BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. Alleen op de Wereld 33e Jaargang ZATEKDAG 5 FEBBUAtU 1918 No 10019 LETTERKUNDIG WEEKBLAD, tiet Rijke Natuurleven MOOIE AZALEA'S. Verschillende leners van onze ru briek zenden nu en dan 'vragen in «ver de zieke kamerplanten, en zoo veel mogelijk worden deze in het volgend nummer beantwoord. Maar, ttocals overal, is het ook in de plan tenwereld gemakkelijker, de kwaal te voorkomen, dan haar te genezen, en een goede behandeling is daartoe hoofdzaak. Een der planten, waarvan eene kleine collectie voorschriften was toegezegd en waarnaar herhaalde malen is gevraagd, is de Clivia, de tweede, die een lieveling van den bloemen vriend is, maar die hem bij na altijd in den steek laat, is de Azalea, en graag heeft men nu en dan ook inlichtingen over de Cy clonic. Over de Clivia heb ik onlangs al het een en ander gezegdhet voor naamste voorschrift was „laat deze plant in de eerste maanden van het jaar nog maar mot rust", maar als riien dit ook doet met de dikbeknopte Azalea, die ons zoo juist door den bloemist werd bezorgd, ie de veel belovende plant in een paar dagen totaal bedorven. Een Azalea is een praohtboonijije in miniatuur, regelmatig van vorm en met een prachtig gevulde kroon, een plant, die in het voorjaar in een i iiken bloemenschat kan veranderen, koó riik bloeiend, dat de bladeren schuil gaan onder het kleurig kleed der wijdgeopende kelken. Zoo kan een Azalea zijn, maar heel vuak zien we haar als een mager, verschrompeld exemplaar, met dorre, snichtige takjes en hier en daar een klein groen blaadje. Zoo is een Ar/alen een ergernis voor ieder, die van bloe men houdt. Toch i3 hot niet zoo heel lastig, een plant, die met half geopende knoppen can den kweeker komt, tot haar volle pracht te doen ontwikkelen, "maar onmisbaar is daartoe een blpemcn- spuit. Wie die niet heeft, kan met een spons het gemis oen weinig goed maken, maar de behandeling wordt er moeilijker door. Dadelijk als we de plant thuis heb ben. moeten we een geschikt plaatsje zoeken. Is liet b.v. een verjaars cadeau. dan wordt de dure Azalea, uit piëteit voor den gever, 111 de ontvangkamer gezel, waar de kachel lustig snort en de temperatuur, door het groots gfr/el.sehrup. aardig hoog wordt. Uier krijgt de plant haar eerste knak, waarvan ze zich in som mige gevallen al niet meer kan her stellen. Moet ze tooli in de kamer prijken ou den feestdag, zet haar dan des avonds, na haar tc hebben afgespo- ten met matig lauw water, in een serre, waar niet wordt gestookt, of in den kelder. Gedurende den nacht komt zo dan weer aardig bij. Wel moeien we bij het bespuiten zorgen, dat de bloemen niet worden geraakt, cn dit is juist met een spons zoo moeilijk. In ieder geval moeten de takjes goed nat worden gemaakt, liet hout en de bast zijn erg vezelig en heel gauw ziin het meer verdroogde stok- jos. dan levende stengels. Wie geen tijd heeft, om dagelijks te spuiten, kan hier en daar tusschen dc gaffeltakjes natte sponsjes leg gen of stukjes watten. liet is een middel, dat wog niet veelvuldig wordt toegepast, omdat liet of niet hekend genoeg is, óf de pJant een weinig i ontsiert, maar dat wel heel goed meehelpt, om dc bladerkroon frfech en fleurig te houden. De beste standplaats na den feefct- dag is eoker wel de serre en als de plant dan zóó wordt gezet, dat vve haar van binnen kunnen zien, komt <le büoei in alle opzichten tot zijn recht en blijven de blaadjes de plant sieren. Droogte is veelal doodeml en droge lucht verdraagt de Azalea maar zelden. Wie nn tmlens den bloei de plant alleen maar vochtig houdt, doet voorloopig genoog, maar wie Moven- dien zoo nu en dan door het water, waarmede de aarde wordt begoten, nog een weinig bloememnest doet, ziorwt er indteen voor, dat ze na den bloei niet geheel en al is uitgeput, en kan er op rekenen, dat het vol gend jaar de kans op nieuwe bloe menweelde weer vrij groot its. Daarvoor moeten echter ook alle uitgebloeide kelken met den Etoel worden afgenopen. terwijl na het verwijderen der laatste bloemen de pin rit niet aan haar lot m.-vg worden overgelaten, wat in de meeste ge vallen gebeurt. Als de bloei voorbij is, moot de plant evengoed vochtig worden ge houden. Wel moet men dan geen bemestip#: geven, daar de plant rust noodig heeft, maar water is onm baar. In Mei kan men haar dan op een zonnig plekje zetten in den tuin, wanneer wc een bovenfliuLs bewoner- in een grooten hak niet aarde. Hei gainakkelijkst is het in beide geval len. den pot ook In te Rraven. Gedu rende den aomer moet weer om cl» veertien dagen wat worden gemest en geregeld moet de grond vodht?g blijven. Zoo al'een is het mogelijk, in het najaar weer een kruchiige plant in de serre te brerngen, zóó al leen kunnen wo kleurige resultaten verwachten. H. PELSENS. Rubriek voor Vrouwen EEN SIERAAD. IN IEDER HUISHOUDEN. Mooi glaswerk is ongetwijfeld een sieraad in ieder huishouden! Als wij aan deze industrie denken dan komt wel allereerst liet Veuictvaansche pro duct in aanmerking en misschien is het velen van mijn lezeressen welge vallig eens een en ander uit de ge schiedenis van het Venetiaansche glaswerk te liooren. Nog geen eeuw geleden was er van de vroeger zoo beroemde en zeer uit gebreide glas-industrie vian Murano (een der Noordelijke eilanden van Venetië) niets meer over dan eenige kleine, kwijnende fabrieken van glazen kralen. Maar er zou weldra groobe verandering in dien toestand gebracht worden en het Venetiaan sche glaswerk zou weer In zijn vroegere eer hersteld worden. Om streeks hot midden der vorige eeuw toch, leefde er si echts een enkele man, die het email voor mozaïek en chalcc- donglas wist te bereiden. Die man heette Lorenzo Radi en wooitdo in Murano. Een advocaat Ales9andro Solviati, werd zijn leer ling en vatte het plan op, om in zijn geboortestad ten minste één der oude bronnen van roem en rijkdom t© doen herleven. Ondanks zijn moed en energie zou hij echter niet geslaagd zijn, zonder krachtige hulp van de zijde der Engelschen. En toen het bleek, dat zijn pogen gelukt was en de mozaïk-schiWeiijon, in Munnno ver vaardigd, aftrek vonden en verzonden werden naar alle wereldstreken, toen kwam bij den ondernemenden man het denkbeeld op, om ook de oude Venetiaansche glasblazerijen in e©re te herstellpn. Het. gevolg daar vim was, dat do Compagnia-Venezia-Murano tot stand kwam Het is moeilijk met zekerheid te bepalen uit welk t ijdperk de glasblazerij 111 Venetië dagteekent In de tiende eeuw werden de oude mozaiken van Sint Marco vervaar digd; in 1268 doen do glasblazers in Venetië van zich spreken en kort daarop ziet men hun veelkleurige gla zen sieraden in den handel komen In het mozaik-seliilderen wierpen zich Byzantijnsche kunstenaars als onderwijzers op; maar de onderne- min.gs- en handelsgeest van het volk bracht er hen toe, van hot glasblazen ook nog op andere en nuttiger w ijze partij te trekken, en van een hand werk, een winstgevend bedrijf wordt het verheven tot een kunst, die alge meen hoog werd gewaardeerd en in derdaad voortreffelijke dingen voort bracht In de tegenwoordige verzamelingen van oud-Venetiaansch glaswerk zijn er voorwerpen uit de vijftiende eeuw, waarin men de Oostersche decoratie- wijze onmiddellijk herkent, liet glas heeft een bepaalde kleur, meestal donker blauw of groen en is met geometrische figuren in gouden émail versierd. Die figuren bestaan veelal uit lijnen en hoog opgewerkte punten, eigenlijk halve kralen; niet zelden Ls hel een kantpairoon of zijn het wapens en medaillons; de vormen zijn echter altijd eenvoudig en streng. De zoogenaamde bruidsglazen, ge schenken aan jonggehuwden, zijn inderdaad prachtig van vorm en Jüenr Om zulke dingen te kunnen voortbrengen moet een langdurige oefening zijn voorafgegaan. Een der voornaamste oorzaken van den bloei dezer industrie was, dat d© grond stoffen op de plaats zelve voorhan den waren. In de eerste plaats toch bleek het zand der eilanden zeer ge schikt en in de tweede plaats vond men in d© planten, die op dien grond groeiden, de kali, die tot nog toe uit hel Oosten was geha%ld. liet eiland Murano was dan ook een deel van Venetië, waar paleis aan paleis grensde, en waar toch tal van glasblazerijen zich verheffen. Deze zonderlinge samenvoeging moet daar aan worden toegeschreven, dat rijke Venotianen op het eiland hun zo-, mervcrbl'ijf lieten l>ouwen en moeite noch kosten spaarden, om dit een sierlijk en smaakvol aanzien te ge en. Op het eiland tooh, was het zeer koel in vergelijking met den drnkken- den dampkring der groot© stad, en aanzienlijken, geleerden en kunste naars stroomden er des zomers heen. Dat er onder de Italianen veel lief hebbers onder het vak zijn is geen wonder, als men nagaat, dat het be paald eigen werk, eigen schepping is, wat zij mogen leveren. Zc zijn aan geen vorm, geen model, geen patroon gebonden. Ze mogen maken, wat hun eigen fantasie hun ingeeft, en wat hun kunstvaardige handen vermogen op hét oogenblik, dat de glasmassa vloeiend is en zij door rollen, kneden, buigen en persen er den vorm aan moeten geven. Het spreekt van zelf, dat de eigenaars der fabrieken dit werk alleen aan hèn toevertrouwen die als het ware geboren kunstenaars zijn en door langdurige oefening vol komen meester o\ er de grondstof. De hoogc waarde van het glos is hoofdzakelijk gelegen in zijn smelt baarheid en doorzichtigheid; vervol gens omdlat het bestand is tegen de erking van bijna alle vloeistoffen, omdat men het in grooto massa berei den kan uit grondstoffen, die letter lijk geen geld kosten en ten slotte om dat hel hard en zelfs veerkrachtig is. MARIE VAN AMSTEL. Sterrenpraatjes. XVIII. De ruimte tusschen de zon en de Mercurius-baan. Le Verrier en zijn intramercuri- sehe planelcnring. Zodiakaal- licht en „Gegenschein'. Zooals al eens meer werd meege deeld, is Mercurius de planeet, die zich het dichtst bij de zon bevindt. Langen tijd heeft men echter gedacht, dat er binnen de baan van deze pla neet toch nog een hemellichaam om de zon wentelde. Le Verrier, de be roemde berekenaar der Neptunus- baan, heeft zich zeer ernstig met dit onderwerp bezig gehouden. In een (in 1859 geschreven) brief aan zijn vakgenoot Faye lezen w ij het volgen de: „Tijdens mijne studiën over de be weging der planeten, stuitte ik zooals ge weet, op vele moeilijkheden. De hij Uranus optredende storingen wvmden door de ontdekking van Nep- tunua verklaard. Bij de berekening van de baan dezer laatste had de volkonienheid onzer kAnnis van de be weging der zon mij zieer vele onjuist heden doen begaan, en ik was ver plicht de geheele theorie over deze beweging grondig te onderzoeken. Daarna rekende ik de verschillende formules over de bewegingen onzer aarde geheel na; ©en arbeid waarvoor ik niet minder dan 9000 waarnemin gen van verschillenden aard verricht te. Deze vergeleek ik met de vroeger he rekende waarden. Toen aldus de grondslagen zonder twijfel vastston den, kon ik mot vertrouwen de studie over de Mercuriusbaan beginnen. Ik vond echter dal er regelmatige ver schillen optraden tusschen de waar genomen en de berekende baan, en deze konden slechts verklaard wor den door de onaanneembare veron derstel ling'dat mannen als Lalande, Cassini, e a.op wier onderzoekingen mijne befekeningen ten detle berust ten, zich bij hunne waarnemingen meer dan ©en minuut vergist moesten hebben, afgezien nog van de onver klaarbare regelmatigheid in die af wijkingen. Doch wat nog vreemder is: deze afwijkingen worden grooten- deels begrijpelijker door het aanne men van een grootere bewreging van het Mercuriusperihelium om de zon". Le Verrier wijst dan verder «ie astronomen op dit verschijnsel en meent dat ©en tot nu toe niet geziene planeet zich tusschen Mercurius en de zon moet bevinden. Door haar aantrekking zou dezo planeet de op tredende afwijkingen veroorzaken. Spoedig hierna werd echter door de andere astronomen beweerd, dat een planeet, die zich zoó dicht bij de zon bevindt, door haar nabijheid noodzakelijk een opvallenden glans moest bezitten en dat het dus zeer on waarschijnlijk was, dat zij zoo lang niet. zon zijn opgemerkt. Le Verrier weerlegde echter deze bewering, door in plaats van één enkele planeet een groot aantal zeer kleine planeetjes aan lo nemen, een soort „ring" vor mende, en die gezamenlijk de bedoel de invloed zouden uitoefenen. Hoe het echter ook zij, het is Le Verrier nooit mogen gelukken zijn veronderstelling bewaarheid t© zien, en zelfs zijn tot heden alle onderzoe kingen omtrent intramercurische pla neten tevergeefscli geweest. Wel heeft men dikwijls vermeende ontdekkingen gedaan, (van 1761 tot 1876 niet minder dan 21 maal!, doch steeds bleken deze waarnemingen niet op betrouwbare gronden te berusten. In den laatsten tijd heeft vooral van Oppolzer zich met dit vraagstuk bezig gehouden, doch met even wei nig succes als Le Verrier. Maar waardoor ontstaan dan de (vooral door Newcomb ©n Bauschin- ger bestudeerde en) zonder twijfel vaststaande afwijkingen in de Mercu riusbaan? Men heeft naar all© moge lijke oorzaken gezocht, alles vrijwel zonder resultaat. Eén mogelijkheid blijft slechts over, nl. aan te nemen dat Le Verrier toch gelijk hadl Echter uiet geheel. Zijn planetenring zou nl. In zooverre juist zijn dat de ring be staat uit een massa van lichaampjes, die zoo klem zijn, dat zij niet apart gc/zien !kurmen worden, idoch veel meer een groote stofmassa vormen, die om de zon wentelt. Een aanwijzing dat deze stofring inderdaad voorhanden kan zijn, ligt in het zoogenaamde Zodiakaal- licht, het matte driehoek-vormige licht langs den Zodiak of Dieren riem, dat men in de lente «les avonds bemerkt boven het punt van den ho rizon, waar de zon juist onderging; in den herfst daarentegen des mor gens boven het punt waar de zon zal opkomen. In de tropen, waar o.a. do doorzichtigheid der lucht veel groo-' Ier-is dan op onze breedte, ziet men het verschijnsel zeer veel duidelijker. Thans, lulf Februari, zou iiei ZodiakaaJ-licht tics avonds in het W esten vrij duidelijk te zien zijn, als niet juist de planeten Jupiter on Ve nus, de twee schitterendste van ons zonnestelsel- precies op de plaats stonden, waar bet Licht zich bevindt en het dus door haar glans overstra len. Misschien is er bij helder weer toch nog iets van te zien; in alle geval is dc plaats er van door «je beide pla neten nu gemakkelijk vinden. De top van den driehoek staat ongeveer boven Jupiter, terwijl de grondlijn met den Westelijken horizon samen valt en wel daar waar d© zon ver dween. Vele astronomen nu, nemen aan, dat het ZodiakaaJ-licht niets andere is, dan een door de zon beschenen massa van stofdeeltjes, die in den vorm van ©en platte, naar do uitein den in dikke afnemende, schijf bin nen de Mercuriusbaan ligt. Doordat wij echter er tegen aan kijken, zien wij den, (van de zon afloopende} spit sen vorm. Zoo dit alles waar is, wat z©er waarsohijnlijk is, worden do af wijkingen in. de Mercuriusbaan dus verklaarbaar. De hierboven beschreven matte liehtdriehoek is echter niet het vol ledige verschijnsel, doch slechts liet opvallendste gedeelte er van. Onder gunstige omstandigheden blijkt nl. dat in den Dierenriem nog een ander lichtverschijnsel van denzelfden anr.t optreedt, doch van veel geringer af metingen, welks helderst© gedeelte juist ligt op het punt van den Dieren riem dat precies tegenover de zon staat. Een zeer scherp oog kan soms zelfs bemerken, dat nog een ui terst zwakke lichtbrug het Zodiakaal licht met dezen zoogenaamd en „Gc- gcnschein" verbindt. (De Duitscho naam van het verschijnsel beteekent ongeveer „Tegenlicht" en in alle tal; n aldus behouden.) Hieruit blijkt dus dat het Zodia- kaallïcht in ruimeren zin zich nog buiten de Mercuriusbaan, ja zelfs nog ver buiten de aardbaan uiLstrekt. Dit laatste gedeelte van het Zodia- knal-licht is nu de Gegenschein en het is duidelijk, waarom bet zich tegenover de zon bevindt. De bovenbeschreven stofmassa zou dus een veel grooteren omvang hebben en zich nog buiten de aardbaan uit strekken 1 In den laalsten tijd wordt weer veel bevveenj dat het Zodiakaallicht (en de Gegenschein) geen terugge kaatst. zonlicht kan zijn. Bij nadere onderzoeking er van blijkt het nl. sommige vereisehten niet te bezitten, die in het tegenovergestelde geval aanwezig moestenzijn. Alles bij el kaar genomen weten wij, zoowel van het Zodiakaallicht nis van den Gegep- schein al heel weinig. Hierboven merkte ik op, dat da ma am „Gesenscheim" in alle talen was overgenomen. Tijdens den oorlog schijnt daar echter van te worden af geweken. Het vorige jaar spraken d© Franoche astronomische tijdschriften nog van „Gegensahcin', in de Annu lare Astronomique van 1916 heeft men id it echter veranderd in „La lueur anti-solaire", wat precies het zelfde beteekent. Ook in een Engelse h tijdschrift heeft Bradgley een evr-n omslachtigen naam ingevoerd. Zeer waarschijnlijk zullen echter beido lange namen wel weer voor het korte Gegenschein worden prijsgegeven. Tot slot wil ik nog op iets geheel anders wijzen, nl. op den interêssan- ten samenstand van de schitterendo planeten Jupiter en. Venus op 14 Fe bruari a.s. Ik vermeld dit met opzet nu reeds, daar het zeer de moeite waarii is, de beide planeten al dadelijk in het oog te houden en het zich langzaam nna~ elkaar toebewogen te volgen. H. C. Amsterdamsche Kont 206. De première van een stuk van Barharossa, den feilen, meedoogen- loozen criticus, is natuurlijk ©en ge weldig evenement in het leven van mondain Amsterdam en in de krin gen der kunstenaars. „De Triomf van Bacchus", burles que in 3 bedrijven. Is de titel van het oeuvre, dat de auteur van „O. die Poes", na de droeve ervarinfc bij de mislukking daarvan, op de planken heeft gebracht. Ik was niet in de gelegenheid, de opvoering bij te wonen, maar dit weet ik wel. dat het publiek Barba- rossa's werk voel en veel gunstiger heeft ontvangen, dan het voorgaan de, maar dat de critiak er niet bijster over te spreken is. Wat van meer tooneelwerk geeegd kan worden. In tusschen vind ik ln deze feebcur- tenis aanleiding, mijn Haarlem- sclien lezers in 't algemeen iets te ertellen van wat er op het gebied van theater en uitgaan op dit oogen blik te zien en te hooren is. Het stuk. dat ik hier noemde, wor-lt in den Hollandsolien Schouwburg gegeven, met Hubert Laroche in de hoofdrol, en ik meen wel te mogen veronderstellen, dat de goede ont- angst van de zijde van het publiek en de naam van den schrijver facto- zuilen blijken, die den loop bren gen naar dezen kunsttempel, ook van bezoekers uit de provincie. Om bij de liclne. vroolijke muze te blijvenIn het Rembrandt-theater gaat met vrij constant succes de operette „De twee huzarenGoede hekenden u!s Else Grassuu, Corry Plnksen. Jules Dirickx, vieren triom fen in dit onschuldige, kulni-genicte- lijke operettetje, waarin aardige liedjes gezongen vvuivlen en aan de ensceneering voldoende zorg is be steed om het een prettig kijkspel tevens te maken. De pittige zang. de suggestieve dans. de schaterende ladh. hij Carré, waar het gezelschap van Nap de la Mar „Tusschen 12 en 1 'snachts' opvoerden, dat, laat ik het onmnl- delliik teggen, lang niet onschuldig is en waartegen van zekere zijde gewaarschuwd is. Ik vertel alleen, dat Enimy Arbous gelegenheid heeft gehad, in dit stuk uitstekende spel-kwaliteiten te ver- tooneu, en dat moeilijk een meer comisch ensemble denkbaar ie. dan de drie beroemde komieken Nap de la Mar, Louis Davids en Kohier. De beide laatstgenoemden treden op in „Tusschen 12 en 1 's nachts" en ont wikkelen komische effecten van een kiacht. dat de lach niet van de lucht ls. Hel stuk is nu ook alweer van het FEUILLETON HECTOR MALOT. 84) Onmiddellijk was de steile bol ding der rivier gevuld geraakt en de Saint-Anóol en dc Truyère waren buiten bare oevers getroden. Dooi den was der Divoiuic ternggohouden, had Jiet water uit de bedding der Truyère geen uitloozing kunnen krijgen en zich verspreid over liet terrein, waaronder de mijn gelegen was. Die overstrooming was plotse ling geweest, maar de werklieden, die bulten arbeidden en op dat oogen blik bezig waren met het wateschen der erts en genoodzaakt om eene Behuilplaats op te zeeken. hadden geen gevaar geleden, liet w as de eer ste maal niet, dat do Truyère eene overstrooming ontstaan deed, en daar de openingen der drie schach ten zoo hoog boven den grond waren, «Int hot water er zich niet kon instor ten, had men geen andere maatrege len g<nomen, dan het hout wr-g te halen, hetwelk gereed lag om tot' wanden in de mijn-ingangen ge bruikt te worden. liet was met dezen arbeid, dat de ingenieur der mijnen bezig was, toen hij eensklaps ontdekte, dat hel water een draaikolk vormde, en zich in een spleet stortte, die het zelf had uitgehold. Die spleet) mondde uit in eene opening van de mijn. Men behoeft niet diep na te den ken om te. begrijpen, wat er plaats gegrepen had het water stortte zioli in de mijn door de gangen. Daar buiten daalde het peil, maar de mijn werd overstroomd en zou weldra ge heel met water gevuld rijn. zoodat de arbeiders moesten verdrinken. De ingenieur snelde naar de schacht Saint-.)uilen en gaf hevel, dat men hem in de ton zou neerlaten maar toen hij zijn voet daarin zette, gaf hij een teeken, dat men wadhten zou. Daaronder hoorde men eenout- zaglijk gedruisch. Ga er niet in, rlopen de ar beiders en wilden hem tegenhouden; maar hij rukte zich los en zijn hor loge uit den zak nemend, gaf hij dit niet de woorden Dit is voor mijne dochter, als ik niet terugkom. Daarop wendde hij zich tot de man nen, die de vvind-as hanteerden, en «of toen bevel, hein tc laten zakken. De ton daalde toen 'hief hij liet hoofd op en riftö den arbeider toe, wien hij zijn horloge gc-geven had Zeg haar, dat haar vader haar in gedachten omhelst De ton is beneden. De ingenieur roept: vijf mijnwerkers komen tot hem hij Iaat lien plants nemen in de ton. Terwijl zij opgoheschen wor den. roep hij opnieuw, maar tever geefs zijn stem wordt gehoord door het gedruisch van het wuter en het instorten der gangen van den grond. Intusschcn dringt het water door in de gaanderij en op dat oogenblik ontwaart de ingenieur eenige lam pen. Hij begeeft zich in die richting, tot over de knieën door het water vvn dende. en brengt nog drie man hij de ton. die middelerwijl weder is neer gelaten. Hij doet hen daarin plaats nemen en wil zich naar dc andere lampen begeven, die hij gezien heeft. Maar de mannen, die hij lieeft gered, houden hem met geweld tegen en trekken hem in de ton. terwijl zij het signaal tot ©phijSehen geven. Het was tijd, het water had alles over stroomd. Dit redmiddel was dus ver der onmogelijk. Men moest een an der zoeken, maar welkHij stond bijna geheel alleen; honderd-vijftig arbeiders waren in da miin neerge daald. want honderd-vijf tig lampen waren dien morgen uitgereikt. Slechts dertig lampen waren terug gebracht alzoo moeeten er hondord- twintig man ln de mijn wezen. Wa ren zii omgekomen? Leefden «ij nog? Hadden zii een schuilplaats weten te vinden Die vragen rezen bij hem op en vervulden hem met vrees en angst Op net oogenblik dat de ingenieur zich overtuigde, dat er homlerd- twintig man in de mijn opgesloten waren, hadden er buiten verschillen de ontploffingen plaats reusachtige steenblokken werden in de lioogte geworpen de huizen sidderden, als of zij door een aardbeving heen en weer geschud werden. Dit verschijn sel verklaarde de ingenieur aldus hot gas en de lucht, die door het wa ter teruggedrongen werden, bobben zich in de zijgangen, die geen uit gangen hebben, saamgehoopt en daar, waar de aardlaag te zwak is boven de spleten, hebben zij de aard korst doen barsten als do wanden van een ketol. De mijn ls volile frame is geschied. In dien tusschentijd was het ge beurde in Varses bekend geworden van allo kanten daagde de menigte op, werklieden, nieuwsgierigen, vrouwen en kinderen der bedolven arbeiders kwamen toesnellen. Dezen vroegen, andoren zochten. En daar men hun niets kon antwoorden, ver keerde hun smart in toorn. Men hield do waarheid geheim. Dat was de schuld van den ingenieur 1 En men maakte zich gereed, om de bu reaux binnen te dringen, waar de ingenieur over zijn plan gcWogen eat, niets van de vvanhopigen hoorde, de plaatsen berekende, waar de arbei ders een schuilplaals hadden gdzocht en waar de redding het eerst moest begonnen worden. Gelukkig waren <te ingenieurs van de naburige mijnen met hun werklie den toegesneld. Men kon d© menigte tegenhouden, tot haar spreken. Maar wat kon men tot haar zeggen? Hon derdr twin tig man ontbreken nog. Waar zijn zij? Mijn vader. Waar is mijn man? Geef mij mijn zoon terug! De stemmen hebben geen klank, do vra gen worden door snikken afgebroken Wat dien kinderen, die vrouwen en moeders te antwoordden? Eén woord slechts; d© ingenieurs zijn met elkander in overleg. i zullen zoeken, wij zullen het onmo gelijk© beproeven. Vooruit! He middelen welk© tot redding moesten aangewend worden, waren die welk© de meester ook voorzien had. De tonnen, die hot water moes tem uitpompen, waren reeds Sn do dri© putten gebracht, cn zij zouden dag noch nacht met werken eindigen totdat het oogenblik gekomen was, waarop de laatste droppel wuter in do Divonne geloosd zou zijn. Gelijktijdig zou men met het uithou wen der gangen een aanvang maken. Waarom boorde men ln die ©n niet in een ander© richtins? dat wist men zelf niet. Voor oen gedeelte moest men het aan het toeval overlaten; maar men werkte. De ingenieurs kon den liet niet e©ns worden welk nut het had om de gangen, zonder eenige zekerheid ui weikon toestand de nog levende mijnwerkers verkeerden, t© onderzoeken; maar d© mijningenieur hoopte dut de arbeiders in d© oude werken een schuilplaats zouden go- vonden hebben, waar do overs!roo ming hen met had kunnen bereiken, en hij wilde, dat men beginnen, zou met die plaats te doorboren, al zou men niemand redden. De oponing, welke voor deze door boring noodig was, zou men zoo klein mogelijk maken om alles in den kotst moge lijken tijd te laten geschie den. Zonder zich dag noch nacht een oogenblik rust tc gunnen, zou men met dezen arbeid voortgaan; aan houdend zou men pompen en boren tegelijk. Al duurde het lang voor hen, dia buiten de mijn tot onze. bevrijding werkten hoeveel langzamer moest do lijd omgaan voor ons, die machte loos en gevangen waren, die ver plicht waren te wachten, zonder ©eni ge zekerheid of men nog tijds gonoejf zou komen om ons te redden. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1916 | | pagina 11