0A88UÜ VIJFDE ÖLAÜ. Yi, u3(j 31 Decamlier 1120 kaïiiitfiiiLïi' liaiio'ije* Ki itDAGAVONUPRAATJE. Eei; li^i, rt v;^r, vjjl ge-edeii kroeg Ik ceil liuodsciiuji van ueii ilnecieur van dit lil j'J, of lk even bij lieui komen wou en vond hern :n ©enigta^ils neerslach tige houding achter zijn schrijftafel zit- tcii. „Ca rittenzoi hi,, „en eteek een ÉUgaar op," Daarna trok Jiij de tweede la .links van bovenaf open, lietgeen mij een reden wus om op mijn hoede te zijn; in die Ir. zijn namelijk de lek kere sigaren met een bandje, geborgen; in do ia daaronder, dus de derde Linke, de gewone, zonder handje, die mij ge woonlijk gepresenteerd worden. Ik zei tot mijzelven: „hij geeft een fijne si gaar, hij wil wat van inij hebben. Op gepast." a Toen hij mij eerst tijd had gelaten om te proeven, hoe lekker de sigaar wel wa«, zei hij: „Fidelio, je weet. ik heh je nooit een ondenverp opgedrongen of gevraagd er een te behandelen, dat je zelf niet aanstond". „En daarom wil je dat nu eens ^aan doen zei ik. „Noen," antwoordde iiij, „nooit. Alaar ik wil je een onderwerp aan de hand doen, dut je bijna de onsterflijk heid waarborgt...." „Te lang", zej ik, „met een dag ben ik al ruim tevreden. Maar kom voor den dag: wat wil je?" „Dat je deze week een Nieuwjuars- wensch schrijft, op rijm." „Dank je, al die ouwe dingen her kauwen, smaakt me niet". „Als 't goed gedaan wordt" zei de di recteur weer, „dan praten de meri- echen er een week over" „Ik hou niet van 't gepraat van de ïnenschen." „Doe het dan toch maar..." „Draag het op aan een ander." „Maar dat is het juist," riep hij en verklapte a'dns zich zelf, ,,Lk heb geen and en. Iedereen op de redactie beeft de handen vol, we werken haast dag en nacht!En hij trachtte zich van wanhoop de haren uit het hoofd te trek ken, wat door afwezigheid mislukte. Toon kreeg ik medelijden ,,ÏIoor! eens, ik zal het doen, maar onder twee voorwaarden: je vindt het inooi...." „Ik weet zeker, dat het prachtig zal wezen", riep hij in een verrukking, wo» geen atoompje echt van was. „En dan wil ik tien van die sigaren hebben, neen, niet uit do derde mam- uit de tweede la links!" Deze aiscli werd'minder vlot ingewil ligd, maar lukte toch. Toen ging ik naar huis en stelde mij iets lxeel weidseh voor, namelijk, dat de perso nen van mijn furitueie het publiek zou den toeapreken in den schouwburg. Daarna begon liet rijmen. Toen ik het stuk klaar was, had ik pijn in mijn vingers, al do tien sigaren opgerookt en mij zelf oen dure bo'ofte gedaan om hot nooit weer to doen. En nu krijgen do lieer en mevrouw Mug het woord, om niet meer te spre ken van de eeuwige Thounaisvaer en Piotemei, die nu wel eens onder hol etof van de eeuwen mogen verdwij nen. \'i LOWJA ARSWENSCH 1921. Personen: Do heer en mevrouw Mug. (Do ingezetenen van Haarlem worden sinds vele jaren „Hamrlemscho Mug gen" genoemd). Nadat het doek geopend is, komt de heer Mug op het tooneel. maalit zijn buiging en wacht, tot het stij is; in middels is mevrouw Mug uit de cou lissen gekomen en eveneens voor het voetlicht gaan staan, iets achter hem, zoodat hij haar niet kan zien. Hij: „Geachte dames cn meneeren..." Zii: „Geachte dames en menoeren..." rmj keert zich verwonderd naar liaar itan). llij: „U hier, mevrouw?" Zij: „Waa.com ik niet, mijnheer?" Hij: „IJ ziet, dat ik 't publiek hiertoe ga spreken!" „O, ja, maai- ik verkies nu dezen keer, daarbij niet zooals vroeger we!, te ontbreken." Hij: „U spreekt Wél boud...." Zij: „Dat is mijn vrouwenrecht. Wij laten ons niet meer belemme ren of verdrukken. Gelijkheid met den man..." Hij: „Dat is wel gauw gezegd, Maar zonder ons zijt ge alten toch maar kr..." Zij: (hem dc hand op den mond leg gende): „dat woord verbied ik u; wij hoeve n niet te bukken voor maniien- hoovaurdlj, wij willen naaöt u voort, ofschoon we, in menig vak, u mannen Slaan, niet stukken, Maar luister nu goed toe, dat gij uw vonnis hoort. (Met mui ruk) Wanneer gij mij met kracht hier wilt verjagen, Zal geen vrouw in de zaal dien smaad van u verdragen. Roede kookt in haar do toorn en flonkert uit haar blik...." Hij: „Och kom, zij heeft alleen over uw praten schik. Zij: „Gij onderwerpt u niet? Welnu ik vraag het haai-. En daarna is terstond haar meening u dan klaar. ((Naar voren tredende): Gij vrouw der Spaarnestad, zeg, kunt gij liet verdragen, Dat hij mij onbeecliaamd hier weg zou willen jagen? Terwijl gij mee bestuurt in den ge meenteraad, ,Uw stem gehoord wordt in provincie en in Staal? Terwijl gij strak» voce elk bestuur gaat kiezen? Mort ik dan toch den et tijd hier met mijn mau verldeaen?" (Geroep uit de zaal: „Noen neen!") Triomfantelijk: „Je hebt het dus ge hoon!, men wil, dat lk hier blijf, iWe gaan di samen voort en zonder meer gekijf." Hij: „Nou, v.-vuw, aan jou dan de eer. Waar wil je mee beginnen?" Zij: „Daarover heb ik mij niet heel iang te bezinnen. Do duurte is het ergst, dat ons hier overkwam. Die heerscht hl elk gehucht, zoo-1 goed ais te Amsterdam." Hij: „Me dunkt, ik heb gehoord, dat alles ene! gaat dalen...." Zij: „Toch moet ik menig ding ten duurste nog betalen, Het huishoudgeld Ï6 nog maar altijd niet genoeg...." Hij: „Ofschoon je mij al vaak urn toe- of bijslag vroeg". Zij: „Dien je maar zelden gaf. Vóór mannen geld gaan geven, Trekken ze Si ge-zicht, als kostte liet hun het leven". Hij: „De handel, üeve vrouw, is zwaar en bitter slecht. De winst gering..." Zij: „Vaak heb je hot mij gezegd, Die taal kan ik sinds jaren al wel droomen, Maar goed: wanneer wij duB er niet meer kunnen komen. Dan past het langer niet, dat ik dal kalm verdraag.. Hij: (verschrikt) „Mijn God, wat wil je doen?" Zij: Een briefje naar Den Haag. Aan Mr. S. de Vries, financieel Minister, Jk beb geïnformeerd en weet het vast. hij is 't er." (Hij haalt zijn vulpen voor den dag en sclirijft in een notitieboekje, terwijl zij dicteert): „Hooggeachte Excellentie, Och. betoon ons toch clementie, Zonder weeulo of pretentie, Raken we in de decadentie. Hooge lasten eischt de Staat, Dito de gemeenteraad, Ais dat zoo maar verder gaat, Staan we cito op de straat. Etenswaar blijft sohr-klijk duur, KI eedii lig maaikt ons even zuur, Hoog en hooger stijgt de huur... Ach, ons leven is zoo guur. *k Heb daarom een goed idee, En deel u dat hierbij mee. Overweeg 't een dag of twee, En stel mij dan fluks tevrea. Al mijn geld zend 'k blij te moe, Uwe Excellentie toe. Dat u uitbetaling doe, Mij kan het niet schelen hoe. U betaalt mijn kruidenier, Smid en kieedci-leverancier, Slager, bakker en barbier, En geen nota komt meer hier. Excellentie, dit beduidt: Wanbetaling is dan uit Van belasting. Tot besluit: Zend ons slechte een zokkedodt." Hij: „Ziezoo, t request is klaar, 'k verzend het straks met. spoed..." Zij: „Per poet duurt ved te lang, per telegram gaat t goed, Van slechten treinenloop zal ik hier liever zwijgen, Als telegram zal hij 't toch na drie dagen krijgen? Maar kom, wij gaan nu voort, wat heugt, jou van dit jaar?" Hij: „De inbraak bij Enschedé, och och, wat was dat. naar, Toen vier ton bankpapier uit haar fabriek verdwenen.... Zij: „Maar nog vóór 't eind van 't jaar is weer dat gckl verschenen." Hij; „Met dat geboefte er bij; de die ven zijn geknipt. Geen enkel bankbiljet is in H verkeer geslipt", Zij: „Ja, ons politiecorps moeten wij dankbaar loven. Het komt door zijn geduld nu met do vlag van boven." 11 ij Toch )6 er hier één zaak, die mij verbaasd deed staan De Nederiandsche bank, trok zich er niets van aan, Zij publiceerde leuk: van mij is niets te halen, Voor dat gestolen geld zal Ti juülie niets betalen." Zij: Wanneer dus zoo'n biljet ons eerlijk kwam ter hand...." Hij: „Dan liet dc Bank ons kalan de schade en de schond...." Zjj: „Wat is eau steev'ge Bank?" Hij: „Een ding om op te leunen." Zij: „Dan had ze in dit gevaJ, de burgers moeten steunen." Hij: „Enfin, 't gevaar- is weg, een ander evenzoo...." Zij: „Welk dan?" Hij: (een muziekinstrument quasiebe spelende): „Tu fureh farette, tu tureli,! lalo...." Zij: „Ach ,zijn verstand is weg, he laas nu moet ik schreien..." Hij: „Ik ben, geloof dat vrij, het gefcst niet van ons beien.... (De beweging van een trom makende) Bom, bommerdon, rondon, bom bom, romrommedom." Zij: „Óch lieve help, dat wordt toch al te krom, Als je niet simpel wordt, /eg dan, wat 't moet beduiden. En staak maar dadelijk <He ijs- Ifjke geluiden." Hij: „Voor duizend jaren reeds zei wijsgeer Wa Wo Wie: Het hapert iedre vrouw aan elke fantasie. k Bedoel 't Muziekkorps, dat nog maar heel korten tijd geleden. Zijn laatsten levensstrijd bijna toch had volstreden, Omdat de wensch naar geld, be dragend dertig mille, Bij t dagelijkscli bestuur niet in de richting viel, Gelukkig was de Raad wat mil der van gedachten, En liet 't concertbestuur niet naar de duiten smachten". - Zij: „Nu wil, geloof 'k, de Raad zelfs eon Concertgebouw, En blijft dus met zijn steun T mu- ziekkorps zeker trouw?" Hij: „Het mocht wal! Als T, van B. en \V. alleen had afgehangen, Dan zong het corps vergeefs het liedje van verlangen. De Raad grijpt wel weer in. Ver beeld je: een eigen buis. En daarin doodsche stüt... maar geen muziekgeniisch!" Zij: „Dat leek dan heel veel op een woning zonder stoelen. Een keuken zonder pan, een schietbaan zonder doelen, Een...." Hij: „Voorbeelden genoeg, een stom Concertgebouw. Lijkt 1 ergst haast wat ik ken: een manmensch zonder vrouw." (Kust haar ridderlijk de hand). Zij: „Me dunkt, er was dit jaar wel menig ontevreden..." i Hij: „Er werd wel veel gestaakt..."' Zij: „Niet altijd zonder reden, Want luister, beste man..." Hjj: „Neen luister, lieve viouw, In des gehangenens huis spreekt men niet over touw, (Fluisterend): Ook ln 1 tooneel- bedrijf is men dit jaar gaan feta- ken." Zij: (idem) 't is beter 't onderwerp niet verder aan te raken. En alles, wat ik nog van staken zeggen wil. Samen: Is: „stil, stil, stil s4.il, etil, stil, stil, stil, stil, stil!" De arbekli is beperkt tot dagen van aobt uren." Zij: ,,'k Hoop, dat dit forsch besluit nooit iemand zal bezuren. De huisvrouw werkt er meer...." Hij: „Ze doet het met plezier." Zij: „Maar wenscht ook nfenigmaa! zichzelf» wat meer vertier, Haar werk is dikwijls slaafsch..." Hij: „Maar in een betere woning..." Zij: „Ja, kreeg ze die maar vast, ze voelde zich epn koning, Maai- groot is hier de nood...." Hij: „Diogenes in een ton, Had daarin al 't geluk, dat hij maar weuschen kon, 't Rijk en het Stadsbestuur ber steden vele tonnen..." Zij: „Och, dat de woningen als plan ten groeien kónnen. Maar bouwen duurt zoo Jang...." Hij: „Daaraan is niets te doen. Al gaf voor ieder huis het Rijk ook een mïRioeu. Het bouwen heeft zijn eisch... Zij: „De nood is hoog gestegen. En menig flink gezin is bitterlijk verlegen, Om bilh'jk onderdak: men kruipt in hok en krot. Het hooren van den nood grijpt je al bij den strot, Benauwt je en maakt je droef, De kiile, koude regen, In menig slecht verblijf komt door het dale gezegen, De vrieswind blaast met kracht door scheur eu reet en kier, Hot is nog onvoldoend voor hond of ander dier..." Hij: „Ja vrouw, je hebt gelijk, maar 't ergste is gei eden, Voltooiing van den bouw naakt nu met rasse schreden, Men weikt al wat men kan, in onze B. en W. De Raad voteert steeds geld en axbeidt wakker mee. Ha daar, zit even etil, vooral je niet verroeren...." (Hij komt langzaam en voorzichtig oii haar af en 6laat naar haar oor): „Ais ik maar zoo iets zie-, kan 't. mij tot toorn vervoeren." Zij: „Au... au...," Hij: „Het spijt me wol, daax zat een dikke mug. Ik hoopte dat 'k hem ving, dc rakker was to vlug, Zij: „Je deed me leeiijk pijn..." I-Iij: „Dat moet je mij vergeven." Een slag is zoker goed, die, aan een mug kost 't 3even." Zij: „Maar dezo leeft nog voort..." Hij: „Dat komt ook niet te pas, 'k Dacht, dat ze na mijn slog' wel overleden was, Want ze is een schadelijk dier..."! Zij: „Toch moet je niet vergeten, dat iedere Haarlemiet ook Mug steeds wondt g-aheeteu." Hij: „Maar dat 's een goede soort. Het vies én stekend beest, 16 sands zijn eerst bestaan een vijand ons geweeste. A n o p li el e s heet zij, malaria kan zij brengen, Zooitang de menscliiieid zelf haar' duldt eo wil gediengen, De c u 1 e x schaadt ons niet, ze is van een beter soort..." Zij: „Waartoe begrijp ik wdJ, oen Haarlemse!» burger hoort...." IJjj: „Ja, dat begrijp je goed.... want Haarlems lieve vrouwen, Die kun je een voor een voor zaclitlieid we! vartrouwen, Wei, vrouw,kijk zelf eens rond (wijst in de zaal) naar al dat jongo goe»l, Met bppen als karmijn en wan gen donzig zoet, Met oogen als een ster en hand- jee, om te kussen...." Zij: „Hou op, jou oude gek, 'k zal dte verukking blussciien". (Geeft hem een draai om de ooren). Op mijn beurt vraag 't pardon, t was weer dezelfde mug. Ik dacht al: ze was weg, maar 't beest kwam weer terug."' Hij: Je hebt een harde hand, dat kan ik duidelijk voelen, En liet mij niet den tijd, te uiten mijn bedoelen. Er is in deze zaal (ik kijk van pijn. haast echeel), Niet zóóveel vrouwenschoon, als enkel op 1 tooneel. Zij: „O, vleier, nu is 't goed, T is al les weer ver-geven. Anopheles, zij sterf geheel ons volgend leven. Want nu het stadsbestuur ons! reeds is voorgegaan, Nu sluiten wij ons ter verdelging mede aan, En zullJen in den sta', in kehlere, poelen, piaseen, 't Gevaarlijke dier bij duizenden verrassen. ZeF> culex. doet 't nog zeer? Br}: „Neen, 't is al weer voorbij. Een ander onderweip vertoont zich in de rij. Raad eens, het is een lost, ver boven alle maten, En kwelt ons iedere» dag in Haarlems smalle straten...." (Op d;t oogenblik klinkt achter de coulisse® een zwaar gedreun benevens het geluid van een auto-hoorn): Daar heb je T monster juist: de auto met zijn vrachten..." Zij; „Ja, 1 is een ware ramp, je kunt je er nooit voor wachten, Hij rammelt door de stad, dat 't een aardbeving lijkt. £n beeld, of kostbre vaas op kast en kist. beswij kt. Ja, ze'.f6 de vloei- dreunt mee en het plafond gaat scheuren. Maar zeg mij, lieve man, mag dat maar zoo gebeuren? Staat het dan iedereen maar zonder perken vrij, Om hinder aan te doen aan heel de maatschappij? Hij. Men is er op bedacht en zit zich suf te denkeu, Om aan de burgerij gerwensch- te rust te seh enken. Er is een wet op til, ter rege ling vtui 't verkeer Zij. F.n komt dan dit lawaai g«duk- Kig nimmer w&ii Hij. Men kan toch alles niet aJ- len of verbieden! Zij. Ach ko'iu, ou'. is weer praat van overselluch'lre lieden, Hij. Er kouit veel goeds tot stand: rechts houden wordt 't gebod Zij. En als 't publiek 't niet doet? Hij. Dun gaat het iu de pot, Of wordt ook wei gestraft met hooggestemde boeten. Zij. Maar- als ik links nu houd om een vriendin t' ontmoeten Of winkels te gaan zien? Hij. Dan loop je wel gevaar. Zij: Dun vind 'k regeling toch wel een groot bezwaar. Voor mij is 't .en gemak, da', andrén rechts gaan wijken, Hij. Maar ga je zelf naai" links, moet geen poHJie kijken' Dat kan nu teiiiuua; niet voor ieder is de wet. Die wordt voo: niemand ooit op zijde hier gezet. Ze is gelijk voor elk met Neer- Jaiidscii bloed Ju d'adren Z Dat maken mannen uit bij 't eeuwige vergadren. Hij. 't Verwijt ia minder juist, want als 't zoo verder gaat, Raakt het vergadren uit, tenzij misschien op straat, Do ruimte was niet gi-oot en veie grooto panden, Die raken, zoetjes aan, zoo al ln uiidre handen. Zoo do Vcroeiuging, waarin ©erlang de Staat, Zijn kostbaar bankpapier ee- cunr i>-h©ercn gaat. En Ti ou moet Blijckcn ook is voor eon bod gaan zwichten, Men zal daar, denk ik zoo, een locezaal in gaan richten. Zij: Dat spijt mij ntemen-lal, een man hoort 's avonds thuis Niet in vergudorzau.1 ol' bij bil- jarlgcdruisch; Zender vue ohging cn zonder sociëteiten. Zon vast iu litjiiig huis de vre de met zoo slijten. (Hij steekt glimlachend de uumieii ln de armsgaten vau zijn vest). Wat steekt daar uit je zak? (haah het voorwerp uit zijn vestzak) Een ki-ijtje van 't biljart! llij: (wet boos, grijpt lid. haar uit ie hand) Zeg va-ouw, dal gaat te vei-, je redeneert verward. Een man is toch getai kind, hij mort toch medewerken, Om staat en stad eu land maar krachten te versterken, Daar ia vergadren voor en heeft hij dat bereid, Vci-;K)03t hij zich een wijl in zijne Societoit. Gij vrouwen volgt ons na, gaat kiexoressen kwoelten Jin in vergadering veel zaken ook bespreken. Wat blijft ons, mannen, dlan, als 't aJ verboden wordt? Vergadren en biljart? Zij: Dal) blijft jelui de sport. Hij: Je wilt mij dus in Bliirt, bloots hoofds, roet bloolo knieën Dat zou mijn dokter wel ten spoedigste verbieön. Of met oen hockey-tcom of polo elftal meoV Dan was lie vast gauw dood oi' ouders (Groep achter de coulissen: Hup, II. F. C. Je hoort het: „Hup H. F. C.". Dat 's goed voor jonge knapen. Die na een stomp of schop toch even rustig slapen. Voor hen is 't zelfs een kunst, want t aloud I-I. F. C, Liep 't in don Laatste® tijd! he laas al weinig mee. 't Raakte uit de eerste klas en kan geen match meer winnen. Wat moet. 't, als t verder dualt in 's hemelsnaam beginnen? Zij: Och, wees niet al te bang, de jeugd breekt zich wel baan En 't zal, geloof dat vrij, wel spoedig beter gaan. Ze stroomeu talrijk toe, d^ jon ge aspiranten, En schoppen zich omhoog, als sterke flinke kwanten. Maar zog: hoo gaat het hier? Of heb ik niet gehoord, Dat ook het evenwicht van 't gold hier is gestoord? Is er geen deficit? llij: Och, dat mag ieder hooren: De Schouwburg heeft van 1 joar juist dertien mille verloren. Zij: Maai- dat is schrikkelijk veel, hoe kan zoo'n zaak bestaan? Hij: Och vrouw, wees niet bezorgd, dat past zich wol weer aan. Dat geld kwam haast weerom, 't publick betaalt de lasten Zij: Mooi, zoo'n gemeentezaak, het zijn daar slimme gasteu. Hij: Wat de gemeentekas ei zoo heeft bijgoleiii, Kwam ais belasting weer uit de verniakelykiic-id. Stel lui je zoo maar voor: een bankbiljet genomen Hier uit mijn linkerzak, zie je iu den rechter komen. Zoo blijft het al gcuijk, je neemt en dan: je geeft, Waardoor de Schouwburg vrij en zonder zorgen leeft. Zij: Je legt het öinaaküjk uit. maai er zijn andre dinget). Waarvoor ik minder goed den lof zou kunnen zingen Hij: Wat heb Je op liet oog? Zij: De ztgelplakkerij. Dot is ino een groote last en niemand loopt er vrij. Het is hier veertig cent en gin der weer een kwartje, Je weet nooit hoe het moet, bet voorschrift, dat verwart je Hij; En wat het ergst is, dat noem ili toch verkeerd, Is, dat geen enkel mensch er fliuk van profiteert. Want wie don leeftijd haalt e» dan er van wil trekken, Die merkt al wondei gauw: hij kan er bij verr Zij: Stil man, geeai loeliji; woord, 't is waar, hij krijgt niet veel' .Maar krijgt de ambtenaar don niet een beter deel? Hij: Ju stellig, maai- dat juist is eeu van mijn bezwaren: We kweekeu al maar door steeds nieuwe ambtenaren. Het zal zoo ver nog gaan, ja 't is al geavanceerd, Dat de eone helft van land door de andre wordt beheerd. Hoo denkt wel het publiek? Die vraag zou 'k willen stellen. Zij: Ais je dal weten wilt, kun je ze zelf gaan tellen Hij: Dal zul ik dan gaan doen (stapt vooruit, maar bedenkt zich dan mi Keert terug) Maai- is 't moment weé.goed? Zij: Waarom? Hij: Omdat men toch al vaak aan 't uieuschcjoteUen moet. Het volk wordt weer geteld. Het lüjk wil gaarne weten wie net jee slaat te boek en wie er werd vergeten, Aan ïnoniKuivoik zooveel, aan vrouwvolk zooveel moer, Zij; Een dame, te uilen tijd, was kostbaarder dan eeu Heer. Hij: Ze kostte zeker meer, aan jurken, lappen, prullen, Die den aifueu echtgenoot zijn centen kosten zuilen, (oji 2:.:n vingers tellende) Wc tellen zuigeling en kind en jonge maagd Ln kijken dan precies, hoeveel dat saam bedraagt Ei^ knaap en jongeling, kortom het al te zamen Geboortedag, geloof, ook voor- eu achternamen, We tellen smid en klerk en hoer en reiiienier Zij: Moet dat in 't heel© land of is t alleen voor hier? Hij: Neen, het is óveral. Ook om dc vreemdelingen Het is wel meer dan tijd, hun toevloed te bedwingen. Er komen or wat veel uit Prui- ■feii, Oostenrijk, Naar Hollands stad en land, naar Hollands Juin en dijk. Keken zij op ons neer, in lijd van bloei en weelde, Nu is dat gansch voorbij men wou dat Neerland deelde, Baar het door wijs beleid -bui ten den oorlog bleef. Nu eet de vreemdUnsr nie>e of roüjit voortdurend „geef!" Zij: Man, wees niet -a} i© hard. Der kindreu groote ellende Brengt mee, dat ieder doet wat mooglijk isop 't ende Is dat ook ons belang Want lijdt één lichaamsdeel, Dan kwellen pijn em last ten slotte ook 't geheel. Europa mart omhoog, d© krijg ls uitgestreden. Nu <U«it dan ook voortaan door nirtinujU meer geleden. Hij: Vrouw, dat is waai- tax juist. Voor het behoeftig kind, Is dan ook"i«loi-c-:n tot hulp en steun gezind. Daarom lner één verzoek: gij dames en gij hoeren, Onttrekt u niet aan steun, als men komt collecteeren. De vj-eemdlmg vloog te hoog ©,i kwam tot diépén val, Gelukkig ia wol hij, dien 't nooit gebeuren zal Zij: Als hij do Uvo, man, daar was elkeen tevreden, Want wie daar ging omhoog, kwam veilig weer beneden. Zrifs wio zich vallen feet, kwam heelhuids op den grond, bC-nouu 'i kijkende publiek het wel wal griezelig vond. En riep: „As 't valt... Hij: Asphait? Laat ons daarvan niet spreken. Bat heerlijk- sti-atemkk moet altijd nog ontbreken Waarom wacht dat zoo lang? Er is toch gdd in kas! Zjj: Heb ik niet utns golioord, dat 't niet voldoend,) was? Hij: Wil mtn méér geld er voor? welaan ik mag het lijen. Nu staat sinds jaar en dag heel Haarlem op d© keien. Iets nieuwe duurt vaak zoo lang Zij: Zoodat er niets nog kwam Van 't beteren van den weg van hia:- naar Amsterdam Hij: IntussclMhi hapert 't niet aan rompen, ongeluldten, Nu botst er dit kapot, dan .vliegt ei' dot aan stukken. De weg was Irrced genoeg in lang vervlogen tijd, Maar nu klaagt iedereen om dc gebrekkigliei'J van ilezu rechte lijn van Am- Btcrdam naar "t Sporen Zij: Wij doen maar 't beste ons ge duld hier te bewaren Hij: Geduld! Altoos geduld! Maar 't leven is zoo kort De mensch wil resultaat, wan neer hij ouder wordt Zij: Dat is er toch geweest, a3s we achterom gaan staren, 't Steuncomité verdween, na enkele zware jaren, Daar ieders weekloon steeg. Gemeentelijke visch Wordt oreral verkocht. Hij: Ja. ik geof toe: dat is Een flinke stap vooruit Er wa ren modesbowen Zij: Dat was oen nouveauté voor Haai-elemscho vrouwen En eiegant verscheen zoo me nig mannequin. Hij: Zou al die vreemde taal geen Hollandsen kunnen zijn? Men mocht een feest tor eer van MuitatuH vieren En 't hoofd van Bouwmeester met lauwerkransen sierai. Kon 't jaar ook beter zijn, 't was als geheel niet slecht Zij: Zal dat het komend jaar ook worden nagezegd? Hij: Malaise komt alom. De Beurs doet niets dan vallen Zij: En tobben met de Beurs is ar moe voor ons allen. Hij: Komaan, toch moed gevat. En wenscheai wij elkaar Met opgewektiieid dan, géluk kig Nieuwe Jaar. Zij:" (tot publiek; Dus veel heil in uw gezinnen! Ais wat nieuws gij gaat begin nen Moog' het slagen naar uw wensch. Hij: Dat de Raad der vroede vaadren Bij al 't pralen en vergadren, Weivaart brenge aan ieder mensch. Zij: Dat d© prijzen zullen dalen Zoodat ieder kon betalen Wat hij redelijk begeert Hij: En wij, mensehen, minder kij ven. Revolutie ver za; blijven, Die elks welvaart ras verteert. Zij: Koningin, Prins en Prinsesje* Heil liw huis! Gij gaaft een lesje, uns in tijd van krijgsgevaar. Hij: Door, bij 't groeien der gevaren Uwe kalmte ie bewaren, Zonder weifelen, ailijd klaar. Zij: Burgemeester, Haarlem bloeiel Moogt gij steeds de stad zien groeien En verwijd rieii hare grens! Hij: Dat dit jaar nog wordt gegra ven Hare nieuwe spoorweghuvenl Zie, dat is ons aller wensch. Zij: Dat ais kiezeres, de vrouwen Uw.g mode zuüen bouwen Aan een nieuwe Maatsciiappy, Hij: Industrieën, handelszaken Meer tot bloei mogen geraken En wij allen dus daarbij. Zij. Dut wat kieine ongelukkei, Niet terneer ons zuilen druk ken, Door gezonde levensvreugd. Hij: En des ouderdoins ervaren Zich genoegolijk zaj paren Aan de energie der jeugd. Zij: Waren wij luei egoïsten Ja, ik zeg u, dat wij wisten Onzen wensch voor het tooneel Hij: Wat wij dan toch wel verlan gen? Symppathie, .gevulde rangen Dames, Heeren, is 't te ved? Zij. Moge ui de sta«i aan 'l Sparen Onder deze laatste jaren 't Nieuwe jaar ons zijn oen schat Hij: Van gezondheid, voorspoed, vrede! Juicht dan allen met ons mede; (Te zamen) Leve onze Spaarnestad! FIDELIO. lettoren en Ktmst DE NATIONALE OPERA IN GEVAAR. Naur a:,nlo:lin^ ran "i De richt .n „De Te- teiegraaf' sclnii't men het volgende or. L" n Haag aan de „N. R. Ct"; Inderdaad is de Nati'inale Opera ln go- vaar. Hei was al eenige weken aan ingewij. den bekend, dal cr moeilijkheden waren eu ook wij hadden er van geboord, maar wij heb ben er over gezwegen om de oplossing Diet te bemoeiiijf.cu Nu „De Telegraaf" echter over de zaak begonnen is, zien wij ook geen bezwaar meer oin hel een en ander van hetgeen wij vernomen hadden mee ie deelen. De toestand ia op he: o ogenblik inderdaad kritiek. Tot nu toe heeft de Opera echter gere geld aan baar verplichtingen tegenover haar personeel kunnen voldoen en men hoopte dal ook me: 1 Januari Ie kunnen. De kern van dc moeilijkheden zit in het ge weldige bedrag aan belasting op de openbare vermakelijkheden, dai er opgebracht moet worden, n.l. circa 110.000, waartegenover geroimen trjd sitehls een geringe compensatie in den vorm van subsidies of restituties heeft gestaan. Thans is hierin wel eenige verbete ring gekomen en de Opera beeft na 1 Jannarl nog een aanzienlijk bidrag aan subsidies te wachten, dat haar in staal zal stellen voort, te werken. Maar steun van particulieren blijft in hooge mat noodzakelijk. In de jongste moeilijkheden heeft hel ook aan dien steun niet ontbroken, echter niet li» voldoende mate «in zc volledig te bezweren. De tijdsomstandigheden hebben er toe bijge dragen, da: van particuliere zijde niet die hulp kon worden verleend waarop nien in gunstiger tijden zou hebben mogen rekenen. De moeilijkheden zijn min of- meer actiot geworden, il; .dat verschillende categorlrtia vwo het persone-l, o.n. ten aanzien van ver goeding vor reiskosten, hoogere eiseben be gonnen te stellen dan dc exploitatie kon lij den. O.a. heeft bet haar met een staking gedreigd om af te dwingen, dat zijn leden voortaan in de tweede inplaats van dc derde klasse zonden mogen reizen. Ais maatregel van tegenweer beeft men toen overwogen zonder koor te Bpcleu. Ten slotte is de siescli echter ingewilligd, en levens voor he' andere personeel. Een niet onaanzienlijke moenterc uitgave, waarmee do inkomsten geen gelijken tred kannen houden, vloeit hiertii: voort In een vergadering van directie eh '-va-.!:.::...irissen met vertegenwoor digers van liet personeel hebben de eerstge- bcemden diarop gewezen en bet personeel gewaarschuwd, da' de Opera door de steeds hoogere nit^aren aan den rand van den af grond werd gebracht. Deze mededecling heeft min of meer een paniekstemming ver oorzaakt, welke aanleiding beeft gegeven tot allerlei geruchten. Zoo werd ons eerst meegedeeld, da; de exploitatie met 1 Januari, later dat zïi met tó Januari zou worden stopgezet. De ar'lsten hebben met den direc teur vergaderd om di-n toestand te bespreken en toen zijn du verschillende door „De Te legraaf' vera:! is mogelijkheden Inderdaad overwogen," maar tot eco -resultaat is mep niet gekomen. Ziekte van arlisten, waardoor dure krach ten van huiten bet gezelschap moeten wor den gebruikdragen tot verscherping van den toestand bjj. liet is op bet -«•« leven van de hand iu de land. Wanneer de recettes vau deze weck me.- vallen, znlten Za terdag de gage? kunnen worden uitbetaald, anders wcflioh? niet. De toestand Is du* hoogst zorgelijk en spoedige hulp zoowel van dc overheid al? van particulieren is ge- wenscht. In verband mr.i het vorenstaande verne men wjj. dat bij B. en W. van Den Haag bet voornemen zon bestaan om te bevorderen, dat aan de opera nil bet door verhooglng" van de belasting op de bioscopen e.d. gevormde fonds een subsidie word: toegekend, onge veer overeenkomende met het bedrag aan be lasting, dat de opera betaalt (tossehen 20 en 30.000 gulden}. huörlefe voor Yrageo VRAAG: Ik ben in het heart van een' goudstukje van het jaar 1814, waarop aan de eene zijde voorkomen de woorden: ,JPar Cxeo Ara 18.14 C'cncordiares" en san de andere zijde: „Mo ord. Provin, Poeder, Belgad J^eg. imp." Kunt u mij de betee- kenis dier woorden zeggen? ANTWOORD: Deze woorden zijn vermoe delijk verkeerd overgeschreven. Zij zul len wellicht moeten luiden: Concordia res parvae crescnnt"; zij beteekenen: „Door eendracht worden kleine raken groot". Het goudstukje is waarschijnlijk een penning, die in 1S14 geslagen is ter gelegenheid van de vcreenigmg van Bel gië en Nederland tol één Koninkrijk. Wanneer u de juiste beleekenis wenscht te weten, kunt u zich vervoegen tol den be heerder der EotmtenverzarueliDg in Teylere Museum of tot de Stadsbibliotheek aan het Prinsenhof. VRAAG: Ik beb een tante van middel baren leeftijd, die gaarne hear laatste le vensdagen op een R.K. hofje door wil brengen. Kunt u ine eenige adressen op geven waarheen ik me om inlichtingen )ud wenden t ANTWOORD: Er zijn te Haarlem een zeer groot aantal hofjes, die alle vermeld staan in be; Jaarboekje var. "Haarlem, met de voorwaarden van opneming en dc adressen der bestuurders "en fces'.uurdeiea- sen daabrij. Bedoeld Jaarboekje is in onze Tijdingzaal ter inzage verkrijgbaar. VRAAG: Ik ben tu de plaatselijke di recte belasting naar hel inkomen aangesU- gen voor 60 aan den Jiscuc te betalen, belastingjaar 1520—1821, in d« gemeente Amsterdam Hoe boog is mijn jaarlijksch inkomen gescbatf ANTWOORD: Bedoel: u forensen belas ting t dan is uw inkomen ongeveer op 4100 geschat. Andeie op ruim 8000. Staat het niet op uw aanslngbiljet vermeld t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1920 | | pagina 17