HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN Uit de nagelaten papieren van een zwerver. Buiienlandsch Overzicht ZATERDAG 25 JANUARI 1919 TWEEDE BLAD No. 2578 Onder do brieven, die de post mij dezer dagen bracht, was een vrij lij vig pakje geadresseerd door de hand van een goeden vriend. Toen ik het openmaakte, kwam er een bundeltje geel geworden, maar goed bewaarde papieren uitj vergezeld van een briefje van mijn vriend, die schreef, dat ze j hem waren geschonken door een van j zijn patiënten, een ouden scheepska- I pnein, die in het ziekenhuis, waarvan hij directeur Is, was overleden. „Doe er mee wat je wilt, dokter, bad de oude zeeman gezegd, „maar hou mijn j naam geheim als je 't laat drukksn. i Misschien vindt deze en gene er nog plezier in". Ik bladerde de papieren eens door en vond dat het reisbeschrijvingen en avonturen waren, die de schrijver had meegemaakt. Hier en daar zijn ze fantastisch genoeg. Aan verbeel dingskracht heeft het den schrijver niet ontbroken, ofschoon ze geen aanspraak maken op letterkundige verdienste. Ik ben van plan, er nu en dan een af te drukken in d»ze rubriek en zal beginnen met een van de merkwaardigste, getiteld: BEZOEK AAN LUILEKKERLAND. Mei een lading hout was ill uit Zweden naar de Sandwich-eilanden gegaan. Toen was ik nog geen kapi tein, nog lang niet, alleen maar stuurman en dat onder een kapitein, die den storm in zijn strot opgevan gen en bewaard had en daar om den anuoren dag wat van liet vliegen. Zooals die bulderen kon, heb je nog nooit gehoord, 'k Moet zeggen, de bemanning was niet van de makke lijkste en als je ze niet achter de vod den zat, voerden de mannen net zoo weinig uii als ze konden en dat was een klein beetje. Zoo tusschen een bulderenden gezagvoerder en een trage, pruttelende bemanning in, leef je juist niet voer je plezier, vooral niet wanneer de reis met onspoed te kampen heeft en de tegenwind je ouden klipper tegenhoudt alsof h niet wou, dat de Sandwichers ooit hutten zouden bouwen van onze Zwee^lsche balken. We waren juist twetmaal zoo lang onder weg als hi bestek aangaf. De teerkost raakte op, de kapitein had alle vloeken die luj kende, wel vijf dozijn, zooveol ge bruikt dat ze lot op den draad ver sleten waren en geen indruk meer maakten op de bemanning, die er toch al weinig om gegeven hadden. Zoo had ik, toen we de haven bin nenliepen van de oude schuit en den kapitein en de equipage meer clan genoeg en daar ik maar voor één reis gemonsterd had, vroeg ik mijn gage en nam afscheid van allemaal, zon der veel meer te zeggen dan: „nou, gedag samen!" Alleen de scheepskat, het stomme dier, had ik wel willen meenemen en zij verkoos, geloei niets liever, maar Je kuni zoo'n beest toch niet onder je arm meenemen en van volgen heeft zoo'u beest geen ver stand- Ik klopte haar dus maar vrien delijk op den kop, zij knipte met haar eene oog (het andere had ze in een gevecht verloren; en ging de loopplank af, aan wal, om een heelje te rusten van ruwe taal en van te genwind. Dien nacht had ik voor 't eerst se dert maanden een goed bed en een ruime kamer in een klein hotelletje, inplaats van de harde matras in de taartedoos, die op den klipper de stuurmanshut verbeelden moest. Den volgenden morgen wandelde ik het silaiid wat rond, maar daar ik ver- I. geten had mijn kompas mee to nemen en me niet kon oriënteeren op de zon, die hardnekkig achter de wolken bleef, raakte ik verdwaald. Een paar uur zwierf ik in een donker bosch, zonder den uitgang of' een bewoond buis te kunnen vinden, tot ik op een j open plek kwam, waar een groote poort stond, mooi beschilderd en met veel goud en zilver versierd, zooiets als een stoomcaroussel op de kermis. I „Wat heb ik nóu aan de hand", I zei ik tegen mezelf, „zoo'n draaimo- j len zal hier ln zoo'n verwenschten uithoek toch wel niet veel te doen hebben!" Maar toen ik naar boven keek, zog ik boven de poort in groote Krulletters staan: 3tTule£iker(anö, zoo van die letters van suiker, die je ziet op een koek op de kermis. Vlak daaronder was een bel en vóór dat ik het zelf wist, had ik daaraan getrokken en kwam er een mooi ge galonneerde portier voor den dag, die beleefd zei: „Goeie morgen, komt u binnen!" „Dat Is goed en wel vader", zei ik, „maar wat is dat hier voor een ker mistent?" „Dit is geon kermistent", zei hij, „dit is Luilekkerland. Je kunt toe., wel lezen?" „Hou jij je grootje voor den mal", zei ik weer. „Luilekkerland is een verhaaltje uit mijn kinderjaren". „Dat is hier". „Je wilt toch niet zeggen, dat het echt is?" „Natuurlijk, je ziel het toch staan!" „Man, als je me voor de gek houdt, zal je een zeemansvuist in je mooie jas voelen". „Kom binnen", zei hij, „en kijk zelf". En vóór ik het wist stond ik binnen en had hij de poortachter me dicJn gedaan. Toen moest ik mijn naam en beroep opgeven en werd ingeschre ven in eeii groot register; daarna luidde hij een groote bek „Om den directeur te waarschu wen", zei hij Het duurde niet lang, of er kwam een deftige heer aanwan delen, die er een beetje triestig uit zag, net alsof hij zijn laatste oortje versnoept of een beetje te veej zoetig heid gegeten had. Hij was vriendelijk genoeg, gaf me de hiand en infor meerde naar zijn gezondheid en of ik een poosje in Luilekkerland kwam wonen. We waren al pratende samen opgewandeld en ik moet zeggen: lie' zag er alles plezierig uiU Breede wandelwegen, mooie grasvelden, een paar vijvers, heuvels en bosch en op zij een groot bótel, waar ook al weer „Hótel Luilekkerland" op stond. „Nou", zeg ik zoo, om te gekken, „het staat me hier wel aan en een beetje rust zou me wel passen, na alles wat ik op die drominelsche schuit heb meegemaakt. Maar hoe is 't met de kosten? Want ik denk, dat je hier voor een paar gulden per dag geen commensalc-n neemt?" „Alles is hier gratis", zei hij. I „Wat blief?" ,,'t Is hier immers LuilekkerlandI" I „Probeer me nou niet te bedotten", I zei ik, want ik werd kwaad. „Heeft u ergens trek in? Zeg maar *>P". „Nou dan", zei ik, want er kwam j een herinnerinp bij mij op, „als het hier Luilekkerland is, laat dan eens een gebraden duif in mijn mond vlie gen". „De kok is er juist aan bezig, als je je neus ophaalt, kan je ze ruiken I Maar een gebakken, paling kan lk u dadelijk aanbieden". Hierop stak bij een schepnet in den vijvér en haalde er een paling uit, die prachtig gebraden was. Daar op floot bij op een zilveren fluitje. Lit bet bótel kwam een jongen in een wit jasje aanrennen, met een bord, mes en vork en een servet, lk ging aan een taieitje zïiten en tastte toe. 't Smaakte prachtig. „Hou je me niet gezelschap?" vroeg lk, want een goeie zeeman eet niet graag alleen. Hij keerde zijn hoofd af, alsof hij er van griezelde en zei: k hou niet erg van paling. Wil u er wat bij drinken?" „Dat is niet aan een doov'e ge vraagd Als je soms wat chample bij de hand hebt?" want ik wou hem voor de gek houden. Maar bij floot weer en de jongen kw&m met een flescu panje, neen maarzooiets heeft de keizer nog niet gedronken. Vreemd was het, maar hij wou er weer niet van heb ben. ,,'t is me nog te vroeg voor Champagne", zei hij. „Als u eorns vermoeid is, zal de oberkellner u de kamers wijzen". „Hoor eens directeur", z©i ik, „je houdt me met voor de gek. Wat ls dit voor een eethuis? Wie 19 er de eigenaar van? lloeveél moet ik per dug voor den kost betalen?" „Alles in Luilekkerland is gratis, heb ik al gezeid. lk ben de directeur. Alles behoort hier aan een stichting, die opgericht is door een schatrijken lord, toen hij op zijn sterfbed lag. De rente van honderd miilioen wordt hier ieder jaar door de bezoekers verteerd". „Zonder winst?" „iNieuiand betaalt één cent". '„Zeg, directeur, dan is die lord van jou eeu brave, royale menschenvrieud geweest". „Hij was de grootste menschenha- ter, uie er ooit geweest is", zei de directeur en nam afscheid, zoodat lk niet vragen kon wat hij daarmee be doelde. Bovendien bracht de ober kellner mij, langs een prachtig ver- si erue Lrup naar boven, hij zag er veel deluger uit, dan de directeur, zoodat ik aem niets vragen durfde. Het verwonderde mo wel, dat hij ook al even somber keek als de directeur. Mijn kamers waren op de eerste verdieping, eon mooie salon om ln te zitten en een slaapkamer daarnaast met een bed, alsof net voor een. vorst was. Drie gemakkelijke stoelen ston den er ook. In den salon waren twee divans, je vond er alles wat je maar begeeren kon. 'k Begon dadelijk met me flink te 'wasscben, omdat ik dacht dat het muar een droom was, zoodat het frissche water me wel wakker maken zou. Maar toen ik me lekker gepoedeld had, bleef de omge ving dezelfde, 't Was dus wel alle maal waarheid. „Over een uur is 't tweede ontbijt", had de ober gezeid, „als u de gong hoort, wordt u ver zocht beneden in de eetzaal te ko men". Na de paling met panje had ik nog weinig eetlust en ging dus op het balcon van de slaapkamer, waar 't heerlijk koel was, in een gemakke- lijken stoel zitten. Uit de verte klonk prachtige mu ziek van violen en fluiten, zooals ik in de tingeltangels van de haven plaatsen nog nooit gehoord had. Het landschap was wondermooi- De zou was doorgekomen en bescheen de la nen, het grasveld en de vijvers, zon der hitte te veroorzaken, 't Duurde niet lang, of ik dommelde in, totdat een harde slag op de gong me deed opschrikken en bedenkende dat het etenstijd was, ging ik naar beneden en zocht de eetzaal op. Het was een mooie vierkante zaal, vol bloemen, die heerlijken geur ver spreidden, een zacht ruischendc fon tein in het midden en een muziek korps, dat de mooie muziek maakte, die ik zooeven gehoord had. 'k Had gedacht, dat er wel een stroom van gasten wezen zou, maar dat viel te gen. We waren hoogstens met ons twintigen. Er werd weinig gesproken, de meesten schenen al even treurig als de directeur en de oberkellner; ce spijslijst was anders lang genoeg. Als je maanden lang niet anders dan pekelvleesch hebt gegeten en brood gegeten van meel, waar de maden 1 uitkropen, dan is alle fijne waar aan je besteed. Heerlijk© soep, vischpas- leitjes, wild, gebraden vleesch, werd er voorgeaitnd; je kon nemen zooveol je verkoos en een bediende schonk telkens andere wijnen. Ik deed me te goed. Uominige gasten "keken naar me en lachten een beetje, 'k Wou al kwaad worden, toen ik bedacht, dat je niet beginnen kunt met ruzie te maken- en zoo maakte ik een praatje met dén wijnschenker en vroeg waar om er zoo weinig gasten waren. 't Is stille tijd", zei hij. Meer kon ik er niet uit krijgen, 't Leek me een vreemd antwooru in Luilekkerland, waar je alles voor niemendal krijgen kunt J. C. P. (Slot volgt). Te overzien valt er heden niet veeL Heden zal weer een voltallige zit ting van de Entente-vredesconferentie plaats hebben, die vooral belangrijk zal zijn, omdat de quaesüe van den Volkerenbond op de agenda staat. j „The Laussville Courrier Jour- nall" bevat een paragraaf van den volgenden Inhoud (Heden, Zaterdag) zaJ Lloyd Ge orge in de zitting van de geheeld vre desconferentie de principes uitwer ken voor de stichting van een volke renbond. Hij zal dan de verschillende fundamenteel© punten, waaromtrent tusschen de naties een eenheid is ver kregen, bespreken. Hel programma zal voorloopig nog niet de oorlogswetten inhouden daar dit onderwerp als een supplementaire paragraaf zal worden behandeld, zoo dra men gereed is met de besprekin gen omtrent Amerika'» plan voor den volkerenbond. Men verwacht, dat Amerika een ontwerp zal opstellen voor deze oor- logs voorschriften, welke o.a. zullen inhouden de totale afschaffing van de onderzeeboot als wapen. Waarschijn lijk zal geëischt worden, dat de on- derzeesche vloot, die ln het bezit Is van alle naties, zal warden vernie tigd. Verder zullen maatregelen geno men worden om te voorkomen, dat ln het vervolg U-booten zullen wor den gebruikt of het onderwerp „de onderzeeboot "als oortogswapen ver der zal worden bestudeerd. Op deze wijze hoopt me® dè wereld te bevrij den van de zeerooverspractijken, wel ke in dezen oorlog gebruikt zijn, daar liet gebleken is, dat de onderzeeërs als oorlogswapen strijdig zijn met liet volkerenrecht. Dit Amerikaansche voorste! heelt ondersteuning ontvan gen hij de Amerikaanscne mis sie, doch het staat thans nog niet op hei programma van de vredesconfe rentie. Het wordt algemeen aangenomen, dat ook Engeland met deze voorstel len occoord zal gaan. Ilet expose dat Lloyd George heden van den voiaerenbond zal geven, zal insluiten de voornaamste denkbeel den van het Amerikaansche plan, waaraan ook Frankrijk, Italië en Ja pan hun goedkeuring hebben ge hecht. Over liet algemeen neemt men aan, dat hot Amerikaansche plan ui zijn geheel zal worden goedgekeurd, daar het zeer waarschijnlijk is, dat alle naties hunne adhaesie hier aan zuilen doen blijken. In het plan zuilen worden ingeslo ten de volgende kwesties Algemeen© ontwapening; economische verhoudin gen tusschen de landen; international le scheids- en vredegerechten; inter nationale arbitrage, de regeling van de fabricage en den verkoop van mu nitie. De schikkingen omtrent het ko loniaal bezit; conscriptie; regelingen omtrent hot verkeer ter zee en op an dere waterwegen. Waarschijnlijk zullen de grens kwesties eerst behandeld worden, na dat.de Volkerenbond tot riand geko men is, daar het niet aanbevelens waardig schijnt, om de regeiïng van deze gevaarlijke vraagstukken aan de afzonderlijke naties ovtr te late®. Zoowel Amerika als Engeland ho pen, dat door deze regeling aan de Fronscho militaire agitaties een eind zal komen, evenais aan het optreden van Italië in de Adriatische Zee. Het zal daarom nog geruimen tijd duren alvorens de grenskwesties ter sprake zullen worden gebracht. De oppositioneels Parijsche bladen protesteeuen steeds krachtiger erte gen, dat Clemenceau en ecmge hem gadeel toegedane ministère in den naam van Frankrijk zonder mede*- benad6laging van d© volksvertegen woordiging de vredesonderhande lingen voeren. Men verwijt Clemen ceau, dat bij het land voor voldon gen feiten wil plaatsen. Om zijn vrede te sluiten, zegt de af ge vaar- digde Jean Henessy in „l'Heure", heeft Clemenceau de openbare mee» ming den mond gesnoerd. Hij wil alleen Fr&nkrijks lot regelen. Niemand, dl© nadenkt, zal bij hem de noodig© e'schsppcm vinden om den vred© te sluiten. Hij is nooit een opvouwende geest, geweest." Ook ln het Journal komt de afge- vaardigde Deraour op tegen de al-j leenheerschappij van Clemenceau 1 )ln de vredesconferentie en hij vei" langt, dat de premier, evenals Jules Favne in 71, zal worden bijgestaan door een commissie uit, de Kamer. Verspreid nieuws EEN REPUBLIEK LUiTSCH- WES'i-HONGAR1JE? T© Ooden- burg is een vergadering gehouden van vertegenwoordigers van all© Duitsche uiétric.en van WesteLoj.- garije, waar beraadslaagd werd over het voorstal, een zcufstandig© republiek Duitsch-Vves^-xiungnrije uit te roepen en een voor.oopige ie- geering in t© stellen, die de aanslui ting bij Duitsch-Oostenrljk zal dooi" voeren. Er werd een commissie bo- noemd die met de HongaarscJi© re geering to; uiterlijk 29 Januari zal onderhandelen over volledige auto nomie. O© commissie zal ook ondc:» handelen met de TVsjecho-Slowak:- sche regeering over de door deze sta ten voorgenomen vorming van een fKavischen „corridor" op Duits-ji.- Wes->Hongaarsch«n bodem. De correspondent van de Times te Helsingfore heeft uit Petersburg fulttreJj»e!s ontvangen van belang wekkende redevoeringen van Lenin en Trotzky In den centrale® sovjet van Moskou, di© beschouwd mogen worden als een voorloopige overga ve der Bolsjewistische beweging, of als een nieuw© list om de wereld te bedotten. Beide leiders erkenden dat hoi economische st©*sel der Boisjc- wiki tot een bankroe. ge.wd had, jvooral wat betreft de Lndustrieele en financieels quaesue, en de vraag stukken van voortbrenging en lt- vensmiddelenvoorzieoing. De tijd was aangebroken, zeiden zij, om deskundigen uit de middoJGassen uit te noodigen om met de sovjets samen tewerk en op een aannemelij ker! grondslag. Een dergelijke uL- noodiging was gericht tot de inte.- lectueolen die buiten den burgerooi- log 6tonden. Wat de buitenlandsche politiek aangaat, zoo deed Trotzky uitkomen dat de &ovjetregeering onder be paalde voorwaarden bereid was, voor het oogonblik de internationale doeleinden op te geven, en de leuze: Rusland voor de Russeu! aan te hel- fen. Deze phrase, zegt de Times- correspondent schijnt mij toe be doeld te zijn als opwekking voor de soldaten. Uit Duitschland. Nog steeds is het Communistenop- roer in Hamburg niet onderdrukt. De regeering heeft sterke troepen naar Hamburg gezonden, teneinde eiken opstand energiek den kop in te druk- ken. Zoo wordt uit Berlijn gemeld. De Arsolraden in het Rijnland, die voor bet grootste deel radicaal vjn, verhinderen het vormen van vrijwil- Ilgerstroepon voor de grensverdedl- ging, daar zij vreezen dat deze troe pen ook voor een scherpe reactie ge bruikt zullen worden. lh Opper-Silezi? hebben 74 van de kiesgerechtigden van hun kies recht gebruik gemaakt, niettegen staande 't feit dal de Polen de ont houding hadden geproclameerd en voor een deel zelfs Duitsche keizers gedwongen liadan het kiesrecht uit te oefenen. Uit deze sterke deelneming blijkt ten duidelijkste, dat de bevol king van Opper-Silezië niets weten wil van de Poolsche aspiraties. De arbeidersleiders Werner en Muller, die tot de redactie van de Vorwarts behoorden, zijn bij de jong st© tro'ebelen gevallen De Communisten hebben het plltn^ bij do teraardebestelling vpn het lijk ven Liebknecht c.3 Zondag groote de monstraties op touw te zetten. Rubriek voor Vragen VRAAG Ik heb een dagmeisje, dat met Nieuwjaar baar Nieuwjaarsfooi ontvangen heeft en 19 Januari haar betrekking opzei. 1) Mag ik dez© Nieuwjaars/ooi inhouden? 2) De op zegging had op Zondag plaats luul dit niet op Zaterdag moeten gebeu- j ren? Haar weekloon kreeg zij op Za terdag uitbetaald, maar toen wist zij blijkbaar nog niet, da ze door haar moeder reeds elders verhuurd was. ANTWOORD 1) De Nieuwjaars fooi mag zij in dit geval, al9 zijnde een vrijwillige gift, behouden. 2) Feitelijk had dit op Zaterdag bij de uitbetaling van haar loon, moeten ge beuren, maar de omstandigheden in aanmerking genomen dunkf ons toch niet dat u er een week loon voor zoudl moeten inhouden. VRAAG Mag een dienstmeisje dat 19 september 1918. 's middags om 1 uur in betrekking is gekomen, up 31 Januari 's avonds na afloop uer werkzaamheden* vertrekken? of moet zij biijven tol 1 Februari? A.» 1 - WOORD Zij zou 31 Januari na af loop der werkzaamheden kunnen ver trekken, maar men schikt dit gewoon lijk met mtvrouvv. VRAAG Ais een dienstmeisje, dat per week wordt betaald, Half Januari haar dienst legen 1 Februari opzegt, mag zy dan de Nieuwjaarsfooi behou den? ANTWOORD Als zy voor dag en nacht dient, moet^zij u.e ._©i teruggeven, betreft het een dagmeis je, dan is de Nieuwjaarsfooi een vrij willige gift geweest en kan zij deze behouden. VRAAG Met 1 November ben ik in betrekking gekomen, ©enige weken daarvoor had ik de goaspenning, 5 pCt» van mijn loon, ontvangen. ik met 1 Januari recht op ue Nieuw jaarsfooi of telit dat bij zoo 11 Korte dienstvervulling nog niet? ANT WOORD Ja, althans ais u niet op zegt tegen Mei, heeft u ook recht op de Nieuwjaarefooi. VRAAG: lk behoor tot de lich ting 1914, maar ben in dienst gebl© ven. A)b ik er nu of later uit ga, krijg ik dan ook devergoeding, wel ke .hans de gedemubiliSeerJen genie ten ANTWOORD: De vergoeding wordt ;oegekend aan gedemobi.lscei- 4*n, die op of mi 1 Augustus iyi8 met onbepaald (klein) verlof vertrok ken of werden ontslagen. VRAAG: Hoe luidt het adres van het Gomité voor oud gedemobihsc©.- den? ANTWOORD. H. C. Hart man, Oranjeboomstraat 158 is la secretaris der afdeeling Haarlem. VRAAG: Mijn broer is by liet le ger in Indie, maar ik heb in gecni twee jaar iets van hem gehoord. Hoe ,kan ik te weten komen, of hij nog leeft en waar kan ik naar zijn adres vragen.' ANTWOORD: Aa® het de partement van koloniën met ver melding van naam, voornaam, alge meen Handboeknummer en onder deel waarbij ingedeeld. Zoo mogelijk ook de garn'zoensploatsin N.-Indie. Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJ E. In de couranten heb ik een adver tentie van B. en W. van Haarlem ge lezen, die voor de burgerij ver strek kende gevolgen lu bben kan. Zij ves tigen er namelijk de aandacht op, „dat zij, die hunne beschrijvings- „biljetten van de Inkomstenbe lasting dienst 1919, na I Maart „inzenden, geen zekerheid erlan- „gen, dat op hunne aangifte zal „worden gelet". Nog éen stapje verder, een heel klein stapje maar en B. en W. letten op de belastingschuldigen zelf'ook in 't geheel niet meer. Zooiets als wan neer je zegt: „die vent groet me niet meer, ik zal hem voortaan negee- ren!" Het is ook volstrekt niet aardig, dat een Haarlemsche belastingschul dige vóór 1 Maart zijn beschrijvings- biljet niet invult. Dat D zelfs erger dan onaardig, 't is 'onhoffelijk en ongepast en ieder weldenkend raensch begrijpt, dat B. en W. met zoo iemand niet meer te maken willen hebben. Er zal niet alleen op zijn aanslag, maur ook op hem zelf niet in?er worden gelet. Hij wordt min of in<«9r dood verklaard, zoo'n onbeleefde snijboon! lk ben alleen een beetje bang, dat wanneer het zoover mocht komen, iedereen op den duur maar liefst door B. en W. genegeerd zal worden, zoodat er op het belastingkohier nie mand meer overblijft, üan een tien tal getrouwen door dik en dun, die weJ regelmatig vóór 1 Maart 1919 hun beschrijvingi-iiljet inleveren, maar 't benoodigde ..antal tonnen gouds niet samen kunnen opbrengen en dus als oninbare pesvn moeten worden af gevoerd. En dan moeten B. en W. maar weer hun loofd breken o/cr nieuwe oelastingsi, dl» zoo moeilijk te vin- 1en zijn. Ik hou er niet vz.i at 1)1 te schlm- pen op je eigen nationaliteit- Wie zijn neus schendt, ontsiert zijn aange zicht. Maar gezegd mag worden, dat wij Hollanders slordig zijn met het weggooi"» van allerlei afval in bosch en op straat. In onze parken wordt het publiek door kolossale manden met sierlijke versjes er bij opgevoed tot ordelijkheid en, naar ik hoop, met succes. Maar op straat? Een jongraensch steekt de laatste sigaar uit het zakje op, frommelt het zakje in elkaar en smijt het op straat. Een dame komt uit den schouwburg, voelt in haar mantelzak het programma, gooit bet op straat. We zijn buitens huis, er breekt iets, een zakmes, een haarkam, we gooien stiekem do brok ken op straat. Alles wat we kwijt willen wezen, gooien we, als we niet thuis zijn. op straat. Er is i» Haar lem éón Centrale Vuilnis belt, aan den Harmenjansweg.maar daarenboven zijn er nog meer dan honderd kleine vuilnisbeltjes, de openbare straten en pleinen. Laat ik daarover eens een klein ver haaltje doen. Een Nederlandsche da me stapt te Dresden uit een tram, scheurt haar plaatsbewijs aan kleine slippers en strooit die op strflat Dat doen in ons land honderdduizende trampassagiers iederen dag. Maar in Duitschland mag zooiets niet gebeu ren. Nauwelijks is het feit begaan, of zij 2iet een agent van politie op zich toeetappen, die op de snippers wijst i niets anders zegt, dan: „Bilte aufnehmen!" (Asjeblieft op rapen!) V.erzet baatte niet Duitsche po litie schertst niet Had ze geweigerd, dan zou ze zeker naar 't bureau ge bracht zijn. De dame voldeed ons aan 't bevel en raapte de snippers een voor een op, die zij daarna zorg vuldig bil zich stak. „Ik voelde me", verwlde lij later, „als een stoute meid, maar heb er naderhand om go lachen!Neen maar gelachen! I' Dus nam zij het op van den goeden kant Stellen wij ons nu eens voor eer. Haarlemsche dame, die haar tramkaartje weggooit en van ren Haarlemschen politie-agent het bevel krijgt, d«t op te rapen. „Doe het zelf!" zeg: ze, verontwaar dig i en uit de hoogte. „Als u 't niet wil doen, moet ik u meenemen naar 't bureau". Dame kijkt hem aan, begint ze nuwachtig met neus en mond te trek ken en valt flauw. Groep omstanders verontwaardigd. Dame in een rijtuig naar huls. Agent verder op, met som ber voorgevoel, 't Misdadig kaartje waait vroolyk op straat ï'ond. Den volgenden dag verontwaardigd inge zonden stuk van den echtgenoot uer dame in de bladen. Interpellatie in den gemeenteraad. Weigering van den burgemeester oui le antwoorden, daar bij op politiezaken niet ingaat, Interpellatie in de Kamer, motto: „de particuliere vryheid in gevaar gebruclrt door tactloos optreden." De- schryf in de bladen pro en contra. Veertien dagen lang maakt het tram kaartje de Nederlandsche pers on veilig. Nu is dit gevaar niet heel groot Waivt voordat ei* zoo n scherpe be paling in de Politieverordening komt, dat ieder die papiertjes op straat rond strooit gedwongen kan worden, nie zelf weer op te rapen, gaat er stellig nog wel een halve eeuw voorbij. Wij hechten aan onze vrijheid, wij willen slordig zijn als 't ons lust, en de weg is van ons allemaal. Aha, dat is andere thee (neen, thee mag ik niet zeggen, want die is op en de an dere thco is héélemaaJ op; dat is dus andere koffie. Het is waar, dat de straten van Dresden er keurig uit zien en die van Haarlem als een rei nigingsterrein, wat ze dan ook zijn. Er bestaat een vereeniging tot ver betering van de menschelijke hand- teekemng. lk ben zoo vrij te betwij felen, of die wat nuttigs tot stand bréngen zal, maar het doel dat zij be oogt is goed. Vele menschen zetten een handteekening die niemand lezen kan en daar zijn ze dan ook nog irotsch op. Waarom begrijp tk niet, maar het is zoo. Juist om die reden verwaqnt lk weinig goeds van hel werken der vereeniging. De menschen willen evenmin van hun onduidelijke handteekening, als van hun andere kleine ijdeihed&n afscheid nemen. Dezer dagen heb ik een circulaire ontvangen van het bestuur der Ne derlandsche Jaarbeurs, met een ui: stekend leesbare handteekening vffn den secretaris, den heer W. Graadt van Roggen. Maar die van den voor zitter is een raadsel. Die begint met een soort van voorwereldlijk dier, dat een zwarte, puntige snuit heeft, een vetten rug, één achterpoot en een soort van voelspriet of voelhoorn, de rest van de handteekening is zeer duidelijk: er staat, goed leesbaar, A m t r f. ité, denk je dan, ik heb geen hcrinering aan turf ln den naam van den voorzitter; je kijkt na, wie het ook weer is en komt tot de slotsom, dat de handteekening zooals ik die heb omschreven beduiden moet: W. A. vau Zijit. Ik vermoed dus, dat het voorwereldlijke dier de voor letter W. voorstellen moet, de tweede voorletter wordt behoorlijk gevormd door de A. van Amturf; van de rest zal ik maai- met spreken. Waarvoor, zoo vraag ik, al die over bodige moeite? Wanneer de zeer bekwame en sympathiek© Uirecht- sch© wethouder vóórhistorische beest jes teekenen wil, laat hij daar dan een apart vel papier voor nemen, maar die niet onder zijn brieven zet ten, waar niemand ze begrijpt en schrikachtige Juffrouwen er mis schien 's nachts nog akelig van droo- men. 't Is een beetje-mode. Duidelijke handteekening, denken sommige menschen, wil zeggen eenvoudige per soon, onleesbare beduidt deftige per soon. Dit is yvaar, dat wie vaak zijn naam teekenen moet, dat steeds snel ler en slordiger doet en eindigt met wat li ij zelf, bij wijze van veront schuldiging, een paraaf pleegt te noemen. Anderen noemen het een haal. Dit is de overtreffende trap ven de onleesbare handteekening. Het is heelemaal niets meer, een golfje of een btreepje. Dit kwaad zal niet beter worden, vóórdat de rechter er bijgehaald wordt en elke onduidelijke handtee kening straft met h^ete. Als zoo'n strafbepaling ooit ingevoerd wordt, kan menige rechter beginnen met zichzelf te veroordeeïen. Verder ko men voor 't gerecht negentig procent van de postambtenaren, tachtig pro cent van de gemeentesecretarissen en vijf en zeventig van de overige amb tenaren. Natuurlijk is ook de heer AmtOrf bovengenoemd onder de eer ste veroordeelden. Hij kan dan zich zelf verdedigen Is het eenmaal zoo ver, dan lcoin lk luisteren. Ik sprak daar van mode ln de handteekening. Meestal bedoelen wij met het woord „mode" die in de da- meskleeding. Welnu, ik heb dezer dagen een dame ontmoet, die mij ver zekerde, dat zij haar wintermantel al droeg van 1902 af. Ik zei: „Me vrouw, uw mantel ziet er nog keurig uit, maar dames zullen wel kunnen zien, dat hij uit de mode is". „Uit de mode?" vroeg zij, een beetje ver wonderd. „Hy is rioou in de mode geweest!" Daarna hebben wij samen gescha terd van plezier over een mantel, die nooit mode was en nog dienst doet na 16 jaar. Maar is dat eigenlijk wel om te lachen? Waarom moet een of ander handelshuis te Parijs aan ieder een op de wereld, die wil wezen wat we „goed gekleed" noemen, voor schrijven wat ze heeft aan te trek-, ken Waarom dragen jonge meisjes niet slank makende japonnen en oudere dames, die nog geen oude dames zijn, niet losse blouses. Waar om dragen dikke vrouwen hooge hak ken, waarop ze niet voort kunnen en waggelen ais ganzen? Waarom., muar zoo kan ik voortgaan- Waarom wil lk maar zeggen, trekt niet ieder, dat gene aan wat haar het beste kleedt, zonder zich er aan te storen wat. lmar zuster aantrekt of haar vriendin. Legt toch wat "persoonlijkheid in uw klceding, dames, vat uw kleedij niet zoo uniform op. Juffrouw Ca- •.rientje met een mager halsje laat zich een lage blouse maken net als juffrouw Willcimcntje, die eon mooien vollen hals heeft» Straks wordt de mode hooge kragen. Juf frouw WfJlcmientje Jaat een japon met een booge kraag maken naar 't model van juffrouw Ca'riontje. Won- derlijk- Mijn ontboezeming van afkeer van winter en vooral van ijs en ijsver maak heeft me een bestraffing van een mijner lezers op den hals ge haald. Ik moest, zoo meende hij, ..niet op deze manier over eeu zoo bij uit stek Hollandsche vermaak schrijven". Daar heb je nu dat generalise©: alweer. De schrijver vindt schaatsen rijden wel plezierig, ik niet, dus heb ik ongelijk. En wat het bij uitstek Hollandsche van het vermaak aan gaat, laat hij eens op een winter avond uitgaan, direct nadat er dien dag sneeuw is gevallen. Hy zal dan tien minuten later gebombardeerd worden op den hoek van een straat, met harde sneeuwballen, door *n troep kwajongens, die daar behagen in scheppen, Tien minuten later kan hem ditzelfde voorrecht overkomen. Het is bij uitstek Hollandsch, waarde briefschrijver, om vreedzame voorbij gangers, oude menschen, kinderen, gebrekkigen. met sneeuwballen te kwellen, maar dat is nog geen reden n er vriendelijk over te schrijven. Toch heeft de brief van den lezer mij tot inkeer gebracht in zooverre, dat ik eens van den winter genoten heb. Het was in Canada, ja ik weet wei wat ik zeg: in Canada. Een on metelijke sneeuwvlakte strekte zich uit onder een fonkelende maan. Links doemde een donkere massa op aan den horizon, waaruit kleine, zwarte figuren zicli losmaakten: een bosch, waaruit wolven kwamen sluipen. Het geheel was benauwend van schoon heid. maar ook huiveringwekkend er kwam angst in je op. die je de keel dichtsnoerde; onbeweeglijk hield ik mijn oogen gevestigd op de wol ven en toch: ik genoot. Wij waren daar maar samen, de onafzienbare sneeuwvlakte, de maan, de wolven, mijn vriend en ik u vraagt: of tk dan ooit In Canada geweest hein Maar dat heb ik toch niet gezegd! Met mijn vriend bekeek lk *ijn nieuwste schilderij, dat hij pas van een Amerikaanschen kunstenaar ge kocht had. De volle Augustuszon viel door de openstaande deuren in zijn werkkamer, 't Was er heerlijk. Nooit heb ik zooveel van een winterland schap genoten. De winter Is mij een gruwel, zijn afbeelding een genoegen. En ik denk daarbij aan een pas verloofd Jongmensch, die mij het portret van zijn meisje liet zien en zei: „als lk niet bij haar ben, kan ik wel een uur lang rustig naar haar portret kijken Als we bij elkaar zijn, hebben we binnen een kwartier ru zie". Deze verloving is later afgeraak!. Zoo ongeveer staat het ook tusschen mij en den winter. Met dit verschil, dat het nooit „aan" geweest Is Ik haat den winter on zoo'n gevoel 1? altijd wederkeerig. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1919 | | pagina 5