HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 17 „AkUARI 920 DE..02 BLAD
Rubriek voor Vrouwen.
TOEKOMSTIGE MOEDERS EN
VADERS.
Eenigen lijd geleden heb ik verteld van
de nieuwe vereeniging, die zich ten doel
•telt de opvoeding van meisjes en vrou
wen te verbeteren, vooral met het oog
op hare taak in het gezin en als moeder.
Ik kom daar nog eens op terug, omdat
den 24sten Januari te dezer stede een
propaganda-avond belegd is, waar doel
en streven van deze vereeniging zal be
sproken worden. We hebben allen bij
dezen tak van algemeene ontwikkeling
rooveel belang, dat ik iedereen zou wil
len opwekken om er heen te gaan. „Al
weer een vergadering of lezing," zult ge
ïeggen, en een ander denkt: „we gcloo-
vcn wel, dat het goed bedoeld is", en
een derde laat het werk en de belang
stelling met het grootste vertrouwen aan
«nderen ovet. Ik wilde zoo gaarne, dat 'l
nu eens niet zco ging en dat iedereen
voelde, dat het hier om een ernstige zaak
te doen is. We beseffen allen, dat het niet
genoeg is, dat meisjes veel geleerd heb
ben, waardoor zij misschien in staai zijn
in hun levensonderhoud te voorzien,
maar we weten, dat het meerendeel een
taak wacht, waartoe ze slecht voorbereid
zijn, hetzij dat zc de beste jaren van hun
jeugd hebben gesleten op de fabriek
aan de knoopsgarenmaohine, of de co-
mestibles-verpakking, hetzij dat ze bun
mars vol hebben met examen-akten, de
éénc al geleerder dan de andere. Hier
over zijn we het vrijwel eens, maar nu
moeten wij tot een beteren toestand ko
men en daartoe moeten allen medewer
ken. Over het aankweeken van grooie
gezinnen moge men nog verschillend
denken, over het beschermen van den
zuigeling, over het bewaren en instand
houden van het bestaande kind, en ook
van de verbetering \an het gezinsle
ven, daarover zijn we het allen eens.
De geestelijke vader van dit streven en
de spreker van dezen komenden avond
is Prof. Kouwer, die, voordat hij nu on
geveer 20 jaar geleden als hoogleeraar :e
Utrecht werd benoemd, hier in Haarlem
de bekende chirurg en gynaecoloog was.
De ouderen onder ons hebben hem allen
gekend, zij het dan niet als patièn'en,
hoewel er zóó toch ook nog velen zijn,
dan toch bij name, als chirurg aan het
St. Elisabeth's Gasthuis. Dr. Kouwer
werkte toen in den tijd, dat groote ope
raties niet zoo algemeen gangbaar wa
ren als nu, maar verwierf zich door zijn
groote kunde ook een reputatie buiten
deze stad. En zeker heeft hij er zeer
veel toe bijgedragen om allerlei verbete
ringen in het oude gasthuis aan :e bren
gen, speciaal ook wat de ziekenveiple-
ging betreft. Als nu een medicus me; zoo
groote ervaring er de noodzakelijkheid
van inziet, dat er op dit gebied iets moet
gebeuren, als men bemerkt, dat aan zijn
oproeping doktoren in de meest verschil
lende plaatsen van ons land gevolg ge
ven en zich onder zijn vaan scharen,
dan kunnen wij, leeken, gerust aanne
men, dat we onder uitstekende leiding
gaan. Groote mannen of vrouwen kun
nen wel den stoot tot iets geven, ook
wel de zaak in goede banen leiden, maar
hel verdere werk, daarbij moeten zij op
goede en betrouwbare hulpkrachten kun
ne» rekenen.
In afsluiting aan deze kleine opwek
king wiiHe ik gaarne iets vertellen uit
een brochure, die handelt over de „Op
voeding der Vaders" omdat ik daar
veel aardige opmerkingen in gevonden
heb. De kunst van het moederschap,
zoo heet het, is een wetenschap die men
al lang heeft beoefend, maar is het nu
niet eens heel noodig 0111 de kuns; van
het vaderschap ie ontdekken, een leer
school voor jongens en mannen, die'hen
in staat zal stellen om de beter voorbe
reide moeders te helpen in de stichting
van het tehuis? Zonder hun hulp, al wor
den de vrouwen nog zoo gesteund door
Staats-hulp of Staats-dienaien, wordt
het toch maar „half werk". To; nu toe
weid de verantwoordelijkheid der so
ciale problëmen, die we terugbrachten
tot het gezinsleven, op de schouders der
vrouw gelegd, want als regel was zij
daar aanwezig, en zoo zij om economi
sche of andere redenen het buis verliet,
was de spil uit het wiel genomen. Maar
nu vraagt men iets meer en gaat een
stap verder, en dan weten wij, dat' de
mannen in het algemeen verantwoorde
lijk zijn voor hare opvoeding en hare
levensomstandigheden, welke toch de
vrouw maakten tot wat zij nu is. Men
verwachtte, dat de vrouwen de woning
tot een waar „tehuis" zouden maken
maar sinds eeuwen waren het de man
nen, die de huizen bouwden. Knappe
architecten ontwierpen die woningen
waar het huiswerk door betaalde ar
beid s'* metalen verricht moest worden
en de resultaten, uit liet oogpunt van de
werks.-.r gezien, zijn op zijn zachtst un-
gedrulu verbazend! Aannemers hebben
minder kostbare gebouwen neergezet en
versierden die met gekleurde tegels, na-
maak-marmcr. en allerlei versierselen,
evenais de banketbakker zijn taarten,
mei het oog op spoedigen verkoop. Ver-
eenigingen hebben groote bouw-kazer-
nes doen verrijzen, soms nog wel model
woningen genaamd waar brandstof en
wat'.'i door vrouwen vele verdiepingen
opgedragen moeten worden, naai wasch-
en droogzolders, en waar licht,' lucht
en allerlei gerieflijkheden ontbraken.
Maar nu zal ook de arbeider meer vrijen
tijd, ook bij daglicht hebben om in zijn
huis door te brengen en daardoor waar
schijnlijk meer ever deze dingen gaan
denken. Zou het niet mogelijk zijn, dat
cenig beter begrip in dil opzicht, op
jongenschibs, -herhalingsscholen en le
zingen aan den man werd bijgebracht,
cn hij begon tc verlangen naar het huis
dat „de man begeert", niet alleen voor
moeder en dc kleintjes, maar ook voor
zichzelf. Hij zal het du meer bijwonen,
dat op eenlge manier, op eepige plaats
cn door iemar.d, het koken, wasscben,
naaien en verstellen gedaan meet wor
den. Dat er soms zieken tc ven ngen
1*3uien, dat er geboorten en ook sterf
gevallen plaats hebben. AI die belan
gen van ruimte, wasch- en drooggele-
genheid, centrale verwarming, gezamen
lijke keukens^n eetzalen, kindertehui
zen cn speelplaatsen, zijn niet alleen
wensclien cn vraagstukken voor de vrouw
en moeder, maar ook voor de vaders. Dil
is alles van het grootste belang voor de
gehcele gemeenschap, en indirect even
goed voor den werkgever als voor clen
werknemer. Indien dc werkman een ge
deelte van den tijd, die nu besteed wordt
aan politieke besprekingen, en de
schooljongen een stukje van zijn school
tijd konden geven ter bcsiudecring van
huiselijke economie, dan zou er hoop we
zen op een toekomst, die door geen en
kele wetgeving in het leven kan worden
geroepen. En de eerste stap in de goe
de richting moet wezen, om allen jon
gens koken, wasschen en het gebruik
van naald en draad te leeren, zooals bij
de Padvinders gebeurt.
Nu de vaders wat meer van de kin
deren zien zullen (en we weten allen
wel dat vaders en groote broers soms
aandoenlijk verknocht zijn aan de
baby's) is het misschien mogelijk, dat de
brandende kwestie der kinderverzorging
ook lot hen doordringt. Maar vooral bet
fundamenteele beginsel van het bestaan,
bet op de wereld komen van het kind.
De statistieken van sterfte- en ziekte-
cijfers, der „ongcwenschte" en vooral
der vaderlooze zuigelingen, worden doo»
ernstige menschen opgemaakt, die hemel
en aarde bewegen om een geneesmiddel
te vinden. En de jongens groeien onder-
tusschen op in onwetende onverschillig
heid en doen „als zooveel anderen".
Tehuizen voor blinden, lammen, zwak
zinnigen vermeerderen maar steeds, en
de burger gaat er langs en klaagt
over de stijgende belastingen. Het is niet
altijd mogelijk een persoonlijk verant
woordelijkheidsgevoel op te wekken voor
ieder verloren of ongelukkig kinderle
ven, maar het gezamenlijke mannendom
eeuer natie heeft schuld aan deze massa
ellende, al dit lijden en deze verkwisting.
En toch gaat de opvoeding door met
scheikunde, philosophic en hoogere na
tuurkunde te onderwijzen, maar gaat
deze vitale belangen zwijgend voorbij.
Ook dc vermeerdering der criminali
teit moet een punt van studie wezen. Men
zegt, dat deze sinds den oorlog ontzag
lijk is toegenomen, en schrijft dit o.m.
toe aan de afwezigheid der vaders. Maar
de jonge mannen, die zich gewillig aan
de Ieger-discipline hebben onderwerpen,
zullen nu ook de ware gehoorzaamheid
en tucht bij bun eigen kinderen moeten
verlangen, zoodat het niet meer voor
kan komen wat men wel eens hoort, da;
vaders hun jonge kinderen niet meer
aan kunnen. Groote verbeteringen op
het gebied van krnder-rechtbatiken en
veibeterhuizen worden ons in de toe
komst beloofd. Dat deze er ziju moeten,
met hun kostbare observatiohuizen, op
voedende vereenigingen en bescoermen-
de comitó's, die het misdadige kind in
een werkkring plaatsen en hel onder toe
zicht houden, dit alles is in de eerste
plaats, een aanklacht tegen de vaders
van een volk.
P. J. WILLEKES MACDONALu-
REYNVAAN,
DE KOMENDE MODE.
Hot verschijnen van de
voorjaarsmode. Regenhoed
jes en de nieuwe modellen.
Het meer-ultgesproken karak
ter van onze japonnon.
Décolleté. Versieringen.
Hoewel de maand Januari al voor
de helft voorbij is, kunnen we toch
alweer aan het voorjaar denken. Ze
ker. over een week staan wij mi
scliien op schaatsen en rillen bij da
enkele gedachte aan dunne voorjaar.--
kleeren, maar voor'.oopig kunnen wij
ons tooh ul eenigszins indenken in
de komende mode.
De tijd van ui (.verkoop en zal nu
wei gauw afgeloopen zijn, en na zulk
een periode doen de nieuwste snufjes
meestal hun zegevierenden intocht.
Sommige hoedenwinkels étaleeren
nu zelfs al strooien hoofddeksels.Wat
de temperatuur betreft, is dit niet zoo
vreemd, maar het weer leent zich niet
erg tot dergelijke hoofdliedekkingen
op het oogenblik. Want de meest on
zuinige Ilo'.landsche vrouw zal het
toch niet over haar hart kunnen ver
krijgen, een splinternieuwen zomer
hoed te laten verregenen of uit zijn
model tc laten waaien.
Yoorloopig vieren de „regendopjes"
nog hoogtij, een uitvinding, die wer-
vCiijk van het hoogste geinak is in
ons regen-en "wind-klimaat. Dat ze
altijd erg flatleus zijn, zou een stoute
bewering genoemd kunnen worden,
maar er zijn over het algemeen toch
•meer aardige modellen bij dan ver
leden jaar, toen men in hoofdzaak
de zwarte zag met. hun saaien, recli
ten rand en stijf 6trikje van dezelfde
glimmende stof.
De nieuwe voorjaarsmodellen zijn
ook klein en het modernste is, wan
neer het zoogenaamde „toques" zijn,
gemaakt van tuil© en gegarneerd met
'bloemen van allerlei soort.
Ook zijden hoedjes, van glad of van
gepüsseerd lint vervaardigd, zijn zeer
in trek, en bet modetijdschrift „Chic
et Simplicité" geeft zijn lezeressen
zelfs een toque enkel van zijden blad
motieven gemaakt. Maar zooiets
opvadends vraagt ©en bijpassend g -
zichlje, en wanneer men niet bogen
kan op een pittig, frïsch snuitje met
een paar sprekende oogen, is het be
ter een ander hoofddeksel te zoo
ken.
Jien geschikten hoed vinden is voor
menige dam© een zeer moeilijke
kwestie. En vooral de tegenwoordige
wijze van dragen maakt hel ons niet
gemakkelijker. Want hoewel de kap
sels, die bij het dragen van den hoed
zoo 'n groot© rol spelen, soms zeer
flatteus zijn, doen de hoofddeksels die
tegenwoordig bijna gabeel verdwij
nen. De rand van den boed laat juist
de oogen vrij en de Parisiennes drt
gen het haar kortgeknipt over ue
oor en, zoo-Jat deze 'taaiste er meestal
gciieci onder verborgen worden. In
Parye, met zijn droge lucht, Is dit
zeer Latteue: al krult het baar dan
ook niet hij velen, toch springt het
wel wat en vormt een aardige oinlij?
ling voor het gezichtje.
Maar in ons vochtig klimaat is hel
haar gauw 6lap en krachteloos, en
niemand zal ziob verbeelden, dat een
rijtje „pioken" goed staat. Het is dan
toch beter, wanneer men niet in het
bezit is van krulhaar, den hoed fels
minder diep te zetten, zoodat er boven
de oogen nog wat van het haar
zichtbaar is. Daartoe leenen onze
hoeden zich ook best en het haar
Komt op doze wijze nog wat tot zijn
i echt.
D© jalonnen hebben in de voor
jaarsmode veel meer een uitgesproken
karakter dan zij dit voor den winter
hadden.
De lijfjes zijn simpel en vaak ge
wild eenvoudig, met strakke lijnen en
zonder veel ruimte. Voor de avond -
japonnetjes vraagt men heel korte
mouwtjes, of enkel bandjes over de
schouders, maar de japonnen, die
overdag gedragen worden, hebben
meest lange mouwen. Zelfs hooge
boorden komen hier veel bij voor, die
den geheelen haLs moeten omsluiten,
maar vooral toch weer niet te hoog
mogen zijn, zoodat d indruk gt-
wektzou kunnen worden, dat de
draagster zich buitengewoon onbe;
Lagelijk en zelf6 eenigszins benauwd
gevoelt in haar overigens zoo war
me japon:
Aan don anderen kant vermindert
ook het'overdreven décolleté gelukkig
weer wat. De tijd van avondjaponnen
zonder ©enige rujhedekking tot aan
de tailie schijnt op den duur de Pari
siennes toch niet te bevallen.
Mèt het gevaar van kouvatten heb
ben zij toch zeker ingezien, dat een
japonlijf je zonder rug een weinig
artistieke dracht was. Het karakter
van het geheel ging verloren, doordat
er iets aan ontbrak, en zoo zi*n de
meest©n, die aan dezen mode-uitwas
hebben deelgenomen, toch maar weer
teruggekeerd tol het niet breed uitge
sneden, punt-vlécolleté op den rug.
Niet alleen de hoeden, maar ook de
japonlijfjes worden veel met bloemen
gegarneerd, die dan óf in bouquetjes
zijn samengevat, óf als ceintuurs
worden verwerkt: toros ook geven ze
hier en daar een enkele lijn van het
lijfje aan, die daardoor speciaal ge
releveerd wordt.
Bij deze eenvoudige lijfjes hooren
echter de zeer wijd uitstaande rok
ken, die tegenwoordig de hoofdzaak
vormen van 'n japon. Want door den
opvallenden en met veePzorg gegar
neerde rok, verzinkt het simpele
lijfje eenigszins in het-niet. Gelukkig
maar, want anders zou men de lieer-
sch'end© mode met een gerust geweten
„opgedirkt" kunnen roemen. Nu
dient die eenvoud van het bovenge
deelte der japon ©enigszins als rust
punt voor bet oog, eifpast daardoor
volkomen in het geheel.
De meest-geliefde stof voor zulke
wijd-uitstaande rokken Is tafzijde,
omdat deze stijve zijde vanzelf wat
breed valt en toch voor het lijfje soe
pel genoeg is, zoodat het niet over
dreven dik maakt.
Heel veel wordt ook, over een rok
van soepeler zijde, zooals de zachte,
glimmende charmeuse, een overrok
van stijve tulle gedragen, waardoor
hetzelfde effect van een breede lijn
wordt verkregen.
Deze breede heuplijn is wel meer
in de mode geweest, maar liet opmer
kelïjke van het heersclicnde model is,
dat de stof van de japon en de gar
neering samen deze breede lijn teweeg
moeten brengen.
Van opvullen is geen sprake en ook
de voizn van hel corset is orecies de
zelfde gebleven als bij de "mode, toen
de recht© lijn" van de schouders tot
aan de voeten gevraagd werd. Andrée
Worms zegt dan ook, in „Qiic et Sim*
plicité", dat die breede heuplijn meer
voorgewend dan werkelijk is, en haar
groote charme verleent, doordat de
stoffen over het algemeen zoo soepel
en fijn zijn.
Voor avond japonnetjes is zwart
nog een geliefkoosde kleur, en juist
dat soepele van d© stoffen maakt, dat
ook h©t jonge meisje dit uitstekend
dragen kan, zonder een indruk te g; -
ven van somber en ouwelijk gekleed te
zijn.
Voor d© japonnen, die dagelijks ge
drugen worden, blijft ook nog steeds
donkerblauw zeer in zwang, en de
nieuwe voorjaarsmodellen geven al
weer gelegenheid óm bij den eersten
den besten zoelen lehtedag in zoo'n
japonnetje uit te gaan, zonder man-
te! en alleen met een bont los om de
schouders geslagen.
Voor deze japonnen geldt het. zoo
genaamde redingote-model nieit een
duidelijk aangegeven LalHe-tijn, heol
ieis anders dus dan de rechte japon
nen van verleden jaar, waarbij een
smal ceintuurtje slechts even de tail
le deed vermoeden.
Lange tuniques van uitstaand piis-
sê. groote wijd© zakken of zware lus
sen van ceintuurs geven hier de broe-
de heuplijn aan.
Tot slot nog een enkele opmerking:
de kleine snuisterijen (die echter
meestail zeer duur zijn) hooren ook
nog bij de voorjaarsmode, en de ket
tingen van groote kroJen aan zilver
draad, of die van schakels, een bui-
tengewoon-grooto broche of een
vreemde armband doen nog steeds
opgeld. En de variaties op dat ge
bied, dae legio zijn, getuigen soms
van veea smaak en zijn soms
barbaarsch leclijk!.
E. E PEEREBOOM.
Vereenigd
Ongeveer honderd mijlen van Bai-
hurst, in Australië, ten zuiden van
het BiHabengeberg'.e, bevindt zich tan
groot landhui», terwijl men in den
omtrek enkel nog hier en daar een
hut vindt, waarin de mannen wonen j
die de kudden bewaken.
Voor een der huttenniet. ver van
de rivier, zat een oude man, een
Duitscher, die als bewaker dienst
deed.
De bewoner zou juist naar binnen
gaan om de verdere zorg aan zijn
hond over te laten, toen die op e«n6
begon te blaffen.
-- Ho! Ho!, bromde de oude, is er
onraad?Maar neen, dan was jo
er al lang op aangevlogen. Het zal duts
een vriendschappelijk bezoek zijn. Nu
des te beter.'
Dat was dan ook werkelijk het ge
val. want dadelijk klonk het Australi
sche geroep. Koeik, Koeik
De herder beantwoordde du, met
den zelfden roep. Uit een nabijgelegen
bc«chie kwam een man met een bruin
en benaard gelaat. Hij scheen onge
veer dertig jaar te zijn en droeg de
kleeding van een goudgraver. Hij
veegde zijn bezweet voorhoofd af en
ging de hut binnen. De hond bromde
nog, maar kwispelde intusechen met
zijn staart.
- Een wanne dag, zei de aange
komene in het Engelscb.
Mijn t<mg kleeft aan mijn ver
hemelte. Heb je bijgeval ook wat voor
mij tc drinken? Zeg eens. vriend, boe
beet je?
Hans Petersen, antwoordde de
ander.
Dan ben ja zeker eon Duitscher,
hè?
Ja juist.
Nu, ik ben ook een Duitscher;
mijn naam its Karei en mijn van
ja. dien bon ik allang vergeten. Maar
dat komt er ook minder op aan. T
Had anders kunnen zijn, maar 't is
nu eenmaal zoo!
Ik heb een stevigen tocht ge
maakt. maar ik blijf toch liever op
dit bankje zitten. Heb je tabak
Ja. hier is Portorioo. Ik heb ze
gekregen van den landheer.
Dank je. De vreemde haalde uit
zijn tasch een klein pijpje te voor
schijn en begon dapper te rocken.
De landheer heeft mij nog meer
gezonden, ging dè herder door.
Blijf dus hier en wees mijn gast
tot. morgen. We zullen den Zondag
samen vieren.
Je bent een fideele kerelMet ge
noegen, hoor!
Hen fideele kerel Ik ben
toch jaren geleden naar Australië
verbannen.
Verbannen, zeg je?
Zoo zou je het tenminste kunnen
noemen; Ik had veel schulden ge
maakt; mijn famiiie wilde van mij
afwezen; ze gaf me wat geld en
Stuurde me naar Australië.
Maar dat is toch eigenlijk geen
ballingschap
Neen. maar 't heeft er toch wel
Ik ben ook hier in de eenzaamheid
een halve banneling.
Het stille leven bevalt me, ant
woordde de oude, en dan heb ik een
goed heer.
Hm, hmIk heb ander juist
het tegendeel gehoord.
En wie zegt dat?
Een zekere Harris, die vroeger
herder te Bogan was.
Han-is?jawol, ik herinner
mij dien naam. Voor vijf of zes jaar
was hij liier, maar werd weggejaagd
wegens bedriegerij en nog meer vuile
streken.
Dat zegt hij zelf ook.
Kén je hem?
Zoo van aanzien. Ik zag hem
laatst in het Bos;'ihotel en hoorde
daar toevallig een gesprek, dat hij
met andere lui had.
Waar is het. Boschhotel Ik ben
in geen jaren hier vandaan s^weept.
Dat is op den weg van Bagary
naar het gouddistrict in het noorden.
De eigenaar heet Limpson.
En wat zegt die Harris wel van
mijn patroon?
Hij zei, dat Gerhard Owons een
ruwe vent was, die er later wel eens
geducht van langs zou krijgen.
De ouive Owens wals een dege
lijk en goed man, alleen ruw tegen -
over de deugnieten dile het verdien-
deh. Trouwens het land is nu tn an
dere handen.
Heeft Owens dan* zijn bezittin
gen verkocht, vroeg de goudgraver.
De ouwe Owens is dood. Twee
neven van hem hebben alles geërfd.
Was Owens dan niet getrouwd?
Wel zeker, met een Engelsche;
hij had ook een zoon, maar beiden
zijn gestorven.
En hoe heeten de nieuwe eige
naars
Hugo en Ernst Hoffmann.
Dan zal ik die lui eens gaan op
zoeken.
Je wil', naar het landhuis?
Dat is mijn plan tenminste.
En nu juisi op Zaterdagavond...
Je moet m© niet kwalijik nemen,
maar dat lijkt mij een beetjo indrin
gerig. Waarom blijf je met liever
kier?
Och kom, ik breng hun een ge
wichtige tijding.
Hoe dat, vroeg de oude nieuws
gierig.
Iets, waarvan misschien leven,
gezondheid en vermogen afhangt.
Ik begrijp er niets van, wat be
doel je toch eigenlijk?
Hebben de lui op 't buis niet
juist nu, veel geld voorhanden?
Ja zeker: met het nieuwe kwar
taal moeten de loonen uitbetaald
worden.
En ze hebben dus ook wel paar-
deu, wapens en dergelijk©'
Natuurlijk.
- Nu, het gesprek, dat ik afluis
terde, was, dat die schurken over
enkele dagen het landhuis zouden
overvallen en plunderen.
Is dat werkelijk waar? riep de
oude man, buiten zichzelf van schrik.
Het is de jvaarheid.
-- Ja. die spitsboef van een Harris
Ik heb hem ook nooit vertrouwd.
Het i© dus van groot belang dat
ik hein ga waarschuwen.
Daar doe je een goed werk. aan,
vriend. Ik zal je dan nu ook niet
langer ophouden. De Hoffmann's zul
len je rijkelijk beloonen. Daar ben
ik van overtuigd.
Dat kom; me net van pas. xeide
de ander, lachend lk heb liet slecht
getroffen in de mijnen van Bagary en
bezit nu geen cent meer. Maar daar
om zai ik het er niet op aanleggen,
beloond te worden, want daar ben ik
nog eeu beetje te hoogmoedig voor.
Je bent goudgraver, niet waar?
Ja. al jaren, maar veel geluk heb
ik niet gehad.
En waar ga je heen, nu je Baga
ry hebt verlaten
Naar de nieirwgeopende plaatsen
in het Billabongebergte.
En om ze op het Landhuis tc
waarschuwen, maak je een omweg
van twee dagen Dat is braaf van je,
kerel.
Hoe ver is het nog van hier?
Het zal een goed uur toopen zijn,
antwoordde de oude.
Langs het water?
—Neen, de naasto weg is recht
uit.
Zoo! nu, dan zai ik er voor den
donker nog we! zijn".
Goeden dag. tot weerziens.
Tot weerziens, hoor.
De vreemde vertrok, na den oude
de hand gedrukt te hebben en liep
de weide door, vanwaar hij zijn techre-
den richtte naar den heuvel.
De zon ging ai onder, maar het was
snikheet op d n weg.
Na een poos loopen stond de goud
graver op den heuvel, die hem door
den herder gewezen was en zag daar
uit het landhuis in het dal liggen.
Het was een flink gebouw, door
'stallen en schuren omgeven. Daar
naast was een. groote tuin. waarachter
de rivier liep, die nu echter geheel
uitgedroogd bleef door de warmte.
Karei liep op het huis aan, dat in
dertijd door den werkzamen Gerhard
Owens gebouwd was. Het avondrood
was inmiddels van den hemel verdwe
nen en de sterren kwamen reeds te
voorschijn, toen hij de woning-bereik
te. Een hond sloeg aan. maar hield
dadelijk weer met blaffen op. Men
scheen hem toe te spreken.
Zacht klopte hij aan.
Hallo! riep een man, die de deur
open deed. Wie is daar?
Een rondreizende goudgraver,
antwoordde Karei.
Een Duitscher hoor ik.
Jawel.
En wat is er van uw verlangen?
Misschien den nacht hier door te
brengen? Nu dat zal wel gaan. Hier
naast in het gebouw Is de grooie
schuur, daar zón wel arbeiders, die
u kunnen helpen.
'k Wenschte den eigenaar van
het huis te spreken, zei Karei.
Kom je misschien werk zoeken,
of verlang je geld
Geen van beide.
Maar wat verlang je dan, vriend
vroeg de man nieuwsgierig.
Den eigenaar een gewichtige rae-
dedeeling te doen.
Dan heb je er een slecht oogen
blik voor gekozen. De heeren gaan
aan den maaltijd, de familie viert
feest. Is het werkelijk zoo dringend
noodig
Als het niet zoo gewichtig en
dring©nd was. zou ik er, zoo waar
geen omweg van drie dagen voor heb
ben gemaakt.
Nu wachl dan even. Ga maar op
die baivk zitten, lk zal heb inmiddels
mijnheeB gaan zeggen.
De man verdween in de schitterend
verlichte kanier en kwam na een
oogenblik terug, gevolgd door een
heer, die verbaasd vroeg:
Je bent. een Duitsche goudgraver
en je wenseht me te spreken. Wat
verlang je?
U ls de eigenaar van het. land
huis?
Ja, mijn naam is Ernst. Hoff
mann.
Luistert u dan eens: Vijf of zee
jaar geleden was hier een herder of
scheerder, Harris geheeten, in dienst,
Ja, dat kan wel zijn, maar dat
was dan nog in den tijd van mijn
oom, ik ken den man niet.
Het is een gevaarlijke kerel.
Ook wel mogelijk. Maar wat
gaat mij dai n3n? Ik verzoek u, het
kort te maken.
Zooals u wilt. Die Harris heeft
een bende van tien man, meest- weg-
geloopen en gestrafte arbeiders,
bijeengebracht. Zijn plan is over en
kele dagen uw huis, het Duitsche
landhuis aan de Bogan, zooals hij
zei. te overrompelen en te plunde
ren.
Wat je daar zegt man, is zeer
belangrijk; maar is liet. waar?
Ik geef u mijn woord van eer
er op.
Hm, hm, mompelde de ander.
U hecht daar -misschien niet
veel waarde aan, omdat ik maar
zoo'n rondtrekkende arme drommel
ben. Maar onder mijn grof gewaad
kan daarom wel een eerlijk hart klop
pen.
Wal wit je voor je dienst heb
ben? vroeg Hoffmann.
Niets. Ik achtte het mijn plicht
u te waarschuwen.
Maar vriend, het is bijna niet
te gelooven, dat een tiental van zulke
kerels zoo iels zouden wagen, temeer
daar hier veei personeel is.
't Is een stoute streek, maar ze
zullen hei natuurlijk bij nacht doen,
als alles in rust is.
En hoe weet je het 1
Ik was in het Boschhotel op weg
van Bagary naar het Billabongeberg
te en vond daar ongezochte gelegen
heiö, het gesprek van die schurken
af te luisteren.
Nu, we zullen een oogje in liet
Zeil houden. Wees daar zeker van.
Maar zou u niet liever de politic
ervan in kennis stellen?
Weineen; we kunnen best ons
zelf verdedigen. We zijn niet bang.
U gelooft mij toch, meneer?
O zeker. Blijf voorloopig hier.
Terwijl dit gesprek gevoerd wend
trad een oude dame nader, geleid
door een jongen man, den broeder
van Ernst. Zij scheen «ekelijk 'e
zijn, want ze had een groene kap voor
de ocgen om ze voor het felle lich.
te beschutten.
Wie is die vreemde vroeg Hugo
Hoffmann.
Een reizend goudzoeker, die ons
een gewichtige boodschap brengt.
La<er zal ik je er we! over spreken.
Het is een landsman.
Een Duitsche goudzoeker, vroeg
de oude dame.
Ja mama.
Dan za) ik ook hem vragen, wat
ik al aan zoovele anderen gevraagd
heb 1
Kom eens hier, vriend, zeide
Ernst. Schoonmoeder wenseht je iet6
te vragen.
De goudzoeker kwam schuchter na
derbij. Zijn har! klopte hoorbaar.
li is waarschijnlijk diep het land
in geweest, niet waar?
Ja. mevrouw, reeds jaren. Ik
ben in minstens veertig mijnen ge
weest.
Dan hebt u zeker veel Dultachers
ontmoet?
Ja, mevrouw, zeer velen.
Hebt u nooit iels vernomen van
een zekeren Karei Herbig?
De goudgraver zweeg e« slaakte
een zucht.
Ja mevrouw, ik ken hem, ant
woordde hij bedrukt.
De oude dame beefde zichtbaar en
hedhaalde slechts: U kent hem?
Ja', hij^ was door zijn familie ver-
stooten en zocht zijn lieil in het goud
graven.
Zijn voder was te streng tegen
over hem, maar zijn moeder niet; zij
heeft hein gevolgd in Australië... tot
hier Overal heefl zij gevraagd, maar
niemand kon haar inlichtingen
geven en nu zegt u, d;.t u hen» kent?
Leeft hij nog?
Ja, hij is in leven.
En waar is hij dan. vroeg de ouda
dmne, terwijl de tranen van vreugd©
haar in de oogen sprongen.
Aan uw voeten, moeder, riep de
goudzoeker. weenende en juichende
tegelijk gn hij knielde voor de ouda
dame en drukte een vurige kus op
haar hand. Ik ben Karei Herbig, uw
zoon.
Kind, arm kindeindelijl*
heb ik je dan weer gevonden. Je bent
KareiDat is jouw stern. Kom
nog dichter bij mijGod. ik dank
u. Ik zal gerust kunnen eterven. Ik
heb hom weergezien.
Het gezelschap was door dit tref
fende tooneel zeer geroerd.
Kunt u mij vergeven, moeder,-
dat ik u zooveel verdriet heb aange
daan
—Dat heb ik al lang. mijn jongen.
Je vader was ook hard voor je.
Is hij »og in leven
Neen, hij is dood... Maar waar
om heb je mij nooit geschreven,
Karet?
Een» heb ik geschreven, maar
ik ontving geen antwoord.
—Dan is je brief Verloren gegaan,
wantik heb niets ontvangen. God weet
hoe ik altijd naar je verlangd heb.
lk dacht dat u dood was, móé
derIk gaf om niets meer.
Mijn gemoed was verbitterd en lk
haatte de menschen In de mijnen
hoopte ik voorspoedig te wezen en
rijk terug te keeren. Maar heb geluk
wendde zich van mij af Hoe hard ik
ook gewerkt heb, ik_ ben doodarm
Maar hoe komt u hier'
Louise, riep de oude dame. Een
jonge dame naderde. Dat is je zuster.
Toen je ons verliet, wat lij nog een
kind. AHes is wonderlijk toegegaan.
Je zusier trouwde met een pachter
in de nabijheid van onze geboorte-
stad
Met den heer Ernst Hoffmann?
Ja die is dus je zwager. Hij en zijn
broer Hugo waren de eenige erfge
namen van hun oom, Gerhard Owens,
die deze bezitting had en zoo zijn we
hier gekomen. Ik ben meegegaan,
de hoop iets van jou te vernemen.
Lieve goede moeder, riep Karei,
terwijl hij beurtelings haar en x n
zuster omhelsde.
Karei Herbig bleef op het landgoed
en gaf zijn avontuurlijke goudgra-
versk'opbaan op. Zijn zwager kon
hem best gebruiken bij het werk.
lederen nacht werd er in den omtrek
een scherpe wacht uitgezet en zoo
waar, na enkele dagen waagde Har-
ris den aanval, maar de schurken
werden gevangen, gelijk zij dat ver
dienden.
Pers-Uïsnieitt
EEN NIEUWE RECELINC VAN DEN
KINDERTOESLAC.
Men leest in het jongste nummer
van het „Patroonsbladeen R K.
orgaan:
Ter uitvoering var. het artikel 21
der collectieve arbeidsovereenkomst,
gesloien door de Vereeniging van Ka
thoileke Werkgevers in de Textielnij
verheid met den Katholieken". Chris-
telijken en modernen Textielarbei-
dersbond is door genoemde partijen
een regeling in hei leven geroepen;
waardoor met het tot nu toe op vele
plaatsen toegepaste stelsel vau kin
dertoeslag radicaal gebroken is, en
een nieuwe sociale instelling in het
leven ib geroepen. Bedoelde regeling
kan het best worden omschreven als
een verzekering der arbeiders tegen
de bijzondere lasten verbonden aan
een groot gezir; de premie wordt uil-
gedrukt in een percentage van het
arbeidsloon, door de werkgevers be
taald, en geschat op 1 waardoor
mogelijk is een uitkeering van f 1
per week van het vierde kind af be
neden 14 jaar na aftrek van de kinde
ren boven 14 jaar.
De fondsgelden staan onder beheer
van een commissie van vier werkge
vers cn vier werknemers, onder bet
presidium van rector van Liempd. ad
viseur van „St. Lambertus", secreta
ris en penningmeester der commissie
19 mr, B. J. M. van Spaendonk. secre
taris der werkgevers. De uitkeeringen
uit het fonds geschieden door in elke
Klaahs waar de vereeniging leden
eefi, aangestelde fondsagenten; al«
zoodanig treden op bestuursleden
van de afdeelingen der arbeidersbon
den. De bondsagenten ontvangen de
voor het doen der maandelijksche
uiikeeringen benoodigde gelden van
den secretaris der commissie na in
zending van zoogenaamde uitkeering»-
staten, die te voren accoord moeten
zijn geteekend door den werkgever bij
wien de op de ui'-keeringsst-aten ver
melde arbeiders in dienst, zijn.
Het groote voordeel van de getrof
fen regeling i6 op de eerste plaats,
dat het voor dc werkgevers onver
schillig is of zij gezinnen met veel of
weinig kinderen In diens: hebben,
omdat de premie voor alle patroons
naar verhouding van den omvang var
hun bedrijf even groot is.
Op de tweede plaats wordt met de
getroffen regeling recht gedaan aan
de theorie van het gezinsloon. terwijl
een begin wordt gemaakt met de uit
voering van de meest sympathieke
punten van het PaaSchmanifest der
R. I\. Vakbeweging.
Sport en WettstrHden
VOETBAL.
25-JARIG BESTAAN VAN A F.
18 Januari a.s. bestaat de Amster-
danische eertete klasse club A. F. C.
25 jaar Een der meest, bekende en
zeker meest populaire personen van
F. C. is zoo lezen we o.a. in een
irüke! in de „Tel." - de voorzitter,
do lieei G. N. Scheepens A Ie jongen
van 14 jaar was hij een der oprich
ters van A. F. C. Tien jaar lang voer
de hij het secretariaat eti daarna
hij onafgebroken voorzitter der veree
niging, zoodat Scheepene gelijk met
het hem zoo na aan het hart liggend
A. I'. C. jubileert.
Dat Scheepen- een groot aandeë.
heeft gehad in de ontwikkeling van
A. F. C. mag als bekend veronder
steld worden. Scheepens was intus-
schcn ook de man, die er voor zorgde,
dat. de goede verstandhouding met de
zustervereenigingeai steeds bleef be
waard, wat in Amsterdam met het
oog ©p de onderlinge concurrentie niet
altijd gemakkelijk is geweest.