- m m Alleen op de Wereld bahoorsc"hen. met. wanneer hef moce- l"k is, oen zore om zich te herinne ren. «lat Parijs van Kunst houdt dp Kunst schoot. Zou stoffelijk het ..dure leven" niettemin wat bitter heid. een weinig wrevel kunnen ver oorzaken Niets daarvan. Men klaagt een "beetje. men bekrimpt zich een weinig en om zich te troosten zoet men zich naar waarheid, dat het leven duur is. geenszins door groote aehnarsohte. maar omdat er sneculanten ziin. die met vrees bij zich zelf aarzen, dat de oorloz mis schien niet zoo lanz meer zal duren 1 Die wezens verdienen niet eens ver ontwaardiging. Uit*rpvers en boekhandelarem heb ben onderlinz besloten, om voorlaan on 3 50 frnnc den prii? van hel boek te hamühaven. dat. zooals men weet, slechts voor 3 en zelfs voor 2.75 franc werd verkocht. Het Dapier neemt in prijs toe Slechte maatregel, ver klaren schrijvers en publiek.. De mensch voedt zich niet sleahts met brood, doch ook met het woord. Veel lezers, helaas! zullen vinden, dat het brood hun voldoende is t En men zezt bii zichzelf, dat indien desnoods de notabele schrijvers en die, welke men naar de mode moet leze.n hun lezers kunnen behouden men aarzelen zal. boeken van nieuwe schrijvers te koopen. En dan zal de uit zever er voorzichtig tezen waken, elke nieuwigheid, elk werk eener nieuwe en beginselvaste persoonlijk heid uit te zeven. Wat de dichtbun dels betreft, is de maatrezel zeer slecht want op die wijze zuilen nog ernstiger belemmeringen in den weg worden gelegd aan de uitgave van werken van ondernemende gedachte en kunst, die van voorheen af genoeg prnlijke afwnohtingen kenden 1 Ziedaar, hoe de echte literatuur haar algemeene bekendheid vermin derd zal zien. In afwachting intus- sehen verspreidt de slechte zich op tameliik vreemde wiize en zij is het eeniae ding. dat geen deel neemt aan het. ..dure leven" Men ontmoet hier en daar te Parijs groenten- verkoouers. die de groenten hebban vervangen door stapels onverkochte romans. Onzo zroentenverkoopers hebben zelfs de plakkaten behouden, die zij voorheen in een salade of een kool plantten, lnplaats van twintig centi mes het kilo. is het twintig centimes „het" boek. en dat is alles WILMA KNAAP. De Brief. Kom, ik zal er maar to© beolui ten. Ik weet dat hij mij lief heeft en waarvoor is een schrikkeljaar an- ders, dan om de meisjes bij uitstek een gelegenheid te geven haar keus te doen. Meer dan weigeren kan hij niet en dat zal hij niet doen, en in dien dit wel het geval is, zal hij zoo veel eer bezitten or nooit een woord over te reppen. Toen Miriam Leslie besloten had den brief te verzonden, zette zij zich aan haar lessenaar en begon te sehrij- -ven. Den brief, dien zij den vorigen nacht had opgesteld. Zij herinnerde zich hun laaitsto af scheid. Met een glimlach op de lip pen dacht zij hieraan terug. Vastbe sloten was zij nu don brief te schrij ven. Vreemd, kon zij niet nalaten te zeggen, terwijl zij daar zoo zat niet het hoofd tuschen de handen, waar suf ik toch eigenlijk over. Zenuwachtig begon zij veider te schrijven. Het hoofdje stond er al. Het was hel volgende: Hoste Frank. Daarna schreef zij aan één stuk door, zonder ophouden. Zij las den brief door: Boste Frank, Jaren hebben wij reeds omgang met elkaar en de gelukkige avonden, "die wij hebben doorgebracht, doen mij denken hoe prettig, hoe prettig he<t zou wezen, indien wij verder voor ai- tijd lief en leed samen zouden doelen. Is dit denkbeeld nooit in jou opgeko men? Miriam. Zij hoorde haar broeder den corri dor doorgaan, naar zijn kantoor. Miriam wachtte niet langer tot de brief droog was, maar greep een stuk vloeipapier en spoedig daarna was hij in zijn handen. Zij vertelde hem dat 't van belang was en dat hij hem moest posten op weg naar "t kantoor. Nauwelijks was haar broeder ver trokken of zij begon te peinzen. Nu kan ik 't niet meer verande ren. Alles moet nu zijn beloop heb ben. Zij wilde naar de telefoon loo- pen om hem op te bellen en hem te vragen of 't mogelijk zou zijn den brief van t poetkantoor terug te krij gen. Maar dat Is toch onzin, dacht ze. En, als Ik hem opbel zal hij mij na tuurlijk wel duizend-en-eeu vragen stellen. Neen, lk doe 't niet. Om eon uur of twaalf ontving Mi riam Leslie eon brief, waarvan het handschrift van 't adres haar deed sidderen, Zou t mogelijk zijn, dat hij mij zoo gauw antwoord heeft kunnen zen den, murmelde zij. Ze schrikte om de enveloppe te ope nen. Zou Frank bedankt hebben voor de eer haar echtgenoot te worden. Toen zij een blik wierp op 't stem pel, zag zij, dat Frank haar brief nog mot ontvangen kon hebben, toen hij dezen brief m de postbus wierp. Bevend opende Miriam deal brief, zij, die voor enkele uren nog zoo n moed had gehad en las het vol- Mijn liefste Miriam! Bt zie u zoo dikwijls en toch, toch durf ik u steed© niet dat vragen, wat ik nu opschrijf. Altijd ontbrak mij daartoe den moed. Gij weet wat er altijd in mijn hart verborgen was. De liefde voor u, Mi riam. 0, indien gij mij uw jawoord gaf, zou Ik de gelukkigste man op aarde zijn. Och, ik weet 't, dat zeg gen ze allemaal. Maar vergeef mij diiL Ik kan niet anders spreken. Ik moet zeggen, wat m.ij op t hart ligt. Beantwoordt' dezen brief niet in een zenuwachtige gejaagdheid. Beant woordt hem. wanneer gij de vraag, mijn vraag: Wilt gij mijn vrouw wor den? rijpelijk hebt overwogen. Wan neer gij met oprecht gemoed kunt zeggen: Jal Nogmaals herhaal ik neem u den tijd. 't Is hard, maar Miriam, ik zal u niet weder bezoeken of ik moet een bevestiging, of Iaat mij liever zeggen, een antwoord hebl>en onitvangen. Indien gij mij antwoordt: ,.Kom", geloof gerust, dan zal ik niet lang noodig hebben dit te doen. Ik hoop dat gij dat woord zult uitspreken. Uw liefhebbende Frank. Nadat zij don brief gelezen had, doorvoer haar een gevoel van geluk. Waarom schreef ik toch dien el- lendigen brief. Waarom was ik niet eigenlijk ziek en onmachtig gewussl om hem te schrijven, waren eeuige van de veie vragen die zij zichzeue stelde. Zij bedacht zich. Zou zij trachten Frank aan de teueloon te k.i ijgeu. Hem de belofte afpersen, dal, miiien Itj don brief zou ontvangen, hij die on geopend en ougeiozen zou terugzen den. Maai-, als hij hem al eens ont vangen had. Zou hij den brief i&ng ongeopend talen liggen. Dit was al he&i onwaarschijnlijk. Wankelend liep zij naai' de teieloou en mei vveeke stem vroeg zij het particuliere num mer van zijn "huis. Mr. Suuui; de concierge, verte-de haar, dut Frank op kantoor was. Up haar vraag of hij wist oi Frank ook iets van de post ontvangen had, moest hij ontkennend untvvoordeiu Toen zij deu hoorn opiung, zeeg zij vermoeid in een leunstoel neer. Het volgend© haifuux. dat zij iiu doorbracht was wei euu vun de akeligste van haar loven. Zij las en herlas nog eons den brief van Frank, maar haar ellende var meerderde daar slechts mede. Miriam was stil en ongelukkig, toen haar broer van kantoor thuis kwam. Hij keek ontmoedigd en naderde haai- langzaam. v 0. t spijt me zoo, lieve zus. be gon hij, gij zeidet nog wel dat 't van veel belang was. Toch heb ik den brief vergeten te posten. Hier is hij. Plotseling voelde hij twee armen om zijn tiah geslagen. Jij lief, vergeetachtig, plichtver- getend broertje, jubelde Miriam, t©r- wijl hij haar in verbazing aanstaar de. En haar broer wist spoedig de hcele geschiedenis. Spoedig daarna ontving Frank een bevestigend antwoord op zijn minne brief, en toen eenige maanden latei- de bruiloft werd gevierd, wist hij niets van t briefje, dat Jack, de broer van Miriam hud vergelen te posten. Zij zijn nu tien jaren getrouwd, hebben geen geheimen voor elkaar, maar hel donkere mysterie van den brief is Frank nooit te weten geko men! IN UUDE TIJDEN. De heer J. R. Voute schrijft aan 't Alg. Handelsblad: Het gezegde, dat er niets nieuw6 onder de zon is, kwam mij onmillekeu rigin herinnering, toen ik dezer da gen in de dagbladen las, dat de Ne- derlandsche schepen in enkele geval len thans weder gezamenlijk gaan varen en op elkander gaan wach/ten. ten einde in de gevaarlijke streken elkander te kunnen bijstaan. Het is algemeen bekend, dat voor eenige eeuwen onze koopvaardijsche pen, althans op grootore reizen, meest aj met meerdere te zaïnan voeren; minder bekend is hei ecluter. dat in ons oud-Hollandech recht een afzon derlijke rechts-ins telling aan dit ge zamenlijk varen on inzondenieni aan de gezamenlijke verdediging tegen „de zwarigheden van oorlog en de zeerooverije" gewijd word, deze in stelling stond bekend onder den naam van „amiraelschap'' en we vinden in Hugo de Groots Inleiding van Je „Hollandsche Rochtsgeleertheyd" de ze kort en kernachtig aldus omschre ven: ..Amiraelschap is maetechap van schepen, verscheide luiden toekomen de, tot verweoring Het ligt niet in mijn bedoeling een verhandeling te schrijven over deze instelling, die zeker grootendeels in het vergeetboek is geraakt en trou wens in dezen tijd ook niet geheel bruikbaar zoude wezen; ik wilde u slechts verzoeken de par. 3—7 van be doeld hoofdstuk van I)e Groot eens ter kenni6 van uwe lezers te brengen, omdat het in deze dagen ongotwij belangrijk is na te gaan, op welk een kordate wijze onze voorvaderen he verstonden hunne handelsschepen te gen bijzondere gevaren te l>e&cherman en de rechtsgevolgen te regelen van zulk eene bescherming-in-compagnie- schap; want dit, liet blijkt duidelijk uit Ds Groots definitie, was de sluitende strekking van het „amirael schap". Het luidt aldus: Van amiraelschap. Par. 1. Onder maelschdp behooren amiraelschap ende mede-nederachap. Par. 2. Amiraelschap is maetschap van schepen verscheide luiden toe-ko- mendo tot verweering. Par. 3, De zwarigheden van oorlog ende zeerooverye hebben by ons deze overkom in ge zeer gebruickelick ge- maekt: jae is dickmad 'by wetten ge boden dat de schepen uit deze landen niet reizen en mochten zonder zooda nig 'amiraelschap, van vyf, thien twintig, dertig echepen nae de nood veroischt Par. 4. De voorwaerden zijn hier van niet eenparig; ende dicktnae moeten onghewapende schepen geld geven, om met gewapende schepen in amiraelschap inghelaten te werden De meeste voorwaerden strecken daer toe. om by malkander te blyven, die in nood is in te wachten, voor onnied te vvaerschouwen, waer toe zeeckere teickenen werden gheslelt: ende werd een vande echepen bot amiraelschip gemaeckt, met macht om de anderen ten rade te ontbieden, ender onder- tusschen de weg te wyzen. Par. 5. Niet anders besproken zyr de werd de schade die door vinnden ofte zee-roovers ©enig schip ofte eeni ge goederen, buiten verzuim van haar eigen volck, werd aengedaen, gedra gen als groote avarie over alle sche-' pen ende goederen. Onder deze scha de werd oock goreeekent verschoten kruid ende loot de ghenezing van die ghenen die in "t vechten verminckt zyn. ende zoo sy niet helpolyck en zya. haer vry brood haer leven lang ende om de verdeeling beter te vin den, Is de ghewoonte dat men in aengaen van het amiraelschap de schepen ende goederen op haer weer de stelt. Par. 6 Des zyn sy alle ghehouden malkander vromelick by te staen, zuiks als krygsluiden zouden moeten doen, ende wie hier van in gebreeeke is, de zelve Is ghehoudien te vergoe den de schade die andere daer door lyden, ende verliest de vergoedinge van schade die hem is aengedaen. Waer en boven dickmael oock andere straffen werden gestel t tegen de na- latigen. Par. 7. De schaden van schepen dfie haer op haer seylen verlatend© voor uit varen, werden bij het gemeen niet gedragen. IN EEN DUIKBOOT. Een Balkan-correspondent van het Berliner Tageblatt heeft een tocht ge maakt in een onderzeeboot en vertelt daarvan: Dag en nacht vindt de zelfde zenuw- moordende jacht op den vijand plaats, waarvan het draadlooze toestel dat de booten aan boord hebben slechts zelden iets betrouwbaars melden. We ken lang geniet de bemaiming geen behoorlijke slaap of goede voeding. Toch maakt men zich gewoonlijk een verkeerde voorstelling van het leven in een duikboot. Van de vreeselijke hitte, waarvan zooveel verteld is, waarin de menschen naakt tusschen de machines loopen, merkt men niets. In den winter heerecht zelfs hevig© koude in de boot, de koude van het zeewater rondom, die de stalen wan den spoedig naar t binnenste van de boot geleiden. Ook de lucht wordt eerst na buitengewoon lange vaarten werkelijk slecht en ongeschikt om Ie ademen. In het algemeen kan elke duikboot 's nachts, dus na ten hoog ste zestien uren, voor den dag komen en de door ademing en uitwaseming der menschen slecht geworden lucht met zijn zuig- en pomptoestel vervan gen. Op langere tochten wordt de lucht door kali-patronen hoen geiierst, die de koolstof van de met koolzuur overladen atmosfeer vast houden. In het ergste geval is een druk op een kleinen hefboom voldoende. Dan stij gen dooi- buizen uit zuurstofflesschen blazen door een klein, met water half gevuld glas aan den binnenwand van het schip. Een tweede hefboom regelt de hoeveelheid. Men kan deze zetlen naar het getal menschen, die behoefte aan zuurstof hebben. De bemanning kan drie of vier dagen lang van kunst matige zuurstof leven. Menige dtiik- bootmatroos, die zich reeds verloren had gewaand heeft daardoor het licht van de zon terug gezien. Probleem No. 754 van TT. W. Z. (Eerste publicatie.) lm m m aae, m. «ft m M éi Et j§ ik m SÊ iii di 9 m a M m 'èi Ék mm JÉ te- %/M éfe Zwart 7 schijven op 2, 7, 8, 9, 13, 15, 19 en dam op 25. Wit 10 schijven op: 18, 22, 24, 26, 27, 28, 30, 31, 37 en 43. Wit speelt en wint geldt voor alle vraagstukken en eindspelen, tenzij, het tegendeel vermeld wordt Oplossingen dezer problemen wor den gaarne ingewacht, uiterlijk Ding dag 11 April 1916. De oplossing van Probleem No. 749, van den auteur is: Stand: Zwart 10 schijven op 9, 10, 11, 13, 15, 16, 18. 20. 22, 23 en dam op 50. Wit 12 schijven op: 24. 26, 27, 29. 32, 34, 35, 37, 38, 41, 42 en 46. Wit: 35—32, 32-27, 38—33, 37—32, 2621, 3025, 25 5 5 3 en wint Zwart: 22-31, 31 22, 50-28, 28 48, 16 27. 48 19, 23 3L Een aardige verwikkeling. De eerste zet van wit ligt voor de hand. Hoewel de stand niet erg natuurlijk s, eai de speler met zwart zijn schij ven nie. zoo „open" zou spelen, is het toch aardig, dat de dam eerst ge leidelijk een rondslag maakt waar door wit twee tempos verkrijgt en daardoor d© partij wint De oplossing van Probleem No. 750, van den auteur is: Stand: Zwart 9 schijven op 2, 8, 9, 10, 13. 15, 18, 20 en 26. Wit 10 schijven op 22. 24. 29, 32, 33, 34, 37, 40,41 en 43. Wit: 29—23 (41-36) 35 5. Zwart: 18-18, 20 29 Een probleem...!! doch lang niet volmaakt Oppervlakkig bezien, zou men de ontleding niet zoo klein zoe ken, want eigen! hk is de ontleding maar één zet diep, want wit moet een tempo maken, het hindert bijna niet welke, en de slag volgt Wij plaat- stem dit stukje, omdat er de vol gend e schijn slag (door de overbodige schijven, dan voor de auteursoplos sing noodig is) en verborgen is: nt: 32-28. 28-22, 37-31. 29-23, 34 511 en in plaats van te winnen verliest wit Het is meer een „aardigheid", dan om .de oplossers eens te laten genie- tem. Goede oplossingen van de heerem P. van Amersfoort, Ph. F. Ameiüng Jr., J. N. v. Dartelen, J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla, J. C. v. Waard, C. J. van Wijk en D. W. TuijL Ook mej. M. Ottoiini zond goede op- dezer problemen in. De Haarlem sche Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maandng- avonr van 8—12 uur, in de bovenzaal van Café „de Korenbeurs", Spaarna 36, alhier. Liefhebbers van het Damspel zijn daar welkom. Zij, die den leeftijd van 18 jaar be reikt hebben, kunnen zich als lid MJ het bestuur aanmelden. Inlichtingen verstrekt 'gaarne de secretaris, de heer W. J. A. Matla, Spaarne 92 Rood. Jongelieden van 16—18 jaar kun nen als aspirant-lid worden aangeno men. CORRESPONDENTIE. Mej. M. O. alhier. Tot mijne niet gering© verbazing ontvang ik u inr zending, waarvoor mijn dank. Ik hoop dat gij steeds sympathie voor deze rubriek zult mogen gevoe len, en steeds uwe oplossingen ge trouw zult inzenden. Vriendelijke groeten. Z. STUDIE VAN DEN HEER D. A. L. SCTTRODE7V. te Amsterdam. Zwart DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te zenden aan den Heer H. W. Z 11 m a n, Harmenjansweg 63. Probleem No. 753 van H. W. Z. «(Eerste publicatie). m w 9 sSS m K| M m 1 a m SI. m WÉ ifc li» m sn m m m m SI fM-r m «Hl m 6 gg m f- ~- 'W) m 16 m m gjj m 0 S6 "i?A 3 m a 86 ia m m m m 4g m <v: Zwart 10 schijven op 2. 7, 8, 9. 11. 13, 17, 19, 26 en 45. Wit 9 schijven op 16, 27, 28, 31, 32, S4, 38, 41 en 50. Het bovenstaande interessant en leerzaam stukje vonden we in de „Groene'. Wit aan den zet forceert de winst als volgt: WIL Zwart 1. 33—2911 12—18 gedw. 2. 43-39 Terecht merkt de auteur hierbij op, dat het niet hetzelfde is of wit eerst 43—39, want dan vervolgt zwart met i10, w. 33—29, zwart 17—21, wit 29 7, zwart 21—27, 19—24 enz. 2. 4—10 gedwongen, wit dreigt door 30—24 een schijf te winnen. 3. 28-221! 17—28 gedw, 30-24 19 30 34 251» 23 43 32 3 43 41 25-20 14 25 3 461 If pra'chtlgll dit stukje doei den auteur alle eer aan. Het is dan ook schitterend, hoe wit den stand forceert, èu of een schijf of de partij wint FEUILLETON van HECTOR MA LOT. 133) Het wa6 kwart over eenen toen men in de kerk inbrak, zeide hij die knaap is vanhier vei trokken eenige minuten voor eenen, zooals hij zegt. Hij heeft dus om kwart over eenen in de kerk kunnen zijn met de dieven. Men heeft toch meer dan een kwartier noodig om van hier naar de stad te komen, zei Bob O, als men hard loopt, hernam de agentbovendien, wie bewijst me dat hij te een uur is vertrokken! Dat zweer ik. zeide Bob. O, gij, antwoordde de agent't zal blijken wat uw getuigenis waard is. Vergeet niet. dat ik Engeleoh onderdaan ben, zeide hij met waar digheid. De agent haalde de schouders opL In afwachting daarvan neem ik dien knaap mede. Hij zal zich voor den rechter verantwoorden. Mnttia wierp zich in mijn armen ik dacht dat hij afscheid van mij wil de nemen, maar Maltia liet zijn ver stand spreken vóór hij aan zijn hart toegaf. Houd moed, fluisterde hij mij toe; wij zullen u niet verlaten. Toen eerst nam hij afscheid van me. Houd Capi bij u. zeide ik in 't Fransch tot Mattia. Maar de agent begreep het Neen, neen. zeide hij ik houd den hond hij heeft mij dezen doen vinden en hij zal mij ook wel op het spoor van de anderen brengen Dit was do tweede maal. dat men mij in hechtenis nam en toch viel de schande mij veel zwaarder dan de eerste maal, want nu gold het niet zulk een dwaze beschuldiging als toen men meendo dat ik cene koe had ge stolen. Als mijn onschuld was geble ken zou ik dan niet de smart onder vinden diegenen te zien veroordeelen, wier medeplichtige men mij geloofde? Ik moest, door den politieagent vast gehouden, langs de rij van nieuwsgie rigen gaan. die zich om ons hadden verzameld, maar men jouwde mij niet na en dreigde mij niet, zooals in Frankrijk, want zij die er getuigen van waren, waren geen boeren, maar menschen die altijd min of meer In oorlog leefden met de politiekun stenmakers. tappers, vagebonden, tra nip8, zooals de Engeischen hen noemen. De gevangenis^ waarin men mij op sloot, was geen gevangenis om den spot mede te drijven zooals die eerste, waarin men mij bewaarde het was een gevangenis met getraliede ven- steis, waarvan het gezicht alleen eik denkbeeld aan ontsnappen verdwij nen deed. De meubels betonden uit een bank en een hangmat. Ik ging op de bank zitten en bleef daar lang. Hoe vreeselijk wa6 het hedenhoe vreeselijk de toekomst. „Houd moed," had Mattia gezegd ,.wij zullen u niet verlaten." Maar wat vermocht een knaap als Mattia? Wat vermocht een man als Bob, zoo deze Mattia wilde helpen? Als men in de gevangenis ia heeft men slechts één gedachte om er uit te komen. Hoe zouden Mattia en Bob. als ze mij niet verlieten en alles deden om mij van dienst te zijn, mij kunnen helpen om uit de gevangenis te ko men. Ik ging naar het venster, opende het om de ijzeren staven te betasten, die een kruis ervoor vormden zij waren Ln den muur gemetseld. Ik onderzocht den muur; hij was meer dan een el dik. De grend bestond uit een vloer van groote steenen de deurwasmet ijzeren platen beslagen. Ik keerde naar het venster terug; dit gaf uitzicht op een smal, lang plein, waarvan het uiteinde was ge sloten door een grooten muur, die minstens viel el hoog was. Uit deze gevangenis was het wel niet mogelijk te ontsnappen, zelfs al werd men geholpen door trouwe vrienden, Wat vermag de opofferende vriendschap, tegen de kracht der din gen? Met vriendsohap breekt men niet door de muren heen. Voor mij loste de zaak zich op in de vraag; hoelang ik in die gevange nis zou blijven, vóór ik voor den rechter zou verschijnen, die over mij beslissen zou? Zou het inij mogelijk zijn hem van zijn onschuld te overtuigen, niette genstaande Capi in de kerk wa6. En zou het mij mogelijk zijn mij te verdedigen, zonder de schuld te wer pen op hen, die ik niet wilde en niet kon beschuldigen? Daarin was alles voor mij gelegen en daarin alleen konden Mattia en zijn vriend Bob mij van dienst wezen. Hunne taak bestond hierin, dat zij getuigen bijbrachten om te bewijzen, dat ik om kwart over eenen niet in de kerk Sint-George kon wezen al6 zij dat bewijzen konden. wa6 ik ge red, ondanks het zwijgende getuige nis van mijn armen Capi tegen mij. En die bewijzen waren, naar het mij voorkwam, onmogelijk te geven. O, als Mattia maar geen gekneus- den voet had. zou hij wel wat weten te vinden en zich moeite geven, om mij te redden maar in den toestand waarin hij nu verkeerde, kon hij misschien niet eens uit den wagen koment En als hij niet kon. zuu Bob dan zijn plaats willen innemen? De angst gevoegd bij al tietgeen er buitendien in mij omging, belette mij te slapen ondanks de vermoeienis; ik kon zelfs het eten niet aanraken, dal men mij bracht. Maar zoo ik al bet eten liet staan, met gretigheid viel ik op het water aan. want ik leed een versmachtenden dorst en dien dag ging ik elk kwartier naar mijn kruik en dronk met lange teugen, zonder mijn dorst te lesschen of den bitteren smaak weg te nemen, dien ik den ge- heelen dag in den mond had. Toen ik don cipier ln de gevange nis zag komen, had ik een gevoel van genot en een zweem van hoop ont waakte in mij, want sedert het oogen- blik dat ik was opgesloten, verkeer de ik ln spanning over de vraag, die ik maar niet kon oplossen. .Wanneer zou de rechter verhoo- ren? Wanneer zou ik mij kunnen verdedigen?" Ik had wel eens verhalen gehoord van gevangenen, die men maanden lang "had opgesloten gehouden, zon der dat men hunne zaak behandelde of zelfs hen maar ln verhoor nam. wat voor mij hetze'fde was, en ik wist niet, dat in Engeland er nooit meer dan een paar dagen verlooDen tusschen hei in hechtenis nemen en de openbare- behandeling der zaak van den rechter. Die vraag, die ik niet kon oplossen was dus de eerste, welke iik tot den cipier richtte, die er niet kwaad uit zag, en die zoo goed was om mij da verzekering te geven, dat ik zeker den volgenden dag zou voorkomen. Maar mijn vraag gaf hem aanlei ding om ook een paar vragen te doen. Daar hij mij geantwoord bad. wa6 "t «liet meer dan billijk, dat ik hem ook antwoordde. Hoe ben je toch in de kerk geko men? vroeg hij. Op die vraag antwoordde ik met da vurigste verzekeringen van mijn on schuld. Maar hij zag mij aan en haalde de schouders op toen ik voort ging met te bezweren dat ik niet in dt kerk geweest was, ging hij naar de deur en mompelde, terwijl hij zich nog even naar mij omwendde Wat zijn ze toch bedorven. di« Londensche straatjongens. Daarmede ging hij heen. Die woorden maakten een pijnlij ken indruk op mehoewel de man mijn rechter niet was, had ik zoo gaarne gewild, dat hij aan mijne on schuld geloofde. Aan mijn toon. aan mijn gelaat moest hij gezien hebben, dat ik geen kwaad had gedaan. (Wordt vervoIgdL.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1916 | | pagina 14