BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
Alleen op de Wereld
33e Jaargang
ZATEKDAG 5 FEBBUAtU 1918
No 10019
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
tiet Rijke Natuurleven
MOOIE AZALEA'S.
Verschillende leners van onze ru
briek zenden nu en dan 'vragen in
«ver de zieke kamerplanten, en zoo
veel mogelijk worden deze in het
volgend nummer beantwoord. Maar,
ttocals overal, is het ook in de plan
tenwereld gemakkelijker, de kwaal
te voorkomen, dan haar te genezen,
en een goede behandeling is daartoe
hoofdzaak.
Een der planten, waarvan eene
kleine collectie voorschriften was
toegezegd en waarnaar herhaalde
malen is gevraagd, is de Clivia, de
tweede, die een lieveling van den
bloemen vriend is, maar die hem bij
na altijd in den steek laat, is de
Azalea, en graag heeft men nu en
dan ook inlichtingen over de Cy
clonic.
Over de Clivia heb ik onlangs al
het een en ander gezegdhet voor
naamste voorschrift was „laat deze
plant in de eerste maanden van het
jaar nog maar mot rust", maar als
riien dit ook doet met de dikbeknopte
Azalea, die ons zoo juist door den
bloemist werd bezorgd, ie de veel
belovende plant in een paar dagen
totaal bedorven.
Een Azalea is een praohtboonijije
in miniatuur, regelmatig van vorm
en met een prachtig gevulde kroon,
een plant, die in het voorjaar in een
i iiken bloemenschat kan veranderen,
koó riik bloeiend, dat de bladeren
schuil gaan onder het kleurig kleed
der wijdgeopende kelken.
Zoo kan een Azalea zijn, maar heel
vuak zien we haar als een mager,
verschrompeld exemplaar, met dorre,
snichtige takjes en hier en daar een
klein groen blaadje. Zoo is een Ar/alen
een ergernis voor ieder, die van bloe
men houdt.
Toch i3 hot niet zoo heel lastig, een
plant, die met half geopende knoppen
can den kweeker komt, tot haar volle
pracht te doen ontwikkelen, "maar
onmisbaar is daartoe een blpemcn-
spuit. Wie die niet heeft, kan met
een spons het gemis oen weinig goed
maken, maar de behandeling wordt
er moeilijker door.
Dadelijk als we de plant thuis heb
ben. moeten we een geschikt plaatsje
zoeken. Is liet b.v. een verjaars
cadeau. dan wordt de dure Azalea,
uit piëteit voor den gever, 111 de
ontvangkamer gezel, waar de kachel
lustig snort en de temperatuur, door
het groots gfr/el.sehrup. aardig hoog
wordt. Uier krijgt de plant haar
eerste knak, waarvan ze zich in som
mige gevallen al niet meer kan her
stellen.
Moet ze tooli in de kamer prijken
ou den feestdag, zet haar dan des
avonds, na haar tc hebben afgespo-
ten met matig lauw water, in een
serre, waar niet wordt gestookt, of
in den kelder. Gedurende den nacht
komt zo dan weer aardig bij. Wel
moeien we bij het bespuiten zorgen,
dat de bloemen niet worden geraakt,
cn dit is juist met een spons zoo
moeilijk.
In ieder geval moeten de takjes
goed nat worden gemaakt, liet hout
en de bast zijn erg vezelig en heel
gauw ziin het meer verdroogde stok-
jos. dan levende stengels.
Wie geen tijd heeft, om dagelijks te
spuiten, kan hier en daar tusschen
dc gaffeltakjes natte sponsjes leg
gen of stukjes watten. liet is een
middel, dat wog niet veelvuldig wordt
toegepast, omdat liet of niet hekend
genoeg is, óf de pJant een weinig i
ontsiert, maar dat wel heel goed
meehelpt, om dc bladerkroon frfech
en fleurig te houden.
De beste standplaats na den feefct-
dag is eoker wel de serre en als de
plant dan zóó wordt gezet, dat vve
haar van binnen kunnen zien, komt
<le büoei in alle opzichten tot zijn
recht en blijven de blaadjes de plant
sieren. Droogte is veelal doodeml en
droge lucht verdraagt de Azalea
maar zelden.
Wie nn tmlens den bloei de plant
alleen maar vochtig houdt, doet
voorloopig genoog, maar wie Moven-
dien zoo nu en dan door het water,
waarmede de aarde wordt begoten,
nog een weinig bloememnest doet,
ziorwt er indteen voor, dat ze na den
bloei niet geheel en al is uitgeput,
en kan er op rekenen, dat het vol
gend jaar de kans op nieuwe bloe
menweelde weer vrij groot its.
Daarvoor moeten echter ook alle
uitgebloeide kelken met den Etoel
worden afgenopen. terwijl na het
verwijderen der laatste bloemen de
pin rit niet aan haar lot m.-vg worden
overgelaten, wat in de meeste ge
vallen gebeurt.
Als de bloei voorbij is, moot de
plant evengoed vochtig worden ge
houden. Wel moet men dan geen
bemestip#: geven, daar de plant rust
noodig heeft, maar water is onm
baar.
In Mei kan men haar dan op een
zonnig plekje zetten in den tuin,
wanneer wc een bovenfliuLs bewoner-
in een grooten hak niet aarde. Hei
gainakkelijkst is het in beide geval
len. den pot ook In te Rraven. Gedu
rende den aomer moet weer om cl»
veertien dagen wat worden gemest
en geregeld moet de grond vodht?g
blijven. Zoo al'een is het mogelijk,
in het najaar weer een kruchiige
plant in de serre te brerngen, zóó al
leen kunnen wo kleurige resultaten
verwachten.
H. PELSENS.
Rubriek voor Vrouwen
EEN SIERAAD. IN IEDER
HUISHOUDEN.
Mooi glaswerk is ongetwijfeld een
sieraad in ieder huishouden! Als wij
aan deze industrie denken dan komt
wel allereerst liet Veuictvaansche pro
duct in aanmerking en misschien is
het velen van mijn lezeressen welge
vallig eens een en ander uit de ge
schiedenis van het Venetiaansche
glaswerk te liooren.
Nog geen eeuw geleden was er van
de vroeger zoo beroemde en zeer uit
gebreide glas-industrie vian Murano
(een der Noordelijke eilanden van
Venetië) niets meer over dan eenige
kleine, kwijnende fabrieken van
glazen kralen. Maar er zou weldra
groobe verandering in dien toestand
gebracht worden en het Venetiaan
sche glaswerk zou weer In zijn
vroegere eer hersteld worden. Om
streeks hot midden der vorige eeuw
toch, leefde er si echts een enkele man,
die het email voor mozaïek en chalcc-
donglas wist te bereiden.
Die man heette Lorenzo Radi en
wooitdo in Murano. Een advocaat
Ales9andro Solviati, werd zijn leer
ling en vatte het plan op, om in zijn
geboortestad ten minste één der oude
bronnen van roem en rijkdom t© doen
herleven. Ondanks zijn moed en
energie zou hij echter niet geslaagd
zijn, zonder krachtige hulp van de
zijde der Engelschen. En toen het
bleek, dat zijn pogen gelukt was en de
mozaïk-schiWeiijon, in Munnno ver
vaardigd, aftrek vonden en verzonden
werden naar alle wereldstreken, toen
kwam bij den ondernemenden man
het denkbeeld op, om ook de oude
Venetiaansche glasblazerijen in e©re
te herstellpn. Het. gevolg daar vim was,
dat do Compagnia-Venezia-Murano
tot stand kwam Het is moeilijk met
zekerheid te bepalen uit welk t ijdperk
de glasblazerij 111 Venetië dagteekent
In de tiende eeuw werden de oude
mozaiken van Sint Marco vervaar
digd; in 1268 doen do glasblazers in
Venetië van zich spreken en kort
daarop ziet men hun veelkleurige gla
zen sieraden in den handel komen
In het mozaik-seliilderen wierpen
zich Byzantijnsche kunstenaars als
onderwijzers op; maar de onderne-
min.gs- en handelsgeest van het volk
bracht er hen toe, van hot glasblazen
ook nog op andere en nuttiger w ijze
partij te trekken, en van een hand
werk, een winstgevend bedrijf wordt
het verheven tot een kunst, die alge
meen hoog werd gewaardeerd en in
derdaad voortreffelijke dingen voort
bracht
In de tegenwoordige verzamelingen
van oud-Venetiaansch glaswerk zijn
er voorwerpen uit de vijftiende eeuw,
waarin men de Oostersche decoratie-
wijze onmiddellijk herkent,
liet glas heeft een bepaalde kleur,
meestal donker blauw of groen en is
met geometrische figuren in gouden
émail versierd. Die figuren bestaan
veelal uit lijnen en hoog opgewerkte
punten, eigenlijk halve kralen; niet
zelden Ls hel een kantpairoon of zijn
het wapens en medaillons; de vormen
zijn echter altijd eenvoudig en streng.
De zoogenaamde bruidsglazen, ge
schenken aan jonggehuwden, zijn
inderdaad prachtig van vorm en
Jüenr Om zulke dingen te kunnen
voortbrengen moet een langdurige
oefening zijn voorafgegaan. Een der
voornaamste oorzaken van den bloei
dezer industrie was, dat d© grond
stoffen op de plaats zelve voorhan
den waren. In de eerste plaats toch
bleek het zand der eilanden zeer ge
schikt en in de tweede plaats vond
men in d© planten, die op dien grond
groeiden, de kali, die tot nog toe uit
hel Oosten was geha%ld.
liet eiland Murano was dan ook een
deel van Venetië, waar paleis aan
paleis grensde, en waar toch tal van
glasblazerijen zich verheffen. Deze
zonderlinge samenvoeging moet daar
aan worden toegeschreven, dat rijke
Venotianen op het eiland hun zo-,
mervcrbl'ijf lieten l>ouwen en moeite
noch kosten spaarden, om dit een
sierlijk en smaakvol aanzien te ge
en. Op het eiland tooh, was het zeer
koel in vergelijking met den drnkken-
den dampkring der groot© stad, en
aanzienlijken, geleerden en kunste
naars stroomden er des zomers heen.
Dat er onder de Italianen veel lief
hebbers onder het vak zijn is geen
wonder, als men nagaat, dat het be
paald eigen werk, eigen schepping is,
wat zij mogen leveren. Zc zijn aan
geen vorm, geen model, geen patroon
gebonden. Ze mogen maken, wat hun
eigen fantasie hun ingeeft, en wat
hun kunstvaardige handen vermogen
op hét oogenblik, dat de glasmassa
vloeiend is en zij door rollen, kneden,
buigen en persen er den vorm aan
moeten geven. Het spreekt van zelf,
dat de eigenaars der fabrieken dit
werk alleen aan hèn toevertrouwen
die als het ware geboren kunstenaars
zijn en door langdurige oefening vol
komen meester o\ er de grondstof.
De hoogc waarde van het glos is
hoofdzakelijk gelegen in zijn smelt
baarheid en doorzichtigheid; vervol
gens omdlat het bestand is tegen de
erking van bijna alle vloeistoffen,
omdat men het in grooto massa berei
den kan uit grondstoffen, die letter
lijk geen geld kosten en ten slotte om
dat hel hard en zelfs veerkrachtig is.
MARIE VAN AMSTEL.
Sterrenpraatjes.
XVIII.
De ruimte tusschen de zon
en de Mercurius-baan. Le
Verrier en zijn intramercuri-
sehe planelcnring. Zodiakaal-
licht en „Gegenschein'.
Zooals al eens meer werd meege
deeld, is Mercurius de planeet, die
zich het dichtst bij de zon bevindt.
Langen tijd heeft men echter gedacht,
dat er binnen de baan van deze pla
neet toch nog een hemellichaam om
de zon wentelde. Le Verrier, de be
roemde berekenaar der Neptunus-
baan, heeft zich zeer ernstig met dit
onderwerp bezig gehouden. In een
(in 1859 geschreven) brief aan zijn
vakgenoot Faye lezen w ij het volgen
de:
„Tijdens mijne studiën over de be
weging der planeten, stuitte ik zooals
ge weet, op vele moeilijkheden. De
hij Uranus optredende storingen
wvmden door de ontdekking van Nep-
tunua verklaard. Bij de berekening
van de baan dezer laatste had de
volkonienheid onzer kAnnis van de be
weging der zon mij zieer vele onjuist
heden doen begaan, en ik was ver
plicht de geheele theorie over deze
beweging grondig te onderzoeken.
Daarna rekende ik de verschillende
formules over de bewegingen onzer
aarde geheel na; ©en arbeid waarvoor
ik niet minder dan 9000 waarnemin
gen van verschillenden aard verricht
te. Deze vergeleek ik met de vroeger he
rekende waarden. Toen aldus de
grondslagen zonder twijfel vastston
den, kon ik mot vertrouwen de studie
over de Mercuriusbaan beginnen. Ik
vond echter dal er regelmatige ver
schillen optraden tusschen de waar
genomen en de berekende baan, en
deze konden slechts verklaard wor
den door de onaanneembare veron
derstel ling'dat mannen als Lalande,
Cassini, e a.op wier onderzoekingen
mijne befekeningen ten detle berust
ten, zich bij hunne waarnemingen
meer dan ©en minuut vergist moesten
hebben, afgezien nog van de onver
klaarbare regelmatigheid in die af
wijkingen. Doch wat nog vreemder
is: deze afwijkingen worden grooten-
deels begrijpelijker door het aanne
men van een grootere bewreging
van het Mercuriusperihelium om de
zon". Le Verrier wijst dan verder «ie
astronomen op dit verschijnsel en
meent dat ©en tot nu toe niet geziene
planeet zich tusschen Mercurius en
de zon moet bevinden. Door haar
aantrekking zou dezo planeet de op
tredende afwijkingen veroorzaken.
Spoedig hierna werd echter door
de andere astronomen beweerd, dat
een planeet, die zich zoó dicht bij de
zon bevindt, door haar nabijheid
noodzakelijk een opvallenden glans
moest bezitten en dat het dus zeer on
waarschijnlijk was, dat zij zoo lang
niet. zon zijn opgemerkt. Le Verrier
weerlegde echter deze bewering, door
in plaats van één enkele planeet een
groot aantal zeer kleine planeetjes
aan lo nemen, een soort „ring" vor
mende, en die gezamenlijk de bedoel
de invloed zouden uitoefenen.
Hoe het echter ook zij, het is Le
Verrier nooit mogen gelukken zijn
veronderstelling bewaarheid t© zien,
en zelfs zijn tot heden alle onderzoe
kingen omtrent intramercurische pla
neten tevergeefscli geweest. Wel
heeft men dikwijls vermeende
ontdekkingen gedaan, (van 1761 tot
1876 niet minder dan 21 maal!, doch
steeds bleken deze waarnemingen niet
op betrouwbare gronden te berusten.
In den laatsten tijd heeft vooral
van Oppolzer zich met dit vraagstuk
bezig gehouden, doch met even wei
nig succes als Le Verrier.
Maar waardoor ontstaan dan de
(vooral door Newcomb ©n Bauschin-
ger bestudeerde en) zonder twijfel
vaststaande afwijkingen in de Mercu
riusbaan? Men heeft naar all© moge
lijke oorzaken gezocht, alles vrijwel
zonder resultaat. Eén mogelijkheid
blijft slechts over, nl. aan te nemen
dat Le Verrier toch gelijk hadl Echter
uiet geheel. Zijn planetenring zou nl.
In zooverre juist zijn dat de ring be
staat uit een massa van lichaampjes,
die zoo klem zijn, dat zij niet apart
gc/zien !kurmen worden, idoch veel
meer een groote stofmassa vormen,
die om de zon wentelt.
Een aanwijzing dat deze stofring
inderdaad voorhanden kan zijn, ligt
in het zoogenaamde Zodiakaal-
licht, het matte driehoek-vormige
licht langs den Zodiak of Dieren
riem, dat men in de lente «les avonds
bemerkt boven het punt van den ho
rizon, waar de zon juist onderging;
in den herfst daarentegen des mor
gens boven het punt waar de zon zal
opkomen. In de tropen, waar o.a. do
doorzichtigheid der lucht veel groo-'
Ier-is dan op onze breedte, ziet men
het verschijnsel zeer veel duidelijker.
Thans, lulf Februari, zou iiei
ZodiakaaJ-licht tics avonds in het
W esten vrij duidelijk te zien zijn, als
niet juist de planeten Jupiter on Ve
nus, de twee schitterendste van ons
zonnestelsel- precies op de plaats
stonden, waar bet Licht zich bevindt
en het dus door haar glans overstra
len. Misschien is er bij helder weer
toch nog iets van te zien; in alle geval
is dc plaats er van door «je beide pla
neten nu gemakkelijk vinden. De
top van den driehoek staat ongeveer
boven Jupiter, terwijl de grondlijn
met den Westelijken horizon samen
valt en wel daar waar d© zon ver
dween.
Vele astronomen nu, nemen aan,
dat het ZodiakaaJ-licht niets andere
is, dan een door de zon beschenen
massa van stofdeeltjes, die in den
vorm van ©en platte, naar do uitein
den in dikke afnemende, schijf bin
nen de Mercuriusbaan ligt. Doordat
wij echter er tegen aan kijken, zien
wij den, (van de zon afloopende} spit
sen vorm. Zoo dit alles waar is, wat
z©er waarsohijnlijk is, worden do af
wijkingen in. de Mercuriusbaan dus
verklaarbaar.
De hierboven beschreven matte
liehtdriehoek is echter niet het vol
ledige verschijnsel, doch slechts liet
opvallendste gedeelte er van. Onder
gunstige omstandigheden blijkt nl.
dat in den Dierenriem nog een ander
lichtverschijnsel van denzelfden anr.t
optreedt, doch van veel geringer af
metingen, welks helderst© gedeelte
juist ligt op het punt van den Dieren
riem dat precies tegenover de
zon staat. Een zeer scherp oog kan
soms zelfs bemerken, dat nog een ui
terst zwakke lichtbrug het Zodiakaal
licht met dezen zoogenaamd en „Gc-
gcnschein" verbindt. (De Duitscho
naam van het verschijnsel beteekent
ongeveer „Tegenlicht" en in alle
tal; n aldus behouden.) Hieruit
blijkt dus dat het Zodia-
kaallïcht in ruimeren zin zich nog
buiten de Mercuriusbaan, ja zelfs
nog ver buiten de aardbaan uiLstrekt.
Dit laatste gedeelte van het Zodia-
knal-licht is nu de Gegenschein en
het is duidelijk, waarom bet zich
tegenover de zon bevindt. De
bovenbeschreven stofmassa zou dus
een veel grooteren omvang hebben en
zich nog buiten de aardbaan uit
strekken 1
In den laalsten tijd wordt weer
veel bevveenj dat het Zodiakaallicht
(en de Gegenschein) geen terugge
kaatst. zonlicht kan zijn. Bij nadere
onderzoeking er van blijkt het nl.
sommige vereisehten niet te bezitten,
die in het tegenovergestelde geval
aanwezig moestenzijn. Alles bij el
kaar genomen weten wij, zoowel van
het Zodiakaallicht nis van den Gegep-
schein al heel weinig.
Hierboven merkte ik op, dat da
ma am „Gesenscheim" in alle talen
was overgenomen. Tijdens den oorlog
schijnt daar echter van te worden af
geweken. Het vorige jaar spraken d©
Franoche astronomische tijdschriften
nog van „Gegensahcin', in de Annu
lare Astronomique van 1916 heeft
men id it echter veranderd in „La
lueur anti-solaire", wat precies het
zelfde beteekent. Ook in een Engelse h
tijdschrift heeft Bradgley een evr-n
omslachtigen naam ingevoerd. Zeer
waarschijnlijk zullen echter beido
lange namen wel weer voor het korte
Gegenschein worden prijsgegeven.
Tot slot wil ik nog op iets geheel
anders wijzen, nl. op den interêssan-
ten samenstand van de schitterendo
planeten Jupiter en. Venus op 14 Fe
bruari a.s.
Ik vermeld dit met opzet nu reeds,
daar het zeer de moeite waarii is, de
beide planeten al dadelijk in het oog
te houden en het zich langzaam nna~
elkaar toebewogen te volgen.
H. C.
Amsterdamsche Kont
206.
De première van een stuk van
Barharossa, den feilen, meedoogen-
loozen criticus, is natuurlijk ©en ge
weldig evenement in het leven van
mondain Amsterdam en in de krin
gen der kunstenaars.
„De Triomf van Bacchus", burles
que in 3 bedrijven. Is de titel van het
oeuvre, dat de auteur van „O. die
Poes", na de droeve ervarinfc bij de
mislukking daarvan, op de planken
heeft gebracht.
Ik was niet in de gelegenheid, de
opvoering bij te wonen, maar dit
weet ik wel. dat het publiek Barba-
rossa's werk voel en veel gunstiger
heeft ontvangen, dan het voorgaan
de, maar dat de critiak er niet bijster
over te spreken is.
Wat van meer tooneelwerk geeegd
kan worden.
In tusschen vind ik ln deze feebcur-
tenis aanleiding, mijn Haarlem-
sclien lezers in 't algemeen iets te
ertellen van wat er op het gebied
van theater en uitgaan op dit oogen
blik te zien en te hooren is.
Het stuk. dat ik hier noemde, wor-lt
in den Hollandsolien Schouwburg
gegeven, met Hubert Laroche in de
hoofdrol, en ik meen wel te mogen
veronderstellen, dat de goede ont-
angst van de zijde van het publiek
en de naam van den schrijver facto-
zuilen blijken, die den loop bren
gen naar dezen kunsttempel, ook van
bezoekers uit de provincie.
Om bij de liclne. vroolijke muze te
blijvenIn het Rembrandt-theater
gaat met vrij constant succes de
operette „De twee huzarenGoede
hekenden u!s Else Grassuu, Corry
Plnksen. Jules Dirickx, vieren triom
fen in dit onschuldige, kulni-genicte-
lijke operettetje, waarin aardige
liedjes gezongen vvuivlen en aan de
ensceneering voldoende zorg is be
steed om het een prettig kijkspel
tevens te maken.
De pittige zang. de suggestieve
dans. de schaterende ladh. hij Carré,
waar het gezelschap van Nap de la
Mar „Tusschen 12 en 1 'snachts'
opvoerden, dat, laat ik het onmnl-
delliik teggen, lang niet onschuldig
is en waartegen van zekere zijde
gewaarschuwd is.
Ik vertel alleen, dat Enimy Arbous
gelegenheid heeft gehad, in dit stuk
uitstekende spel-kwaliteiten te ver-
tooneu, en dat moeilijk een meer
comisch ensemble denkbaar ie. dan
de drie beroemde komieken Nap de
la Mar, Louis Davids en Kohier. De
beide laatstgenoemden treden op in
„Tusschen 12 en 1 's nachts" en ont
wikkelen komische effecten van een
kiacht. dat de lach niet van de
lucht ls.
Hel stuk is nu ook alweer van het
FEUILLETON
HECTOR MALOT.
84)
Onmiddellijk was de steile bol
ding der rivier gevuld geraakt en de
Saint-Anóol en dc Truyère waren
buiten bare oevers getroden. Dooi
den was der Divoiuic ternggohouden,
had Jiet water uit de bedding der
Truyère geen uitloozing kunnen
krijgen en zich verspreid over liet
terrein, waaronder de mijn gelegen
was. Die overstrooming was plotse
ling geweest, maar de werklieden,
die bulten arbeidden en op dat oogen
blik bezig waren met het wateschen
der erts en genoodzaakt om eene
Behuilplaats op te zeeken. hadden
geen gevaar geleden, liet w as de eer
ste maal niet, dat do Truyère eene
overstrooming ontstaan deed, en
daar de openingen der drie schach
ten zoo hoog boven den grond waren,
«Int hot water er zich niet kon instor
ten, had men geen andere maatrege
len g<nomen, dan het hout wr-g te
halen, hetwelk gereed lag om tot'
wanden in de mijn-ingangen ge
bruikt te worden.
liet was met dezen arbeid, dat de
ingenieur der mijnen bezig was,
toen hij eensklaps ontdekte, dat hel
water een draaikolk vormde, en zich
in een spleet stortte, die het zelf had
uitgehold. Die spleet) mondde uit in
eene opening van de mijn.
Men behoeft niet diep na te den
ken om te. begrijpen, wat er plaats
gegrepen had het water stortte zioli
in de mijn door de gangen. Daar
buiten daalde het peil, maar de mijn
werd overstroomd en zou weldra ge
heel met water gevuld rijn. zoodat de
arbeiders moesten verdrinken.
De ingenieur snelde naar de
schacht Saint-.)uilen en gaf hevel, dat
men hem in de ton zou neerlaten
maar toen hij zijn voet daarin zette,
gaf hij een teeken, dat men wadhten
zou. Daaronder hoorde men eenout-
zaglijk gedruisch.
Ga er niet in, rlopen de ar
beiders en wilden hem tegenhouden;
maar hij rukte zich los en zijn hor
loge uit den zak nemend, gaf hij dit
niet de woorden
Dit is voor mijne dochter, als ik
niet terugkom.
Daarop wendde hij zich tot de man
nen, die de vvind-as hanteerden, en
«of toen bevel, hein tc laten zakken.
De ton daalde toen 'hief hij liet
hoofd op en riftö den arbeider toe,
wien hij zijn horloge gc-geven had
Zeg haar, dat haar vader haar
in gedachten omhelst
De ton is beneden. De ingenieur
roept: vijf mijnwerkers komen tot
hem hij Iaat lien plants nemen in
de ton. Terwijl zij opgoheschen wor
den. roep hij opnieuw, maar tever
geefs zijn stem wordt gehoord door
het gedruisch van het wuter en het
instorten der gangen van den grond.
Intusschcn dringt het water door
in de gaanderij en op dat oogenblik
ontwaart de ingenieur eenige lam
pen.
Hij begeeft zich in die richting, tot
over de knieën door het water vvn
dende. en brengt nog drie man hij de
ton. die middelerwijl weder is neer
gelaten. Hij doet hen daarin plaats
nemen en wil zich naar dc andere
lampen begeven, die hij gezien heeft.
Maar de mannen, die hij lieeft gered,
houden hem met geweld tegen en
trekken hem in de ton. terwijl zij het
signaal tot ©phijSehen geven. Het
was tijd, het water had alles over
stroomd. Dit redmiddel was dus ver
der onmogelijk. Men moest een an
der zoeken, maar welkHij stond
bijna geheel alleen; honderd-vijftig
arbeiders waren in da miin neerge
daald. want honderd-vijf tig lampen
waren dien morgen uitgereikt.
Slechts dertig lampen waren terug
gebracht alzoo moeeten er hondord-
twintig man ln de mijn wezen. Wa
ren zii omgekomen? Leefden «ij nog?
Hadden zii een schuilplaats weten te
vinden Die vragen rezen bij hem
op en vervulden hem met vrees en
angst
Op net oogenblik dat de ingenieur
zich overtuigde, dat er homlerd-
twintig man in de mijn opgesloten
waren, hadden er buiten verschillen
de ontploffingen plaats reusachtige
steenblokken werden in de lioogte
geworpen de huizen sidderden, als
of zij door een aardbeving heen en
weer geschud werden. Dit verschijn
sel verklaarde de ingenieur aldus
hot gas en de lucht, die door het wa
ter teruggedrongen werden, bobben
zich in de zijgangen, die geen uit
gangen hebben, saamgehoopt en
daar, waar de aardlaag te zwak is
boven de spleten, hebben zij de aard
korst doen barsten als do wanden
van een ketol. De mijn ls volile
frame is geschied.
In dien tusschentijd was het ge
beurde in Varses bekend geworden
van allo kanten daagde de menigte
op, werklieden, nieuwsgierigen,
vrouwen en kinderen der bedolven
arbeiders kwamen toesnellen. Dezen
vroegen, andoren zochten. En daar
men hun niets kon antwoorden, ver
keerde hun smart in toorn. Men
hield do waarheid geheim. Dat was
de schuld van den ingenieur 1 En
men maakte zich gereed, om de bu
reaux binnen te dringen, waar de
ingenieur over zijn plan gcWogen eat,
niets van de vvanhopigen hoorde, de
plaatsen berekende, waar de arbei
ders een schuilplaals hadden gdzocht
en waar de redding het eerst moest
begonnen worden.
Gelukkig waren <te ingenieurs van
de naburige mijnen met hun werklie
den toegesneld. Men kon d© menigte
tegenhouden, tot haar spreken. Maar
wat kon men tot haar zeggen? Hon
derdr twin tig man ontbreken nog.
Waar zijn zij?
Mijn vader.
Waar is mijn man?
Geef mij mijn zoon terug! De
stemmen hebben geen klank, do vra
gen worden door snikken afgebroken
Wat dien kinderen, die vrouwen en
moeders te antwoordden?
Eén woord slechts; d© ingenieurs
zijn met elkander in overleg. i
zullen zoeken, wij zullen het onmo
gelijk© beproeven. Vooruit!
He middelen welk© tot redding
moesten aangewend worden, waren
die welk© de meester ook voorzien
had. De tonnen, die hot water moes
tem uitpompen, waren reeds Sn do
dri© putten gebracht, cn zij zouden
dag noch nacht met werken eindigen
totdat het oogenblik gekomen was,
waarop de laatste droppel wuter in
do Divonne geloosd zou zijn.
Gelijktijdig zou men met het uithou
wen der gangen een aanvang maken.
Waarom boorde men ln die ©n niet
in een ander© richtins? dat wist men
zelf niet. Voor oen gedeelte moest
men het aan het toeval overlaten;
maar men werkte. De ingenieurs kon
den liet niet e©ns worden welk nut
het had om de gangen, zonder eenige
zekerheid ui weikon toestand de nog
levende mijnwerkers verkeerden, t©
onderzoeken; maar d© mijningenieur
hoopte dut de arbeiders in d© oude
werken een schuilplaats zouden go-
vonden hebben, waar do overs!roo
ming hen met had kunnen bereiken,
en hij wilde, dat men beginnen, zou
met die plaats te doorboren, al zou
men niemand redden.
De oponing, welke voor deze door
boring noodig was, zou men zoo klein
mogelijk maken om alles in den
kotst moge lijken tijd te laten geschie
den.
Zonder zich dag noch nacht een
oogenblik rust tc gunnen, zou men
met dezen arbeid voortgaan; aan
houdend zou men pompen en boren
tegelijk.
Al duurde het lang voor hen, dia
buiten de mijn tot onze. bevrijding
werkten hoeveel langzamer moest
do lijd omgaan voor ons, die machte
loos en gevangen waren, die ver
plicht waren te wachten, zonder ©eni
ge zekerheid of men nog tijds gonoejf
zou komen om ons te redden.
(Wordt vervolgd.)