mm m
HülUtLEM'S DiU
VIERDE BLAD.
Zaterdag 28 Juni 1919
jDe nederlaag der Weten'
schap.
Professor Van Epscheuten was een
man die van een eens gemaakt plan
moeilijk was af te brengen. Als hij
zich verbeeldde dat het vleeschmes
noodig geslepen moest worden en hij
den aanzetter niet kon vinden, dan
liet hij het vleesch koud worden, ter
wijl hij er naar zocht Mevrouw Van
Epscheuten vond hem een lastig man
om mee te leven.
,,Is er eenige bijzondere reden, lie
ve," vroeg zij den professor aan het
koffiedrinken, „waarom je zoo'n boos
gezicht zet?"
„Overal is een reden voor," zei haar
echtgenoot. „Deze erwten zijn hard
en de reden is, dat zij niet voldoen
de gekookt zijn."
„Dezelfde reden, natuurlijk," zei
zijn vrouw, „waarom je ei, zooals je
je herinneren zult, aan, het. ontbijt
zoo hard als steen was."
De professor antwoordde niet op
dezen spot en vervolgde:
„Wanneer medische recepten op de
zelfde, schandelijk onverschillige ma
nier werden klaar gemaakt als voed
sel in het huisgezin wordt bereid,
dan zou de wereld in ongeveer veer
tien dagen ontvolkt wezen. Het gros
van de keukenmeiden heeft absoluut
geen idee van het belang van tijd
of hoeveelheid. Als zij een rijstpudding
moet maken, neemt zij zooveel rijst
als genoeg hoort te-zijn, giet daar
over een hoeveelheid melk die zij
wel voldoende acht, stopt het. in een
oven, waarvan zij de temperatuur niet
nagaat en laat het staan tot het
klaar behoort te zijn. Zou jij, als een
verstandige vrouw, van een apothe
ker verwachten, dat hij volgens deze
methode een recept voor baby klaar
maakt?"
Mevrouw Van Epscheuten was een
beetje in de war, maar zij hield zich
goed.
„Een apotheker," zei zij kalm, „is
een apotheker, en een keukenmeid is
een keukenmeid. De baby haat drank
jes en houdt van rijstpudding en, wat
van meer belang is, eet het zonder
mopperen op."
„Het is onbegonnen werk," zei de
professor, „om met een vrouw te ar
gumenteeren. Ik heb vanmiddag wat
te doen en wil niet gestoord worden."
„ik veronderstel, dat je straks thee
wilt hebben?"
„Zeker."
„Wel," zei mevrouw Van Epscheu
ten, „geef mij dan even een weeg
schaal en een thermometer. Ik zal de
thee wegen en als de thermometer..."
De professor wachte niet op de rest.
„De verzamelde wijsheid van eeu
wen, peinsde hij, veilig in zijn werk
kamer, „wordt waardeloos gemaakt
door het gedrag van de hedendaag-
sche keukenmeid."
Hij was een beetje zenuwachtig ge
worden en had eenige moeite met het
concentreeren van zijn gedachten in
zijn werk.
Kort hierna werd er zachtjes op de
deur van zijn kamer geklopt.
„Binnen," zei de professor, en ging
door met schrijven.
„Neem mij niet kwalijk, meneer..."
De professor keek verstoord op en
een trek van verbazing kwam op zijn
gezicht.
Een klein dienstmeisje, met een
groote veeg op haar neus, stond in de
„Ik wcnsch niet gestoord te wor
den, zei de professor, haar met de
pen in de hand beduidende heen te
gaan. „Verdwijn oogenblikkelijk!"
De kleine gedienstige haalde diep
adem en sprak vervolgens snel en
toonloos.
„Neem me niet kwalijk, meneer, me
vrouw is uit en het fornuis is uit en er
wordt voortdurend gebeld en niets wil
aan de kook komen en het eten wordt
allemaal bedorven."
Zij snufte en strëèlc mét 'de achter
zijde vun haar hand over haar oogen.
Professor Van Epscheuten leunde
achterover in zijn stoel en keek haar
streng aan.
„Ik herinner mij niet, dat ik ooit
van een dergelijken toestand heb ge
hoord," zei hij verontwaardigd.
„Maar het verstand is in staat, om
iedere sicüatie te beschouwen. Dat
zal lk bewijzen wijs mij den weg!"
„De reden, waarom het fornuis niet
trekt," zei de professor, „is, dat er
niet genoeg luchttoevoer is. Dit komt
waarschijnlijk door de introductie van
een vreemde substantie in de pijp."
Terwijl hij dit zeide, porde hij in
een klein deurtje boven het fornuis
en werd beloond met een stortvloed
van roet.
„Veeg het dadelijk op," zei de pro
fessor. „Haal een stoffer en blik en
een emmer, en... en... alles wat je
kunt gebruiken en ruim het op en
als er weer iets dergelijks gebeurt,
zeg er dan niets van!"
Maar zijn assistente had geen lijd
on zijn opmerkingen aan te hooren.
Zij liep voortdurend naar de voor
deur, om pakjes in ontvangst te ne
men. Het laatste^- bestond uit een
varkenskop, een eend en een groote
roe .e kool.
„Wie wie wat wat waar
om waarom zei de professor, in
stomme verbazing.
„Een dineetje!" zei het dienstmeisje.
„Herinnert u zich dat niet?"
„Neem den varkenskop en leg hem
dadelijk in den oven!" zei de profes
sor, dadelijk in actie. „Neem een
blaasbalg én maak daarmee kunstma
tig meer lucht."
„Wat moet ik met den biefstuk
doen?" vroeg het meisje.
„Steek hem aan het braadspit! Als
je het niet kunt vinden, neem dan
een touwtje of of een schoenveter
en wacht tot- het kookt."
Hij lag op zijn knieën in het roet en
het kolengruis, als een bezetene den
blaasbalg hanteerende.
„Hoe moet de eend gevuld worden?"
vroeg het kleine dienstmeisje. „Zij
moet gevuld worden, of niet?"
„Salie en uien!" zei de professor.
„Vlug! Breng hier! Kijk ik hak ze.
Nu nu stop ze in de eend! In
den oven er meelWat is dat.'Nee, nee.
Sluit de deur. Houdt hen buiten. Ver
tel hun dat wij hier al meer dan ge
noeg voedsel hebben. Nou, wat is er
dan?"
„Ik denk, dat de gasten daar al ko
men," zei het meisje.
Men hoorde een verwoed kloppen
en een nijdigen ruk aan de bel.
„Hoe moet ik met de soep?"
„Daar zal ik voor zorgen," zei de
professor. „Ga jij opendoen."
„Wat! Met deze vieze handen?"
„Ga ze dan vvasschen! Soep wordt
gemaakt door vleesch te koken en het
daarna met kruiden en peper atsjie
met peper geurig te maken! Ik zet
den pot op het vuur, zoo atsjie! De
pan kookt onmiddellijk, wat bewijst
dat de hitte Hé! Open gauw dat
raam om den damp te verdrijven.
Breng een dweil en een emmer en
sta daar niet te snikken en in je han
den te wrijven. Dweil het op, dweil
het allemaal op en ga dan heen en
Iaat den Franschen gezant en den
Keizer van China binnen. Houd die
winkeliers buiten de deur. Zeg boven,
dat hef. eten uadelijk klaar zal zijn
dat wil 'zeggen, het is al klaar en
hang een papier aan de voordeur, dat
niemand hier voor de eerstvolgende
maand eenig voedsel hoeft te bezor
gen. De kachel is wit gloeiend; de
pannen koken allemaal weg de oven
is een crematorium geworden. Hè!
Wij zullen hier straks de brandweer
nog krijgen. Laat hen binnen doe
hen dadelijk open hoor je!"
Het dienstmeisje vluchtte.
De professor staarde naar de gloei
ende kachel, waarop groote potten
naar alle richtingen wolken stoom uit
bliezen.
De deur van den oven braakte zwar
ten rook. Het getoeter van motoren en
luid kloppen, kondigde ieder moment
nieuwe gasten aan.
„Hel geoefende verstand," zei de
professor, in de borst van een gans
prikkende, „kan zich ongetwijfeld aan
alle situaties aanpassen."
Plotseling dreunde het huis van een
geklop dat alles scheen te zullen ver
nielen.
„Je theeP-
„Oh ah juist!" zei professor
Van Epscheuten slaperig. „Dit laatste
artikel van Swabber heeft mij soeze
rig gemaakt. Hij beweert nota bene
dat sommige situaties niet door rede
neeren kunnen worden opgelost."
„Wil je iets speciaals hebben voor
het middageten, lieve je scheen je
lunch niet erg te waardeeren," vroeg
mevrouw Van Epscheuten.
„Ik zal het heelemaal aan jou over
laten, schat," zei de professor. „Het
spijt, mij, dat ik geklaagd heb ik
heb waarlijk geen reden tot klagen!"
En mevrouw Van Epscheuten ging
weg, kalmpjes glimlachend. -
Brieven nit de Hofstad.
CCCGLXXX.
Den Haag heeft zijn winkelweek
gehad. Vele winkeliers hebben zich
uitgesloofd 'om te toonen dat zij nog
over de oude energie beschikken.
Over het algemeen is men niet bijs-
ter tevreden over het resultaat van
i deze betooging. Ze was op vele pun
ten nog ai schriel en zeker niet in
overeenstemming met den ophef die
I ervan gemaakt werd. Hoofdzaak was
de etalage-wedstrijd en nu yalt het al j
dadelijk op, dat men over niet vol-
doende artistieken smaak beschikt om
etalages te maken. Dat behoeft niet
i te ver wonderen. Het etaleeren is een
afzonderlijk vak, dat heusch heel an
dere eigenschappen en talenten eischt
dan de kennis van het artikel zelf en
de kiuist van handelsman te zijn. Te
veel dragen de etalages het kenmerk
van aardig amateurs-geaoe. Heeft
toevallig da winkelier wat artistiek
bloed in de aderen dan komt er wat
aardigs voor den dag, maar een
koopmansgeest hebben en tegelijk
een beetje artist zijn is een combina
tie van karakter-eigenschappen, die
weinig of nooit voorkomt. Weinig
artistiek was ook de versiering van
de winkelstraten zelf, maar waar
schijnlijk moest dat alles te veel op
een koopje, ook al omdat dtf deelne
ming niet groot genoeg was.
In cén opzicht heeft de winkelweek
een zeer eigenaardig effect gehad,
iels wat mischien een zeer groot
massa-psycholoog had kunnen voor-
zien, n.l. dit, dat die week een slech
te week is geweest voor de winkels.
Hel koopkrachtige publiek is niet
gaan koopen, dgch alleen gaan kij
ken en de drukte die er voordurend
heerschte in de straten lokte niet uit
tot herhaling van een bezoek. Tal
1 van dames heb ik hetzelfde hooren
zeggen, 't is zoo'n herrie in de stad
en ik ga van de week maar niet wm-
këlcn. Het klopt volkomen met het
geen de winkeliers zelf ook meedee-
len over het succes van de winkel
week. Wanneer deze zich speciaal
had bepaald tot een bijzonderen eta-
lage-wedsjrijd dan ware hel aanlok
kelijk gew.eest,
In een der meest van het centrum
afgelegen wijken was liet 's avonds
straatfeest. De opgeschoten jongens
on meisjes voerden er den boventoon
en hot valt te betwijfelen of dat nu
het publiek is dat men met deze win
kelweek wilde bereiken.
Hopen wij dat dit miniatuurjaar-
beuisje een volgend maal anders ge
organiseerd zij, opdat he tvoor iiet
publiek zoowel als voor de deelne
mers meer succes heeft en meer effect
sorteert.
Den Haag heeft een verlies gele
den, een groot verlies, door het plot
seling overlijden van zijn wethouder
van openbare werken den heer Jurri-
aan Kok. Waarlijk het is geen klei
nigheid do taak van wethouder van
opctibare werken in een gemeente ais
I den Haag, die zich zeer snel uit
breidt en die allerlei groote vraag
stukken ter oplossing aanbiedt. Neem
alleen maar liet woningvraagstuk en
het vraagstuk van de uitbreiding der!
gemeente, die voortdurende waak
zaamheid vergt. De heer Kok was
een man die over een enorme werk
kracht beschikte, en handelsman te
vens was. Verschillende belangrijke
werken heeft hij tot stand weten te
brengen en ook al sympathi^eeren
wij in veel opzichten niet met de
denkbeelden die deze wethouder in
practijk bracht, wij erkennen gaarne
i dat hij zeer veel heeft gedaan dat
I kan strekken tot heil der gemeente.
Onder zijn bewind zijn eenige groote
terreinen aan den rand der gemeente
aangekocht opdat de aangrenzende
gemeente Wassenaar niet de gele-
Senheid zal krijgen om zich vlak bij
e grens met een nieuwe stadswijk
te nestelen. Ook wist de heer Kok
te bewerken dat de gemeente eigene
res werd van de bekende buitenplaats
Vreugd en Rust, die midden in Voor
burg glegen is, doch die een belang
rijk bezit voor den Haag kan zijn
zoodra eindelijk eens een eind wordt
gemaakt aan de gebrekkige grensre
geling der gemeenten, waarvan den
Iiaag de dupe is.
Voor de volkshuisvesting heeft de
heer Kok zelf veel gedaan. Alleen,
het is altijd ontzaglijk duur geweest.
Maar dat is nu eenipaal de geest van
den tijd.
We zullen daarop niet verder in
gaan. De heer Jurriaan Kok verdient
voor veel wat hij deed den dauk van
alien, voor veel den dank van enke
len tevens op extra-wijze.
De dagbladen hebben reeds gemeld
dat op het telegraafkantoor hier ter
stede weer een belangrijke arrestatie
is gedaan, waaruit weer eens blijkt
dat er een leemte kan zitten in ons
regeersfelsel. Het blijkt dat het thans
gearresteerde jongemensch telegram
men, die geheim zijn, overleverde aan
heu, die er belang bij konden heb
ben om den Inhoud te kennen. Het
is onbegrijpelijk dat de Regeering zelf
niet inziet dat zij haar geheimen niet
telegrafisch kan verzenden. Op de de-
Eartementen doet men uiterst ge-
eimzinnig; de geheime stukken wor
den met extra-mystiekerigheid .be
handeld, maar daarna geeft men de
telegrammen heel bedaard aan tal
van ambtenaren over. Men verzeker
de mij dat minstens twintig men-
schen een telegram onder de oogen
krijgen, ook ai is het geheim. Juist
door dat groote aantal is het altijd
moeielijk na te sporen waar het
„lek" schuilt als blijkt dat er van
dio telegrammen uitlekt.
Men zal aan de departementen
vos per brief of per koerier bezorgd
moeten inzien dat belangrijke missl-
moeten worden. In zeer vele gevallen
gaat dit misschien nog vlugger ook.
In de laatste jaren hebben zich
verscheidene gevallen als dil voorge
daan. En dan zijn er misschien nog
wel eenige ook, die niet aan het
licht zijn gekomen.
HAGENAAR,
doch daar Ts nu eenmaal nfets aan!
te doen.
Bij 't suiker-rantsoen zal 't ons
huisvrouwen wel moeilijk zijn, onze
vruchten te conserveeren, vooral als
we onze jam liefst zelve in voorraad
bereiden. Een kleine tegemoetko
ming kan echter3 wel zijn, dat men
half suiker en half witte stroop (aard-
appelenstroop) gebruikt. Deze stroop
kan men bij den banketbakker beko
men en is met suiker en vruchten
opgekookt heel goed bij de jams te
gebruiken. Zoodra dus de aanvoer
van aardbeien wat grooter is, raad
ik u aan, dit eens te probeeren, ik
geloof niet dat uw jam er minder
iri smaak om zal zijii en als ge dan
hoven op uw jam of gelei een pa
piertje gedrenkt in brandewijn legt
en een mespuntje salicyl daarop
strooit, zal ook aeze jam, behoorlijk
met een perkamentje gedekt, nie*.
schimmelen of bederven. Natuurlijk
moet de jam eenige inalen opge
kookt worden, voor ze in de potten
gaat en goed afgeschuimd worden,
want wordt dit niet goed gedaan, dan
gaat ze gisten.
En nu nog tot slot een recept.
Eiwitcrême.
1/4 L. melk, 5 geklopte eiwitten, 2
lepels suiker, 1/4 stokje vanille.
Bereiding: "De melk met de suiker
en de vanille koken,- het geslagen
eiwit er door roeren en de crème
verder op het vuur flik laten worden.
Secretaresse Ned. Ver. v. Huisvr.
Afd. Haarlem en Omstr.
Kleverparkweg 132.
Kuttlg* wenken voor de
huisvrouw,
No. 43.
Deze week werd mijn tuintje, zoo
als gewoonlijk om de 3 of 4 weken
door den tuinman in orde gebracht.
Natuurlijk werd 't gras geknipt en
gewoonlijk neemt de tuinman dit bij
't onkruid enz. met zijn kar mede.
Dezen keer echter liet ik 't afgeknip
te gras achter in den tuin op een
zonnig piekje uitspreiden om te dro
gen. En tusschen de huitjes door
heb ik een aardige hoeveelheid hooi
verkregen. Met dit hooi heb ik den
intioud van de hooikist ververscht.
Ik maakte daartoe 'fc katoen aan den
kant los en baalde er 't oude hooi
uit en deed er 't nieuwe hooi stijf
in, Aaarna spijkerde Lk 't linnen weer
dicht en de hooikist was klaar. Mij'
dunkt, iedere huisvrouw kan dit nu
ook zelve even doen en 't is toch ook
noodig, dat de hooikist, die dage
lijks in gebruik is, eens ververscht
wordt.
Het gebruik van aardbeien kan niet
ieder goed bekomen, want "t geeft
bij veien een lichten aanval van ur
ticaria. Men krijgt dan jeuk
overal vertoonen zich op den arm en
op de hand kleine puistjes, 't Best
is dan te poederen, dat verzaont en
neemt den jeuk weg, doch 't is vooral
yoor de jeugd een groote teleurstel
ling geen aardbeien meer te mogen
gebruiken, 't Is mij echter gebleken,
dat Da koking der aardbeien, deze
niet meer zoo sterk irriteeren.
Voor hem of haar uit mijn gezin,
die nu niét tegen versehe aardbeien
kan, maak ik voor eenige dagen tege
lijk een aardbeiengeiei gereed, in een
paar dagen, zeifs in een week be
derft die gelei niet en laat die gelei
dan als jam bij 't brood gebruixen.
Jammer echter dat aardbeien bij het
koken zoo bleek van kleur worden,
Schaakmbriek.
Oplossingen, vragen enz., te zen
den aan den Schaakredactenr
van Haarlem's Dagblad, Groote
Houtstraat 93, Haarlem.
PROBLEEM Mo. 3
H. v. BEEK (Naaldwijk).
Pf6e4
Pe4—c5
Lc4b5
Lb5-e2
Pfo—e5
e) Le2—f3
Pcö - a4
d4Xe5
LfSXdl
12 14
bit—M
Pa4c5
Pc5xb7
Ldl—13
33
f7f5
Pc6—a5
a7-a6
Td8 - d6
b7b6
TaS—b8
Pg6X«5
TaÖXdl
Lc8_d7
Tb8-b7?«)
bt>-b5?i:)
Pa5— c4
Pc4e3
Opgegeven.
-
A
f
A
Is
A
•14
K
a
I
St
A
a
Am
a
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wlti Kh3, Dh8, Lf2. Pc3, Pdl, g6, h4.
Zwarte Kf4, Tc4, Pg2, Pb5, c7, f8, f6.
Een tempo-probleem der le soort,
d. w. z. een probleem, waarin Wit, op
iederen zet van Zwart, reeds in deui
gepubliceerden stand een matzet ge -
reed heeft en dus een tempozet moet
doen om het doel te bereiken, derhalve i
een zet, welke den stand niet ver-I
andert.
Partij No. 3*»)
Gespeeld Sn Hoofdklasse A van den
„Grooten Bondswedstrijd" te Arnhem,
5 Augustus 1918.
WIT s ZWART i
R. A. J. Meijer H. Marchand
(Nijmegen) (Amsterdam)
d4-Opening.
d2-d4
1
d7d5
P*l-f3
2
c7c5
c2c4
S.
e7- e6
Pbl—c3
4
PgSf6
Lel—g6
5
Pb8—c6
e2— e3
6
Lf8-e7
Tal cl
7
0-0
Lfl—d3
8
d5Xc4
Ld8Xc4
9
c5Xd4
e'3xd4
10
Pf6 d5
Lg5Xe7
11
Dd8Xe7
i)0-0
12
Pd5f4??*)
Ddl—d2
13
Del—f6??»)
Pc3e4
14
Df6ht>
Kgi hi
15
Tf8d8
S2-g3
16
Pf4-g6
Pe4-f6 f
17
Kg8 f8
Dd2Xh6?
18
g7 vh6
Tfldl
19
Kf8-e7
Nu op Maandag 4 Augustus a.s.
en volgende dagen, in het Bronge
bouw alhier, de Groet* Bondswed
strijd zal plaats hebben, vonden wij
bet aardig een partij te laten zien
uit den vorigen grooten wedstrijd
van den Nederlandschen Schaakbond,
waarin de heeren Meijer en Marchand
•Ik 3 punten behaalden en derhalve
den len en 2en prijs moesten deelen.
i) Nemen op d5 levert geen pion op,
daar Zwart ed5antwoordt, met
schaak aan den witten Koning.
10..., Pd5 was nu eenmaal niet
sterk, doch dit intijds toegeven was
de juiste weg. Na Pf6 was de zwarte
stelling nog verre van hopeloos. Ook
Td8 was speelbaar.
s) Beter ging het Paard onmiddellijk
naar g6.
Een geestige voortzetting; jam
mer, dat Wit niet konsekwent voort
zet en op den volgenden zet Pg5
speelt.
Na Ph7volgt Th8 en het Paard
is verloren.
6) Het witte Paard kan nog niet
verjaagd worden door b6, daar Pc6
dan ongedekt staat, waardoor Wit op
e6 een pion kan winnen, b.v.21..,
b622. Pe6:, Le6:23. Le6:, Ke6:
24. Tc6:f.
Het uitlokken van a6 is niet
zonder nut, wegens de verzwakking
van het punt b6.
Om Lb7f te beletten.
Zwart was in tijdnood. De aan
gewezen voortzetting was b5, gevolgd
door LcGf en Tb6.
io) Het eenige was nog 30..., La4: j
31. La4:, b5.
De laatste blunder. Lcftf won in
ieder geval Pb7 terug, doch bet ver
lies was daardoor niet af te wenden.
(Aant naar die in het tijdschrift van
den N. S. B.).
Van Probleem No. 1 werden alsnog
goede oplossingen ontvangen
van
N. Deen en E. v. T.—S,, beiden ta
Haarlem; H. W. v. Dort en J.
Klaver, beiden to Schoten.
Oplossing Probleem No. 2.
1. g6g7, enz.
Goede oplossingen ontvangen
van:
Jac. J. Bert E. A. Braams L.
G. v. Dam H. J. Davids N. Deen
L. Eckhard P. Fabriek L.
Jonker A. D. v. Krieken J. A
Schiering eu B. A. Snelleman, Jac.
Priester, allen te Haarlem en W.
H., te Schoten.
Correspondentie.
Haarlem. F. A. v. B. C. P.H.
D. W. S. en O ver veen H. S. en
Schoten C. H. Th. B.
1. Pf7 (No. 1) faalt na l...,Lg4.0p
2. Pd6:f volgt 2..., Ldö:.
Haarlem A. M. Een probleem heeft
slechts één sleutelzet. De door u aan
gegeven zetten kan Zwart alle weer
leggen. Heeft U de tegenzetten gevon
den N. D. U kunt de oplossingen
inzenden, zooals U het beste uitkomt.
Schoten. J. G. M. Zeker, Wit moet
Zwart in 2 zetten matzetten, maar
U moet na den eersten zet Zwart den
besten verdedigingsxel laten doen hoorl
Sport en Wedstrijden
VLIEGEN.
ALCOCK EN BROWN TOT RIDDER
GESLAGEN.
Naar Engelsche bladen melden, zijn
de beide gelukkige aviateurs, die er
in geslaagd zijn over den Atlantischen
Oceaan te vliegen, door dén koning
van Engeland tot ridder geslagen. De
plechtigheid had plaats op het kas-
teel te Windsor.
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Wie in dezen tijd geduid wil lee-
ren en waardeering koesteren voor
onzen spoorwegdienst, moet eens een
uitstapje maken naar den Helder. Iiij
zal daarbij gewaar worden dat dil de
rijkste lijn is van Nederland. Rijk
namelijk aan stations. Nauwelijks
heeft de trein Haarlem verlaten of
hij schrikt voor Bloe-mendaai, rolt
vervolgens naar Santpoort en wan
deit, want rijden kan men het eigen
lijk niet noemen, naar Veis en, tenzij
hij onderweg nog even aanlegt bij
Driehuizen. Van Velsen naar Bever
wijk is maar een vstapje, van Be
verwijk naar Uitgeest anderhalf
stapje en is eenmaal dit knooppunt
achter den rug, dan boem ©ft het zoo
maai voort totdat de trein in een
voor de reizigers verre toekomst aan
de uiterste noordpunt van Noord-
Ilolland arriveert. Het is goed dat
er dan een eind aan komt, want was
de lijn nog langer dan zou geen ster
veling in staat zijn de geheele rei3
nit te houden, zelfs niet de machinist
en bet overige treinpersoneel.
Het was op een reis langs deze
fameuse lijn, dat ik kennis maakte
met iemand, dien ik maar van Stui
teren zal noemen. Hij heeft zich aan
mij voorgesteld, maar natuurlijk heb
ik zijn naam niet verstaan. Dat is
ook het eenige doel van voorstellen.
De een bromt wat en de ander ver
staat het niet, maar beiden zijn tevre
den, omdat aan formeel voorschrift
is voldaan. Hij stapte er met mij te
Haarlem in en scheen belust op een
praatje. Als je twee dozijn stations in
liet vooruitzicht hebt, is dat een
soort van uilredding. Wij praatten
dus eerst over het weer en toen al
heel gauw over het onderwerp van
den dag: den telepaatli de Rubini.
Mijn vriend van Stuiteren verkondig
de daarover zijn meaning.
„Er zijn menschen." zei hij, „die
de vertooning van dezen Oostenrijker
alleen van den nuchteren kant 'op
vatten. Een van mijn vrienden hooft
mij gevraagd: „Als je zoons had, zou
je dan willen dat zij zich voor levens
doel toe gingen leggen op liet vin
den van verborgen spelden of het
opsnorren in een fabriek van een ge
ïllustreerd weekblad? Kan een mensch
in de woreld niet wat nuttigere doen?
Deze soort van nuchterheid", zei van
Stuiteren, terwijl hij zijn eerste si
gaar opstak, „kan mij niet bekoren.
Je moet bij alle dingen tot den bodem
doordringen en niet bij de oppervlak
te blijven staan. Maar er is iets an
dere. Wij doen op dit oogenblik, als
of deze Oostenrijker de eenige ge-
dachtenlezer op de wereld is. en op
onze beurt zijn wij allemaal gedach-
tailezers. Zoo heb ik bijv. daar
straks toen ik instapte heel duidelijk
ttiwe gedachten gelezen
„El zoo", zei ik een beetje ver
schrikt van deze aankondiging, „en
wat dacht lk dan wel?"
„I! dacht, daar komt zoo'n verve
lende medereiziger binnen, was hij
maar weggebleven. Och, trek u daiar
maar niets van aan, want dat den
ken wij menschen allemaal wanneer
wij in een coupé zitten en een ander
binnenkomt".
Hij zei dat met zooveel bonhomie,
dat ik geen moeite had hem toe te
geven dat ik inderdaad zoo iets had
gedacht eai toen ik er bij gevoegd
had: „Ik wist nog niet dat ik zoo'n
aangenaam gesprek met u voeren
zou", toen lachten we allebei en was
het gevaar van ontstemming voorbij.
„Och", zei van Stuiteren voort
gaande, „het is niet zoo heel moei
lijk om je voor te stellen wat een
ander denkt". Wij stonden juist voor
een station stil.
„Ziet u daar dien stationsbeambte
staan? Wat hij denkt, is heel dui
delijk: „was hot maar twaalf uur,
dat Ui naar huis kon ga0.11". U twij
felt? Vraag het hem dan zelf".
Ik lachte, want. deze informatie
lokte mij niet aan en bovendien
zwaaide de chef alweer met het
coquette waaiertje, dat het sein
voor vertrek geeft en rolden wij weg
naar een volgend station, vijf mi
nuten verder.
„Het is", zei van Stuiteren philo-
sophtsch, „dat wij ons zoo weinig
moeite geven om de gedachten van
andere menschen op hun gezicht te
lezen. Meestal viuotn wij die van
ons zelf het belangrijkst, maar als
wij er ons op toelegden, zouden wij
liet daarin ver kunnen brengen en
menschen <Jje daar een gewoonte van
hebben gemaakt, worden voortreffe
lijke handelsreizigers, diplomaten ot
legeraanvoerders. Bovendien, wat
doen wij niet dagelijks aan gedach
ten lezen in onzen eigen kring? Hebt u
dat zelf niet eens ondervonden? U
komt van uw werk, zegt uw familie
goeden dag en wondt door vrouw en
kinderen begroet Uw vrouw is stil
en verstrooid, geeft weinig antwoord
en denkt blijkbaar aan iels anders.
U voelt dat zij een onderweip ter
sprake zal brengen, wanneer de kin
deren naar bed zijn. Wat is dat
onderwerp?"
„Dat haar huishoudgeld op is en
dat zij nieuw geld moet hebben",
zei ik, en wij lachten samen harte
lijk, want ik had den spijker op den
kop geslagen.
„U hebt gelijk", zei ik. „maar soms
tocli loopen pogingen om gedachten
to lezen op een mislukking uit. Ik
stond onlangs op het achterbalcon
van een tram, naast mij een klem
mannetje, dat op eens van een groo
ten forschen man een trap op zijn
voet kreeg. Natuurlijk kijkt hij den
ander boos aan. Die zegt: „Meneer,
u denkt zeker dat ik een lomperd
ben".
„Neen, meneer", zei het kleine
mannetje.
„Dat is u ook geraden", zei de for-
sche.
„Ik dacht", zei de kleine en maak
te zich klaar om de tram te verlaten,
die juist langzamer reed voor een
halte, „ik dacht dat u eon vlegel is",
en daarmee stapte hij van het balcon
af', juist bijtijds, want de vuist van
don groote schoot uit en raakte nu
alleen nog den stijl van hel balcon.
Onwillekeurig dacht ik aan een
Huarlemschen medeburger, die blijk
heeft gegeven, dat hij menschenken-
nis bezit en dus (want dat is hetzelf
de) de kunst van gedachtenlezen goed
verslaat» Hij was gesjochten. Met an
dere woorden: Hij had de dalles. De
ze schilderachtige uitdrukkingen be-
teekenen hetzelfde, namelijk dat liij
zonder geld was en bovendien (want
dat gaat gewoonlijk samen) niet
wist, hoe hij er aan moest komen.
Hij scherpte dus zijn vernuft en
meende na veel peinzen iets gevon
den te hebben. Dus nam hij een hond,
zotte het beest in een kist en bond
hem twee pijpekoppen om den hals,
waarna hij op de markt ging staan
en aankondigde dat hij een hond met
drie koppen bezat.
Een voor een liet hij de bezoekers
toe. De bezoeker keek, begreep eerst
niet, keek daarna weer, snapte en
glimlachte. Dat was het oogenblik
voor den vertooner. Hij klopte den
bezoeker gemoedelijk op den schou
der en vroeg: ,.U wi'.t wel zeggen, dat
het merkwaardig is, niet? En de be
zoeker, om een armen drommel ple
zier te doen, bovendien omdat het
maar een stuiver kostte en ook en
vooral, omdat hij tegenover anderen
niet weten wou, dat liij er ingeloo-
pen was, stemde toe. Zoo ontving /e
inun heel wat stuivers. Het was i.ict
netjes eu niet behoorlijk. Maar welk
oen groot nienschenkeruier, welk een
geüachtcnlezer moet deze man we
zen! Alleen vermoed ik, dat hJJ zich
dc moeite niet heeft gegeven om de
gedachten te lezen van den houd, die
den heelen dag in de kist vastgebon
den zat on «lie gedachten zullen wel
niet zoo heel vriendelijk geweest
zijn.
Zoo praatten van Stuiteren en ik
genoeglijk over gedachte-niezen. I11-
lusschen rookte hij maar door. Ko
lossaal, wat had hij gauw een si
gaar op. 't Scheen wei, of lilj die aan
den eenen kant afbrandde en aan
den anderen opknabbelde. De 0ene
sigaar na de andere verdween. Welk
oen goede gedachten lezer van Stuite
ren ook was, dat ik hunkerde naar
een van zijn vele sigaren raadde hij
niet, ten minste hij presenteerde mij
er geen en ik moest berusten in hut
feit, dat wie zijn koker thuis laaV
daarvan zelf de straf moet dragen.
Te Alkmaar was ons gesprek uit
geput. Wij hadden nog vele uren en
stations te ondergaan, vóór wc aan
Den Hekler zouden zijn en deden dus
het beste, wat er te doen overbleef,
we sliepen in. Maar het geheimzin
nige onderwerp hield ook in den
slaap mijn geest nog bezig. Ik droom
de, dat ik in een auto stond, naast
den chauffeur. Achter mij zaten twee
persmannen en twee doctoren belast
met de contróle en mijn geleider, die
zijn gedachten geconcentreerd had
op de opdracht, dat ik een Deventer-
lcoek moest, gaan halen op de schrijf
tafel van Mr. Bruch. Zonder fout
woes ik den chauffeur zijn route aan.
Wij kwamen op den Kruisweg, meld
den ons aan het kantoor van Mrs.
Monnik, Bruch en Simons aan en
werden toegelaten. Triomfantelijk
drong ik door in de kamer van Mr.
Bruch, zocht op zijn schrijftafel een
Deventerkoek helaas ÏÏTj was er
niet- De gel&lder glimlachte, de con
troleurs koken bedenkelijk. Mr.
Brucli zei: „Ik hou niet eens van De
venterkoek". Ik staarde mijn gelei
dei' aan, spande al mijn vermogens
in en. zag dat mijn geestesoog zich
één letter vergist had: in zijn henen-
kronkels stond namelijk niet Deven
terkoek, maar Deventerboek geschre
ven. En zonder aarzelen greep ik ten
book over de geschiedenis van De
venter, dat boven op oen stapel lag.
Toen werd ik wakker, omdat een
conducteur. „Heer Hugowaard" riep.
„Je kunt", zeggen de menschen die
er geweest zijn, „je geld wel kwijt
op de kermesse d'óté". Dat was te
allen tijde het kenmerk van een ker
mis, zoodat we ons er niet te veel
over moeten verwonderen. Maar je
verliest er ook nog iets anders, na
melijk je hakken. De zoogenaamde
cake-walk ia een rollende baan, een
soort van tredmolen, waarin je moet
blijven doorloopen; sta je stil, dan
val je en sleept anderen in dien val
mee.
Dat voortdurend krampachtig loo
pen kost inspanning en tegen die in
spanning zijn de hakken van vele
schoenen niet bestand, zoodat iederen
morgen wanneer dc tent wordt aan
geveegd, de schoenhakken, witte,
zwarte en bruine, bij halve dozijnen
worden verzameld. liièr wordt dus
de geschiedenis van Asschepocster
herhaald, met dit verschil dal bet
lieve kind op het bal haar heele muil
tje verloor.
Zoo zien wij, dat gevaren overal
dreigen. Zelfs op de trottoirs ben je
tegenwoordig niet meer veilig. Se
dert op den Dreef die trottoirs op
verschillende plaatsen verlaagd zijn,
rijdt dc beruchte fietsende jongen van
den slager en den kruidenier c-lken
■oetganger met het brutaalste ge
zicht ter wereld van deze eenige
luchtplaats dee wandelaars af.
Vaar die verlaging voor -Henen
moet, begrijp ik niet, want de Dreef-
bewoners hebben daar geen behoc'te
aan, maar dit is zeker, dat zo cn-
practfsch is en bij den aanleg van
nieuwe straten niet moet worden
voortgezet. Of is het zoover gekomen,
dat een voetganger niet meer mee
telt en dat alleen een mensch bo
venop de eene of andere machine
voor vol doorgaat?
Dan neem ik een kloek besluit, cn
koop een vliegtuig om van huis naar
kantoor te vliegen en terug. Sedert
de vliegenier van der Drift mij ver
zekerd heeft, dat zelfs loopings in de
lucht geen gevaar opleveren, schijnt
het daarboven veiliger te wezen, dan
op een Haarlem sell trottoir, waar een
brutale jongen je van de sokken
rijdt.
FIDELIO.
CORRESPONDENTIE.
Den Heer R. Dank u voor de be
langstelling, ja, ik heb ook gelezen,
dat op Duindigt het paard Tiptop
den Fidelïo-prijs heeft behaald. Neen,
door mij was die niet uitgeloofd; ik
behoor niet zoozeer tot degenen, die
prijzen beschikbaar stellen, veeleer
tot het grootste gedeelte van het
menschdom, dat graag eon prijs l-o-
halen wil. Als 't maar niet met hard
draven is. Op dat stuk zijn bij mij
de fijne puntjes er of.