HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 17 „AkUARI 920 DE..02 BLAD Rubriek voor Vrouwen. TOEKOMSTIGE MOEDERS EN VADERS. Eenigen lijd geleden heb ik verteld van de nieuwe vereeniging, die zich ten doel •telt de opvoeding van meisjes en vrou wen te verbeteren, vooral met het oog op hare taak in het gezin en als moeder. Ik kom daar nog eens op terug, omdat den 24sten Januari te dezer stede een propaganda-avond belegd is, waar doel en streven van deze vereeniging zal be sproken worden. We hebben allen bij dezen tak van algemeene ontwikkeling rooveel belang, dat ik iedereen zou wil len opwekken om er heen te gaan. „Al weer een vergadering of lezing," zult ge ïeggen, en een ander denkt: „we gcloo- vcn wel, dat het goed bedoeld is", en een derde laat het werk en de belang stelling met het grootste vertrouwen aan «nderen ovet. Ik wilde zoo gaarne, dat 'l nu eens niet zco ging en dat iedereen voelde, dat het hier om een ernstige zaak te doen is. We beseffen allen, dat het niet genoeg is, dat meisjes veel geleerd heb ben, waardoor zij misschien in staai zijn in hun levensonderhoud te voorzien, maar we weten, dat het meerendeel een taak wacht, waartoe ze slecht voorbereid zijn, hetzij dat zc de beste jaren van hun jeugd hebben gesleten op de fabriek aan de knoopsgarenmaohine, of de co- mestibles-verpakking, hetzij dat ze bun mars vol hebben met examen-akten, de éénc al geleerder dan de andere. Hier over zijn we het vrijwel eens, maar nu moeten wij tot een beteren toestand ko men en daartoe moeten allen medewer ken. Over het aankweeken van grooie gezinnen moge men nog verschillend denken, over het beschermen van den zuigeling, over het bewaren en instand houden van het bestaande kind, en ook van de verbetering \an het gezinsle ven, daarover zijn we het allen eens. De geestelijke vader van dit streven en de spreker van dezen komenden avond is Prof. Kouwer, die, voordat hij nu on geveer 20 jaar geleden als hoogleeraar :e Utrecht werd benoemd, hier in Haarlem de bekende chirurg en gynaecoloog was. De ouderen onder ons hebben hem allen gekend, zij het dan niet als patièn'en, hoewel er zóó toch ook nog velen zijn, dan toch bij name, als chirurg aan het St. Elisabeth's Gasthuis. Dr. Kouwer werkte toen in den tijd, dat groote ope raties niet zoo algemeen gangbaar wa ren als nu, maar verwierf zich door zijn groote kunde ook een reputatie buiten deze stad. En zeker heeft hij er zeer veel toe bijgedragen om allerlei verbete ringen in het oude gasthuis aan :e bren gen, speciaal ook wat de ziekenveiple- ging betreft. Als nu een medicus me; zoo groote ervaring er de noodzakelijkheid van inziet, dat er op dit gebied iets moet gebeuren, als men bemerkt, dat aan zijn oproeping doktoren in de meest verschil lende plaatsen van ons land gevolg ge ven en zich onder zijn vaan scharen, dan kunnen wij, leeken, gerust aanne men, dat we onder uitstekende leiding gaan. Groote mannen of vrouwen kun nen wel den stoot tot iets geven, ook wel de zaak in goede banen leiden, maar hel verdere werk, daarbij moeten zij op goede en betrouwbare hulpkrachten kun ne» rekenen. In afsluiting aan deze kleine opwek king wiiHe ik gaarne iets vertellen uit een brochure, die handelt over de „Op voeding der Vaders" omdat ik daar veel aardige opmerkingen in gevonden heb. De kunst van het moederschap, zoo heet het, is een wetenschap die men al lang heeft beoefend, maar is het nu niet eens heel noodig 0111 de kuns; van het vaderschap ie ontdekken, een leer school voor jongens en mannen, die'hen in staat zal stellen om de beter voorbe reide moeders te helpen in de stichting van het tehuis? Zonder hun hulp, al wor den de vrouwen nog zoo gesteund door Staats-hulp of Staats-dienaien, wordt het toch maar „half werk". To; nu toe weid de verantwoordelijkheid der so ciale problëmen, die we terugbrachten tot het gezinsleven, op de schouders der vrouw gelegd, want als regel was zij daar aanwezig, en zoo zij om economi sche of andere redenen het buis verliet, was de spil uit het wiel genomen. Maar nu vraagt men iets meer en gaat een stap verder, en dan weten wij, dat' de mannen in het algemeen verantwoorde lijk zijn voor hare opvoeding en hare levensomstandigheden, welke toch de vrouw maakten tot wat zij nu is. Men verwachtte, dat de vrouwen de woning tot een waar „tehuis" zouden maken maar sinds eeuwen waren het de man nen, die de huizen bouwden. Knappe architecten ontwierpen die woningen waar het huiswerk door betaalde ar beid s'* metalen verricht moest worden en de resultaten, uit liet oogpunt van de werks.-.r gezien, zijn op zijn zachtst un- gedrulu verbazend! Aannemers hebben minder kostbare gebouwen neergezet en versierden die met gekleurde tegels, na- maak-marmcr. en allerlei versierselen, evenais de banketbakker zijn taarten, mei het oog op spoedigen verkoop. Ver- eenigingen hebben groote bouw-kazer- nes doen verrijzen, soms nog wel model woningen genaamd waar brandstof en wat'.'i door vrouwen vele verdiepingen opgedragen moeten worden, naai wasch- en droogzolders, en waar licht,' lucht en allerlei gerieflijkheden ontbraken. Maar nu zal ook de arbeider meer vrijen tijd, ook bij daglicht hebben om in zijn huis door te brengen en daardoor waar schijnlijk meer ever deze dingen gaan denken. Zou het niet mogelijk zijn, dat cenig beter begrip in dil opzicht, op jongenschibs, -herhalingsscholen en le zingen aan den man werd bijgebracht, cn hij begon tc verlangen naar het huis dat „de man begeert", niet alleen voor moeder en dc kleintjes, maar ook voor zichzelf. Hij zal het du meer bijwonen, dat op eenlge manier, op eepige plaats cn door iemar.d, het koken, wasscben, naaien en verstellen gedaan meet wor den. Dat er soms zieken tc ven ngen 1*3uien, dat er geboorten en ook sterf gevallen plaats hebben. AI die belan gen van ruimte, wasch- en drooggele- genheid, centrale verwarming, gezamen lijke keukens^n eetzalen, kindertehui zen cn speelplaatsen, zijn niet alleen wensclien cn vraagstukken voor de vrouw en moeder, maar ook voor de vaders. Dil is alles van het grootste belang voor de gehcele gemeenschap, en indirect even goed voor den werkgever als voor clen werknemer. Indien dc werkman een ge deelte van den tijd, die nu besteed wordt aan politieke besprekingen, en de schooljongen een stukje van zijn school tijd konden geven ter bcsiudecring van huiselijke economie, dan zou er hoop we zen op een toekomst, die door geen en kele wetgeving in het leven kan worden geroepen. En de eerste stap in de goe de richting moet wezen, om allen jon gens koken, wasschen en het gebruik van naald en draad te leeren, zooals bij de Padvinders gebeurt. Nu de vaders wat meer van de kin deren zien zullen (en we weten allen wel dat vaders en groote broers soms aandoenlijk verknocht zijn aan de baby's) is het misschien mogelijk, dat de brandende kwestie der kinderverzorging ook lot hen doordringt. Maar vooral bet fundamenteele beginsel van het bestaan, bet op de wereld komen van het kind. De statistieken van sterfte- en ziekte- cijfers, der „ongcwenschte" en vooral der vaderlooze zuigelingen, worden doo» ernstige menschen opgemaakt, die hemel en aarde bewegen om een geneesmiddel te vinden. En de jongens groeien onder- tusschen op in onwetende onverschillig heid en doen „als zooveel anderen". Tehuizen voor blinden, lammen, zwak zinnigen vermeerderen maar steeds, en de burger gaat er langs en klaagt over de stijgende belastingen. Het is niet altijd mogelijk een persoonlijk verant woordelijkheidsgevoel op te wekken voor ieder verloren of ongelukkig kinderle ven, maar het gezamenlijke mannendom eeuer natie heeft schuld aan deze massa ellende, al dit lijden en deze verkwisting. En toch gaat de opvoeding door met scheikunde, philosophic en hoogere na tuurkunde te onderwijzen, maar gaat deze vitale belangen zwijgend voorbij. Ook dc vermeerdering der criminali teit moet een punt van studie wezen. Men zegt, dat deze sinds den oorlog ontzag lijk is toegenomen, en schrijft dit o.m. toe aan de afwezigheid der vaders. Maar de jonge mannen, die zich gewillig aan de Ieger-discipline hebben onderwerpen, zullen nu ook de ware gehoorzaamheid en tucht bij bun eigen kinderen moeten verlangen, zoodat het niet meer voor kan komen wat men wel eens hoort, da; vaders hun jonge kinderen niet meer aan kunnen. Groote verbeteringen op het gebied van krnder-rechtbatiken en veibeterhuizen worden ons in de toe komst beloofd. Dat deze er ziju moeten, met hun kostbare observatiohuizen, op voedende vereenigingen en bescoermen- de comitó's, die het misdadige kind in een werkkring plaatsen en hel onder toe zicht houden, dit alles is in de eerste plaats, een aanklacht tegen de vaders van een volk. P. J. WILLEKES MACDONALu- REYNVAAN, DE KOMENDE MODE. Hot verschijnen van de voorjaarsmode. Regenhoed jes en de nieuwe modellen. Het meer-ultgesproken karak ter van onze japonnon. Décolleté. Versieringen. Hoewel de maand Januari al voor de helft voorbij is, kunnen we toch alweer aan het voorjaar denken. Ze ker. over een week staan wij mi scliien op schaatsen en rillen bij da enkele gedachte aan dunne voorjaar.-- kleeren, maar voor'.oopig kunnen wij ons tooh ul eenigszins indenken in de komende mode. De tijd van ui (.verkoop en zal nu wei gauw afgeloopen zijn, en na zulk een periode doen de nieuwste snufjes meestal hun zegevierenden intocht. Sommige hoedenwinkels étaleeren nu zelfs al strooien hoofddeksels.Wat de temperatuur betreft, is dit niet zoo vreemd, maar het weer leent zich niet erg tot dergelijke hoofdliedekkingen op het oogenblik. Want de meest on zuinige Ilo'.landsche vrouw zal het toch niet over haar hart kunnen ver krijgen, een splinternieuwen zomer hoed te laten verregenen of uit zijn model tc laten waaien. Yoorloopig vieren de „regendopjes" nog hoogtij, een uitvinding, die wer- vCiijk van het hoogste geinak is in ons regen-en "wind-klimaat. Dat ze altijd erg flatleus zijn, zou een stoute bewering genoemd kunnen worden, maar er zijn over het algemeen toch •meer aardige modellen bij dan ver leden jaar, toen men in hoofdzaak de zwarte zag met. hun saaien, recli ten rand en stijf 6trikje van dezelfde glimmende stof. De nieuwe voorjaarsmodellen zijn ook klein en het modernste is, wan neer het zoogenaamde „toques" zijn, gemaakt van tuil© en gegarneerd met 'bloemen van allerlei soort. Ook zijden hoedjes, van glad of van gepüsseerd lint vervaardigd, zijn zeer in trek, en bet modetijdschrift „Chic et Simplicité" geeft zijn lezeressen zelfs een toque enkel van zijden blad motieven gemaakt. Maar zooiets opvadends vraagt ©en bijpassend g - zichlje, en wanneer men niet bogen kan op een pittig, frïsch snuitje met een paar sprekende oogen, is het be ter een ander hoofddeksel te zoo ken. Jien geschikten hoed vinden is voor menige dam© een zeer moeilijke kwestie. En vooral de tegenwoordige wijze van dragen maakt hel ons niet gemakkelijker. Want hoewel de kap sels, die bij het dragen van den hoed zoo 'n groot© rol spelen, soms zeer flatteus zijn, doen de hoofddeksels die tegenwoordig bijna gabeel verdwij nen. De rand van den boed laat juist de oogen vrij en de Parisiennes drt gen het haar kortgeknipt over ue oor en, zoo-Jat deze 'taaiste er meestal gciieci onder verborgen worden. In Parye, met zijn droge lucht, Is dit zeer Latteue: al krult het baar dan ook niet hij velen, toch springt het wel wat en vormt een aardige oinlij? ling voor het gezichtje. Maar in ons vochtig klimaat is hel haar gauw 6lap en krachteloos, en niemand zal ziob verbeelden, dat een rijtje „pioken" goed staat. Het is dan toch beter, wanneer men niet in het bezit is van krulhaar, den hoed fels minder diep te zetten, zoodat er boven de oogen nog wat van het haar zichtbaar is. Daartoe leenen onze hoeden zich ook best en het haar Komt op doze wijze nog wat tot zijn i echt. D© jalonnen hebben in de voor jaarsmode veel meer een uitgesproken karakter dan zij dit voor den winter hadden. De lijfjes zijn simpel en vaak ge wild eenvoudig, met strakke lijnen en zonder veel ruimte. Voor de avond - japonnetjes vraagt men heel korte mouwtjes, of enkel bandjes over de schouders, maar de japonnen, die overdag gedragen worden, hebben meest lange mouwen. Zelfs hooge boorden komen hier veel bij voor, die den geheelen haLs moeten omsluiten, maar vooral toch weer niet te hoog mogen zijn, zoodat d indruk gt- wektzou kunnen worden, dat de draagster zich buitengewoon onbe; Lagelijk en zelf6 eenigszins benauwd gevoelt in haar overigens zoo war me japon: Aan don anderen kant vermindert ook het'overdreven décolleté gelukkig weer wat. De tijd van avondjaponnen zonder ©enige rujhedekking tot aan de tailie schijnt op den duur de Pari siennes toch niet te bevallen. Mèt het gevaar van kouvatten heb ben zij toch zeker ingezien, dat een japonlijf je zonder rug een weinig artistieke dracht was. Het karakter van het geheel ging verloren, doordat er iets aan ontbrak, en zoo zi*n de meest©n, die aan dezen mode-uitwas hebben deelgenomen, toch maar weer teruggekeerd tol het niet breed uitge sneden, punt-vlécolleté op den rug. Niet alleen de hoeden, maar ook de japonlijfjes worden veel met bloemen gegarneerd, die dan óf in bouquetjes zijn samengevat, óf als ceintuurs worden verwerkt: toros ook geven ze hier en daar een enkele lijn van het lijfje aan, die daardoor speciaal ge releveerd wordt. Bij deze eenvoudige lijfjes hooren echter de zeer wijd uitstaande rok ken, die tegenwoordig de hoofdzaak vormen van 'n japon. Want door den opvallenden en met veePzorg gegar neerde rok, verzinkt het simpele lijfje eenigszins in het-niet. Gelukkig maar, want anders zou men de lieer- sch'end© mode met een gerust geweten „opgedirkt" kunnen roemen. Nu dient die eenvoud van het bovenge deelte der japon ©enigszins als rust punt voor bet oog, eifpast daardoor volkomen in het geheel. De meest-geliefde stof voor zulke wijd-uitstaande rokken Is tafzijde, omdat deze stijve zijde vanzelf wat breed valt en toch voor het lijfje soe pel genoeg is, zoodat het niet over dreven dik maakt. Heel veel wordt ook, over een rok van soepeler zijde, zooals de zachte, glimmende charmeuse, een overrok van stijve tulle gedragen, waardoor hetzelfde effect van een breede lijn wordt verkregen. Deze breede heuplijn is wel meer in de mode geweest, maar liet opmer kelïjke van het heersclicnde model is, dat de stof van de japon en de gar neering samen deze breede lijn teweeg moeten brengen. Van opvullen is geen sprake en ook de voizn van hel corset is orecies de zelfde gebleven als bij de "mode, toen de recht© lijn" van de schouders tot aan de voeten gevraagd werd. Andrée Worms zegt dan ook, in „Qiic et Sim* plicité", dat die breede heuplijn meer voorgewend dan werkelijk is, en haar groote charme verleent, doordat de stoffen over het algemeen zoo soepel en fijn zijn. Voor avond japonnetjes is zwart nog een geliefkoosde kleur, en juist dat soepele van d© stoffen maakt, dat ook h©t jonge meisje dit uitstekend dragen kan, zonder een indruk te g; - ven van somber en ouwelijk gekleed te zijn. Voor d© japonnen, die dagelijks ge drugen worden, blijft ook nog steeds donkerblauw zeer in zwang, en de nieuwe voorjaarsmodellen geven al weer gelegenheid óm bij den eersten den besten zoelen lehtedag in zoo'n japonnetje uit te gaan, zonder man- te! en alleen met een bont los om de schouders geslagen. Voor deze japonnen geldt het. zoo genaamde redingote-model nieit een duidelijk aangegeven LalHe-tijn, heol ieis anders dus dan de rechte japon nen van verleden jaar, waarbij een smal ceintuurtje slechts even de tail le deed vermoeden. Lange tuniques van uitstaand piis- sê. groote wijd© zakken of zware lus sen van ceintuurs geven hier de broe- de heuplijn aan. Tot slot nog een enkele opmerking: de kleine snuisterijen (die echter meestail zeer duur zijn) hooren ook nog bij de voorjaarsmode, en de ket tingen van groote kroJen aan zilver draad, of die van schakels, een bui- tengewoon-grooto broche of een vreemde armband doen nog steeds opgeld. En de variaties op dat ge bied, dae legio zijn, getuigen soms van veea smaak en zijn soms barbaarsch leclijk!. E. E PEEREBOOM. Vereenigd Ongeveer honderd mijlen van Bai- hurst, in Australië, ten zuiden van het BiHabengeberg'.e, bevindt zich tan groot landhui», terwijl men in den omtrek enkel nog hier en daar een hut vindt, waarin de mannen wonen j die de kudden bewaken. Voor een der huttenniet. ver van de rivier, zat een oude man, een Duitscher, die als bewaker dienst deed. De bewoner zou juist naar binnen gaan om de verdere zorg aan zijn hond over te laten, toen die op e«n6 begon te blaffen. -- Ho! Ho!, bromde de oude, is er onraad?Maar neen, dan was jo er al lang op aangevlogen. Het zal duts een vriendschappelijk bezoek zijn. Nu des te beter.' Dat was dan ook werkelijk het ge val. want dadelijk klonk het Australi sche geroep. Koeik, Koeik De herder beantwoordde du, met den zelfden roep. Uit een nabijgelegen bc«chie kwam een man met een bruin en benaard gelaat. Hij scheen onge veer dertig jaar te zijn en droeg de kleeding van een goudgraver. Hij veegde zijn bezweet voorhoofd af en ging de hut binnen. De hond bromde nog, maar kwispelde intusechen met zijn staart. - Een wanne dag, zei de aange komene in het Engelscb. Mijn t<mg kleeft aan mijn ver hemelte. Heb je bijgeval ook wat voor mij tc drinken? Zeg eens. vriend, boe beet je? Hans Petersen, antwoordde de ander. Dan ben ja zeker eon Duitscher, hè? Ja juist. Nu, ik ben ook een Duitscher; mijn naam its Karei en mijn van ja. dien bon ik allang vergeten. Maar dat komt er ook minder op aan. T Had anders kunnen zijn, maar 't is nu eenmaal zoo! Ik heb een stevigen tocht ge maakt. maar ik blijf toch liever op dit bankje zitten. Heb je tabak Ja. hier is Portorioo. Ik heb ze gekregen van den landheer. Dank je. De vreemde haalde uit zijn tasch een klein pijpje te voor schijn en begon dapper te rocken. De landheer heeft mij nog meer gezonden, ging dè herder door. Blijf dus hier en wees mijn gast tot. morgen. We zullen den Zondag samen vieren. Je bent een fideele kerelMet ge noegen, hoor! Hen fideele kerel Ik ben toch jaren geleden naar Australië verbannen. Verbannen, zeg je? Zoo zou je het tenminste kunnen noemen; Ik had veel schulden ge maakt; mijn famiiie wilde van mij afwezen; ze gaf me wat geld en Stuurde me naar Australië. Maar dat is toch eigenlijk geen ballingschap Neen. maar 't heeft er toch wel Ik ben ook hier in de eenzaamheid een halve banneling. Het stille leven bevalt me, ant woordde de oude, en dan heb ik een goed heer. Hm, hmIk heb ander juist het tegendeel gehoord. En wie zegt dat? Een zekere Harris, die vroeger herder te Bogan was. Han-is?jawol, ik herinner mij dien naam. Voor vijf of zes jaar was hij liier, maar werd weggejaagd wegens bedriegerij en nog meer vuile streken. Dat zegt hij zelf ook. Kén je hem? Zoo van aanzien. Ik zag hem laatst in het Bos;'ihotel en hoorde daar toevallig een gesprek, dat hij met andere lui had. Waar is het. Boschhotel Ik ben in geen jaren hier vandaan s^weept. Dat is op den weg van Bagary naar het gouddistrict in het noorden. De eigenaar heet Limpson. En wat zegt die Harris wel van mijn patroon? Hij zei, dat Gerhard Owons een ruwe vent was, die er later wel eens geducht van langs zou krijgen. De ouive Owens wals een dege lijk en goed man, alleen ruw tegen - over de deugnieten dile het verdien- deh. Trouwens het land is nu tn an dere handen. Heeft Owens dan* zijn bezittin gen verkocht, vroeg de goudgraver. De ouwe Owens is dood. Twee neven van hem hebben alles geërfd. Was Owens dan niet getrouwd? Wel zeker, met een Engelsche; hij had ook een zoon, maar beiden zijn gestorven. En hoe heeten de nieuwe eige naars Hugo en Ernst Hoffmann. Dan zal ik die lui eens gaan op zoeken. Je wil', naar het landhuis? Dat is mijn plan tenminste. En nu juisi op Zaterdagavond... Je moet m© niet kwalijik nemen, maar dat lijkt mij een beetjo indrin gerig. Waarom blijf je met liever kier? Och kom, ik breng hun een ge wichtige tijding. Hoe dat, vroeg de oude nieuws gierig. Iets, waarvan misschien leven, gezondheid en vermogen afhangt. Ik begrijp er niets van, wat be doel je toch eigenlijk? Hebben de lui op 't buis niet juist nu, veel geld voorhanden? Ja zeker: met het nieuwe kwar taal moeten de loonen uitbetaald worden. En ze hebben dus ook wel paar- deu, wapens en dergelijk©' Natuurlijk. - Nu, het gesprek, dat ik afluis terde, was, dat die schurken over enkele dagen het landhuis zouden overvallen en plunderen. Is dat werkelijk waar? riep de oude man, buiten zichzelf van schrik. Het is de jvaarheid. -- Ja. die spitsboef van een Harris Ik heb hem ook nooit vertrouwd. Het i© dus van groot belang dat ik hein ga waarschuwen. Daar doe je een goed werk. aan, vriend. Ik zal je dan nu ook niet langer ophouden. De Hoffmann's zul len je rijkelijk beloonen. Daar ben ik van overtuigd. Dat kom; me net van pas. xeide de ander, lachend lk heb liet slecht getroffen in de mijnen van Bagary en bezit nu geen cent meer. Maar daar om zai ik het er niet op aanleggen, beloond te worden, want daar ben ik nog eeu beetje te hoogmoedig voor. Je bent goudgraver, niet waar? Ja. al jaren, maar veel geluk heb ik niet gehad. En waar ga je heen, nu je Baga ry hebt verlaten Naar de nieirwgeopende plaatsen in het Billabongebergte. En om ze op het Landhuis tc waarschuwen, maak je een omweg van twee dagen Dat is braaf van je, kerel. Hoe ver is het nog van hier? Het zal een goed uur toopen zijn, antwoordde de oude. Langs het water? —Neen, de naasto weg is recht uit. Zoo! nu, dan zai ik er voor den donker nog we! zijn". Goeden dag. tot weerziens. Tot weerziens, hoor. De vreemde vertrok, na den oude de hand gedrukt te hebben en liep de weide door, vanwaar hij zijn techre- den richtte naar den heuvel. De zon ging ai onder, maar het was snikheet op d n weg. Na een poos loopen stond de goud graver op den heuvel, die hem door den herder gewezen was en zag daar uit het landhuis in het dal liggen. Het was een flink gebouw, door 'stallen en schuren omgeven. Daar naast was een. groote tuin. waarachter de rivier liep, die nu echter geheel uitgedroogd bleef door de warmte. Karei liep op het huis aan, dat in dertijd door den werkzamen Gerhard Owens gebouwd was. Het avondrood was inmiddels van den hemel verdwe nen en de sterren kwamen reeds te voorschijn, toen hij de woning-bereik te. Een hond sloeg aan. maar hield dadelijk weer met blaffen op. Men scheen hem toe te spreken. Zacht klopte hij aan. Hallo! riep een man, die de deur open deed. Wie is daar? Een rondreizende goudgraver, antwoordde Karei. Een Duitscher hoor ik. Jawel. En wat is er van uw verlangen? Misschien den nacht hier door te brengen? Nu dat zal wel gaan. Hier naast in het gebouw Is de grooie schuur, daar zón wel arbeiders, die u kunnen helpen. 'k Wenschte den eigenaar van het huis te spreken, zei Karei. Kom je misschien werk zoeken, of verlang je geld Geen van beide. Maar wat verlang je dan, vriend vroeg de man nieuwsgierig. Den eigenaar een gewichtige rae- dedeeling te doen. Dan heb je er een slecht oogen blik voor gekozen. De heeren gaan aan den maaltijd, de familie viert feest. Is het werkelijk zoo dringend noodig Als het niet zoo gewichtig en dring©nd was. zou ik er, zoo waar geen omweg van drie dagen voor heb ben gemaakt. Nu wachl dan even. Ga maar op die baivk zitten, lk zal heb inmiddels mijnheeB gaan zeggen. De man verdween in de schitterend verlichte kanier en kwam na een oogenblik terug, gevolgd door een heer, die verbaasd vroeg: Je bent. een Duitsche goudgraver en je wenseht me te spreken. Wat verlang je? U ls de eigenaar van het. land huis? Ja, mijn naam is Ernst. Hoff mann. Luistert u dan eens: Vijf of zee jaar geleden was hier een herder of scheerder, Harris geheeten, in dienst, Ja, dat kan wel zijn, maar dat was dan nog in den tijd van mijn oom, ik ken den man niet. Het is een gevaarlijke kerel. Ook wel mogelijk. Maar wat gaat mij dai n3n? Ik verzoek u, het kort te maken. Zooals u wilt. Die Harris heeft een bende van tien man, meest- weg- geloopen en gestrafte arbeiders, bijeengebracht. Zijn plan is over en kele dagen uw huis, het Duitsche landhuis aan de Bogan, zooals hij zei. te overrompelen en te plunde ren. Wat je daar zegt man, is zeer belangrijk; maar is liet. waar? Ik geef u mijn woord van eer er op. Hm, hm, mompelde de ander. U hecht daar -misschien niet veel waarde aan, omdat ik maar zoo'n rondtrekkende arme drommel ben. Maar onder mijn grof gewaad kan daarom wel een eerlijk hart klop pen. Wal wit je voor je dienst heb ben? vroeg Hoffmann. Niets. Ik achtte het mijn plicht u te waarschuwen. Maar vriend, het is bijna niet te gelooven, dat een tiental van zulke kerels zoo iels zouden wagen, temeer daar hier veei personeel is. 't Is een stoute streek, maar ze zullen hei natuurlijk bij nacht doen, als alles in rust is. En hoe weet je het 1 Ik was in het Boschhotel op weg van Bagary naar het Billabongeberg te en vond daar ongezochte gelegen heiö, het gesprek van die schurken af te luisteren. Nu, we zullen een oogje in liet Zeil houden. Wees daar zeker van. Maar zou u niet liever de politic ervan in kennis stellen? Weineen; we kunnen best ons zelf verdedigen. We zijn niet bang. U gelooft mij toch, meneer? O zeker. Blijf voorloopig hier. Terwijl dit gesprek gevoerd wend trad een oude dame nader, geleid door een jongen man, den broeder van Ernst. Zij scheen «ekelijk 'e zijn, want ze had een groene kap voor de ocgen om ze voor het felle lich. te beschutten. Wie is die vreemde vroeg Hugo Hoffmann. Een reizend goudzoeker, die ons een gewichtige boodschap brengt. La<er zal ik je er we! over spreken. Het is een landsman. Een Duitsche goudzoeker, vroeg de oude dame. Ja mama. Dan za) ik ook hem vragen, wat ik al aan zoovele anderen gevraagd heb 1 Kom eens hier, vriend, zeide Ernst. Schoonmoeder wenseht je iet6 te vragen. De goudzoeker kwam schuchter na derbij. Zijn har! klopte hoorbaar. li is waarschijnlijk diep het land in geweest, niet waar? Ja. mevrouw, reeds jaren. Ik ben in minstens veertig mijnen ge weest. Dan hebt u zeker veel Dultachers ontmoet? Ja, mevrouw, zeer velen. Hebt u nooit iels vernomen van een zekeren Karei Herbig? De goudgraver zweeg e« slaakte een zucht. Ja mevrouw, ik ken hem, ant woordde hij bedrukt. De oude dame beefde zichtbaar en hedhaalde slechts: U kent hem? Ja', hij^ was door zijn familie ver- stooten en zocht zijn lieil in het goud graven. Zijn voder was te streng tegen over hem, maar zijn moeder niet; zij heeft hein gevolgd in Australië... tot hier Overal heefl zij gevraagd, maar niemand kon haar inlichtingen geven en nu zegt u, d;.t u hen» kent? Leeft hij nog? Ja, hij is in leven. En waar is hij dan. vroeg de ouda dmne, terwijl de tranen van vreugd© haar in de oogen sprongen. Aan uw voeten, moeder, riep de goudzoeker. weenende en juichende tegelijk gn hij knielde voor de ouda dame en drukte een vurige kus op haar hand. Ik ben Karei Herbig, uw zoon. Kind, arm kindeindelijl* heb ik je dan weer gevonden. Je bent KareiDat is jouw stern. Kom nog dichter bij mijGod. ik dank u. Ik zal gerust kunnen eterven. Ik heb hom weergezien. Het gezelschap was door dit tref fende tooneel zeer geroerd. Kunt u mij vergeven, moeder,- dat ik u zooveel verdriet heb aange daan —Dat heb ik al lang. mijn jongen. Je vader was ook hard voor je. Is hij »og in leven Neen, hij is dood... Maar waar om heb je mij nooit geschreven, Karet? Een» heb ik geschreven, maar ik ontving geen antwoord. —Dan is je brief Verloren gegaan, wantik heb niets ontvangen. God weet hoe ik altijd naar je verlangd heb. lk dacht dat u dood was, móé derIk gaf om niets meer. Mijn gemoed was verbitterd en lk haatte de menschen In de mijnen hoopte ik voorspoedig te wezen en rijk terug te keeren. Maar heb geluk wendde zich van mij af Hoe hard ik ook gewerkt heb, ik_ ben doodarm Maar hoe komt u hier' Louise, riep de oude dame. Een jonge dame naderde. Dat is je zuster. Toen je ons verliet, wat lij nog een kind. AHes is wonderlijk toegegaan. Je zusier trouwde met een pachter in de nabijheid van onze geboorte- stad Met den heer Ernst Hoffmann? Ja die is dus je zwager. Hij en zijn broer Hugo waren de eenige erfge namen van hun oom, Gerhard Owens, die deze bezitting had en zoo zijn we hier gekomen. Ik ben meegegaan, de hoop iets van jou te vernemen. Lieve goede moeder, riep Karei, terwijl hij beurtelings haar en x n zuster omhelsde. Karei Herbig bleef op het landgoed en gaf zijn avontuurlijke goudgra- versk'opbaan op. Zijn zwager kon hem best gebruiken bij het werk. lederen nacht werd er in den omtrek een scherpe wacht uitgezet en zoo waar, na enkele dagen waagde Har- ris den aanval, maar de schurken werden gevangen, gelijk zij dat ver dienden. Pers-Uïsnieitt EEN NIEUWE RECELINC VAN DEN KINDERTOESLAC. Men leest in het jongste nummer van het „Patroonsbladeen R K. orgaan: Ter uitvoering var. het artikel 21 der collectieve arbeidsovereenkomst, gesloien door de Vereeniging van Ka thoileke Werkgevers in de Textielnij verheid met den Katholieken". Chris- telijken en modernen Textielarbei- dersbond is door genoemde partijen een regeling in hei leven geroepen; waardoor met het tot nu toe op vele plaatsen toegepaste stelsel vau kin dertoeslag radicaal gebroken is, en een nieuwe sociale instelling in het leven ib geroepen. Bedoelde regeling kan het best worden omschreven als een verzekering der arbeiders tegen de bijzondere lasten verbonden aan een groot gezir; de premie wordt uil- gedrukt in een percentage van het arbeidsloon, door de werkgevers be taald, en geschat op 1 waardoor mogelijk is een uitkeering van f 1 per week van het vierde kind af be neden 14 jaar na aftrek van de kinde ren boven 14 jaar. De fondsgelden staan onder beheer van een commissie van vier werkge vers cn vier werknemers, onder bet presidium van rector van Liempd. ad viseur van „St. Lambertus", secreta ris en penningmeester der commissie 19 mr, B. J. M. van Spaendonk. secre taris der werkgevers. De uitkeeringen uit het fonds geschieden door in elke Klaahs waar de vereeniging leden eefi, aangestelde fondsagenten; al« zoodanig treden op bestuursleden van de afdeelingen der arbeidersbon den. De bondsagenten ontvangen de voor het doen der maandelijksche uiikeeringen benoodigde gelden van den secretaris der commissie na in zending van zoogenaamde uitkeering»- staten, die te voren accoord moeten zijn geteekend door den werkgever bij wien de op de ui'-keeringsst-aten ver melde arbeiders in dienst, zijn. Het groote voordeel van de getrof fen regeling i6 op de eerste plaats, dat het voor dc werkgevers onver schillig is of zij gezinnen met veel of weinig kinderen In diens: hebben, omdat de premie voor alle patroons naar verhouding van den omvang var hun bedrijf even groot is. Op de tweede plaats wordt met de getroffen regeling recht gedaan aan de theorie van het gezinsloon. terwijl een begin wordt gemaakt met de uit voering van de meest sympathieke punten van het PaaSchmanifest der R. I\. Vakbeweging. Sport en WettstrHden VOETBAL. 25-JARIG BESTAAN VAN A F. 18 Januari a.s. bestaat de Amster- danische eertete klasse club A. F. C. 25 jaar Een der meest, bekende en zeker meest populaire personen van F. C. is zoo lezen we o.a. in een irüke! in de „Tel." - de voorzitter, do lieei G. N. Scheepens A Ie jongen van 14 jaar was hij een der oprich ters van A. F. C. Tien jaar lang voer de hij het secretariaat eti daarna hij onafgebroken voorzitter der veree niging, zoodat Scheepene gelijk met het hem zoo na aan het hart liggend A. I'. C. jubileert. Dat Scheepen- een groot aandeë. heeft gehad in de ontwikkeling van A. F. C. mag als bekend veronder steld worden. Scheepens was intus- schcn ook de man, die er voor zorgde, dat. de goede verstandhouding met de zustervereenigingeai steeds bleef be waard, wat in Amsterdam met het oog ©p de onderlinge concurrentie niet altijd gemakkelijk is geweest.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1920 | | pagina 9