HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
Uit de nagelaten papieren van een
zwerver.
Buiienlandsch Overzicht
ZATERDAG 25 JANUARI 1919 TWEEDE BLAD
No. 2578
Onder do brieven, die de post mij
dezer dagen bracht, was een vrij lij
vig pakje geadresseerd door de hand
van een goeden vriend. Toen ik het
openmaakte, kwam er een bundeltje
geel geworden, maar goed bewaarde
papieren uitj vergezeld van een briefje
van mijn vriend, die schreef, dat ze j
hem waren geschonken door een van j
zijn patiënten, een ouden scheepska- I
pnein, die in het ziekenhuis, waarvan
hij directeur Is, was overleden. „Doe
er mee wat je wilt, dokter, bad de
oude zeeman gezegd, „maar hou mijn j
naam geheim als je 't laat drukksn. i
Misschien vindt deze en gene er nog
plezier in".
Ik bladerde de papieren eens door
en vond dat het reisbeschrijvingen
en avonturen waren, die de schrijver
had meegemaakt. Hier en daar zijn
ze fantastisch genoeg. Aan verbeel
dingskracht heeft het den schrijver
niet ontbroken, ofschoon ze geen
aanspraak maken op letterkundige
verdienste. Ik ben van plan, er nu
en dan een af te drukken in d»ze
rubriek en zal beginnen met een van
de merkwaardigste, getiteld:
BEZOEK AAN LUILEKKERLAND.
Mei een lading hout was ill uit
Zweden naar de Sandwich-eilanden
gegaan. Toen was ik nog geen kapi
tein, nog lang niet, alleen maar
stuurman en dat onder een kapitein,
die den storm in zijn strot opgevan
gen en bewaard had en daar om den
anuoren dag wat van liet vliegen.
Zooals die bulderen kon, heb je nog
nooit gehoord, 'k Moet zeggen, de
bemanning was niet van de makke
lijkste en als je ze niet achter de vod
den zat, voerden de mannen net zoo
weinig uii als ze konden en dat was
een klein beetje. Zoo tusschen een
bulderenden gezagvoerder en een
trage, pruttelende bemanning in, leef
je juist niet voer je plezier, vooral
niet wanneer de reis met onspoed te
kampen heeft en de tegenwind je
ouden klipper tegenhoudt alsof h
niet wou, dat de Sandwichers ooit
hutten zouden bouwen van onze
Zwee^lsche balken. We waren juist
twetmaal zoo lang onder weg als hi
bestek aangaf. De teerkost raakte op,
de kapitein had alle vloeken die luj
kende, wel vijf dozijn, zooveol ge
bruikt dat ze lot op den draad ver
sleten waren en geen indruk meer
maakten op de bemanning, die er
toch al weinig om gegeven hadden.
Zoo had ik, toen we de haven bin
nenliepen van de oude schuit en den
kapitein en de equipage meer clan
genoeg en daar ik maar voor één reis
gemonsterd had, vroeg ik mijn gage
en nam afscheid van allemaal, zon
der veel meer te zeggen dan: „nou,
gedag samen!" Alleen de scheepskat,
het stomme dier, had ik wel willen
meenemen en zij verkoos, geloei
niets liever, maar Je kuni zoo'n beest
toch niet onder je arm meenemen en
van volgen heeft zoo'u beest geen ver
stand- Ik klopte haar dus maar vrien
delijk op den kop, zij knipte met
haar eene oog (het andere had ze in
een gevecht verloren; en ging de
loopplank af, aan wal, om een heelje
te rusten van ruwe taal en van te
genwind.
Dien nacht had ik voor 't eerst se
dert maanden een goed bed en een
ruime kamer in een klein hotelletje,
inplaats van de harde matras in de
taartedoos, die op den klipper de
stuurmanshut verbeelden moest. Den
volgenden morgen wandelde ik het
silaiid wat rond, maar daar ik ver-
I.
geten had mijn kompas mee to nemen
en me niet kon oriënteeren op de
zon, die hardnekkig achter de wolken
bleef, raakte ik verdwaald. Een paar
uur zwierf ik in een donker bosch,
zonder den uitgang of' een bewoond
buis te kunnen vinden, tot ik op een j
open plek kwam, waar een groote
poort stond, mooi beschilderd en met
veel goud en zilver versierd, zooiets
als een stoomcaroussel op de kermis. I
„Wat heb ik nóu aan de hand", I
zei ik tegen mezelf, „zoo'n draaimo- j
len zal hier ln zoo'n verwenschten
uithoek toch wel niet veel te doen
hebben!" Maar toen ik naar boven
keek, zog ik boven de poort in groote
Krulletters staan:
3tTule£iker(anö,
zoo van die letters van suiker,
die je ziet op een koek op de kermis.
Vlak daaronder was een bel en vóór
dat ik het zelf wist, had ik daaraan
getrokken en kwam er een mooi ge
galonneerde portier voor den dag, die
beleefd zei: „Goeie morgen, komt u
binnen!"
„Dat Is goed en wel vader", zei ik,
„maar wat is dat hier voor een ker
mistent?"
„Dit is geon kermistent", zei hij,
„dit is Luilekkerland. Je kunt toe.,
wel lezen?"
„Hou jij je grootje voor den mal",
zei ik weer. „Luilekkerland is een
verhaaltje uit mijn kinderjaren".
„Dat is hier".
„Je wilt toch niet zeggen, dat het
echt is?"
„Natuurlijk, je ziel het toch staan!"
„Man, als je me voor de gek houdt,
zal je een zeemansvuist in je mooie
jas voelen".
„Kom binnen", zei hij, „en kijk
zelf".
En vóór ik het wist stond ik binnen
en had hij de poortachter me dicJn
gedaan. Toen moest ik mijn naam en
beroep opgeven en werd ingeschre
ven in eeii groot register; daarna
luidde hij een groote bek
„Om den directeur te waarschu
wen", zei hij Het duurde niet lang,
of er kwam een deftige heer aanwan
delen, die er een beetje triestig uit
zag, net alsof hij zijn laatste oortje
versnoept of een beetje te veej zoetig
heid gegeten had. Hij was vriendelijk
genoeg, gaf me de hiand en infor
meerde naar zijn gezondheid en of
ik een poosje in Luilekkerland kwam
wonen. We waren al pratende samen
opgewandeld en ik moet zeggen: lie'
zag er alles plezierig uiU Breede
wandelwegen, mooie grasvelden, een
paar vijvers, heuvels en bosch en op
zij een groot bótel, waar ook al weer
„Hótel Luilekkerland" op stond.
„Nou", zeg ik zoo, om te gekken,
„het staat me hier wel aan en een
beetje rust zou me wel passen, na
alles wat ik op die drominelsche
schuit heb meegemaakt. Maar hoe is
't met de kosten? Want ik denk, dat
je hier voor een paar gulden per dag
geen commensalc-n neemt?"
„Alles is hier gratis", zei hij. I
„Wat blief?"
,,'t Is hier immers LuilekkerlandI" I
„Probeer me nou niet te bedotten", I
zei ik, want ik werd kwaad.
„Heeft u ergens trek in? Zeg maar
*>P".
„Nou dan", zei ik, want er kwam j
een herinnerinp bij mij op, „als het
hier Luilekkerland is, laat dan eens
een gebraden duif in mijn mond vlie
gen".
„De kok is er juist aan bezig, als
je je neus ophaalt, kan je ze ruiken I
Maar een gebakken, paling kan lk u
dadelijk aanbieden".
Hierop stak bij een schepnet in
den vijvér en haalde er een paling
uit, die prachtig gebraden was. Daar
op floot bij op een zilveren fluitje.
Lit bet bótel kwam een jongen in
een wit jasje aanrennen, met een
bord, mes en vork en een servet, lk
ging aan een taieitje zïiten en tastte
toe. 't Smaakte prachtig.
„Hou je me niet gezelschap?" vroeg
lk, want een goeie zeeman eet niet
graag alleen.
Hij keerde zijn hoofd af, alsof hij
er van griezelde en zei: k hou niet
erg van paling. Wil u er wat bij
drinken?"
„Dat is niet aan een doov'e ge
vraagd Als je soms wat chample bij
de hand hebt?" want ik wou hem
voor de gek houden.
Maar bij floot weer en de jongen
kw&m met een flescu panje, neen
maarzooiets heeft de keizer nog
niet gedronken. Vreemd was het,
maar hij wou er weer niet van heb
ben. ,,'t is me nog te vroeg voor
Champagne", zei hij.
„Als u eorns vermoeid is, zal de
oberkellner u de kamers wijzen".
„Hoor eens directeur", z©i ik, „je
houdt me met voor de gek. Wat ls
dit voor een eethuis? Wie 19 er de
eigenaar van? lloeveél moet ik per
dug voor den kost betalen?"
„Alles in Luilekkerland is gratis,
heb ik al gezeid. lk ben de directeur.
Alles behoort hier aan een stichting,
die opgericht is door een schatrijken
lord, toen hij op zijn sterfbed lag. De
rente van honderd miilioen wordt
hier ieder jaar door de bezoekers
verteerd".
„Zonder winst?"
„iNieuiand betaalt één cent".
'„Zeg, directeur, dan is die lord van
jou eeu brave, royale menschenvrieud
geweest".
„Hij was de grootste menschenha-
ter, uie er ooit geweest is", zei de
directeur en nam afscheid, zoodat lk
niet vragen kon wat hij daarmee be
doelde. Bovendien bracht de ober
kellner mij, langs een prachtig ver-
si erue Lrup naar boven, hij zag er
veel deluger uit, dan de directeur,
zoodat ik aem niets vragen durfde.
Het verwonderde mo wel, dat hij ook
al even somber keek als de directeur.
Mijn kamers waren op de eerste
verdieping, eon mooie salon om ln te
zitten en een slaapkamer daarnaast
met een bed, alsof net voor een. vorst
was. Drie gemakkelijke stoelen ston
den er ook. In den salon waren twee
divans, je vond er alles wat je maar
begeeren kon. 'k Begon dadelijk met
me flink te 'wasscben, omdat ik
dacht dat het muar een droom was,
zoodat het frissche water me wel
wakker maken zou. Maar toen ik me
lekker gepoedeld had, bleef de omge
ving dezelfde, 't Was dus wel alle
maal waarheid. „Over een uur is 't
tweede ontbijt", had de ober gezeid,
„als u de gong hoort, wordt u ver
zocht beneden in de eetzaal te ko
men". Na de paling met panje had
ik nog weinig eetlust en ging dus op
het balcon van de slaapkamer, waar
't heerlijk koel was, in een gemakke-
lijken stoel zitten.
Uit de verte klonk prachtige mu
ziek van violen en fluiten, zooals ik
in de tingeltangels van de haven
plaatsen nog nooit gehoord had. Het
landschap was wondermooi- De zou
was doorgekomen en bescheen de la
nen, het grasveld en de vijvers, zon
der hitte te veroorzaken, 't Duurde
niet lang, of ik dommelde in, totdat
een harde slag op de gong me deed
opschrikken en bedenkende dat het
etenstijd was, ging ik naar beneden
en zocht de eetzaal op.
Het was een mooie vierkante zaal,
vol bloemen, die heerlijken geur ver
spreidden, een zacht ruischendc fon
tein in het midden en een muziek
korps, dat de mooie muziek maakte,
die ik zooeven gehoord had. 'k Had
gedacht, dat er wel een stroom van
gasten wezen zou, maar dat viel te
gen. We waren hoogstens met ons
twintigen. Er werd weinig gesproken,
de meesten schenen al even treurig
als de directeur en de oberkellner; ce
spijslijst was anders lang genoeg.
Als je maanden lang niet anders dan
pekelvleesch hebt gegeten en brood
gegeten van meel, waar de maden 1
uitkropen, dan is alle fijne waar aan
je besteed. Heerlijk© soep, vischpas-
leitjes, wild, gebraden vleesch, werd
er voorgeaitnd; je kon nemen zooveol
je verkoos en een bediende schonk
telkens andere wijnen. Ik deed me te
goed. Uominige gasten "keken naar me
en lachten een beetje, 'k Wou al
kwaad worden, toen ik bedacht, dat
je niet beginnen kunt met ruzie te
maken- en zoo maakte ik een praatje
met dén wijnschenker en vroeg waar
om er zoo weinig gasten waren.
't Is stille tijd", zei hij. Meer kon
ik er niet uit krijgen, 't Leek me een
vreemd antwooru in Luilekkerland,
waar je alles voor niemendal krijgen
kunt
J. C. P.
(Slot volgt).
Te overzien valt er heden niet veeL
Heden zal weer een voltallige zit
ting van de Entente-vredesconferentie
plaats hebben, die vooral belangrijk
zal zijn, omdat de quaesüe van den
Volkerenbond op de agenda staat. j
„The Laussville Courrier Jour-
nall" bevat een paragraaf van den
volgenden Inhoud
(Heden, Zaterdag) zaJ Lloyd Ge
orge in de zitting van de geheeld vre
desconferentie de principes uitwer
ken voor de stichting van een volke
renbond. Hij zal dan de verschillende
fundamenteel© punten, waaromtrent
tusschen de naties een eenheid is ver
kregen, bespreken.
Hel programma zal voorloopig nog
niet de oorlogswetten inhouden daar
dit onderwerp als een supplementaire
paragraaf zal worden behandeld, zoo
dra men gereed is met de besprekin
gen omtrent Amerika'» plan voor
den volkerenbond.
Men verwacht, dat Amerika een
ontwerp zal opstellen voor deze oor-
logs voorschriften, welke o.a. zullen
inhouden de totale afschaffing van de
onderzeeboot als wapen. Waarschijn
lijk zal geëischt worden, dat de on-
derzeesche vloot, die ln het bezit Is
van alle naties, zal warden vernie
tigd. Verder zullen maatregelen geno
men worden om te voorkomen, dat
ln het vervolg U-booten zullen wor
den gebruikt of het onderwerp „de
onderzeeboot "als oortogswapen ver
der zal worden bestudeerd. Op deze
wijze hoopt me® dè wereld te bevrij
den van de zeerooverspractijken, wel
ke in dezen oorlog gebruikt zijn, daar
liet gebleken is, dat de onderzeeërs
als oorlogswapen strijdig zijn met liet
volkerenrecht. Dit Amerikaansche
voorste! heelt ondersteuning ontvan
gen hij de Amerikaanscne mis
sie, doch het staat thans nog niet op
hei programma van de vredesconfe
rentie.
Het wordt algemeen aangenomen,
dat ook Engeland met deze voorstel
len occoord zal gaan.
Ilet expose dat Lloyd George heden
van den voiaerenbond zal geven, zal
insluiten de voornaamste denkbeel
den van het Amerikaansche plan,
waaraan ook Frankrijk, Italië en Ja
pan hun goedkeuring hebben ge
hecht. Over liet algemeen neemt men
aan, dat hot Amerikaansche plan ui
zijn geheel zal worden goedgekeurd,
daar het zeer waarschijnlijk is, dat
alle naties hunne adhaesie hier
aan zuilen doen blijken.
In het plan zuilen worden ingeslo
ten de volgende kwesties Algemeen©
ontwapening; economische verhoudin
gen tusschen de landen; international
le scheids- en vredegerechten; inter
nationale arbitrage, de regeling van
de fabricage en den verkoop van mu
nitie. De schikkingen omtrent het ko
loniaal bezit; conscriptie; regelingen
omtrent hot verkeer ter zee en op an
dere waterwegen.
Waarschijnlijk zullen de grens
kwesties eerst behandeld worden, na
dat.de Volkerenbond tot riand geko
men is, daar het niet aanbevelens
waardig schijnt, om de regeiïng van
deze gevaarlijke vraagstukken aan
de afzonderlijke naties ovtr te late®.
Zoowel Amerika als Engeland ho
pen, dat door deze regeling aan de
Fronscho militaire agitaties een eind
zal komen, evenais aan het optreden
van Italië in de Adriatische Zee. Het
zal daarom nog geruimen tijd duren
alvorens de grenskwesties ter sprake
zullen worden gebracht.
De oppositioneels Parijsche bladen
protesteeuen steeds krachtiger erte
gen, dat Clemenceau en ecmge hem
gadeel toegedane ministère in den
naam van Frankrijk zonder mede*-
benad6laging van d© volksvertegen
woordiging de vredesonderhande
lingen voeren. Men verwijt Clemen
ceau, dat bij het land voor voldon
gen feiten wil plaatsen. Om zijn
vrede te sluiten, zegt de af ge vaar-
digde Jean Henessy in „l'Heure",
heeft Clemenceau de openbare mee»
ming den mond gesnoerd. Hij wil
alleen Fr&nkrijks lot regelen.
Niemand, dl© nadenkt, zal bij hem
de noodig© e'schsppcm vinden om
den vred© te sluiten. Hij is nooit een
opvouwende geest, geweest."
Ook ln het Journal komt de afge-
vaardigde Deraour op tegen de al-j
leenheerschappij van Clemenceau 1
)ln de vredesconferentie en hij vei"
langt, dat de premier, evenals Jules
Favne in 71, zal worden bijgestaan
door een commissie uit, de Kamer.
Verspreid nieuws
EEN REPUBLIEK LUiTSCH-
WES'i-HONGAR1JE? T© Ooden-
burg is een vergadering gehouden
van vertegenwoordigers van all©
Duitsche uiétric.en van WesteLoj.-
garije, waar beraadslaagd werd
over het voorstal, een zcufstandig©
republiek Duitsch-Vves^-xiungnrije
uit te roepen en een voor.oopige ie-
geering in t© stellen, die de aanslui
ting bij Duitsch-Oostenrljk zal dooi"
voeren. Er werd een commissie bo-
noemd die met de HongaarscJi© re
geering to; uiterlijk 29 Januari zal
onderhandelen over volledige auto
nomie. O© commissie zal ook ondc:»
handelen met de TVsjecho-Slowak:-
sche regeering over de door deze sta
ten voorgenomen vorming van een
fKavischen „corridor" op Duits-ji.-
Wes->Hongaarsch«n bodem.
De correspondent van de Times te
Helsingfore heeft uit Petersburg
fulttreJj»e!s ontvangen van belang
wekkende redevoeringen van Lenin
en Trotzky In den centrale® sovjet
van Moskou, di© beschouwd mogen
worden als een voorloopige overga
ve der Bolsjewistische beweging, of
als een nieuw© list om de wereld te
bedotten. Beide leiders erkenden dat
hoi economische st©*sel der Boisjc-
wiki tot een bankroe. ge.wd had,
jvooral wat betreft de Lndustrieele
en financieels quaesue, en de vraag
stukken van voortbrenging en lt-
vensmiddelenvoorzieoing. De tijd
was aangebroken, zeiden zij, om
deskundigen uit de middoJGassen
uit te noodigen om met de sovjets
samen tewerk en op een aannemelij
ker! grondslag. Een dergelijke uL-
noodiging was gericht tot de inte.-
lectueolen die buiten den burgerooi-
log 6tonden.
Wat de buitenlandsche politiek
aangaat, zoo deed Trotzky uitkomen
dat de &ovjetregeering onder be
paalde voorwaarden bereid was,
voor het oogonblik de internationale
doeleinden op te geven, en de leuze:
Rusland voor de Russeu! aan te hel-
fen. Deze phrase, zegt de Times-
correspondent schijnt mij toe be
doeld te zijn als opwekking voor de
soldaten.
Uit Duitschland.
Nog steeds is het Communistenop-
roer in Hamburg niet onderdrukt. De
regeering heeft sterke troepen naar
Hamburg gezonden, teneinde eiken
opstand energiek den kop in te druk-
ken. Zoo wordt uit Berlijn gemeld.
De Arsolraden in het Rijnland, die
voor bet grootste deel radicaal vjn,
verhinderen het vormen van vrijwil-
Ilgerstroepon voor de grensverdedl-
ging, daar zij vreezen dat deze troe
pen ook voor een scherpe reactie ge
bruikt zullen worden.
lh Opper-Silezi? hebben 74 van
de kiesgerechtigden van hun kies
recht gebruik gemaakt, niettegen
staande 't feit dal de Polen de ont
houding hadden geproclameerd en
voor een deel zelfs Duitsche keizers
gedwongen liadan het kiesrecht uit te
oefenen. Uit deze sterke deelneming
blijkt ten duidelijkste, dat de bevol
king van Opper-Silezië niets weten
wil van de Poolsche aspiraties.
De arbeidersleiders Werner en
Muller, die tot de redactie van de
Vorwarts behoorden, zijn bij de jong
st© tro'ebelen gevallen
De Communisten hebben het plltn^
bij do teraardebestelling vpn het lijk
ven Liebknecht c.3 Zondag groote de
monstraties op touw te zetten.
Rubriek voor Vragen
VRAAG Ik heb een dagmeisje, dat
met Nieuwjaar baar Nieuwjaarsfooi
ontvangen heeft en 19 Januari haar
betrekking opzei. 1) Mag ik dez©
Nieuwjaars/ooi inhouden? 2) De op
zegging had op Zondag plaats luul
dit niet op Zaterdag moeten gebeu- j
ren? Haar weekloon kreeg zij op Za
terdag uitbetaald, maar toen wist zij
blijkbaar nog niet, da ze door haar
moeder reeds elders verhuurd was.
ANTWOORD 1) De Nieuwjaars
fooi mag zij in dit geval, al9 zijnde
een vrijwillige gift, behouden. 2)
Feitelijk had dit op Zaterdag bij de
uitbetaling van haar loon, moeten ge
beuren, maar de omstandigheden in
aanmerking genomen dunkf ons toch
niet dat u er een week loon voor
zoudl moeten inhouden.
VRAAG Mag een dienstmeisje
dat 19 september 1918. 's middags om
1 uur in betrekking is gekomen, up
31 Januari 's avonds na afloop uer
werkzaamheden* vertrekken? of moet
zij biijven tol 1 Februari? A.» 1 -
WOORD Zij zou 31 Januari na af
loop der werkzaamheden kunnen ver
trekken, maar men schikt dit gewoon
lijk met mtvrouvv.
VRAAG Ais een dienstmeisje, dat
per week wordt betaald, Half Januari
haar dienst legen 1 Februari opzegt,
mag zy dan de Nieuwjaarsfooi behou
den? ANTWOORD Als zy voor
dag en nacht dient, moet^zij u.e ._©i
teruggeven, betreft het een dagmeis
je, dan is de Nieuwjaarsfooi een vrij
willige gift geweest en kan zij deze
behouden.
VRAAG Met 1 November ben ik
in betrekking gekomen, ©enige weken
daarvoor had ik de goaspenning, 5
pCt» van mijn loon, ontvangen.
ik met 1 Januari recht op ue Nieuw
jaarsfooi of telit dat bij zoo 11 Korte
dienstvervulling nog niet? ANT
WOORD Ja, althans ais u niet op
zegt tegen Mei, heeft u ook recht op
de Nieuwjaarefooi.
VRAAG: lk behoor tot de lich
ting 1914, maar ben in dienst gebl©
ven. A)b ik er nu of later uit ga,
krijg ik dan ook devergoeding, wel
ke .hans de gedemubiliSeerJen genie
ten ANTWOORD: De vergoeding
wordt ;oegekend aan gedemobi.lscei-
4*n, die op of mi 1 Augustus iyi8
met onbepaald (klein) verlof vertrok
ken of werden ontslagen.
VRAAG: Hoe luidt het adres van
het Gomité voor oud gedemobihsc©.-
den? ANTWOORD. H. C. Hart
man, Oranjeboomstraat 158 is la
secretaris der afdeeling Haarlem.
VRAAG: Mijn broer is by liet le
ger in Indie, maar ik heb in gecni
twee jaar iets van hem gehoord. Hoe
,kan ik te weten komen, of hij nog
leeft en waar kan ik naar zijn adres
vragen.' ANTWOORD: Aa® het de
partement van koloniën met ver
melding van naam, voornaam, alge
meen Handboeknummer en onder
deel waarbij ingedeeld. Zoo mogelijk
ook de garn'zoensploatsin N.-Indie.
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJ E.
In de couranten heb ik een adver
tentie van B. en W. van Haarlem ge
lezen, die voor de burgerij ver strek
kende gevolgen lu bben kan. Zij ves
tigen er namelijk de aandacht op,
„dat zij, die hunne beschrijvings-
„biljetten van de Inkomstenbe
lasting dienst 1919, na I Maart
„inzenden, geen zekerheid erlan-
„gen, dat op hunne aangifte zal
„worden gelet".
Nog éen stapje verder, een heel
klein stapje maar en B. en W. letten
op de belastingschuldigen zelf'ook in
't geheel niet meer. Zooiets als wan
neer je zegt: „die vent groet me niet
meer, ik zal hem voortaan negee-
ren!" Het is ook volstrekt niet aardig,
dat een Haarlemsche belastingschul
dige vóór 1 Maart zijn beschrijvings-
biljet niet invult. Dat D zelfs erger
dan onaardig, 't is 'onhoffelijk en
ongepast en ieder weldenkend raensch
begrijpt, dat B. en W. met zoo iemand
niet meer te maken willen hebben. Er
zal niet alleen op zijn aanslag, maur
ook op hem zelf niet in?er worden
gelet. Hij wordt min of in<«9r dood
verklaard, zoo'n onbeleefde snijboon!
lk ben alleen een beetje bang, dat
wanneer het zoover mocht komen,
iedereen op den duur maar liefst
door B. en W. genegeerd zal worden,
zoodat er op het belastingkohier nie
mand meer overblijft, üan een tien
tal getrouwen door dik en dun, die
weJ regelmatig vóór 1 Maart 1919 hun
beschrijvingi-iiljet inleveren, maar 't
benoodigde ..antal tonnen gouds niet
samen kunnen opbrengen en dus als
oninbare pesvn moeten worden af
gevoerd.
En dan moeten B. en W. maar
weer hun loofd breken o/cr nieuwe
oelastingsi, dl» zoo moeilijk te vin-
1en zijn.
Ik hou er niet vz.i at 1)1 te schlm-
pen op je eigen nationaliteit- Wie zijn
neus schendt, ontsiert zijn aange
zicht. Maar gezegd mag worden, dat
wij Hollanders slordig zijn met het
weggooi"» van allerlei afval in bosch
en op straat. In onze parken wordt
het publiek door kolossale manden
met sierlijke versjes er bij opgevoed
tot ordelijkheid en, naar ik hoop,
met succes. Maar op straat? Een
jongraensch steekt de laatste sigaar
uit het zakje op, frommelt het zakje
in elkaar en smijt het op straat. Een
dame komt uit den schouwburg, voelt
in haar mantelzak het programma,
gooit bet op straat. We zijn buitens
huis, er breekt iets, een zakmes, een
haarkam, we gooien stiekem do brok
ken op straat. Alles wat we kwijt
willen wezen, gooien we, als we niet
thuis zijn. op straat. Er is i» Haar
lem éón Centrale Vuilnis
belt, aan den Harmenjansweg.maar
daarenboven zijn er nog meer dan
honderd kleine vuilnisbeltjes, de
openbare straten en pleinen.
Laat ik daarover eens een klein ver
haaltje doen. Een Nederlandsche da
me stapt te Dresden uit een tram,
scheurt haar plaatsbewijs aan kleine
slippers en strooit die op strflat Dat
doen in ons land honderdduizende
trampassagiers iederen dag. Maar in
Duitschland mag zooiets niet gebeu
ren. Nauwelijks is het feit begaan, of
zij 2iet een agent van politie op zich
toeetappen, die op de snippers wijst
i niets anders zegt, dan:
„Bilte aufnehmen!" (Asjeblieft op
rapen!)
V.erzet baatte niet Duitsche po
litie schertst niet Had ze geweigerd,
dan zou ze zeker naar 't bureau ge
bracht zijn. De dame voldeed ons
aan 't bevel en raapte de snippers
een voor een op, die zij daarna zorg
vuldig bil zich stak. „Ik voelde me",
verwlde lij later, „als een stoute
meid, maar heb er naderhand om go
lachen!Neen maar gelachen! I'
Dus nam zij het op van den goeden
kant Stellen wij ons nu eens voor
eer. Haarlemsche dame, die haar
tramkaartje weggooit en van ren
Haarlemschen politie-agent het bevel
krijgt, d«t op te rapen.
„Doe het zelf!" zeg: ze, verontwaar
dig i en uit de hoogte.
„Als u 't niet wil doen, moet ik u
meenemen naar 't bureau".
Dame kijkt hem aan, begint ze
nuwachtig met neus en mond te trek
ken en valt flauw. Groep omstanders
verontwaardigd. Dame in een rijtuig
naar huls. Agent verder op, met som
ber voorgevoel, 't Misdadig kaartje
waait vroolyk op straat ï'ond. Den
volgenden dag verontwaardigd inge
zonden stuk van den echtgenoot uer
dame in de bladen. Interpellatie in
den gemeenteraad. Weigering van
den burgemeester oui le antwoorden,
daar bij op politiezaken niet ingaat,
Interpellatie in de Kamer, motto:
„de particuliere vryheid in gevaar
gebruclrt door tactloos optreden." De-
schryf in de bladen pro en contra.
Veertien dagen lang maakt het tram
kaartje de Nederlandsche pers on
veilig.
Nu is dit gevaar niet heel groot
Waivt voordat ei* zoo n scherpe be
paling in de Politieverordening komt,
dat ieder die papiertjes op straat rond
strooit gedwongen kan worden, nie
zelf weer op te rapen, gaat er stellig
nog wel een halve eeuw voorbij. Wij
hechten aan onze vrijheid, wij
willen slordig zijn als 't ons lust, en
de weg is van ons allemaal. Aha, dat
is andere thee (neen, thee mag ik
niet zeggen, want die is op en de an
dere thco is héélemaaJ op; dat is dus
andere koffie. Het is waar, dat de
straten van Dresden er keurig uit
zien en die van Haarlem als een rei
nigingsterrein, wat ze dan ook zijn.
Er bestaat een vereeniging tot ver
betering van de menschelijke hand-
teekemng. lk ben zoo vrij te betwij
felen, of die wat nuttigs tot stand
bréngen zal, maar het doel dat zij be
oogt is goed. Vele menschen zetten
een handteekening die niemand lezen
kan en daar zijn ze dan ook nog
irotsch op. Waarom begrijp tk niet,
maar het is zoo. Juist om die reden
verwaqnt lk weinig goeds van hel
werken der vereeniging. De menschen
willen evenmin van hun onduidelijke
handteekening, als van hun andere
kleine ijdeihed&n afscheid nemen.
Dezer dagen heb ik een circulaire
ontvangen van het bestuur der Ne
derlandsche Jaarbeurs, met een ui:
stekend leesbare handteekening vffn
den secretaris, den heer W. Graadt
van Roggen. Maar die van den voor
zitter is een raadsel. Die begint met
een soort van voorwereldlijk dier,
dat een zwarte, puntige snuit heeft,
een vetten rug, één achterpoot en een
soort van voelspriet of voelhoorn, de
rest van de handteekening is zeer
duidelijk: er staat, goed leesbaar,
A m t r f. ité, denk je dan, ik heb
geen hcrinering aan turf ln den
naam van den voorzitter; je kijkt na,
wie het ook weer is en komt tot de
slotsom, dat de handteekening zooals
ik die heb omschreven beduiden moet:
W. A. vau Zijit. Ik vermoed dus,
dat het voorwereldlijke dier de voor
letter W. voorstellen moet, de tweede
voorletter wordt behoorlijk gevormd
door de A. van Amturf; van de rest
zal ik maai- met spreken.
Waarvoor, zoo vraag ik, al die over
bodige moeite? Wanneer de zeer
bekwame en sympathiek© Uirecht-
sch© wethouder vóórhistorische beest
jes teekenen wil, laat hij daar dan
een apart vel papier voor nemen,
maar die niet onder zijn brieven zet
ten, waar niemand ze begrijpt en
schrikachtige Juffrouwen er mis
schien 's nachts nog akelig van droo-
men.
't Is een beetje-mode. Duidelijke
handteekening, denken sommige
menschen, wil zeggen eenvoudige per
soon, onleesbare beduidt deftige per
soon. Dit is yvaar, dat wie vaak zijn
naam teekenen moet, dat steeds snel
ler en slordiger doet en eindigt met
wat li ij zelf, bij wijze van veront
schuldiging, een paraaf pleegt te
noemen. Anderen noemen het een
haal. Dit is de overtreffende trap ven
de onleesbare handteekening. Het is
heelemaal niets meer, een golfje of
een btreepje.
Dit kwaad zal niet beter worden,
vóórdat de rechter er bijgehaald
wordt en elke onduidelijke handtee
kening straft met h^ete. Als zoo'n
strafbepaling ooit ingevoerd wordt,
kan menige rechter beginnen met
zichzelf te veroordeeïen. Verder ko
men voor 't gerecht negentig procent
van de postambtenaren, tachtig pro
cent van de gemeentesecretarissen en
vijf en zeventig van de overige amb
tenaren. Natuurlijk is ook de heer
AmtOrf bovengenoemd onder de eer
ste veroordeelden. Hij kan dan zich
zelf verdedigen Is het eenmaal zoo
ver, dan lcoin lk luisteren.
Ik sprak daar van mode ln de
handteekening. Meestal bedoelen wij
met het woord „mode" die in de da-
meskleeding. Welnu, ik heb dezer
dagen een dame ontmoet, die mij ver
zekerde, dat zij haar wintermantel
al droeg van 1902 af. Ik zei: „Me
vrouw, uw mantel ziet er nog keurig
uit, maar dames zullen wel kunnen
zien, dat hij uit de mode is". „Uit
de mode?" vroeg zij, een beetje ver
wonderd. „Hy is rioou in de mode
geweest!"
Daarna hebben wij samen gescha
terd van plezier over een mantel, die
nooit mode was en nog dienst doet
na 16 jaar. Maar is dat eigenlijk wel
om te lachen? Waarom moet een of
ander handelshuis te Parijs aan ieder
een op de wereld, die wil wezen wat
we „goed gekleed" noemen, voor
schrijven wat ze heeft aan te trek-,
ken Waarom dragen jonge meisjes
niet slank makende japonnen en
oudere dames, die nog geen oude
dames zijn, niet losse blouses. Waar
om dragen dikke vrouwen hooge hak
ken, waarop ze niet voort kunnen en
waggelen ais ganzen? Waarom., muar
zoo kan ik voortgaan- Waarom wil
lk maar zeggen, trekt niet ieder, dat
gene aan wat haar het beste kleedt,
zonder zich er aan te storen wat. lmar
zuster aantrekt of haar vriendin.
Legt toch wat "persoonlijkheid in uw
klceding, dames, vat uw kleedij niet
zoo uniform op. Juffrouw Ca-
•.rientje met een mager halsje laat
zich een lage blouse maken net als
juffrouw Willcimcntje, die eon
mooien vollen hals heeft» Straks
wordt de mode hooge kragen. Juf
frouw WfJlcmientje Jaat een japon
met een booge kraag maken naar 't
model van juffrouw Ca'riontje. Won-
derlijk-
Mijn ontboezeming van afkeer van
winter en vooral van ijs en ijsver
maak heeft me een bestraffing van
een mijner lezers op den hals ge
haald. Ik moest, zoo meende hij, ..niet
op deze manier over eeu zoo bij uit
stek Hollandsche vermaak schrijven".
Daar heb je nu dat generalise©:
alweer. De schrijver vindt schaatsen
rijden wel plezierig, ik niet, dus heb
ik ongelijk. En wat het bij uitstek
Hollandsche van het vermaak aan
gaat, laat hij eens op een winter
avond uitgaan, direct nadat er dien
dag sneeuw is gevallen. Hy zal dan
tien minuten later gebombardeerd
worden op den hoek van een straat,
met harde sneeuwballen, door *n troep
kwajongens, die daar behagen in
scheppen, Tien minuten later kan
hem ditzelfde voorrecht overkomen.
Het is bij uitstek Hollandsch, waarde
briefschrijver, om vreedzame voorbij
gangers, oude menschen, kinderen,
gebrekkigen. met sneeuwballen te
kwellen, maar dat is nog geen reden
n er vriendelijk over te schrijven.
Toch heeft de brief van den lezer
mij tot inkeer gebracht in zooverre,
dat ik eens van den winter genoten
heb. Het was in Canada, ja ik weet
wei wat ik zeg: in Canada. Een on
metelijke sneeuwvlakte strekte zich
uit onder een fonkelende maan. Links
doemde een donkere massa op aan
den horizon, waaruit kleine, zwarte
figuren zicli losmaakten: een bosch,
waaruit wolven kwamen sluipen. Het
geheel was benauwend van schoon
heid. maar ook huiveringwekkend
er kwam angst in je op. die je de
keel dichtsnoerde; onbeweeglijk hield
ik mijn oogen gevestigd op de wol
ven en toch: ik genoot. Wij waren
daar maar samen, de onafzienbare
sneeuwvlakte, de maan, de wolven,
mijn vriend en ik u vraagt: of tk
dan ooit In Canada geweest hein
Maar dat heb ik toch niet gezegd!
Met mijn vriend bekeek lk *ijn
nieuwste schilderij, dat hij pas van
een Amerikaanschen kunstenaar ge
kocht had. De volle Augustuszon viel
door de openstaande deuren in zijn
werkkamer, 't Was er heerlijk. Nooit
heb ik zooveel van een winterland
schap genoten.
De winter Is mij een gruwel, zijn
afbeelding een genoegen.
En ik denk daarbij aan een pas
verloofd Jongmensch, die mij het
portret van zijn meisje liet zien en
zei: „als lk niet bij haar ben, kan ik
wel een uur lang rustig naar haar
portret kijken Als we bij elkaar zijn,
hebben we binnen een kwartier ru
zie".
Deze verloving is later afgeraak!.
Zoo ongeveer staat het ook tusschen
mij en den winter. Met dit verschil,
dat het nooit „aan" geweest Is Ik
haat den winter on zoo'n gevoel 1?
altijd wederkeerig.
FIDELIO.