DE IIMNÏEfilMltG. RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. Feuilleton ]OIc&,£3-:sT3!.C5:rrs5üSt ^I^2kggr!3!.cs.èll« CERD£ BLAD ZATERDAG 15 JULI 1916 Raadsels fl>eze raadsels zijn al'le ingezonden door jongens <m meisjes, die „Voor fOnzo Jeugd" lezen. D© namen der I kinderen, die mij vóór Woensdag- middag 4 uur goede oplossingen zen den worden m het volgende nummer Kekend gemaakt). J Iedere maand wordt onder de beste fcpiossers twee boeken i« prachtband pj^^Ingezonden door Rosa Fried man). Noem uit onderstaande zinnen tel- 1 iens één woord, die met elkaar spreekwoord 1 a. Hij komt dodelijk, wacht maar even. L 1) Het is nog net lyd. I c. Hij komt misschien morgen. I d. Je moojl. goeden raad niet an den wind slaan. 2. (Ingezonden door Najada). i Mijn 1ste komt van de boomen. Mijn 2de komt van de schapen. Mijn geheel dient voor verpakking. 3. (Ingezonden door Jean Bart). I lit beu een plaats in N. Holland van 6 letters, sla mijn hoofd er af em ik ben een plaats m N.-Brabant. 4. (Ingezonden door Koppestok de Veerman). I Twee hoofden en lieu teenen. Twee armen en zes beenen. Vier in beweging en twee op den rug. ..ui ll'aad wat dat is en zeg het mij I 5? (Ingezonden door Go et a af Adolf) Vul de puntjes in met medeklin kers, zoodat ge een bekend spreek- woord krijgt. Eutee b (Ingezonden door Arend) Ik ben een spijs \an 8 letters. 3. i, 5, ti is een hondennaam. 7 8* 3, 6 is een jongensnaam. i] 5 ,6, 1, 2 noemt men de geur van sommige dranken Krt spijzen. Raadseloplossingen i De raadseloplossingen der vorige I week zijn: 1. Edam, Uden, Epe. 2. Komkommer. 3. Gestadig droppelen holt den steen. 4. Niemand, iemand, pleister, ek- Bteroog, dobbelsteen. 5. Brahe. Nahe. - C. Stadhuis. Goeie oplossingen oxvtvangen van: Jan van Hemert 6, Roodkapje 5, Botcèbes 5. Janus Tulp 3, Crocus 3. Bellefleur 3, Come Groenendal i, F. Geil 4, Minetto 6, Arend 6, Michiel de Huyter 5, Th. J. Overmeer 5, Ph. Joh. van Dusschoten 5, Leidenaar 6, Controleur Miemtje en Paulientje v. Amstel 5, Lena Koele veld 6, Mo bile 6. Takje Hulst 5. Mosroosje 5, Anemoon 5, A. J. Bijlsma 5, Willem van Oranjo i, Janny Leeflang 5, Lccntje Vroom 4, G. P. Vroom 4, Dirk Oschatz 4, Rudolf Oschatz 4, Bots 4, Morel 5, Kabouter 5, Heide roosje 5, A. Spaargaren 5, W. P. v. d. Bogaardt 5, Wim Spoor 5, Al» pecroosje 5, Aronskelk 5, Marie An toinette 5, Annie Govaerts 5, Jacob Jansen 6, Dirkje den Hollander 6. De Wedstrijd. Inzendingen omvangen vair: Tulp, oud 13 jaar. Dirkje den Hollander, oud 10 jaar. Jacob Jansen, oud 12 laar. Jan van Hemert, oud 15 jaar te Heemstede. Roodkapje, oud 10 jaar, Minette, oud 15 jaar. Lobelia, oud 11 jaar, Mobil© oud 11 jaar, Anemoon oud? Mosroosjc oud? Jar.ny Leeflang oud 10 jaar, Morel, oud 15 jaar, Hei deroosje oud 11 jaar, Kabouter oud 7 jaar, A. Spaargaren, oud 10 jaar, W. P. v. d. Bogaardt. oud, 10 jaar. Thuis. „Ja, dat zou leuk zijn", riep Lenie. Zc wist nog wel niet, wat ze mee zou geven, maar dat kon z© wel met Tante Adèle bespreken. De 6Chippor ging nu een keteltje wa ter op liet vuur zetten voor een kopje thee. Dat was toch zoo'n leuk gezicht een man zoo huishoudelijk bezig te zien. ;.De omgekeerd© wereld", lach te Lenie. .,Ja. maar ik ben man en vrouw tegelijk, want, als we varen, sta ik aan hst roer". ,.k Wou, dat ik u eens zag varen „Weet je wat, vraag dan aan Me vrouw. oi je Maandagmorgen vroeg op inag staan. Dan breng je me het pakje oh dan zie je me vertrekken". „Nu, 'k wil graag". Lenie vond hei, echt knus op het ech.p en toen de theevisite was af- geloopen, mankte de schipper do roeiboot los en noodigde de jonge dames uit. voor een watertochtje. O! wat was dat heerlijk. Om de beurten mohten ze aan het roer. Lenie had wél wen door wiiifm varen. Ze vond hot nog prettiger dan in een auto of in een rijtuig. „Kijk eens, wie daar aan den wal staat", riep Trui. ,,Hè Liesbeth al", zei Lenie, op een toon van teleurstelling. Aan alles komt een eind en helaas veel le gauw aan een prettig dagje. Llesbeth wenkte met de hand en de schipper zette koers naar den wal. Trui en Mijntje zouden meteen maar huiswaarts gaan. Lenie bedankte den schipper nog eens voor den heer lijken middag en beloofde direct aan Tante te vragen, of ze Maandagmor gen in de vroegte hot pakje mocht brengen. Onderweg babbolde ze met Liesbeth over den schipper en zijn schip. En of Liesbeth wel wist, dat dat schip naar Rotterdam ging, waar Moeder en Vader waren en Henk. Het dienstmeisje keek Lenie van ter zij eens aan. Ze had allang begrepen dat het bij Lome thuis veel eenvou diger was dan bij haar Mevrouw. Soms leek heit haar,* of Lenie toch niert altijd bij Tante zou willen blij ven. Ho© was 't. mogelijk? En toch, en toch. Neen, Liesbeth zou haar ne derig thuis met Vader en Moeder en de broertjes en zusjes niet willen ruilen voor al de schatten van den baron. „Is oom, de baron, thuis?" vroeg Lenie eensklaps. „Oom do baron!" lachte Liesbeth. „Nu ja", daar kan ik geen wijs uit werdeu", zei Lenie weer. „Is oom dan thuis?" „Ja, je oom is thuis en er zijn nog eenige heer en meegekomen. Kijk, daar komt Mevrouw ons al tege moet". Ja. werkelijk, daar kwam Tante Adèle aan. O, wat was ze nu mooi. heelemaal in 't wit satijn. Zoo mooi had Lenie haar nog nooit gezien. Als moeder eens z»o'n prachtige ja pon had, dan zou ze misschien nog veel mooleT zijn dan Tante. Moeder was eigenlijk toch het mooiste mcmsch van de gehcelo wereld. Nu ze aan Moeder dacht, dacht ze ook aan haar afspraak met den schipper. Tante vond het dadelijk goed. Dan moest Liesbeth Lenie Maandagmor gen maar vroeg wekken en ook maar met haar meegaan. Tante had ook wat te vertellen. Oom had gasten meegebracht, die Maandag weer ver trokken, maar dan gingen Oom en Tante voor een paar dagen mee. „Mag ik dan naar huis?" vroeg Lenie, met iets van blijdschap in haar stem. „Nu moeder niet thuis is", kan dat immers niet", antwoordde Tante. Met zijn drieën bij Grootmoeder zou veel te druk wezen. Jk blijf maar een paar dagen weg en do dienstmeisjes ziuiien zeker goed voor je zorgen. Mijn klein logeetje vindt het toch nog wel prettig bij Tante?" Lenies mond zei ja, maar haar droeve oogen waren met die bevesti ging in tweestrijd. Ze was maar blij, dat ze met Lies beth in het zijkamertje mocht eten, nu behoefde ze die vreemde heeren niet te zien. Toen zo naar bed ging, was het diner nog niet afgeloopen, zoodat Liesbeth haar moest helpen uitkleeden. Hè, wat was het toch naar, dat ze nu al weer zoo erg naar Moeder verlangde. Heel lang lag ze wakker en toen Tante Adèle laat in den avond haar nog eens kwam toe dekken, was Tante ten hoogst© ver baasd haar nog wakker te vinden.. „Nu gauw gaan slapen hoor!" HOOFDSTUK 11. Een wonderlijk plan. „Kom je vanmiddag poffertjes bak ken bij Trui?" vroeg Liesbeth den volgenden morgen, aan Lenie, toen de gasten met don baron en mevrouw vertrokken waren, „Nou graag", was het antwoord. „M© vader kwam hier goed voor m© brengen en bracht d© boodschap mee".. (Wordt vervolgd Brievenbus (Brieven aan de Redactie van de Kinder-Aldeeling moeten gezonden worden aan Mevrouw BLOMBERG ZEEMAN, Bloemhofstraat no. 5, Haarlem. In de bus gooien, zonder aanschellen). MIENTJE en PAULIENTJE VAN A. worden wel bedankt voor haar mooie ansicht, evenals JACOB J., DIRK O., DIRKJE DEN H. en COR- RIE G. IWij nrnatten cn lachten en zeiden van die oiuaiiuldlee diuneii. welke men ircwoi-nliik aan elkaar vertelt. Wanneer de kennismaking nas is geschied. Ten slotte beloofde zii mij, dat ik mot haar mocht lunchen. Zoo scheidden wij. Den volgenden daa lunchte ik mei haar. Niet in een restaurant o, neen, doch on heit stille veld. hel arbeidsveld van onze oensteUn Ik nam iets van haar koek en zij at van m; biscuits. Daarna hadden wij koud Robraad en -vervolgens roos: eeniire versnaperingen. Toon het begon le schemeren, na men wii afscheid slechts woar voor één dag. Des andoren daags was de verhouding weer intiemer. En den derden dag Wel, ik verwon derde mii er over. hoe ik ooit lust had gehad te schetsen, zonder haar vroo- liik. innemend gelaat. Desn vierden? Ik kon mij niet begrijpen, hoe ik vóór al deze dogen geleefd had En dan dan weet gij j>n« wat het is. dan kunt gii tot u zelf zeggen: Jongen, gij zijt verliefd Od zekeren dag kwam zij naar mij toe om te zien. hoe 't inet mijn vol gend schilderij stond. Ik had haar in geen dag gesprokenVerbeeld je, één dag nietIk had veel op het harthad een heeleboel te vertel lentot in die mate echter, zooals het oen verliefde tong betaamt Tot hoelang blijft gij nog in X. riep ik na eenige vragen plotse ling uit. Maandag ga ik weg. Woon... woon üi in Lorden Ik knikte. Mag ik je vriend zijn vroeg ik. Mag ik toch voor altijd je vriend blijven Och. antwoordde zij. Maar ik ben maar armriep ilt. Een arme jongeling met Houd op, zei ze gebiedend. Gij moet het weten. zei ik, van de wijs gebracht door haar schit terend blauwe oogen. Ik moet je een vraag stellen. Het is een hODeloo- zeja zeker, hopelooze Ik ben arm en gii weet mijn vooruitzichten. Ik zal echter hard werkenIk zal Meneer Stanton. schreeuwde Iemand van den wee. Jk keerde mü om. De jongste zoon van mi in hospita riem mii. Wat is er antwoordde ik. Een telegram, zong hij bijna. Voor u, meneer't komt net binnen. Ik ham het telegram van den ion tren aan on gaf hem eenic kleingeld. Dank-ie. meheèr. riap hij. en weg was de iongen. Excuseer mii slechts één oogen-' blikje. vroeg ik. Zii 6lond tesen het hek van dan wee geleund, eenigszins bevende, blo zende. en knikte toestemmend. „Kom bii Lord Oanninghain. wan neer gii naar Londen gaat. Ernstig ziek. SMIT." Eenige oogenblikken tuurde ik we zenloos cc het doode stukje panier. IMen moet weten, dat ik ©enig erfge naam ben van dezen oom. Wanneer hii zou komen te sterven zou ik alles erven en tevens den titel van Lord krijgen. Doch men moet niet denken, dat ik daaraan speciaal dacht. Neen. het lot van miin oom trok mii ook aan. Füotseling voelde ik een warme hand oip de mime en deelnemend klonk het mij in de ooran Ik hoop. dat het geen 6iecht nieuws is. Werktuigelijk schudde ik hot hoofd en vouwde het telegram op. Maar ik vertelde haar niets. Iets hield mij stil iets dat ik mij zelf niet kon verklaren. Ik keerde mü weder naar haai toe en vroeg kortaf Wilt gii mijn vrcruw worden Zij aarzelde. Zii wist niets van mij. lEn toch had ik haar die vraag ge steld. Ik kan nog geen antwoord ge ven. zei ze zacht. Haar toon was kalm. ANeen in haar ooeen kon men lezen Ik weet nog zoo weinig van u. Ik ben van niets op de hoogteGeef mij tijd, of het jnoet neen zlïn. Nu. ik moet. weg. zei ïk. Vooraltijd antwoordde zijen bracht haar hand naar 't hart Ik hoop weder te mogen terug komen. Zij liet het hoofd hangenToen richtte zii het weder od en keek met haar helderblauwe, kinderlijke oogen in de mijne. Wist ik maar wanneeroh, ik weet 't zeker. Zondtig. nietwaar? Ik knikte en stak haar mijn hand toe. Zijl gii erg hoos vroeg zij. Nu. een beetje wel. zei ik. Goeden dag Zelfs nog in den trein naar Lon den dacht ik over het geval na. Ik dacht cn dachten besloet dal ik niet eerder zou rusten, vóór zij de mijne was En in het allereerste station, waar do trein stopte, liep ik naar t tele graafkantoor en seinde: Verwacht je Zondag om 7 uur bij de laan in X. Indien je er niet bent. trek in mijn conclusies Stanton. Ln ln mijn verbeelding zag ik, dut zij.': tc-iegrum las mot een tinteling in <ie Oogen en een glimlach om de fijn gevormde Hppeu. Toen ik in Londen aankwam vond ik den ouden Lord mijn oom dood. Ik was een weinig te laat ge komen om hern nog de oogen ttoe t© kunnen drukken. Wêénend viel ik bij het bed van den geliefden man neer en terwijl ik weder oprees ging mijn leven mij gelijk een reeks van beel den voorbij. Hoe ik met den ouden man zoo veelvuldig gewandeld had, hoe deze altijd voor mij gezorgd had. Later geldelijk gesteund had Tot hij nu dood was en een ander mij In mijn droomen verscheen. De wissel valligheden des levens! En dien Zon dag wachtte ik bij de laan. Half ze ven. Een mocne avond en de sterren twinkelden in duizendtallen aan het uitspansel. Kwart voor zeven Zeven uur De slagen van den dorp storen klonken mij tegemoet op mijn een zame wachtplaats. Bim-bam-bim. Nu en dan vloog een automobiel voorbij en steeds nog hoorde ik later het ge raas van den motor rrrrrrr Kwart over zeven Nu wist ik, dat zij niet komen zou. Bij mijzelv© zwoer ik dat ik geen stap meer in de richting, die ik wilde in gaan, zou doen. Ik was een man k moest mij weten te gedrageD. Ik ging nog eens naar haar huis. Zij was n'iet thuis. Uit schilderen Zij hield zeker geen rustdag, betuig den de goede lieden nog.Terug keerde ik naar Lxinden naar mijn nieuwe be zittingen. En den huisbewaarder viel 't op. dat ik er zoo vermoeid uitzag. Ja, antwoord© ik op zijn vraag. Ik ben wat overspannen Gij begrijpt zoo'n. gebeurtenis en dan zoo plotseling. Dagen lang vertoefde ik in Londen om de zaken te regelen. Eu ievem kwam bij 't regelen der zaken ook deze kwestie in t reine, nl. de liefdes, zaak ik dacht, dat nu alles uit was. Het was een van mijn vrienden, zekere William Collins, die mij rne denam naar d© opening van de ten toonstelling. Ik baande mij een weg door het publiek op de tentoonstel ling en bleef voor een schilderstuk staan, hetwelk in 't bijzonder mijn aandacht trok. Het was een schilde- bij van „haar". Kitty Davy stond op de catalogus en het was genaamd: Zeven uur des avonds bij de laan in X. Maar dat is de plaats niet, riep ik in mijn verbazing hardop uit. Over een hoed heen had ik naar do schiiderij getuurd. Deze hoed keerde zich om en met den hoed Kitty Davy. Wij stonden vis A vis. Het is de plaats niet, en de menschen dachten dat ik niet wel bij het hoofd was. Zij werd bleek. Ik vatte haar bij de arm. Kitty, lispelde ik, waar gij daar? Ja, gij kwaamt toen niet. Wel waar. Dan heb ik aan het verkeerde eind gewacht, verklaarde zij blozend, O., jij oolijkerd. Ik was boos, verbaasd, vervolg de zijon later za-J ik u nooit meer Laten wij oploopen, viel ik haar in de rede en toen kwam het verlan gen in mij op u weer tezienik zocht u overal vroeg naar u bij alle artisten. Nergens, nergens, vond ik u en nu heb ;k u eindelijk. Toe, drong zij aan, laat mij de 150 pond met u deelen Zij iachte. Ik voeld© mijn wangen branden, mijn voorhoofd gloeien. Neen, noen. nep ik uit. ik ben gelukkig geweest, gij hebt meer dan dat Eensklaps tikt© William mij op do schouders. Pardon, maar is dat niet Miss Kate Davy, die dat mooie schilder stuk heeft geschilderd. Ja, mijn' vriend, dit is Kate Davy Deze damo zal Lady Cunningham heeten. Mag ik je voorstellen? Em toen ik haar in de oogen keek, la6 ik daaruit, dat zij mij begrepen had. Beursoverzicht. VAN DE FIRMA E. SASSEN Co., Parklaan 14 b. Telef. no. 2061. Aanvankelijk was in de afgelocrpen weck de Amerikaansche markt onder leidine van Steels oDlooDend. op de meenintr dat de te oubliceeren cijfers der onuitgevoerde orders op einde Juni boven de 10 millioen zouden eap- doch toen teceliik met het be richt. dat deze inolaats van een ver- meerderina. een vermindering van 29.SOO ton aantoonden, berichten bin- nen kwamen over twee schenen, die HOOFDSTUK I, No. 3. J o h n so n's News. Is cr geen hoop meer, dokter? Absoluut niet meer, nu. Indien rij naar het armenzieker, hu:> was gegaan, zou zij dan zijn blij ven leven? De dokter wachtte even. Hij had de aarzeiing voor het gehate woord wel opgemerkt. Hij beproefde streng te zijn. overeenkomstig zijn ambt en knoopte langzaam eon handschoen dicht. Het verwondert mij, zeide hij, dat e©n uitmuntende vrouw zooais uwe nxoeder uw gevoel van hm tegenzin in hm Kom, jongen, hebt g© geen bloedverwanten of vrienden? Neen, meneen Wij zijn alleen op de wereld. En zeer arm, hè? po jongen stak zijn hand in den iak mot de doffe onverschilligheid dor wanhoop. Hij haalde twee shilüngon cn eenige stuivers voor den dug on zocht or het zilver uit. De man kreeg een kleur en weerde hem aL Wees niet dwaas, Philip. Zoo heet ge immers? Als ik betaling wil hebben, zal ik er wel om vragen. Uwe moeder heeft eene verpleegster noo- dlg en wijn, kippensoep enz. Ge zijt oud genoeg om te weten, dat een dok ter, die in zulk een buurt praktizeerl, zulk» dingen niet eens zelf zou kun nen krijgen. Maar in het. hm ziekenhuis zorgt de staat er voor. Zou mijn moeder in leven geble- \on zijn, als zij ©r een maand gele den heen had wülon gaan? Weer verwonderde de man zich over de stijfkoppigheid van den vra ger. een onbescliroonxlen jongen van 15 jaar, in te nauwe, versleten klee- ren en veel te wijde, vergieten laar zen, Het jeugdige gezicht, uitgeteerd ooor gebrek en aorg, de groole, ern stige oogen, waarin tranen trilden, de Dovende, maar toch vastgesloten lip pen wekten meer het medelijden van den" dokter op dan het bange schrei en, waarmede de kinderen der armen gewoonlijk den dood begroeten. Hij liet zijn handschoen met rust en legde' vriendelijk een hand op Philip's schouder. - Neen, zeide hij bedaard, zij zou niet zijn blijven leven, D© drift van den jongen bedaarde. Hij haalde weer zijn beetje geld te voorschijn. Ik kan zeker wel wat wijn koo- pen, zeide hij. fn de winkels worden dingen ln blikjes verkocht, waarvan men' kippensoep kan maken, nïei- Mej. B. Mijn vrieindelijken dank voor uwe mooie collectie plaatjes. VOLK EB DlNA VAN DEB M. Je raadsels zijn goed. Heb je het, boek al uit? Je boodschappenmeisje heeft weer een standje verdiend en ge had ook. TULP. Ja, je was - gauw bij met jc inzending. Ik was blij van je te hooren, dat jij den wedstrijd zoo gemakkelijk vondt, want er zijn er heel wat, die verzuchtingen slaken. Je raadsels zijn goed. Te- mijn spijt heb ik je rail-aanvraag over het hoofd gezien. Schrijf het verlangde nog eens op, dan zal ik beter uitkijken. JAN VAN H. Je bent een knappe jongen. Dat wist ik allang. Slik nu maar een paar geduld poeders, want de uitslag maak ik pas bekend 29 Ju li. 't Is al weer een troost voor je, dat je mee mag loten. ROODKAPJE. Je werk zag er netjes uiL Er was geen onkel kind, dat het versje vóór dien tijd: kende, want het is juist voor den wedstrijd gemaald. Weet je al, of je uit logee- ren gaat? Je versje is goed. F. G. Ik kan me best begrijpen, dat je zuinig wilt zijn op je postpa pier, want het is veel te mooi om gauw op te maken. Waar is vader nu? MINETTE. Hoeveel poesjes heb ben jullie nu nog? Je versje is goed. Hoe harder we werken, hoe vlugger de tijd voorbijBnelt. Heb je nog wat op je ruilaanvraag gehoord? AREND. Ik vind bet heel knap. dat je op school niet ten achter bent geraakt Maar je hadt thuis zeker wel de verschillende vakken wat onder houden. En wat heerlijk dat je je zoo flink blijft voelen. Nu maar goeil eten ©n veel buitenlucht happen. Je raadsels zijn goed. PETITE. Hel) Je al een ander hondje gekregen? De wedstrijd is heusch zoo moeilijk niet Ben je zoo'n kleine babbel op (le Handwerkles, dat je school moest blijven? Heb je fami lie wonen op Santpoort? MIGIllEL DE HUYTER. Gezellig lié zoo met vader en moeder uitgaan. Hoeyeel konijnc-n heb je nu al? Th. J. O. Jullie troffen hot Dins dagmiddag bijzonder goed met bet weer. Ik feliciteer je nog wel met je verjaardag. Ben je prettig uit ge weest mét de klas? MIENTJE cn PAULIENTJE VAN A. Ja, ik was expres gekomen om jullie te zien werken. Nu, jullie gym- nastiseeren maar wat kranig. Ik dacht wel, dat jullie moe zouden thuis komen van het Geldersche reisje. LENA K. Doe je- al 5 jaar mee mot.de Rubriek? Dan is het geen won der, dat je al zooveel prijzen gehad hebt. Wanneer ben je jarig? Jk ge loof er niets van, dat Moedor je zoo karig bedeeion zal. MOBILE. Waar ben je Woens dag naar toe gefietst? ANEMOON en MOSROOSJE. Waar gaan jullie op school? En zit ten jullie in dezelfde klas? WILLEM VAN ORANJE. Je hebt een prettig dagje in het vooruitzicht. Ga je in de vacan-tie nog uit de stad? Als ik tijd heb, beloof ik je op de zang uitvoering te komen. Maar dat duurt zeker nog een heel poosje. Kom do volgende week maar eens hooren, of ik Geschiedenisplaatjes voor je heb. JANNY L Het gedichtje was goed. Zoo zie je al weer wie zoekt, die vindt. Rare medd, kan jij zoo slecht van moeder ai. Mettertijd zal het misschien wel beter gaan, want het is toch ook wel eens gezellig om uit logeeren te guan. LE ENTJE V. De meeste inzen dingen komen in den regel do laatste week.. Ik heb een Rubriek-vriendje, dat stuurt zijn inzending zoo laat mogelijk in om zoo kort mogelijk op den uitslag behoeven te wachten. G. P. V. Jullie hebben dat AaJs- meersche reisje er maar vlug afge bracht. Maar de wind was zeker gun stig. Over Bennebroek was immers de vlugste weg? Wat was je een ge luksvogel met visschen! Moeder heeft ze zeker lekkertjes gebakken. BETS. Als do courant weer eens is zoek geraakt, probeer dan maar bij mij een andere te krijgen. MOREL, Het doet me genoegen, dat je bet postpapier zoo mooi vindt. Je hebt gelijk, dat je er wat zuinig mee bent. KABOUTER. Ik feliciteer je wel waar? Ik heb vuur en een ketel. Zuudt u mij willen zeggen... Kom, konri Ga naar uw moeder en beproef haar op te vroolijken. Ik zal zien, wat ik kan doen. Wat! Wilt ge mij tegenspreken? Ga da del ijle Luister, zij roept u! In die armoedig© woning kon men geen geheimen hebben. Een bouwval lige trap ging steil naar de boven verdieping en eindigde ln een ope ning, niet door een deur gesloten. De muren waren van planken en haken voorzien. Ofschoon dicht bij den druk ken Mile End Road, was de buurt bijzonder doodsch. De jongen boorde zijn naam zaciit fluisteren. Da' geluid scheen hem te eiectriseeren. Dokier, zeide hij ernstig, wilt u terug komen? Ja, ja. Binnen een half uur. Zeg je moeder, dat ze mij 'kan verwachten. Philip snelde d© trap op. Langdu rige oefening had hem geleerd, dat te doen zonder veel leven te maken. Op do zolderkamer was alles aange wend, oin z© zoo netjes mogelijk te maken. Stukken van versleten kle» den, aan elkaar genaaid, bedekten den vloer. Voor de twee op straat uitziende vensters hingen gordijnen. De gewitte muren waren bijna ver borgen door platen, uit gekleurde Kerstnummers van tijdschriften ge knipt. Een scherm verdoelde de ka mer in twee deelen, waarvan elk een smal bed bevatte. Op een daarvan Imet je mooie rapport én 'iet ie over gang. PIET, BEPP1E cn WIM S. Dus Piet gaai badgast worden. Dat is lang niet m;s. Ik denk, dat Wim cn Beppie wel eens met moeder naar Z. zullen gaan om hem op tc zoeken. Dinsdag loopen jullie zeker vlug uit school om tc kijken, of de kuikentjes cr ai zijn. ALPENROOSJE. r.- je nog uit met de vacantie? DOORNROOSJ E. Kom Woensdag tusschen 12 en 2 bij mij de courant maar halen. Je raadsels zijn goed. Ik hoop, dat het weer morgen goed Js c-n het reisje naar V. doorgaat. Zus mag best meedoen. CASPAR W. Heb je de courant ontvangen? Je raadsels teJlen nog mee, als ik ze ontvang. Heeft vader Zaterdagavond we! de courant gekre gen? ARONSKELK. Hoe kom je aan dien dikken neus? Ren je er op ge vallen? Hoe is liet mot het concours afgeloopen? MARIE ANTOINETTE. - Wat ben jij ook aan den sukkel! Je gaat nu zeker niet naar het atelier, hé? ANNIE G. Kwam Moeder laat thuis? En was je niet erg slaperig? Ik reken er vast op, dat jc overgaat KOSA F. Ja, ik dacht wel, dat je de naaidoos heel mooi zoudt vinden. Ik vond' 't er ook eentje, om jalöersch op te worden. Kleine peuters hebben het driesprongraadscl goed en'zou jij het dan niet kunnen. Foei! DIRKJE DEN IL e- Wat heb jij Zondag genotenl Je ingezonden ge dichtje is goed, evenals je Ingezonden raadsel. JACOB J. Jé raadsel is goed. Leuk, dat je een 2den prijs hebt ge had bij het korfballen. Met hoogsprin gen dong je zeker ook hard mee naar een prijsje? Leb je het boek a! uit? Wat jammer, dat je op reis niet in orde was. Een beetje zenuwachtig, of te veel gesnoept? Je inzending v.as goed. Mevr. BLOMBERG—ZEEMAN. 15 Juli 1915. Het Schilderstok. In het malsche «ras aan mijin rech terzijde zaten twee mooie vlinders, gekleurde pracht-exemplaren. Won derlijk eenoeg bleven zü ruslic zit ten. en ik had ze dan ook reeds op het doek gebracht. Mij restte nu nog slechts den omitrek te teekenen. Toen ik daar zoo stil zat en mii amuseerde met mijn kunst, kwam een liefelijke veirschiininc recht op mii af. Een meisje, te sierlük om te beschrijven, met helderblauwe ooizen. kwam naar mii toe. zeoals ik zei. Zij lieu ec&ter recht door naar de vlinders en boog zich voorover. Pas op. ricro ik op gesmoor- den toon. Neem mij niet kwalijk, raryar verjaag ze niet. Zij barstte in lachen uit. bloosde en keek mü naar mijn bescheiden meening bötooverend aan. En elk oogenblik. dat zii trachtte te spreken, barstte zii weer in lachen nit. Zelfs niet één jongeling kan velen, dat hij door een meisje uitgelachen wordt cn vooral ik vond hef. onuitstaanbaar. Zii had immers geen reden, mij zoo uit te lachenDaar zij precies tegen over mij stond, aac ik de vlinders niet meer en dacht, dat zij waren weggevlogen. Ik wierp met een woe dend gebaar mijn tasch dicht en pak te miin ezel op. Zij lachte en bloosde nog steeds. Eensklaps zeide zii Kom eens hier. als u wil. Ik wierp mijn koffer en ezel weder neer en naderde haar langzaam. O. 't sniit mij zoo. ik wil mij ver ontschuldigen. Weder zag ik de vlinders. Wonder lijk. zii waren niet- weggevlogen. Zij boog zich naar hen over. Neem mij niet kwalijk, maar het lsmijn hoed 1 En schallend klonl; haar lachen over het veld. Natuurlijk praatten wij nog veel. Wanneer een persoon zich zoo bespot telijk gemaakt beeft, is het zïin plicht, zich te rohobilitecren. Zü critiseerde miin schets deze viel nogal in haar smaak, zei ze. Zij vertoefde in X. (hemel, dat was 't zelfde dorp waar ik vertoefde), aan dezo züde van het dorp (juist waar ik woonde Zij schilderde ook. eiken dag, hoor de ik verder. De streek, waar wij nu verbleven, was zij begonnen in beeld te brengen. Ik liep mot haar op en bewonderde haar schiiderü. Het was een atruarel en er schuilde een groot talent in ten minste naar mijn bescheiden meening. Wii stonden naast haar estel. De sohaduwen der boeman op de schilderij staken mooi af) teeen het groene gras. Een paar vlinders dartelden daarover heen een haas vloog ijlings in het kreupel- boschje. lag, door kussens gesteund, de uitge teerde gedaante eener vrouw, met ue schaduw des doods reeds op het ge laat. Haar buitengewone magerheid, de vlaskleurige teedere huid en de onnatuurlijke schittering harer oogoa, gaven haar ecu opvallend jeugdig voorkomen. Hierdoor viel de gelijke nis van moeder en zoon nog meer oj». Do jungen had ook een door den hon ger scherp geteekend gezicht en in de schemering van dien lentedag viel het verschil tusschen de stervende en den gezonde niet zoo zeer in het oog Wenscht gij iets, lieve moede.'? zeide de jongen, zijne hand teeder up het klamme voorhoofd leggend. Alleen je te vragen, Phil, wat de dokter j© heeft gezegd? D© stem was zacht en lief, de uit spraak verried eene beschaafde vrouw. Ook de jongen, ofschoon zijne stem luid en kracnug was, sprak op beschaafden loon. Zijne manieren en woordenkeus de den aan Fransche sierlijkheid en juistheid denken. Doch wanneer hij opgewonden of ontroerd was, ver dween het in het lyceum te Dieppe opgedane vernis en hij werd weer ae wakkere Engelechman, die hij van geboorte en opvoeding was. Hij zeide, liefcfle, dat gij goeden wijn noodig had en lekkere dingen om te eten. 't Is een beste kerel en ik ben bang, dat ik lomp jegens hem wae, maar hij nam het mij niet kwa lijk en komt gauw terug met kippen soep en portwijn en ik weet niet wat al. Zijne woorden waren dapper en goed bedoold, maar het moederhart begreep pcm te goed om zich te laten misleiden. Zij trok hem naur zich toe. Je waart lomp jeg©M6 hein, Phil. Hoe is dat mógelijk? Wat heb je ge zegd of gedaan? Hij aarzelde een ©ogenblik, maar met eene voor zulk een jongen won derlijk© zeifbeheerschiiig weerhield bij zich, zijn eigen wanhoop ook aan zijne moeder mede tc deelen. Daarom laciue hij zacht. Wij zijn zoo arm, ziet gij, en daarom klonk het mij vreemd toe, over dure dingen te praten, welke ik niet kon koopen. Hij heeft ons dik wijls gezegd; dat gij beter verzorgd ïoudt worden in een ziekenhuis. Ik ben nu bang, dat hij gelijk had, maar, wij konden niet scheiden. Wel, moeder? Zijn lippen trilden echter verrader lijk. Een zachte glimlach verhelderde het gelaat der zieke. Wil je nu voor het eerst de waar heid voor mij verbergen, Phil? Ik weet, wat do dokter heeft gezegd. Dat ik niet kon herstellen en dat ik niet lang meer kon leven In één woord, dat ik stervende ben. Toen was het gedaan met de zeif beheerschiiig van den jongen. Hij wierp zich naast het bed ncor cn be groef zijn gezicht in do dekens. O, moeder, moederI kermde hij' en barstte uit in hartstochtelijk snik ken. De arme vrouw trachtte tever geefs hem te kalmeeren. Zij was ver lamd en kon zich daardoor niet bewe gen, maar haar vingers streelden zacht zijn haar en zij hijgde afge broken. Phil, lieveling, maak het mij nog niet moeilijker. W©es bedaan!, alleen maar om mijnentwil. Wees elerk, Phil, en dapper en alles zal goed gaan. Je zult mij zeker missen wij zijn altijd samen geweest se dert je vaders dood. Maar mijne her innering moet zoet, niet bitter voor je zijn. Mijn lieveling, wij moeten buigen voor Gods wil. Wij zijn inder daad zwaar beproefd, jtj nog veel er ger dan Ik, want rk kan terugzien op jaren van volmaakt geluk met een liefhebbend echtgenoot en een bemin- lijk kind. terwijl jij in armoede en eilende zijt gekomen op een leeftijd, dat het léven je alleen zonnig moest schijnen. Misschien, Phil, heb jij ja beproevingen vroeg gekregen, terwijl ik ze eerst later ondervond. Ik heb allen tegenspoed geduldig gedragen. Mijn lijden zal een bron van groot a blijdschap voor mij zijn, indien ik ln een toekomstig leven weet, dat het ec-n prikkel voor jou is geweest op J© loopbaan. Beloof mij, lieveling, je aan Gods wil te onderwerpen zonder morren. (Wordt vervolgd)»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1916 | | pagina 9