BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. 33e JilrK*rs ZATERDAG 8 APRIL 1918 No 10078 DE ZATERDAGAVOND LETTERKUNDIG WEEKBLAD, Het Rijke Natuurleven IETS UIT HET LEVEN VAN VLEERMUIS EN MOL. Met Het zachtere weer in Februari en Maart, zijn er heel wat vleermui zen ontwaakt. Niet, dat deze dieren in onze kwakkelwiinbere nog aan een onvervalschten winterslaap zouden denken, maar in Februari en Maart komen ze toch meer gere^bJidi voor den dag, terwijl ze In het hartje van den winter alleen bij toeval voor den dag komen of wanneer de natuur zich e>en paar maanden vergist. Nu, in April dwarrelen ze weer door het avondgrauw, de spookdie ren. die geheimzinnig blijven, oil- danks het vele licht, dat men tegen woordig op hen laat schijnen. Vraag eens in uw omgeving, welk geluid de vleermuizen maken en bij na steeds weet men het alleen uit de dierkund ©boeken, dat het geluid heel boog moet zijn. En toch is niets gemakkelijker waarneembaar voor menschen met een normaal ontwikkeld, scherp go hoororgaan dan do hoog© toon, die onze nachtvogels voortbrengen. Tikt even, wanneer ge het geluid nooit hebt waargenomen, met een, vochtige kurk tegen een flesch. De hoogsi waarneembare toon, even slechts aangegeven, is ongeveer die, welke ge nu avond aan avond kunt hoorei:. Dan zijn de vleermuizen op jacht naar insecten, dan maken ze elkaar wellicht het hof, maar door de duisternis dringt slechts het hooge geluid tot ons door en het echte leven en bedrijf der dieren is niet waar neembaar. Zoo is liet begrijpelijk, dat men ten opzichte dezer alledaagsche wezentjes nog heol wat levensraad sels heeft op te lossen. Een paar jaar geleden, werd bv. do vraag opgeworpen in een Duitsch tijdschrift, of de vleermuizen water gebruikten en zoo ja, op welke wijze ze bet bemachtigden. Een vleermuis is een zoogdier zoo redeneerde men, en het is waarschijn lijk, dat het dier zal drinken, al zijn er zoogdieren, die geen vloeistof als zoodanig tot zich nemen. Maar ge bruikt de vleermuis regen- of dauw droppels, die aan de bladeren der hoornen hangen, likt het dier het wa ter na een regpnbui van de boomstam men af, of gaat hot naai* den kant van het water om daar to drinken? Dit laatste was heel onwaarschijnlijk, waar we weten, dat een vleermuis in de lucht heel wat betcekent, maar op den grond een hulpeloos wezentje is, dat loopt, als eon kind van twee jaar in de regenjas van vader. Hoe dan wel? Het antwoord werd gegeven door Ostheun uit Hessen, die ongeveer hot volgende vertelde: ,.Op een Zondagmiddag maakte ik met mijn familie ccn wandeling. Toen, bij een water gekomen, mijn kinderen zich daar wat vermaakten, zag ik plotseling een vleermuis. Het was op een helderen zomerdag tussehen drie en vier uur. Ik dacht daarom niet anders, don dat het dier toevallig u't zijn schuilhoek was ver jaagd en nu, verblind door hot felle zonlicht, gauw oen ander, veilig plaatsje wilde zoeken. Maar ik had nie bedrogen. Do vleermuis vloog steeds lager en klronk plotseling, bij den waterspiegel gekomen, op zwalu- wearnanier von het vcrfrisschende vocht Toen steeg rij weer liooger en hoo- ger en was weldra uit mijn gezichts veld verdwenen.Tot zoover de bewuste mededeeling, die ons doet zien, dat, een interessant© waarneming kan worden gedaan, op een oogenblik, dat men er het minst op uit is. Zoo wordt van zwaluwen, die hun voöJeel al vliegend bemachtigen en ook in d© vlucht drinken,' nog vaak beweerd, dat z© niet als een gewone vogel op den begaruen grond komen. Wie echter in een waterrijk land eem wandeling gaat maken in een stille streelt, kan heel vaak zien, dat do zwaluwen van hun ingespannen zwiertochten heet vaak komen uitrus ten midden op den weg en het kost den dieren niets geen moeite, om zioh weer in. de lucht te verheffen. Eigen, waarnemingen zijn de meest zekere, al moeten we vaak afgaan op die van andereu. Het blinde navolgen, dat op ieder gebied verkeerd is, heeft vooral ook in de natuurstudie heel wat verkeer de ideeën helpen vei breiden. Bekend is het sprookje van het schitterend geconstrueerde molleni- nest, dat in onze jonge jaren, met zoo veel smaak door d© onderwijzers kon worden naverteld. In het leerboek een mooi plaatje, op het bord een vlugge schets en voor ons was de mol een bouwmeester up to dale. Nu kan hot geen kwaad, dat we van de dieren, waarvan ten onrechte vaak zooveel kwaad wordt verteld, eens overdrijven naar den goeden kant, maar hier was het toch al te erg. De mol is heel niet zoo'n kundig architect, als waarvoor men hem aanzag. Het sprookje is door een fan tast in omloop gebracht en wij heb ben het maar gemoedelijk aangeno men, omdat het geloofwaard-ig klonk en er zooveel kunstigs in de natuur is. Wie nu eens het plaatje uit het leerboek van Boerman en Knip verge lijkt met de voonslell'ing uit onz© jeugd, zal verbaasd staan te kijken. H. PEUSENS. Rofcrieh voor Vrouwen MODE EN KLEEDING. Ais „Madame Mode" om haar'gril len wordt aangevallen, dan weten we reeds bij ondervinding, dat zij hon derd uitvluchten heeft om die te verde- digeu. Zoo was t ook, toen ze plotse- j ling van den overdreven nauwen rok- vorm tot den zeer wijden korten klok- rok overging. Het heette toen, dat die wijde, korte i rok zich beter bij de tijdsomstandig heden aanpaste; de vrouw, die nu een meer werkzaam aandeel in het sociale leven, neemt, zou meer vrijheid van be wegen noodig hebben en met die korte modellen kan men beter stappan, enz. en daarmede was d© wijd© klokrok uongenomen; alhoewel men bleef pro- testeeren tegen de grooter metorrnaat stof die zoo'n nieuw model vraagt; en dat in een tijd, dat de wollen weef sels buitengewoon hoog in prijs zijn. Maar hoe nu d© laatste nouveauté verdedigd zal worden, wekt cms aller nieuwsgierigheid. Onder de laatste nouveauté verstaan we de gevreesde crinoline, die men trots alle voorspel lingen van het tegendeel, toch heeft biinmongeloodstl Men ziet crinolines van, grove, st'iji- ve tule met dito volants 'gegarneerd en waarin op verschillende hoogten hoepels zijn ingeschoven. Andere hui zen lanoeeren japonnen, die op zich zelf reeds crinolines zijn, "doordat d© hoepels in de rokzooineu geschoven zijn. Voor hetzelfde doel brengt men ook rolletjes paardenhaar enz. in den handel. Het spreekt vanzelf, dat over. die wijde rokken ook zéér ruime mantels gedragen worden en een vrouw, die modern gekleed is, heeft heel wat me- termant stof of zijde met zich mede te dragen. Voor d© a.e. zomermaan den zal dan ook zeer veel tafzijde gedragen worden. De tafzijde japon nen kunnen naar verkiezing bestaan uit: rok en mantel, of uit rok, geklee- de taille en pelerine. De pélerines zul len zich in grooten bijval verheugen. Ze kleeden aardig en zijn goedkoop te vervaardigen. Meai ziet ze in kraag- vorm en met punten ingericht, terwijl ze afgewerkt zijn met ruches of band fluweel. Band fluweel en lint wordt zeer veel als garneering benut. Gekleurde lin ten met bloemen of Schotsche strepen ziet men zoowel op toiletten als op hoeden toegepast. Er worden dit seizoen veel verschil lend© kleuren gebracht, doch 't meest op den voorgrond treden bordeaux rood en tèt© de négrc, verder groen, violet, paars, beige en de klassiek ge worden cover-coat kleuren. Ook zwar te tule wordt sterk gelanceerd. Moei' dan ooit wordt met tweeërlei stoffen gewerkt. Zoo brengt men voile niet tafzijde, hetgeen met alleen, zeoi- mooi staat, maai- waardoor d© modellen tevens meer tot hun recht komen. Voilestof is uiteraard een slap weefsel en dus weinig geschikt om uitstaande plooien t© vormen, maar daar de dames de luchtige voile-stof fen niet willen ontberen, is men er toe gekomen de rokken met ruimte aan j de oeintuur te naaien en van onderen een breade volant „en forme" van tafzijde aan te brengen, dae de wijlite beli oorl ijk doet uitstaan. Om een mooi geheel te krijgen, wordt dezelf de tafzijde op de taille gewerkt, in den vorm van bretclle-garneering, over jakjes, gedrapeerde voorpanden, enz. Do mouwen worden zelfs nit tweeërlei weefsels vervaardigd, door een grootc ballonmouw van voile-stof op een hooge nauwsluitende manchet van tafzijde te werken. Over hot algemeen zijn de modern© toiletten zeer bewerkelijk. De tailles, dio langen lijd hoogst eenvoudig wa ren, zijn nu ware kunststukjes van naaldwerk. Men garneert bijv. kanten entiwdeux of incrustaties van tule op gebloemd zijden Idnt, dat weer door gase de soie over sluiert! is en een buitengewoon fijnen indruk maakt. Vender ziet men veel handborduur sel en zijn zelfs de allergewoonste blouses nog met smokwerk aan hals on mouwen versierd. Het laatst© staat Lief en eenvoudig. Nu ei- buitengewoon veel bolero's gedragen worden, komt ook de koket te grelot-ifranje weer opdagen. Grelot- franje in d© kleur van het toilet is een chique garneering, die men in de goodkoojiere genres nimmer aantreft. Alleraardigst zien onze kleine meis jes er uit in haar moderne Jurkjes. D© wijde-rokken-niod© flatteert het jonge volkje veel meer dan de nauwe mo dellen het deden, die d© onvolkomen figuurtjes zoo weinig maskeerde-n. Alleraardigst doet daarentegen een wijd klokrokje van taft of popeline, dat in de taille geboullonnoerd is en met een gerimpeld hoofdje op die ceintuur genaaid is, en verder inge richt met een smalle, gekruist© brebeli- garnieering op een witte blouse van wasohzijde, die aan hals en polsen met smokwerk versierd is. Het spreekt van zelf, dat men op dit thema tal van variaties kan aanbrengen, die allen even aardig staan. Ook de rui me raglaimiantels van cover-coat of lichte fyjitasieslof kleedcn onze meis jes lief en zijn met een goed patroon gemakkelijk te vervaardigen. MARIE VAN AMSTEL. Van de Residentie en baar bewoners. Bij de eerste voorstelling van het toomelstuk „Peggy inn Kind', Dins dag in het theater Verkade, heeft zich et-u, voor de ingewijden min of meer benauwd oogenblik afgespeeld, eigen lijk waren het een serie benauwde oogen blikken. Gimberg haid voor te stellen een eeuigszins verwijfd jougmenscli, een nietsdoener eerste klas en nu kou het geen toeval zijn, dat hij aanhoudend diced denken aan een bekend litera tor, die den ktalsten tijd nogal eens voel voordrachten gehouden heeft. De spraak, ge-af fee teerd, en met hot uitspreken van lettergrepen, die! geen ander Hollander zegt, het een weiuig gedraaid bewegen als een t© veel ooquetteerende dunne, het doed aanhoudend de gedachte opkomen aan Couperus. Nu was het benauwde van hot geval, dat Couperus een trouw bezoeker is van alle voorstellingen en ditmaal was hij er te vinden en wel cup een d©r eerste rijen, met di© van zijn kennissen welke geen première overslaan. De bekenden merkto het onmid dellijk en ik geloof dat d© persoon in kwestie liet maar lieed matigjes leuk vond. Het meest dwaze was evenwel dat naast Cou perus niemand anders gezeten was dan lloelvink en het was dezelfde It oei vink, die de regie van het stuk gevoerd had. Of hij wist er van, óf Gimberg heeft op de generale repeti tie een ander soort nietsdoener voor gesteld dan hij meende nu te moeten, geven. Of in de binnenkamers nog een ander over dit \oorval te doen geweest is, kan ik helaas niet mede- deelen. De bewonderaars vgn Coupe rus waren diep verontwaardigd en idiie verontwaardiging heeft zich geuit in verschillende brieven, door de di rectie ontvangen. Wie cr dien avond zijn pleiaier in gehad zal hebben, dat zal Gimberg geweest zijn. Heel den avond speelde hij vlak voor het slacht offer en hij wist dat ook heel goed. Een tweede Haagsche inbereesantig- heid was, dat Enny Vn> V, toen zij op het toon eel kritieken moest verzame len uit een paar juist gebrachte bla den, onder het knippen zei: „Zie zoo Lapidoth is er, nu nog Which". 1) Of het door het eerste voorval komi dat de serie voorstellingen van ..Peggyniet dadelijk voortgezet worden. Er is ten minste reeds een nieuw stuk aangekondigd. liet zou anklers wat zijn om naar tc gaan zien. Een bekende Haagsche figuur met on miskenbare zekerheid op liet toonoel weergegeven! Als dit niet trekt, trekt niets, tenzij het publiek vindt dat men over de sohreef gegaan. In de bladen heeft een oproeping ge slaan voor directeur voor de water leiding. Dat is het gevolg van het be noemen van den heer Van lloyen tot directeur van de waterleiding te .Am sterdam. Toen kbe heer Stang ontslag geno men had als directeur van do water leiding alhier werden voor het direc teurschap tw.ee namen genoemd, die van ld© heeren Van Roy en en Ypey. i D© eerste was reeds goruimen tijd als ingenieur werkzaam en hem was meer dan eens te kennen: gegeven, dat hij den heer Stang als hoofd van het bedrijf zou opvolgen: de heer Ypey was tl© administrateur, die op eigen 1) De hoeren Frits Lapidoth en Dr. Wafcli zijn onderscheidenlijk de too- ne«l verslaggevers van de Nieuwe Cou rant n Het Vaderland. Red. H.'s D.) gebied heel veel verdiensten heeft, maar die van de technische leidmg niet zoo veel afweet ais een man, die van dit gebied zijn studie gemaakt heeft. Nu deed liet, zoodra de heer Stang ontslag genomen had, wat vreemld aan, dat B. en W. kwamen met het voorstel om den heer Slang als blij- venlli adviseur aan de waterleiding te verbinden. Dat de oud-directeur groot© verdiensten beeft, sprak nie mand tegen, maar niet zonder reden werd gevreesd, dat het verbinden '.-an een vasten adviseur aan de leiding, tot moeü.iW-dm zou voeren met den nieuwen directeur. I'it den raad werd dan ook het voorstel gedaan om den heer Stang niet tot vast adviseur te lM'noeimen, maar om hem te doen be talen voor e'k advies dat de vememte van hem betrekken zou. Hiertegen werd niet veel aangevoerd, maar ten slotte kregen TL en W. toch hun zin en de heer Stang werkl adviseur. In gewijden vermoedden dadelijk, dat het in de bedoeling zou liggen, om niet den heer Van Royen maar om den ftilnnimstratéeven he©r Ypey tot directeur te benoemen en bet advi seurschap van den heer Stang zou alleen dienen om naast den adminis- tratieven ook een techniscben leider te houden. Ik kan als zeer beslist mee- deelen, dat aan dein heer Van Royen de vroegere toezeggingen niet her haald zijn en met emlge spanning zagen de belangstellenden uit naar de voordracht voor den nieuwen direc teur. Maar die kwam niet los. In het erinkli van het vorig jaar werd zij al verwacht. Daar komt de vacature in Amster dam en als ©enige cn-ndldnat, dragen B. en-W, van de hoofdstad den heer Van Royen voor. Hij is niet benoemd of d© oproep gaat uit voor een direc teur in den Haag: Zou d© heer Ypey dan tooli geen kans hebben of is die oproeping maar een wassen neus? De toekomst zal b»t moeten loeren. De vooirJraclit tot de benoeming van een nieuwen directeur kan nu niet heel lang meer uitblijven. SINTRAM. Een verijdelde afpersing door A 1 ex a n c Ik wensch den heer James Davy te spreken. Een oogenhlikje, mijnheer, treedt u binnen. JJ© kamerdienaar begaf zich naar hei studeervertrek van den beroemden Londensclien detective James Davy. Er is iemand om u te spieken, mijnheer. Laat hem binnenkomen. Eemig© ©ogenblikken later kwam een ongeveer 23-jarig© jong© man binnen, dio er zeer opgewonden uit zag. Gij zijt James Davy, vroeg hij. Mc ben Frank Simons, een onderwij zer van een der kostscholen te Lon den. Ik heb mij niet, zooals 't be taamt, met een kaartje laten aandie nen, daar ik de zaak, die ik u uileg gen zal, zooveel mogelijk geheim wensch te bouden. Gaat uw gang. Maar u moet mij alles haarfijn vertellen. Wees niet ze nuwachtig. Hier hebt gij een glas whiskey. D© detective schonk hem een gla3 van dozen drank in. Kont u Jack Kelly, den million- nair? Zeker! Nu, deze man heeft één zoon. die bij ons op kostschool is. Vandaag ont ving »k een telegram of ik zoo goed wilde weecn, den jongen naar Londen te sturen. Z© zouden hem aan den trein komen afhalen. Dit telegram was geteekend Jack Kelly. Waarom schreef de heer Kelly geen brief, viel James Davy Frank Simmons in de rede. Dat doet hij nooit. Hij heeft de gewoonte altijd telegrammen te zen den, antwoordde Frank Sinunons, Ik weigerde natuurlijk niet, ging hij voort, maar om den jongen al leen te laten gaan durfde ik niet aan, en zoo kwam 't. dat ik mij dezen mor gen inet hem in den trein naar Lon den bevond. Ho, ho, niet zoo haastig duide lijker, alstublieft. Ik verzoek een om standig verhaal van alles wat voorge vallen is. Bemerktet gij niets op weg naar 't station. Ja. twee heeren veischenen tel kens weer voor mij, wanneer ik een hoek van oen straat omsloeg en zoo doende macht der gewoonte do straat inkeek. Zaagt gij deze twee heeren ook in -den trein? Ja. Beschrijf mij den juisten toe eland, waarin u zich bovondl. Onz© wagen was de tierde van de locomotief af. Honoré, de zoon van Jack Kelly, en ik zaten in een appar tement van dezen wagen. Even moet ik er bij voegen, dat 't een doorloo pende trein was. Hij zat eenigo geïl lustreerde bladen in te kijken, doch dit begon hem spoedig te vervelen. Hij 6tond op en ging bij 't raampje staan, waarlangs de smalle wandelgang van den D-tre.n leidde. Ik had mij verdiep: in een tijd schriftartikel en zag 6lechts af en toe even naar hem op. Toen ik na een mi nuut of tien weer keek was hij ver dwenen. Ik maakte mij niet ongerust, want, dacht ik, hij is zeker oen beet.e aan 't op en neer loopen. Ieder oogen blik verwachtte ik hem weder te zien verschijnen. Doch na vijf minuten werd i'k onrustiger. Ik liep langs de couipé's oin hom op te zoeken. Kunt gij mij ook zeggen, wie in dez© coupé's hadden piaut6 genomen, Ja. In de eerste zat een familie. Vader, moeder en drie welvarende dochters. In de tweede een gezette heer met zijn zoon en dan de derde, zooals gezegd, Honoré ©n ik. Daar achter dc twe© heeren, die ik al op weg naar 't station gezien had en verder allerlei volk. Ah, die twe© weer. Wat deden zij? Ecu van hen las een boek en de ander scheen te slapen. Ik ondervroeg eenig© lieden in den trein of zij Honoié ook gezien hadden. Telkens echter kreeg ik een ontken nend antwoord. Ik trok aan dc nood rem en ternauwernood was do trein gestopt of een con-duclour verschoon. Ik legdo heun de zaak uit. Ieder piokjo in den trein werd onderzocht. Wij ke ken zelfs onder Ie banken. Ook in de coupé van de twe© heeren? Zeker I En wus het raampje gesloten? Ja. Toevallig viel mij dit op. Zoo. gij zijt absoluut zeker, dat hij zich nie'. binnen den trein be vond. Natuurlijk 1 Wel, dan beeft hij zich erbuiten bovenden, was 't verrassende ant woord van den detective. O! ol oI Frank Summons keek den detec tive met oen eerbiedigen blik aan. Dez© had toch maar overal erg in, liè? Toen wij aan 't volgend station waren gekomen, zei Frank Sim mons waren de heeren weg, ver dwenen. Zij moeten onderweg uit den i trein zijn gesprongen, toen dez© zich I langzaam tegen d© helling optrok. De ze geheimzinnig© verdwijning houdt natuurlijk verband met du verdwij ning van Honoré. D© detective had de laatste oogon-» blikken aandachtig toegehoord. De«© woorden waren van groot be lang voor hem. Hier gold 't natuurlijk een afpersing. FEUILLETON HECTOR MALOT. De Zwaan. Toen Bob's broer heengegaan was bleef het scheepje nog eenigen tijd rustig liggen en wij hoorden slechts hot loeien van den wind door het tuig en het lekken van de golven te gen de kielmaar langzamerhand kwam er moer beweging wij onder scheidden voetstappen op het dek men liet trossen vallenspillen knarsten kettingen werden op- en afgewonden: men wentelde don kaap stander er werd een zeil gehesohen bet roer kraakto on eensklaps wierp het schip zich op de linkerzijde, hot suhommelen begon wij waren in zee. Ik was gered. Eerst langzaam en zacht, werd het Biuizeren c' sneller en sterker, liet Boni» daalde en rees en weldra sloe gen de golven nu eens togen de eene. dun tegen de andere zijde. Anne Mattia zeide ik, ter wijl ik ziin hand greep. Dat doet er niets toe, zeide hijgii zijt gered bovendien wist ik wel. dat het zoo zijn zou toen wij in het rijtuig zaten, zag ik hoo da wind de boomen deed heen en weer •gaan en ik zei bij mii zei ven. dat wij om zee ook zoo dansen zouden. Op dat oogenblik werd de deur van de kajuit geopend. Als gij op het dek wilt komen, zeid© de broer van Bob, kunt gij het doen er is geen gevaar meer. Wanneer voelt men 't minst \:aai de zeeziekte vroqg Mattia. Als men ligt. Dank u dan blijf ik liften. En liii strekte rich in zijn volle lengte od den grond uit. De jongen zal u geven wat gij noodig hebt, zeide de kapitein. Dunk u als hij maar niet te lang weg blijft, zal 't mii aangenaam •ziin. antwoordde Mattia. N u al 't Is al lang geleden begonnen. Ik wilde bii hem blijven, maar hij zond mij naar het dek en herhaalde nog t Is niemendal gij zijt gered het komt er niets op aan ik heb mij nooit voorgesteld, dat het prettig zou ziin. zeeziek te wezen. Op het dek gekomen, kon ik mij sledhts staande houden door mij aan de touwen vast te grijpen. Zoo ver mijn oog kon doordringen in de duisternis van den naoht, zag ik niets dan een witte, schuimende vlakte, waarover ons scheepje zioh bewoog, zich tefkens op ziide werpen de. alsof bcrti in de golven zou dui ken. Maar het d'ook niet onderinte gendeel, het liohtte ricili weder veer krachtig op. dianste op de golven en schooi voorwaarts, door den westen wind gedreven. Ik kook om naar de kustreeds waren d© lichten van de haven niet moer dan punten in den nevelachu- gen hemel en toen ik ze flauwer zag worden en verdwijnen, was het of eem gevoel van verlichting zicji van mii meester maakte bii mijn afscheid van Engeland. Als de wind zoo aanhoudt, zeide de kapitein, zullen wij van avond niet laat te Isigny aankomen. De „Eclips" is een flinke boot. Een ganschc dag op zoo en zelfs meer dan een dag Arme Mattia En het deed Qiern pleiizier, zeeziek te ziin'l Maar de dag ging toch om en ik bracht mijn tijd door met van de kajuit naar het dek en van het dctc naar de kajuit te gaan. Eens dat ik met den kapitein stond to praten. zeide Kil. terwijl bij met de hand •wees Harflcur. In het zuidwesten zag ik toen een hooge witte kolom, die op een donke ren achtergrond zicli afleekendc. Ik liep zoo snel ik koin de trappen af oiin aan Mattia die goede tijding te brengen. Wij waren ui (liet gezicht vam Frankrijk. Maar het is nog een geheele afstand, die llurfleur van Jsigny scheidt en man moet het ge heele schiereiland Colcntin omzeilen, vóór men in de Vire en Aure komt. Daar het vrii laat was. toen de ..Eclips'' de kade van leiguv aan deed. gaf de kapitein ons verlof om aan boord te blijven sla-pen en eerst den anderen morgen scheidden' wij vun hem. na hem hartelijk bedankt te hebben. Als gij naar Engeland mocht willen terugkeeren. zeide hij. ter- wjijl hii ©ns een stevlgen handdruk gaf, zorg dan maar op een Dins dag hier te ziin eiken Dinsdag gaat de ..Eclips" naar Engeland. Zij is tot uw besohikkina. Dat was een recht vriendelijk aan bod. maar dat wij volstrekt geen lust hadden om aan te nemen, want bei den. Mattia zoowel als ik, hadden een bepaalde reden cm niet meer naar Engeland te gaan. Toen wij in Frank ruk aan wal stapten, bezaten wij niets anders dan onze kleercn en onze instrumenten, want Mattia had gezorgd, dat hij miin harp bad medegenomen, die ik in de tent van Bob achtergelaten had ui den nacht, dat i'k naar de heiberg ..De Eikenboom" ging, Wat onze reiszakken, betrof, die waren met al wat zij bevatten in den wagen van de familie Driscoll gebleven. Dit bracht ons wel in eenige ongelegenheid, want wii konden ons zwervend leven niet hervatten zonder hemd en zon der kousen en vooral zonder kaart. Gelukkig had Mattia zes gulden opgespaard en wij haddon bovendien ons aandeel in de ontvangst, welk© :Bob en ziine makkere hadden ge maakt op den avond, dat wij met hen speelden, en dit bedroeg veertien gulden ruim. Wii hadden dus een fortuin van bijna twintig gulden, en voor ons was dit heel veel. Mart.tia had dit geld willen ceven in mindering van do kosten die miin vlucht had veroorzaakt, maar Bob had geant woord. dat vriedschaipsdiensten niet werden betaald en hij wilde niets aannemen. Ons eerste we i'k. nadat wij de ..Eclips" verlaten (hadden, was een ouden soldatenransel en een paar hemden He koopen voorts twee paar kousen, een stuk zeep. een kam. garen, knoopen. naalden en vooral iets wat ons nog onmisbaarder was dan al die dingen, hoe nuttig ze voor ons ook waren: een kaart van Frank- riik. Waar moesten wij dan ook heen, nu wii eenmaal in Frankrijk waren welken weg moesten wij inslaan welke richting volgen Dat was de vraag, die wij overwo gen. terwijl wij vun Isfcny den weg naar Buveux aflegden. Wat mij betreft. zeide Maffia* i'k heb geen keus, ik ben even be reid om rechts als om links te gaan. Ik verlang maar één ding. En dat is Dat wij den loop ©ener rivief volgen of van een kanaal, want ik heb ©en idee. Daar ik aan Mattia niet vroeg, welk idee hii had. ginc hij voort Ik zie wel, dat ik het n mofit ver tellen. Toen Arthur ziek was. heeft mevrouw Milligan weder op eene boot Frankrijk mei hem doorkruist en daardoor hebt gij hem op „De Zwaan" ontmoet. Ilij is niet ziek meer. Dat is te zeeiftpn hij wordl heter hii is erg ziek geweest en hü is slechts gered door de zorg zliner moeder. Nu is- miin vaste overtui ging. dat. om hem gëh©el-en-al te doen genezen, mevrouw Milligan hem weder op een boot de stroomen. rivieren en kanalen laat volgen, dm „De Zwaan" bevaren kan. Wanneer wii ons dus aan den loon eener rivier

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1916 | | pagina 13