mm m HülUtLEM'S DiU VIERDE BLAD. Zaterdag 28 Juni 1919 jDe nederlaag der Weten' schap. Professor Van Epscheuten was een man die van een eens gemaakt plan moeilijk was af te brengen. Als hij zich verbeeldde dat het vleeschmes noodig geslepen moest worden en hij den aanzetter niet kon vinden, dan liet hij het vleesch koud worden, ter wijl hij er naar zocht Mevrouw Van Epscheuten vond hem een lastig man om mee te leven. ,,Is er eenige bijzondere reden, lie ve," vroeg zij den professor aan het koffiedrinken, „waarom je zoo'n boos gezicht zet?" „Overal is een reden voor," zei haar echtgenoot. „Deze erwten zijn hard en de reden is, dat zij niet voldoen de gekookt zijn." „Dezelfde reden, natuurlijk," zei zijn vrouw, „waarom je ei, zooals je je herinneren zult, aan, het. ontbijt zoo hard als steen was." De professor antwoordde niet op dezen spot en vervolgde: „Wanneer medische recepten op de zelfde, schandelijk onverschillige ma nier werden klaar gemaakt als voed sel in het huisgezin wordt bereid, dan zou de wereld in ongeveer veer tien dagen ontvolkt wezen. Het gros van de keukenmeiden heeft absoluut geen idee van het belang van tijd of hoeveelheid. Als zij een rijstpudding moet maken, neemt zij zooveel rijst als genoeg hoort te-zijn, giet daar over een hoeveelheid melk die zij wel voldoende acht, stopt het. in een oven, waarvan zij de temperatuur niet nagaat en laat het staan tot het klaar behoort te zijn. Zou jij, als een verstandige vrouw, van een apothe ker verwachten, dat hij volgens deze methode een recept voor baby klaar maakt?" Mevrouw Van Epscheuten was een beetje in de war, maar zij hield zich goed. „Een apotheker," zei zij kalm, „is een apotheker, en een keukenmeid is een keukenmeid. De baby haat drank jes en houdt van rijstpudding en, wat van meer belang is, eet het zonder mopperen op." „Het is onbegonnen werk," zei de professor, „om met een vrouw te ar gumenteeren. Ik heb vanmiddag wat te doen en wil niet gestoord worden." „ik veronderstel, dat je straks thee wilt hebben?" „Zeker." „Wel," zei mevrouw Van Epscheu ten, „geef mij dan even een weeg schaal en een thermometer. Ik zal de thee wegen en als de thermometer..." De professor wachte niet op de rest. „De verzamelde wijsheid van eeu wen, peinsde hij, veilig in zijn werk kamer, „wordt waardeloos gemaakt door het gedrag van de hedendaag- sche keukenmeid." Hij was een beetje zenuwachtig ge worden en had eenige moeite met het concentreeren van zijn gedachten in zijn werk. Kort hierna werd er zachtjes op de deur van zijn kamer geklopt. „Binnen," zei de professor, en ging door met schrijven. „Neem mij niet kwalijk, meneer..." De professor keek verstoord op en een trek van verbazing kwam op zijn gezicht. Een klein dienstmeisje, met een groote veeg op haar neus, stond in de „Ik wcnsch niet gestoord te wor den, zei de professor, haar met de pen in de hand beduidende heen te gaan. „Verdwijn oogenblikkelijk!" De kleine gedienstige haalde diep adem en sprak vervolgens snel en toonloos. „Neem me niet kwalijk, meneer, me vrouw is uit en het fornuis is uit en er wordt voortdurend gebeld en niets wil aan de kook komen en het eten wordt allemaal bedorven." Zij snufte en strëèlc mét 'de achter zijde vun haar hand over haar oogen. Professor Van Epscheuten leunde achterover in zijn stoel en keek haar streng aan. „Ik herinner mij niet, dat ik ooit van een dergelijken toestand heb ge hoord," zei hij verontwaardigd. „Maar het verstand is in staat, om iedere sicüatie te beschouwen. Dat zal lk bewijzen wijs mij den weg!" „De reden, waarom het fornuis niet trekt," zei de professor, „is, dat er niet genoeg luchttoevoer is. Dit komt waarschijnlijk door de introductie van een vreemde substantie in de pijp." Terwijl hij dit zeide, porde hij in een klein deurtje boven het fornuis en werd beloond met een stortvloed van roet. „Veeg het dadelijk op," zei de pro fessor. „Haal een stoffer en blik en een emmer, en... en... alles wat je kunt gebruiken en ruim het op en als er weer iets dergelijks gebeurt, zeg er dan niets van!" Maar zijn assistente had geen lijd on zijn opmerkingen aan te hooren. Zij liep voortdurend naar de voor deur, om pakjes in ontvangst te ne men. Het laatste^- bestond uit een varkenskop, een eend en een groote roe .e kool. „Wie wie wat wat waar om waarom zei de professor, in stomme verbazing. „Een dineetje!" zei het dienstmeisje. „Herinnert u zich dat niet?" „Neem den varkenskop en leg hem dadelijk in den oven!" zei de profes sor, dadelijk in actie. „Neem een blaasbalg én maak daarmee kunstma tig meer lucht." „Wat moet ik met den biefstuk doen?" vroeg het meisje. „Steek hem aan het braadspit! Als je het niet kunt vinden, neem dan een touwtje of of een schoenveter en wacht tot- het kookt." Hij lag op zijn knieën in het roet en het kolengruis, als een bezetene den blaasbalg hanteerende. „Hoe moet de eend gevuld worden?" vroeg het kleine dienstmeisje. „Zij moet gevuld worden, of niet?" „Salie en uien!" zei de professor. „Vlug! Breng hier! Kijk ik hak ze. Nu nu stop ze in de eend! In den oven er meelWat is dat.'Nee, nee. Sluit de deur. Houdt hen buiten. Ver tel hun dat wij hier al meer dan ge noeg voedsel hebben. Nou, wat is er dan?" „Ik denk, dat de gasten daar al ko men," zei het meisje. Men hoorde een verwoed kloppen en een nijdigen ruk aan de bel. „Hoe moet ik met de soep?" „Daar zal ik voor zorgen," zei de professor. „Ga jij opendoen." „Wat! Met deze vieze handen?" „Ga ze dan vvasschen! Soep wordt gemaakt door vleesch te koken en het daarna met kruiden en peper atsjie met peper geurig te maken! Ik zet den pot op het vuur, zoo atsjie! De pan kookt onmiddellijk, wat bewijst dat de hitte Hé! Open gauw dat raam om den damp te verdrijven. Breng een dweil en een emmer en sta daar niet te snikken en in je han den te wrijven. Dweil het op, dweil het allemaal op en ga dan heen en Iaat den Franschen gezant en den Keizer van China binnen. Houd die winkeliers buiten de deur. Zeg boven, dat hef. eten uadelijk klaar zal zijn dat wil 'zeggen, het is al klaar en hang een papier aan de voordeur, dat niemand hier voor de eerstvolgende maand eenig voedsel hoeft te bezor gen. De kachel is wit gloeiend; de pannen koken allemaal weg de oven is een crematorium geworden. Hè! Wij zullen hier straks de brandweer nog krijgen. Laat hen binnen doe hen dadelijk open hoor je!" Het dienstmeisje vluchtte. De professor staarde naar de gloei ende kachel, waarop groote potten naar alle richtingen wolken stoom uit bliezen. De deur van den oven braakte zwar ten rook. Het getoeter van motoren en luid kloppen, kondigde ieder moment nieuwe gasten aan. „Hel geoefende verstand," zei de professor, in de borst van een gans prikkende, „kan zich ongetwijfeld aan alle situaties aanpassen." Plotseling dreunde het huis van een geklop dat alles scheen te zullen ver nielen. „Je theeP- „Oh ah juist!" zei professor Van Epscheuten slaperig. „Dit laatste artikel van Swabber heeft mij soeze rig gemaakt. Hij beweert nota bene dat sommige situaties niet door rede neeren kunnen worden opgelost." „Wil je iets speciaals hebben voor het middageten, lieve je scheen je lunch niet erg te waardeeren," vroeg mevrouw Van Epscheuten. „Ik zal het heelemaal aan jou over laten, schat," zei de professor. „Het spijt, mij, dat ik geklaagd heb ik heb waarlijk geen reden tot klagen!" En mevrouw Van Epscheuten ging weg, kalmpjes glimlachend. - Brieven nit de Hofstad. CCCGLXXX. Den Haag heeft zijn winkelweek gehad. Vele winkeliers hebben zich uitgesloofd 'om te toonen dat zij nog over de oude energie beschikken. Over het algemeen is men niet bijs- ter tevreden over het resultaat van i deze betooging. Ze was op vele pun ten nog ai schriel en zeker niet in overeenstemming met den ophef die I ervan gemaakt werd. Hoofdzaak was de etalage-wedstrijd en nu yalt het al j dadelijk op, dat men over niet vol- doende artistieken smaak beschikt om etalages te maken. Dat behoeft niet i te ver wonderen. Het etaleeren is een afzonderlijk vak, dat heusch heel an dere eigenschappen en talenten eischt dan de kennis van het artikel zelf en de kiuist van handelsman te zijn. Te veel dragen de etalages het kenmerk van aardig amateurs-geaoe. Heeft toevallig da winkelier wat artistiek bloed in de aderen dan komt er wat aardigs voor den dag, maar een koopmansgeest hebben en tegelijk een beetje artist zijn is een combina tie van karakter-eigenschappen, die weinig of nooit voorkomt. Weinig artistiek was ook de versiering van de winkelstraten zelf, maar waar schijnlijk moest dat alles te veel op een koopje, ook al omdat dtf deelne ming niet groot genoeg was. In cén opzicht heeft de winkelweek een zeer eigenaardig effect gehad, iels wat mischien een zeer groot massa-psycholoog had kunnen voor- zien, n.l. dit, dat die week een slech te week is geweest voor de winkels. Hel koopkrachtige publiek is niet gaan koopen, dgch alleen gaan kij ken en de drukte die er voordurend heerschte in de straten lokte niet uit tot herhaling van een bezoek. Tal 1 van dames heb ik hetzelfde hooren zeggen, 't is zoo'n herrie in de stad en ik ga van de week maar niet wm- këlcn. Het klopt volkomen met het geen de winkeliers zelf ook meedee- len over het succes van de winkel week. Wanneer deze zich speciaal had bepaald tot een bijzonderen eta- lage-wedsjrijd dan ware hel aanlok kelijk gew.eest, In een der meest van het centrum afgelegen wijken was liet 's avonds straatfeest. De opgeschoten jongens on meisjes voerden er den boventoon en hot valt te betwijfelen of dat nu het publiek is dat men met deze win kelweek wilde bereiken. Hopen wij dat dit miniatuurjaar- beuisje een volgend maal anders ge organiseerd zij, opdat he tvoor iiet publiek zoowel als voor de deelne mers meer succes heeft en meer effect sorteert. Den Haag heeft een verlies gele den, een groot verlies, door het plot seling overlijden van zijn wethouder van openbare werken den heer Jurri- aan Kok. Waarlijk het is geen klei nigheid do taak van wethouder van opctibare werken in een gemeente ais I den Haag, die zich zeer snel uit breidt en die allerlei groote vraag stukken ter oplossing aanbiedt. Neem alleen maar liet woningvraagstuk en het vraagstuk van de uitbreiding der! gemeente, die voortdurende waak zaamheid vergt. De heer Kok was een man die over een enorme werk kracht beschikte, en handelsman te vens was. Verschillende belangrijke werken heeft hij tot stand weten te brengen en ook al sympathi^eeren wij in veel opzichten niet met de denkbeelden die deze wethouder in practijk bracht, wij erkennen gaarne i dat hij zeer veel heeft gedaan dat I kan strekken tot heil der gemeente. Onder zijn bewind zijn eenige groote terreinen aan den rand der gemeente aangekocht opdat de aangrenzende gemeente Wassenaar niet de gele- Senheid zal krijgen om zich vlak bij e grens met een nieuwe stadswijk te nestelen. Ook wist de heer Kok te bewerken dat de gemeente eigene res werd van de bekende buitenplaats Vreugd en Rust, die midden in Voor burg glegen is, doch die een belang rijk bezit voor den Haag kan zijn zoodra eindelijk eens een eind wordt gemaakt aan de gebrekkige grensre geling der gemeenten, waarvan den Iiaag de dupe is. Voor de volkshuisvesting heeft de heer Kok zelf veel gedaan. Alleen, het is altijd ontzaglijk duur geweest. Maar dat is nu eenipaal de geest van den tijd. We zullen daarop niet verder in gaan. De heer Jurriaan Kok verdient voor veel wat hij deed den dauk van alien, voor veel den dank van enke len tevens op extra-wijze. De dagbladen hebben reeds gemeld dat op het telegraafkantoor hier ter stede weer een belangrijke arrestatie is gedaan, waaruit weer eens blijkt dat er een leemte kan zitten in ons regeersfelsel. Het blijkt dat het thans gearresteerde jongemensch telegram men, die geheim zijn, overleverde aan heu, die er belang bij konden heb ben om den Inhoud te kennen. Het is onbegrijpelijk dat de Regeering zelf niet inziet dat zij haar geheimen niet telegrafisch kan verzenden. Op de de- Eartementen doet men uiterst ge- eimzinnig; de geheime stukken wor den met extra-mystiekerigheid .be handeld, maar daarna geeft men de telegrammen heel bedaard aan tal van ambtenaren over. Men verzeker de mij dat minstens twintig men- schen een telegram onder de oogen krijgen, ook ai is het geheim. Juist door dat groote aantal is het altijd moeielijk na te sporen waar het „lek" schuilt als blijkt dat er van dio telegrammen uitlekt. Men zal aan de departementen vos per brief of per koerier bezorgd moeten inzien dat belangrijke missl- moeten worden. In zeer vele gevallen gaat dit misschien nog vlugger ook. In de laatste jaren hebben zich verscheidene gevallen als dil voorge daan. En dan zijn er misschien nog wel eenige ook, die niet aan het licht zijn gekomen. HAGENAAR, doch daar Ts nu eenmaal nfets aan! te doen. Bij 't suiker-rantsoen zal 't ons huisvrouwen wel moeilijk zijn, onze vruchten te conserveeren, vooral als we onze jam liefst zelve in voorraad bereiden. Een kleine tegemoetko ming kan echter3 wel zijn, dat men half suiker en half witte stroop (aard- appelenstroop) gebruikt. Deze stroop kan men bij den banketbakker beko men en is met suiker en vruchten opgekookt heel goed bij de jams te gebruiken. Zoodra dus de aanvoer van aardbeien wat grooter is, raad ik u aan, dit eens te probeeren, ik geloof niet dat uw jam er minder iri smaak om zal zijii en als ge dan hoven op uw jam of gelei een pa piertje gedrenkt in brandewijn legt en een mespuntje salicyl daarop strooit, zal ook aeze jam, behoorlijk met een perkamentje gedekt, nie*. schimmelen of bederven. Natuurlijk moet de jam eenige inalen opge kookt worden, voor ze in de potten gaat en goed afgeschuimd worden, want wordt dit niet goed gedaan, dan gaat ze gisten. En nu nog tot slot een recept. Eiwitcrême. 1/4 L. melk, 5 geklopte eiwitten, 2 lepels suiker, 1/4 stokje vanille. Bereiding: "De melk met de suiker en de vanille koken,- het geslagen eiwit er door roeren en de crème verder op het vuur flik laten worden. Secretaresse Ned. Ver. v. Huisvr. Afd. Haarlem en Omstr. Kleverparkweg 132. Kuttlg* wenken voor de huisvrouw, No. 43. Deze week werd mijn tuintje, zoo als gewoonlijk om de 3 of 4 weken door den tuinman in orde gebracht. Natuurlijk werd 't gras geknipt en gewoonlijk neemt de tuinman dit bij 't onkruid enz. met zijn kar mede. Dezen keer echter liet ik 't afgeknip te gras achter in den tuin op een zonnig piekje uitspreiden om te dro gen. En tusschen de huitjes door heb ik een aardige hoeveelheid hooi verkregen. Met dit hooi heb ik den intioud van de hooikist ververscht. Ik maakte daartoe 'fc katoen aan den kant los en baalde er 't oude hooi uit en deed er 't nieuwe hooi stijf in, Aaarna spijkerde Lk 't linnen weer dicht en de hooikist was klaar. Mij' dunkt, iedere huisvrouw kan dit nu ook zelve even doen en 't is toch ook noodig, dat de hooikist, die dage lijks in gebruik is, eens ververscht wordt. Het gebruik van aardbeien kan niet ieder goed bekomen, want "t geeft bij veien een lichten aanval van ur ticaria. Men krijgt dan jeuk overal vertoonen zich op den arm en op de hand kleine puistjes, 't Best is dan te poederen, dat verzaont en neemt den jeuk weg, doch 't is vooral yoor de jeugd een groote teleurstel ling geen aardbeien meer te mogen gebruiken, 't Is mij echter gebleken, dat Da koking der aardbeien, deze niet meer zoo sterk irriteeren. Voor hem of haar uit mijn gezin, die nu niét tegen versehe aardbeien kan, maak ik voor eenige dagen tege lijk een aardbeiengeiei gereed, in een paar dagen, zeifs in een week be derft die gelei niet en laat die gelei dan als jam bij 't brood gebruixen. Jammer echter dat aardbeien bij het koken zoo bleek van kleur worden, Schaakmbriek. Oplossingen, vragen enz., te zen den aan den Schaakredactenr van Haarlem's Dagblad, Groote Houtstraat 93, Haarlem. PROBLEEM Mo. 3 H. v. BEEK (Naaldwijk). Pf6e4 Pe4—c5 Lc4b5 Lb5-e2 Pfo—e5 e) Le2—f3 Pcö - a4 d4Xe5 LfSXdl 12 14 bit—M Pa4c5 Pc5xb7 Ldl—13 33 f7f5 Pc6—a5 a7-a6 Td8 - d6 b7b6 TaS—b8 Pg6X«5 TaÖXdl Lc8_d7 Tb8-b7?«) bt>-b5?i:) Pa5— c4 Pc4e3 Opgegeven. - A f A Is A •14 K a I St A a Am a Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wlti Kh3, Dh8, Lf2. Pc3, Pdl, g6, h4. Zwarte Kf4, Tc4, Pg2, Pb5, c7, f8, f6. Een tempo-probleem der le soort, d. w. z. een probleem, waarin Wit, op iederen zet van Zwart, reeds in deui gepubliceerden stand een matzet ge - reed heeft en dus een tempozet moet doen om het doel te bereiken, derhalve i een zet, welke den stand niet ver-I andert. Partij No. 3*») Gespeeld Sn Hoofdklasse A van den „Grooten Bondswedstrijd" te Arnhem, 5 Augustus 1918. WIT s ZWART i R. A. J. Meijer H. Marchand (Nijmegen) (Amsterdam) d4-Opening. d2-d4 1 d7d5 P*l-f3 2 c7c5 c2c4 S. e7- e6 Pbl—c3 4 PgSf6 Lel—g6 5 Pb8—c6 e2— e3 6 Lf8-e7 Tal cl 7 0-0 Lfl—d3 8 d5Xc4 Ld8Xc4 9 c5Xd4 e'3xd4 10 Pf6 d5 Lg5Xe7 11 Dd8Xe7 i)0-0 12 Pd5f4??*) Ddl—d2 13 Del—f6??») Pc3e4 14 Df6ht> Kgi hi 15 Tf8d8 S2-g3 16 Pf4-g6 Pe4-f6 f 17 Kg8 f8 Dd2Xh6? 18 g7 vh6 Tfldl 19 Kf8-e7 Nu op Maandag 4 Augustus a.s. en volgende dagen, in het Bronge bouw alhier, de Groet* Bondswed strijd zal plaats hebben, vonden wij bet aardig een partij te laten zien uit den vorigen grooten wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond, waarin de heeren Meijer en Marchand •Ik 3 punten behaalden en derhalve den len en 2en prijs moesten deelen. i) Nemen op d5 levert geen pion op, daar Zwart ed5antwoordt, met schaak aan den witten Koning. 10..., Pd5 was nu eenmaal niet sterk, doch dit intijds toegeven was de juiste weg. Na Pf6 was de zwarte stelling nog verre van hopeloos. Ook Td8 was speelbaar. s) Beter ging het Paard onmiddellijk naar g6. Een geestige voortzetting; jam mer, dat Wit niet konsekwent voort zet en op den volgenden zet Pg5 speelt. Na Ph7volgt Th8 en het Paard is verloren. 6) Het witte Paard kan nog niet verjaagd worden door b6, daar Pc6 dan ongedekt staat, waardoor Wit op e6 een pion kan winnen, b.v.21.., b622. Pe6:, Le6:23. Le6:, Ke6: 24. Tc6:f. Het uitlokken van a6 is niet zonder nut, wegens de verzwakking van het punt b6. Om Lb7f te beletten. Zwart was in tijdnood. De aan gewezen voortzetting was b5, gevolgd door LcGf en Tb6. io) Het eenige was nog 30..., La4: j 31. La4:, b5. De laatste blunder. Lcftf won in ieder geval Pb7 terug, doch bet ver lies was daardoor niet af te wenden. (Aant naar die in het tijdschrift van den N. S. B.). Van Probleem No. 1 werden alsnog goede oplossingen ontvangen van N. Deen en E. v. T.—S,, beiden ta Haarlem; H. W. v. Dort en J. Klaver, beiden to Schoten. Oplossing Probleem No. 2. 1. g6g7, enz. Goede oplossingen ontvangen van: Jac. J. Bert E. A. Braams L. G. v. Dam H. J. Davids N. Deen L. Eckhard P. Fabriek L. Jonker A. D. v. Krieken J. A Schiering eu B. A. Snelleman, Jac. Priester, allen te Haarlem en W. H., te Schoten. Correspondentie. Haarlem. F. A. v. B. C. P.H. D. W. S. en O ver veen H. S. en Schoten C. H. Th. B. 1. Pf7 (No. 1) faalt na l...,Lg4.0p 2. Pd6:f volgt 2..., Ldö:. Haarlem A. M. Een probleem heeft slechts één sleutelzet. De door u aan gegeven zetten kan Zwart alle weer leggen. Heeft U de tegenzetten gevon den N. D. U kunt de oplossingen inzenden, zooals U het beste uitkomt. Schoten. J. G. M. Zeker, Wit moet Zwart in 2 zetten matzetten, maar U moet na den eersten zet Zwart den besten verdedigingsxel laten doen hoorl Sport en Wedstrijden VLIEGEN. ALCOCK EN BROWN TOT RIDDER GESLAGEN. Naar Engelsche bladen melden, zijn de beide gelukkige aviateurs, die er in geslaagd zijn over den Atlantischen Oceaan te vliegen, door dén koning van Engeland tot ridder geslagen. De plechtigheid had plaats op het kas- teel te Windsor. Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. Wie in dezen tijd geduid wil lee- ren en waardeering koesteren voor onzen spoorwegdienst, moet eens een uitstapje maken naar den Helder. Iiij zal daarbij gewaar worden dat dil de rijkste lijn is van Nederland. Rijk namelijk aan stations. Nauwelijks heeft de trein Haarlem verlaten of hij schrikt voor Bloe-mendaai, rolt vervolgens naar Santpoort en wan deit, want rijden kan men het eigen lijk niet noemen, naar Veis en, tenzij hij onderweg nog even aanlegt bij Driehuizen. Van Velsen naar Bever wijk is maar een vstapje, van Be verwijk naar Uitgeest anderhalf stapje en is eenmaal dit knooppunt achter den rug, dan boem ©ft het zoo maai voort totdat de trein in een voor de reizigers verre toekomst aan de uiterste noordpunt van Noord- Ilolland arriveert. Het is goed dat er dan een eind aan komt, want was de lijn nog langer dan zou geen ster veling in staat zijn de geheele rei3 nit te houden, zelfs niet de machinist en bet overige treinpersoneel. Het was op een reis langs deze fameuse lijn, dat ik kennis maakte met iemand, dien ik maar van Stui teren zal noemen. Hij heeft zich aan mij voorgesteld, maar natuurlijk heb ik zijn naam niet verstaan. Dat is ook het eenige doel van voorstellen. De een bromt wat en de ander ver staat het niet, maar beiden zijn tevre den, omdat aan formeel voorschrift is voldaan. Hij stapte er met mij te Haarlem in en scheen belust op een praatje. Als je twee dozijn stations in liet vooruitzicht hebt, is dat een soort van uilredding. Wij praatten dus eerst over het weer en toen al heel gauw over het onderwerp van den dag: den telepaatli de Rubini. Mijn vriend van Stuiteren verkondig de daarover zijn meaning. „Er zijn menschen." zei hij, „die de vertooning van dezen Oostenrijker alleen van den nuchteren kant 'op vatten. Een van mijn vrienden hooft mij gevraagd: „Als je zoons had, zou je dan willen dat zij zich voor levens doel toe gingen leggen op liet vin den van verborgen spelden of het opsnorren in een fabriek van een ge ïllustreerd weekblad? Kan een mensch in de woreld niet wat nuttigere doen? Deze soort van nuchterheid", zei van Stuiteren, terwijl hij zijn eerste si gaar opstak, „kan mij niet bekoren. Je moet bij alle dingen tot den bodem doordringen en niet bij de oppervlak te blijven staan. Maar er is iets an dere. Wij doen op dit oogenblik, als of deze Oostenrijker de eenige ge- dachtenlezer op de wereld is. en op onze beurt zijn wij allemaal gedach- tailezers. Zoo heb ik bijv. daar straks toen ik instapte heel duidelijk ttiwe gedachten gelezen „El zoo", zei ik een beetje ver schrikt van deze aankondiging, „en wat dacht lk dan wel?" „I! dacht, daar komt zoo'n verve lende medereiziger binnen, was hij maar weggebleven. Och, trek u daiar maar niets van aan, want dat den ken wij menschen allemaal wanneer wij in een coupé zitten en een ander binnenkomt". Hij zei dat met zooveel bonhomie, dat ik geen moeite had hem toe te geven dat ik inderdaad zoo iets had gedacht eai toen ik er bij gevoegd had: „Ik wist nog niet dat ik zoo'n aangenaam gesprek met u voeren zou", toen lachten we allebei en was het gevaar van ontstemming voorbij. „Och", zei van Stuiteren voort gaande, „het is niet zoo heel moei lijk om je voor te stellen wat een ander denkt". Wij stonden juist voor een station stil. „Ziet u daar dien stationsbeambte staan? Wat hij denkt, is heel dui delijk: „was hot maar twaalf uur, dat Ui naar huis kon ga0.11". U twij felt? Vraag het hem dan zelf". Ik lachte, want. deze informatie lokte mij niet aan en bovendien zwaaide de chef alweer met het coquette waaiertje, dat het sein voor vertrek geeft en rolden wij weg naar een volgend station, vijf mi nuten verder. „Het is", zei van Stuiteren philo- sophtsch, „dat wij ons zoo weinig moeite geven om de gedachten van andere menschen op hun gezicht te lezen. Meestal viuotn wij die van ons zelf het belangrijkst, maar als wij er ons op toelegden, zouden wij liet daarin ver kunnen brengen en menschen <Jje daar een gewoonte van hebben gemaakt, worden voortreffe lijke handelsreizigers, diplomaten ot legeraanvoerders. Bovendien, wat doen wij niet dagelijks aan gedach ten lezen in onzen eigen kring? Hebt u dat zelf niet eens ondervonden? U komt van uw werk, zegt uw familie goeden dag en wondt door vrouw en kinderen begroet Uw vrouw is stil en verstrooid, geeft weinig antwoord en denkt blijkbaar aan iels anders. U voelt dat zij een onderweip ter sprake zal brengen, wanneer de kin deren naar bed zijn. Wat is dat onderwerp?" „Dat haar huishoudgeld op is en dat zij nieuw geld moet hebben", zei ik, en wij lachten samen harte lijk, want ik had den spijker op den kop geslagen. „U hebt gelijk", zei ik. „maar soms tocli loopen pogingen om gedachten to lezen op een mislukking uit. Ik stond onlangs op het achterbalcon van een tram, naast mij een klem mannetje, dat op eens van een groo ten forschen man een trap op zijn voet kreeg. Natuurlijk kijkt hij den ander boos aan. Die zegt: „Meneer, u denkt zeker dat ik een lomperd ben". „Neen, meneer", zei het kleine mannetje. „Dat is u ook geraden", zei de for- sche. „Ik dacht", zei de kleine en maak te zich klaar om de tram te verlaten, die juist langzamer reed voor een halte, „ik dacht dat u eon vlegel is", en daarmee stapte hij van het balcon af', juist bijtijds, want de vuist van don groote schoot uit en raakte nu alleen nog den stijl van hel balcon. Onwillekeurig dacht ik aan een Huarlemschen medeburger, die blijk heeft gegeven, dat hij menschenken- nis bezit en dus (want dat is hetzelf de) de kunst van gedachtenlezen goed verslaat» Hij was gesjochten. Met an dere woorden: Hij had de dalles. De ze schilderachtige uitdrukkingen be- teekenen hetzelfde, namelijk dat liij zonder geld was en bovendien (want dat gaat gewoonlijk samen) niet wist, hoe hij er aan moest komen. Hij scherpte dus zijn vernuft en meende na veel peinzen iets gevon den te hebben. Dus nam hij een hond, zotte het beest in een kist en bond hem twee pijpekoppen om den hals, waarna hij op de markt ging staan en aankondigde dat hij een hond met drie koppen bezat. Een voor een liet hij de bezoekers toe. De bezoeker keek, begreep eerst niet, keek daarna weer, snapte en glimlachte. Dat was het oogenblik voor den vertooner. Hij klopte den bezoeker gemoedelijk op den schou der en vroeg: ,.U wi'.t wel zeggen, dat het merkwaardig is, niet? En de be zoeker, om een armen drommel ple zier te doen, bovendien omdat het maar een stuiver kostte en ook en vooral, omdat hij tegenover anderen niet weten wou, dat liij er ingeloo- pen was, stemde toe. Zoo ontving /e inun heel wat stuivers. Het was i.ict netjes eu niet behoorlijk. Maar welk oen groot nienschenkeruier, welk een geüachtcnlezer moet deze man we zen! Alleen vermoed ik, dat hJJ zich dc moeite niet heeft gegeven om de gedachten te lezen van den houd, die den heelen dag in de kist vastgebon den zat on «lie gedachten zullen wel niet zoo heel vriendelijk geweest zijn. Zoo praatten van Stuiteren en ik genoeglijk over gedachte-niezen. I11- lusschen rookte hij maar door. Ko lossaal, wat had hij gauw een si gaar op. 't Scheen wei, of lilj die aan den eenen kant afbrandde en aan den anderen opknabbelde. De 0ene sigaar na de andere verdween. Welk oen goede gedachten lezer van Stuite ren ook was, dat ik hunkerde naar een van zijn vele sigaren raadde hij niet, ten minste hij presenteerde mij er geen en ik moest berusten in hut feit, dat wie zijn koker thuis laaV daarvan zelf de straf moet dragen. Te Alkmaar was ons gesprek uit geput. Wij hadden nog vele uren en stations te ondergaan, vóór wc aan Den Hekler zouden zijn en deden dus het beste, wat er te doen overbleef, we sliepen in. Maar het geheimzin nige onderwerp hield ook in den slaap mijn geest nog bezig. Ik droom de, dat ik in een auto stond, naast den chauffeur. Achter mij zaten twee persmannen en twee doctoren belast met de contróle en mijn geleider, die zijn gedachten geconcentreerd had op de opdracht, dat ik een Deventer- lcoek moest, gaan halen op de schrijf tafel van Mr. Bruch. Zonder fout woes ik den chauffeur zijn route aan. Wij kwamen op den Kruisweg, meld den ons aan het kantoor van Mrs. Monnik, Bruch en Simons aan en werden toegelaten. Triomfantelijk drong ik door in de kamer van Mr. Bruch, zocht op zijn schrijftafel een Deventerkoek helaas ÏÏTj was er niet- De gel&lder glimlachte, de con troleurs koken bedenkelijk. Mr. Brucli zei: „Ik hou niet eens van De venterkoek". Ik staarde mijn gelei dei' aan, spande al mijn vermogens in en. zag dat mijn geestesoog zich één letter vergist had: in zijn henen- kronkels stond namelijk niet Deven terkoek, maar Deventerboek geschre ven. En zonder aarzelen greep ik ten book over de geschiedenis van De venter, dat boven op oen stapel lag. Toen werd ik wakker, omdat een conducteur. „Heer Hugowaard" riep. „Je kunt", zeggen de menschen die er geweest zijn, „je geld wel kwijt op de kermesse d'óté". Dat was te allen tijde het kenmerk van een ker mis, zoodat we ons er niet te veel over moeten verwonderen. Maar je verliest er ook nog iets anders, na melijk je hakken. De zoogenaamde cake-walk ia een rollende baan, een soort van tredmolen, waarin je moet blijven doorloopen; sta je stil, dan val je en sleept anderen in dien val mee. Dat voortdurend krampachtig loo pen kost inspanning en tegen die in spanning zijn de hakken van vele schoenen niet bestand, zoodat iederen morgen wanneer dc tent wordt aan geveegd, de schoenhakken, witte, zwarte en bruine, bij halve dozijnen worden verzameld. liièr wordt dus de geschiedenis van Asschepocster herhaald, met dit verschil dal bet lieve kind op het bal haar heele muil tje verloor. Zoo zien wij, dat gevaren overal dreigen. Zelfs op de trottoirs ben je tegenwoordig niet meer veilig. Se dert op den Dreef die trottoirs op verschillende plaatsen verlaagd zijn, rijdt dc beruchte fietsende jongen van den slager en den kruidenier c-lken ■oetganger met het brutaalste ge zicht ter wereld van deze eenige luchtplaats dee wandelaars af. Vaar die verlaging voor -Henen moet, begrijp ik niet, want de Dreef- bewoners hebben daar geen behoc'te aan, maar dit is zeker, dat zo cn- practfsch is en bij den aanleg van nieuwe straten niet moet worden voortgezet. Of is het zoover gekomen, dat een voetganger niet meer mee telt en dat alleen een mensch bo venop de eene of andere machine voor vol doorgaat? Dan neem ik een kloek besluit, cn koop een vliegtuig om van huis naar kantoor te vliegen en terug. Sedert de vliegenier van der Drift mij ver zekerd heeft, dat zelfs loopings in de lucht geen gevaar opleveren, schijnt het daarboven veiliger te wezen, dan op een Haarlem sell trottoir, waar een brutale jongen je van de sokken rijdt. FIDELIO. CORRESPONDENTIE. Den Heer R. Dank u voor de be langstelling, ja, ik heb ook gelezen, dat op Duindigt het paard Tiptop den Fidelïo-prijs heeft behaald. Neen, door mij was die niet uitgeloofd; ik behoor niet zoozeer tot degenen, die prijzen beschikbaar stellen, veeleer tot het grootste gedeelte van het menschdom, dat graag eon prijs l-o- halen wil. Als 't maar niet met hard draven is. Op dat stuk zijn bij mij de fijne puntjes er of.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1919 | | pagina 13