BIJBLAD VAN HAARLEM S DAGBLAD.
Sterrsnpraatjes.
Alleen op de Wereld
33e Jaargang
ZATERDAG 1 JANUARI 191Ö
No 9989
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
Het Rijke Natuurleven
VOOlUAiAHSUENDT OP DEN EER
STEN KERSTDAG.
De strenge winter, dien we vol
gens verschillende waarnemers zou
den doormaken, laat nog maar op
zich wachten en als ik zoo eens na
ga, wat we in de afgeloopen jaren
omstreeks Kerstmis buiten konden
aantreffen, dan is 1915 nog vooruit.
De planten- en dierenwereld schijnt
in September en October meer w in-
lerversohijnselen vertoond te hebben,
dan nood tg was, al is het waai', dat
de strengste vorst vaak na den. kori
sten dag komt.
Kerstmis gaf regen grootendeels,
maar den eersten dag scheen vóór 12
uur de zon zoo vroolijk, dat een wan
deling door den tuin lentegenot
schonk en dit niet alleen door de koes-
terend'o stralen.
Maar laat Ik even opnoemen, wat
de tuin te genieten gaf.
Omstreeks tien uur kwamen uit d'e j
vlieggaten der bijenkasteh enkele ver-1
kenners, die den grooten, warmen
tros hadden verlaten, om een onder-1
zoek in te stellen, naar den aard van]
het weer.
Hot ls altijd een aardig gezicht, als
de bijtjes daar uit die dubbelwandi
ge, veilige ruimten, waar ze geheel
thuis zijn, te voorschijn komen, om in
de groote wereld rondom hen hun ge-
hik te gaan beproeven, maar in den
winter heeft dat uittreden iets
aparts, de diertjes krijgen in hun
heen en weer geloop over do plank
iets menschel ijks, ze zoeken naar het
voor en het tegen van de gewaagde
wintertodhten, ze schijnen op twee
gedachten te hinken,-want wel twee-
driemaal gaan ze weer naar binnen,
alvorens ze zich in do vrij® ruimte
wagen.
Zoo was het ook den eersten Kerst
dag.
De zon bescheen de vlieggaten niet,
maar toch deed de zachte natuur haar
Invloed gelden, want na do eerste
vei kenners, die zicli eindelijk in de
lucht waagden, kwamen nieuwe on
dernemende troepjes naar buiten.
De grootheid der natuur spreekt
vaak uit het schijnbaar nietige. Zoo
lijkt het heel eenvoudig, dat de bijen,
als het wat zoeler is en de zon alles
opv rooi ijkt, naar buiten komen,
maar toch wijst het op een hooge or
ganisatie van het kleine Insecten-
lichaam, op een fijn waarnemings
vermogen.
Want de zonnestralen treden niet
naar binnen en dus is het in do bij
enwoning, behalve een klein lichtge-
deeltc op den bodem, volslagen nacht.
Alleen de weinig opvallende tempe-
ratuursverliooglng moet dus aantel-
ding geven tot onrust» tot hot verlan
gen, om de winterrust af te breken en
aan het werkzame lenteleven te be
ginnen.
En als ik u zeg, dat bet in den
bijentros een nagenoeg gelijkmatige
temperatuur is, bijna zonder merk
bare schommelingen, dan is het wol
heel bijzonder, dat de kleine, rusten
de bijen daar in het volslagen donker,
liet geringe verschil buiten zoo gauw
bemerken.
Wij zelf moeten blauwe luchten en
xonnokantjes zien in het winterland
schap, om bij de brandende kachel tot
de conclusie te komen, dat het bui
ten iets zachter schijnt, zooals we dat
heel voorzichtig noemen, maar de
bijen weten het. onmiddellijk.
Rustig heb ik de idiiertjes in hun
bewegen gevolgd en gelukkig voor de
mooio kolonies, was het weer niet
verraderlijk, wat soms aan duizen
den bijen het leven kost.
Omstreeks elf uur was de lucht in
de naaste omgeving der kasten,
zwart van bijen. Dat draaide en
keerde maar in si cods wijder krin
gen. De enkelen, die naar binnen gin
gen, schenen heele drommen thuis
blijvers aan te sporen, ook een lucht
reisje te gaan ondernemen en het
werd een ware exodus, een voortdu
rende stoom van lentedror.ken bijt
jes.
Om half een waren de meeste die
ren weer binnen. Hier un daar zaten
op de blaadjes der rhododendrons en
kele verkleumde achterblijvers, die
of te zwak waren gebteken voor het
Lichtfeest, of zich to ver haJddcn ge
waagd en die zoo hun rcservekrach-
tcn hadden verloren, maar het groot
ste deel was weer tot den "warmen
Dros Weergekeerd. De ae-hterblijver
tjes waren omstreeks vier uur allen
dood.
De kasten, de blaadjes der groen
te ij-vend© heesters, de takken en het
grint, het was alles bezaaid met
kleine bruine vlokjes. De bijen had
den den wlnterlenledag gebruikt, om
du kleine lichaampjes te zuiveren en
zoo was het voor mij. eveneens een
reden lot blijdschap, daar enkele rei
nigingsvluchten in den m'sttijd heel
wat gevaarlijke ziekten kunnen be
zweren. De kolonies gaan. zóó gezond
het voorjaar tegemoet.
Maar er was meer. dat lentegedach-
ten wakkpr riep. Onder de heesters
waren in den vroegen morgen enkele
zware mol^ioopen opgeworpen. Ter
wijl anders in December de grond
hard bevroren kan zijn, was zo nu
mul en zacht, zort-tot de kleine mijn
werkers naar hartelust konden wroe
ten. Het kruiskruid, dat tusschen de
aardbeiplanten was opgeschoten
bloeido met do gele hoofdjes, alsof
het volop Februari was en in het se-
ringeboschje zot een zwerm mns-
schen, zeker wel vijftig in: getal, die
e*n lawaai maakten van belang,
maar die met hun luidruchtig gesiilp
en hun kwajongensachtige vroolijk-
heid toch alle gedachten aan winter
kou en nijpend gebrek In de vogelw e
reld verbanden.
1L PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Een stukje beschavingsge
schiedenis.
De kookkunst is de oudste der kun
sten omdat ze beantwoordt aan de
eerste behoeften vam den inensch en
zelfs noodzakelijk is tot het behoud
van zijn leven. Ze bejiaalt er zich niet
alleon toe de spijzen smakelijk te ko
ken, maar zo heeft ook ten doel ze
zoodanig te bereiden, dat ze voedzaam
licht verteerbaar en aangenaam van
smaak zijn.
't ls dus niet te vorwonderen, dat
de kookkunst, van hel begin af in
hoog aanzien heeft geslaan en ze
nauw verbonden is met den vooruit
gang der beschaving.
De menscb is ceiu^e schepsel, dat
het voedsel niet tot zich neemt, zooals
de natuur het aanbiedt; de be.ang-
rijkste verandering, die hij het laat
ondergaan, geschiedt door hel koken.
De mensch in vóór-historische tijden
at rauw voedsel: beren, herten, var
kens- en paardenvleesch groenten en
vruchten. De Eskimo's en Polynesiërs
eten rauwe visschen, schelpdieren en
vleesch.
Eigenlijk begint de kookkunst met
het bakkein van brood; reeds de Egyp-
tenaren schijnen het in de vroegste
oudheid gekend te hebben. De Griek-
scbe kookkunst was alweer een heel
eind verder, lloewal Sparta met haar
beroemde zwarte soep het voorbeeld
gaf, bezaten de Athcners reeds oen
verscheidenheid en een overvloed van
spijzen, die thans nog niet overtrof
fen wordt.
Behalve schapen-, ossen-, varkens
en. gei ten vleesch, gebruikten de Athe-
ners gaarne de kapo men, eenden en
vooral ve te ganzen die door de omlig
gende doi-pen aan de stad geleverd
werden.
in liet oude Rome was de voeding
eerst even pi imitief ais in 't oudo Grie
kenland; maar met de ontwikkeling
der republiek verfijnde zich ook de
smaak, en de Grieksche en Siciliaan-
sche koks brachten aan de Romein
se lie patrieiérs, het geheim hunner
verfijnde schotels; ook werd de Latijn-
sche keuken verrijkt door recepten,
ontleend aan de verschillende over
wonnen volken. Reeds van het begin
onzo jaartelling trachtte het Christen
dom, door zijn wetten van matigheid,
de-Romeinsche zinnelijkheid te bestrij
den. Het volk leefde in die eerste ja
ren dor Christelijke jaartelling dan
ook uiterst eenvoudig; ja, zelfs tot in
do middeleeuwen at het nog slechts
brood. nu en dan een stukje var-
kensvleeoch of ganzengebraad; hei
dronk water en. eon dun wijntje, of
gerstebier zonder hop. De kruisvaar
ders brachten uit het Oosten spece
rijen aan, dieeemge hartigheid gaven
aan de gerechten die overigens heel
flauw moeten gesmaakt hebben door
gebrek uan zout. Maar do adellijken
in hun burchten hielden grooto feest
malen; men diende er allerlei soorten
van gevogelte of wildbraad op als:
pauwen mat open gespreide staarten
en fazanten, waarvan men bek en poo-
ten liad verguld. Dan waren er nog
stukken hert, wild zwijn, en schapen
bout, allo met rosmarijn of gember
toebereid, verder pasteien van paling
en zalm, taarten van amandelen en
noten, salades van men the en malu
we. Do wijn word geparfumeerd niet
kaneel en muskus, hot bier door prui-
mem, frambozen en moerbeien, die
aan het gisten werden gebracht.
Frankrijk gaf op het gebied" der
kookkunst steeds den toon aan en
het, is in Parijs, onder Lodewijk XIV;
dat het eerste methodische kookboek
uitkwam. Ook was de koekenbakkerij
meer algemeen geworden door de
koks van Maria de Médïci.
Ongelukkig had zich ook het onma
tig gebruik van aromen en parfume-
riCn verspreid. Men mengde in de ra
gouts, sauzen en gebakken, iris, ro
zenwater eu marjoHjn. Men bedekte
dül gepfaad inet geurige poeders
de kok moest altijd muskus en amber
bij de hand hebben.
Gelijk bekend, was het Parmentier,
die tegen het einde der 18do eeuw,
den aardappel als algemeen voedings
middel onder het volk verspreidde.
Onder de Revolutie daalde de kook
kunst zeer, de bekwame koks waren
hun heeren gevolgd, in de verban
ning. Toen beton echter het restau-
ratiewezen te bloeien en men vond
bij de restaurateur's de beste tafels.
Onder het consulaat en hot Keizer
rijk verhief de kunst van het koken
zich weer, en Napoleon hoewel
voor zichzelf geen lekkerbek, wist
toch, dut een goede tafel een welda-
digen invloed uitoefent op'de gemoo-
deren en beval dus den beroemden
ltok- Carème al zijn kunst te verwo
nen bij de congressen van Lay bach,
A kon on Verona.
Gedurend© de restauratie bereikte
de Fransdie kookkunst haar hoogte
punt en verspreidde haar recepten
door de geheele wereld.
MARIE VAN AMSTEL.
XIV.
De planeet Venus. Beweging
uan den hem al. Phaseu.
Omloopstijden. Overgan
gen. Draaiing om eigen
as.
De planeet, dde wij thans gaan bc
spi eken, de algemeen bekende avond
en morgenster Venus, behoort tot
de schoonste verschijnselen aan den
hemel. Geen hemellicht (zon en
uitgezonderd) is er, dat Venus, wan
neer zij iu haar grootste helderheid
schittert, m de verste verte in glans
nabij komt.
De beweging van deze planeet is
eenigsrins andci's, dan die der, t/X
nu toe, besproken hemellichamen.
Mars, Jupiter cn de andere behan
delde planeten waren, zooals wij za
gen. alle b u i t e n-planeten. Venus
echter is ©en b i n n e n-pteneet.
Haar baan ligt geheel binnen die
der aarde. Hieruit volgt al dadelijk,
dat zij nooit in oppositie kan zijn
niet de zon in dat geval toch slaat
de aarde tusschen zon en planeet, en
dit kan hier natuurliik niet voorko
men. Wei de conjunctiestand, waar
bij eon en planeet, van de aarde uit
gezien, zich ongeveer in dezelfde
richting bevinden. Daar echter de
planeet zoowel vóór als achter de
zon kan passeer en, eu dan in beide
gevallen in dezelfde richting als het
dag-gesternte wordt gezien, moet
men don ook onderscheiden de
benedenconjunctie cn do
re neon junctie. In het eer
ste gevpfl bevindt Venus zich lus-
schen zon cn aarde, Ln het laatste
bevindt de zon zich Fusschen beide
planeten. Het epreekt nu van zelf,
dat Veni's in benedenconjunctie veel
dichter bij ons is dan in boven-
conjunctie dit verschil bedraagt
dan ook ruim 200 millioen K.M. Men
zou nu allicht meenen. dat do plo-
neet in den benedenconjunctiestand
het helderst aan den hemel schittert.
Dit is echter geenszins het geval, en
wel door twee oorzaken.
De eerste is het optreden van de
verschillende phasen. Doordat na
melijk Venus door de zon wordt ver
licht. zofl dus telkenïs slechts eene
ziide beschenen, en dus zichtbaar
zijn. In (Ipji bovemconjnnctiestand is
de verlichte zijde geheel naar ons
toegekeerd, in den bencdenconjunc
tiestand daarentegen juist de don
kere. niet-verllchte helft der planeet,
terwijl tusschen heide uiterste stan
den de overgangsvormen (eerste en
laatste kwartier, enz.) optreden
alles precies zoorüs bi! onze maan.
Men ziet dus hieruit, dat Venus,
wanneer zij ons nadert, wel steeds
schijnbaar in grootte toeneemt, doch
dat ook tevens het zichtbare gedeelte
der verlichte sch'-f afneemt. Een,
Voor den waarnemer, minder pretti
ge omstandigheid. Toch zijn de
Venus-phasen zeer interessantmet
behulp van een middelmatigen kij
ker kan men ze al duidelijk waar
nemen.
De tweede oorzaak, waardoor wij
Venus in den bênedenconjuncliestand
niet op haar hélderst aan den hemel
zien schitteren, is dat zij in i e d e-
ren coniunctiestand vlak bij de
zon staat en door het licht van de
laatste dus geheel onzichtbaar
trad dus het phasen-versohijnsel niet
lop, dan zou zij in 'haar grootste na
bijheid toch niet zichtbaar zijn.
Ieder, die Venus wel eens meer
(heeft gezien, zal het $iin opgevallen,
dat zij een lieen-en-weer-gaande be
weging tan de zon selrint, uit te voe
ren en zich daarbij nooii verder dan
op een bepaalden afst nd van deze
af bevindt. De oorzaak hiervan is
met behulp van een figuur zeer ge
makkelijk in te zien. Men iVekke
d8artoe om een punt (zon) twee cir
kels met stralen van 7 en 10 C.M.
deze stellen de hanen van Venus en
Aarde voor. Men neemt nu een wille
keurig punt o<n de aardbaan aan en
plaatstdaaibij de letter A. De Venus-
baan verdeelt men in 16 ongeveer
gelijke stukken, pianist bij de deel
streepjes de cijfers V 1 tot V 16 en
verbindt A met al de punten, V 1,
V it, lot V 16. De aldus verkregen lij
nen geven do richtingen aan, waarin
Venus van de nalrde uit wordt ge
zien. Vergelijkt men 2e nu (van
A—V 1 te beginnen) met elkaar, dan
blijkt duidelijk, dat wanneer Venue
éénmaal om tie zon heeft gewenteld,
ook de lijn Aarde—Venus ©en hecu-
en-weer-gaande beweging 'heeft vol
bracht Tevens ziet nicn uit de figuur,
dat twee maai de hoek zon—aarde—
Venus zk>ó groot mogelijk is, en wel
ongeveer 48 graden, wat dus wil
zeggen, dat de richtingen, waarin
de Z011 eu Venus dun worden gezien,
den grootst riiogelijken hoek met el
kaar maken, en de planeet zich due
aan den hemel zoo ver mogelijk van
de zon af bevindt. Men spreekt in de
beide gevallen, waarin dit voorkomt,
un de „Grootste Westelijke" en de
..Grootste Oostelijke clongatie" van
Venus. Tijdens de Westelijke elonga-
tie bevindt de planeet zich ten Wes
ten van de zon en ie dus 'e morgens
even vóór zonsopgang aan den Oos-
tclijken hemel zidhtbaar („morgen
ster") tijdens de Oostelijke eiongatie
de ploneet ten Oosten van de zon
te v inden en dua 's avonds ktorten
tijd n a zonsondergang aan den
Westelijken hemel zichtbaar („avond
ster").
Begin Januari 1916 gaat zij onge
veer l'/j uur na de zon onder en be
vindt zich dus In Oostelijke clongatie;
zij beiweegt zich langzamerhand ver
der van de zon af, tot zij haair Groot
ste Oostelijke eiongatie zul heliben
bereikt op den 24 April 1916.
Venus is gemiddeld 0,72 aardbaan-
straal van de zon verwijderd of 108
millioen K.M. De Venue-baan is de
meest cirkelvormige van al de pla
neten-banen, zoodat de afstand tot
de zon zeer weinig van het gemid
delde afwijkt. Deze planeet kan ons
het meest nabij van olie planeten
komen.
In den benedenconjnnctiestand is
zij slechts 36 inillioen K.M. van «ns
verwilderd. Haar middellijn ver
schilt weinig van die der aarde en
beeft een lengte van 12.420 K.M.
In de figuur, die wij hierboven
tcekenden, hébben wij one de aarde
in het punt A onbeweeglijk ge
dacht. Was dit ook in werkelijkheid
goo, don zou natuurlijk het optreden
der iphaaen in nauw verband staan
met den siderischen omloopstijd van
Venna (pl.m. 224 dagen en 16 uur),
Dear echter de aarde zelf ook eau de
irton beweegt, gaat dit versehijöeel
(evenals bij de maan het geval was)
veeleer samen met den Synodische»
omloopstijd, die 1 jaar, 218 dagen en
T» uur bedraagl.
Telkens na een Synodisi*.en om
loopstijd .treedt weer dezelfde pha
sen-vonn op. En daar de beide Gróót
ste elougaties ook afhangen van den
ouderlingen stond van Aarde en
Venus, ten opzichte van de zoo,
spreekt het van zelf, dat ook die juist
na één Synodische omwenteling weer
zulten optreden.
Lagen de Aarde- en d'e Venus baan
in heizelfde vlak, dan zou bij iedere
conjunctie Venus zich precies vóór
of achter de zon bevinden. Daar- ech
ter beide banen een hoek met elkaar
maken, gebeurt dit in werkelijkheid
zeer zelden meestal staat de planeet
iets ten Noorden of ten Zuiden van
de zon. Zoo loopt Venus in Iedere
423 jaar slechts 4 maal precies vóór
de zon (een V e n u s-o v e r a n g),
met dien verstande, dat in deze
groote periode 4 kleine optreden van
105'Ó!, 8, 12VA en weer 8 jaar. De
vóórlaatste overgang had in 1874
plaats, de laatste in 1882 de eerst
volgende zullen eerst optreden in de
jaren £004, 2012, 2117, enz. Bij zoo n
overgang ziet men dan de planeet
als een klein rond (en dbnker) schijf-
Je voor de helverliohte zon Ineen
schuiven.
Ven us heeft haar buitengewone
helderneid voor ©en groot deel te
danken aan het lcit. dat zij tiet
grootste gedcei' van het zonlicht,
dat op haar vsat, weer terugkaatst.
Mcii zegt. dat haar Albedo 0,76
bedraagt, wat wil zeggen, dat het
76/100 gedeeJte van het ontvangen
zonlicht terugwenk- Dit Albedio Ls, :n
vergelijking niet die der andere pla
neten, bijzonder groot. (Mercurius
0,14, Mara 0,22, enz.). Vele astrono
men vermoedden dan ook. dat Venus
een spiegelende oppervlakte bezat.
Later bleek, dat het - groote Albedo
een gevolg was van den dichten
dampkring, die de planeet omgeeft;
men heeft gevonden, dat ook onze
aandeohe wolken een ongeveer even
groot gedeelte van het licht terug
kaatsen. als Venue.
Na het voorafgaande fe liet niet te
verwonderen, dat men op de Venus-
söhu f zoo goed 0)3 geen standvastig!»
vlekken heeft kunnen waarnamen,
die zonder twijfel op de eigenlijk©
oppervlakte van Venus zouden thuis-
behooren. De duur der draaiing oni
eigen as staat daarom nog niet met
zekerheid vast. Volgens de ouder e
onderzoekingen "van Cassini e. a. zon
de planeet voor ééne draaiing onge
veer 23 k 24 nur noodig hebben,
Schiaparelli daarentegen vond nog
niet lang geleden, dat de planeet de
«m altijd dezelfde zijde toekeert, wat
dus overeen zou komen met een ro
tatiet ij >1 van 224 dagen en 16 nur.
Later ln-bben sommigen deze uit-
Idonist bestreden, anderen haar weer
bevestigd. De tijd zal moeten leeren,
wie gelijk hebben géhad. Naar do
ligging van de rotatie-as kan na
tuurlijk in dez© omstandigheden zélfs
niét worklen gegist.
Venus is, met Mercurius, de eenigO
der groote planeten, die geen bege
leider heeft. Vroeger is er veel «over
een Vcnus-maon gesproken en som
mige astronomen (o. a. Cassini) be
weerden haar zelfs gezien te hebben.
Al deze beweringen moeten ecliter op
vergissingen berusten, daar zelfs
met de machtigste instrumenten van
den tegcnwoordlgen tijd geen spoci
van een maan ls gevonden.
H. C.
Parijsche Brieven
OORLOG EN LETTERKUNDE.
Dez© week had ik een vreemden in»
druk. Een wijl© maakte een droom
van geluk zich van mij meester. Ik
had het gevoel, alsof de oorlog geëin
digd was... Het gebeurde op den Bou
levard MaJeeherbe», dicht bij do Ma.
deleinekerk. Wij werden daar, een
ganscho menigte, over de lengte dc-i
trottoirs door politie»-agenten tegen
gehouden, en wij wachtten. Veel vrou
wen hadden bloemen in de handen:
viooltjes, mimosa's, rozen En wj
zagen naar ons toekomen degemn,
op wie wij wachten: de „helden van
Dixmuidende omerschrokki-n mari
niers, niarcheerend van de kazerne
der Pèpinière, gelogen °P d® Piaë«
Saint-Augustin... Daar te Dixmuiden
had men, toen de Dui'.schers in de
richting van Calais afstormden hun
bevolen vier dagen stand te houden
en rij hielden vier weken stand.
Thans, terugkomend, gingen zij ovor
Parijs alvorens weer naar een onbe
kend- bestemming te vertrekken. Men
had hen, Bretonners bijna alien des
ochtends doen luisteren naar de Mis
in de Smt Auguslijnskerk, voor welk©
het ruiterstandbeeld rijst von Jeanne
d'Arc, die voorheen den bevrijdings
oorlog togen Engeland leidde. (Tus
schen haakjes: in den beginne van
dezeih oorlog konden de Bretonners
maar niet begrijpen, hoe de Engel-
scheu thans, landend in Frankrijk,
vrienden waren. D© geschiedenis is
iets ironisch!)
Dien namiddag leidde men hen nam
een gala-matinée van de welbekend®
music-hal! „Olympia", die t© liunn r
eere een inderdaad ongewoon pro
gramma gaf. Van hun kazerne tot dé
schouwburgzaal der groote boulevards
bewoog zich een groote menigte
ernstig, ontroerd in de afwachting.
De matrozenmuts op en de lange ka
pot Jas lum, kwamen zij voorbij, onge
wapend, kijkend en glimlachend, ver
wonderd over zoon groote menigte.
Daarop bracht de geestdriftige ovatie,
die gedurende hun voorbijgaan ni -i
ophield, helderheid in hun traag 01»
eenzaam brein van Bretonners, trof
hun het hart, omving h m met ©en
soort van atmosfeer van onmiddellijk©
vertedering. Zij voelden zich niet
meer als vreemdelingen 111 dezo groo-
te stad, niet meer van ons afgezonderd
door do tucht, dio hen in d© gel cite
ren hield, toen hun onder toejuichin
gen viooltjes en rozen werden toege
worpen door erkentelijke vrouwen
handen. Onder het niarcheeren van
gen zij de bloemen op, keken uit vim
FEUILLETON
55)
Had hij eenig bewustzijn ven zijn
toestand 1 Dat lieb ik noorl te weten
kunnen komen. Maar toen ik wat
slioo over nnj heen 'had gelogd en
vlak naust hem was gekropen, toen
voeldo ik. dat hij zich over m heen-
boog en mij een kus gaf. Dat was
voor de tweede maal en, helaas 1 het
■w.is ook de laatste maal.
Een geringe koude belet lien, die
ziéh bibberend iu bed leggen, te sla
pen een groote koude, die men gc-
ruimen tijd lieeft moeten dc-orstaan,
brengt ons plotseling in een bedwel
menden. doffen toestand. Dit was bij
ons liet geval.
Nauwelijks lag ik naast Vitalis, of
ik gevoelde, dat ik in zwijm viél en
dat milne oog on zich sloten. Ik deed
nog een poging om ze te openen,
maar daar dit niet gelukte, kneep ik
me zelf met alle kracht in mijn arm
mijn huid was echter gevoelloos, en
hoe ik ook mün best deed, mocht het
mij niet gelukken, mezelf pijn te
doen. Toen keerde ik eenigszins tol
mijn bewustzijn terug. Vitalis, die
met zijn rug logen de deur leunde,
haalde zwaar en moeilijk adem. In
mijn armen en vost. tegen mijn borst
gedrukt, lag Capi te slapen. De wind
gierde steeds over ons heen en be
dekte ons met stroo. Op straat was
niemand een doodelijkc stilte om
ringde ons
Deze stilte maakte mij bang; waar
voor was ik bang 1 Ik kon me daar
van geen rekenschap gaven, maar
een onbestemde "vrees en een onbe
schrijfelijk treurig gevoel deed mij de
tranen in de oogon komen. Het was
mij, of ik daar zou sterven.
En de gedachte aan den dood
bracht mij 'het dora - Cliavanon in
herinnering. Arme vrouw Barberin
Zou ik dan sterven, zonder haar te
hebben weergezien, zonder een blik
op ons liuis en onzen tuin 1 En ik
weet niet door welk een zonderling
spel miinor verbeelding, maar ik*
zag mij plotseling in dien tuin ver
plaatst de 2011 stond boog aan den
hemel, de goudsbloemen openden
haar knoppen, de meerlen zongen in
■het kreupelhout cn over de beg had
vrouw Harberin het linnen gehangen,
dat zij in de beek gewasschen had.
Eensklaps dwaalde mijn geest van
Chavanon naar „De Zwaan" Arthur
sliep in zijn bed mevrouw Milligan
was ontwaakt en toen zij den wind
zoo hoorde loeion, vroeg zij zichzelf
af. waar ik mij in deze hevige koude
bevinden zou.
Mijn oogen vielen toen weder dicht;
mijn hart verstijfde en ik gevoelde
duidelijk, dat een bedwelming zich
van mij meester maakte.
XIX.
L1 z e.
Toen ik ontwaakte, lag ik in een
bedeen heerlijk knappend vuur
brandde in de kamer, waarin ik te
slapen lag.
'Ik keek eens rond.
I'll kende de kamer niet.
Evenmin kende ik de personen,
die mii omringden een inan in een
grijze jas en o»p gele klompen drie
of vier kinderen, waaronder een
meisje van vijf of zes jaar was, die
mij met de grootste verbazing stond
aan te staren; het waren zonderlin
ge. sprekende oogen.
7.ij verdrongen zich om mij heen.
VitalLs vroeg ik.
Hij vraagt naar zijn vader,
zeide een meisje, drft de oudste der
kinderen schoen.
Hij is mijn vader niet, hij ife
miin meester waar is liij Waar is
Capi
Vitalis had men voor mijn vader
gehouden, en men vreesde daarom
zeker, inij van hem te spreken; maar
nu hij slechts mijn meester bleek te
zijn, was men van mecaiing, dat ik
gerust de waarheid vernemen iuochl
en men vertelde mij toen het vol
gende
De deur, die in de heining was.
waartegen wij ons hadden gelegd,
behoorde aan een tuinman. Tegon
twee uur in den morgen had de tuin
man doze deur geopend om naar de
markt te gaan, en had ons toen on
der het stroo gevonden. Men was be
gonnen niet ons te zeggen, dat wij
moesten opstaan, om den wagen
voorbij te laten gaan maar toen wij
ons geen van belden verroerden en
Capi slechts tot onze verdediging kon
blaffen, had men ons bij den arm
genomen en ons eens terdege go-
schud. Toen zelfs bewogen wij ons
nog niet. Men had daarop genjeend,
dat het wel een zeer ernstig geval
kon ziin. Er was een lantaarn ge
haald de uitslag van dit octteraoek
was geweest, dat Vitalis dood cn
van koude gestorven was, en dat ik
er al even elecht aan toe was als hij.
Dank zii echter Capi. die op mijn
borst gelegen bad. kon ik nog -adem
halen. Men 'had mij toen in de tuin
manswoning gébracht en in het bed
van een der kinderen gelegd. Zes
uur lang was ik meer dood dan le
vend geweest gelukkig had mijn
bloedsomloop zich hersteld, was de
ademhaling langzamerhand weder
haar kracht gekomen en ontwaak
te ik uit mijn bezwijming.
In welk een staat van verdooving,
hoe afgemat ik van lichaam c-n geest
ook was, zoo had ik mijn denkver
mogen toch voldoende herkregen om
de woorden, die ik vernam, in hun
geheelen omvang te begrijpen. Vita
lis was dood I
De man met de grijze ias. of liever
de tuinman, deed mij dit verhaal
terwijl 'hij sprak had het kloine
meisje, met haar verbaasde oogen,
haar blik niet van mij afgewend.
Toen haar vader vertelde, dat Vitalis
dood was, besefte zij zoker, ais bij
ingeving, welk een zware slag deee
tiiding voor mij wezen moest, want
zii trad naar haar vader toe, legde
haar hondje op zijn arm en uitte
daarbij een zonderlingen klank, die
niets van de mcnscbelijke stem iiad,
maar veel op een stillen, medelijden-
den Kucht geleek.
Bovendien was die beweging zóó
welsprekend, dal xij er «een woord
behoefde bii te voegen ln haar blik
en haar geheele houding raadde ik
onwillekeurig een gevoel van sympa
thie en voor de eerste maal, eedert
ik van Arthur gr-schouten was, maak
te zich een onbeschrijfelijk gevoel
van mij meester, dal mij vertrouwei
en genegenheid inboezemde, evenah
in dien gooden tijd, toen vrouw Bar
berin mij zoo liefderijk aanstaarde,
vóór zij mij een kus gaf. Vitalis was
dood. ik slond dus heel verlaten op
de wereld en toch scheen het mij t«m
alsof ik niet geheel alleen was en hij
nog naasf mij stond.
Ja. lieve Lize, sprak haar
vader, terwijl bij zich over het kiivl
heen boog, gij hebt gelijk, het
smart hejn, maar ik moet hem toch
de waarheid vertellen, want als w-J
het niet deden, dan doet de politie
bet toch.
Hij ging toen voort mii mede te
deelen. dut bij de politie gewaar
schuwd ha/1 en deze Vitalis had
medegenomen, terwijl men mii in lu i
bed van Alexie, den oudsten zoon, ge
legd luid.
En Capi vroeg lk, toen 1 j
zweeg.
Capi
Ja, de hond.
Ik weet het niet, hij is plotseling
verdwenen.
Hij is de baar gevolgd, relde
een van de kinderen.
Hebt gij hem gezien. Benjamin?
lk geloof het wel, hij volgde de
dragers met hangenden kon en van
tifvl tot tijd zelfs sprong hij op da
burrie en toon zii hem begroeven liet
hij een klagend geluld hooren, alsof
hij zacht huilde
(Wordt vervolgd.)