HAARLEM'S DAGBLAD
Van onzen reizenden Redacteur
Over Kritiek.
Siaösüiouws
iiaariommer HalliUei
ZATEBDA9 tl JUNI 1SSI - TWEEDE BLAD
(Nlauw* reok«i)
No. 12
Een merkwaardig Interview.
Van „Gedeballoteerd" sclmef 't llan
drieblad, dat het lBte bedrijf liet beate
wafij Frans Co enen en Frans Mijnnaen
noemden het 2de bedrijf het sterkst en
de N. Roti. Ct. gaf den prijs aan de
laatste acte. Frans Mijnssen schreef in
Elseviei'e Maandschrift, dat ik met hel
3de bednjf „een diepen val deed", Joh.
de Meester vond, „dat er een bewonde
rensw&ardigo stijging was m de 3 bedrij
ven". Wilt u nog eterker oontrastf De
Soexabaja Courant vond het stuk een
vervelende charge, «onder actie en zon
der geestigcn dialoog, het Soerabajasoh
Handelsblad daarentegen noemde het „een
bijtende, geestige, vlijmscherpe en tref
fend rake satire!" Zoo suit u bijna geen
2 kritieken naast elkander kunnen leg
gen, of cij spreken elkander tegen i"
„Daarmee wil u dus zeggen",..
„Dat er maar één critious op de wereld
oestaat, in wi«a ik volkomen vertrouwen
stel en met vrien ik het heelema&l eens
benl"
„En dat ls!" vroeg ik, natuurlijk niet
zonder nieuwsgierigheid.
„Hm, hml Ja, wat zal ik u daarop ant
woorden I"
Het was duidelijk, dat mijn andere lk
een weinig in de war was. Plotselin?
stond hij op en zei:
„Pardon, ik ben gepresseerd!"
Het was het gewone slot, waarmee hij
een einde aan het interview wilde ma
ken, omdat hij bemerkte, dat hij „vast-
geloopen" was.
Ik stond dus op en nam afscheid.
„Waar gaat u nu nog uaar loet" vroeg
hij me belangstellend.
„Ik? Naar uw andxen ik, den criticus!"
„Ah zoo! Doet u hem do hartelijke groe
ten van mij?"
„Ia h ij dan...."
„0 nee, maar ik houd als schrijver alle
critici gaarne te vriend! Adieu, mijnheer!
Veel suoces!"
Vijf minuten later rat Ik tegenover mijn.
ja, hoe zal ik hem noement mijn anderen
anderen ik
„Gaat u zitten!" was bet onmiddellijk.
„Ik weet. waarvoor u komt. U wilt mJJ
Intciviewen over kritiek, niet waar?"
„Hoe weet u dat?" vroeg ik, biet zonder
verbazing, maar bij interrumpeerde dadelijk:
„Wat wilt •'■weten, rnjjuheer?"
„Hoe denkt u over de kritiek in Neder
land?"
„Dat zij eerlijk is, Intègrc, onomkoopbaar,
zelfstandig..
„Ja, ja, natuurlijk, dat weet ik! Mare.,
enfin, Iaat ik maar met de deur In huis
vallen. Ik ben zoo even bij ons beider andere
ilt geweest en die gaf suij eenigc treffende
staaltjes van tegenstrijdige kritieken! Die
voorbeelden hebben mij werkelijk gefrap
peerd!"
„Ocb, kom!" zei do andere, met een onuit
staanbaar, arrogant glimlachje.
Ik wilde ze kem laten lezen.
„O nee, houdt u ze maar!" viel bij mij in
de rede. Toen vroeg bij mij opeens„Vindt
u het vreemd, dat critici elkander dikwijls
tegenspreken?"
Ik kon niet eens antwoorden, want b|j
ging door met zulk een fleux de bouche, dat
ik dadelijk bemerkte, dat bij een stokpaardje
bereed.
„Ik zou bet veel vreemder vinden, mijn
beer, als zij het altijd mot eikaar eens wa
ren! „Le journal c'st un monsieur!" zeggen
do Franschenen dat vergeten ze hier in Hol
land veel te dikwijls. Het oordeel van de
krant is niet anders dan bet oordeel van een
zekeren mijnheer H. of een zekere mevrouw
IJ. Hebt u ooit na een tooneelvoorstelling
of een concert menscben ontmoet, die bet
volkomen met elkaar ©ena waren? Als de
menscben het allen met elkaar eens waren,
waarde lieer, dan zouden wij geen kritieken
meer behoeven tc schrijven!"
„Ja, maar zulke frappante tegenstellin
gen, als ik (heb gelezen..
„Vindt u bij de menscben dan geen frap-
panfe tegenstellingen? De eenc menech is
zuur, cynisch, mel.VDcbotiscb, de ander opge
wekt, gemoedelijk, sanguinisch! Zoudt u nu
willen, dat al die menschen over een en het
zelfde stuk een gelijk onrdeel schreven? Een
kritiek is nooit geheel objectief, die zal
altijd min of meer subjectief zijn! Ik heb
herhaaldelijk van monsciien, die naar een
stuk waren gegaan, omdat ik bet in de
krant gunstig had beoordeeld, bet verwijt
moeten hoorcu „Maar hoe is het mogelijk,
dat jij dit stuk mooi hebt kunnen vinden?"
Op zoo'n vraag is natuurlijk maar één ant
woord mogelijk „Omdat ik een anderen
smaak heb dan jij!"
„Maar vindt u het dan niet jammer," vroeg
ik, „dat het lot vau het stuk dikwijls van
de kritiek afhangt?"
„Zeker," antwoordde de ander, „maar dat
is niet de schuld van do kritiek, dat h dc
scbuid van het publiek, dat er geen eigen
oordeel op nahoudt en alleen maar vraagt
„wat dc krant ervan zegt?" Als de men
scben eens bedachten, dat 40 critici dikwijls
ook 40 verschillende meeningen hebben, dan
zouden zij zich minder aan dc krant storen.
De menscben moeten leeren zich een eigen
oordeel te vormen. De kritiek moeten z(j al
leen lezen om to vergelijken of om eens te
weten, wat do lieer X., ecu man, die veel
komedie heeft gezien en misschien een eigen
oordcel heeft van een zekere voorstelling
en een zeker stuk zegt. Maar de menscben
moeten nooit h priori al gaan denken, dat
die mijnheer X- gelijk beeft. Dat is het dom
ste. wat zij kunnen doen. Al schrijft dc cri
ticus nog zoo apodictisch: „hot idan
moet dc lezer zicli bedenken, dat de man
dat gemakshalve schrijft voor.: „ik vind".
Toen stond de andere plotseling op en zei:
„Pardon, ik ben gepresseerd."
Ik wist al weer, boe ver h« wa». Maar
bij de deur bleef lk nog oven staan en vroeg
ik hem
„Mag ik nog één vraag doen?"
„En die is?" vroeg hij,
„Weet u ook, wie ons beider andere ik
bedoeld kan hebben, toen hij zei, dat er maar
één criticus was, in wicn hfj volkomen ver-
tronwfken stelde?"
„Wie andere dan mij, mijnheer?" was het
zelfbewuste, arrogante antwoord.
„Gelooft u?"
„Anders zou ik toch ik niet zij"!" eD tege
lijk gooide hij de deur voor nnjn neus dicht.
J. B. 8CHUIL.
NEUTRAAL OVERHEIDSPERSONEEL.
Vrijdagavond had in de bovenzaal
van „de Kroon" een druk bezochte
vergadering plaats, uitgesoh roven
door het comité neutraal Overheids
personeel ter bespreking van do onv-
v e rp en - r e cl 11 stoest andswet en pen
sioenwetten voor het Overheidsper
soneel. Onder de aanwezigen merk
ten wij op den wethouders mr. M.
Slingenherg.
De voorzitter, de heer H. de
Boer van den Haag, opende na
mens het comité de vergadering met
een kort woord, waarin werd uiteen
gezet dat het van groot belang voor
de ambtenaren is dat de Rechtstoe-
standswet cn do Pensioenwetten spoe
dig tot 6tand komen. Zij 't dan nog
eenigszins aangevuld en dat deze
vergadering en andere, die het comi
té belegt, worden uitgeschreven om
in het licht te 6tellen dat dit de
wensoh der ambtenaren is.
Verder epTak Öe voorzitter voldoe
ning uit over de drukke opkomst en
werd door ham opgewekt om zich
aan to sluiten bij de neutral© vak
beweging en om zioh als een eenheid
be openharen. Ten slotte deelde -pr.
mede, dat de organisaties dde aan
wezig zijn 1949 leden vertegenwoordi
gen.
Daarna was het woord aan den
heer A. K o o ij m a n. Deze begon
met de opmerking dat wij hier te lan
de ten aanzien van heit Overluei'ds-
pereoneel nog vrijwel in eon toestand
van volslagen rechteloosheid verkoe
ren en dat, nadat de werklieden
daarin waren voorgegaan, ocik de
ambtenaren daarna hadden ingezien,
dat vereenigen noodig is om te ge
raken tot een goede rechtspositie.
Eindelijk, na ©dn voortdurenden
aandrang van uit de kringen van
Overheidspersoneel zag de Regeering
dat aan de positie van rechts-onze-
kerheid der ambtenaren een einde
diende te kernen. In 1917 werd «cn
Staatscommissie benoemd tot onder
zoek van het vraagstuk. De benoe
ming van die Staatscommissie wae
een bekroning op den arbeid van
den Bond. „De Rechtstoestand.Met
haar rapport kon het Overheidsper
soneel zioh geheel vereenigen. Aan
bijna alle wcnschen van het Over
heidspersoneel was voldaan.
Die commissie stelde regelen van
materieel en fonneel redht voor. Ver
wacht had mogen worden, dat tie Re
geering (int, rapport zonder meer had
aanvaard. Dat dit niet is gesdhSed,
heeft teleurstelling verwekt. De Re
geering heeft gemeend ten aanzien
van eenige punten te moeten afwij
ken. Dat heeft gdmaakt dat opnieuw
de ambtenaren in actie moeten wor
den gebracht, opdat de Regeering
zoo mogelijk het hoofd voor den wil
van het Overheidspersoneel zal bui
gen.
In den hreede ging spr. rva ten aan
zien van welke punten van materieel
recjkt 't ontwerp nechtstaostandwct
niet aan de wem/5 chen van de ambte
naren voldoet. Terloops werden daar
bij woorden van hulde gebracht aan
den wethouder van sociale aangele
genheden te llaarleiu, mr. Romans,
omdat tc Haarlem ten aanzien van
het materieele recht een positie van
werklieden en ambtenaren Is tot stand
gekomen, die bevredigend is. Voorai
ten aanzien van de ziektegeld-intkee-
ring noemde spr. 't ontwerp van
wet geheel en al onuanncmelijk
Voorts zette spr. uitoen van welk
belang voor don ambtenaar een goe
de regeling van het strafrecht is. Het
wetsontwerp geeft oen rechtspraak
die niet voldoet. Het comité wil mi
een regeling ontwerpen, die de Rege
ring ikan overnemen en die voor den
ambtenaar bevredigend is. Op het
congres, dat Zaterdag (heden; te den
Haag zal worden gehouden, zal alt
nader worden toegelicht. Ook wat
de Regeering ten aanzien van het ge
organiseerd overleg voorstelt cniti-
seerde spr. Een overleg, waarbij de
regeering alleen aan de ambtenaren
gelegenheid geeft om van hun gevoe
len blijk te geven, maar waarbij daar
na de Rogeerings binnenskamer be
slist, is er een, waarvoor wij passen,
zeide epr.
Aan een goed georganiseerd over
leg daarentegen hechtte ppr. groote
waarde. Aan 't einde van zijn betoog
concludeerde epr., dat noch 't mate
rieele, noch 't formeele recht, noch
het georganiseerd overleg dat wordt
voorgesteld aan de verlangens der
ambtenaren voldoet. Maar dan wan
neer aan die verlangens wordt vol
daan, zal aan de ambtenaren een be
vredigende regeling kunnen worden
gegeven, zullen zij kunnen jubelen.
Maar dan ook dienen die ambtenaren
te beseffen, eindigde spr., dat zij dit
aan hun organisatie te danken heb
ben en hun organisatie hoog te hou
den.
De voorzitter verwelkomde daainn
mr. Slingenberg en drukte den
wensoh uit, dat deze in de Eerste Ka
mer voor de belangen van het Over
heidspersoneel zal opkomen.
De heer H. B. Berghuys, de
tweede spreker, die 't ontwerp pen
sioenwet behandelde, zette uiteen het
groote belang van een goede pensioen
regeling. Er is nu een wetsontwerp
Ingediend, dat wel grootendeels, maar
nog niet geheel aan de verlangens
van het Overheidspersoneel voldoet.
Woorden van lof weidde spr. aam
den artbeid der Staatscommissie en
voor do indiening van liet wetsoni-
werp. Daarna ging spr. over tot een
bespreking van het wetsontwerp.
Daarbij werd door hem betoogd de
wenscbelijkheid van een ouderdoms
pensioen op den leeftijd van 60
jaar, in stéde van 65 jaar, zooals de
Regeering voorstelt.
Het weduwen- ctj weezenpensioen
noeende spr. het belangrijkste uit de
wet. Ook ten aanzien daarvan was
naar de meening van spr. het voor
gestelde niet geheel en al bevredi
gend. In 't algemeen wilde spr., dat
diegenen waarvoor^ 't Overlieidsper-
soneel koetwinner is, pensioengerech
tigd is cn dat ook pleegkinderen de
da pensioenwet worden betrokken.
Verrabninc van de pensioenen ls
dus noodig, concludeerde spr. Ook
ten aanzien van de pensioenbedragen
oordeelde spv„ dat in 't ontwerp veran
dering moet worden gébracht. Ctan-
dat mede met het belang van de hoo-
gere ambtenaren dient te worden Be
rekend, bepleitte spr. een pensioen
tot een maximum van 6000 rrnstede
van 4000, zooals de Regeering voor
stelt.
Het bedrag van het weduwenpen-
eioen oordeelde spr. te laag te zijn.
Daar pensioen uitgesteld loon is,
meende spr., dat de intrekking van
't recht op pensioen voor weduwen
en weezen, nadat de ambten aai
den dienst heeft verlaten, niet opgaat.
Gelijk ook op andere punten toont
minister De Vries hier zicli „een
man met 'n steenen hart", Beide spr.
Verder wensoht epr. een pen steen-
neering naar de salarissen, genoemd
in het Rijksbessoldigiiigebesluit en
naar de salarissen over de laatste 12
maanden.
Daarmede had spr. eonIge der hoofd
punten belicht, Voor het overige waf
spr. dankbaar voor de indiening var
het ontwerp. Tenslotte deed spr eer
opwekking tot eenheid van 't geheel»
ambtenaars-personeel hooren, oec
dan hand aan hand sterk to staat
voor alle noodig© verbeteringen.
Daarna werd aan de vergadering
de volgende resolutie voorgesteld:
De afdeeling Haarlem van de aan
gesloten vereenigingen bij het Coini
té voor Neutraal Overheidspersoneel
en bij de Centrale van vereenigingec
in 's Rijksdienst in openbar© verga
dering bijeen,
gehoord de besprekingen over cn
Rechtstoestandwei der Ambtenaren
en over den Pensioenwet;
6prekon groote teleurstelling uit,
dat de Regeering onvoldoende tege
moet is gekomen aan de wenschen
van het overheidspersoneel voor wat
betreft:
a. de Rechtstoestandwet.
le. Vaststelling in de wet van hef
redht op pensioen.
2e. De vacanti ©toeslag.
3e. de wachtgeldregeling,
4e. Het formeele recht.
Welke punten, na overleg met da
vakorganisaties door de Staats-Com-
rulssie zijn vastgesteld, doch niet
door de regeering zijn overgenomen;
h. de pensioenwet,
le. Het niet verlagen van den pen
sioengerechtigden leeftijd,
2e. De onvoldoende pensioen bed ra
gen voor eigen en weduwen- en wee-
zenpensioen.
3e. Het niet erkennen van uitge
steld pensioen.
4e. Het niot vastleggen van hei
recht op verzekering van vrouw en
kinderen bij verlaten van den over
heidsdienst.
5e. Het handhaven van de stand
plaats aftrek, ook bij( den pensioe
nen.
draagt de Hoofdbesturen der aan
gesloten vereenigingen op, de hIer-
vore vermelde wenschcu ter kennis
te brengen van het comité van Over
heidspersoneel en van de centrale
van vereenigingen van personeel m
's Rijksdienst, opdat door beide licha
men alsnog alle invloed worde aan
gewend bij de Tweede Kaïmer der
Staten Generaal ter verkrijging van
de gewenschte verbeteringen, zonder
dat dit tot vertraging in de totstand
koming van bedoelde wetsontwerpen
aanleiding zou kunnen geven;
en gaat over tot de orde van den
dag.
Deze motie werd met algemeens
6temmen aangenomen; waarop de
vergadering werd gesloten.
HONDSDOLHEID.
Dc volgende circulaire Is door den Com
missaris der KoniDgin in deso provincie .aan
de Burgemeesters der gemeente in Noord-
Holland gezonden, betreffende maatregelen
bjj hondsdolheid
„D Minister van Landbouw. Nijverheid eu
Handel deelt mij mede, dat. dc Directeur van
het Instituut voor parasitaire en infectieziek
ten der Veearteenijkundige Hoogescbool te
Utrecht gaarne zien zou, dar. met bet oog
op dc snelle rotting, waaraan cadaver» des
zomers blootstaan, bij voorkomende gevallen
het onderzoek van de cadavers van Aan
hondsdolheid lijdende of van deze ziekte ver
dachte dieren geschiedde door den districis-
Toearts of door den veearts, die bent er
van;::. cn dat alleen de kop van het betref-
feude dier naar bovenvermeld iiiMitmit werd
opgezonden. Verpakking in zaagmeel, even
tueel met toevoeging van Ij», is het meest
aangewezen.
.'der verwijzing overigens naar de circa-
lairc, ojigenomen in het Provinciaal Blad No.
41 van lf>20. heb ik de eer U, ten verzoeke
van den Minister van Landbonw, Nijverheid
cn Handel, uit te noodtgen in voorkomend!»
gevallen overeenkomstig het bovenstaande to
handelen.
Voort» verzoekt genoemde Minister mij er
nadrukkelijk op te wijzen, dat door U van
ieder geval kennis behoort le worden gege
ven aan den distrietveeart», dat in geen ge
val opzending van de oieihlijfselen zonder
voorafgaand onderzoek mag geschieden ca
d.it het begeleidend «ckrijv-n niet naam van
den eigenaar etc. door den dbtrictveearts.
pla.U-vvervangcnd districtveenrte of geëxami
neerd veearts dient te worden opgesteld."
Ik heb vandaag mijzelf tweemaal geïnter
viewd. O, daar behoeft u zioh absoluut
niet over te verwonderen. In den Hollanrf-
•chen Schouwburg spelen ze tegenwoordig
een stuk, DeAndere, waarin de hoofd
persoon nu eoas officier van fhstitie en dan
weer inbreker is. Volgens de geleerden ia
dat heelemaal niet. onmogelijk 1 Er zijn op
de wereld immers vele mensohen met een
„dubbel ik" .En is er dan iets bevreem
dends in, dot de reizende redacteur wien
bet interviewen nu eenmaal in bet bloed
zit zijn anderen ik eens tot el ach toffer
kiest. Ik heb daarom vandaag belet ge
rraagd bij mijn anderen ik, den tooneel.
schrijver, dio mij aUercliarmantst ontving.
„Gaat u ziten, meneer! Wat ie er van uw
dienst!"
„Ik kom voor interview".
„Ah zool"
Het was duidelijk aan bet gezicht van
ïnijn anderen ik te zien, dat hem dit bij-
zonder aangenaam was. Onder ons gezegd
geloof ik, dat lnj nog al ijdel ie, dio andere
fk van mijHij bood mij tonminsto dade
lijk een sigaar aan, en nam een pose aan,
die voor den ingewijden interviewer boek-
deelen sprak. Zonder een woord te spre
ken, zei zijn heelo houding: „Begin maarl"
„lk wilde graag uw oordeel welen over
kritiek?"
„Over kritiek
Mijn andere ik deed een langen trek aan
zijn sigaar, begon to glimlachen en zei:
„Hm, heml Tja, dan moet u eigenlijk we
zen bij... eb.... bij den andere!"
Bij den ander e?"
Ik beken, dat het een beetje ingewikkeld
werd. Mijn andere ik, die mij weer naar 'n
andere ik verwees 1 lk begon te vreozen, dat
mijn lezers er niet „uit" zouden komen en
zei daarom:
„Pardou, daar ga ik straks naar toel Ik
wilde nu het oordeel van u welen, den
sell rijver.
„Ah zool Ah zoo! De schrijver?"
Hij is beslist ijdel, die andere ik van mij
Daarover bestaat zelfs nu geen twijfel
meer bi] mij. Zoo'n verrukking heb ik nog
nooit bij een geïnterviewde geconstateerd.
Zijn gezicht glom van vreugde.
„En wat wilt u dan wel weten, mljn-
„Of u als schrijver van de kritieken over
uw stukken veel hebt geleerd?"
Mijn andere ik begon plotseling hartelijk le
laohen.
„Ik merk wel, mijnheer, dat u op dit ge
bied een vreemdeling in Jerusalem !s!"
„Hm, zool Gelooft ut
Ik erken, dat het geval heel moeilijk
toor mij werd.
„Ja zeker, anders zoudt u zoo iets niet
vragen! U doet mij nu donken aan een
vriendelijke dame, die verleden jaar op het
diner van Het Tooneelverbond een toaet
uitbracht op de kritiek en dén gasten
voorstelde te drinken op de critici, van wie
zij zooveel geleerd hadden
„Vond u dat dan zoo vreemd?"
„Maar zoudt u dan van een gehangene
ondersteld natuurlijk, dat hij op zijn lijd
zijn hoofd weer uit den strop heeft gekre
gen nog willen verlangen, dat hij op do
gezondheid van den beul dronk? U had don
ook eens de protesten moeten hooren; die
van de acteurs en auteurs met Hermau
Heyermans aan hel hoofd na dit voor-
itel opgingen.
Ik heb bier een brief liggen van een col
lega, waarin bij mij schrijft: „Do kritiek
heeft mij niets geleerd. Mijn dossier we
melt van tegenstrijdigheden!" en hier heb
ik nog een brief van een andere in Hol
land zeer bekende tooneelschrijver. Laai
eens kijken waar het staat I O, ja, daar heb
ik bet! „Ik ben altijd weer verbaasd over
wal de kritiek wol en nog racer wat za
niet van mijn stukken zegt!" Dat is een
klacht, dio U bijna van alle toonoelschrij
vera kunt hooren. Jan Fabrioius beeft zich
verleden jaar in Do Iïaagscho Post bitteT
over de kritiek beklaagd, Habitué deed het
daarna nog eens dunnetjes over, loen bij
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
In dc couranten heb ik gelezen, dat
de Minister van Marine ad interim,
W. F. Pop, een brief hoeft geschre
ven aan den Minister van Oorlog,
,\V. F. Pop, en dat do lieer Pop het
ten slotte met zichzelf eens geworden
is over de zaak, die in dezen brief
behandeld word.
Dit geval heeft een voorganger.
Op een van de departementen in Den
llaag was een chef. Die chef werd
ziek. Zijn plaatsvervanger, de op hem
in rang volgende ambtenaar, trad
toen :ds chef op. Nadat dit eenigen
tijd geduurd had, kreeg deze ambte
naar trek in vacantie en schreef dus
een missive aan den chef van dc af
deeling om verlof. Daar hij zelf chef.
van do afdeeling was, ontving iiij
zelf de missive. Nn rijp overleg zond
hij zichzelf eou missive terug van den
volgenden inhoud: „Mijnheer, Daar
sedert eenigen tijd de chef Uwer af
deeling ongesteld is en vervangen is
moeten worden door den waarne
mend chef, kan aan Uw verzoek om
verlof op dit oogenblik niet voldaan
worden Ho.ogachtend Do Chef voor
noemd Van Puffelen waarnemend
chef".
Wij lachen daarom en toch zou het
zoo verkeerd niet wezen, wanneer wij
ons zelf zoo nu en dan eens eon brief
schreven, om ons zelf onze fouten
onder het oog tc brengen. Natuurlijk
worden daarmee de lezers van dit
blad niet bedoeld, daar zij geen fou
ten hebben, maar ik zelf bijvoorbeeld
en verder e enige weinigo personen in
Haarlem, die de fout hebben, niet
op Haarlem's Dagblad geabonneerd
te zijn.
I.aat ik dan maar weg«i8 de
onzijdigheid die in acht gemonfen
moet. wordon en bovendien om nie
mand te kwetsen, mijzelf als voor
beeld nemen. De brief zou gevoege
lijk aklus kunnen luiden:
Aan den Heer Fidelio,
Burger van den Staat,
alhier.
Mijnheer,
In mijn quaJitelt van particulier
feend lk tou tot. U. In Uwe dualiteit
als Boredeiet self op de pijnbank der kri
tiek gelegen hod en Mr. Van Rossom stortte
in hetzelfde blad als derde in den bond de
fiolen van zijn baat over de Hollandsolie
kritiek uitl"
„Maar is u het met uw collega's eens?"
„Wel natuurlijk, mijnheer, anders zou
ik toch goeu tooneelschrijver zijn I"
Ik beken, dat het mij begon te duize
len en ik kon dan ook niet nalaten te
zoggen:
„Maar hoe ls dat mogelijk, mijnheer J U
is took zolf... hm, hm..."
„Pardon t"
Mijn andero ik zag mij bijna vernieti
gend aan. Ik voelde, dat ik op den ver
keerden weg was. Do situatie van het
driedubbel ik was minder eenvoudig dan
ik oorspronkelijk had gedacht.
,„U zegt, dat de kritieken wemelen van
tegenstrijdigheden t"
„Pardon, dat schreef *n collega I"
„Maar Is u het daarmee ©ons?"
„Volkomen 1"
„Zoudt u dat misschien dan met etmigo
voorbeelden vau kritieken over uw eigen
stukken willen aantoonen?"
Mijn andere ik was al opgesprongen.
Mol oen paar plakboeken vol kritieken
kwam hij oven later terug.
„Allemaal van uw stukken?" vroeg ik.
„Allemaal van mijn stukken 1" 201 hij.
niet zonder pedanterie.
Ai even ijdel ola de rest! daoht ik,
toon hij daar zelfgenoegzaam tegenover
mij in zijn plakboeken te bladeren zat.
„Luistert u nu maai- eens! Hier hebt u
eenlge aardige voorbeelden over mijn laat
ste stuk: „De Eedelijklieidsdic tater", De
heer GreshoXf schreef in do „Nieuwe Axn-
heinscho Courant": „Wij beklagen tie
spelers, wie de taak wa9 opgelegd om
roods gedurende de heelo 1ste acte het
ontbrekende talent van den schrijver met
nun spel te maskoeren." Het stuk
ls volgens hem „een woestijn van gees
telijke dorheid". U ziet het: erger kan
het haast wel niet.
Dear volgenden dag lees ik in De Nij
meogsohe Courant: „Het ls een heerlijke
satire, waarin rake zetten worden ge
zegd, waarin do dialoog sprankelend is
en die 3 bedrijven lang de aandacht
steeds govangen houdt 1" Wat moet ik als
schrijver nu gelooven
Wilt u een ander voorbeeld? Dezelfde
hoer Greshoff schrijft: „De spanning
bleef uit, omdat do stumperige opbouw
van het stuk to doorzichtig was om de ai-
loop niet dadelijk te vermoeden I" en in
de Kroniek moet ik van Roeland van
Ruyven hooren: „Do verwikkoling met
verrassing aan het einde van aote II be
wijst, hoe zeer Schuil als bouwmeestei
van zijn stukken de eiEohen der struc
tuur kent en hoezeer hij aan zijn donnee
eon onderhoudend verloop der handel In,
weet te geven met de verrassing aan het
eind I"
Nog een voorbeeld? De Arnhemsche
Courant noemt het 'n „satyxe, die niet
hooi geestig, niet heel scherp en ook niot
bed raak isl", terwijl de Telegraaf schrijft
over ,,'n scherpe satyr© met veel gees!."
Zulke flagrante tegenstrijdigheden vind
ik in do kritieken over mijn stukken
overal. Hier hebt u bijv. 'n paar aardige
staaltjes van de kritieken over „Fatsoen".
Do Nieuw© Courant schreef over het
sint van dat stuk: „Wij vinden dat go
jubel ineer dan verschrikkelijk. W© zijn,
naar do situatie, in de klucht met dat
3de bedrijf, invaar de kluchtspeltoon ls
bier juist om het dramatische van het
geval zoo «g hinderlijk. Jammer, dat de
lieer Schuil dit slot heeft gegeven!"
Maar hoe noemde Top Naeff ditzelfde
slot? „Fel raak!" Wat schreef van Brug
gen in het Handelsblad: „Nu volgt een
goed tooneeltjol" en de N. E. Ct. zei van
liet slot, dat de schrijver hiermee het
verloop weer op gelukkige wijze releveei-
del"
Minerva schreef van Fatsoen o.a. „geen
levende, redeneerende poTSonen, maar le
depoppen, die het geachte publiek in bun
roer grove, zeer onwaarschijnlijke uitla
tingen proefmonsters van hou onder
stelde karakters moeten geven".
Van hetzelfde stuk schreef de Haag-
scih© Courant: „Het stuk ia mooi; het is
een expositie van ware, levende menschen.
Ik dank den schrijver uit den grond van
mijn hart voor den avond van gisteren
van burger vau den Staat, om Uw
aandacht op het volgende te vesti
gen.
Het heeft mij meermalen bevrcomd
dat door U niet moor belangstelling
geschonken wordt aan de wetten des
Rijks. Instede van die zoodanig tc
bestudceren, dat gij den inhoud daar
van geheel machtig zijt, de totaal on
begrijpelijke gedeelten desnoods uit
uw hoofd te leeren, veroorlooft gij u
nu en dan op sommige wetten een
critiek, die noch met. uwe jaren, noch
met uwe verstandelijke ontwikkeling
overeen te brengen is. in uw eigen
belang geef ik U derhalve in over
weging zulks voortaan na te laten en
mij de geruslstoUende verzekering tc
geven, dat dit inderdaad in de toe
komst gescliieden zal.
Uw aangenaam antwoord gaarne
tegemoet zieaide verblijf jk
Hoogachtend,
FIDELIO, particulier.
Op dezen bxicf komt dan het vol
gende antwoord:
Aan den lieer Fidelio,
particulier
alhier.
Mijoiheor,
In antwoord op Uwen geëerde ver
oorloof ill mij 0, als particulier te
doen opmerken, dat ik gerechtigd zou
zijn om, aangezien een burger van
den Staat, zeer zeker in rang boven
een particulier verfloven ls, bedoeld
schrijven, zonder moor, naast mij
neer te loggen. Gevoelende, dat ik
daarmede aan alle particuliereai als
't ware een kaakslag geven zou, wil
ik dat niet doen, maar op Uwe aan
merking ingaan.
De wetten des lands kunnen ver
deeld worden in drie soortendio wel
ke niet op mij toepasselijk zijn, die
welke op het punt staan weder ver
anderd te worden en die, welke pas
zijn ingevoerd. Daar het veelal blijkt,
dat de laatsten gebrekkig zijn, dus
spoedig verbeterd dienen te worden,
loont het de moeite niet dio uit het
hoofd te leeren; het is duidelijk, dat
het evenmin gevergd kan worden voor
do wetten, die reeds de periode der
verbetering zijn genaderd of van die
welke niet op mij van toepassing
ziin. Indien ik somtijds critiek uit
oefen, dan geschiedt dat krachtens
mijn plicht als burger van den Staat,
dio wenschen moet, dat s lands wei
ten zoo dicht mogelijk het ideaal na
bij komen, een plichtsbesef, waar
van U als eenvoudig particulier
waarschijnlijk het gewicht niet kunt
beseffen.
Uwe opmerking over mijn jaren en
verstandelijke ontwikkeling inoet ik
laten rusten, aangezien daaruit niet
blijkt of U mij voor bedoelde critiek
te oud of te jong, te dom of te ver
standig vindt.
Hoogachtend,
FIDELIO
Burger van den Staat.
Men ziet, dat dit antwoord de mo
gelijkheid open laat van een vervolg
der briefwisseling, namelijk over dc
aangelegenheid van de Jaren en liet
verstand.
Maar afgescheiden daarvan, niet
waar, welk een prachtige gelegen
heid om tot ons zelf in te keeren, ons
zelf eens flink onder handen te ne
uten eu bovendien ons te oefenen in
den sierlijken briefstijl!
Jlet leven is dikwijls moeilijk en
ingewikkeld. Zoo kreeg ik dezer d:^
gen een tijdschrift in handen, dat de
bescherming van dieren ten doel heeft
en dus opkomt tegen het behandelen
van kalfjes met liet doel, blank
vleesch te krijgen, tegen het droevig
Itestaan van den kettinghond, tegen
het laten hollen van hondeu achter
de tram. Er staat in dit tijdschrift
veel aardigs cn sympathieks en ze
ker kan iedereen er veel uit leeren.
Maarniet alle dieren zijn ons
aangenaam. Lintwormen bijvoorbeeld
houdt niemand voor zijn plezier cn
vlooien kunnen lioel vervelend we
zen, ja wij begrijpen zelfs niet goed,
dat ze anders kunnen zijn. Daarom
wordt in hetzelfde tijdschrift aange
raden, om wanneer poes daar last
van heeft, haar te pakken in watten,
die gedrenkt zijn met kamferspiritus,
behalve aan den kop. De vlooien loo-
pen dan daarheen, worden gevangen
on In kokend water gedood.
Dan do muizen. Snuitlg zijn deze
fijngeivoimde kraaloogjes, betoogt een
artikel In hetzelfde tijdschrift, maar
ze zijn heel lastig. Hoe roken wc ze
kwijt! F,en kat is niet afdoend, een
klem verminkt de muis soms, mui-
zaatttrwe heeft ook haar bezwaren,
dus wordt zij het met e enige aarze
ling voorgesteld een instrumentje te
maken, dat het diertje zeker dood
slaat.
Hm! De vloo in kokend water, de
muis dadelijk doodl Het leven stelt
inderdaad moeilijke vragen. Want de
vloo en de muis zouden als je het
hub vragdn kon, zeker zeggen, dat ze
liever blijven leven.
Hupstra, die zooals iedereen weet
aö punctualiteit zelf is en alle moge
lijke polderzaken op zijn duimpje
keilt, moest dezer dagen 's morgens
heul vroeg op om op reis te gaan voor
de begrafenis van een tante. Men
vruagt misschien, wat zijn kennis
van polderzaken daar nu mee te ma
ken kan hebben! Ho wat zijn tante
woonde in een polder en had heel
mooie bezittingen in een polder.
Daarom ging Hupstra ook naar de
begrafenis. Niet dat hij eem erfenis-
jager zou zijn, maar zijn tante (ik
heb haar gekend) was inderdaad een
van dc zuurste, onaangenaamste
schepselen van deze wereld, die haar
familieleden e>eoi beetje had getiran
niseerd met de tc verwachten erfenis.
Om op tij<l te zijn, moeet hij om
vijf uur op, minstens twee uur vóór
zijn gewonen tijd. „Hoe zal dat
gaan?" zuchtte zijn vrouw. „De
wekken-....?" zei Hupstra vragend.
„Kapot", zei ze. „Dat dacht ik
wel", zei Hupstra. „Wat bedoel je
daarmee?" vroeg Ee strijdlustig, „zóó
vaak is die wekker niet kapot".
„Welnco' erkende Hupstra, „alteen
maar als hij gebruikt moet worden.
Maar 't hindert niet. ik word wel
wakker Hupstra, die in vele op
zichten accuraat is, verkeert name
lijk in liet «waandenkbeeld, dat hij
wakker kan worden op ieder uur van
nacht of morgen, waaneer hjj uiaar
gaat slapen met de gedachte aan het
gewenschte uur. Murmelend: vijf tiur,
vijf uur, vijf uur", 9liep hij ln. Men
vraagt misschien: „waarom hielp
mevrouw Hupstra met?" maar die
had nu weer een andere eigenaardig
heid: als die vroeg op moest, werd zij
elk uur wakker en had dun telkens
•"An half uur noodig om weer In te
.slapen. Jo, geachte lezeressen en le
17<rs, het leven iu zijn verschillende
phasen en vormen is zoor moeilijk en
wij, die zijn raadsels oplossen moe
ten, et aan er dikwijls als domme
schooljongens tegenover.
Hupstra werd eeret om drie uur
wakker. De haan van de buren kraai
de, maar dat had geen be teekenis,
want 't was nog geen dag. Sommige
hanen zouden zelfs do natuur willen
verbeteren. Hupstra lag een poos te
soezen over allerlei onaangename
dingen, znoais je in den nacht bij
voorkeur doet en sliep na een kwar
tier weer in. Toen kreeg hij een
droom. Hij zag zich zelf in gekleede
jas en met den hoogen hoed, op weg
naai- het dorp, waar zijn tante woon
de en tante zelf kwam hem tegemoet
en wenkte dat hij terug moest gaan,
maar hij wou niet zij naderden
elkaar dus meer en meer en juist op
het oogenblik, toen zij elkander zou
den aanraken, werd Hupstra wak
ker. Nu was 't volop dag. De klok
wees zes, hij had zich verslapen en
•laar Bijm trein kwart over zeesem ver
trok en hij onmogelijk in een kwar
tier zich aanklccden cn naar 't sta
tion gaan kon, berustte ldj in 't on
vermijdelijke en sliep nog een uurtje-
door.
Aan 't "ontbijt verweet zijn vrouw
hem, dat hij niet tijdig was opge
staan. Dat doen zoo menschen. dlc
't zelf ook niet kunnen. Daar zij m
die onvriendelijke stemming verkeer
de. vertelde hij haar ook maar niet
van zijn droom. Bovendien is de
droom van een ander heelemaaJ niet
interessant,
De dag ging in ongenoegen voor
bij. Mevrouw Hupstra was ontstemd,
de drio andere neven zouden wel op
de begrafenis zijn en liij alleen niet
- hoe onattent toclu Iemand moest
zijn plichten kennen. De arme Hup
stra, die tientallen jaren zijn plich
ten met buitengewonen Ijver en toe-
w;tding vervulde, deed er het zwij
gen maar toe.
Don volgenden dag kreeg hij be
ticht van den notaris, dat zijn tante
hem en een van de drie andere ne
ven haar vermogen had nagelaten,
ómdat zii m i e t op de begrafenis wa-
icn geweest. De bepaling in hot tes
tament was aldus: ,,nau dengenc, of
dlggenan van mijn neven, die niet
op de begrafenis komen, omdat zij
toch geen echte droefheid om het
overliiden van hun tante gevoelen en
ik huichelarij niet uit kan staan".
Mevrouw Hupstra liet toen geen
verwijten meer hooien. Maai- toen
haar man daarna zijn droom vertel
de, scheen zij de verdienstelijkheid
van zijn verslapen weer minder te
vinden. Het is moeilijk, waarde le
zers, om het iedereen naar den zm te
maken en de vraag is en blijft, of
iemand wanneer hij zijn tante moet
helpen begraven, moet kunnen reke
nen op een goeden wekker, op zijn
droomen of op een zonderlinge wils-
beschikking. Dit is ecu vraagstuk
met drie onbekenden, hetgeen naar
't eenparig ooi-deel van alle reken
kundige», het moeilijkste is, dal zich
kan voordoen.
Maar met zoo'n treurige gebeurte
nis als een begrafenis kun lk niet.
eindigen. Dezer dagen las ik van een
bouwmeester, dat hij „zijn. sporen
verdiend heeft", nop wel naai- aan
leiding van een buis, dat gebouwd
7.al worden in het duin! Wat heeft mi
ecu architect aan sporen in eon duin?
Niels dan last immers.
Wordt het geen tijd om in dezer
tijd van afschaffing van legers o»
verdwijning van den militairen
geest (met uitzondering van een twin
tigtal landen in Europa) ook dc mili-
taire spreekwijzen aan kent te zet»
ten Nu zegt een apotheker tot een
buitengewoon ijverigen speeljongen:
„jij hebt je maarschalkstaf in j«
ransel!" Dit behoort vervangen t«
worden door: „als je goed oppas*,
word je nog ja, wat is
meest begeerde? laat. ons zeggen:
wordt je nog Kamerlid.
De veelgeliefde uitdrukking: „een
huzaar heeft e«n goed hart", zal dut
ook dienen tc vervallen. Wat zo«
men er van denken, warmeer we eeni
zeiden-, „een concierge heeft eca
goed hart"' of een bode van 't Stad
huis? Ook gaat het heeloinoal al el
meer, om van iemand te zeggen: „hjj
ia schutte rig 1" Dit kan vervang*»
worden door: „hij is Sta stokkerig'
of iets van dien aard.
FIDELIO.