kens na eenige omwentelingen weer dezelfde zullen zijn, zullen ook de daarvan afhankelijke storingen tel kens 'na een zekere periode jyeer op treden. Men noemt, ze daarom „Pe riodische storingen". Doordat echter niet alleen Juj>iter. maar ook de andere planeten haar invloed op de aarde doen pelden, zijn deze «storingen zeer' ingewikkeld. Dit zelfde geldt natuurlijk ook voor de overige leden van ons zonnestelsel. Dat hel niettemin mogelijk was, de plaats van Neptunus uit dergelijke storingen in de beweging van Uranus, te berekenen, wijst er op, hoever de wetenschap al in dit vraagstuk is doorgedrongen 10e. De verplaatsing van het zwaartepunt van het z o n n e s te ls e 1. Bij de behandeling der zesde bewe ging hebben we gezien, wat het zwaartepunt was van twee licha men, die samen een stelsel vormen. Doch ook bij een stelsel van meer leden is zulk een punt aanwezig. Stellen we ons een rond tafelblad voor met eenige gewichten er op in een willekeurige groepeering. Nu zal ook in dit geval op het blad een punt zijn aan te wijzen, waar we een touw kunnen bevestigen, op zoodanige wij ze dat het blad horizontaal blijft hon- gen. Dit punt is het gemeenschappe lijk zwaartepunt van al die bij elkaar behoorende gewichten. Wordt even wel ook maar één der gewichten van plaats veranderd, dan verandert ook dadeiijk tevens het zwaartepunt. Ook ia ons 4>nnci)letsei bevindt zich zulk een punt: „het zwaartepunt van het zonnestelsel". Hierom nu wentelen zoowel zon als planeten. Juist door die ongelijke wonteling ech ter bevinden, zou en planeten zich eteeda hu leen anderen stand ten op zichte van elkaar en zal dus het zwaartepunt geen oogonblik in rust zijn, doch steeds van plaats verande ren. Hierdoor verandert dus steeds het punt, waarom ook de aarde wen telt en daarmede ook haar beweging in de ruimte. Door de alles overtref fende zwaarte dor zon ligt dit zwaar tepunt vlak bij haar middelpunt, zoo dat van deze beweging zoor weinig valt waar te nemen. 11e. De eigen beweging der Men heeft in den loop der 19e eeuw opgemerkt, dat de sterren aan de eene helft van den hemel, alle een be weging naar de zon toe schenen te maken, terwijl de sterren aan de an dore hemelheift zich juist even snel schenen te verwijderen. Dit kon niet anders dan het gevolg van een eigen beweging der zon zijn. Later bleek deze zelf bijzonder groot te zijn. De zon, en met haar alle planeten, ma nen, planetoïden enz., bewegen zich niet de geweldig© snelheid van 20 K.M. in de seconde door het wereld ruim, en snelt naar een punt in het sterrenbeeld: „De Lier". Dit punt noemt men de Apex der zonsbewo- ging. In de eerste tijden zal de zon ©i' echter nog wel niet aankomen, daar de sterren van dit sterrenbeeld zich op een geweldigen afstand van ons bevinden. Om een indruk te go- ven van deze afstanden dicne het vol gende De dichtstbijzijnde ster (Alpha van het sterrenbeeld „Do Centauris") bevindt zich ongeveer 4 lichtjaren van ons verwijderd. Een huht.ju.ar is dt weg die hel licht in 1 jaar heeft afgelegd. Daar het licht in ©en seconde 301,000 K M. aflegt, is gemakkelijk te bereke nen, hoever de bedoelde sier zich van de zon bevindtl Eu dit is nog wol ouzo „naaste buur". Voor een botsing van onze zon met een der sterren van de Lier, behoeft men dus voorfoopig nog geen vrees te koeeteren I 12s. De ongestadigheid der g e o g r a p h i s c h breedten. De laatst© beweging der aarde, die wij nu bespreken, werd pas in 1888 ontdekt. Deze beweging komt hierop neer: de aarde draait zich niet steeds om dezetfd© as, m.a.\v. d« aardpolen liggen niet altijd op hetzelfde punt der aardoppervlkate. Deze verande ring der (polen moet men zich intus- schen niet t© óverdreven voorstellen. Zoo kan bijv. de Noordpool op zijn hoogst 9 meter van de gemiddelde ligging afwijken; een afstand die, in vergelijking met de afmetingen der aarde, zeer klein te noemen is. Uit dez© verschuiving der beide aardpolen, volgt dat'ook de equator (de cirkel die juist even ver van beide afligt), niet altijd over dezelfde ge deelten der aarde loopt. Daar de geo- graphisohe broedt© oen er plaats feite lijk niets andere is dun liaar afstand tot den equator, zullen dus ook de breedten van alia plaatsen op uorde kleine veranderingen ondergaan. Om trent de oorzaken van deze beweging is nog zeer weinig bekend. Men heeft opgemerkt, dat er dne perioden in optreden en wel een van 12, een van 14 en een van 13 maanden. Verschit- lende theoriëu zijn er over doze inte ressante verschijnselen opgesteld, doch zij vermogen nog geen van alle een bevredigende verklaring te geven. Ten slotte moet er nog op gewezen worden, dat men zich zeer licht den aard van deze beweging verkeerd voorstelt, liet is n i e t de aardas die zicli binnen de aarde verplaatst, doch de geheele aardbol zelf, d!ie o rn die as een anderen stand inneemt. Die as zelf, behoudt (afgezien van de langzame beweging onder no. 3 ver meld) altijd dezelfde richting in do ruimte, liet is daarom zeer ver warrend, wanneer men deze bewe ging; „de schommelingen dor aardas binnen de aardo" noemt, zooals in populaire werkjes wel eens meer te lezen staat. Men denkt dan allicht aan iets dergelijks als prae.ceseie en nutatie, wal in het geheel niet liet geval is. h. e. Brieven uit Berlijn. OORLOGSDAGEN. Berlijn, 15 December 1915. Eenige weken al geniet ik op mijn lange tochten door dc stad per elec- trische tram of door min of meer edele rossinanten getrokk-.si omnibussen eoji eigenaardig schouwspel. Konden Duitschland's tegenstanders hel zien, de verhalen over belegering en bestor ming der winkels waar levensmidde len verkocht worden, waren niet van de lucht. Doch zie, een storm ie hel juist niet en niet eens een belege ring. Levensmiddelen in den mecot strikten zin van het woord zijn ook niet te krijgen op dc bewuste plaat sen, waar, want zoo is het werkelijk, in eindelooz© vreedzame queue van een paar honderd menschen, soms de koopers voor een gesloten deur te wachten staan op het oogehblik, dat zij opengaat. Voor de noodig© orde en geduld zorgt, of zorgde tenminste in den eersten tijd, een politie-agcni. Uren lang staan de mannen, vrouwen en kinderen, doch natuurlijk meest vrouwen, daar te schilderen in Ber lijn, overal waar een boterleverancier woont, of beter gelegd een, die dit meest begeerd artikel ook in deze laatste weken nog to verkoopen heef'. De bekende boterzaak van Groh, die een paar honderd filialen over de g-> bcele stad verdeeld, bezit, oefent de meeste attractie uit, omdat men daar do grootste hoeveelheid dezer waar vermoedt. Docli juist door deze spe culatie komen de klanten der kleine zaakjes, meest kruidenierswinkels, vaak nog eerder bot hun doel. Meer dan een kwart pond boter krijgt men nergens. De veldgrijzen andere mannen natuurlijk niet gaan voor. De kinderen komen haast in de ver drukking, waaraan zij slechts door t een of ander met echt Berlijnsche goedmoedigheid uitgeoefend protec toraat ontkomen. Als de helft van de rist de deur van den winkel in- en dan weer uitgedrongen is, verschijnt gewoonlijk het plakkaat„Boter uit verkocht" en de anderen kunnen huis- toe gaan na al dit wachten, met niets dan de hoop op den volgenden dag. Maar er zijn ook practischer lieden onder dit publiek, dat meent zonder boter niet te kunnen bestaan en :k heb zelf een eenvoudige vrouw uit het volk naast mij er zich op hooren. beroemen, dat zij op één dag acht pond boter bijeengegaard had. Met bijzondere belangstelling heb ik het mengelmoes dezer wachtenden steeds gadegeslagen. Het bestaat, ook in het Weeten der etad, bepaald niet zooaia men verwachten xou, in hoofd zaak uit de dienstbare geesten van mevrouwen, die voor liet patriotismo zich geen enkel ontberinkje getroos-' ten. Meestal zijn het burgerjuffrou wen, vrouwen met omslagdoeken, ou dere mannen en jonge kinderen d:< hier den tijd verdoen en dus klaarblij kelijk inkuopen voor het eigen gezin, daarmede het reeds bekende feit nog eens stavend, dat dit soort kringen den minsten lust of de minste practi- eclie kennis 'bezit, om metamorphoses in het huishouden te doen plaatsgrijp pen. Toch ie boter zelfs voor de keu ken hier geenszins onontbeerlijk, nu varkens- eu rund eren vel weer tegen niet al te hooge prijzen ie krijgen zijn. D© „praclische" inkoopstere ech ter, bij wie de niarkt-psychose reeds den bedenkelijken graad heeft be reikt, die eigenlijk een gesticiitsor»- sluiting rechtvaardigen zou, brengen haar dagen door niet het hij wijz© van eport iukoopeii van boter, tienmaal een kwart pond in eiken winkel, dien zij met scherpen, een betere zaak waardigen speurzin in de meest af gelegen straten weten te ontdekken., Dat door deze methode de kleine voor raad waarave* Berlijn door een onge lijkmatige verdeeling der boter over liet rijk beschikt, des tc eerder uit verkocht is, kan deze lieden niets schelen en evenmin het feit, dat dooi de wisselende temperatuur van het weer de ingeslagen voonaden zich niet lang goedhouden, waardoor een deel van het met moeite veroverde eenvoudig bederft. Voor hen ware dit een goede les, doch het beduidt ook voor allo anderen een puur verlies. Om dez© redenen wordt don ook van verschillende zijden do invoering der boterkaart geüischt, die geen verdee- lingskaart moet wezen, zooals de broodkaart is, doch het karakter eener beperkingskaart draagt. FEUILLETON HECTOR MALOT. 50) Ik ging voor het vuur staan, om mij te verwarmen eu ontdekte toen dat dez© ketel iets bijzondere had, wut ik in het begin niet had opgemerkt. Hel deksel niét oen smul tuitje, waar uit do stoom ontsnapte, was a;ui den pot bevestigd, aan de een© zijde met oen scharnier en aan de andere zijde met een hengsel. Ik begreep, dat ik" geen onbeschei den vragen omti'tnH Garofolï doen mocht, maar toch wel wat den pot betrof. Waarom is deze ketel op slot? Omdat ik er niet uit snoepen zou. Ik moet de soep wel gaai* maken, maar de meester vertrouwt mij niet. Ik kon oen glimlach niet onderdruk ken. --Gij lacht er om, vc-rvoJgde hij op vurdrioligea toon, want gij denkt ze ker. dat ik snoepziek ben. In mijn plaats zoudt gij het misschien ook zijn. Ik ben ook eigenlijk geen snoe per, maar ik ben uitgehongerd en de reuk van de soep, die uit het tuitje ontsnapt, doet mijn honger nog grea ter worden. Signer Garofoli laat u dus hon ger lijden? Wanneer gij Ln zijn dienst komt dan zult gij wel ondervinden, dat men van honger niet sterft, maar wel ontzettend veel er door lijden kan. Eh vooral ik, want voor mij is het ©ene straf. Een straf, honger lijden? Ja; en ik durf liet u gerust ver tellen, want als Gurufoli soms uw meester wordt, dan zou mijn voon- boeJd u van, nut kunnen zijn. Eignor Garofoli is mijn oom en hij heeft mij uit liefdadigheid b j zicli genomen. Gij moet weten, dat mijn moeder weduwe- en dus, zooals gij wel begrijpen kunt, iiiut rijk is. Toen Garofoli het vorige jaar onze streek bezocht, om kinderen op te halen, stelde luj mijn moeder voor mij met zich te nemen. Het kost te haar heel wat om mij van zicli af to zenden; maar gij begrijpt als iets noodzakelijk is! En het was noodig, want wij waxen met óns zessen thuis, wuarvan ik do oudst© was. Liever had Garofoli mijn broeder medegenomen, die op mij volgt, want Lenard© is mooi, terwijl ik leclijk ben. En als men geld verdienen moet, dan moet men niet 1 eel ijk zijn; zij <iio leojijk zijn, krijgen niets dan slaag en slech te woorden. Maar mijn moeder wilde Lenardo niet afstaan: „Mattia is de oudste, zeide zij, eu wanneer er een weggaan moet, dan is liet Mattia; de goede hemel heeft het zoo besktien en er valt niets aan den wil te verande ren". Ik ben dus niet mijn opm Guro- foli op re.is gegaan; gij begrijpt dat het mij.hard viel om de ouderlijke woihdu' en mijn moeder, die lunl weende, te verlaten en vooral de klei ne Christina, die veel van mij hieJd, omdat zij de jongste was en ik haar altijd droeg. Ook speet het mij, dat ik mijn broeders, mijn© makkers eu m jn land vaarwel moest zeggen. Ik wist hij ondervinding hoe wreed. zuJk een scheiding was, en ook ik kon mij de aandoening nog levendig herinneren, toen rk voor de laatste maal de witte muts van vrouw Bar berini zag. De kleine Mattia vervolgde zjin verhaal. Ik was alleen, met Garofoli, toen ik mijn woning verliet, maar acht da gen later waren wij reeds met ons twaalven en begaven ons o-p weg naar Frankrijk. O, hoo iang viel die weg aan mij en mijn makkers die even treurig wa ren als ik. Eindelijk toch kwamen wij te Parijs; wij waren toen nog met ons elven, daar een onzer in het guslhuis to Dijon was achtergebleven. In Pa rijs werd er een keus uit ons gedaan; de stories ten kwamen bij schoorsteen vegers of rookverdrijvers in dienst; die niet krachtig genoeg voor een am bacht waren, gingen op straat zingen en op de lier spelen. Garofoli gaf mij twee witte muizen, die ik op straat en* voor d© deuren moest laten kijken en hij rekende uit, dat ik daarmede vijftien stuivers daags zou verdienen. „Zooveel stuivers ais daaraan ont:- breken, wanneer gij 's avonds tehuis komt, zooweel stokslagen krijgt gij van me". Vijftien stuivers waren moei lijk bij elkaar t© zamelen; maar stok slagen war ca evenmin prettig, wan neer Garofoli z© toediende. Ik spande dus alles in om die soin op te balen, maar ondanks al mijne moeite, geluk, to het mij met dikwijls. Mijne" mak kers hadden gewoonlijk liet aantal stuivers en ik bijna nooit. Dit maakt© Garofoli nog boozer. „Die domkop van een Mattia, wat voert die dan toch uit?" vroeg hij. Een ander kind. cat evenals Lk, niet witte muizen rondliep, moest twee francs inbren gen hetgeen hij iederen avond deed. Dikwijls ging ik met hem mede, om te zien, wat hij deed eai waarin hij zich handiger gedroeg dan ik. Ik be greep toen waarom lu j zoo gemakka lijk zijn twee francs en ik zoo moeilijk nog een francs bij elkander kreeg. Als een heer en eon dame ons iets gaven, dan zoide de dame altajd. „Geef het aan dien aanligt:u ©n niet aaitHlien leel ijken jongen'. De leeiijk© was ik. Ik ging nooit meer niet mijn makker mede, want al is het naar stokslagen te krijgen als men tehuis kom:, het is toch nog akeliger op straat in tegenwoordigheid van ieder een een hard woord te hooren. Gij kent dat gevoel niet, daar men u nooit gezegd heeft, dat gij leeiijk waart; maar ik... Kortom, toen Garo foli zag, dat slaag tot niets leidde, bedacht hij een ander middel. „Voor eiken stuiver-, die er ontbreekt, krijgt gij s middags een aardappel min der, zoide hu. Daar uw huid tegen slagen bestand schijnt te zijn zal" ik zien of uw maag voor den honger go voellger is. Hebben bedreigingen ooit vat op u gehad? Dat hangt er van af. Nu, op mij nooit; bovendien kon ik niet anders doen dan ik tot iiogtOe gedaan had, en ik kon onmogelijk tot hen. die ik mijn hand reikte, zeggen: „Als gij mij geen centen geef'., "dan krijg ik van avond geen aardappe len'. Menschen die een aalmoes aan kinderen geven, laten zich nooit door zulke xodenen overhalen. En door welko dan wel? Men geeft om Iemand genoegen te doen. O, wat zijt ge nog jong; men geeft om zichzelf genoegen te doen en niet voor het pleizier van anderen; men geeft gaarne iets aan een aardig kind; dit is nog de best© reden, ook wel als men ©en kind verloren heeft of men gaarne zoo'n kind zou willen hebben; men geeft wanneer men het" zelf warm heeft en het kind van kou- do loopt te rillen. O ja, ik weet het allemaal heel goed; ik heb al den tijd gehad om het te leeren. Het is koud vandaag, niet waar? Zeer koud. Welnu, ga voor een deur staan on steek uw hand eens uit naar een heer, die haastig voortloopt en ©en kort overjasje draagt en vertel mij dan eens, wat hij u gegeven hcoft. Strek daarentegen uw hand eens uit naar een heer, die langzaam loopt eu üi een jas met bont gewikkeld is, dan zult gij misschien een stuk zilvergeld van hem krijgen. Nadat ik ongeveer ecu maand dei© manier gevolgd had was ik er ui et dikker oi> geworden; ik zag er bleek en ziekelijk uit en dikwijls hoorde ik ln 't voorbijgaan zeggen: dat kind sterft van honger. Mijn lijden gaf mi) dus, wat ik door schoonheid niet had kunnen verkrijgen; liet gaf aan mijn gelaat eene uitdrukking die belang stelling scheen in te boezemen en het maakte mijn ©ogen grooter; d© men schen uit de buurt kregen medelijden mot mij en al haalde ik niet altijd geld op, ik kreeg dikwijls brood ot soop. Dat was een goede tijd! Ik kreeg geen slaag, maar ook geen aardappe len, hoewel het laatste mij minder hinderde, daar ik gewoonlijk 's mid dags wat te etea gehad had.Maar eens betrapte Garofoli mij toen ik bij een fruitverkooper ecu bord soep at en hij begreep toen waarom ik mij nooit

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1915 | | pagina 13