HAARLEM'S DAGBLAD
De Oorlog.
D£ RIDDER KNOL
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1018 - TWEEDE BLAD
HEEMSTEDE
VL
Het laatste buitengoed, dat op
Heemsteedschen grond etaat en aan
Benuebroek grenst is „de Harten-
kampNadat het in 1709 in eigen
dom kwam van den heer George
.Clifford, kreeg het een historische
.wereldvermaardheid, want het was
hier, dat de groole plantkundige
Linné, beter onder den naam van
Linnaeus bekend, van 173038 ver
toefde als gast en beschermeling
yan George Clifford.
Groot is de invloed geweest, die
van Linnaeus' studiën is uitgegaan
op de kennis der natuur, het plan
ten- en dierenrijk.
Voor deze streek van Kenr.emer-
land, waar land en tuinbouw, bloe
misterij en boomkweekerij zulk een
hoofdtak van bestaan uitmaken, ver
oorloven wij ons een korte levensbe
schrijving te geven van den Zweed-
schen plantkundige en geleerde, die
de eerste is geweest die de planten
in familiën, klassen en soorten heeft
gerangschikt en ze van vaste en on
veranderlijke Latijnsche namen
heeft voorzien.
Carl Linné werd geboren te Kas-
hult bij Stenbrohult in Zuidelijk
Zweden, den 23sten Mei 1707. Zijn
vader die predikant was, wilde zijn
zoon ook voor den geestelijken stand
doen opleiden en zond hem daartoe
naar hel gymnasium te Vaxsjö.
Hij maakte daar echter zoo weinig
vorderingen, dat de vader besloot
zijn zoon maar liever een ambacht
to laten leeren. Door den geneesheer
Rothmann werd hij echter tot andere
gedachten gebracht, daar deze had
bemerkt dat Linné meer aanleg had
voor de geneeskunde. Rothmann
hood aan, hem onderwijs to geven.
Uitgerust met een uitgebreide bota
nische kennis kwam L. op do hooge-
echool te Lund on won er de gene
genheid van den hoogleeraar -Sto-
baeusr wiens beschermeling hij werd
en in wiens huis hij werd opgeno
men, daar Linné's vader onbemid
deld was. Zoo begaf hij zich ook
voor de studie naai' Upsala waar
hij gebruik maakte- van de biblio
theek van prof. Rudbeck.
Toen reeds, in 1729, ontstond het
jasfstaand denkbeeld bij L. om een
BteJsel bij de planten te ontwerpen,
vooral na het lezen eener beoordee
ling van het werk van „La Vaillant"
„De sexu-pJaniorum".
Veel had Linné met moeilijkheden
eri geldgebrek gedurende zijne stu
diën te kampen en het was hem dus
zeer welkom, eon opdracht to ont
vangen van de Sociëteit van Weten
schappen te Upsala. om voor haro
rekening een onderzoekingstocht
naar Lapland te doen. Hij trotseer
de op dien tocht vele gevaren en
entberingen, aanschouwde te Valli-
warc de Middernachtzon en trok
langs de Bolhnische Golf langs de
oostkust naar Abo, vanwaar- hij over
de Alandseilanden naar Upsala te
rugkeerde. Tot groote tevredenheid
van zijne lastgevers legde hij een
verslag over van de door hem ge
vonden planten. „Florula Lapponi-
ca" was de titel. Op deze reis had
L. zich tevens geoefend in de es-
sayeerkunst en daarin te CaJix les
genomen, zoodat hij daarin te Up
sala met goed gevolg onderricht
kon geven, hetgeen den naijver op
wekte van zijn lateren collega, den
jongen Dr. Rosen. Door diens toe
doen werd het aan Linné verboden,
les to geven vóórdat hij den docto
ralen graad had behaald. Spoedig
werd hij echter weder geholpen
door den gouverneur der provincie,
Baron Reuterholm, die hem in 1734
opdroeg met zijne zonen een reis door
Dalarna te maken. Zoodoende ver
toefde Linnaeus eenigen tijd te
Falun, waar hij kennis maakte met
dr. Morceus en diens dochter, met
wie hij zich verloofde. Om den doc
torsgraad te kunnen behalen trok
hii, gesteund door zijn aanstaanden
schoonvader, in 1735 over Hamburg
naar Nederland. Te Harderwijk leg
de hij examen af en werd Juni
tot doctor in de geneeskunde bevor
derd. Te Leiden maakte hij kennis
met Gronovius, van Roijen en den
geleerden Roerhavo, die weldra den
jongen Zweed hoogschatte om zijn
uitgebreide kruidkundige kennis en
hem aanraadde in Nederland te
blijven.
Doch Linnaeus wilde zijn vader
land getrouw blijven en de eer van
zijne verheffing gunnen.
Door Bocrhave kwam hij in aan
raking met Joannes Burmann,
hoogleeraar in de kruidkunde te
Amsterdam, die zijn huis voor den
bekwamen vreemdeling openstelde
en de rijke bankier Clifford noodigde
hem op.zijn landgoed „de Harle-
ca'mp" to Heemstede bij Haarlem,
waar Linnaeus zeldzame kasplanten,
een rijke bibliotheek, benevens een
groote verzameling gedroogde ge
wassen vond.
In korten tijd werden door hem
onderscheidene geleerde werken,
reeds vroeger gedeeltelijk gereed ge-
maakt, voltooid en persklaar ge
maakt, als: Systema natura (1735),
Musa Cliffortiana florcus, Hart-
campi prope Harlemum (1736), Bi-
bliotheca botanica (1736) en Funaa-
menla botanica (1736).
Op kosten van den-heer Clifford
reisde hij naar Engeland, waai- hij
de tuinen te Oxford en Chelsea be
zocht en met DlRenius in kennis
Jcwam. Na in Amsterdam zijn „Flo
ra Lapponicu" en „Critica botani
ca" te hebben doen uitgeven, rang
schikte Linnaeus liet groote her
barium van Clifford en bewerkte
den „Hortus Cliffortianus". Nu be
gon hij naar Zweden te verlangen,
nam afscheid van zijne Hollandsche
vrienden en beschermers en vertrok
naar Parijs, waar hij nog kennis
maakte met Antoine en Bernard de
Jussleu en met Reaumur. Hij werd
daar tot correspondent der Acade
mie van Wetenschappen benoemd.
Van hier vertrok hij naar Rouaan
en scheept zich naai- Zweden in. Hij
vestigde zich als geneesheer te
Stockholf, doch niemand nam in
zijn vaderland bijzondere notitie
van hem, het was zeifs zoo dat hij
dienst moest nemen als scheepsarts.
Invloedrijke mannsn vestigden ech-
ter de aandacht van het Zweedsche
hof op hem, en zoo kwam hij bij
zonder in de gunst van Koningin
Ulrica Eleoncra. Hij verkreeg een
uitgebreide practijk en trad in het
huwelijk met zijn verloofde (1739).
In 1741 zag hij zich benoemd tót
hoogleeraar in de geneeskunde en
geplaatst te Upsala om de botanie te
onderwijzen.
Dit ambt nam hij waar tot zijn
dood.
T alrjike eerbewijzen werd b
deelachtig. In 1747 werd hij lijfarts
des Konings, in 1753 kreeg hij de
Orde van do „Poolster", In 1756 werd
hij in den adelstand verheven en be
hoorde later In 1762 tot de enkele
buitenlandsche leden van de Acade-
mie des Sciences te Parijs. 11:
kocht het landgoed „Hammaxby" bil
Upsala, bracht .er zijne vacantiën
door en stichtte er een museum voor
zijne eigen verzamelingen. Zijn her
barium telde ongeveer 7000 soorten.
Na xljn dood verkocht zijne wedu
we deze collectie aan een Engelsch-
man James Smith, voorzitter van
de Ltnnean Society, z'oodat alles nu
te Londen bij dat genootschap te
vinden is. Linnaeus was de beide
laatste jaren zijns levens voor de
wetenschap verlog-en en stierf
kindsch in 1778. Zijn oudste en eenig
overgebleven zoon Carl geboren in
1741, werd zijn opvolger, doch stierf
ongehuwd in 1783.
De hoofdverdienste van Linnaeus
is het stelsel in de botanie door hem
gegrondvest, dat op de kennis der,
bevruchting berust. Vóór bet zijne
werd het stelsel „Tournefort" gebe
zigd, dat berustte op den vorm dei-
bloemen. Hoewel zijn systeem la
ter verbeterd en gewijzigd is door
de Jussieu, zoo blijft Linnaeus' stel
sel voor het detenuineeren van
bloeiende planten steeds een der
beste.
Onder zijne nagelaten werken zijn
nog deze: de Flora van Zweden
(1745), de Fauna van Zweden (1746),
de Hortus Upsaliensis (1748), eene
Materia medlca (1749—51':, de ...Spe
cies plantarum" (1753) en meer dan
200 academische gelegenheidsge
schriften. Zijne kamer te Upsala is
nog altijd in den oorspronlcelijken
toe-stand en in den tuin staat zijn
slandbeeM, door Byetröm vervaar
digd.
Koning Karei -XIV stichtte.in 1819
ter zijner eer de Linnacusschool te
Rashult.
In de buitenplaats „de Harten
kamp" moeten (in de overplaats!" nog
verschillende boomen staan, die Lin
naeus er tijdens fcijn verblijf ge
plant heeft.
In latere tijden woonde er Baron
Verschuer, die veel liefhebberij voor
schoone paarden had, thans is de
plaats gedeeVtelijk gesplitst-, daar
er links van 'den weg een paar vil
la's verrezen. Verder bleef alles in
goeden ongeschonden staat.
De heer P. ISmidt van Gelder,
vroeger te Velsen. bewoont de
plaats rechts, die verreweg het groot
ste deel beslaat.
CHR. L. P.
Feuilleton
Bels-indrnkkea
van
M. P. DE CLERCQ.
San-Francisco, 1 Augustus.
Mijn laatste mededeeiingen op
zee van Halifax naar New-York,
yan 19 Juli, gijn met andere .schriftu
ren en mijn cartonwerk den 2en
Juli te New-York ter onderzoek in
gehouden, bij onze aankomst in die
groote wereldstad. Ik zal er wel
piets van terugzien want jroodra
mogelijk» zegge 22 dezer des avonds,
vertrok ons clubje passagiers naar
Chicago.
New-York maakt geen aangena-,
men indruk; de rechtlijnige straten
tusscheu hemelhooge gebouwen
geven iets sombers en dan bet ver
bazend drukke verkeer van auto's
maakt bet oversteken der'straten al
daar verbazend lastig.
Dank zij de handigheid en vaar
digheid met de Eugelsche taal van
mijne stodgenooten, mr. Vrijheid
en mevrouw Vrijheid, liep alles uit-
etekend van stapel en ik reken het
me bepaald tot een aang.ename«
plicht, dezen leiders van ons clubje
hier openlijk hulde te brenger. Yoor
do uitstekende wijze, waarop wij per
auto en te voet alle noodige zaken te
New-York tot een gewenscht einde
konden brengen. De verbazend
groote hitte is wel onpleizierig.
maar overvloed van ijswater en tocht
door ventilatie maken het toch dra
gelijk.
Nacht en dag is in de meeste liui-
zen steeds electriscli licht, want
't daglicht, belemmerd door ge
bouwen Yan gemiddeld 20 tot 60 ver
diepingen., dringt niet voldoende
door in die niet erg breede en een
tonige straten. Alles gaat met lif
ten men ziet hier en daar van bui
ten aangebrachte brandtrappen van
ijzer.
Dinsdag 23 Juli waren we klaar
met onze zaken-bezigheden en hoe
wel we de achtergehouden dingen
uit onze bagage nog niet terug kon
den krijgen. besloten we in
vredesnaam dan maar zonder veel
kans op dat terugkrijgen, die dingen
achter te laten. Ten eerste ter ont
koming der gloeiende hitte van
106 graden en voorts ter bereiking
van San Francisco, zoodra mogelijk.
Daarom des avonds half acht met
een reuzenpont over naar het sta
tion van de express naar Chicago.
Slechte enkelen kunnen daar een
apart verblijf voor twee personen
krijgen en de andere passagiers heb
ben zich te schikken in zit- en slaap
plaatsen in de wagons (Pullman-
Cars) voor 24 personen. Dezelfde
zitplaatsen 'worden des avonds ver
anderd in slaaphokjes, de zitplaatsen
tegenover-, de slaapgelegeniieden
boven elkander. Heeren en dames
door elkaar en elk hokje afgesloten
door een zwaar groen gordijn.
In ieder hokje Is een opgemaakt,
bed, flink breed, met electrisch licht-
In de bovenste komt men met een
ladder en alleen de gewone passage
in het midden blijft vrij. Uitkleeden
en kleuren opbergen gaat zooals het
gaat en des morgens zoekt elk zoodra
mogelijk een wascbgelcggnheid op
in de vele daarvoor bestemde ka
mertjes. Minder behoorlijk getoilet-
teerd zijn wordt dan niet kwa
lijk genomen!.
De trein loopt dag en nacht veel
harder dan de sneltreinen in Hol
land en aan verschillende stations
wordt halt gehouden. Vooral het
aanzetten bij vertrek geeft nu en
dan schokken die je flink wakker ma
ken, maar daaraan went men spoe
dig en gaat weder inslapen of
schoon 50 pet. minder prettig en
rustig dan op de slaapkamer in
huis.
Woensdagnacht 24 Juli, Tuirn 12
uur bereikten we Chicago. We lo
geerden aldaar perfect in hotel Me-
tropolc en reden den volgenden mor
gen bijtijds weder naar een ander
station aldaar, ter voortzetting der
reis naar San-Francisco, op gelijke
wijze als vroeger. In den trein is een
restauratiewagen, te klein voor alle
passagiers, zoodat men daar na el
kaar gaai ontbijten, lunchen, en
middagmalen. Verscheidenheid van
spijs en drank en niet overdreven
duur.
Chicago maakt een preltigen in
druk, hoewel we er natuurlijk niet
veel van zagen. We reden langs
mooie plantsoenen en gebouwen en
er heerste volstrekt, niet die woeste j
bende van New-York. De reis door j
Amerika is grootendcels eentonig
en daar boomen, graan- en maïs
velden. Steden met bouten huizen
en-overal auto's langs de wegen. Ip
den trein smoorhitte door 't voort
durend rijden in de brandende
zon en niet altijd was er tocht te ma
ken door opening der raampjes, wat
bovendien het bezwaar heeft, door
dat de Amerikaansche steenkoft'n
meer fijn roet uit den rook loslaten
dan de Europcesche steenkolen.
Nu en dan reden we .echter ook
door verheffend mooi natuurschoon,
dat men het best. genieten kan op
hét achterb.alcon van den trein. Tun
nels door bergachtige gedeelten,
heerlijke landstreken met water en
prachtige boomen, omzoomd door
rotsen, veelal ten deele begroeid en
ontzaglijk van indruk: Door het
Zoutmeer, voor driekwart zout en
één kwart water, gemengd, zoodat
men er niet verdrinken kan, doch
blijft drijven.
Op den duur echter eento
nig en voor een Klein gedeelte is het
water bruinrood. We zagen er ech
ter geen enkel vaartuig op.
Stadsnleaws
Het 15de Congres ran den
Middenstandsbond.
De ontva n g s t ten
S t n d h u i z e.
Tusscheu half zeven en zeven uur
vereenigden de van heinde en ver
gekomen deelnemers aan het con
gres zich in de bovenzalen \an „De
Kroon", waar zij konden zien
dat er op de Groote Markt een con
cert gegeven word (een attentie van
het gemeentebestuur); h o o r e n
konden zij er niet veel van: de weers
gesteldheid liet niet toe, de ramen
te openen. In De Kroon dan hadden
de eerste onderlinge begroetingen
en kennismakingen plaats om ze
ven uur trokken de congressisten in
optocht naar het Stadhuis.
Weer prijkte de schoone hal van
ons „Raadhuis" met palmen en
groen en bloemen, weer was daar
alles in gereedheid gebracht voor een
luisterrijke ontvangst, thans echter
niet, om zooals eenige weken gele
den, vuurd o o v e r s het welkom
toe te roepen, maar om mannen te
ontvangen, die juist blaken van
vuur om te strijden voor de be
langen van den middenstand!
Toen alle aanwezigen, ouder wie
wij vele raadsleden opmerkten, ge
schaard stonden, kwam het voltal
lig dagelijksch bestuur van de ge
meente, waarbij zich ook de ge
meentesecretaris, mr. dr. Wijte-
ma gevoegd had, uit de Bur
gemeesterskamer, jhr. mr. W. B.
Sandbc-rg, daalde eenige treden van
de trap af en begroette de midden
standers met een buiging en zeide
toen ongeveer het volgende:
Mijne heeren; bij het lezen van
het welkomstwoord in de „Gids voon
't Congres" trof mij een zin, waarin
het betreurd wordt, dat de staats
bemoeiing zoo la, dat gij thans niet
zóó kunfc ontvangen worden als
wij 'dat hier gewoon zijn. En inder
daad: 't zijn moeilijke tijden. Ook
de middenstand heeft geleden onder
hardé slagen. Dat desniettegen
staande toch dit_ congres gehouden
wordt, is een bewijs van de \nner-
lijke kracht van den middenstand-
En deze kracht zal zéér noodig
zijn in de komende - tijden. Gij zult
toch steeds paraat moeten zijn om
voor de verdediging van uw belan
gen op de bres te staan en ook
zult gij de overheid naar uw beste
weten raad en voorlichting moeten
verschaffen. Gij zult voor ü.e besten
onder u plaatsen in de Geweentera
den moeten veroveren, .want uw
belang is tevens het belang van het
algemeen. Ook voor de overheid
zijn de tijden zwaar. Tal van zaken,
die vroeger buiten de competentie
van B. en W. lagen, moeten thane
door hen geregeld worden: Voorlich
ting, ook van oen middenstand, is
daarbij onontbeerlijk; gelukkig
ontbreekt het te Haarlem niet
aan bereidwilligheid deze te
verschaffen. Er is dus be
hoefte aan mannen" met lust,
ijver, kennis en tact: want rechtvaar
digheid en billijkheid moeten bij el-
ken maatregel in het belang van de
samenleving in acht genomen wor
den.
Ook uw stand, mijne heeren, is een
onmisbare schakel in 'de keten,
welke die samenleving vorm. en on
getwijfeld behooren congressen als
jgij er nu een gaat houden tot de
beste welke ooit gehouden zijn.
Daarom wil ik dit glas ledigen op
het welzijn van den Middenstands
bond en van zijn voorzitter!
De heer H. Koppel Jr K voorzit
ter van het Bondsbeetuur, hield
daarna een rede, waarin hij zeide,
dat de aanwezigen getroffen waren,
door de woorden, door den Burge
meester tot hen gesproken. Blijk
baar, vervolgde spr., zijn B. en W.
van Haarlem op de hoogte met don
toestand, waarin <le middenstand
verkeeri. Er komt langzamerhand
een drang naar staatssocialisme en,"
zouden de denkbeelden van hen. die
dat voorstaan, verwezenlijkt wor-
iden, dan zou de middenstand ver
dwijnen! Voortgaande, herinnerde
spr. er aan, dat de burgemeester
dien stand „een onmisbare schakel
in de keten die de samenleving
vormt" had genoemd en hij wenschte
er Haarlem geluk mee, dat liet een
Burgemeester heeft, die dat he-
grijpt en die inziet, dat men vooral
in dezen tijd niet moet trachten, de
maatschappij te ontwrichten, dat
men vooral in dezen tijd geen „proe
ven moet nemen". Een stad kan al
leen bloeien met een flinken midden
stand. Dat blijkt ook te Haarlem,
dat sieraad van ïïfiderland's
duinouwe, die stad van handel en
industrie! Hartelijk dankte spr. voor
de ontvangst aan de Middenstan
ders in die stad ten deel gevallen.
Hildebrand moge in den Haarlem
merbout zijn neef Robertus Nurks
ontmoet hebben, de Nurksen zijn nu
blijkbaar uit de stad verdwenen en
hebben plaats gemaakt voor de
„bien aimables!" Spreker noodigde
tenslotte B. en W. uit, de beraad
slagingen van het congres met hun
tegenwoordigheid te willen veree
ren en ledigde zijn glas op den bloei
van de stad Haarlem en op het-
welzijn van haar bestuur.
Door gejuich toonden de aanwe
zigen hun instemming met het ge
sprokene.
Daarna werd de eerewijn gepre
senteerd.
Nadat een foto van de aanwezigen
gemaakt was, werden de congressis
ten in do gelegenheid gesteld om de
zalen in het stadhuis te bezichti
gen.
Bij groepen trokken de midden
standers toen
naar het Brongfr
b o u w,
waar door de Vere'eniglng tot Ver
fraaiing van Haarlem en Omstre
ken en tot Bevordering van het
Vreemdelingenverkeer een concert,
te geven door liet strijkorkest van
Haarlem's Muziekkorps, werd aan
geboden.
Vóórdat Kriens, de eeuwig-jeug
dige, den dirigeerstaf ter hand nam
om de uitvoering yan den 94sten Re-
gimgnlsmarsch van Matheye te lei
den, betrad de Jiéei Vincent Loosjes,
voorzitter van bovengenoemde ver-
eeniging, het podium eu heette de
aanwezigen met een kort woord wel
kom. Wij stellen het zeer op prijs,
zeide spr. o.a., dat het congres bin
nen onze veste gehouden wordt en
wij juichen het toe, dat ook onder u
de leuze „sluit de gelederen!" steeds
luider wordt gehoord, want de mid
denstand ls de ruggegvaat van liet
geheele land:* de middenstandszaak
is een landszaak. Spr. sprak ten
slotte zijn beste wenschen uit voor
den middenstand en hoopte, dat de
te houden beraadslagingen goede
resultaten zouden opleveren.
Gezellig pratend (er waren geluk
kig geen ..rijen stoelen" neergezel:
een middenstander houdt van ge
moedelijkheid en wil met zijn fami
lie en kennissen „aan een tafeltje"
zitten!) bleef men verder bijeen,
waarmee wij volstrekt niet gezegd
willen hebben, dat niet telkens bij
de uitvoering dor 8 nummere door
Kriens' uitstekend orkest, „de rus-
tolooze schaar bezworen werd tot
roerelooze stilte!"
Integendeel, er werd niet alieen
gepraat, er werd ook met aandacht
geluisterd!
In de pauze deelde de heer Joh.
Schmidt, secretaris van de Haar-
lemsche Handelsvereniging, mede,
dat, na afloop van het concert, de
aanwezigen welkom zouden zijn ln
de sociëteit „Vereeniging", waar zij
„tot een bepaalden, of liever tot een
onbepaalden tijd" zouden kunnen
vertoeven.
Wij zullen het waarschijnlijk wel
0nz8 Laehhoelc
MODERN!
En uw dochter lieeft haar man
verlaten, hoor ik?
Ja, hij had niet de minste atten
tie voor haar. Hij rookt niet, speelt
geen kaart en blijft den geheelen
avond thuis!
nooit vernemen, maar wij zouden
toch gaarne weten of hei bepnald
of onbepaald laat was, toen De Laat
ste Middenstander Dinsdag (of
Woensdag?) de Vereniging verllet.1
(Zie ook 3e Pag.)
OvarxioHt.
Op twee plaatsen bebbon de En
tente-legers de Hindenburg-linie thans
overschreden.
De Engelschen deden dit tusselien
Lens en Kamcrijk, de l'ranscben bij
La Fère.
La Fère za! voor de Duitsciier6 wel
!niet te houden zijn. De vesting is
bijna van 3 kanten door de Fran-
schen ingesloten. De Hindenbuig-
ilinie die voor de stad liep, is roods
in hun handen.
Eenige correspondenten van En
tente-bladen vertellen, dat er bran
den in La Fère gezien zijn.
Een aanwijzing, dat de Duitschcrs
de stad gaan ontruimen?
Er wordt thans verwoed gestre
den aan den spoorweg La Fère-
St.-Quentin. De verbinding tusschen
beide steden is voor de Duitschers
al verloren gegaan
Langzaam vorderen de Entente-Ie^
gors ook op den weg naar St. Quen-
tin. Zo staan daar noe oen 4 K.M
af, dus eon goed half uur loopen.
Bij Kamerijk vorderden de Engel
se li en do laatste dagen heel weinig.
Blijkbaar hebben de Duitschers hier
sterke troepenmachten samengetrok
ken, om Haig's mannen tegen te
houden De Duitschers gevoelen, dat,
als Kamerijk valt, de geheele Hinden,
burg-linie zal moeten bezwijken,
want dan komen de Engelschen ach
ter de stellingen die St.-Quentin
nog dekken.
Maar de Engelschen blijver, aan
vullen. Zij wonnen eenig terrein bij
HavrÏDCourt en GouzeaucourtWie
zal 't duel daar winnen
De Fransche staf meldt: ..Ten Oos
ten van het Croisat-kauaal hebben de
Frar.schen Libercourt genomen. Zij
rukken op in de richting van Hina
sour; en Essigny-le-Grand
Nader meldt de Fransclie 'staf, dat
dc Franschen tot voorhij HInacourf
zijn vooFutigerukt.
Do Duilscho staf erkent. dat de
Dnitschc troepen ook de stellingen
i 't Crozat-kanaal hebben moeten
opgeven. Verder zegt de Duitscbe
star, ,,dat de Deutsche ondernemin
gen ten O. van Reims succes hadden".
Wat waren die bewegingen? Een nieu
we terug;ocht tc-r verbetering der po
sities"
lil de Voss- Ztg. vermoedt een mi
litaire medewerker, dat de Ameri
kanen en Franschen in Champagne
een nieuwen aanval zullen inzet
ten.
Trekken de Duitschers bij voor
baat al terug?
Dc Franschen zijn tusselien de Aï-
lebte on do Aisne weer met nieuwe
aanvallen begonnen.
Na 50 dagen onafgebroken offen
sief is er in den algemeonen aanval
der Entente-legers een kleine stil
stand gekomen. Als de storm- en 't
regenweer over zijn zullen ze evenwél
mot nieuwen moed beginnen.
Foch maakt alles weer klaar voor
den nieuwen sprong.- Hij stond bij
Drocourt-Quéant ln een gebied, dat
de Duitschers geheel verwoest had
den. Daarom konden ze niet, dade
lijk den opmarsch doorzotten.
De Eugelsche aanvoerder. Huig
heeft in een dagorder hulde aan zijn
troepen gebracht voor den betoonden
moed ln het afgeloopen offensief.
Met deze dagorder is dus het oude
tijdperk afgesloten en begint de
nieuwe aanval.
Generaal Maurice wijsl er in de
„Daily Chronicle" op, „dut de Duil-
sclie pers nu vol staat met verkla
ringen voor het terugtrekken van
de Duitschers. dut goedgepraat
wordt en merkt op, dal er over de
onneembaarheid van de llindenburg-
linie niet langer gepocht wordt.
Toen de Hindenburg linie gemaakt
werd hadden de Duitschers gelukkig
niet dien eerbied voor onze tanks,
dien zij nu hebben en moeten er zich
pijnhik bewust van zijn, dat de be
ginselen; waar de groote linie op
41)
Ja. antwoordde Jacques an
dermaal terwijl bij Knol letiit in de
oogen zag. Het heeft veel moeite,
het heeft veel strijd gekost, er zijn
moeilijke oogenblikken gewjwjt voor
mijn ouders en voor mij, maar het is
hiermee geëindigd, dat ze er in heb
ben toegestemd, dat ik haar u toe
ging, en ze hebben er eveneens in
toegestemd, dat ik u datgene zou vra
gen, wat de reden van mijn bazoek is,
en Jacques wierp een Innigen blik op
Jaantje, wier donkere oogen schit
terden van vreugde.
Als dat zoo is, dan kunnen we
praten, sprak KnoT op zenuwaentlgen
toon en op een fauteuil wijzend bij
den haard.
Ga zitten
Terwijl dit geval zich afspeelde in
rte ridderzaal, stond Rika in gebogen
houding achter de deur en toerde door
het sleutelgat
Zoodra Jacques bij den haard hud
plaats genomen, sloop ze weg, ging
terug naar de eetkamer waar me
vrouw Knol en zij wederom gestoord
waren in de beschouwing der profeti
sche kaarten, toen Jacques had ge
beld en nog eens bad moeten bellen,
wijl al dc overige dienstboden van den
Struysenhof afwezig bleken.
Nu trad ze weer binnen met een
gezicht, geheimzinnig en raadsel xeh-
tig als de kaarten zelve.
Maar ze grijnsde.
Menscbl sprak ze op bollen toon
tot baar meesteres, die haar aan
staarde met een griizeling van on
zekere verwachting.
Mensch De zwarte koning
lelt hartstikke dood onder de schop
pen twee nou ls de narteboer ge-
komine de kaarten liegen nooit!
XL
Fientje en Treesje Dumaer zaten te
ontbijten. Gelijk altijd, met z'n vier
tjes:
„Mot zijn viertjes",
„Met de diertjes",
rijmde Fienije vaak mei haar beken
de guitigheid en dan doelde ze op
Turk en Mimi, die als gevolg eener
dierenbescherming in den hevigsten
graad, met hun meesteressen alle
maaltijden deelden en wel gedres
seerd en redelijk gemanierd aan tafel
mee aten uit hun eigen geëmailleerde
bordjes, die stonden op lapjes zeil
doek.
Ze aten havermout, alle vier, ha
vermout met bruine suiker, die Turk
oplebberde met haastige gulzige tong
en Mimi stil en voorzichtig genoot,
met zachte slurpgeluidjes en 'n zalige
toeknijping van haar groene oogen.
De freules aten ze met lepels en ze
dronken er een kopje thee bij, slappe
thee met veel melk en suiker, vooral
angstvallig slap, met het oog op de
prophylaxe der vele kwalen waar
mee haar naderende bejaardheid stil
aan begon te dreigen.
llet was behagelijk in de kamer;
de thee, hoe slap ook, geurde noch
tans, de morgenzon van den schoo-
nen Meidag bracht koestering en
licht in het aangenaam eenvoudige
vertrek, aan welks wanden de beelte
nissen van Pa en Ma Dumaer in
crayon, levensgroot geconterfeit naar
een vergeeld portret uit hun bruids
tijd, nochtans herkenbaar, schoon
lichtelijk misvormd, met goed be
doelden glimlach staaroogden op 't
dagelijks gebeuren in hun oude huis.
O Turk stoute ongemanierde
Turk, wat smek je .1 zie Fientje.
Nou, Mimi doet ook wel eens
onbehoorlijk, sprak Treesje, die spe
ciale eigendomsrechten had op Turk
en Mimi slechts in de verte bestond.
Niet waar zei Fientje'.
Mimi is altijd gemanierd, zij zou
best zonder zeiltje kunnen eten, maar
probeer dat eens met Turk!
Waf! zei Turk, minder als pro
test, dan wel, omdat Maart-je bin
nenkwam met de post.
Ze gaf het kleine stapeltje aan
Treesje, als de oudste en die lei het
naast zich neer, zonder veel aandacht.
Hot was immers hetzelfde, zonder
ooit een epistel, dat verratte, wijl
het niet verwacht werd. 't Nieuws van
den Dag lag boven op, een prijscou
rant van bloemzaden was er en een
uitverkoop-aanbieding van de Prin-
temps.
Wat is dat gele? vroeg Fientje.
Bloemzadenantwoordde
haar zuster, haar de prijs courant
toereikend.
Er viel een kaartje uit den om
slag.
O nog iets, sprak Fientje, en
ze opende de kleine enveloppe, baal
de er een kaartje uit.
Hé dat begrijp ik niet, zei ze
al lezend.
Watte? vroeg Fientje, ongedul
dig haar hand uitstekend.
Een kaartje van meneer van
Tienen, sprak Trees.
Een kaartje van meneer van
Tienen? vroeg haar zuster, steeds met
uitgestrekte hand. Geef es hiert
Ze las het nu zelf ook, haalde haar
schouders op.
Hij ie zekqr de war, denkt
dat een van ons beiden jarig ie».*
Wat staat er op 't adres?
Treesje nam de envelop weer. ias
hardop: De Dames Dumaer. Olinho-
ven. Gut! daar zit nog een kaartje
in, sprak ze, tastend
Ze trok liet er uit, las het. Haar
wenkbrauwen gingen omhoog, dan
staarde ze haar zustei aan.
Wat is er? vroeg deze.
Van wie denk jo?
Fientje haafde ongeduldig haar
schouders op.
Van Knol! zei Treesje.
Van Knol?
Van Knol!kijk maar! en ze
wierp het ding naar haar zuster toe.
O zei Fientje verontwaar
digd, dat is natuurlijk een onge
paste grap van den een of den an
der, die weet, dat wij ons moeite
hebben gegeven voor dio gemeente
raadsverkiezing. Nu sturen ze een
kaartje van Knol en van Van Tienen
in één couvert naar ons toe, 'n sym
bool van de coalitie zeker en ze
wierp het ding met een minachtend
gebaar ter zijde.
Maarsprak Treesje na een
oogenblik van paplepelen en peinzen,
terwijl ze de kaartjes weer bekeek,
het is een kaartje van Jacques, niet
van zijn vader en
Fientje, die een lepel vol bij haar
mond had, legde din eensklaps terug
in haar bord.
Knol beet W.Willem geloof
ik sprak ze met een verschrikt ge
zicht.
Nee J. zei Treesje, op het
kaartje kijkend.
J! riep Fientje. Mijn hemel,
dat is zijn dochterdie heet Jaan
tje!
Een kaartje van Jacques en een
kaartje van Jaantje Knol in één cou
vert dat zou begon Tree.-je.
De beide zusters zagen elkaar aan
met groote bnnge oogen. Maar wel
dra ontspanden zich haar angstige
trekken: Fientje glimlachte, Trteeje
glimlachte.
Dat kan niet
Nee. dat kan niet!
Toen Tiele Dubour dien morgen Sn
de ontbijtkamer kwam, lag dc post,
als naar gewoonte op tafel.
Ze lichtte de couranten en brieven
met wat vluchtige belangstelling op,
wierp een blik op de adressen, h1"8
dan brood snijden, want Dubour volg
de haar altijd dadelijk.
Terwijl ze bezig was, prikkelde een
lichte nieuwsgierigheid haar noch
tans nopens de herkomst van he*
kaartje.
{Wordt vervolgd.)