0A88UÜ
VIJFDE ÖLAÜ.
Yi, u3(j 31 Decamlier 1120
kaïiiitfiiiLïi' liaiio'ije*
Ki itDAGAVONUPRAATJE.
Eei; li^i, rt v;^r, vjjl ge-edeii kroeg
Ik ceil liuodsciiuji van ueii ilnecieur van
dit lil j'J, of lk even bij lieui komen wou
en vond hern :n ©enigta^ils neerslach
tige houding achter zijn schrijftafel zit-
tcii. „Ca rittenzoi hi,, „en eteek een
ÉUgaar op," Daarna trok Jiij de tweede
la .links van bovenaf open, lietgeen
mij een reden wus om op mijn hoede
te zijn; in die Ir. zijn namelijk de lek
kere sigaren met een bandje, geborgen;
in do ia daaronder, dus de derde Linke,
de gewone, zonder handje, die mij ge
woonlijk gepresenteerd worden. Ik zei
tot mijzelven: „hij geeft een fijne si
gaar, hij wil wat van inij hebben. Op
gepast." a
Toen hij mij eerst tijd had gelaten om
te proeven, hoe lekker de sigaar wel
wa«, zei hij: „Fidelio, je weet. ik heh
je nooit een ondenverp opgedrongen of
gevraagd er een te behandelen, dat je
zelf niet aanstond".
„En daarom wil je dat nu eens ^aan
doen zei ik.
„Noen," antwoordde iiij, „nooit.
Alaar ik wil je een onderwerp aan de
hand doen, dut je bijna de onsterflijk
heid waarborgt...."
„Te lang", zej ik, „met een dag ben
ik al ruim tevreden. Maar kom voor
den dag: wat wil je?"
„Dat je deze week een Nieuwjuars-
wensch schrijft, op rijm."
„Dank je, al die ouwe dingen her
kauwen, smaakt me niet".
„Als 't goed gedaan wordt" zei de di
recteur weer, „dan praten de meri-
echen er een week over"
„Ik hou niet van 't gepraat van de
ïnenschen."
„Doe het dan toch maar..."
„Draag het op aan een ander."
„Maar dat is het juist," riep hij en
verklapte a'dns zich zelf, ,,Lk heb geen
and en. Iedereen op de redactie beeft
de handen vol, we werken haast dag
en nacht!En hij trachtte zich van
wanhoop de haren uit het hoofd te trek
ken, wat door afwezigheid mislukte.
Toon kreeg ik medelijden ,,ÏIoor!
eens, ik zal het doen, maar onder twee
voorwaarden: je vindt het inooi...."
„Ik weet zeker, dat het prachtig
zal wezen", riep hij in een verrukking,
wo» geen atoompje echt van was.
„En dan wil ik tien van die sigaren
hebben, neen, niet uit do derde mam-
uit de tweede la links!"
Deze aiscli werd'minder vlot ingewil
ligd, maar lukte toch. Toen ging ik
naar huis en stelde mij iets lxeel
weidseh voor, namelijk, dat de perso
nen van mijn furitueie het publiek zou
den toeapreken in den schouwburg.
Daarna begon liet rijmen. Toen ik het
stuk klaar was, had ik pijn in mijn
vingers, al do tien sigaren opgerookt
en mij zelf oen dure bo'ofte gedaan om
hot nooit weer to doen.
En nu krijgen do lieer en mevrouw
Mug het woord, om niet meer te spre
ken van de eeuwige Thounaisvaer en
Piotemei, die nu wel eens onder hol
etof van de eeuwen mogen verdwij
nen.
\'i LOWJA ARSWENSCH 1921.
Personen: Do heer en mevrouw Mug.
(Do ingezetenen van Haarlem worden
sinds vele jaren „Hamrlemscho Mug
gen" genoemd).
Nadat het doek geopend is, komt de
heer Mug op het tooneel. maalit zijn
buiging en wacht, tot het stij is; in
middels is mevrouw Mug uit de cou
lissen gekomen en eveneens voor het
voetlicht gaan staan, iets achter hem,
zoodat hij haar niet kan zien.
Hij: „Geachte dames cn meneeren..."
Zii: „Geachte dames en menoeren..."
rmj keert zich verwonderd naar liaar
itan).
llij: „U hier, mevrouw?"
Zij: „Waa.com ik niet, mijnheer?"
Hij: „IJ ziet, dat ik 't publiek hiertoe
ga spreken!"
„O, ja, maai- ik verkies nu dezen
keer, daarbij niet zooals vroeger we!, te
ontbreken."
Hij: „U spreekt Wél boud...."
Zij: „Dat is mijn vrouwenrecht.
Wij laten ons niet meer belemme
ren of verdrukken.
Gelijkheid met den man..."
Hij: „Dat is wel gauw gezegd,
Maar zonder ons zijt ge alten
toch maar kr..."
Zij: (hem dc hand op den mond leg
gende): „dat woord verbied ik u; wij
hoeve n niet te bukken voor maniien-
hoovaurdlj, wij willen naaöt u voort,
ofschoon we, in menig vak, u mannen
Slaan, niet stukken,
Maar luister nu goed toe, dat gij uw
vonnis hoort.
(Met mui ruk) Wanneer gij mij met
kracht hier wilt verjagen,
Zal geen vrouw in de zaal dien
smaad van u verdragen.
Roede kookt in haar do toorn en
flonkert uit haar blik...."
Hij: „Och kom, zij heeft alleen over
uw praten schik.
Zij: „Gij onderwerpt u niet? Welnu
ik vraag het haai-.
En daarna is terstond haar meening
u dan klaar.
((Naar voren tredende):
Gij vrouw der Spaarnestad, zeg, kunt
gij liet verdragen,
Dat hij mij onbeecliaamd hier weg
zou willen jagen?
Terwijl gij mee bestuurt in den ge
meenteraad,
,Uw stem gehoord wordt in provincie
en in Staal?
Terwijl gij strak» voce elk bestuur
gaat kiezen?
Mort ik dan toch den et tijd hier met
mijn mau verldeaen?"
(Geroep uit de zaal: „Noen neen!")
Triomfantelijk: „Je hebt het dus ge
hoon!, men wil, dat lk hier blijf,
iWe gaan di samen voort en zonder
meer gekijf."
Hij: „Nou, v.-vuw, aan jou dan de
eer. Waar wil je mee beginnen?"
Zij: „Daarover heb ik mij niet heel
iang te bezinnen.
Do duurte is het ergst, dat ons
hier overkwam.
Die heerscht hl elk gehucht, zoo-1
goed ais te Amsterdam."
Hij: „Me dunkt, ik heb gehoord, dat
alles ene! gaat dalen...."
Zij: „Toch moet ik menig ding ten
duurste nog betalen,
Het huishoudgeld Ï6 nog maar
altijd niet genoeg...."
Hij: „Ofschoon je mij al vaak urn
toe- of bijslag vroeg".
Zij: „Dien je maar zelden gaf. Vóór
mannen geld gaan geven,
Trekken ze Si ge-zicht, als kostte
liet hun het leven".
Hij: „De handel, üeve vrouw, is
zwaar en bitter slecht.
De winst gering..."
Zij: „Vaak heb je hot mij gezegd,
Die taal kan ik sinds jaren al wel
droomen,
Maar goed: wanneer wij duB er
niet meer kunnen komen.
Dan past het langer niet, dat ik
dal kalm verdraag..
Hij: (verschrikt) „Mijn God, wat wil
je doen?"
Zij: Een briefje naar Den Haag.
Aan Mr. S. de Vries, financieel
Minister,
Jk beb geïnformeerd en weet het
vast. hij is 't er."
(Hij haalt zijn vulpen voor den dag
en sclirijft in een notitieboekje, terwijl
zij dicteert):
„Hooggeachte Excellentie,
Och. betoon ons toch clementie,
Zonder weeulo of pretentie,
Raken we in de decadentie.
Hooge lasten eischt de Staat,
Dito de gemeenteraad,
Ais dat zoo maar verder gaat,
Staan we cito op de straat.
Etenswaar blijft sohr-klijk duur,
KI eedii lig maaikt ons even zuur,
Hoog en hooger stijgt de huur...
Ach, ons leven is zoo guur.
*k Heb daarom een goed idee,
En deel u dat hierbij mee.
Overweeg 't een dag of twee,
En stel mij dan fluks tevrea.
Al mijn geld zend 'k blij te moe,
Uwe Excellentie toe.
Dat u uitbetaling doe,
Mij kan het niet schelen hoe.
U betaalt mijn kruidenier,
Smid en kieedci-leverancier,
Slager, bakker en barbier,
En geen nota komt meer hier.
Excellentie, dit beduidt:
Wanbetaling is dan uit
Van belasting. Tot besluit:
Zend ons slechte een zokkedodt."
Hij: „Ziezoo, t request is klaar, 'k
verzend het straks met. spoed..."
Zij: „Per poet duurt ved te lang,
per telegram gaat t goed,
Van slechten treinenloop zal ik
hier liever zwijgen,
Als telegram zal hij 't toch na
drie dagen krijgen?
Maar kom, wij gaan nu voort,
wat heugt, jou van dit jaar?"
Hij: „De inbraak bij Enschedé, och
och, wat was dat. naar,
Toen vier ton bankpapier uit
haar fabriek verdwenen....
Zij: „Maar nog vóór 't eind van 't
jaar is weer dat gckl verschenen."
Hij; „Met dat geboefte er bij; de die
ven zijn geknipt.
Geen enkel bankbiljet is in H
verkeer geslipt",
Zij: „Ja, ons politiecorps moeten wij
dankbaar loven.
Het komt door zijn geduld nu
met do vlag van boven."
11 ij Toch )6 er hier één zaak, die mij
verbaasd deed staan
De Nederiandsche bank, trok zich
er niets van aan,
Zij publiceerde leuk: van mij is
niets te halen,
Voor dat gestolen geld zal Ti
juülie niets betalen."
Zij: Wanneer dus zoo'n biljet ons
eerlijk kwam ter hand...."
Hij: „Dan liet dc Bank ons kalan de
schade en de schond...."
Zjj: „Wat is eau steev'ge Bank?"
Hij: „Een ding om op te leunen."
Zij: „Dan had ze in dit gevaJ, de
burgers moeten steunen."
Hij: „Enfin, 't gevaar- is weg, een
ander evenzoo...."
Zij: „Welk dan?"
Hij: (een muziekinstrument quasiebe
spelende):
„Tu fureh farette, tu tureli,!
lalo...."
Zij: „Ach ,zijn verstand is weg, he
laas nu moet ik schreien..."
Hij: „Ik ben, geloof dat vrij, het
gefcst niet van ons beien....
(De beweging van een trom makende)
Bom, bommerdon, rondon, bom
bom, romrommedom."
Zij: „Óch lieve help, dat wordt toch
al te krom,
Als je niet simpel wordt, /eg dan,
wat 't moet beduiden.
En staak maar dadelijk <He ijs-
Ifjke geluiden."
Hij: „Voor duizend jaren reeds zei
wijsgeer Wa Wo Wie:
Het hapert iedre vrouw aan elke
fantasie.
k Bedoel 't Muziekkorps, dat nog
maar heel korten tijd geleden.
Zijn laatsten levensstrijd bijna
toch had volstreden,
Omdat de wensch naar geld, be
dragend dertig mille,
Bij t dagelijkscli bestuur niet in
de richting viel,
Gelukkig was de Raad wat mil
der van gedachten,
En liet 't concertbestuur niet
naar de duiten smachten". -
Zij: „Nu wil, geloof 'k, de Raad zelfs
eon Concertgebouw,
En blijft dus met zijn steun T mu-
ziekkorps zeker trouw?"
Hij: „Het mocht wal! Als T, van B.
en \V. alleen had afgehangen,
Dan zong het corps vergeefs het
liedje van verlangen.
De Raad grijpt wel weer in. Ver
beeld je: een eigen buis.
En daarin doodsche stüt... maar
geen muziekgeniisch!"
Zij: „Dat leek dan heel veel op een
woning zonder stoelen.
Een keuken zonder pan, een
schietbaan zonder doelen,
Een...."
Hij: „Voorbeelden genoeg, een stom
Concertgebouw.
Lijkt 1 ergst haast wat ik ken:
een manmensch zonder vrouw."
(Kust haar ridderlijk de hand).
Zij: „Me dunkt, er was dit jaar wel
menig ontevreden..." i
Hij: „Er werd wel veel gestaakt..."'
Zij: „Niet altijd zonder reden,
Want luister, beste man..."
Hjj: „Neen luister, lieve viouw,
In des gehangenens huis spreekt
men niet over touw,
(Fluisterend): Ook ln 1 tooneel-
bedrijf is men dit jaar gaan feta-
ken."
Zij: (idem) 't is beter 't onderwerp
niet verder aan te raken.
En alles, wat ik nog van staken
zeggen wil.
Samen: Is: „stil, stil, stil s4.il, etil,
stil, stil, stil, stil, stil!"
De arbekli is beperkt tot dagen
van aobt uren."
Zij: ,,'k Hoop, dat dit forsch besluit
nooit iemand zal bezuren.
De huisvrouw werkt er meer...."
Hij: „Ze doet het met plezier."
Zij: „Maar wenscht ook nfenigmaa!
zichzelf» wat meer vertier,
Haar werk is dikwijls slaafsch..."
Hij: „Maar in een betere woning..."
Zij: „Ja, kreeg ze die maar vast, ze
voelde zich epn koning,
Maai- groot is hier de nood...."
Hij: „Diogenes in een ton,
Had daarin al 't geluk, dat hij
maar weuschen kon,
't Rijk en het Stadsbestuur ber
steden vele tonnen..."
Zij: „Och, dat de woningen als plan
ten groeien kónnen.
Maar bouwen duurt zoo Jang...."
Hij: „Daaraan is niets te doen.
Al gaf voor ieder huis het Rijk
ook een mïRioeu.
Het bouwen heeft zijn eisch...
Zij: „De nood is hoog gestegen.
En menig flink gezin is bitterlijk
verlegen,
Om bilh'jk onderdak: men kruipt
in hok en krot.
Het hooren van den nood grijpt
je al bij den strot,
Benauwt je en maakt je droef,
De kiile, koude regen,
In menig slecht verblijf komt
door het dale gezegen,
De vrieswind blaast met kracht
door scheur eu reet en kier,
Hot is nog onvoldoend voor hond
of ander dier..."
Hij: „Ja vrouw, je hebt gelijk, maar
't ergste is gei eden,
Voltooiing van den bouw naakt
nu met rasse schreden,
Men weikt al wat men kan, in onze
B. en W.
De Raad voteert steeds geld en
axbeidt wakker mee.
Ha daar, zit even etil, vooral je
niet verroeren...."
(Hij komt langzaam en voorzichtig
oii haar af en 6laat naar haar oor):
„Ais ik maar zoo iets zie-, kan 't.
mij tot toorn vervoeren."
Zij: „Au... au...,"
Hij: „Het spijt me wol, daax zat een
dikke mug.
Ik hoopte dat 'k hem ving, dc
rakker was to vlug,
Zij: „Je deed me leeiijk pijn..."
I-Iij: „Dat moet je mij vergeven."
Een slag is zoker goed, die, aan
een mug kost 't 3even."
Zij: „Maar dezo leeft nog voort..."
Hij: „Dat komt ook niet te pas,
'k Dacht, dat ze na mijn slog'
wel overleden was,
Want ze is een schadelijk dier..."!
Zij: „Toch moet je niet vergeten, dat
iedere Haarlemiet ook Mug steeds
wondt g-aheeteu."
Hij: „Maar dat 's een goede soort.
Het vies én stekend beest,
16 sands zijn eerst bestaan een
vijand ons geweeste.
A n o p li el e s heet zij, malaria
kan zij brengen,
Zooitang de menscliiieid zelf haar'
duldt eo wil gediengen,
De c u 1 e x schaadt ons niet, ze
is van een beter soort..."
Zij: „Waartoe begrijp ik wdJ, oen
Haarlemse!» burger hoort...."
IJjj: „Ja, dat begrijp je goed.... want
Haarlems lieve vrouwen,
Die kun je een voor een voor
zaclitlieid we! vartrouwen,
Wei, vrouw,kijk zelf eens rond
(wijst in de zaal) naar al dat jongo
goe»l,
Met bppen als karmijn en wan
gen donzig zoet,
Met oogen als een ster en hand-
jee, om te kussen...."
Zij: „Hou op, jou oude gek, 'k zal dte
verukking blussciien".
(Geeft hem een draai om de ooren).
Op mijn beurt vraag 't pardon,
t was weer dezelfde mug.
Ik dacht al: ze was weg, maar
't beest kwam weer terug."'
Hij: Je hebt een harde hand, dat kan
ik duidelijk voelen,
En liet mij niet den tijd, te
uiten mijn bedoelen.
Er is in deze zaal (ik kijk van
pijn. haast echeel),
Niet zóóveel vrouwenschoon, als
enkel op 1 tooneel.
Zij: „O, vleier, nu is 't goed, T is al
les weer ver-geven.
Anopheles, zij sterf geheel
ons volgend leven.
Want nu het stadsbestuur ons!
reeds is voorgegaan,
Nu sluiten wij ons ter verdelging
mede aan,
En zullJen in den sta', in kehlere,
poelen, piaseen,
't Gevaarlijke dier bij duizenden
verrassen.
ZeF> culex. doet 't nog zeer?
Br}: „Neen, 't is al weer voorbij.
Een ander onderweip vertoont
zich in de rij.
Raad eens, het is een lost, ver
boven alle maten,
En kwelt ons iedere» dag in
Haarlems smalle straten...."
(Op d;t oogenblik klinkt achter de
coulisse® een zwaar gedreun benevens
het geluid van een auto-hoorn):
Daar heb je T monster juist: de
auto met zijn vrachten..."
Zij; „Ja, 1 is een ware ramp, je kunt
je er nooit voor wachten,
Hij rammelt door de stad, dat 't
een aardbeving lijkt.
£n beeld, of kostbre vaas op
kast en kist. beswij kt.
Ja, ze'.f6 de vloei- dreunt mee en
het plafond gaat scheuren.
Maar zeg mij, lieve man, mag
dat maar zoo gebeuren?
Staat het dan iedereen maar
zonder perken vrij,
Om hinder aan te doen aan heel
de maatschappij?
Hij. Men is er op bedacht en zit zich
suf te denkeu,
Om aan de burgerij gerwensch-
te rust te seh enken.
Er is een wet op til, ter rege
ling vtui 't verkeer
Zij. F.n komt dan dit lawaai g«duk-
Kig nimmer w&ii
Hij. Men kan toch alles niet aJ-
len of verbieden!
Zij. Ach ko'iu, ou'. is weer praat
van overselluch'lre lieden,
Hij. Er kouit veel goeds tot stand:
rechts houden wordt 't gebod
Zij. En als 't publiek 't niet doet?
Hij. Dun gaat het iu de pot,
Of wordt ook wei gestraft met
hooggestemde boeten.
Zij. Maar- als ik links nu houd om
een vriendin t' ontmoeten
Of winkels te gaan zien?
Hij. Dan loop je wel gevaar.
Zij: Dun vind 'k regeling toch
wel een groot bezwaar.
Voor mij is 't .en gemak, da',
andrén rechts gaan wijken,
Hij. Maar ga je zelf naai" links,
moet geen poHJie kijken'
Dat kan nu teiiiuua; niet
voor ieder is de wet.
Die wordt voo: niemand ooit
op zijde hier gezet.
Ze is gelijk voor elk met Neer-
Jaiidscii bloed Ju d'adren
Z Dat maken mannen uit bij 't
eeuwige vergadren.
Hij. 't Verwijt ia minder juist,
want als 't zoo verder gaat,
Raakt het vergadren uit, tenzij
misschien op straat,
Do ruimte was niet gi-oot en
veie grooto panden,
Die raken, zoetjes aan, zoo al
ln uiidre handen.
Zoo do Vcroeiuging, waarin
©erlang de Staat,
Zijn kostbaar bankpapier ee-
cunr i>-h©ercn gaat.
En Ti ou moet Blijckcn ook is
voor eon bod gaan zwichten,
Men zal daar, denk ik zoo, een
locezaal in gaan richten.
Zij: Dat spijt mij ntemen-lal, een
man hoort 's avonds thuis
Niet in vergudorzau.1 ol' bij bil-
jarlgcdruisch;
Zender vue ohging cn zonder
sociëteiten.
Zon vast iu litjiiig huis de vre
de met zoo slijten.
(Hij steekt glimlachend de uumieii
ln de armsgaten vau zijn vest).
Wat steekt daar uit je zak?
(haah het voorwerp uit zijn vestzak)
Een ki-ijtje van 't biljart!
llij: (wet boos, grijpt lid. haar uit
ie hand)
Zeg va-ouw, dal gaat te vei-, je
redeneert verward.
Een man is toch getai kind, hij
mort toch medewerken,
Om staat en stad eu land maar
krachten te versterken,
Daar ia vergadren voor en heeft
hij dat bereid,
Vci-;K)03t hij zich een wijl in
zijne Societoit.
Gij vrouwen volgt ons na, gaat
kiexoressen kwoelten
Jin in vergadering veel zaken
ook bespreken.
Wat blijft ons, mannen, dlan,
als 't aJ verboden wordt?
Vergadren en biljart?
Zij: Dal) blijft jelui de sport.
Hij: Je wilt mij dus in Bliirt, bloots
hoofds, roet bloolo knieën
Dat zou mijn dokter wel ten
spoedigste verbieön.
Of met oen hockey-tcom of
polo elftal meoV
Dan was lie vast gauw dood oi'
ouders
(Groep achter de coulissen: Hup,
II. F. C.
Je hoort het: „Hup H. F. C.".
Dat 's goed voor jonge knapen.
Die na een stomp of schop toch
even rustig slapen.
Voor hen is 't zelfs een kunst,
want t aloud I-I. F. C,
Liep 't in don Laatste® tijd! he
laas al weinig mee.
't Raakte uit de eerste klas en
kan geen match meer winnen.
Wat moet. 't, als t verder dualt
in 's hemelsnaam beginnen?
Zij: Och, wees niet al te bang, de
jeugd breekt zich wel baan
En 't zal, geloof dat vrij, wel
spoedig beter gaan.
Ze stroomeu talrijk toe, d^ jon
ge aspiranten,
En schoppen zich omhoog, als
sterke flinke kwanten.
Maar zog: hoo gaat het hier?
Of heb ik niet gehoord,
Dat ook het evenwicht van 't
gold hier is gestoord?
Is er geen deficit?
llij: Och, dat mag ieder hooren:
De Schouwburg heeft van 1
joar juist dertien mille verloren.
Zij: Maai- dat is schrikkelijk veel,
hoe kan zoo'n zaak bestaan?
Hij: Och vrouw, wees niet bezorgd,
dat past zich wol weer aan.
Dat geld kwam haast weerom,
't publick betaalt de lasten
Zij: Mooi, zoo'n gemeentezaak, het
zijn daar slimme gasteu.
Hij: Wat de gemeentekas ei zoo
heeft bijgoleiii,
Kwam ais belasting weer uit de
verniakelykiic-id.
Stel lui je zoo maar voor: een
bankbiljet genomen
Hier uit mijn linkerzak, zie je
iu den rechter komen.
Zoo blijft het al gcuijk, je neemt
en dan: je geeft,
Waardoor de Schouwburg vrij
en zonder zorgen leeft.
Zij: Je legt het öinaaküjk uit. maai
er zijn andre dinget).
Waarvoor ik minder goed den
lof zou kunnen zingen
Hij: Wat heb Je op liet oog?
Zij: De ztgelplakkerij.
Dot is ino een groote last en
niemand loopt er vrij.
Het is hier veertig cent en gin
der weer een kwartje,
Je weet nooit hoe het moet, bet
voorschrift, dat verwart je
Hij; En wat het ergst is, dat noem
ili toch verkeerd,
Is, dat geen enkel mensch er
fliuk van profiteert.
Want wie don leeftijd haalt e»
dan er van wil trekken,
Die merkt al wondei gauw: hij
kan er bij verr
Zij: Stil man, geeai loeliji; woord, 't
is waar, hij krijgt niet veel'
.Maar krijgt de ambtenaar don
niet een beter deel?
Hij: Ju stellig, maai- dat juist is eeu
van mijn bezwaren:
We kweekeu al maar door
steeds nieuwe ambtenaren.
Het zal zoo ver nog gaan, ja
't is al geavanceerd,
Dat de eone helft van land
door de andre wordt beheerd.
Hoo denkt wel het publiek? Die
vraag zou 'k willen stellen.
Zij: Ais je dal weten wilt, kun je
ze zelf gaan tellen
Hij: Dal zul ik dan gaan doen
(stapt vooruit, maar bedenkt zich dan
mi Keert terug)
Maai- is 't moment weé.goed?
Zij: Waarom?
Hij: Omdat men toch al vaak aan
't uieuschcjoteUen moet.
Het volk wordt weer geteld.
Het lüjk wil gaarne weten
wie net jee slaat te boek en wie
er werd vergeten,
Aan ïnoniKuivoik zooveel, aan
vrouwvolk zooveel moer,
Zij; Een dame, te uilen tijd, was
kostbaarder dan eeu Heer.
Hij: Ze kostte zeker meer, aan
jurken, lappen, prullen,
Die den aifueu echtgenoot zijn
centen kosten zuilen,
(oji 2:.:n vingers tellende)
Wc tellen zuigeling en kind en
jonge maagd
Ln kijken dan precies, hoeveel
dat saam bedraagt
Ei^ knaap en jongeling, kortom
het al te zamen
Geboortedag, geloof, ook voor-
eu achternamen,
We tellen smid en klerk en
hoer en reiiienier
Zij: Moet dat in 't heel© land of is
t alleen voor hier?
Hij: Neen, het is óveral. Ook om dc
vreemdelingen
Het is wel meer dan tijd, hun
toevloed te bedwingen.
Er komen or wat veel uit Prui-
■feii, Oostenrijk,
Naar Hollands stad en land,
naar Hollands Juin en dijk.
Keken zij op ons neer, in lijd
van bloei en weelde,
Nu is dat gansch voorbij
men wou dat Neerland deelde,
Baar het door wijs beleid -bui
ten den oorlog bleef.
Nu eet de vreemdUnsr nie>e of
roüjit voortdurend „geef!"
Zij: Man, wees niet -a} i© hard. Der
kindreu groote ellende
Brengt mee, dat ieder doet wat
mooglijk isop 't ende
Is dat ook ons belang Want
lijdt één lichaamsdeel,
Dan kwellen pijn em last ten
slotte ook 't geheel.
Europa mart omhoog, d© krijg
ls uitgestreden.
Nu <U«it dan ook voortaan
door nirtinujU meer geleden.
Hij: Vrouw, dat is waai- tax juist.
Voor het behoeftig kind,
Is dan ook"i«loi-c-:n tot hulp en
steun gezind.
Daarom lner één verzoek: gij
dames en gij hoeren,
Onttrekt u niet aan steun, als
men komt collecteeren.
De vj-eemdlmg vloog te hoog
©,i kwam tot diépén val,
Gelukkig ia wol hij, dien 't
nooit gebeuren zal
Zij: Als hij do Uvo, man, daar was
elkeen tevreden,
Want wie daar ging omhoog,
kwam veilig weer beneden.
Zrifs wio zich vallen feet, kwam
heelhuids op den grond,
bC-nouu 'i kijkende publiek het
wel wal griezelig vond.
En riep: „As 't valt...
Hij: Asphait? Laat ons daarvan
niet spreken.
Bat heerlijk- sti-atemkk moet
altijd nog ontbreken
Waarom wacht dat zoo lang?
Er is toch gdd in kas!
Zjj: Heb ik niet utns golioord, dat
't niet voldoend,) was?
Hij: Wil mtn méér geld er voor?
welaan ik mag het lijen.
Nu staat sinds jaar en dag heel
Haarlem op d© keien.
Iets nieuwe duurt vaak zoo
lang
Zij: Zoodat er niets nog kwam
Van 't beteren van den weg
van hia:- naar Amsterdam
Hij: IntussclMhi hapert 't niet aan
rompen, ongeluldten,
Nu botst er dit kapot, dan
.vliegt ei' dot aan stukken.
De weg was Irrced genoeg in
lang vervlogen tijd,
Maar nu klaagt iedereen om dc
gebrekkigliei'J
van ilezu rechte lijn van Am-
Btcrdam naar "t Sporen
Zij: Wij doen maar 't beste ons ge
duld hier te bewaren
Hij: Geduld! Altoos geduld! Maar
't leven is zoo kort
De mensch wil resultaat, wan
neer hij ouder wordt
Zij: Dat is er toch geweest, a3s we
achterom gaan staren,
't Steuncomité verdween, na
enkele zware jaren,
Daar ieders weekloon steeg.
Gemeentelijke visch
Wordt oreral verkocht.
Hij: Ja. ik geof toe: dat is
Een flinke stap vooruit Er wa
ren modesbowen
Zij: Dat was oen nouveauté voor
Haai-elemscho vrouwen
En eiegant verscheen zoo me
nig mannequin.
Hij: Zou al die vreemde taal geen
Hollandsen kunnen zijn?
Men mocht een feest tor eer van
MuitatuH vieren
En 't hoofd van Bouwmeester
met lauwerkransen sierai.
Kon 't jaar ook beter zijn, 't
was als geheel niet slecht
Zij: Zal dat het komend jaar ook
worden nagezegd?
Hij: Malaise komt alom. De Beurs
doet niets dan vallen
Zij: En tobben met de Beurs is ar
moe voor ons allen.
Hij: Komaan, toch moed gevat. En
wenscheai wij elkaar
Met opgewektiieid dan, géluk
kig Nieuwe Jaar.
Zij:" (tot publiek;
Dus veel heil in uw gezinnen!
Ais wat nieuws gij gaat begin
nen
Moog' het slagen naar uw
wensch.
Hij: Dat de Raad der vroede vaadren
Bij al 't pralen en vergadren,
Weivaart brenge aan ieder
mensch.
Zij: Dat d© prijzen zullen dalen
Zoodat ieder kon betalen
Wat hij redelijk begeert
Hij: En wij, mensehen, minder kij
ven.
Revolutie ver za; blijven,
Die elks welvaart ras verteert.
Zij: Koningin, Prins en Prinsesje*
Heil liw huis! Gij gaaft een
lesje,
uns in tijd van krijgsgevaar.
Hij: Door, bij 't groeien der gevaren
Uwe kalmte ie bewaren,
Zonder weifelen, ailijd klaar.
Zij: Burgemeester, Haarlem bloeiel
Moogt gij steeds de stad zien
groeien
En verwijd rieii hare grens!
Hij: Dat dit jaar nog wordt gegra
ven
Hare nieuwe spoorweghuvenl
Zie, dat is ons aller wensch.
Zij: Dat ais kiezeres, de vrouwen
Uw.g mode zuüen bouwen
Aan een nieuwe Maatsciiappy,
Hij: Industrieën, handelszaken
Meer tot bloei mogen geraken
En wij allen dus daarbij.
Zij. Dut wat kieine ongelukkei,
Niet terneer ons zuilen druk
ken,
Door gezonde levensvreugd.
Hij: En des ouderdoins ervaren
Zich genoegolijk zaj paren
Aan de energie der jeugd.
Zij: Waren wij luei egoïsten
Ja, ik zeg u, dat wij wisten
Onzen wensch voor het tooneel
Hij: Wat wij dan toch wel verlan
gen?
Symppathie, .gevulde rangen
Dames, Heeren, is 't te ved?
Zij. Moge ui de sta«i aan 'l Sparen
Onder deze laatste jaren
't Nieuwe jaar ons zijn oen
schat
Hij: Van gezondheid, voorspoed,
vrede!
Juicht dan allen met ons mede;
(Te zamen)
Leve onze Spaarnestad!
FIDELIO.
lettoren en Ktmst
DE NATIONALE OPERA IN GEVAAR.
Naur a:,nlo:lin^ ran "i De richt .n „De Te-
teiegraaf' sclnii't men het volgende or. L" n
Haag aan de „N. R. Ct";
Inderdaad is de Nati'inale Opera ln go-
vaar. Hei was al eenige weken aan ingewij.
den bekend, dal cr moeilijkheden waren eu
ook wij hadden er van geboord, maar wij heb
ben er over gezwegen om de oplossing Diet
te bemoeiiijf.cu
Nu „De Telegraaf" echter over de zaak
begonnen is, zien wij ook geen bezwaar
meer oin hel een en ander van hetgeen wij
vernomen hadden mee ie deelen. De toestand
ia op he: o ogenblik inderdaad kritiek.
Tot nu toe heeft de Opera echter gere
geld aan baar verplichtingen tegenover haar
personeel kunnen voldoen en men hoopte dal
ook me: 1 Januari Ie kunnen.
De kern van dc moeilijkheden zit in het ge
weldige bedrag aan belasting op de openbare
vermakelijkheden, dai er opgebracht moet
worden, n.l. circa 110.000, waartegenover
geroimen trjd sitehls een geringe compensatie
in den vorm van subsidies of restituties heeft
gestaan. Thans is hierin wel eenige verbete
ring gekomen en de Opera beeft na 1 Jannarl
nog een aanzienlijk bidrag aan subsidies te
wachten, dat haar in staal zal stellen voort,
te werken. Maar steun van particulieren blijft
in hooge mat noodzakelijk.
In de jongste moeilijkheden heeft hel ook
aan dien steun niet ontbroken, echter niet li»
voldoende mate «in zc volledig te bezweren.
De tijdsomstandigheden hebben er toe bijge
dragen, da: van particuliere zijde niet die
hulp kon worden verleend waarop nien in
gunstiger tijden zou hebben mogen rekenen.
De moeilijkheden zijn min of- meer actiot
geworden, il; .dat verschillende categorlrtia
vwo het persone-l, o.n. ten aanzien van ver
goeding vor reiskosten, hoogere eiseben be
gonnen te stellen dan dc exploitatie kon lij
den. O.a. heeft bet haar met een staking
gedreigd om af te dwingen, dat zijn leden
voortaan in de tweede inplaats van dc derde
klasse zonden mogen reizen.
Ais maatregel van tegenweer beeft men
toen overwogen zonder koor te Bpcleu.
Ten slotte is de siescli echter ingewilligd, en
levens voor he' andere personeel. Een niet
onaanzienlijke moenterc uitgave, waarmee do
inkomsten geen gelijken tred kannen houden,
vloeit hiertii: voort In een vergadering van
directie eh '-va-.!:.::...irissen met vertegenwoor
digers van liet personeel hebben de eerstge-
bcemden diarop gewezen en bet personeel
gewaarschuwd, da' de Opera door de steeds
hoogere nit^aren aan den rand van den af
grond werd gebracht. Deze mededecling
heeft min of meer een paniekstemming ver
oorzaakt, welke aanleiding beeft gegeven
tot allerlei geruchten. Zoo werd ons eerst
meegedeeld, da; de exploitatie met 1 Januari,
later dat zïi met tó Januari zou worden
stopgezet. De ar'lsten hebben met den direc
teur vergaderd om di-n toestand te bespreken
en toen zijn du verschillende door „De Te
legraaf' vera:! is mogelijkheden Inderdaad
overwogen," maar tot eco -resultaat is mep
niet gekomen.
Ziekte van arlisten, waardoor dure krach
ten van huiten bet gezelschap moeten wor
den gebruikdragen tot verscherping van
den toestand bjj. liet is op bet -«•«
leven van de hand iu de land. Wanneer de
recettes vau deze weck me.- vallen, znlten Za
terdag de gage? kunnen worden uitbetaald,
anders wcflioh? niet. De toestand Is du*
hoogst zorgelijk en spoedige hulp zoowel van
dc overheid al? van particulieren is ge-
wenscht.
In verband mr.i het vorenstaande verne
men wjj. dat bij B. en W. van Den Haag
bet voornemen zon bestaan om te bevorderen,
dat aan de opera nil bet door verhooglng" van
de belasting op de bioscopen e.d. gevormde
fonds een subsidie word: toegekend, onge
veer overeenkomende met het bedrag aan be
lasting, dat de opera betaalt (tossehen 20 en
30.000 gulden}.
huörlefe voor Yrageo
VRAAG: Ik ben in het heart van een'
goudstukje van het jaar 1814, waarop
aan de eene zijde voorkomen de woorden:
,JPar Cxeo Ara 18.14 C'cncordiares" en san
de andere zijde: „Mo ord. Provin, Poeder,
Belgad J^eg. imp." Kunt u mij de betee-
kenis dier woorden zeggen?
ANTWOORD: Deze woorden zijn vermoe
delijk verkeerd overgeschreven. Zij zul
len wellicht moeten luiden: Concordia
res parvae crescnnt"; zij beteekenen:
„Door eendracht worden kleine raken
groot". Het goudstukje is waarschijnlijk
een penning, die in 1S14 geslagen is ter
gelegenheid van de vcreenigmg van Bel
gië en Nederland tol één Koninkrijk.
Wanneer u de juiste beleekenis wenscht te
weten, kunt u zich vervoegen tol den be
heerder der EotmtenverzarueliDg in Teylere
Museum of tot de Stadsbibliotheek aan
het Prinsenhof.
VRAAG: Ik beb een tante van middel
baren leeftijd, die gaarne hear laatste le
vensdagen op een R.K. hofje door wil
brengen. Kunt u ine eenige adressen op
geven waarheen ik me om inlichtingen )ud
wenden t
ANTWOORD: Er zijn te Haarlem een
zeer groot aantal hofjes, die alle vermeld
staan in be; Jaarboekje var. "Haarlem, met
de voorwaarden van opneming en dc
adressen der bestuurders "en fces'.uurdeiea-
sen daabrij. Bedoeld Jaarboekje is in onze
Tijdingzaal ter inzage verkrijgbaar.
VRAAG: Ik ben tu de plaatselijke di
recte belasting naar hel inkomen aangesU-
gen voor 60 aan den Jiscuc
te betalen, belastingjaar 1520—1821, in d«
gemeente Amsterdam Hoe boog is mijn
jaarlijksch inkomen gescbatf
ANTWOORD: Bedoel: u forensen belas
ting t dan is uw inkomen ongeveer op
4100 geschat. Andeie op ruim 8000.
Staat het niet op uw aanslngbiljet vermeld t