RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD.
Raadseloplossingen
De Wedstrijd.
Rallrabriek
Di Stiekemert
Feuilleton
loor het iot verbonden
OESDS BL&g
ZATERDAG 5 Ootober IBIS
Raadsels
(Deze raadsels zijn aile ingezonden
door jongens en meisjes, die „Voor
Onze Icngd" lezen. De namen der
kinderen, die mij vóór Woensdag
middag -3 uur goede oplossingen zen
den worden in liet volgends numnwr
bekend gemaakt.)
Iedere maand worden onder de bes
te oplossers twee boeker, in pracht
band verloot-
De raadselprijzen voor de maand
September ziin bij loting ten deel ge
tallen aan D. A. P. DE\' HOLLAN
DER on LYD1A, die ze Woensdag 9
October tusschen 12 en 2 uur bij mij
mogen afhalen.
1. (Ingez. door Blauwborstie.)
Ik ben een plaats in Gelderland,
laat. mijn laatste letter weg en de
gcboeuinaker gebruikt me.
2. (Ingez. door Hortensia.)
Ik bon een vloeistof, geef me een
ander hoofd en ge vindt me aan een
bloem.
3. (Ingez. door Archaha.)
11c ben een spreekwoord van 26 let
ters.
26, 25, 2-1, 8 ie zwart.
20, 18. 6 is een boom.
In 1. 2. 8, 4 5 22, 11, 24, 9, 12
is bet mooi wandelen.
19. 1, 2, 8, 4, 14, 3 is eon plaata m
het Gooi.
2, 20. 1 is een meisjesnaam.
17, 24. 19, 4 is een lichaamsdeel.
7. 1, 8, 21, 15 is een heerlijk ver
maak.
10, 2, 16, 25 is een meisjesnaam.
13, 1, 12 is eeu huisdier.
23, 5, 15 is een verkorte jongens
naam.
4. (Ingez. door Spirea.)
Mijn geheel is een dorp aan de Zaan.
Mijn 1ste helft is een polder en mijn
2de helft versiert vaak een dames
hoed.
5. Strikvragen.
(Ingez. door Jacob Cats.)
a. Wie kan Amsterdam met 7 let
ters schrijven!
b. Welken zin kan men best. missen!
c. Welke ring is niet rond!
6. (Ingez. door Joost van den
Vondel.)
Mijn 1st© is niet oud', mijn 2de is
een opening._Mi.in geheel is een plaats
aan dc Belgische kust.
De raadseloplossingen der vorige
week zijn
1. De aanhouder wint de, Anna,
oud, haan, ree, wind, t.
2. Allessandrië drie, lee, laan.
3. Dans, gans, Hans, Jans, kans,
lans. Nans.
4. Geen een.
5. 7 of 49 eieren.
6. Justus van Maurik kan, mark,
mak, Jan, jaar, krnin, Justus, van.
Goede oplossingen ontvangen van
Hermientje Bloem 6, T. MevHs 6, D.
A. P. en C. L. J. den Hollander 6, Ly-
dia 6, Avondster 6, Meibloempje 6,
Arend 4, Dik Trom 6, Piet Oschatz 6,
Rudolf Oscliatz 6, Lourens Coster 6,
Soldaat 6. Meiklokje 6. Petit Gerard
6, Nico Vergruist 4, Sneeuwwitje 6,
Roodkapje 6, Aart Overmeer 6, T. J.
Overmeer 6, Konijntje 5, Dora en Jo-
pie Fabel 5, Annie Govaerts 6. Teddy
Dear 6. Goudrelnet 6. Pietje Labeur
6, Marmotje 5, Geldropje 6. Dikkertje
5, A eschepoester 6, Waterjuffer 6,
Roeki 6, Jo Reimerink 6, Teun Re-
meriuk 6, Adriaan Reimerink 6, Ma
rie Stuurman 4, Jan Stuurman 4,
Annie Stuurman 4, Lelie 6, Jan Ha-
ringh 5, Napoleon 6, De Ruyter 5,
Theeroos en Klimop 5, Harmen de
Vries 5. J. Ruigrok v. d. Werve 6,
Tiekie en Piene 6, Krekeltje 6. Jas
mijn 6, Schapenbloempje 5, Conduc
teur 6, Truusje Bakker 6, Waternimf
6, Boschfeo 6, Proukboon 6, C. Philip-
po 6, Hortensia 5,Spirea 5,Op 't kantje
af 6, Controleur 6, Leidenaar 6,
Kerstboompje 6, Zwanebloem 4, Vre
de 6, Beuken ootje 6. Begonia 5, Roze-
blaadje 6, Boscbviooltje 6, Freddy
Dear 6. Jan van Wort. 6, Karei V o,
De Tweeling 6, Sonja 6. Julius Caesar
4, Willem Teil 6, Generaal de Wet 6.
Germania 6, Bloemenmeisje 6, Bloe-
menfee 6, Bloemenklokje 6, B-. en P.
v. d. Boogaard 6, Onderwijaeresje 4,
F. Gehl 6. Marinus van Maussum 6.
DE RUIJTER zond me eenige op
geknapte prentenboeken.
JANNY RASMUSSENS, Tetterode
straat 33, vraagt ,,Het Geuzenhuis
te leen.
Een svontinrUJte flststocht
door
WILLEM TELL, oud 10 jaar.
Jaap was veel bij den rijwielrierstel-
ler Steen wijk. Hij mocht graag knut
selen, en Steenwïjk mocht den jongen
graag lijden. Op ecu morgen net
was nog vóór schooltijd was de
rijwielhersteller eveu naar huis ge
gaan. De werkplaats stond een klein
stukje buiten het dorp en Jaap was
dus alleen. Hij dacht„Zou 'k niet
oven wat. rondrijden gaan 1 lk kan
wel een fiets leonen uit de werkplaats.
Zou er nog tijd zijn! Ja, 't is nog maar
half negen, dus Tc ga eveu. 't Mag
toch wel van Steenwijk."_
Hij nam een pas gemaakt karretje
en reed weg.
Buiten het dorp stond eeu klein
huisje, waarin een oude vrouw woon
de. De mensohen zeiden, dat zij too-
veren kon en dat zij aan kinderen
dikwijls iets voorspelde, dat later uit
kwam. Jaap stoorde zich niet aan die
praatjes, en braent haar vaak versna
peringen. Hij ging er ook nu weer
heen. Onderweg ontmoette hij een
landiooper, die er erg haveloos uit
zag. Jaap groette, maai- de landioo
per zei niets. Jaap dacht,,W at hij.-,
die valsch!"
Onderwijl was bij nu bij het huisje
gekomen. Hij zette de fiets tegen het
hek, en ging binnen. Daar vond bij de
oude vrouw op bed liggen.
„Wat scheelt er aan, Mietje? Ben
jo ziek?" vroeg bij.
,,Ja, mijn jongen. Ik had, toen ik
wou opstaan, eeu beetje koorts en ook
hoofdpijn, dus ik dachtIk blijf nog
maar wat, liggen."
„Ik zal om twaalf uur wat eten en
paar eieren voor je meebrengen,'
Jaap, „ik ga nu naar huis.' (De
toen nog te krijgen.)
glimlachte Mietje.
~Neen, je gaat niet naar buis,"
„je gaat een avontuurlijken tocht on
dernemen.''
Jaap ging weg, maar buiten geko
men zag hij tot zijn grooten schrik,
dat het rijwiel verdwenen was. De
gedachte „gestolenvloog hem da
delijk door t hoofd.
eieren waren toei^nog te krijgen.)^
Toén, hem ernstig aan.
„Goede j
Ben eindje verder zag hij iemand
op een fiets rijden, die blijkbaar baast
had. Hij nolde de fiets
kon haar niet inhalen.
AART OVERMEER bedankt Mej.
M. B. vriendelijk voor de ontvangen
plaatjes.
B. on P. v. d. BOOGAARD, Scho
terstraat 21, viagen „De Zoon van
Dik Tiom" te leen.
achterna, d
Al spoedig gaf
hij het op, maar naar huis gaau durf
de hij niet, want de fiets was met van
hem! Hij liep do richting, die do fiets
ingeslagen was, in, en hep zoo naax
de naburigo stad.
Daar bleef bij een heele poos zoe
ken, straat in straat uit. Het was al
vijf uur geworden en nog had hij mets
gevonden. Eindelijk kwam hij in een
aenterbuurt, en daar zag bij de fiets
staan. Hij vloog er naar toe en wilde
er mee weg rijden...
Opeens sprong een groote, woeste
kerel uit het kroegje,, waarvoor de
fiets stond. Jaap zag dadelijk, dat
hec de landiooper was.
„Ha ha, vriendje, ik snap je nog
juist, hèzei de kerel en pakte met
een de fiete.
(Wordt vervolgd.)
Brieventas
(Brieven aan de Redactie van de
Kinder-Afdeeiing moeten gezonden
worden aan Mevrouw BLOMBERG
ZEEMAN, B'.oemhofstraat 5.
In de bus gooien, zonder aan
schellen
Nieuweling asJOHANNA RUIG
ROK v. d. WERVE, oud 11 jaar,
Spaarnwonderetraat 86.
GOUDREINET. Ja, je was nu goed
op tijd. Ik vond ie rapport schitte
rend. Jij bent een knappertje, hoor!
ASSCHEPOESTER. Die Boschbes
is zoo n kleine weldoenster. En wat heb
je al var haar gelezen! Ben je al aan
de pantoffeltjes begonnen? GELD-
ROPJE. Natuurlijk mogen jullie brief
jes in ééu enveloppe. Mag ik weten,
waar jo mee bezig bent Of is het. een
1 ONDERWIJZERESJE.
geheim
Wat 1
heeft
r aan gescneeld? Ga j
gei egeld naar school B.
v. d. B. Is Beb ziek? En wal scheelt
er aan! Ons natte herfstweer brengt
allerlei kwaaltjes mee. Als ik tijd had,
hèusch dan kwam ik alle zieke kin
dertjes opzoeken. Schrijf me nog maar
eens gauw, hoe 't etr mee is. Wat kun
je goed met een vulpenhouder schrij
ven. Je hebt met het wedstrijdwerk
tot eind November den tijd. Ik zal hel
boek voor je aanvragen. MARÏNUS
VAN M. Nu was ,je net op tijd. F.
G. Jij bent zoo'n trouwe klant, ik zou
je neusch niet graag missen. BLOE
MENKLOKJE en BLOEMENFEE. Het
deed me genoegen, dat jullie speel
goedkast nog wel wat bevatte voor de
arme zieke kindertjes. Als je eens
graag over een en ander, met me wilt
komen praten, dan kau ie ook wel na
de ies komen. Je kunt net speelgoed
dan meteen brengen. Jij hebt m
eeu knappen boodschaplooper.
BLOEMENMEISJE. Alles, wat jo op
noemt, is welkom. Aan je verzoek heb
ik voldaan. Lees maar eens, wat ik
aan je bovenbuur schreef. Zijn de
snijboonen in 't vat? GERMANIA.
Je raadsel is goed. Of het gauw in de
courant komt? Jij wii alles maar
gauw-gauw hebben. GENERAAL
DE WET. Ileb je al iets bedacht?
WILLEM TELL. Een vischspel is al
tijd heel aardig. Je rapport was prach
tig. Maar Willem Tell is vast ook een
flinke jongen _geweest. SONJA. If
de maagpijn over? Ik hoop het. maar.
Heel vriendelijk vond ik hert, dat va
der nu je briefje schreef. KABEL
Die spaarpot van jou is ook jarig
geweest. Je kunt wel een winkeltje van
je cadeaux opzetten. FREDDY
DEAR. Weet je wat ook wel een aar
dig werkje is? Jongensdasjes haken
van gekleurd haakgaren. Heb jo een
mooi bibliotheekboek gehad? ItO-
ZEBLAADJE. Heb je nog beuken,
jes gezocht? BEGONIA. Knikl
zakjes, inktlapjes en gebreide porte-
monnaies zijn alle welkom. BEU-
KENOOTJE. Ik vind, dat je al wat
aardig een briefje kunt schrijven en
ik verlang al naar het volgende.
ZWANEBLOEM. Wat heb jij ook een
druk leventje! OP 'T KANTJE
AF. Nog wel gefeliciteerd met je ver
jaardag? Dat. is een reuze-dajri© voor
jo geweest. Is de verkoudheid over J
En hoe is het met vader?
HERMIENTJE B. - Ben je tliuis
moeder aan het helpen? Wat zijn
jullie al heerlijk bezig a&n den wed
strijd. Den gewenschten schuil
naam mag je hebben. D. A. P. en
C. L. J. den H. Wanneer is die fuif?
Ken je de voordracht al? Knappe kin
deren hoor, dat jullie over zijn ge
gaan. T. M. Prettig dat moeder
weer tliuis is. Alles ziet er 'nu veel
gezelliger uit, hè? Laten we nu maar
iiopen, dat moed voor goed afscheid
van het gasthuis genomen heeit.
LYDIA. Noen juffie, ik zeg toch niet,
wie Peitit Gerard is. Jij bent een
taaie hoor! MEIBLOEMPJE. Je
raadsel is goed. Kun je al èen klee-
dirigstukje maken? Als dat sluitzegel-
album er netjes uitziet, breng het
me dan maar. AVONDSTER. Hoe
is het nu met tante? Ja, die plaatjes
wil ik heel graag hebben. Gezellig
hoor, dat je zooveel vriendinnetjes
aan de Rubriek hebt. KRULLE-
BOL. Ik vond "het echt prettig weer
iets van je te hooren. Waar zoo'n
kleine ipeuter 't al niet druk mee
heeft. Ik ben toch zoo benieuwd, wat
jij aan het maken bent. Valt het je
niet een beetje af nu de feesten voor
hij zijn? MEIKLOKJE. Jij bent
maar een knappe secretaresse. Mijn
groeten voor Wagner en Petit Ge
rard. COSIMO. Zeker mag je je
raadsels per briefkaart sturen. Moe
der was vast heel blij met je aardige
cadeau. Hoe is het nu met zus?
Wenscli haar van harte beterschap.
ROODKAPJE. Ja kind, we moeten
de gezelligheid nu tliuis zoeken. En
daar is ze heuscli wel te vinden. Het
is maar heerlijk, dat jullie een vader
hebben, die zulKe mooie verhaaltjes
kan vertellen. SNEEUWWITJE.
Hoe is het. er nu mee? Dat was een
saaie Zondag voor je. Gelukkig, dat
jc rapport toch nog wel een kwartje
waard was. THEODOOR O. Ik
voorspel nu al, dat die wandversie
ring goed uit zal vallen. Let maar
eens qp. AART O. Haast je maar
niet. Je hebt nog wel 6 weken den
tijd. DORA en JOP1E F. Als jul
lie precies zeggen, wat je naaien
wilt en meteen je adres opgeeft, wil
ik in de Ruil-Rubriek wel om goed
vragen. - ANNIE G. Ik zoek dage
lijks in de courant naar den uitslag,
maar tot nu tofe zag ik je naam niet
i Je vindt hel zeker wel prettig, dat
je nog een jaar op school mag blij
ven. Ik ben natuurlijk zeer benieuwd
naar dat geheim, vooral ook omdat
ik bij ervaring weet, dat wat van
de G.tjes komt, iets goeds is.
I TEDDY DEAR. De beukenoten-tijd is
zeker nu zoo. zoetjes aan voorbij, lk
kan me voorstellen, dat je zucht bij
de Duitsche grammatica. Heb je
Woensdag plezier gehad bij je ja
rige tante? TRUUSJE B. Het on
gunstige weer brengt me weer heel
wat oude kepnisjes. Leuk hoor, dat
je polsmofjes breit. En wat aardig,
dat grootmoeder ook mee wil doen.
HORTENSIA en SPIREA. Bevalt
het, jullie goed op dc avondschool?
Laat Lena Jiaar album maar eens
brengen". SCHAPENBLOEMPJE.
Je raadsel is goed, maar moeilijk.
WATERJUFFER. Het hindert niets,
of je je inzending den laatsten dag
brengt. Ik ben zeer benieuwd naar
al het nieuwe van de werf. ROE
KI. Ben jij zoo'n timmerman in den
dop? Vond je het prettig op de tim
merles? ADRIAAN. Ben je een
broertje van Jo en Teun? Hoe is het
met de patientjes? Liggen ze beiden
te bed? Van harte beterschup.
JAN, MARIE en ANNIE S. mogen
de gevraagde schuilnamen houden.
Je raadsel kan ik niet plaatsen, wunt
de oplossing ontbrak. LELIE. Je.
raadsels zijn goed. JAN HARINGH
Ik ben blij, dat jij weer. boven water
bent gekomen. Natuurlijk waardeer
ik het, dat je ondanks het vele huis
werk toch voor den Sint-Nicolaas-
wedstrijd werkt. NAPOLEON. Als
de spellen er netjes uitzien, zijn ze
zeer welkom. DE RUIJTER. Je
schuilnaam heb ik niet overgedaan.
Ik vind hel juist zoo aardig, dat ter
gelegenheid van dezen wedstrijd de
oude klantjes weer iets van zich
doen hooren. TIEKIE en PIENE.
Het doet me genoegen, dat jullie
beiden zijn overgegaan. Het raadsel
van Piene is goed. Ja, die Roodkapje
is maar heerlijk uitgeweest Met het
slot van je briefje ben ik het vol
maakt eens.
Mevr. B1.C%MBERG—ZEEMAN.
Bloemhofstraat 5.
Haarlem, 5 October 1918.
door
GONST. DE RAYMOND.
Op het dorp, waar hij werd ge
boren een plaatsje in Purmerland
hadden zij het altijd wel ge-
«zegd: „van hèni zou nooit iets terecht
komen".
Ouders had hij niet gekend, hij
kon er zich althans niets meer van
herinneren. Zijn voogd een boe
renknecht, zelf in het bezit van een
talrijk gezin had hc-m tot zich ge-
- nomen en opgevoed, of beter: had
hem een hap eten gegeven, in de
hoop, dat hij daarvoor voldoenden
arbeid zou presteeren, hetzij door
het doen van boodschappen, hetzij
door het verrichten van graafwerk
op een lapje grond, dat zich bevond
achter het huisje van den boer.
Van naar school gaan was nooit
iets gekomen. De boer zag er niets
in hij kon zelf ook niet „schrie-
ven'en de leerplicht-wet was
nög onbekend. De jongen zelf had
er in 't geheel geen zin in, daar hij
een enkele maal, dat hij er was ge
weest, dadelijk de risée werd van de
dor'psscJiolit-ren, om zijn lummel
achtigheid. Hij werd door niemand
begrepen; de menschen mochten hem
niet; hij was 'n suffer, een droomer,
die niets liever wilde dan van den
ochtend tot den avond zwerven in de
uitigestrek.te lanen, die de weilan
den talrijke malen in rechthoeki
ge richting doorkruisen, of wel uren
op den kant liggend, kon turen tus-
echen de open plekjes van het kroos
in het stilstaand water nevens die
wegen.
Toen hij ouder werd en natuur
lijkerwijs méér eten noodig had,
méér dan hijzelf kon verdienen en
de hoer hem kon verschaffen, had
men hem, met behulp van den bur
gemeester van bet plaatsje er
zou anders toch niets van hem te
recht gekomen zijn onder dienst
geholpen als vrijwilliger(?). Van de
militie had hij, als eenige zoon, vrij
stelling gehad.
Zoo was-hij dan gekomen als ka
nonnier 2e klasse bij een der regi
menten vesting-artillerie. Als grond
werker was het 't beste, hem hij de
artillerie te laten teekenen, had de
burgemeester aangeraden. Hij zelf
had geen bijzondere voorliefde ge
had voor het „zware wapen'hij
had trouwens voor geen enkel wa
pen eenige sympathie, had daarvan
althans nooit blijken gegeven.
De mededeeling, dat het eten voor
de soldaten nog zoo slecht niet was,
deed hem echter de krijgsartikelen
gewillig teekenen, natuurlijk mei
een kruisje.
"Wai het etejj betreft, was hij er
inderdaad op vooruit gegaan, want
vleesch of spek waren tot nog toe
vrij onbekende genietelijkheden
voor hem geweest. Ook het kom
miesbrood smaakte hem best. Mo
reel was hij er echter absoluut niet
op verbeterd. Niet alleen, dat hij in
de kazerne, van den eersten dag af,
door iedereen „genomen' werd,
maar de meerderen waren van
meening, dat die boerenlummel met
zijn sufferigheid hen „er tusschen
wilde nemen'Zijn collega's ver
trouwden hem evenmin: „die klei-
os'was het dan, „die het ze ach
ter z'n ellebogen, laat d i e maar
loopcn, da's 'n échte stiekemerd die
houdt zich maar zoo, om bij z
meerderen in den pas te komen
Zoo deed hij zijn dienst zoo goed
en zoo kwaad als hel ging; met ver
lof of permissie ging hij nooit; de
bekenden in zijn geboorteplaats in
te roeseerden hem klaarblijkelijk al
bitter weinig en aan natuurschoon
kon de omgeving van zijn garni
zoensplaats het verreweg winnen
van de rechte, stijfdeftige lanen in
Purmerland, met z'n onafzienbare
weilanden. Veel profiteerde hij in
z'n vrijen tijd van die heerlijke om
geving met haar kronkelende pa
den; die omgeving met haar schit-
terende natuurprachthare
boschrijke gedeeltenmet haar
belvédère-punten, uitzicht ge
vend op de zee, zich uitstrek
kend als een blauw wazig veld tot
den horizon.
D&ér kwam hij veei, dóar was hij
bijna altijd te vinden, als hij uit
mocht, d&ar kon hij droomend naai
de grijs-blauwe vlakte blijven sta
ren, zittend op een heuveltop, het
hoofd op beide handen rustend, met
de ellebogen op de knieën, totdat de
avond viel en liet tijd werd kazerne-
waarts te gaan.
Neen ook in dienst zou wel
niets van hem terechtkomen. Zijn
compagniescommandant vond hem
een dom individu, dat nergens
bruikbaar voor was, en hij nam zich
voor, hem bij de eerste gelegenheid
de beste te „loozen'
„Zoo gauw als er maar een aan
vraag komt, om een kanonnier voor
de een of andere inrichting, dan
geef je hèm maar op als geschikt
en genegen, hoor Van Keulen!'
zei de kapitein tegen den sergeant-
majoor, „dan zijn wij dat meubel
kwijt! Bovendien vertrouw ik dien
vent niethij heeft zulke gluipe
rige oogen... 't lijkt me zoo'n stie
kemert... Laatst nog... toen je dat
gesnapt hebt, dat-ie eiken avond
met z'n brood de kazerne uit
ging'
Dat gaf-ie aan die stumpert
een vrouw, met dat groole huis
houden, kap'ttin, dat heb ik u toch
gerapporteerd?
Jawel!... Dat weet ik.... Maar
boe komt de vent er bij?.... Hij lust
'n brood toch zélf wel?
Er schijnt een goed hart in
hem te zitten, kap'tein, want ik
hoorde op de compie, dat-ie die
vrouw nou elke vijf dagen een
kwartje van z'n zakgekl geeft.
't Is mogelijk, repliceerde de
ik&pilein, ^schokschouderend, maar
i k wou, dat ik hem kwijt was.
Daar in den dienst, volgens een
oud gezegde, van boeren menschen
worden gemaakt, moest de „stieke
mert" onder dien naam was hij
de chamhree heit beste bekend,
ook gemetamorphoseerd worden.
En daar als eerete eisch thans aan
de nieuwe generatién wordt gesteki
geeD analphaLeet te zijn, moest hij
noodzakelijk de lessen voor achterlij
ken in lezen, schrijven en rekenen
bijwonen. Zijn tegenzin In de school
met al haar aankleve, had in
dienst nög grooter afmetingen aan
genomen. Hij weigerde pertinent
op de schoolbanken plaats te ne
men. Bij het appèl-houden man
keerde hij, volgens rapport van den
sergeant van de week, doch. daar
(nam de adjudant geen .genoegen
mee.
„Dan moest-ie maar worden ge
haald. Hij was in de kazerne, dus
móest-ie op 't appèl komen."
Gewillig was hij met den sergeant
van de week medegegaan en voor
den adjudant gebracht.
Vel zoo, Jongen! ving het hoofd
Van de onderofficieren Vaderlijk
aan, en waarom ben je niet op het
appèl present?
Ik wil niet naar akool, zei kort
de stiekemert.
Je wil niet ,je wil niet... Er
is hier geen sprake van willen. Hoe
durf Je dat te zeggen. Naar school,
móet je, döt is dienst en dus
Ik wil niet! hield de stieke
mert vol.
Wel verdórie! de zwaarste
vloek, die de adjudant ooit zeide
hoor zoo'n Jongen eens aan. Maar
nou gelast lk 't Je... "Wees voorzich
tig, jongenlief.
Ik gaan toch niet na skooll was
het antwoord.
Verdórie! verdórie! zei de adju
dant. Nou bevéél ik je naar sclioo)
itte gaan en as je 't nou niet doet,
dan word je gestraft voor dlenst-
weigeren.... Wéét je dat wel?.... Be
grijp ie dat goed?.... Dan krijg J«
gevangenisstraf wanneer je opzet
telijk mijn bevel n 1 e t opvolgt
Weet dus wat je zegt.... Wil je voor
je leven e ongelukkig worden?....
Kom! Ga nou maar gauw met den
sergeant mee. dan zal ik i dezen
keer maar eens door de vingers
zien. Ik bevéél je dus naar school te
gaan.
Nee!... na skool gaan ik n i etl
blee^lc stiekemert (lom-ernstig vol
houden.
Sergeant van de week. U heeft
het gehoord?.... Commandant van
de wacht breng dien man dadelijk
in voorarrest wegens dienstweige
ring
Na zich in arrestantentenue
werkbroek en kiel verkleed te
hebben, werd de dienstweigeraar
door den korporaal van de week aan
Hen wachtcommandant overgegeven,
aarna hij afzonderlijk in een cel
werd opgesloten.
Bij het avond-appèl kreeg hij, als
Arrestant in voorarrest, zijn com
plete nachtleger zooals in de re
glementen was voorgeschreven cn
werd hem tevens gevraagd of hij nog
Jets te reclameeren had.
Op deze steriotiep tot arrestan
ten gerichte vraa& bleef hij het ant
woord schuldig, hetgeen nog zoo
dom niet. was.
Wat er wel in dien nacht in het
brein van den stiekemert moet zijn
omgegaan, dien nacht, toen liij voor
het eerst zijn vrijheid miste, toen
hl] wa6 opgesloten tusschen die vie
ze, goor-grïjze muren van zijn be
nauwende cel, met bedompt© atmos-
ieer?
Hij, die als natuurkind de vrij
heid zoo lief had. Gevoelde hij, dat
zijn blik voortaan zou worden be
perkt tot die enge beklemmende om-
wanding?
Wat wilden de menschen toch van
hem? Was hij thans volkomen
overtuigd, dat er van hem toch
niets zou terecht komen?
Op geen dezei vragen is ooit
eenig antwoord vernomen. De man
kwijnde door het gemis aan vrij
heid weg en stierf.
Op een kouden herfstmorgen
schoof in de lange iepenlaan, bui
ten de stad, langzaam voort een mi
litaire stoet. Niet uitgebreid, maar
niettemin indrukwekkend, 't was
de begrafenis van de stiekemert.
Ben gedeelte van de compagnie
waartoe hij behoorde, was aange-
wezen deze plechtigheid te vervul-
Aan de Bpits gingen twee
hoornblazers, de hoorns met rouw
floers omwonden, zeurig blazend de
melancholieke tonen van den doo-
denmarsch; de hooge E van de 3e
maat telkens akelig lang aanhou
dend.
Dan volgde het vuur-detache-
ment 6 man met geweren onder
commando van een korporaal
daarachter kwam de lijkkoets en
tot sluiting van den stoet een afdee-
ling zonder geweren; alles onder
het bevel van een luitenant.
De voogd van den stiekemert was
niet overgekomen, „zag er niks in
om daarvoor nog geid te verrei
zen," Hij had het „altijd wel zeid'
dat er toch „nooit niks van hem
terecht zou komen' -- Familieleden
volgden er dus niet.
Ook het publiek, dat bij militaire
begrafenissen altijd met den stoet
meetrekt en wel met name de
straatjeugd toonde ditmaal wei
nig belangstelling. Wat was er n u
ook te zien?....
Neen!... Er was thkns niets aan...
Zoo'n begrafenis van 'n gewoon
soldaa*.. 't Was niet de moeite
waard... Wanneer er nou nog mu
ziek bij was, zooals laatst, toen een
sergeant-majoor werd begraven, en
zoo'n prachtige krans aan de kist
hing... Ja!... Toén was" 't héét mooi.,
maar nou... 8!eepend schreed de
stoet verder.
Ofschoon de langzame begrafe
nispas werd meer en meer versneld,
het was al geducht koud, totdat bij
den ingang van het kerkhof, toen
de hoornblazers eenigen tijd het bla
zen hadden gestaakt, de pas lang
zamerhand een snelheid, grenzende
aan den gewonen, had bereikt
Voetje voor voetje werd dc kist
gedekt met de soldatenpet en sabel
van den overledene bet rustige
plekje opgedragen tot boven de ge
opende groeve, die vèr op het kerk
hof was gedolven, héél achteraan
bij een dooreenliaag.
Nadat de kist met klein© schokbe-
•weginkjes was neergelaten, wend
tr het Engelsch van
1ARLES GARY ILL.
Het pralen cn lachen van de me
nigte om hem heen werkte kalmee
rend op hem. Na een poosje bevond
hij zich vlak hij het Gaiety Theatre.
Het ging juist uit en Mannering stond
bij oen lantaarnpaal met afgetrok
ken blik naar d« prachtig-gekleede
dames en de deftige heeren te kijken
toen een van deze laatsten hem toe-
nep;
Zeg, man, kun je ous ook een
taxi bezorgen?
Toen Mannering bemerkte, dat die
.woorden tot hem gericht waren, zag
hij een heer en dame voor zich staan,
SfiftV.1",60 kendc' Hii "et dit ech
ter niet blijken, maar baande zich een
weg door de menigte en haalde een
ie> zei d« heer en bood hem
een shilling aan.
Toen Mannering bij dil aanbod
£2. i10" b'tto' k lachen,
«eek de heer den man scherp aan cn
uitte pro kreet van verbazing.
Mannering! riep hij uit; en voor
deze antwoorden kon, of zich uit de
voeten kon maken, had hij hem l.ij
den arm gegrepen en zeide zich tot
de dame wendende: Blanche, het
is Mannering! Stap maar in, ik kom
dadelijk!
Hij hield Mannering stevig vast, en
toen de dame, die te zeer onthutst
was om iets te zeggen, weggereden
was, riep hij een andere taxi aan tn
duwde Mannering daarin.
Stap in hemelsnaam inl zei
hij. Hoe kom je hier in Londen en
in zoo'n toestand? We dachten alle
maal, dat je naar Australië gegaan
was. We hebben overal nasporingen
laten doen. Wat is er toch gebeurd?
Je bent ziek, dat zie ik wel. Waar
ben je toch geweest? Maar neen, je
moogt me geen antwoord geven, voor
we goed en wel thuis zijn.
Manneriug staarde den ander als
verdwaasd aan. Diens stem was
als een stem uit het verleden, het
verleden, dat hij achter zich gelaten
had.
Ik heb schipbreuk geleden,
hij er eindelijk
t met
Letchford, bracht
heesche stem uit.
Sir Charles Letchford keek hem
vol medelijden aan.
Schipbreuk geleden? Maar neen,
je moogt niets meer vertellen, voor
we thuis zijn. .Wil Je ook opsteken,
kerel?
Dit was een uitnemende jnval.
Mannering nam gretig een sigaar uit
den koker, stak die aan, leunde te-
hagel ijk achterover en kwam langza
merhand toi kalmte.
De taxi hield stil voor een van de
fraaie huizen in Sloane Court, en
Mannering volgde zijn gastheer naar
de eetkamer. Sir Charles keek om
zich heen.
Herinner je je Blanche nog?
Twee maanden geleden zijn wij ge
trouwd Munnering knikte. Ze is
zeker naar haar kamer gegaan. Ga
maar mee naar mijn kleedkamer,
dan kun je je wat opknappen. Hel
avondeten staat klaar, maar bet per
soneel is naar bed.
Toen hij Mannering naar de kleed
kamer gebracht had, ging hij zelf
naar Lady Letchford, die zich op de
slaapkamer bevond.
Blanche, zei hij, ik herkende
hem nauwelijks. Ik hield hem voor
een zwerver. Wat ziet hij er oud en
vervallen uit! Herinner je je nog, hoe
hij er vroeger uitzag?
Natuurlijk! Arme kerell Heb je
heb je het hem al verteld, Char
lie? vroeg ze zacht,
Neen, daar was geen tijd voor.
Jij moet me helpen, Blanche. Ik zal
hém gaan halen.
Hij vond Mannering aan de kap
tafel gezeten met de zilveren borstels
tn de hand. Hij nam hem mee naar
de eetkamer. Lady Blanche kwam
hem vriendelijk tegemoet, hoewel ze
half bevreesd voor hem was, omdat
hij zoo vreemd keek.
"Ik ben zoo blij u weer te zien,
meneer Mannering. Herinnert u zich
mij nog Blanche Favason zij
bloosde toen ze haar meisjesnaam
uitsprak de vriendin van Judith
Orme.
Ja zeker, zei Mannering met zijn
diepe, holle stem.
Ga zitten, zei Letchford met een
waarschuwenden blik naar zijn
vrouw.
Mannering zonk op een stoel neer
en begon werktuigelijk zijn soep te
eten.
Een uitstekend gespeeld stuk
was dat vanavond, zei Letchford,
zich meer tot zijn vrouw dan tot
Mannering wendend.
Deze laatste at stilzwijgend zijn
bord leeg. Na het tweede gerecht
stond Lady Blanche op.
Blijf liever nog wat hier, Blan
che, zei haar echtgenoot op zenuw-
achügen toon. Blijf nog wat pra
ten met ons. Ziezoo, oude kerel
hij boog zich voorover en legde zijn
hand op Mannerings arm. Vertel
ons nu eens van Je avonturen.
Mannerlng keek van den een naar
den ander en zuchtte diep.
Avonturenl Die heb ik niet ge
had. O, ja, ik heb schipbreuk geleden,
dat ls waar. De „Alpine" geraakte
uit den koers, strandde op een rots
en ging naar de diepte.
Lieve hemel! En werd jij gered?
riep Letchford uit.
Mannering zweeg een oogenblik,
toen sprak hij als werktuigelijk:
Jo, ik werd gered.
Maar je hebt eerst zeker heel
wat doorgemaakt? Dat ls Je wel aan
te zien. Je bent verbazend veranderd,
Vane.
Ja, ik heb veel doorgestaan, gaf
Mannering toe. lk heb veel gele
den.
En werd niemand anders ge
red? vroeg Letchford.
Neen, niemand anders. Zij
zijn stem begaf hem.
Lady Letchford boog zich bezorgd
over hem heen; maar Letchford
stond op om sigaren te krijgen.
Steek nog eens op, kerel, zei hij.
Blanche houdt wel van den geur.
Mannering nam deze sigaar weer
even gretig aan als de eerste, en al
rookende klaarde zijn gelaat op.
En ten slotte kwam je dan weer
in Londen* zei Letchford. Heb je
al iemand van Je familie gesproken
of den notaris van de Lesborougns
soms?
Neen, niemand, zei Mannering.
Dat is vreemd en Jammer! mom
pelde Letchford.
Manmring keek hem verbaasd aan.
Waarom? Ik had geen geid noodig.
Ik heb nog wel wat. Hij stak de hand
in zijn zak en haalde er enkele shil
lings uit
Lc-tchford onderdrukte een kreet.
Beste kerel, beste Vane! Heb je
hier in Londen in dezen toestand
rondgezworven? Had je maar gewe
ten —I O, help me dan toch. Blan
che!
Zij legde haar blanke hand op die
van Mannering.
Meneer Mannering, Charlie doet
al zijn best om u iets mee te deelen,
dat van zeer veel belang voor u is.
En nu vraagt hij, of ik hem daarbij
helpen wil, maar ik weet nauwelijks
hoe ik dat aan moet leggen.
Manncring keek ha&r met geringe
belangstelling aan. Met een zucht
vervolgde ze:
U is nog niet naar Lesborough
geweest?
Neen, waarom zou ik?
lk weet, dat u en uw oom, Lord
Lesborough, niet al te beste vrienden
waren, maar lk dacht, dat u mis
schien gehoord had
Neen, lk heb niets gehoord, zei
Mannering. Wat is er dan?
Letchford stond op, ging naar
Mannering toe en legde zijn hand op
diens schouder.
Het het is slecht nieuws, Va
ne, zei hij ernstig. Dc Graaf i#
dood. (Werdt vervolgd.)