DE IIMNÏEfilMltG.
RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD.
Feuilleton
]OIc&,£3-:sT3!.C5:rrs5üSt ^I^2kggr!3!.cs.èll«
CERD£ BLAD
ZATERDAG 15 JULI 1916
Raadsels
fl>eze raadsels zijn al'le ingezonden
door jongens <m meisjes, die „Voor
fOnzo Jeugd" lezen. D© namen der
I kinderen, die mij vóór Woensdag-
middag 4 uur goede oplossingen zen
den worden m het volgende nummer
Kekend gemaakt). J
Iedere maand wordt onder de beste
fcpiossers twee boeken i« prachtband
pj^^Ingezonden door Rosa Fried
man).
Noem uit onderstaande zinnen tel-
1 iens één woord, die met elkaar
spreekwoord
1 a. Hij komt dodelijk, wacht maar
even.
L 1) Het is nog net lyd.
I c. Hij komt misschien morgen.
I d. Je moojl. goeden raad niet an
den wind slaan.
2. (Ingezonden door Najada).
i Mijn 1ste komt van de boomen.
Mijn 2de komt van de schapen.
Mijn geheel dient voor verpakking.
3. (Ingezonden door Jean Bart).
I lit beu een plaats in N. Holland van
6 letters, sla mijn hoofd er af em ik
ben een plaats m N.-Brabant.
4. (Ingezonden door Koppestok de
Veerman).
I Twee hoofden en lieu teenen.
Twee armen en zes beenen.
Vier in beweging en twee op den
rug.
..ui
ll'aad wat dat is en zeg het mij
I 5? (Ingezonden door Go et a af Adolf)
Vul de puntjes in met medeklin
kers, zoodat ge een bekend spreek-
woord krijgt.
Eutee
b (Ingezonden door Arend)
Ik ben een spijs \an 8 letters.
3. i, 5, ti is een hondennaam.
7 8* 3, 6 is een jongensnaam.
i] 5 ,6, 1, 2 noemt men de geur van
sommige dranken Krt spijzen.
Raadseloplossingen
i De raadseloplossingen der vorige
I week zijn:
1. Edam, Uden, Epe.
2. Komkommer.
3. Gestadig droppelen holt den
steen.
4. Niemand, iemand, pleister, ek-
Bteroog, dobbelsteen.
5. Brahe. Nahe.
- C. Stadhuis.
Goeie oplossingen oxvtvangen van:
Jan van Hemert 6, Roodkapje 5,
Botcèbes 5. Janus Tulp 3, Crocus 3.
Bellefleur 3, Come Groenendal i, F.
Geil 4, Minetto 6, Arend 6, Michiel
de Huyter 5, Th. J. Overmeer 5, Ph.
Joh. van Dusschoten 5, Leidenaar 6,
Controleur Miemtje en Paulientje
v. Amstel 5, Lena Koele veld 6, Mo
bile 6. Takje Hulst 5. Mosroosje 5,
Anemoon 5, A. J. Bijlsma 5, Willem
van Oranjo i, Janny Leeflang 5,
Lccntje Vroom 4, G. P. Vroom 4,
Dirk Oschatz 4, Rudolf Oschatz 4,
Bots 4, Morel 5, Kabouter 5, Heide
roosje 5, A. Spaargaren 5, W. P.
v. d. Bogaardt 5, Wim Spoor 5, Al»
pecroosje 5, Aronskelk 5, Marie An
toinette 5, Annie Govaerts 5, Jacob
Jansen 6, Dirkje den Hollander 6.
De Wedstrijd.
Inzendingen omvangen vair: Tulp,
oud 13 jaar. Dirkje den Hollander,
oud 10 jaar. Jacob Jansen, oud 12
laar. Jan van Hemert, oud 15 jaar te
Heemstede. Roodkapje, oud 10 jaar,
Minette, oud 15 jaar. Lobelia, oud 11
jaar, Mobil© oud 11 jaar, Anemoon
oud? Mosroosjc oud? Jar.ny Leeflang
oud 10 jaar, Morel, oud 15 jaar, Hei
deroosje oud 11 jaar, Kabouter oud
7 jaar, A. Spaargaren, oud 10 jaar,
W. P. v. d. Bogaardt. oud, 10 jaar.
Thuis.
„Ja, dat zou leuk zijn", riep Lenie.
Zc wist nog wel niet, wat ze mee zou
geven, maar dat kon z© wel met
Tante Adèle bespreken.
De 6Chippor ging nu een keteltje wa
ter op liet vuur zetten voor een kopje
thee. Dat was toch zoo'n leuk gezicht
een man zoo huishoudelijk bezig te
zien. ;.De omgekeerd© wereld", lach
te Lenie.
.,Ja. maar ik ben man en vrouw
tegelijk, want, als we varen, sta ik
aan hst roer".
,.k Wou, dat ik u eens zag varen
„Weet je wat, vraag dan aan Me
vrouw. oi je Maandagmorgen vroeg
op inag staan. Dan breng je me het
pakje oh dan zie je me vertrekken".
„Nu, 'k wil graag".
Lenie vond hei, echt knus op het
ech.p en toen de theevisite was af-
geloopen, mankte de schipper do
roeiboot los en noodigde de jonge
dames uit. voor een watertochtje. O!
wat was dat heerlijk. Om de beurten
mohten ze aan het roer. Lenie had
wél wen door wiiifm varen. Ze vond
hot nog prettiger dan in een auto of
in een rijtuig.
„Kijk eens, wie daar aan den wal
staat", riep Trui.
,,Hè Liesbeth al", zei Lenie, op een
toon van teleurstelling.
Aan alles komt een eind en helaas
veel le gauw aan een prettig dagje.
Llesbeth wenkte met de hand en de
schipper zette koers naar den wal.
Trui en Mijntje zouden meteen maar
huiswaarts gaan. Lenie bedankte
den schipper nog eens voor den heer
lijken middag en beloofde direct aan
Tante te vragen, of ze Maandagmor
gen in de vroegte hot pakje mocht
brengen. Onderweg babbolde ze met
Liesbeth over den schipper en zijn
schip. En of Liesbeth wel wist, dat
dat schip naar Rotterdam ging, waar
Moeder en Vader waren en Henk.
Het dienstmeisje keek Lenie van ter
zij eens aan. Ze had allang begrepen
dat het bij Lome thuis veel eenvou
diger was dan bij haar Mevrouw.
Soms leek heit haar,* of Lenie toch
niert altijd bij Tante zou willen blij
ven. Ho© was 't. mogelijk? En toch,
en toch. Neen, Liesbeth zou haar ne
derig thuis met Vader en Moeder en
de broertjes en zusjes niet willen
ruilen voor al de schatten van den
baron.
„Is oom, de baron, thuis?" vroeg
Lenie eensklaps. „Oom do baron!"
lachte Liesbeth.
„Nu ja", daar kan ik geen wijs uit
werdeu", zei Lenie weer. „Is oom
dan thuis?"
„Ja, je oom is thuis en er zijn nog
eenige heer en meegekomen. Kijk,
daar komt Mevrouw ons al tege
moet".
Ja. werkelijk, daar kwam Tante
Adèle aan. O, wat was ze nu mooi.
heelemaal in 't wit satijn. Zoo mooi
had Lenie haar nog nooit gezien.
Als moeder eens z»o'n prachtige ja
pon had, dan zou ze misschien nog
veel mooleT zijn dan Tante. Moeder
was eigenlijk toch het mooiste
mcmsch van de gehcelo wereld. Nu
ze aan Moeder dacht, dacht ze ook
aan haar afspraak met den schipper.
Tante vond het dadelijk goed. Dan
moest Liesbeth Lenie Maandagmor
gen maar vroeg wekken en ook maar
met haar meegaan. Tante had ook
wat te vertellen. Oom had gasten
meegebracht, die Maandag weer ver
trokken, maar dan gingen Oom en
Tante voor een paar dagen mee.
„Mag ik dan naar huis?" vroeg
Lenie, met iets van blijdschap in
haar stem.
„Nu moeder niet thuis is", kan dat
immers niet", antwoordde Tante.
Met zijn drieën bij Grootmoeder zou
veel te druk wezen. Jk blijf maar een
paar dagen weg en do dienstmeisjes
ziuiien zeker goed voor je zorgen.
Mijn klein logeetje vindt het toch
nog wel prettig bij Tante?"
Lenies mond zei ja, maar haar
droeve oogen waren met die bevesti
ging in tweestrijd.
Ze was maar blij, dat ze met Lies
beth in het zijkamertje mocht eten,
nu behoefde ze die vreemde heeren
niet te zien. Toen zo naar bed ging,
was het diner nog niet afgeloopen,
zoodat Liesbeth haar moest helpen
uitkleeden. Hè, wat was het toch
naar, dat ze nu al weer zoo erg naar
Moeder verlangde. Heel lang lag ze
wakker en toen Tante Adèle laat in
den avond haar nog eens kwam toe
dekken, was Tante ten hoogst© ver
baasd haar nog wakker te vinden..
„Nu gauw gaan slapen hoor!"
HOOFDSTUK 11.
Een wonderlijk plan.
„Kom je vanmiddag poffertjes bak
ken bij Trui?" vroeg Liesbeth den
volgenden morgen, aan Lenie, toen
de gasten met don baron en mevrouw
vertrokken waren,
„Nou graag", was het antwoord.
„M© vader kwam hier goed voor
m© brengen en bracht d© boodschap
mee"..
(Wordt vervolgd
Brievenbus
(Brieven aan de Redactie van de
Kinder-Aldeeling moeten gezonden
worden aan Mevrouw BLOMBERG
ZEEMAN, Bloemhofstraat no. 5,
Haarlem. In de bus gooien, zonder
aanschellen).
MIENTJE en PAULIENTJE VAN
A. worden wel bedankt voor haar
mooie ansicht, evenals JACOB J.,
DIRK O., DIRKJE DEN H. en COR-
RIE G.
IWij nrnatten cn lachten en zeiden
van die oiuaiiuldlee diuneii. welke
men ircwoi-nliik aan elkaar vertelt.
Wanneer de kennismaking nas is
geschied. Ten slotte beloofde zii mij,
dat ik mot haar mocht lunchen. Zoo
scheidden wij.
Den volgenden daa lunchte ik mei
haar. Niet in een restaurant o,
neen, doch on heit stille veld. hel
arbeidsveld van onze oensteUn Ik
nam iets van haar koek en zij at van
m; biscuits. Daarna hadden wij
koud Robraad en -vervolgens roos:
eeniire versnaperingen.
Toon het begon le schemeren, na
men wii afscheid slechts woar
voor één dag. Des andoren daags
was de verhouding weer intiemer.
En den derden dag Wel, ik verwon
derde mii er over. hoe ik ooit lust had
gehad te schetsen, zonder haar vroo-
liik. innemend gelaat. Desn vierden?
Ik kon mij niet begrijpen, hoe ik vóór
al deze dogen geleefd had
En dan dan weet gij j>n« wat
het is. dan kunt gii tot u zelf zeggen:
Jongen, gij zijt verliefd
Od zekeren dag kwam zij naar mij
toe om te zien. hoe 't inet mijn vol
gend schilderij stond. Ik had haar in
geen dag gesprokenVerbeeld je,
één dag nietIk had veel op het
harthad een heeleboel te vertel
lentot in die mate echter, zooals
het oen verliefde tong betaamt
Tot hoelang blijft gij nog in X.
riep ik na eenige vragen plotse
ling uit.
Maandag ga ik weg. Woon...
woon üi in Lorden
Ik knikte.
Mag ik je vriend zijn vroeg
ik. Mag ik toch voor altijd je
vriend blijven
Och. antwoordde zij.
Maar ik ben maar armriep
ilt. Een arme jongeling met
Houd op, zei ze gebiedend.
Gij moet het weten. zei ik,
van de wijs gebracht door haar schit
terend blauwe oogen. Ik moet je
een vraag stellen. Het is een hODeloo-
zeja zeker, hopelooze Ik ben
arm en gii weet mijn vooruitzichten.
Ik zal echter hard werkenIk
zal
Meneer Stanton. schreeuwde
Iemand van den wee.
Jk keerde mü om. De jongste zoon
van mi in hospita riem mii.
Wat is er antwoordde ik.
Een telegram, zong hij bijna.
Voor u, meneer't komt net
binnen.
Ik ham het telegram van den ion
tren aan on gaf hem eenic kleingeld.
Dank-ie. meheèr. riap hij. en
weg was de iongen.
Excuseer mii slechts één oogen-'
blikje. vroeg ik.
Zii 6lond tesen het hek van dan
wee geleund, eenigszins bevende, blo
zende. en knikte toestemmend.
„Kom bii Lord Oanninghain. wan
neer gii naar Londen gaat. Ernstig
ziek. SMIT."
Eenige oogenblikken tuurde ik we
zenloos cc het doode stukje panier.
IMen moet weten, dat ik ©enig erfge
naam ben van dezen oom. Wanneer
hii zou komen te sterven zou ik alles
erven en tevens den titel van Lord
krijgen. Doch men moet niet denken,
dat ik daaraan speciaal dacht. Neen.
het lot van miin oom trok mii ook
aan. Füotseling voelde ik een warme
hand oip de mime en deelnemend
klonk het mij in de ooran
Ik hoop. dat het geen 6iecht
nieuws is.
Werktuigelijk schudde ik hot hoofd
en vouwde het telegram op. Maar ik
vertelde haar niets. Iets hield mij
stil iets dat ik mij zelf niet kon
verklaren. Ik keerde mü weder naar
haai toe en vroeg kortaf
Wilt gii mijn vrcruw worden
Zij aarzelde. Zii wist niets van mij.
lEn toch had ik haar die vraag ge
steld.
Ik kan nog geen antwoord ge
ven. zei ze zacht.
Haar toon was kalm. ANeen in
haar ooeen kon men lezen Ik weet
nog zoo weinig van u. Ik ben van
niets op de hoogteGeef mij tijd,
of het jnoet neen zlïn.
Nu. ik moet. weg. zei ïk.
Vooraltijd antwoordde
zijen bracht haar hand naar 't hart
Ik hoop weder te mogen terug
komen.
Zij liet het hoofd hangenToen
richtte zii het weder od en keek met
haar helderblauwe, kinderlijke oogen
in de mijne.
Wist ik maar wanneeroh,
ik weet 't zeker. Zondtig. nietwaar?
Ik knikte en stak haar mijn hand
toe.
Zijl gii erg hoos vroeg zij.
Nu. een beetje wel. zei ik.
Goeden dag
Zelfs nog in den trein naar Lon
den dacht ik over het geval na. Ik
dacht cn dachten besloet dal ik
niet eerder zou rusten, vóór zij de
mijne was
En in het allereerste station, waar
do trein stopte, liep ik naar t tele
graafkantoor en seinde: Verwacht
je Zondag om 7 uur bij de laan in X.
Indien je er niet bent. trek in mijn
conclusies Stanton. Ln ln mijn
verbeelding zag ik, dut zij.': tc-iegrum
las mot een tinteling in <ie Oogen en
een glimlach om de fijn gevormde
Hppeu.
Toen ik in Londen aankwam vond
ik den ouden Lord mijn oom
dood. Ik was een weinig te laat ge
komen om hern nog de oogen ttoe t©
kunnen drukken. Wêénend viel ik bij
het bed van den geliefden man neer
en terwijl ik weder oprees ging mijn
leven mij gelijk een reeks van beel
den voorbij. Hoe ik met den ouden
man zoo veelvuldig gewandeld had,
hoe deze altijd voor mij gezorgd had.
Later geldelijk gesteund had Tot
hij nu dood was en een ander mij In
mijn droomen verscheen. De wissel
valligheden des levens! En dien Zon
dag wachtte ik bij de laan. Half ze
ven. Een mocne avond en de sterren
twinkelden in duizendtallen aan het
uitspansel.
Kwart voor zeven
Zeven uur
De slagen van den dorp storen
klonken mij tegemoet op mijn een
zame wachtplaats. Bim-bam-bim. Nu
en dan vloog een automobiel voorbij
en steeds nog hoorde ik later het ge
raas van den motor rrrrrrr
Kwart over zeven
Nu wist ik, dat zij niet komen zou.
Bij mijzelv© zwoer ik dat ik geen stap
meer in de richting, die ik wilde in
gaan, zou doen. Ik was een man
k moest mij weten te gedrageD.
Ik ging nog eens naar haar huis.
Zij was n'iet thuis. Uit schilderen
Zij hield zeker geen rustdag, betuig
den de goede lieden nog.Terug keerde
ik naar Lxinden naar mijn nieuwe be
zittingen. En den huisbewaarder viel
't op. dat ik er zoo vermoeid uitzag.
Ja, antwoord© ik op zijn vraag.
Ik ben wat overspannen Gij begrijpt
zoo'n. gebeurtenis en dan
zoo plotseling.
Dagen lang vertoefde ik in Londen
om de zaken te regelen. Eu ievem
kwam bij 't regelen der zaken ook
deze kwestie in t reine, nl. de liefdes,
zaak ik dacht, dat nu alles uit
was.
Het was een van mijn vrienden,
zekere William Collins, die mij rne
denam naar d© opening van de ten
toonstelling. Ik baande mij een weg
door het publiek op de tentoonstel
ling en bleef voor een schilderstuk
staan, hetwelk in 't bijzonder mijn
aandacht trok. Het was een schilde-
bij van „haar". Kitty Davy stond op
de catalogus en het was genaamd:
Zeven uur des avonds bij de laan
in X.
Maar dat is de plaats niet, riep
ik in mijn verbazing hardop uit.
Over een hoed heen had ik naar do
schiiderij getuurd. Deze hoed keerde
zich om en met den hoed Kitty Davy.
Wij stonden vis A vis. Het is de
plaats niet, en de menschen dachten
dat ik niet wel bij het hoofd was. Zij
werd bleek. Ik vatte haar bij de
arm.
Kitty, lispelde ik, waar gij daar?
Ja, gij kwaamt toen niet.
Wel waar.
Dan heb ik aan het verkeerde
eind gewacht, verklaarde zij blozend,
O., jij oolijkerd.
Ik was boos, verbaasd, vervolg
de zijon later za-J ik u nooit
meer
Laten wij oploopen, viel ik haar
in de rede
en toen kwam het verlan
gen in mij op u weer tezienik
zocht u overal vroeg naar u bij
alle artisten. Nergens, nergens, vond
ik u en nu heb ;k u eindelijk. Toe,
drong zij aan, laat mij de 150 pond
met u deelen
Zij iachte.
Ik voeld© mijn wangen branden,
mijn voorhoofd gloeien.
Neen, noen. nep ik uit. ik ben
gelukkig geweest, gij hebt meer dan
dat
Eensklaps tikt© William mij op do
schouders.
Pardon, maar is dat niet Miss
Kate Davy, die dat mooie schilder
stuk heeft geschilderd.
Ja, mijn' vriend, dit is Kate Davy
Deze damo zal Lady Cunningham
heeten. Mag ik je voorstellen?
Em toen ik haar in de oogen keek,
la6 ik daaruit, dat zij mij begrepen
had.
Beursoverzicht.
VAN DE FIRMA E. SASSEN Co.,
Parklaan 14 b. Telef. no. 2061.
Aanvankelijk was in de afgelocrpen
weck de Amerikaansche markt onder
leidine van Steels oDlooDend. op de
meenintr dat de te oubliceeren cijfers
der onuitgevoerde orders op einde
Juni boven de 10 millioen zouden
eap- doch toen teceliik met het be
richt. dat deze inolaats van een ver-
meerderina. een vermindering van
29.SOO ton aantoonden, berichten bin-
nen kwamen over twee schenen, die
HOOFDSTUK I,
No. 3. J o h n so n's News.
Is cr geen hoop meer, dokter?
Absoluut niet meer, nu.
Indien rij naar het armenzieker,
hu:> was gegaan, zou zij dan zijn blij
ven leven?
De dokter wachtte even. Hij had de
aarzeiing voor het gehate woord wel
opgemerkt. Hij beproefde streng te
zijn. overeenkomstig zijn ambt en
knoopte langzaam eon handschoen
dicht. Het verwondert mij, zeide hij,
dat e©n uitmuntende vrouw zooais
uwe nxoeder uw gevoel van hm
tegenzin in hm Kom, jongen,
hebt g© geen bloedverwanten of
vrienden?
Neen, meneen Wij zijn alleen op
de wereld.
En zeer arm, hè?
po jongen stak zijn hand in den
iak mot de doffe onverschilligheid dor
wanhoop. Hij haalde twee shilüngon
cn eenige stuivers voor den dug on
zocht or het zilver uit. De man kreeg
een kleur en weerde hem aL
Wees niet dwaas, Philip. Zoo
heet ge immers? Als ik betaling wil
hebben, zal ik er wel om vragen. Uwe
moeder heeft eene verpleegster noo-
dlg en wijn, kippensoep enz. Ge zijt
oud genoeg om te weten, dat een dok
ter, die in zulk een buurt praktizeerl,
zulk» dingen niet eens zelf zou kun
nen krijgen. Maar in het. hm
ziekenhuis zorgt de staat er voor.
Zou mijn moeder in leven geble-
\on zijn, als zij ©r een maand gele
den heen had wülon gaan?
Weer verwonderde de man zich
over de stijfkoppigheid van den vra
ger. een onbescliroonxlen jongen van
15 jaar, in te nauwe, versleten klee-
ren en veel te wijde, vergieten laar
zen, Het jeugdige gezicht, uitgeteerd
ooor gebrek en aorg, de groole, ern
stige oogen, waarin tranen trilden, de
Dovende, maar toch vastgesloten lip
pen wekten meer het medelijden van
den" dokter op dan het bange schrei
en, waarmede de kinderen der armen
gewoonlijk den dood begroeten.
Hij liet zijn handschoen met rust en
legde' vriendelijk een hand op Philip's
schouder.
- Neen, zeide hij bedaard, zij zou
niet zijn blijven leven,
D© drift van den jongen bedaarde.
Hij haalde weer zijn beetje geld te
voorschijn.
Ik kan zeker wel wat wijn koo-
pen, zeide hij. fn de winkels worden
dingen ln blikjes verkocht, waarvan
men' kippensoep kan maken, nïei-
Mej. B. Mijn vrieindelijken dank
voor uwe mooie collectie plaatjes.
VOLK EB DlNA VAN DEB M. Je
raadsels zijn goed. Heb je het, boek
al uit? Je boodschappenmeisje heeft
weer een standje verdiend en ge
had ook.
TULP. Ja, je was - gauw bij
met jc inzending. Ik was blij van je
te hooren, dat jij den wedstrijd zoo
gemakkelijk vondt, want er zijn er
heel wat, die verzuchtingen slaken.
Je raadsels zijn goed. Te- mijn spijt
heb ik je rail-aanvraag over het hoofd
gezien. Schrijf het verlangde nog
eens op, dan zal ik beter uitkijken.
JAN VAN H. Je bent een knappe
jongen. Dat wist ik allang. Slik nu
maar een paar geduld poeders, want
de uitslag maak ik pas bekend 29 Ju
li. 't Is al weer een troost voor je,
dat je mee mag loten.
ROODKAPJE. Je werk zag er
netjes uiL Er was geen onkel kind,
dat het versje vóór dien tijd: kende,
want het is juist voor den wedstrijd
gemaald. Weet je al, of je uit logee-
ren gaat? Je versje is goed.
F. G. Ik kan me best begrijpen,
dat je zuinig wilt zijn op je postpa
pier, want het is veel te mooi om
gauw op te maken. Waar is vader
nu?
MINETTE. Hoeveel poesjes heb
ben jullie nu nog? Je versje is goed.
Hoe harder we werken, hoe vlugger
de tijd voorbijBnelt. Heb je nog wat
op je ruilaanvraag gehoord?
AREND. Ik vind bet heel knap.
dat je op school niet ten achter bent
geraakt Maar je hadt thuis zeker wel
de verschillende vakken wat onder
houden. En wat heerlijk dat je je zoo
flink blijft voelen. Nu maar goeil
eten ©n veel buitenlucht happen. Je
raadsels zijn goed.
PETITE. Hel) Je al een ander
hondje gekregen? De wedstrijd is
heusch zoo moeilijk niet Ben je zoo'n
kleine babbel op (le Handwerkles, dat
je school moest blijven? Heb je fami
lie wonen op Santpoort?
MIGIllEL DE HUYTER. Gezellig
lié zoo met vader en moeder uitgaan.
Hoeyeel konijnc-n heb je nu al?
Th. J. O. Jullie troffen hot Dins
dagmiddag bijzonder goed met bet
weer. Ik feliciteer je nog wel met je
verjaardag. Ben je prettig uit ge
weest mét de klas?
MIENTJE cn PAULIENTJE VAN
A. Ja, ik was expres gekomen om
jullie te zien werken. Nu, jullie gym-
nastiseeren maar wat kranig. Ik
dacht wel, dat jullie moe zouden thuis
komen van het Geldersche reisje.
LENA K. Doe je- al 5 jaar mee
mot.de Rubriek? Dan is het geen won
der, dat je al zooveel prijzen gehad
hebt. Wanneer ben je jarig? Jk ge
loof er niets van, dat Moedor je zoo
karig bedeeion zal.
MOBILE. Waar ben je Woens
dag naar toe gefietst?
ANEMOON en MOSROOSJE.
Waar gaan jullie op school? En zit
ten jullie in dezelfde klas?
WILLEM VAN ORANJE. Je hebt
een prettig dagje in het vooruitzicht.
Ga je in de vacan-tie nog uit de stad?
Als ik tijd heb, beloof ik je op de zang
uitvoering te komen. Maar dat duurt
zeker nog een heel poosje. Kom do
volgende week maar eens hooren, of
ik Geschiedenisplaatjes voor je heb.
JANNY L Het gedichtje was
goed. Zoo zie je al weer wie zoekt,
die vindt. Rare medd, kan jij zoo
slecht van moeder ai. Mettertijd zal
het misschien wel beter gaan, want
het is toch ook wel eens gezellig om
uit logeeren te guan.
LE ENTJE V. De meeste inzen
dingen komen in den regel do laatste
week.. Ik heb een Rubriek-vriendje,
dat stuurt zijn inzending zoo laat
mogelijk in om zoo kort mogelijk op
den uitslag behoeven te wachten.
G. P. V. Jullie hebben dat AaJs-
meersche reisje er maar vlug afge
bracht. Maar de wind was zeker gun
stig. Over Bennebroek was immers
de vlugste weg? Wat was je een ge
luksvogel met visschen! Moeder heeft
ze zeker lekkertjes gebakken.
BETS. Als do courant weer eens
is zoek geraakt, probeer dan maar
bij mij een andere te krijgen.
MOREL, Het doet me genoegen,
dat je bet postpapier zoo mooi vindt.
Je hebt gelijk, dat je er wat zuinig
mee bent.
KABOUTER. Ik feliciteer je wel
waar? Ik heb vuur en een ketel.
Zuudt u mij willen zeggen...
Kom, konri Ga naar uw moeder
en beproef haar op te vroolijken. Ik
zal zien, wat ik kan doen. Wat! Wilt
ge mij tegenspreken? Ga da del ijle
Luister, zij roept u!
In die armoedig© woning kon men
geen geheimen hebben. Een bouwval
lige trap ging steil naar de boven
verdieping en eindigde ln een ope
ning, niet door een deur gesloten. De
muren waren van planken en haken
voorzien. Ofschoon dicht bij den druk
ken Mile End Road, was de buurt
bijzonder doodsch.
De jongen boorde zijn naam zaciit
fluisteren. Da' geluid scheen hem te
eiectriseeren.
Dokier, zeide hij ernstig, wilt u
terug komen?
Ja, ja. Binnen een half uur. Zeg
je moeder, dat ze mij 'kan verwachten.
Philip snelde d© trap op. Langdu
rige oefening had hem geleerd, dat
te doen zonder veel leven te maken.
Op do zolderkamer was alles aange
wend, oin z© zoo netjes mogelijk te
maken. Stukken van versleten kle»
den, aan elkaar genaaid, bedekten
den vloer. Voor de twee op straat
uitziende vensters hingen gordijnen.
De gewitte muren waren bijna ver
borgen door platen, uit gekleurde
Kerstnummers van tijdschriften ge
knipt. Een scherm verdoelde de ka
mer in twee deelen, waarvan elk een
smal bed bevatte. Op een daarvan
Imet je mooie rapport én 'iet ie over
gang.
PIET, BEPP1E cn WIM S. Dus
Piet gaai badgast worden. Dat is
lang niet m;s. Ik denk, dat Wim cn
Beppie wel eens met moeder naar Z.
zullen gaan om hem op tc zoeken.
Dinsdag loopen jullie zeker vlug uit
school om tc kijken, of de kuikentjes
cr ai zijn.
ALPENROOSJE. r.- je nog uit
met de vacantie?
DOORNROOSJ E. Kom Woensdag
tusschen 12 en 2 bij mij de courant
maar halen. Je raadsels zijn goed.
Ik hoop, dat het weer morgen goed
Js c-n het reisje naar V. doorgaat. Zus
mag best meedoen.
CASPAR W. Heb je de courant
ontvangen? Je raadsels teJlen nog
mee, als ik ze ontvang. Heeft vader
Zaterdagavond we! de courant gekre
gen?
ARONSKELK. Hoe kom je aan
dien dikken neus? Ren je er op ge
vallen? Hoe is liet mot het concours
afgeloopen?
MARIE ANTOINETTE. - Wat ben
jij ook aan den sukkel! Je gaat nu
zeker niet naar het atelier, hé?
ANNIE G. Kwam Moeder laat
thuis? En was je niet erg slaperig? Ik
reken er vast op, dat jc overgaat
KOSA F. Ja, ik dacht wel, dat je
de naaidoos heel mooi zoudt vinden.
Ik vond' 't er ook eentje, om jalöersch
op te worden. Kleine peuters hebben
het driesprongraadscl goed en'zou jij
het dan niet kunnen. Foei!
DIRKJE DEN IL e- Wat heb jij
Zondag genotenl Je ingezonden ge
dichtje is goed, evenals je Ingezonden
raadsel.
JACOB J. Jé raadsel is goed.
Leuk, dat je een 2den prijs hebt ge
had bij het korfballen. Met hoogsprin
gen dong je zeker ook hard mee naar
een prijsje? Leb je het boek a! uit?
Wat jammer, dat je op reis niet in
orde was. Een beetje zenuwachtig, of
te veel gesnoept? Je inzending v.as
goed.
Mevr. BLOMBERG—ZEEMAN.
15 Juli 1915.
Het Schilderstok.
In het malsche «ras aan mijin rech
terzijde zaten twee mooie vlinders,
gekleurde pracht-exemplaren. Won
derlijk eenoeg bleven zü ruslic zit
ten. en ik had ze dan ook reeds op
het doek gebracht. Mij restte nu nog
slechts den omitrek te teekenen. Toen
ik daar zoo stil zat en mii amuseerde
met mijn kunst, kwam een liefelijke
veirschiininc recht op mii af. Een
meisje, te sierlük om te beschrijven,
met helderblauwe ooizen. kwam naar
mii toe. zeoals ik zei. Zij lieu ec&ter
recht door naar de vlinders en boog
zich voorover.
Pas op. ricro ik op gesmoor-
den toon. Neem mij niet kwalijk,
raryar verjaag ze niet.
Zij barstte in lachen uit. bloosde en
keek mü naar mijn bescheiden
meening bötooverend aan. En elk
oogenblik. dat zii trachtte te spreken,
barstte zii weer in lachen nit. Zelfs
niet één jongeling kan velen, dat hij
door een meisje uitgelachen wordt
cn vooral ik vond hef. onuitstaanbaar.
Zii had immers geen reden, mij zoo
uit te lachenDaar zij precies tegen
over mij stond, aac ik de vlinders
niet meer en dacht, dat zij waren
weggevlogen. Ik wierp met een woe
dend gebaar mijn tasch dicht en pak
te miin ezel op.
Zij lachte en bloosde nog steeds.
Eensklaps zeide zii
Kom eens hier. als u wil.
Ik wierp mijn koffer en ezel weder
neer en naderde haar langzaam.
O. 't sniit mij zoo. ik wil mij ver
ontschuldigen.
Weder zag ik de vlinders. Wonder
lijk. zii waren niet- weggevlogen. Zij
boog zich naar hen over.
Neem mij niet kwalijk, maar het
lsmijn hoed 1
En schallend klonl; haar lachen
over het veld.
Natuurlijk praatten wij nog veel.
Wanneer een persoon zich zoo bespot
telijk gemaakt beeft, is het zïin plicht,
zich te rohobilitecren. Zü critiseerde
miin schets deze viel nogal in haar
smaak, zei ze. Zij vertoefde in X.
(hemel, dat was 't zelfde dorp waar
ik vertoefde), aan dezo züde van het
dorp (juist waar ik woonde Zij
schilderde ook. eiken dag, hoor
de ik verder. De streek, waar wij nu
verbleven, was zij begonnen in beeld
te brengen. Ik liep mot haar op en
bewonderde haar schiiderü. Het was
een atruarel en er schuilde een groot
talent in ten minste naar mijn
bescheiden meening. Wii stonden
naast haar estel. De sohaduwen der
boeman op de schilderij staken mooi
af) teeen het groene gras. Een paar
vlinders dartelden daarover heen
een haas vloog ijlings in het kreupel-
boschje.
lag, door kussens gesteund, de uitge
teerde gedaante eener vrouw, met ue
schaduw des doods reeds op het ge
laat. Haar buitengewone magerheid,
de vlaskleurige teedere huid en de
onnatuurlijke schittering harer oogoa,
gaven haar ecu opvallend jeugdig
voorkomen. Hierdoor viel de gelijke
nis van moeder en zoon nog meer oj».
Do jungen had ook een door den hon
ger scherp geteekend gezicht en in de
schemering van dien lentedag viel
het verschil tusschen de stervende en
den gezonde niet zoo zeer in het oog
Wenscht gij iets, lieve moede.'?
zeide de jongen, zijne hand teeder up
het klamme voorhoofd leggend.
Alleen je te vragen, Phil, wat
de dokter j© heeft gezegd?
D© stem was zacht en lief, de uit
spraak verried eene beschaafde
vrouw. Ook de jongen, ofschoon zijne
stem luid en kracnug was, sprak op
beschaafden loon.
Zijne manieren en woordenkeus de
den aan Fransche sierlijkheid en
juistheid denken. Doch wanneer hij
opgewonden of ontroerd was, ver
dween het in het lyceum te Dieppe
opgedane vernis en hij werd weer ae
wakkere Engelechman, die hij van
geboorte en opvoeding was.
Hij zeide, liefcfle, dat gij goeden
wijn noodig had en lekkere dingen
om te eten. 't Is een beste kerel en ik
ben bang, dat ik lomp jegens hem
wae, maar hij nam het mij niet kwa
lijk en komt gauw terug met kippen
soep en portwijn en ik weet niet
wat al.
Zijne woorden waren dapper en
goed bedoold, maar het moederhart
begreep pcm te goed om zich te laten
misleiden. Zij trok hem naur zich toe.
Je waart lomp jeg©M6 hein, Phil.
Hoe is dat mógelijk? Wat heb je ge
zegd of gedaan?
Hij aarzelde een ©ogenblik, maar
met eene voor zulk een jongen won
derlijk© zeifbeheerschiiig weerhield
bij zich, zijn eigen wanhoop ook aan
zijne moeder mede tc deelen. Daarom
laciue hij zacht.
Wij zijn zoo arm, ziet gij, en
daarom klonk het mij vreemd toe,
over dure dingen te praten, welke ik
niet kon koopen. Hij heeft ons dik
wijls gezegd; dat gij beter verzorgd
ïoudt worden in een ziekenhuis. Ik
ben nu bang, dat hij gelijk had, maar,
wij konden niet scheiden. Wel,
moeder?
Zijn lippen trilden echter verrader
lijk. Een zachte glimlach verhelderde
het gelaat der zieke.
Wil je nu voor het eerst de waar
heid voor mij verbergen, Phil? Ik
weet, wat do dokter heeft gezegd.
Dat ik niet kon herstellen en dat ik
niet lang meer kon leven In één
woord, dat ik stervende ben.
Toen was het gedaan met de zeif
beheerschiiig van den jongen. Hij
wierp zich naast het bed ncor cn be
groef zijn gezicht in do dekens.
O, moeder, moederI kermde hij'
en barstte uit in hartstochtelijk snik
ken. De arme vrouw trachtte tever
geefs hem te kalmeeren. Zij was ver
lamd en kon zich daardoor niet bewe
gen, maar haar vingers streelden
zacht zijn haar en zij hijgde afge
broken.
Phil, lieveling, maak het mij
nog niet moeilijker. W©es bedaan!,
alleen maar om mijnentwil. Wees
elerk, Phil, en dapper en alles zal
goed gaan. Je zult mij zeker missen
wij zijn altijd samen geweest se
dert je vaders dood. Maar mijne her
innering moet zoet, niet bitter voor
je zijn. Mijn lieveling, wij moeten
buigen voor Gods wil. Wij zijn inder
daad zwaar beproefd, jtj nog veel er
ger dan Ik, want rk kan terugzien op
jaren van volmaakt geluk met een
liefhebbend echtgenoot en een bemin-
lijk kind. terwijl jij in armoede en
eilende zijt gekomen op een leeftijd,
dat het léven je alleen zonnig moest
schijnen. Misschien, Phil, heb jij ja
beproevingen vroeg gekregen, terwijl
ik ze eerst later ondervond. Ik heb
allen tegenspoed geduldig gedragen.
Mijn lijden zal een bron van groot a
blijdschap voor mij zijn, indien ik ln
een toekomstig leven weet, dat het
ec-n prikkel voor jou is geweest op J©
loopbaan. Beloof mij, lieveling, je aan
Gods wil te onderwerpen zonder
morren.
(Wordt vervolgd)»