-
m
m
Alleen op de Wereld
bahoorsc"hen. met. wanneer hef moce-
l"k is, oen zore om zich te herinne
ren. «lat Parijs van Kunst houdt
dp Kunst schoot. Zou stoffelijk het
..dure leven" niettemin wat bitter
heid. een weinig wrevel kunnen ver
oorzaken Niets daarvan. Men
klaagt een "beetje. men bekrimpt zich
een weinig en om zich te troosten
zoet men zich naar waarheid, dat
het leven duur is. geenszins door
groote aehnarsohte. maar omdat er
sneculanten ziin. die met vrees bij
zich zelf aarzen, dat de oorloz mis
schien niet zoo lanz meer zal duren 1
Die wezens verdienen niet eens ver
ontwaardiging.
Uit*rpvers en boekhandelarem heb
ben onderlinz besloten, om voorlaan
on 3 50 frnnc den prii? van hel boek
te hamühaven. dat. zooals men weet,
slechts voor 3 en zelfs voor 2.75 franc
werd verkocht. Het Dapier neemt in
prijs toe Slechte maatregel, ver
klaren schrijvers en publiek.. De
mensch voedt zich niet sleahts met
brood, doch ook met het woord. Veel
lezers, helaas! zullen vinden, dat het
brood hun voldoende is t En men
zezt bii zichzelf, dat indien desnoods
de notabele schrijvers en die, welke
men naar de mode moet leze.n hun
lezers kunnen behouden men
aarzelen zal. boeken van nieuwe
schrijvers te koopen. En dan zal de
uit zever er voorzichtig tezen waken,
elke nieuwigheid, elk werk eener
nieuwe en beginselvaste persoonlijk
heid uit te zeven. Wat de dichtbun
dels betreft, is de maatrezel zeer
slecht want op die wijze zuilen nog
ernstiger belemmeringen in den weg
worden gelegd aan de uitgave van
werken van ondernemende gedachte
en kunst, die van voorheen af genoeg
prnlijke afwnohtingen kenden 1
Ziedaar, hoe de echte literatuur
haar algemeene bekendheid vermin
derd zal zien. In afwachting intus-
sehen verspreidt de slechte zich op
tameliik vreemde wiize en zij is
het eeniae ding. dat geen deel neemt
aan het. ..dure leven" Men ontmoet
hier en daar te Parijs groenten-
verkoouers. die de groenten hebban
vervangen door stapels onverkochte
romans.
Onzo zroentenverkoopers hebben
zelfs de plakkaten behouden, die zij
voorheen in een salade of een kool
plantten, lnplaats van twintig centi
mes het kilo. is het twintig centimes
„het" boek. en dat is alles
WILMA KNAAP.
De Brief.
Kom, ik zal er maar to© beolui
ten. Ik weet dat hij mij lief heeft en
waarvoor is een schrikkeljaar an-
ders, dan om de meisjes bij uitstek
een gelegenheid te geven haar keus
te doen. Meer dan weigeren kan hij
niet en dat zal hij niet doen, en in
dien dit wel het geval is, zal hij zoo
veel eer bezitten or nooit een woord
over te reppen.
Toen Miriam Leslie besloten had
den brief te verzonden, zette zij zich
aan haar lessenaar en begon te sehrij-
-ven.
Den brief, dien zij den vorigen nacht
had opgesteld.
Zij herinnerde zich hun laaitsto af
scheid. Met een glimlach op de lip
pen dacht zij hieraan terug. Vastbe
sloten was zij nu don brief te schrij
ven.
Vreemd, kon zij niet nalaten te
zeggen, terwijl zij daar zoo zat niet
het hoofd tuschen de handen, waar
suf ik toch eigenlijk over.
Zenuwachtig begon zij veider te
schrijven.
Het hoofdje stond er al. Het was
hel volgende:
Hoste Frank.
Daarna schreef zij aan één stuk
door, zonder ophouden.
Zij las den brief door:
Boste Frank,
Jaren hebben wij reeds omgang met
elkaar en de gelukkige avonden, "die
wij hebben doorgebracht, doen mij
denken hoe prettig, hoe prettig he<t
zou wezen, indien wij verder voor ai-
tijd lief en leed samen zouden doelen.
Is dit denkbeeld nooit in jou opgeko
men?
Miriam.
Zij hoorde haar broeder den corri
dor doorgaan, naar zijn kantoor.
Miriam wachtte niet langer tot de
brief droog was, maar greep een stuk
vloeipapier en spoedig daarna was hij
in zijn handen. Zij vertelde hem dat
't van belang was en dat hij hem
moest posten op weg naar "t kantoor.
Nauwelijks was haar broeder ver
trokken of zij begon te peinzen.
Nu kan ik 't niet meer verande
ren. Alles moet nu zijn beloop heb
ben. Zij wilde naar de telefoon loo-
pen om hem op te bellen en hem te
vragen of 't mogelijk zou zijn den
brief van t poetkantoor terug te krij
gen.
Maar dat Is toch onzin, dacht ze.
En, als Ik hem opbel zal hij mij na
tuurlijk wel duizend-en-eeu vragen
stellen. Neen, lk doe 't niet.
Om eon uur of twaalf ontving Mi
riam Leslie eon brief, waarvan het
handschrift van 't adres haar deed
sidderen,
Zou t mogelijk zijn, dat hij mij
zoo gauw antwoord heeft kunnen zen
den, murmelde zij.
Ze schrikte om de enveloppe te ope
nen. Zou Frank bedankt hebben voor
de eer haar echtgenoot te worden.
Toen zij een blik wierp op 't stem
pel, zag zij, dat Frank haar brief nog
mot ontvangen kon hebben, toen hij
dezen brief m de postbus wierp.
Bevend opende Miriam deal brief,
zij, die voor enkele uren nog zoo n
moed had gehad en las het vol-
Mijn liefste Miriam!
Bt zie u zoo dikwijls en toch, toch
durf ik u steed© niet dat vragen, wat
ik nu opschrijf. Altijd ontbrak mij
daartoe den moed.
Gij weet wat er altijd in mijn hart
verborgen was. De liefde voor u, Mi
riam. 0, indien gij mij uw jawoord
gaf, zou Ik de gelukkigste man op
aarde zijn. Och, ik weet 't, dat zeg
gen ze allemaal. Maar vergeef mij
diiL Ik kan niet anders spreken. Ik
moet zeggen, wat m.ij op t hart ligt.
Beantwoordt' dezen brief niet in een
zenuwachtige gejaagdheid. Beant
woordt hem. wanneer gij de vraag,
mijn vraag: Wilt gij mijn vrouw wor
den? rijpelijk hebt overwogen. Wan
neer gij met oprecht gemoed kunt
zeggen: Jal
Nogmaals herhaal ik neem u den
tijd. 't Is hard, maar Miriam, ik zal
u niet weder bezoeken of ik moet een
bevestiging, of Iaat mij liever zeggen,
een antwoord hebl>en onitvangen.
Indien gij mij antwoordt: ,.Kom",
geloof gerust, dan zal ik niet lang
noodig hebben dit te doen. Ik hoop
dat gij dat woord zult uitspreken.
Uw liefhebbende
Frank.
Nadat zij don brief gelezen had,
doorvoer haar een gevoel van geluk.
Waarom schreef ik toch dien el-
lendigen brief. Waarom was ik niet
eigenlijk ziek en onmachtig gewussl
om hem te schrijven, waren eeuige
van de veie vragen die zij zichzeue
stelde.
Zij bedacht zich. Zou zij trachten
Frank aan de teueloon te k.i ijgeu. Hem
de belofte afpersen, dal, miiien Itj
don brief zou ontvangen, hij die on
geopend en ougeiozen zou terugzen
den. Maai-, als hij hem al eens ont
vangen had. Zou hij den brief i&ng
ongeopend talen liggen. Dit was al
he&i onwaarschijnlijk. Wankelend
liep zij naai' de teieloou en mei vveeke
stem vroeg zij het particuliere num
mer van zijn "huis.
Mr. Suuui; de concierge, verte-de
haar, dut Frank op kantoor was. Up
haar vraag of hij wist oi Frank ook
iets van de post ontvangen had, moest
hij ontkennend untvvoordeiu
Toen zij deu hoorn opiung, zeeg zij
vermoeid in een leunstoel neer.
Het volgend© haifuux. dat zij
iiu doorbracht was wei euu vun de
akeligste van haar loven. Zij las en
herlas nog eons den brief van Frank,
maar haar ellende var meerderde
daar slechts mede.
Miriam was stil en ongelukkig,
toen haar broer van kantoor thuis
kwam.
Hij keek ontmoedigd en naderde
haai- langzaam. v
0. t spijt me zoo, lieve zus. be
gon hij, gij zeidet nog wel dat 't van
veel belang was. Toch heb ik den
brief vergeten te posten. Hier is hij.
Plotseling voelde hij twee armen
om zijn tiah geslagen.
Jij lief, vergeetachtig, plichtver-
getend broertje, jubelde Miriam, t©r-
wijl hij haar in verbazing aanstaar
de.
En haar broer wist spoedig de
hcele geschiedenis.
Spoedig daarna ontving Frank een
bevestigend antwoord op zijn minne
brief, en toen eenige maanden latei-
de bruiloft werd gevierd, wist hij
niets van t briefje, dat Jack, de broer
van Miriam hud vergelen te posten.
Zij zijn nu tien jaren getrouwd,
hebben geen geheimen voor elkaar,
maar hel donkere mysterie van den
brief is Frank nooit te weten geko
men!
IN UUDE TIJDEN.
De heer J. R. Voute schrijft aan 't
Alg. Handelsblad:
Het gezegde, dat er niets nieuw6
onder de zon is, kwam mij onmillekeu
rigin herinnering, toen ik dezer da
gen in de dagbladen las, dat de Ne-
derlandsche schepen in enkele geval
len thans weder gezamenlijk gaan
varen en op elkander gaan wach/ten.
ten einde in de gevaarlijke streken
elkander te kunnen bijstaan.
Het is algemeen bekend, dat voor
eenige eeuwen onze koopvaardijsche
pen, althans op grootore reizen, meest
aj met meerdere te zaïnan voeren;
minder bekend is hei ecluter. dat in
ons oud-Hollandech recht een afzon
derlijke rechts-ins telling aan dit ge
zamenlijk varen on inzondenieni aan
de gezamenlijke verdediging tegen
„de zwarigheden van oorlog en de
zeerooverije" gewijd word, deze in
stelling stond bekend onder den naam
van „amiraelschap'' en we vinden in
Hugo de Groots Inleiding van Je
„Hollandsche Rochtsgeleertheyd" de
ze kort en kernachtig aldus omschre
ven: ..Amiraelschap is maetechap van
schepen, verscheide luiden toekomen
de, tot verweoring
Het ligt niet in mijn bedoeling een
verhandeling te schrijven over deze
instelling, die zeker grootendeels in
het vergeetboek is geraakt en trou
wens in dezen tijd ook niet geheel
bruikbaar zoude wezen; ik wilde u
slechts verzoeken de par. 3—7 van be
doeld hoofdstuk van I)e Groot eens ter
kenni6 van uwe lezers te brengen,
omdat het in deze dagen ongotwij
belangrijk is na te gaan, op welk een
kordate wijze onze voorvaderen he
verstonden hunne handelsschepen te
gen bijzondere gevaren te l>e&cherman
en de rechtsgevolgen te regelen van
zulk eene bescherming-in-compagnie-
schap; want dit, liet blijkt duidelijk
uit Ds Groots definitie, was de
sluitende strekking van het „amirael
schap".
Het luidt aldus:
Van amiraelschap.
Par. 1. Onder maelschdp behooren
amiraelschap ende mede-nederachap.
Par. 2. Amiraelschap is maetschap
van schepen verscheide luiden toe-ko-
mendo tot verweering.
Par. 3, De zwarigheden van oorlog
ende zeerooverye hebben by ons deze
overkom in ge zeer gebruickelick ge-
maekt: jae is dickmad 'by wetten ge
boden dat de schepen uit deze landen
niet reizen en mochten zonder zooda
nig 'amiraelschap, van vyf, thien
twintig, dertig echepen nae de nood
veroischt
Par. 4. De voorwaerden zijn hier
van niet eenparig; ende dicktnae
moeten onghewapende schepen geld
geven, om met gewapende schepen in
amiraelschap inghelaten te werden
De meeste voorwaerden strecken daer
toe. om by malkander te blyven, die
in nood is in te wachten, voor onnied
te vvaerschouwen, waer toe zeeckere
teickenen werden gheslelt: ende werd
een vande echepen bot amiraelschip
gemaeckt, met macht om de anderen
ten rade te ontbieden, ender onder-
tusschen de weg te wyzen.
Par. 5. Niet anders besproken zyr
de werd de schade die door vinnden
ofte zee-roovers ©enig schip ofte eeni
ge goederen, buiten verzuim van haar
eigen volck, werd aengedaen, gedra
gen als groote avarie over alle sche-'
pen ende goederen. Onder deze scha
de werd oock goreeekent verschoten
kruid ende loot de ghenezing van die
ghenen die in "t vechten verminckt
zyn. ende zoo sy niet helpolyck en
zya. haer vry brood haer leven lang
ende om de verdeeling beter te vin
den, Is de ghewoonte dat men in
aengaen van het amiraelschap de
schepen ende goederen op haer weer
de stelt.
Par. 6 Des zyn sy alle ghehouden
malkander vromelick by te staen,
zuiks als krygsluiden zouden moeten
doen, ende wie hier van in gebreeeke
is, de zelve Is ghehoudien te vergoe
den de schade die andere daer door
lyden, ende verliest de vergoedinge
van schade die hem is aengedaen.
Waer en boven dickmael oock andere
straffen werden gestel t tegen de na-
latigen.
Par. 7. De schaden van schepen dfie
haer op haer seylen verlatend© voor
uit varen, werden bij het gemeen niet
gedragen.
IN EEN DUIKBOOT.
Een Balkan-correspondent van het
Berliner Tageblatt heeft een tocht ge
maakt in een onderzeeboot en vertelt
daarvan:
Dag en nacht vindt de zelfde zenuw-
moordende jacht op den vijand plaats,
waarvan het draadlooze toestel dat
de booten aan boord hebben slechts
zelden iets betrouwbaars melden. We
ken lang geniet de bemaiming geen
behoorlijke slaap of goede voeding.
Toch maakt men zich gewoonlijk een
verkeerde voorstelling van het leven
in een duikboot. Van de vreeselijke
hitte, waarvan zooveel verteld is,
waarin de menschen naakt tusschen
de machines loopen, merkt men niets.
In den winter heerecht zelfs hevig©
koude in de boot, de koude van het
zeewater rondom, die de stalen wan
den spoedig naar t binnenste van de
boot geleiden. Ook de lucht wordt
eerst na buitengewoon lange vaarten
werkelijk slecht en ongeschikt om Ie
ademen. In het algemeen kan elke
duikboot 's nachts, dus na ten hoog
ste zestien uren, voor den dag komen
en de door ademing en uitwaseming
der menschen slecht geworden lucht
met zijn zuig- en pomptoestel vervan
gen. Op langere tochten wordt de
lucht door kali-patronen hoen geiierst,
die de koolstof van de met koolzuur
overladen atmosfeer vast houden. In
het ergste geval is een druk op een
kleinen hefboom voldoende. Dan stij
gen dooi- buizen uit zuurstofflesschen
blazen door een klein, met water half
gevuld glas aan den binnenwand van
het schip. Een tweede hefboom regelt
de hoeveelheid. Men kan deze zetlen
naar het getal menschen, die behoefte
aan zuurstof hebben. De bemanning
kan drie of vier dagen lang van kunst
matige zuurstof leven. Menige dtiik-
bootmatroos, die zich reeds verloren
had gewaand heeft daardoor het licht
van de zon terug gezien.
Probleem No. 754 van TT. W. Z.
(Eerste publicatie.)
lm
m
m
aae,
m.
«ft
m
M
éi
Et
j§
ik
m
SÊ
iii
di
9
m
a
M
m
'èi
Ék
mm
JÉ
te-
%/M éfe
Zwart 7 schijven op 2, 7, 8, 9, 13, 15, 19 en dam op 25.
Wit 10 schijven op: 18, 22, 24, 26, 27, 28, 30, 31, 37 en 43.
Wit speelt en wint geldt voor alle
vraagstukken en eindspelen, tenzij,
het tegendeel vermeld wordt
Oplossingen dezer problemen wor
den gaarne ingewacht, uiterlijk Ding
dag 11 April 1916.
De oplossing van Probleem No. 749,
van den auteur is:
Stand: Zwart 10 schijven op 9, 10,
11, 13, 15, 16, 18. 20. 22, 23 en dam
op 50.
Wit 12 schijven op: 24. 26, 27, 29.
32, 34, 35, 37, 38, 41, 42 en 46.
Wit: 35—32, 32-27, 38—33, 37—32,
2621, 3025, 25 5 5 3 en wint
Zwart: 22-31, 31 22, 50-28, 28 48,
16 27. 48 19, 23 3L
Een aardige verwikkeling. De eerste
zet van wit ligt voor de hand.
Hoewel de stand niet erg natuurlijk
s, eai de speler met zwart zijn schij
ven nie. zoo „open" zou spelen, is
het toch aardig, dat de dam eerst ge
leidelijk een rondslag maakt waar
door wit twee tempos verkrijgt en
daardoor d© partij wint
De oplossing van Probleem No. 750,
van den auteur is:
Stand: Zwart 9 schijven op 2, 8, 9,
10, 13. 15, 18, 20 en 26.
Wit 10 schijven op 22. 24. 29, 32,
33, 34, 37, 40,41 en 43.
Wit: 29—23 (41-36) 35 5.
Zwart: 18-18, 20 29
Een probleem...!! doch lang niet
volmaakt Oppervlakkig bezien, zou
men de ontleding niet zoo klein zoe
ken, want eigen! hk is de ontleding
maar één zet diep, want wit moet
een tempo maken, het hindert bijna
niet welke, en de slag volgt Wij plaat-
stem dit stukje, omdat er de vol
gend e schijn slag (door de overbodige
schijven, dan voor de auteursoplos
sing noodig is) en verborgen is: nt:
32-28. 28-22, 37-31. 29-23, 34 511
en in plaats van te winnen verliest
wit
Het is meer een „aardigheid", dan
om .de oplossers eens te laten genie-
tem.
Goede oplossingen van de heerem
P. van Amersfoort, Ph. F. Ameiüng
Jr., J. N. v. Dartelen, J. Jacobson
Azn., W. J. A. Matla, J. C. v. Waard,
C. J. van Wijk en D. W. TuijL
Ook mej. M. Ottoiini zond goede op-
dezer problemen in.
De Haarlem sche Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maandng-
avonr van 8—12 uur, in de bovenzaal
van Café „de Korenbeurs", Spaarna
36, alhier.
Liefhebbers van het Damspel zijn
daar welkom.
Zij, die den leeftijd van 18 jaar be
reikt hebben, kunnen zich als lid MJ
het bestuur aanmelden.
Inlichtingen verstrekt 'gaarne de
secretaris, de heer W. J. A. Matla,
Spaarne 92 Rood.
Jongelieden van 16—18 jaar kun
nen als aspirant-lid worden aangeno
men.
CORRESPONDENTIE.
Mej. M. O. alhier. Tot mijne niet
gering© verbazing ontvang ik u inr
zending, waarvoor mijn dank.
Ik hoop dat gij steeds sympathie
voor deze rubriek zult mogen gevoe
len, en steeds uwe oplossingen ge
trouw zult inzenden. Vriendelijke
groeten.
Z.
STUDIE VAN DEN HEER D. A. L. SCTTRODE7V. te Amsterdam.
Zwart
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te zenden
aan den Heer H. W. Z 11 m a n, Harmenjansweg 63.
Probleem No. 753 van H. W. Z.
«(Eerste publicatie).
m
w
9
sSS
m
K|
M
m
1
a
m
SI.
m
WÉ
ifc
li»
m
sn
m
m
m
m
SI
fM-r
m
«Hl
m
6
gg
m
f- ~-
'W)
m
16
m
m
gjj
m
0
S6
"i?A
3
m
a
86
ia
m
m
m
m
4g
m
<v:
Zwart 10 schijven op 2. 7, 8, 9. 11. 13, 17, 19, 26 en 45.
Wit 9 schijven op 16, 27, 28, 31, 32, S4, 38, 41 en 50.
Het bovenstaande interessant en
leerzaam stukje vonden we in de
„Groene'.
Wit aan den zet forceert de winst
als volgt:
WIL Zwart
1. 33—2911 12—18 gedw.
2. 43-39
Terecht merkt de auteur hierbij op,
dat het niet hetzelfde is of wit eerst
43—39, want dan vervolgt zwart met
i10, w. 33—29, zwart 17—21, wit 29
7, zwart 21—27, 19—24 enz.
2. 4—10
gedwongen, wit dreigt door 30—24
een schijf te winnen.
3. 28-221! 17—28 gedw,
30-24 19 30
34 251» 23 43
32 3 43 41
25-20 14 25
3 461 If pra'chtlgll dit stukje doei
den auteur alle eer aan. Het is dan
ook schitterend, hoe wit den stand
forceert, èu of een schijf of de partij
wint
FEUILLETON
van
HECTOR MA LOT.
133)
Het wa6 kwart over eenen toen
men in de kerk inbrak, zeide hij die
knaap is vanhier vei trokken eenige
minuten voor eenen, zooals hij zegt.
Hij heeft dus om kwart over eenen in
de kerk kunnen zijn met de dieven.
Men heeft toch meer dan een
kwartier noodig om van hier naar de
stad te komen, zei Bob
O, als men hard loopt, hernam
de agentbovendien, wie bewijst me
dat hij te een uur is vertrokken!
Dat zweer ik. zeide Bob.
O, gij, antwoordde de agent't
zal blijken wat uw getuigenis
waard is.
Vergeet niet. dat ik Engeleoh
onderdaan ben, zeide hij met waar
digheid.
De agent haalde de schouders opL
In afwachting daarvan neem ik
dien knaap mede. Hij zal zich voor
den rechter verantwoorden.
Mnttia wierp zich in mijn armen
ik dacht dat hij afscheid van mij wil
de nemen, maar Maltia liet zijn ver
stand spreken vóór hij aan zijn hart
toegaf.
Houd moed, fluisterde hij mij
toe; wij zullen u niet verlaten.
Toen eerst nam hij afscheid van me.
Houd Capi bij u. zeide ik in 't
Fransch tot Mattia.
Maar de agent begreep het
Neen, neen. zeide hij ik houd
den hond hij heeft mij dezen doen
vinden en hij zal mij ook wel op het
spoor van de anderen brengen
Dit was do tweede maal. dat men
mij in hechtenis nam en toch viel de
schande mij veel zwaarder dan de
eerste maal, want nu gold het niet
zulk een dwaze beschuldiging als toen
men meendo dat ik cene koe had ge
stolen. Als mijn onschuld was geble
ken zou ik dan niet de smart onder
vinden diegenen te zien veroordeelen,
wier medeplichtige men mij geloofde?
Ik moest, door den politieagent vast
gehouden, langs de rij van nieuwsgie
rigen gaan. die zich om ons hadden
verzameld, maar men jouwde mij niet
na en dreigde mij niet, zooals in
Frankrijk, want zij die er getuigen
van waren, waren geen boeren, maar
menschen die altijd min of meer In
oorlog leefden met de politiekun
stenmakers. tappers, vagebonden,
tra nip8, zooals de Engeischen hen
noemen.
De gevangenis^ waarin men mij op
sloot, was geen gevangenis om den
spot mede te drijven zooals die eerste,
waarin men mij bewaarde het was
een gevangenis met getraliede ven-
steis, waarvan het gezicht alleen eik
denkbeeld aan ontsnappen verdwij
nen deed. De meubels betonden uit
een bank en een hangmat.
Ik ging op de bank zitten en bleef
daar lang.
Hoe vreeselijk wa6 het hedenhoe
vreeselijk de toekomst.
„Houd moed," had Mattia gezegd
,.wij zullen u niet verlaten." Maar wat
vermocht een knaap als Mattia? Wat
vermocht een man als Bob, zoo deze
Mattia wilde helpen?
Als men in de gevangenis ia heeft
men slechts één gedachte om er uit
te komen.
Hoe zouden Mattia en Bob. als ze
mij niet verlieten en alles deden om
mij van dienst te zijn, mij kunnen
helpen om uit de gevangenis te ko
men.
Ik ging naar het venster, opende het
om de ijzeren staven te betasten, die
een kruis ervoor vormden zij waren
Ln den muur gemetseld. Ik onderzocht
den muur; hij was meer dan een el
dik. De grend bestond uit een vloer
van groote steenen de deurwasmet
ijzeren platen beslagen.
Ik keerde naar het venster terug;
dit gaf uitzicht op een smal, lang
plein, waarvan het uiteinde was ge
sloten door een grooten muur, die
minstens viel el hoog was.
Uit deze gevangenis was het wel
niet mogelijk te ontsnappen, zelfs al
werd men geholpen door trouwe
vrienden, Wat vermag de opofferende
vriendschap, tegen de kracht der din
gen? Met vriendsohap breekt men niet
door de muren heen.
Voor mij loste de zaak zich op in
de vraag; hoelang ik in die gevange
nis zou blijven, vóór ik voor den
rechter zou verschijnen, die over mij
beslissen zou?
Zou het inij mogelijk zijn hem van
zijn onschuld te overtuigen, niette
genstaande Capi in de kerk wa6.
En zou het mij mogelijk zijn mij te
verdedigen, zonder de schuld te wer
pen op hen, die ik niet wilde en niet
kon beschuldigen?
Daarin was alles voor mij gelegen
en daarin alleen konden Mattia en
zijn vriend Bob mij van dienst wezen.
Hunne taak bestond hierin, dat zij
getuigen bijbrachten om te bewijzen,
dat ik om kwart over eenen niet in
de kerk Sint-George kon wezen al6
zij dat bewijzen konden. wa6 ik ge
red, ondanks het zwijgende getuige
nis van mijn armen Capi tegen mij.
En die bewijzen waren, naar het mij
voorkwam, onmogelijk te geven.
O, als Mattia maar geen gekneus-
den voet had. zou hij wel wat weten
te vinden en zich moeite geven, om
mij te redden maar in den toestand
waarin hij nu verkeerde, kon hij
misschien niet eens uit den wagen
koment En als hij niet kon. zuu Bob
dan zijn plaats willen innemen?
De angst gevoegd bij al tietgeen er
buitendien in mij omging, belette mij
te slapen ondanks de vermoeienis; ik
kon zelfs het eten niet aanraken, dal
men mij bracht. Maar zoo ik al bet
eten liet staan, met gretigheid viel ik
op het water aan. want ik leed een
versmachtenden dorst en dien dag
ging ik elk kwartier naar mijn kruik
en dronk met lange teugen, zonder
mijn dorst te lesschen of den bitteren
smaak weg te nemen, dien ik den ge-
heelen dag in den mond had.
Toen ik don cipier ln de gevange
nis zag komen, had ik een gevoel van
genot en een zweem van hoop ont
waakte in mij, want sedert het oogen-
blik dat ik was opgesloten, verkeer
de ik ln spanning over de vraag, die
ik maar niet kon oplossen.
.Wanneer zou de rechter verhoo-
ren? Wanneer zou ik mij kunnen
verdedigen?"
Ik had wel eens verhalen gehoord
van gevangenen, die men maanden
lang "had opgesloten gehouden, zon
der dat men hunne zaak behandelde
of zelfs hen maar ln verhoor nam.
wat voor mij hetze'fde was, en ik
wist niet, dat in Engeland er nooit
meer dan een paar dagen verlooDen
tusschen hei in hechtenis nemen en
de openbare- behandeling der zaak
van den rechter.
Die vraag, die ik niet kon oplossen
was dus de eerste, welke iik tot den
cipier richtte, die er niet kwaad uit
zag, en die zoo goed was om mij da
verzekering te geven, dat ik zeker den
volgenden dag zou voorkomen.
Maar mijn vraag gaf hem aanlei
ding om ook een paar vragen te doen.
Daar hij mij geantwoord bad. wa6 "t
«liet meer dan billijk, dat ik hem ook
antwoordde.
Hoe ben je toch in de kerk geko
men? vroeg hij.
Op die vraag antwoordde ik met da
vurigste verzekeringen van mijn on
schuld. Maar hij zag mij aan en
haalde de schouders op toen ik voort
ging met te bezweren dat ik niet in
dt kerk geweest was, ging hij naar de
deur en mompelde, terwijl hij zich
nog even naar mij omwendde
Wat zijn ze toch bedorven. di«
Londensche straatjongens.
Daarmede ging hij heen.
Die woorden maakten een pijnlij
ken indruk op mehoewel de man
mijn rechter niet was, had ik zoo
gaarne gewild, dat hij aan mijne on
schuld geloofde. Aan mijn toon. aan
mijn gelaat moest hij gezien hebben,
dat ik geen kwaad had gedaan.
(Wordt vervoIgdL.