BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
33e JilrK*rs
ZATERDAG 8 APRIL 1918
No 10078
DE ZATERDAGAVOND
LETTERKUNDIG WEEKBLAD,
Het Rijke Natuurleven
IETS UIT HET LEVEN VAN
VLEERMUIS EN MOL.
Met Het zachtere weer in Februari
en Maart, zijn er heel wat vleermui
zen ontwaakt. Niet, dat deze dieren
in onze kwakkelwiinbere nog aan een
onvervalschten winterslaap zouden
denken, maar in Februari en Maart
komen ze toch meer gere^bJidi voor den
dag, terwijl ze In het hartje van den
winter alleen bij toeval voor den dag
komen of wanneer de natuur zich e>en
paar maanden vergist.
Nu, in April dwarrelen ze weer
door het avondgrauw, de spookdie
ren. die geheimzinnig blijven, oil-
danks het vele licht, dat men tegen
woordig op hen laat schijnen.
Vraag eens in uw omgeving, welk
geluid de vleermuizen maken en bij
na steeds weet men het alleen uit de
dierkund ©boeken, dat het geluid heel
boog moet zijn.
En toch is niets gemakkelijker
waarneembaar voor menschen met
een normaal ontwikkeld, scherp go
hoororgaan dan do hoog© toon, die
onze nachtvogels voortbrengen.
Tikt even, wanneer ge het geluid
nooit hebt waargenomen, met een,
vochtige kurk tegen een flesch. De
hoogsi waarneembare toon, even
slechts aangegeven, is ongeveer die,
welke ge nu avond aan avond kunt
hoorei:. Dan zijn de vleermuizen op
jacht naar insecten, dan maken ze
elkaar wellicht het hof, maar door
de duisternis dringt slechts het hooge
geluid tot ons door en het echte leven
en bedrijf der dieren is niet waar
neembaar. Zoo is liet begrijpelijk, dat
men ten opzichte dezer alledaagsche
wezentjes nog heol wat levensraad
sels heeft op te lossen.
Een paar jaar geleden, werd bv. do
vraag opgeworpen in een Duitsch
tijdschrift, of de vleermuizen water
gebruikten en zoo ja, op welke wijze
ze bet bemachtigden.
Een vleermuis is een zoogdier zoo
redeneerde men, en het is waarschijn
lijk, dat het dier zal drinken, al zijn
er zoogdieren, die geen vloeistof als
zoodanig tot zich nemen. Maar ge
bruikt de vleermuis regen- of dauw
droppels, die aan de bladeren der
hoornen hangen, likt het dier het wa
ter na een regpnbui van de boomstam
men af, of gaat hot naai* den kant
van het water om daar to drinken?
Dit laatste was heel onwaarschijnlijk,
waar we weten, dat een vleermuis in
de lucht heel wat betcekent, maar op
den grond een hulpeloos wezentje is,
dat loopt, als eon kind van twee jaar
in de regenjas van vader. Hoe dan
wel? Het antwoord werd gegeven door
Ostheun uit Hessen, die ongeveer hot
volgende vertelde:
,.Op een Zondagmiddag maakte ik
met mijn familie ccn wandeling.
Toen, bij een water gekomen, mijn
kinderen zich daar wat vermaakten,
zag ik plotseling een vleermuis.
Het was op een helderen zomerdag
tussehen drie en vier uur. Ik dacht
daarom niet anders, don dat het dier
toevallig u't zijn schuilhoek was ver
jaagd en nu, verblind door hot felle
zonlicht, gauw oen ander, veilig
plaatsje wilde zoeken. Maar ik had
nie bedrogen. Do vleermuis vloog
steeds lager en klronk plotseling, bij
den waterspiegel gekomen, op zwalu-
wearnanier von het vcrfrisschende
vocht
Toen steeg rij weer liooger en hoo-
ger en was weldra uit mijn gezichts
veld verdwenen.Tot zoover de bewuste
mededeeling, die ons doet zien, dat,
een interessant© waarneming kan
worden gedaan, op een oogenblik,
dat men er het minst op uit is.
Zoo wordt van zwaluwen, die hun
voöJeel al vliegend bemachtigen en
ook in d© vlucht drinken,' nog vaak
beweerd, dat z© niet als een gewone
vogel op den begaruen grond komen.
Wie echter in een waterrijk land eem
wandeling gaat maken in een stille
streelt, kan heel vaak zien, dat do
zwaluwen van hun ingespannen
zwiertochten heet vaak komen uitrus
ten midden op den weg en het kost
den dieren niets geen moeite, om zioh
weer in. de lucht te verheffen. Eigen,
waarnemingen zijn de meest zekere,
al moeten we vaak afgaan op die
van andereu.
Het blinde navolgen, dat op ieder
gebied verkeerd is, heeft vooral ook
in de natuurstudie heel wat verkeer
de ideeën helpen vei breiden.
Bekend is het sprookje van het
schitterend geconstrueerde molleni-
nest, dat in onze jonge jaren, met zoo
veel smaak door d© onderwijzers kon
worden naverteld. In het leerboek
een mooi plaatje, op het bord een
vlugge schets en voor ons was de mol
een bouwmeester up to dale.
Nu kan hot geen kwaad, dat we
van de dieren, waarvan ten onrechte
vaak zooveel kwaad wordt verteld,
eens overdrijven naar den goeden
kant, maar hier was het toch al te
erg. De mol is heel niet zoo'n kundig
architect, als waarvoor men hem
aanzag. Het sprookje is door een fan
tast in omloop gebracht en wij heb
ben het maar gemoedelijk aangeno
men, omdat het geloofwaard-ig klonk
en er zooveel kunstigs in de natuur is.
Wie nu eens het plaatje uit het
leerboek van Boerman en Knip verge
lijkt met de voonslell'ing uit onz©
jeugd, zal verbaasd staan te kijken.
H. PEUSENS.
Rofcrieh voor Vrouwen
MODE EN KLEEDING.
Ais „Madame Mode" om haar'gril
len wordt aangevallen, dan weten we
reeds bij ondervinding, dat zij hon
derd uitvluchten heeft om die te verde-
digeu. Zoo was t ook, toen ze plotse- j
ling van den overdreven nauwen rok-
vorm tot den zeer wijden korten klok-
rok overging.
Het heette toen, dat die wijde, korte i
rok zich beter bij de tijdsomstandig
heden aanpaste; de vrouw, die nu een
meer werkzaam aandeel in het sociale
leven, neemt, zou meer vrijheid van be
wegen noodig hebben en met die korte
modellen kan men beter stappan, enz.
en daarmede was d© wijd© klokrok
uongenomen; alhoewel men bleef pro-
testeeren tegen de grooter metorrnaat
stof die zoo'n nieuw model vraagt; en
dat in een tijd, dat de wollen weef
sels buitengewoon hoog in prijs zijn.
Maar hoe nu d© laatste nouveauté
verdedigd zal worden, wekt cms aller
nieuwsgierigheid. Onder de laatste
nouveauté verstaan we de gevreesde
crinoline, die men trots alle voorspel
lingen van het tegendeel, toch heeft
biinmongeloodstl
Men ziet crinolines van, grove, st'iji-
ve tule met dito volants 'gegarneerd
en waarin op verschillende hoogten
hoepels zijn ingeschoven. Andere hui
zen lanoeeren japonnen, die op zich
zelf reeds crinolines zijn, "doordat d©
hoepels in de rokzooineu geschoven
zijn. Voor hetzelfde doel brengt men
ook rolletjes paardenhaar enz. in den
handel.
Het spreekt vanzelf, dat over. die
wijde rokken ook zéér ruime mantels
gedragen worden en een vrouw, die
modern gekleed is, heeft heel wat me-
termant stof of zijde met zich mede
te dragen. Voor d© a.e. zomermaan
den zal dan ook zeer veel tafzijde
gedragen worden. De tafzijde japon
nen kunnen naar verkiezing bestaan
uit: rok en mantel, of uit rok, geklee-
de taille en pelerine. De pélerines zul
len zich in grooten bijval verheugen.
Ze kleeden aardig en zijn goedkoop
te vervaardigen. Meai ziet ze in kraag-
vorm en met punten ingericht, terwijl
ze afgewerkt zijn met ruches of band
fluweel.
Band fluweel en lint wordt zeer veel
als garneering benut. Gekleurde lin
ten met bloemen of Schotsche strepen
ziet men zoowel op toiletten als op
hoeden toegepast.
Er worden dit seizoen veel verschil
lend© kleuren gebracht, doch 't meest
op den voorgrond treden bordeaux
rood en tèt© de négrc, verder groen,
violet, paars, beige en de klassiek ge
worden cover-coat kleuren. Ook zwar
te tule wordt sterk gelanceerd.
Moei' dan ooit wordt met tweeërlei
stoffen gewerkt. Zoo brengt men
voile niet tafzijde, hetgeen met alleen,
zeoi- mooi staat, maai- waardoor d©
modellen tevens meer tot hun recht
komen. Voilestof is uiteraard een slap
weefsel en dus weinig geschikt om
uitstaande plooien t© vormen, maar
daar de dames de luchtige voile-stof
fen niet willen ontberen, is men er toe
gekomen de rokken met ruimte aan j
de oeintuur te naaien en van onderen
een breade volant „en forme" van
tafzijde aan te brengen, dae de wijlite
beli oorl ijk doet uitstaan. Om een
mooi geheel te krijgen, wordt dezelf
de tafzijde op de taille gewerkt, in
den vorm van bretclle-garneering,
over jakjes, gedrapeerde voorpanden,
enz. Do mouwen worden zelfs nit
tweeërlei weefsels vervaardigd, door
een grootc ballonmouw van voile-stof
op een hooge nauwsluitende manchet
van tafzijde te werken.
Over hot algemeen zijn de modern©
toiletten zeer bewerkelijk. De tailles,
dio langen lijd hoogst eenvoudig wa
ren, zijn nu ware kunststukjes van
naaldwerk. Men garneert bijv. kanten
entiwdeux of incrustaties van tule op
gebloemd zijden Idnt, dat weer door
gase de soie over sluiert! is en een
buitengewoon fijnen indruk maakt.
Vender ziet men veel handborduur
sel en zijn zelfs de allergewoonste
blouses nog met smokwerk aan hals
on mouwen versierd. Het laatst© staat
Lief en eenvoudig.
Nu ei- buitengewoon veel bolero's
gedragen worden, komt ook de koket
te grelot-ifranje weer opdagen. Grelot-
franje in d© kleur van het toilet is een
chique garneering, die men in de
goodkoojiere genres nimmer aantreft.
Alleraardigst zien onze kleine meis
jes er uit in haar moderne Jurkjes. D©
wijde-rokken-niod© flatteert het jonge
volkje veel meer dan de nauwe mo
dellen het deden, die d© onvolkomen
figuurtjes zoo weinig maskeerde-n.
Alleraardigst doet daarentegen een
wijd klokrokje van taft of popeline,
dat in de taille geboullonnoerd is en
met een gerimpeld hoofdje op die
ceintuur genaaid is, en verder inge
richt met een smalle, gekruist© brebeli-
garnieering op een witte blouse van
wasohzijde, die aan hals en polsen
met smokwerk versierd is. Het spreekt
van zelf, dat men op dit thema tal
van variaties kan aanbrengen, die
allen even aardig staan. Ook de rui
me raglaimiantels van cover-coat of
lichte fyjitasieslof kleedcn onze meis
jes lief en zijn met een goed patroon
gemakkelijk te vervaardigen.
MARIE VAN AMSTEL.
Van de Residentie en baar
bewoners.
Bij de eerste voorstelling van het
toomelstuk „Peggy inn Kind', Dins
dag in het theater Verkade, heeft zich
et-u, voor de ingewijden min of meer
benauwd oogenblik afgespeeld, eigen
lijk waren het een serie benauwde
oogen blikken.
Gimberg haid voor te stellen een
eeuigszins verwijfd jougmenscli, een
nietsdoener eerste klas en nu kou het
geen toeval zijn, dat hij aanhoudend
diced denken aan een bekend litera
tor, die den ktalsten tijd nogal eens
voel voordrachten gehouden heeft.
De spraak, ge-af fee teerd, en met
hot uitspreken van lettergrepen, die!
geen ander Hollander zegt, het een
weiuig gedraaid bewegen als een t©
veel ooquetteerende dunne, het doed
aanhoudend de gedachte opkomen aan
Couperus. Nu was het benauwde van
hot geval, dat Couperus een trouw
bezoeker is van alle voorstellingen en
ditmaal was hij er te vinden en wel
cup een d©r eerste rijen, met di© van
zijn kennissen welke geen première
overslaan.
De bekenden merkto het onmid
dellijk en ik geloof dat d©
persoon in kwestie liet maar
lieed matigjes leuk vond. Het meest
dwaze was evenwel dat naast Cou
perus niemand anders gezeten was
dan lloelvink en het was dezelfde
It oei vink, die de regie van het stuk
gevoerd had. Of hij wist er van, óf
Gimberg heeft op de generale repeti
tie een ander soort nietsdoener voor
gesteld dan hij meende nu te moeten,
geven. Of in de binnenkamers nog
een ander over dit \oorval te doen
geweest is, kan ik helaas niet mede-
deelen. De bewonderaars vgn Coupe
rus waren diep verontwaardigd en
idiie verontwaardiging heeft zich geuit
in verschillende brieven, door de di
rectie ontvangen. Wie cr dien avond
zijn pleiaier in gehad zal hebben, dat
zal Gimberg geweest zijn. Heel den
avond speelde hij vlak voor het slacht
offer en hij wist dat ook heel goed.
Een tweede Haagsche inbereesantig-
heid was, dat Enny Vn> V, toen zij op
het toon eel kritieken moest verzame
len uit een paar juist gebrachte bla
den, onder het knippen zei: „Zie zoo
Lapidoth is er, nu nog Which". 1)
Of het door het eerste voorval komi
dat de serie voorstellingen van
..Peggyniet dadelijk voortgezet
worden. Er is ten minste reeds een
nieuw stuk aangekondigd. liet zou
anklers wat zijn om naar tc gaan zien.
Een bekende Haagsche figuur met on
miskenbare zekerheid op liet toonoel
weergegeven! Als dit niet trekt, trekt
niets, tenzij het publiek vindt dat
men over de sohreef gegaan.
In de bladen heeft een oproeping ge
slaan voor directeur voor de water
leiding. Dat is het gevolg van het be
noemen van den heer Van lloyen tot
directeur van de waterleiding te .Am
sterdam.
Toen kbe heer Stang ontslag geno
men had als directeur van do water
leiding alhier werden voor het direc
teurschap tw.ee namen genoemd, die
van ld© heeren Van Roy en en Ypey. i
D© eerste was reeds goruimen tijd als
ingenieur werkzaam en hem was
meer dan eens te kennen: gegeven, dat
hij den heer Stang als hoofd van het
bedrijf zou opvolgen: de heer Ypey
was tl© administrateur, die op eigen
1) De hoeren Frits Lapidoth en Dr.
Wafcli zijn onderscheidenlijk de too-
ne«l verslaggevers van de Nieuwe Cou
rant n Het Vaderland. Red. H.'s D.)
gebied heel veel verdiensten heeft,
maar die van de technische leidmg
niet zoo veel afweet ais een man, die
van dit gebied zijn studie gemaakt
heeft.
Nu deed liet, zoodra de heer Stang
ontslag genomen had, wat vreemld
aan, dat B. en W. kwamen met het
voorstel om den heer Slang als blij-
venlli adviseur aan de waterleiding te
verbinden. Dat de oud-directeur
groot© verdiensten beeft, sprak nie
mand tegen, maar niet zonder reden
werd gevreesd, dat het verbinden '.-an
een vasten adviseur aan de leiding,
tot moeü.iW-dm zou voeren met den
nieuwen directeur. I'it den raad werd
dan ook het voorstel gedaan om den
heer Stang niet tot vast adviseur te
lM'noeimen, maar om hem te doen be
talen voor e'k advies dat de vememte
van hem betrekken zou. Hiertegen
werd niet veel aangevoerd, maar ten
slotte kregen TL en W. toch hun zin
en de heer Stang werkl adviseur. In
gewijden vermoedden dadelijk, dat
het in de bedoeling zou liggen, om
niet den heer Van Royen maar om
den ftilnnimstratéeven he©r Ypey tot
directeur te benoemen en bet advi
seurschap van den heer Stang zou
alleen dienen om naast den adminis-
tratieven ook een techniscben leider
te houden. Ik kan als zeer beslist mee-
deelen, dat aan dein heer Van Royen
de vroegere toezeggingen niet her
haald zijn en met emlge spanning
zagen de belangstellenden uit naar de
voordracht voor den nieuwen direc
teur. Maar die kwam niet los. In
het erinkli van het vorig jaar werd zij
al verwacht.
Daar komt de vacature in Amster
dam en als ©enige cn-ndldnat, dragen
B. en-W, van de hoofdstad den heer
Van Royen voor. Hij is niet benoemd
of d© oproep gaat uit voor een direc
teur in den Haag: Zou d© heer Ypey
dan tooli geen kans hebben of is die
oproeping maar een wassen neus? De
toekomst zal b»t moeten loeren. De
vooirJraclit tot de benoeming van een
nieuwen directeur kan nu niet heel
lang meer uitblijven.
SINTRAM.
Een verijdelde afpersing
door
A 1 ex a n c
Ik wensch den heer James Davy
te spreken.
Een oogenhlikje, mijnheer, treedt
u binnen.
JJ© kamerdienaar begaf zich naar
hei studeervertrek van den beroemden
Londensclien detective James Davy.
Er is iemand om u te spieken,
mijnheer.
Laat hem binnenkomen.
Eemig© ©ogenblikken later kwam
een ongeveer 23-jarig© jong© man
binnen, dio er zeer opgewonden uit
zag.
Gij zijt James Davy, vroeg hij.
Mc ben Frank Simons, een onderwij
zer van een der kostscholen te Lon
den. Ik heb mij niet, zooals 't be
taamt, met een kaartje laten aandie
nen, daar ik de zaak, die ik u uileg
gen zal, zooveel mogelijk geheim
wensch te bouden.
Gaat uw gang. Maar u moet mij
alles haarfijn vertellen. Wees niet ze
nuwachtig. Hier hebt gij een glas
whiskey.
D© detective schonk hem een gla3
van dozen drank in.
Kont u Jack Kelly, den million-
nair?
Zeker!
Nu, deze man heeft één zoon. die
bij ons op kostschool is. Vandaag ont
ving »k een telegram of ik zoo goed
wilde weecn, den jongen naar Londen
te sturen. Z© zouden hem aan den
trein komen afhalen. Dit telegram
was geteekend Jack Kelly.
Waarom schreef de heer Kelly
geen brief, viel James Davy Frank
Simmons in de rede.
Dat doet hij nooit. Hij heeft de
gewoonte altijd telegrammen te zen
den, antwoordde Frank Sinunons,
Ik weigerde natuurlijk niet, ging
hij voort, maar om den jongen al
leen te laten gaan durfde ik niet aan,
en zoo kwam 't. dat ik mij dezen mor
gen inet hem in den trein naar Lon
den bevond.
Ho, ho, niet zoo haastig duide
lijker, alstublieft. Ik verzoek een om
standig verhaal van alles wat voorge
vallen is. Bemerktet gij niets op weg
naar 't station.
Ja. twee heeren veischenen tel
kens weer voor mij, wanneer ik een
hoek van oen straat omsloeg en zoo
doende macht der gewoonte do
straat inkeek.
Zaagt gij deze twee heeren ook
in -den trein?
Ja.
Beschrijf mij den juisten toe
eland, waarin u zich bovondl.
Onz© wagen was de tierde van de
locomotief af. Honoré, de zoon van
Jack Kelly, en ik zaten in een appar
tement van dezen wagen. Even moet
ik er bij voegen, dat 't een doorloo
pende trein was. Hij zat eenigo geïl
lustreerde bladen in te kijken, doch
dit begon hem spoedig te vervelen. Hij
6tond op en ging bij 't raampje staan,
waarlangs de smalle wandelgang van
den D-tre.n leidde.
Ik had mij verdiep: in een tijd
schriftartikel en zag 6lechts af en toe
even naar hem op. Toen ik na een mi
nuut of tien weer keek was hij ver
dwenen. Ik maakte mij niet ongerust,
want, dacht ik, hij is zeker oen beet.e
aan 't op en neer loopen. Ieder oogen
blik verwachtte ik hem weder te zien
verschijnen. Doch na vijf minuten
werd i'k onrustiger. Ik liep langs de
couipé's oin hom op te zoeken.
Kunt gij mij ook zeggen, wie in
dez© coupé's hadden piaut6 genomen,
Ja. In de eerste zat een familie.
Vader, moeder en drie welvarende
dochters. In de tweede een gezette
heer met zijn zoon en dan de derde,
zooals gezegd, Honoré ©n ik. Daar
achter dc twe© heeren, die ik al op
weg naar 't station gezien had en
verder allerlei volk.
Ah, die twe© weer. Wat deden zij?
Ecu van hen las een boek en de
ander scheen te slapen.
Ik ondervroeg eenig© lieden in den
trein of zij Honoié ook gezien hadden.
Telkens echter kreeg ik een ontken
nend antwoord. Ik trok aan dc nood
rem en ternauwernood was do trein
gestopt of een con-duclour verschoon.
Ik legdo heun de zaak uit. Ieder piokjo
in den trein werd onderzocht. Wij ke
ken zelfs onder Ie banken.
Ook in de coupé van de twe©
heeren?
Zeker I
En wus het raampje gesloten?
Ja. Toevallig viel mij dit op.
Zoo. gij zijt absoluut zeker, dat
hij zich nie'. binnen den trein be
vond.
Natuurlijk 1
Wel, dan beeft hij zich erbuiten
bovenden, was 't verrassende ant
woord van den detective.
O! ol oI
Frank Summons keek den detec
tive met oen eerbiedigen blik aan.
Dez© had toch maar overal erg in,
liè?
Toen wij aan 't volgend station
waren gekomen, zei Frank Sim
mons waren de heeren weg, ver
dwenen. Zij moeten onderweg uit den
i trein zijn gesprongen, toen dez© zich
I langzaam tegen d© helling optrok. De
ze geheimzinnig© verdwijning houdt
natuurlijk verband met du verdwij
ning van Honoré.
D© detective had de laatste oogon-»
blikken aandachtig toegehoord.
De«© woorden waren van groot be
lang voor hem. Hier gold 't natuurlijk
een afpersing.
FEUILLETON
HECTOR MALOT.
De Zwaan.
Toen Bob's broer heengegaan was
bleef het scheepje nog eenigen tijd
rustig liggen en wij hoorden slechts
hot loeien van den wind door het
tuig en het lekken van de golven te
gen de kielmaar langzamerhand
kwam er moer beweging wij onder
scheidden voetstappen op het dek
men liet trossen vallenspillen
knarsten kettingen werden op- en
afgewonden: men wentelde don kaap
stander er werd een zeil gehesohen
bet roer kraakto on eensklaps wierp
het schip zich op de linkerzijde, hot
suhommelen begon wij waren in
zee. Ik was gered.
Eerst langzaam en zacht, werd het
Biuizeren c' sneller en sterker, liet
Boni» daalde en rees en weldra sloe
gen de golven nu eens togen de eene.
dun tegen de andere zijde.
Anne Mattia zeide ik, ter
wijl ik ziin hand greep.
Dat doet er niets toe, zeide
hijgii zijt gered bovendien wist
ik wel. dat het zoo zijn zou toen wij
in het rijtuig zaten, zag ik hoo da
wind de boomen deed heen en weer
•gaan en ik zei bij mii zei ven. dat wij
om zee ook zoo dansen zouden.
Op dat oogenblik werd de deur van
de kajuit geopend.
Als gij op het dek wilt komen,
zeid© de broer van Bob, kunt gij
het doen er is geen gevaar meer.
Wanneer voelt men 't minst \:aai
de zeeziekte vroqg Mattia.
Als men ligt.
Dank u dan blijf ik liften.
En liii strekte rich in zijn volle
lengte od den grond uit.
De jongen zal u geven wat gij
noodig hebt, zeide de kapitein.
Dunk u als hij maar niet te
lang weg blijft, zal 't mii aangenaam
•ziin. antwoordde Mattia.
N u al
't Is al lang geleden begonnen.
Ik wilde bii hem blijven, maar hij
zond mij naar het dek en herhaalde
nog
t Is niemendal gij zijt gered
het komt er niets op aan ik heb mij
nooit voorgesteld, dat het prettig zou
ziin. zeeziek te wezen.
Op het dek gekomen, kon ik mij
sledhts staande houden door mij aan
de touwen vast te grijpen.
Zoo ver mijn oog kon doordringen
in de duisternis van den naoht, zag
ik niets dan een witte, schuimende
vlakte, waarover ons scheepje zioh
bewoog, zich tefkens op ziide werpen
de. alsof bcrti in de golven zou dui
ken.
Maar het d'ook niet onderinte
gendeel, het liohtte ricili weder veer
krachtig op. dianste op de golven en
schooi voorwaarts, door den westen
wind gedreven.
Ik kook om naar de kustreeds
waren d© lichten van de haven niet
moer dan punten in den nevelachu-
gen hemel en toen ik ze flauwer zag
worden en verdwijnen, was het of
eem gevoel van verlichting zicji van
mii meester maakte bii mijn afscheid
van Engeland.
Als de wind zoo aanhoudt,
zeide de kapitein, zullen wij van
avond niet laat te Isigny aankomen.
De „Eclips" is een flinke boot.
Een ganschc dag op zoo en zelfs
meer dan een dag Arme Mattia
En het deed Qiern pleiizier, zeeziek
te ziin'l
Maar de dag ging toch om en ik
bracht mijn tijd door met van de
kajuit naar het dek en van het dctc
naar de kajuit te gaan. Eens dat ik
met den kapitein stond to praten.
zeide Kil. terwijl bij met de hand
•wees
Harflcur.
In het zuidwesten zag ik toen een
hooge witte kolom, die op een donke
ren achtergrond zicli afleekendc.
Ik liep zoo snel ik koin de trappen
af oiin aan Mattia die goede tijding
te brengen. Wij waren ui (liet gezicht
vam Frankrijk. Maar het is nog een
geheele afstand, die llurfleur van
Jsigny scheidt en man moet het ge
heele schiereiland Colcntin omzeilen,
vóór men in de Vire en Aure komt.
Daar het vrii laat was. toen de
..Eclips'' de kade van leiguv aan
deed. gaf de kapitein ons verlof om
aan boord te blijven sla-pen en eerst
den anderen morgen scheidden' wij
vun hem. na hem hartelijk bedankt
te hebben.
Als gij naar Engeland mocht
willen terugkeeren. zeide hij. ter-
wjijl hii ©ns een stevlgen handdruk
gaf, zorg dan maar op een Dins
dag hier te ziin eiken Dinsdag gaat
de ..Eclips" naar Engeland. Zij is
tot uw besohikkina.
Dat was een recht vriendelijk aan
bod. maar dat wij volstrekt geen lust
hadden om aan te nemen, want bei
den. Mattia zoowel als ik, hadden
een bepaalde reden cm niet meer
naar Engeland te gaan.
Toen wij in Frank ruk aan wal
stapten, bezaten wij niets anders dan
onze kleercn en onze instrumenten,
want Mattia had gezorgd, dat hij
miin harp bad medegenomen, die ik
in de tent van Bob achtergelaten had
ui den nacht, dat i'k naar de heiberg
..De Eikenboom" ging, Wat onze
reiszakken, betrof, die waren met al
wat zij bevatten in den wagen van de
familie Driscoll gebleven. Dit bracht
ons wel in eenige ongelegenheid,
want wii konden ons zwervend leven
niet hervatten zonder hemd en zon
der kousen en vooral zonder kaart.
Gelukkig had Mattia zes gulden
opgespaard en wij haddon bovendien
ons aandeel in de ontvangst, welk©
:Bob en ziine makkere hadden ge
maakt op den avond, dat wij met hen
speelden, en dit bedroeg veertien
gulden ruim. Wii hadden dus een
fortuin van bijna twintig gulden, en
voor ons was dit heel veel. Mart.tia had
dit geld willen ceven in mindering
van do kosten die miin vlucht had
veroorzaakt, maar Bob had geant
woord. dat vriedschaipsdiensten niet
werden betaald en hij wilde niets
aannemen.
Ons eerste we i'k. nadat wij de
..Eclips" verlaten (hadden, was een
ouden soldatenransel en een paar
hemden He koopen voorts twee paar
kousen, een stuk zeep. een kam.
garen, knoopen. naalden en vooral
iets wat ons nog onmisbaarder was
dan al die dingen, hoe nuttig ze voor
ons ook waren: een kaart van Frank-
riik.
Waar moesten wij dan ook heen,
nu wii eenmaal in Frankrijk waren
welken weg moesten wij inslaan
welke richting volgen
Dat was de vraag, die wij overwo
gen. terwijl wij vun Isfcny den weg
naar Buveux aflegden.
Wat mij betreft. zeide Maffia*
i'k heb geen keus, ik ben even be
reid om rechts als om links te gaan.
Ik verlang maar één ding.
En dat is
Dat wij den loop ©ener rivief
volgen of van een kanaal, want ik
heb ©en idee.
Daar ik aan Mattia niet vroeg,
welk idee hii had. ginc hij voort
Ik zie wel, dat ik het n mofit ver
tellen. Toen Arthur ziek was. heeft
mevrouw Milligan weder op eene
boot Frankrijk mei hem doorkruist
en daardoor hebt gij hem op „De
Zwaan" ontmoet.
Ilij is niet ziek meer.
Dat is te zeeiftpn hij wordl
heter hii is erg ziek geweest en hü
is slechts gered door de zorg zliner
moeder. Nu is- miin vaste overtui
ging. dat. om hem gëh©el-en-al te
doen genezen, mevrouw Milligan
hem weder op een boot de stroomen.
rivieren en kanalen laat volgen, dm
„De Zwaan" bevaren kan. Wanneer
wii ons dus aan den loon eener rivier