RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. Raadseloplossingen De Wedstrijd. Rallrabriek Di Stiekemert Feuilleton loor het iot verbonden OESDS BL&g ZATERDAG 5 Ootober IBIS Raadsels (Deze raadsels zijn aile ingezonden door jongens en meisjes, die „Voor Onze Icngd" lezen. De namen der kinderen, die mij vóór Woensdag middag -3 uur goede oplossingen zen den worden in liet volgends numnwr bekend gemaakt.) Iedere maand worden onder de bes te oplossers twee boeker, in pracht band verloot- De raadselprijzen voor de maand September ziin bij loting ten deel ge tallen aan D. A. P. DE\' HOLLAN DER on LYD1A, die ze Woensdag 9 October tusschen 12 en 2 uur bij mij mogen afhalen. 1. (Ingez. door Blauwborstie.) Ik ben een plaats in Gelderland, laat. mijn laatste letter weg en de gcboeuinaker gebruikt me. 2. (Ingez. door Hortensia.) Ik bon een vloeistof, geef me een ander hoofd en ge vindt me aan een bloem. 3. (Ingez. door Archaha.) 11c ben een spreekwoord van 26 let ters. 26, 25, 2-1, 8 ie zwart. 20, 18. 6 is een boom. In 1. 2. 8, 4 5 22, 11, 24, 9, 12 is bet mooi wandelen. 19. 1, 2, 8, 4, 14, 3 is eon plaata m het Gooi. 2, 20. 1 is een meisjesnaam. 17, 24. 19, 4 is een lichaamsdeel. 7. 1, 8, 21, 15 is een heerlijk ver maak. 10, 2, 16, 25 is een meisjesnaam. 13, 1, 12 is eeu huisdier. 23, 5, 15 is een verkorte jongens naam. 4. (Ingez. door Spirea.) Mijn geheel is een dorp aan de Zaan. Mijn 1ste helft is een polder en mijn 2de helft versiert vaak een dames hoed. 5. Strikvragen. (Ingez. door Jacob Cats.) a. Wie kan Amsterdam met 7 let ters schrijven! b. Welken zin kan men best. missen! c. Welke ring is niet rond! 6. (Ingez. door Joost van den Vondel.) Mijn 1st© is niet oud', mijn 2de is een opening._Mi.in geheel is een plaats aan dc Belgische kust. De raadseloplossingen der vorige week zijn 1. De aanhouder wint de, Anna, oud, haan, ree, wind, t. 2. Allessandrië drie, lee, laan. 3. Dans, gans, Hans, Jans, kans, lans. Nans. 4. Geen een. 5. 7 of 49 eieren. 6. Justus van Maurik kan, mark, mak, Jan, jaar, krnin, Justus, van. Goede oplossingen ontvangen van Hermientje Bloem 6, T. MevHs 6, D. A. P. en C. L. J. den Hollander 6, Ly- dia 6, Avondster 6, Meibloempje 6, Arend 4, Dik Trom 6, Piet Oschatz 6, Rudolf Oscliatz 6, Lourens Coster 6, Soldaat 6. Meiklokje 6. Petit Gerard 6, Nico Vergruist 4, Sneeuwwitje 6, Roodkapje 6, Aart Overmeer 6, T. J. Overmeer 6, Konijntje 5, Dora en Jo- pie Fabel 5, Annie Govaerts 6. Teddy Dear 6. Goudrelnet 6. Pietje Labeur 6, Marmotje 5, Geldropje 6. Dikkertje 5, A eschepoester 6, Waterjuffer 6, Roeki 6, Jo Reimerink 6, Teun Re- meriuk 6, Adriaan Reimerink 6, Ma rie Stuurman 4, Jan Stuurman 4, Annie Stuurman 4, Lelie 6, Jan Ha- ringh 5, Napoleon 6, De Ruyter 5, Theeroos en Klimop 5, Harmen de Vries 5. J. Ruigrok v. d. Werve 6, Tiekie en Piene 6, Krekeltje 6. Jas mijn 6, Schapenbloempje 5, Conduc teur 6, Truusje Bakker 6, Waternimf 6, Boschfeo 6, Proukboon 6, C. Philip- po 6, Hortensia 5,Spirea 5,Op 't kantje af 6, Controleur 6, Leidenaar 6, Kerstboompje 6, Zwanebloem 4, Vre de 6, Beuken ootje 6. Begonia 5, Roze- blaadje 6, Boscbviooltje 6, Freddy Dear 6. Jan van Wort. 6, Karei V o, De Tweeling 6, Sonja 6. Julius Caesar 4, Willem Teil 6, Generaal de Wet 6. Germania 6, Bloemenmeisje 6, Bloe- menfee 6, Bloemenklokje 6, B-. en P. v. d. Boogaard 6, Onderwijaeresje 4, F. Gehl 6. Marinus van Maussum 6. DE RUIJTER zond me eenige op geknapte prentenboeken. JANNY RASMUSSENS, Tetterode straat 33, vraagt ,,Het Geuzenhuis te leen. Een svontinrUJte flststocht door WILLEM TELL, oud 10 jaar. Jaap was veel bij den rijwielrierstel- ler Steen wijk. Hij mocht graag knut selen, en Steenwïjk mocht den jongen graag lijden. Op ecu morgen net was nog vóór schooltijd was de rijwielhersteller eveu naar huis ge gaan. De werkplaats stond een klein stukje buiten het dorp en Jaap was dus alleen. Hij dacht„Zou 'k niet oven wat. rondrijden gaan 1 lk kan wel een fiets leonen uit de werkplaats. Zou er nog tijd zijn! Ja, 't is nog maar half negen, dus Tc ga eveu. 't Mag toch wel van Steenwijk."_ Hij nam een pas gemaakt karretje en reed weg. Buiten het dorp stond eeu klein huisje, waarin een oude vrouw woon de. De mensohen zeiden, dat zij too- veren kon en dat zij aan kinderen dikwijls iets voorspelde, dat later uit kwam. Jaap stoorde zich niet aan die praatjes, en braent haar vaak versna peringen. Hij ging er ook nu weer heen. Onderweg ontmoette hij een landiooper, die er erg haveloos uit zag. Jaap groette, maai- de landioo per zei niets. Jaap dacht,,W at hij.-, die valsch!" Onderwijl was bij nu bij het huisje gekomen. Hij zette de fiets tegen het hek, en ging binnen. Daar vond bij de oude vrouw op bed liggen. „Wat scheelt er aan, Mietje? Ben jo ziek?" vroeg bij. ,,Ja, mijn jongen. Ik had, toen ik wou opstaan, eeu beetje koorts en ook hoofdpijn, dus ik dachtIk blijf nog maar wat, liggen." „Ik zal om twaalf uur wat eten en paar eieren voor je meebrengen,' Jaap, „ik ga nu naar huis.' (De toen nog te krijgen.) glimlachte Mietje. ~Neen, je gaat niet naar buis," „je gaat een avontuurlijken tocht on dernemen.'' Jaap ging weg, maar buiten geko men zag hij tot zijn grooten schrik, dat het rijwiel verdwenen was. De gedachte „gestolenvloog hem da delijk door t hoofd. eieren waren toei^nog te krijgen.)^ Toén, hem ernstig aan. „Goede j Ben eindje verder zag hij iemand op een fiets rijden, die blijkbaar baast had. Hij nolde de fiets kon haar niet inhalen. AART OVERMEER bedankt Mej. M. B. vriendelijk voor de ontvangen plaatjes. B. on P. v. d. BOOGAARD, Scho terstraat 21, viagen „De Zoon van Dik Tiom" te leen. achterna, d Al spoedig gaf hij het op, maar naar huis gaau durf de hij niet, want de fiets was met van hem! Hij liep do richting, die do fiets ingeslagen was, in, en hep zoo naax de naburigo stad. Daar bleef bij een heele poos zoe ken, straat in straat uit. Het was al vijf uur geworden en nog had hij mets gevonden. Eindelijk kwam hij in een aenterbuurt, en daar zag bij de fiets staan. Hij vloog er naar toe en wilde er mee weg rijden... Opeens sprong een groote, woeste kerel uit het kroegje,, waarvoor de fiets stond. Jaap zag dadelijk, dat hec de landiooper was. „Ha ha, vriendje, ik snap je nog juist, hèzei de kerel en pakte met een de fiete. (Wordt vervolgd.) Brieventas (Brieven aan de Redactie van de Kinder-Afdeeiing moeten gezonden worden aan Mevrouw BLOMBERG ZEEMAN, B'.oemhofstraat 5. In de bus gooien, zonder aan schellen Nieuweling asJOHANNA RUIG ROK v. d. WERVE, oud 11 jaar, Spaarnwonderetraat 86. GOUDREINET. Ja, je was nu goed op tijd. Ik vond ie rapport schitte rend. Jij bent een knappertje, hoor! ASSCHEPOESTER. Die Boschbes is zoo n kleine weldoenster. En wat heb je al var haar gelezen! Ben je al aan de pantoffeltjes begonnen? GELD- ROPJE. Natuurlijk mogen jullie brief jes in ééu enveloppe. Mag ik weten, waar jo mee bezig bent Of is het. een 1 ONDERWIJZERESJE. geheim Wat 1 heeft r aan gescneeld? Ga j gei egeld naar school B. v. d. B. Is Beb ziek? En wal scheelt er aan! Ons natte herfstweer brengt allerlei kwaaltjes mee. Als ik tijd had, hèusch dan kwam ik alle zieke kin dertjes opzoeken. Schrijf me nog maar eens gauw, hoe 't etr mee is. Wat kun je goed met een vulpenhouder schrij ven. Je hebt met het wedstrijdwerk tot eind November den tijd. Ik zal hel boek voor je aanvragen. MARÏNUS VAN M. Nu was ,je net op tijd. F. G. Jij bent zoo'n trouwe klant, ik zou je neusch niet graag missen. BLOE MENKLOKJE en BLOEMENFEE. Het deed me genoegen, dat jullie speel goedkast nog wel wat bevatte voor de arme zieke kindertjes. Als je eens graag over een en ander, met me wilt komen praten, dan kau ie ook wel na de ies komen. Je kunt net speelgoed dan meteen brengen. Jij hebt m eeu knappen boodschaplooper. BLOEMENMEISJE. Alles, wat jo op noemt, is welkom. Aan je verzoek heb ik voldaan. Lees maar eens, wat ik aan je bovenbuur schreef. Zijn de snijboonen in 't vat? GERMANIA. Je raadsel is goed. Of het gauw in de courant komt? Jij wii alles maar gauw-gauw hebben. GENERAAL DE WET. Ileb je al iets bedacht? WILLEM TELL. Een vischspel is al tijd heel aardig. Je rapport was prach tig. Maar Willem Tell is vast ook een flinke jongen _geweest. SONJA. If de maagpijn over? Ik hoop het. maar. Heel vriendelijk vond ik hert, dat va der nu je briefje schreef. KABEL Die spaarpot van jou is ook jarig geweest. Je kunt wel een winkeltje van je cadeaux opzetten. FREDDY DEAR. Weet je wat ook wel een aar dig werkje is? Jongensdasjes haken van gekleurd haakgaren. Heb jo een mooi bibliotheekboek gehad? ItO- ZEBLAADJE. Heb je nog beuken, jes gezocht? BEGONIA. Knikl zakjes, inktlapjes en gebreide porte- monnaies zijn alle welkom. BEU- KENOOTJE. Ik vind, dat je al wat aardig een briefje kunt schrijven en ik verlang al naar het volgende. ZWANEBLOEM. Wat heb jij ook een druk leventje! OP 'T KANTJE AF. Nog wel gefeliciteerd met je ver jaardag? Dat. is een reuze-dajri© voor jo geweest. Is de verkoudheid over J En hoe is het met vader? HERMIENTJE B. - Ben je tliuis moeder aan het helpen? Wat zijn jullie al heerlijk bezig a&n den wed strijd. Den gewenschten schuil naam mag je hebben. D. A. P. en C. L. J. den H. Wanneer is die fuif? Ken je de voordracht al? Knappe kin deren hoor, dat jullie over zijn ge gaan. T. M. Prettig dat moeder weer tliuis is. Alles ziet er 'nu veel gezelliger uit, hè? Laten we nu maar iiopen, dat moed voor goed afscheid van het gasthuis genomen heeit. LYDIA. Noen juffie, ik zeg toch niet, wie Peitit Gerard is. Jij bent een taaie hoor! MEIBLOEMPJE. Je raadsel is goed. Kun je al èen klee- dirigstukje maken? Als dat sluitzegel- album er netjes uitziet, breng het me dan maar. AVONDSTER. Hoe is het nu met tante? Ja, die plaatjes wil ik heel graag hebben. Gezellig hoor, dat je zooveel vriendinnetjes aan de Rubriek hebt. KRULLE- BOL. Ik vond "het echt prettig weer iets van je te hooren. Waar zoo'n kleine ipeuter 't al niet druk mee heeft. Ik ben toch zoo benieuwd, wat jij aan het maken bent. Valt het je niet een beetje af nu de feesten voor hij zijn? MEIKLOKJE. Jij bent maar een knappe secretaresse. Mijn groeten voor Wagner en Petit Ge rard. COSIMO. Zeker mag je je raadsels per briefkaart sturen. Moe der was vast heel blij met je aardige cadeau. Hoe is het nu met zus? Wenscli haar van harte beterschap. ROODKAPJE. Ja kind, we moeten de gezelligheid nu tliuis zoeken. En daar is ze heuscli wel te vinden. Het is maar heerlijk, dat jullie een vader hebben, die zulKe mooie verhaaltjes kan vertellen. SNEEUWWITJE. Hoe is het. er nu mee? Dat was een saaie Zondag voor je. Gelukkig, dat jc rapport toch nog wel een kwartje waard was. THEODOOR O. Ik voorspel nu al, dat die wandversie ring goed uit zal vallen. Let maar eens qp. AART O. Haast je maar niet. Je hebt nog wel 6 weken den tijd. DORA en JOP1E F. Als jul lie precies zeggen, wat je naaien wilt en meteen je adres opgeeft, wil ik in de Ruil-Rubriek wel om goed vragen. - ANNIE G. Ik zoek dage lijks in de courant naar den uitslag, maar tot nu tofe zag ik je naam niet i Je vindt hel zeker wel prettig, dat je nog een jaar op school mag blij ven. Ik ben natuurlijk zeer benieuwd naar dat geheim, vooral ook omdat ik bij ervaring weet, dat wat van de G.tjes komt, iets goeds is. I TEDDY DEAR. De beukenoten-tijd is zeker nu zoo. zoetjes aan voorbij, lk kan me voorstellen, dat je zucht bij de Duitsche grammatica. Heb je Woensdag plezier gehad bij je ja rige tante? TRUUSJE B. Het on gunstige weer brengt me weer heel wat oude kepnisjes. Leuk hoor, dat je polsmofjes breit. En wat aardig, dat grootmoeder ook mee wil doen. HORTENSIA en SPIREA. Bevalt het, jullie goed op dc avondschool? Laat Lena Jiaar album maar eens brengen". SCHAPENBLOEMPJE. Je raadsel is goed, maar moeilijk. WATERJUFFER. Het hindert niets, of je je inzending den laatsten dag brengt. Ik ben zeer benieuwd naar al het nieuwe van de werf. ROE KI. Ben jij zoo'n timmerman in den dop? Vond je het prettig op de tim merles? ADRIAAN. Ben je een broertje van Jo en Teun? Hoe is het met de patientjes? Liggen ze beiden te bed? Van harte beterschup. JAN, MARIE en ANNIE S. mogen de gevraagde schuilnamen houden. Je raadsel kan ik niet plaatsen, wunt de oplossing ontbrak. LELIE. Je. raadsels zijn goed. JAN HARINGH Ik ben blij, dat jij weer. boven water bent gekomen. Natuurlijk waardeer ik het, dat je ondanks het vele huis werk toch voor den Sint-Nicolaas- wedstrijd werkt. NAPOLEON. Als de spellen er netjes uitzien, zijn ze zeer welkom. DE RUIJTER. Je schuilnaam heb ik niet overgedaan. Ik vind hel juist zoo aardig, dat ter gelegenheid van dezen wedstrijd de oude klantjes weer iets van zich doen hooren. TIEKIE en PIENE. Het doet me genoegen, dat jullie beiden zijn overgegaan. Het raadsel van Piene is goed. Ja, die Roodkapje is maar heerlijk uitgeweest Met het slot van je briefje ben ik het vol maakt eens. Mevr. B1.C%MBERG—ZEEMAN. Bloemhofstraat 5. Haarlem, 5 October 1918. door GONST. DE RAYMOND. Op het dorp, waar hij werd ge boren een plaatsje in Purmerland hadden zij het altijd wel ge- «zegd: „van hèni zou nooit iets terecht komen". Ouders had hij niet gekend, hij kon er zich althans niets meer van herinneren. Zijn voogd een boe renknecht, zelf in het bezit van een talrijk gezin had hc-m tot zich ge- - nomen en opgevoed, of beter: had hem een hap eten gegeven, in de hoop, dat hij daarvoor voldoenden arbeid zou presteeren, hetzij door het doen van boodschappen, hetzij door het verrichten van graafwerk op een lapje grond, dat zich bevond achter het huisje van den boer. Van naar school gaan was nooit iets gekomen. De boer zag er niets in hij kon zelf ook niet „schrie- ven'en de leerplicht-wet was nög onbekend. De jongen zelf had er in 't geheel geen zin in, daar hij een enkele maal, dat hij er was ge weest, dadelijk de risée werd van de dor'psscJiolit-ren, om zijn lummel achtigheid. Hij werd door niemand begrepen; de menschen mochten hem niet; hij was 'n suffer, een droomer, die niets liever wilde dan van den ochtend tot den avond zwerven in de uitigestrek.te lanen, die de weilan den talrijke malen in rechthoeki ge richting doorkruisen, of wel uren op den kant liggend, kon turen tus- echen de open plekjes van het kroos in het stilstaand water nevens die wegen. Toen hij ouder werd en natuur lijkerwijs méér eten noodig had, méér dan hijzelf kon verdienen en de hoer hem kon verschaffen, had men hem, met behulp van den bur gemeester van bet plaatsje er zou anders toch niets van hem te recht gekomen zijn onder dienst geholpen als vrijwilliger(?). Van de militie had hij, als eenige zoon, vrij stelling gehad. Zoo was-hij dan gekomen als ka nonnier 2e klasse bij een der regi menten vesting-artillerie. Als grond werker was het 't beste, hem hij de artillerie te laten teekenen, had de burgemeester aangeraden. Hij zelf had geen bijzondere voorliefde ge had voor het „zware wapen'hij had trouwens voor geen enkel wa pen eenige sympathie, had daarvan althans nooit blijken gegeven. De mededeeling, dat het eten voor de soldaten nog zoo slecht niet was, deed hem echter de krijgsartikelen gewillig teekenen, natuurlijk mei een kruisje. "Wai het etejj betreft, was hij er inderdaad op vooruit gegaan, want vleesch of spek waren tot nog toe vrij onbekende genietelijkheden voor hem geweest. Ook het kom miesbrood smaakte hem best. Mo reel was hij er echter absoluut niet op verbeterd. Niet alleen, dat hij in de kazerne, van den eersten dag af, door iedereen „genomen' werd, maar de meerderen waren van meening, dat die boerenlummel met zijn sufferigheid hen „er tusschen wilde nemen'Zijn collega's ver trouwden hem evenmin: „die klei- os'was het dan, „die het ze ach ter z'n ellebogen, laat d i e maar loopcn, da's 'n échte stiekemerd die houdt zich maar zoo, om bij z meerderen in den pas te komen Zoo deed hij zijn dienst zoo goed en zoo kwaad als hel ging; met ver lof of permissie ging hij nooit; de bekenden in zijn geboorteplaats in te roeseerden hem klaarblijkelijk al bitter weinig en aan natuurschoon kon de omgeving van zijn garni zoensplaats het verreweg winnen van de rechte, stijfdeftige lanen in Purmerland, met z'n onafzienbare weilanden. Veel profiteerde hij in z'n vrijen tijd van die heerlijke om geving met haar kronkelende pa den; die omgeving met haar schit- terende natuurprachthare boschrijke gedeeltenmet haar belvédère-punten, uitzicht ge vend op de zee, zich uitstrek kend als een blauw wazig veld tot den horizon. D&ér kwam hij veei, dóar was hij bijna altijd te vinden, als hij uit mocht, d&ar kon hij droomend naai de grijs-blauwe vlakte blijven sta ren, zittend op een heuveltop, het hoofd op beide handen rustend, met de ellebogen op de knieën, totdat de avond viel en liet tijd werd kazerne- waarts te gaan. Neen ook in dienst zou wel niets van hem terechtkomen. Zijn compagniescommandant vond hem een dom individu, dat nergens bruikbaar voor was, en hij nam zich voor, hem bij de eerste gelegenheid de beste te „loozen' „Zoo gauw als er maar een aan vraag komt, om een kanonnier voor de een of andere inrichting, dan geef je hèm maar op als geschikt en genegen, hoor Van Keulen!' zei de kapitein tegen den sergeant- majoor, „dan zijn wij dat meubel kwijt! Bovendien vertrouw ik dien vent niethij heeft zulke gluipe rige oogen... 't lijkt me zoo'n stie kemert... Laatst nog... toen je dat gesnapt hebt, dat-ie eiken avond met z'n brood de kazerne uit ging' Dat gaf-ie aan die stumpert een vrouw, met dat groole huis houden, kap'ttin, dat heb ik u toch gerapporteerd? Jawel!... Dat weet ik.... Maar boe komt de vent er bij?.... Hij lust 'n brood toch zélf wel? Er schijnt een goed hart in hem te zitten, kap'tein, want ik hoorde op de compie, dat-ie die vrouw nou elke vijf dagen een kwartje van z'n zakgekl geeft. 't Is mogelijk, repliceerde de ik&pilein, ^schokschouderend, maar i k wou, dat ik hem kwijt was. Daar in den dienst, volgens een oud gezegde, van boeren menschen worden gemaakt, moest de „stieke mert" onder dien naam was hij de chamhree heit beste bekend, ook gemetamorphoseerd worden. En daar als eerete eisch thans aan de nieuwe generatién wordt gesteki geeD analphaLeet te zijn, moest hij noodzakelijk de lessen voor achterlij ken in lezen, schrijven en rekenen bijwonen. Zijn tegenzin In de school met al haar aankleve, had in dienst nög grooter afmetingen aan genomen. Hij weigerde pertinent op de schoolbanken plaats te ne men. Bij het appèl-houden man keerde hij, volgens rapport van den sergeant van de week, doch. daar (nam de adjudant geen .genoegen mee. „Dan moest-ie maar worden ge haald. Hij was in de kazerne, dus móest-ie op 't appèl komen." Gewillig was hij met den sergeant van de week medegegaan en voor den adjudant gebracht. Vel zoo, Jongen! ving het hoofd Van de onderofficieren Vaderlijk aan, en waarom ben je niet op het appèl present? Ik wil niet naar akool, zei kort de stiekemert. Je wil niet ,je wil niet... Er is hier geen sprake van willen. Hoe durf Je dat te zeggen. Naar school, móet je, döt is dienst en dus Ik wil niet! hield de stieke mert vol. Wel verdórie! de zwaarste vloek, die de adjudant ooit zeide hoor zoo'n Jongen eens aan. Maar nou gelast lk 't Je... "Wees voorzich tig, jongenlief. Ik gaan toch niet na skooll was het antwoord. Verdórie! verdórie! zei de adju dant. Nou bevéél ik je naar sclioo) itte gaan en as je 't nou niet doet, dan word je gestraft voor dlenst- weigeren.... Wéét je dat wel?.... Be grijp ie dat goed?.... Dan krijg J« gevangenisstraf wanneer je opzet telijk mijn bevel n 1 e t opvolgt Weet dus wat je zegt.... Wil je voor je leven e ongelukkig worden?.... Kom! Ga nou maar gauw met den sergeant mee. dan zal ik i dezen keer maar eens door de vingers zien. Ik bevéél je dus naar school te gaan. Nee!... na skool gaan ik n i etl blee^lc stiekemert (lom-ernstig vol houden. Sergeant van de week. U heeft het gehoord?.... Commandant van de wacht breng dien man dadelijk in voorarrest wegens dienstweige ring Na zich in arrestantentenue werkbroek en kiel verkleed te hebben, werd de dienstweigeraar door den korporaal van de week aan Hen wachtcommandant overgegeven, aarna hij afzonderlijk in een cel werd opgesloten. Bij het avond-appèl kreeg hij, als Arrestant in voorarrest, zijn com plete nachtleger zooals in de re glementen was voorgeschreven cn werd hem tevens gevraagd of hij nog Jets te reclameeren had. Op deze steriotiep tot arrestan ten gerichte vraa& bleef hij het ant woord schuldig, hetgeen nog zoo dom niet. was. Wat er wel in dien nacht in het brein van den stiekemert moet zijn omgegaan, dien nacht, toen liij voor het eerst zijn vrijheid miste, toen hl] wa6 opgesloten tusschen die vie ze, goor-grïjze muren van zijn be nauwende cel, met bedompt© atmos- ieer? Hij, die als natuurkind de vrij heid zoo lief had. Gevoelde hij, dat zijn blik voortaan zou worden be perkt tot die enge beklemmende om- wanding? Wat wilden de menschen toch van hem? Was hij thans volkomen overtuigd, dat er van hem toch niets zou terecht komen? Op geen dezei vragen is ooit eenig antwoord vernomen. De man kwijnde door het gemis aan vrij heid weg en stierf. Op een kouden herfstmorgen schoof in de lange iepenlaan, bui ten de stad, langzaam voort een mi litaire stoet. Niet uitgebreid, maar niettemin indrukwekkend, 't was de begrafenis van de stiekemert. Ben gedeelte van de compagnie waartoe hij behoorde, was aange- wezen deze plechtigheid te vervul- Aan de Bpits gingen twee hoornblazers, de hoorns met rouw floers omwonden, zeurig blazend de melancholieke tonen van den doo- denmarsch; de hooge E van de 3e maat telkens akelig lang aanhou dend. Dan volgde het vuur-detache- ment 6 man met geweren onder commando van een korporaal daarachter kwam de lijkkoets en tot sluiting van den stoet een afdee- ling zonder geweren; alles onder het bevel van een luitenant. De voogd van den stiekemert was niet overgekomen, „zag er niks in om daarvoor nog geid te verrei zen," Hij had het „altijd wel zeid' dat er toch „nooit niks van hem terecht zou komen' -- Familieleden volgden er dus niet. Ook het publiek, dat bij militaire begrafenissen altijd met den stoet meetrekt en wel met name de straatjeugd toonde ditmaal wei nig belangstelling. Wat was er n u ook te zien?.... Neen!... Er was thkns niets aan... Zoo'n begrafenis van 'n gewoon soldaa*.. 't Was niet de moeite waard... Wanneer er nou nog mu ziek bij was, zooals laatst, toen een sergeant-majoor werd begraven, en zoo'n prachtige krans aan de kist hing... Ja!... Toén was" 't héét mooi., maar nou... 8!eepend schreed de stoet verder. Ofschoon de langzame begrafe nispas werd meer en meer versneld, het was al geducht koud, totdat bij den ingang van het kerkhof, toen de hoornblazers eenigen tijd het bla zen hadden gestaakt, de pas lang zamerhand een snelheid, grenzende aan den gewonen, had bereikt Voetje voor voetje werd dc kist gedekt met de soldatenpet en sabel van den overledene bet rustige plekje opgedragen tot boven de ge opende groeve, die vèr op het kerk hof was gedolven, héél achteraan bij een dooreenliaag. Nadat de kist met klein© schokbe- •weginkjes was neergelaten, wend tr het Engelsch van 1ARLES GARY ILL. Het pralen cn lachen van de me nigte om hem heen werkte kalmee rend op hem. Na een poosje bevond hij zich vlak hij het Gaiety Theatre. Het ging juist uit en Mannering stond bij oen lantaarnpaal met afgetrok ken blik naar d« prachtig-gekleede dames en de deftige heeren te kijken toen een van deze laatsten hem toe- nep; Zeg, man, kun je ous ook een taxi bezorgen? Toen Mannering bemerkte, dat die .woorden tot hem gericht waren, zag hij een heer en dame voor zich staan, SfiftV.1",60 kendc' Hii "et dit ech ter niet blijken, maar baande zich een weg door de menigte en haalde een ie> zei d« heer en bood hem een shilling aan. Toen Mannering bij dil aanbod £2. i10" b'tto' k lachen, «eek de heer den man scherp aan cn uitte pro kreet van verbazing. Mannering! riep hij uit; en voor deze antwoorden kon, of zich uit de voeten kon maken, had hij hem l.ij den arm gegrepen en zeide zich tot de dame wendende: Blanche, het is Mannering! Stap maar in, ik kom dadelijk! Hij hield Mannering stevig vast, en toen de dame, die te zeer onthutst was om iets te zeggen, weggereden was, riep hij een andere taxi aan tn duwde Mannering daarin. Stap in hemelsnaam inl zei hij. Hoe kom je hier in Londen en in zoo'n toestand? We dachten alle maal, dat je naar Australië gegaan was. We hebben overal nasporingen laten doen. Wat is er toch gebeurd? Je bent ziek, dat zie ik wel. Waar ben je toch geweest? Maar neen, je moogt me geen antwoord geven, voor we goed en wel thuis zijn. Manneriug staarde den ander als verdwaasd aan. Diens stem was als een stem uit het verleden, het verleden, dat hij achter zich gelaten had. Ik heb schipbreuk geleden, hij er eindelijk t met Letchford, bracht heesche stem uit. Sir Charles Letchford keek hem vol medelijden aan. Schipbreuk geleden? Maar neen, je moogt niets meer vertellen, voor we thuis zijn. .Wil Je ook opsteken, kerel? Dit was een uitnemende jnval. Mannering nam gretig een sigaar uit den koker, stak die aan, leunde te- hagel ijk achterover en kwam langza merhand toi kalmte. De taxi hield stil voor een van de fraaie huizen in Sloane Court, en Mannering volgde zijn gastheer naar de eetkamer. Sir Charles keek om zich heen. Herinner je je Blanche nog? Twee maanden geleden zijn wij ge trouwd Munnering knikte. Ze is zeker naar haar kamer gegaan. Ga maar mee naar mijn kleedkamer, dan kun je je wat opknappen. Hel avondeten staat klaar, maar bet per soneel is naar bed. Toen hij Mannering naar de kleed kamer gebracht had, ging hij zelf naar Lady Letchford, die zich op de slaapkamer bevond. Blanche, zei hij, ik herkende hem nauwelijks. Ik hield hem voor een zwerver. Wat ziet hij er oud en vervallen uit! Herinner je je nog, hoe hij er vroeger uitzag? Natuurlijk! Arme kerell Heb je heb je het hem al verteld, Char lie? vroeg ze zacht, Neen, daar was geen tijd voor. Jij moet me helpen, Blanche. Ik zal hém gaan halen. Hij vond Mannering aan de kap tafel gezeten met de zilveren borstels tn de hand. Hij nam hem mee naar de eetkamer. Lady Blanche kwam hem vriendelijk tegemoet, hoewel ze half bevreesd voor hem was, omdat hij zoo vreemd keek. "Ik ben zoo blij u weer te zien, meneer Mannering. Herinnert u zich mij nog Blanche Favason zij bloosde toen ze haar meisjesnaam uitsprak de vriendin van Judith Orme. Ja zeker, zei Mannering met zijn diepe, holle stem. Ga zitten, zei Letchford met een waarschuwenden blik naar zijn vrouw. Mannering zonk op een stoel neer en begon werktuigelijk zijn soep te eten. Een uitstekend gespeeld stuk was dat vanavond, zei Letchford, zich meer tot zijn vrouw dan tot Mannering wendend. Deze laatste at stilzwijgend zijn bord leeg. Na het tweede gerecht stond Lady Blanche op. Blijf liever nog wat hier, Blan che, zei haar echtgenoot op zenuw- achügen toon. Blijf nog wat pra ten met ons. Ziezoo, oude kerel hij boog zich voorover en legde zijn hand op Mannerings arm. Vertel ons nu eens van Je avonturen. Mannerlng keek van den een naar den ander en zuchtte diep. Avonturenl Die heb ik niet ge had. O, ja, ik heb schipbreuk geleden, dat ls waar. De „Alpine" geraakte uit den koers, strandde op een rots en ging naar de diepte. Lieve hemel! En werd jij gered? riep Letchford uit. Mannering zweeg een oogenblik, toen sprak hij als werktuigelijk: Jo, ik werd gered. Maar je hebt eerst zeker heel wat doorgemaakt? Dat ls Je wel aan te zien. Je bent verbazend veranderd, Vane. Ja, ik heb veel doorgestaan, gaf Mannering toe. lk heb veel gele den. En werd niemand anders ge red? vroeg Letchford. Neen, niemand anders. Zij zijn stem begaf hem. Lady Letchford boog zich bezorgd over hem heen; maar Letchford stond op om sigaren te krijgen. Steek nog eens op, kerel, zei hij. Blanche houdt wel van den geur. Mannering nam deze sigaar weer even gretig aan als de eerste, en al rookende klaarde zijn gelaat op. En ten slotte kwam je dan weer in Londen* zei Letchford. Heb je al iemand van Je familie gesproken of den notaris van de Lesborougns soms? Neen, niemand, zei Mannering. Dat is vreemd en Jammer! mom pelde Letchford. Manmring keek hem verbaasd aan. Waarom? Ik had geen geid noodig. Ik heb nog wel wat. Hij stak de hand in zijn zak en haalde er enkele shil lings uit Lc-tchford onderdrukte een kreet. Beste kerel, beste Vane! Heb je hier in Londen in dezen toestand rondgezworven? Had je maar gewe ten —I O, help me dan toch. Blan che! Zij legde haar blanke hand op die van Mannering. Meneer Mannering, Charlie doet al zijn best om u iets mee te deelen, dat van zeer veel belang voor u is. En nu vraagt hij, of ik hem daarbij helpen wil, maar ik weet nauwelijks hoe ik dat aan moet leggen. Manncring keek ha&r met geringe belangstelling aan. Met een zucht vervolgde ze: U is nog niet naar Lesborough geweest? Neen, waarom zou ik? lk weet, dat u en uw oom, Lord Lesborough, niet al te beste vrienden waren, maar lk dacht, dat u mis schien gehoord had Neen, lk heb niets gehoord, zei Mannering. Wat is er dan? Letchford stond op, ging naar Mannering toe en legde zijn hand op diens schouder. Het het is slecht nieuws, Va ne, zei hij ernstig. Dc Graaf i# dood. (Werdt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1918 | | pagina 9