HAARLEM'S DAGBLAD Van onzen reizenden Redacteur Over Kritiek. Siaösüiouws iiaariommer HalliUei ZATEBDA9 tl JUNI 1SSI - TWEEDE BLAD (Nlauw* reok«i) No. 12 Een merkwaardig Interview. Van „Gedeballoteerd" sclmef 't llan drieblad, dat het lBte bedrijf liet beate wafij Frans Co enen en Frans Mijnnaen noemden het 2de bedrijf het sterkst en de N. Roti. Ct. gaf den prijs aan de laatste acte. Frans Mijnssen schreef in Elseviei'e Maandschrift, dat ik met hel 3de bednjf „een diepen val deed", Joh. de Meester vond, „dat er een bewonde rensw&ardigo stijging was m de 3 bedrij ven". Wilt u nog eterker oontrastf De Soexabaja Courant vond het stuk een vervelende charge, «onder actie en zon der geestigcn dialoog, het Soerabajasoh Handelsblad daarentegen noemde het „een bijtende, geestige, vlijmscherpe en tref fend rake satire!" Zoo suit u bijna geen 2 kritieken naast elkander kunnen leg gen, of cij spreken elkander tegen i" „Daarmee wil u dus zeggen",.. „Dat er maar één critious op de wereld oestaat, in wi«a ik volkomen vertrouwen stel en met vrien ik het heelema&l eens benl" „En dat ls!" vroeg ik, natuurlijk niet zonder nieuwsgierigheid. „Hm, hml Ja, wat zal ik u daarop ant woorden I" Het was duidelijk, dat mijn andere lk een weinig in de war was. Plotselin? stond hij op en zei: „Pardon, ik ben gepresseerd!" Het was het gewone slot, waarmee hij een einde aan het interview wilde ma ken, omdat hij bemerkte, dat hij „vast- geloopen" was. Ik stond dus op en nam afscheid. „Waar gaat u nu nog uaar loet" vroeg hij me belangstellend. „Ik? Naar uw andxen ik, den criticus!" „Ah zoo! Doet u hem do hartelijke groe ten van mij?" „Ia h ij dan...." „0 nee, maar ik houd als schrijver alle critici gaarne te vriend! Adieu, mijnheer! Veel suoces!" Vijf minuten later rat Ik tegenover mijn. ja, hoe zal ik hem noement mijn anderen anderen ik „Gaat u zitten!" was bet onmiddellijk. „Ik weet. waarvoor u komt. U wilt mJJ Intciviewen over kritiek, niet waar?" „Hoe weet u dat?" vroeg ik, biet zonder verbazing, maar bij interrumpeerde dadelijk: „Wat wilt •'■weten, rnjjuheer?" „Hoe denkt u over de kritiek in Neder land?" „Dat zij eerlijk is, Intègrc, onomkoopbaar, zelfstandig.. „Ja, ja, natuurlijk, dat weet ik! Mare., enfin, Iaat ik maar met de deur In huis vallen. Ik ben zoo even bij ons beider andere ilt geweest en die gaf suij eenigc treffende staaltjes van tegenstrijdige kritieken! Die voorbeelden hebben mij werkelijk gefrap peerd!" „Ocb, kom!" zei do andere, met een onuit staanbaar, arrogant glimlachje. Ik wilde ze kem laten lezen. „O nee, houdt u ze maar!" viel bij mij in de rede. Toen vroeg bij mij opeens„Vindt u het vreemd, dat critici elkander dikwijls tegenspreken?" Ik kon niet eens antwoorden, want b|j ging door met zulk een fleux de bouche, dat ik dadelijk bemerkte, dat bij een stokpaardje bereed. „Ik zou bet veel vreemder vinden, mijn beer, als zij het altijd mot eikaar eens wa ren! „Le journal c'st un monsieur!" zeggen do Franschenen dat vergeten ze hier in Hol land veel te dikwijls. Het oordeel van de krant is niet anders dan bet oordeel van een zekeren mijnheer H. of een zekere mevrouw IJ. Hebt u ooit na een tooneelvoorstelling of een concert menscben ontmoet, die bet volkomen met elkaar ©ena waren? Als de menscben het allen met elkaar eens waren, waarde lieer, dan zouden wij geen kritieken meer behoeven tc schrijven!" „Ja, maar zulke frappante tegenstellin gen, als ik (heb gelezen.. „Vindt u bij de menscben dan geen frap- panfe tegenstellingen? De eenc menech is zuur, cynisch, mel.VDcbotiscb, de ander opge wekt, gemoedelijk, sanguinisch! Zoudt u nu willen, dat al die menschen over een en het zelfde stuk een gelijk onrdeel schreven? Een kritiek is nooit geheel objectief, die zal altijd min of meer subjectief zijn! Ik heb herhaaldelijk van monsciien, die naar een stuk waren gegaan, omdat ik bet in de krant gunstig had beoordeeld, bet verwijt moeten hoorcu „Maar hoe is het mogelijk, dat jij dit stuk mooi hebt kunnen vinden?" Op zoo'n vraag is natuurlijk maar één ant woord mogelijk „Omdat ik een anderen smaak heb dan jij!" „Maar vindt u het dan niet jammer," vroeg ik, „dat het lot vau het stuk dikwijls van de kritiek afhangt?" „Zeker," antwoordde de ander, „maar dat is niet de schuld van do kritiek, dat h dc scbuid van het publiek, dat er geen eigen oordeel op nahoudt en alleen maar vraagt „wat dc krant ervan zegt?" Als de men scben eens bedachten, dat 40 critici dikwijls ook 40 verschillende meeningen hebben, dan zouden zij zich minder aan dc krant storen. De menscben moeten leeren zich een eigen oordeel te vormen. De kritiek moeten z(j al leen lezen om to vergelijken of om eens te weten, wat do lieer X., ecu man, die veel komedie heeft gezien en misschien een eigen oordcel heeft van een zekere voorstelling en een zeker stuk zegt. Maar de menscben moeten nooit h priori al gaan denken, dat die mijnheer X- gelijk beeft. Dat is het dom ste. wat zij kunnen doen. Al schrijft dc cri ticus nog zoo apodictisch: „hot idan moet dc lezer zicli bedenken, dat de man dat gemakshalve schrijft voor.: „ik vind". Toen stond de andere plotseling op en zei: „Pardon, ik ben gepresseerd." Ik wist al weer, boe ver h« wa». Maar bij de deur bleef lk nog oven staan en vroeg ik hem „Mag ik nog één vraag doen?" „En die is?" vroeg hij, „Weet u ook, wie ons beider andere ik bedoeld kan hebben, toen hij zei, dat er maar één criticus was, in wicn hfj volkomen ver- tronwfken stelde?" „Wie andere dan mij, mijnheer?" was het zelfbewuste, arrogante antwoord. „Gelooft u?" „Anders zou ik toch ik niet zij"!" eD tege lijk gooide hij de deur voor nnjn neus dicht. J. B. 8CHUIL. NEUTRAAL OVERHEIDSPERSONEEL. Vrijdagavond had in de bovenzaal van „de Kroon" een druk bezochte vergadering plaats, uitgesoh roven door het comité neutraal Overheids personeel ter bespreking van do onv- v e rp en - r e cl 11 stoest andswet en pen sioenwetten voor het Overheidsper soneel. Onder de aanwezigen merk ten wij op den wethouders mr. M. Slingenherg. De voorzitter, de heer H. de Boer van den Haag, opende na mens het comité de vergadering met een kort woord, waarin werd uiteen gezet dat het van groot belang voor de ambtenaren is dat de Rechtstoe- standswet cn do Pensioenwetten spoe dig tot 6tand komen. Zij 't dan nog eenigszins aangevuld en dat deze vergadering en andere, die het comi té belegt, worden uitgeschreven om in het licht te 6tellen dat dit de wensoh der ambtenaren is. Verder epTak Öe voorzitter voldoe ning uit over de drukke opkomst en werd door ham opgewekt om zich aan to sluiten bij de neutral© vak beweging en om zioh als een eenheid be openharen. Ten slotte deelde -pr. mede, dat de organisaties dde aan wezig zijn 1949 leden vertegenwoordi gen. Daarna was het woord aan den heer A. K o o ij m a n. Deze begon met de opmerking dat wij hier te lan de ten aanzien van heit Overluei'ds- pereoneel nog vrijwel in eon toestand van volslagen rechteloosheid verkoe ren en dat, nadat de werklieden daarin waren voorgegaan, ocik de ambtenaren daarna hadden ingezien, dat vereenigen noodig is om te ge raken tot een goede rechtspositie. Eindelijk, na ©dn voortdurenden aandrang van uit de kringen van Overheidspersoneel zag de Regeering dat aan de positie van rechts-onze- kerheid der ambtenaren een einde diende te kernen. In 1917 werd «cn Staatscommissie benoemd tot onder zoek van het vraagstuk. De benoe ming van die Staatscommissie wae een bekroning op den arbeid van den Bond. „De Rechtstoestand.Met haar rapport kon het Overheidsper soneel zioh geheel vereenigen. Aan bijna alle wcnschen van het Over heidspersoneel was voldaan. Die commissie stelde regelen van materieel en fonneel redht voor. Ver wacht had mogen worden, dat tie Re geering (int, rapport zonder meer had aanvaard. Dat dit niet is gesdhSed, heeft teleurstelling verwekt. De Re geering heeft gemeend ten aanzien van eenige punten te moeten afwij ken. Dat heeft gdmaakt dat opnieuw de ambtenaren in actie moeten wor den gebracht, opdat de Regeering zoo mogelijk het hoofd voor den wil van het Overheidspersoneel zal bui gen. In den hreede ging spr. rva ten aan zien van welke punten van materieel recjkt 't ontwerp nechtstaostandwct niet aan de wem/5 chen van de ambte naren voldoet. Terloops werden daar bij woorden van hulde gebracht aan den wethouder van sociale aangele genheden te llaarleiu, mr. Romans, omdat tc Haarlem ten aanzien van het materieele recht een positie van werklieden en ambtenaren Is tot stand gekomen, die bevredigend is. Voorai ten aanzien van de ziektegeld-intkee- ring noemde spr. 't ontwerp van wet geheel en al onuanncmelijk Voorts zette spr. uitoen van welk belang voor don ambtenaar een goe de regeling van het strafrecht is. Het wetsontwerp geeft oen rechtspraak die niet voldoet. Het comité wil mi een regeling ontwerpen, die de Rege ring ikan overnemen en die voor den ambtenaar bevredigend is. Op het congres, dat Zaterdag (heden; te den Haag zal worden gehouden, zal alt nader worden toegelicht. Ook wat de Regeering ten aanzien van het ge organiseerd overleg voorstelt cniti- seerde spr. Een overleg, waarbij de regeering alleen aan de ambtenaren gelegenheid geeft om van hun gevoe len blijk te geven, maar waarbij daar na de Rogeerings binnenskamer be slist, is er een, waarvoor wij passen, zeide epr. Aan een goed georganiseerd over leg daarentegen hechtte ppr. groote waarde. Aan 't einde van zijn betoog concludeerde epr., dat noch 't mate rieele, noch 't formeele recht, noch het georganiseerd overleg dat wordt voorgesteld aan de verlangens der ambtenaren voldoet. Maar dan wan neer aan die verlangens wordt vol daan, zal aan de ambtenaren een be vredigende regeling kunnen worden gegeven, zullen zij kunnen jubelen. Maar dan ook dienen die ambtenaren te beseffen, eindigde spr., dat zij dit aan hun organisatie te danken heb ben en hun organisatie hoog te hou den. De voorzitter verwelkomde daainn mr. Slingenberg en drukte den wensoh uit, dat deze in de Eerste Ka mer voor de belangen van het Over heidspersoneel zal opkomen. De heer H. B. Berghuys, de tweede spreker, die 't ontwerp pen sioenwet behandelde, zette uiteen het groote belang van een goede pensioen regeling. Er is nu een wetsontwerp Ingediend, dat wel grootendeels, maar nog niet geheel aan de verlangens van het Overheidspersoneel voldoet. Woorden van lof weidde spr. aam den artbeid der Staatscommissie en voor do indiening van liet wetsoni- werp. Daarna ging spr. over tot een bespreking van het wetsontwerp. Daarbij werd door hem betoogd de wenscbelijkheid van een ouderdoms pensioen op den leeftijd van 60 jaar, in stéde van 65 jaar, zooals de Regeering voorstelt. Het weduwen- ctj weezenpensioen noeende spr. het belangrijkste uit de wet. Ook ten aanzien daarvan was naar de meening van spr. het voor gestelde niet geheel en al bevredi gend. In 't algemeen wilde spr., dat diegenen waarvoor^ 't Overlieidsper- soneel koetwinner is, pensioengerech tigd is cn dat ook pleegkinderen de da pensioenwet worden betrokken. Verrabninc van de pensioenen ls dus noodig, concludeerde spr. Ook ten aanzien van de pensioenbedragen oordeelde spv„ dat in 't ontwerp veran dering moet worden gébracht. Ctan- dat mede met het belang van de hoo- gere ambtenaren dient te worden Be rekend, bepleitte spr. een pensioen tot een maximum van 6000 rrnstede van 4000, zooals de Regeering voor stelt. Het bedrag van het weduwenpen- eioen oordeelde spr. te laag te zijn. Daar pensioen uitgesteld loon is, meende spr., dat de intrekking van 't recht op pensioen voor weduwen en weezen, nadat de ambten aai den dienst heeft verlaten, niet opgaat. Gelijk ook op andere punten toont minister De Vries hier zicli „een man met 'n steenen hart", Beide spr. Verder wensoht epr. een pen steen- neering naar de salarissen, genoemd in het Rijksbessoldigiiigebesluit en naar de salarissen over de laatste 12 maanden. Daarmede had spr. eonIge der hoofd punten belicht, Voor het overige waf spr. dankbaar voor de indiening var het ontwerp. Tenslotte deed spr eer opwekking tot eenheid van 't geheel» ambtenaars-personeel hooren, oec dan hand aan hand sterk to staat voor alle noodig© verbeteringen. Daarna werd aan de vergadering de volgende resolutie voorgesteld: De afdeeling Haarlem van de aan gesloten vereenigingen bij het Coini té voor Neutraal Overheidspersoneel en bij de Centrale van vereenigingec in 's Rijksdienst in openbar© verga dering bijeen, gehoord de besprekingen over cn Rechtstoestandwei der Ambtenaren en over den Pensioenwet; 6prekon groote teleurstelling uit, dat de Regeering onvoldoende tege moet is gekomen aan de wenschen van het overheidspersoneel voor wat betreft: a. de Rechtstoestandwet. le. Vaststelling in de wet van hef redht op pensioen. 2e. De vacanti ©toeslag. 3e. de wachtgeldregeling, 4e. Het formeele recht. Welke punten, na overleg met da vakorganisaties door de Staats-Com- rulssie zijn vastgesteld, doch niet door de regeering zijn overgenomen; h. de pensioenwet, le. Het niet verlagen van den pen sioengerechtigden leeftijd, 2e. De onvoldoende pensioen bed ra gen voor eigen en weduwen- en wee- zenpensioen. 3e. Het niet erkennen van uitge steld pensioen. 4e. Het niot vastleggen van hei recht op verzekering van vrouw en kinderen bij verlaten van den over heidsdienst. 5e. Het handhaven van de stand plaats aftrek, ook bij( den pensioe nen. draagt de Hoofdbesturen der aan gesloten vereenigingen op, de hIer- vore vermelde wenschcu ter kennis te brengen van het comité van Over heidspersoneel en van de centrale van vereenigingen van personeel m 's Rijksdienst, opdat door beide licha men alsnog alle invloed worde aan gewend bij de Tweede Kaïmer der Staten Generaal ter verkrijging van de gewenschte verbeteringen, zonder dat dit tot vertraging in de totstand koming van bedoelde wetsontwerpen aanleiding zou kunnen geven; en gaat over tot de orde van den dag. Deze motie werd met algemeens 6temmen aangenomen; waarop de vergadering werd gesloten. HONDSDOLHEID. Dc volgende circulaire Is door den Com missaris der KoniDgin in deso provincie .aan de Burgemeesters der gemeente in Noord- Holland gezonden, betreffende maatregelen bjj hondsdolheid „D Minister van Landbouw. Nijverheid eu Handel deelt mij mede, dat. dc Directeur van het Instituut voor parasitaire en infectieziek ten der Veearteenijkundige Hoogescbool te Utrecht gaarne zien zou, dar. met bet oog op dc snelle rotting, waaraan cadaver» des zomers blootstaan, bij voorkomende gevallen het onderzoek van de cadavers van Aan hondsdolheid lijdende of van deze ziekte ver dachte dieren geschiedde door den districis- Toearts of door den veearts, die bent er van;::. cn dat alleen de kop van het betref- feude dier naar bovenvermeld iiiMitmit werd opgezonden. Verpakking in zaagmeel, even tueel met toevoeging van Ij», is het meest aangewezen. .'der verwijzing overigens naar de circa- lairc, ojigenomen in het Provinciaal Blad No. 41 van lf>20. heb ik de eer U, ten verzoeke van den Minister van Landbonw, Nijverheid cn Handel, uit te noodtgen in voorkomend!» gevallen overeenkomstig het bovenstaande to handelen. Voort» verzoekt genoemde Minister mij er nadrukkelijk op te wijzen, dat door U van ieder geval kennis behoort le worden gege ven aan den distrietveeart», dat in geen ge val opzending van de oieihlijfselen zonder voorafgaand onderzoek mag geschieden ca d.it het begeleidend «ckrijv-n niet naam van den eigenaar etc. door den dbtrictveearts. pla.U-vvervangcnd districtveenrte of geëxami neerd veearts dient te worden opgesteld." Ik heb vandaag mijzelf tweemaal geïnter viewd. O, daar behoeft u zioh absoluut niet over te verwonderen. In den Hollanrf- •chen Schouwburg spelen ze tegenwoordig een stuk, DeAndere, waarin de hoofd persoon nu eoas officier van fhstitie en dan weer inbreker is. Volgens de geleerden ia dat heelemaal niet. onmogelijk 1 Er zijn op de wereld immers vele mensohen met een „dubbel ik" .En is er dan iets bevreem dends in, dot de reizende redacteur wien bet interviewen nu eenmaal in bet bloed zit zijn anderen ik eens tot el ach toffer kiest. Ik heb daarom vandaag belet ge rraagd bij mijn anderen ik, den tooneel. schrijver, dio mij aUercliarmantst ontving. „Gaat u ziten, meneer! Wat ie er van uw dienst!" „Ik kom voor interview". „Ah zool" Het was duidelijk aan bet gezicht van ïnijn anderen ik te zien, dat hem dit bij- zonder aangenaam was. Onder ons gezegd geloof ik, dat lnj nog al ijdel ie, dio andere fk van mijHij bood mij tonminsto dade lijk een sigaar aan, en nam een pose aan, die voor den ingewijden interviewer boek- deelen sprak. Zonder een woord te spre ken, zei zijn heelo houding: „Begin maarl" „lk wilde graag uw oordeel welen over kritiek?" „Over kritiek Mijn andere ik deed een langen trek aan zijn sigaar, begon to glimlachen en zei: „Hm, heml Tja, dan moet u eigenlijk we zen bij... eb.... bij den andere!" Bij den ander e?" Ik beken, dat het een beetje ingewikkeld werd. Mijn andere ik, die mij weer naar 'n andere ik verwees 1 lk begon te vreozen, dat mijn lezers er niet „uit" zouden komen en zei daarom: „Pardou, daar ga ik straks naar toel Ik wilde nu het oordeel van u welen, den sell rijver. „Ah zool Ah zoo! De schrijver?" Hij is beslist ijdel, die andere ik van mij Daarover bestaat zelfs nu geen twijfel meer bi] mij. Zoo'n verrukking heb ik nog nooit bij een geïnterviewde geconstateerd. Zijn gezicht glom van vreugde. „En wat wilt u dan wel weten, mljn- „Of u als schrijver van de kritieken over uw stukken veel hebt geleerd?" Mijn andere ik begon plotseling hartelijk le laohen. „Ik merk wel, mijnheer, dat u op dit ge bied een vreemdeling in Jerusalem !s!" „Hm, zool Gelooft ut Ik erken, dat het geval heel moeilijk toor mij werd. „Ja zeker, anders zoudt u zoo iets niet vragen! U doet mij nu donken aan een vriendelijke dame, die verleden jaar op het diner van Het Tooneelverbond een toaet uitbracht op de kritiek en dén gasten voorstelde te drinken op de critici, van wie zij zooveel geleerd hadden „Vond u dat dan zoo vreemd?" „Maar zoudt u dan van een gehangene ondersteld natuurlijk, dat hij op zijn lijd zijn hoofd weer uit den strop heeft gekre gen nog willen verlangen, dat hij op do gezondheid van den beul dronk? U had don ook eens de protesten moeten hooren; die van de acteurs en auteurs met Hermau Heyermans aan hel hoofd na dit voor- itel opgingen. Ik heb bier een brief liggen van een col lega, waarin bij mij schrijft: „Do kritiek heeft mij niets geleerd. Mijn dossier we melt van tegenstrijdigheden!" en hier heb ik nog een brief van een andere in Hol land zeer bekende tooneelschrijver. Laai eens kijken waar het staat I O, ja, daar heb ik bet! „Ik ben altijd weer verbaasd over wal de kritiek wol en nog racer wat za niet van mijn stukken zegt!" Dat is een klacht, dio U bijna van alle toonoelschrij vera kunt hooren. Jan Fabrioius beeft zich verleden jaar in Do Iïaagscho Post bitteT over de kritiek beklaagd, Habitué deed het daarna nog eens dunnetjes over, loen bij EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. In dc couranten heb ik gelezen, dat de Minister van Marine ad interim, W. F. Pop, een brief hoeft geschre ven aan den Minister van Oorlog, ,\V. F. Pop, en dat do lieer Pop het ten slotte met zichzelf eens geworden is over de zaak, die in dezen brief behandeld word. Dit geval heeft een voorganger. Op een van de departementen in Den llaag was een chef. Die chef werd ziek. Zijn plaatsvervanger, de op hem in rang volgende ambtenaar, trad toen :ds chef op. Nadat dit eenigen tijd geduurd had, kreeg deze ambte naar trek in vacantie en schreef dus een missive aan den chef van dc af deeling om verlof. Daar hij zelf chef. van do afdeeling was, ontving iiij zelf de missive. Nn rijp overleg zond hij zichzelf eou missive terug van den volgenden inhoud: „Mijnheer, Daar sedert eenigen tijd de chef Uwer af deeling ongesteld is en vervangen is moeten worden door den waarne mend chef, kan aan Uw verzoek om verlof op dit oogenblik niet voldaan worden Ho.ogachtend Do Chef voor noemd Van Puffelen waarnemend chef". Wij lachen daarom en toch zou het zoo verkeerd niet wezen, wanneer wij ons zelf zoo nu en dan eens eon brief schreven, om ons zelf onze fouten onder het oog tc brengen. Natuurlijk worden daarmee de lezers van dit blad niet bedoeld, daar zij geen fou ten hebben, maar ik zelf bijvoorbeeld en verder e enige weinigo personen in Haarlem, die de fout hebben, niet op Haarlem's Dagblad geabonneerd te zijn. I.aat ik dan maar weg«i8 de onzijdigheid die in acht gemonfen moet. wordon en bovendien om nie mand te kwetsen, mijzelf als voor beeld nemen. De brief zou gevoege lijk aklus kunnen luiden: Aan den Heer Fidelio, Burger van den Staat, alhier. Mijnheer, In mijn quaJitelt van particulier feend lk tou tot. U. In Uwe dualiteit als Boredeiet self op de pijnbank der kri tiek gelegen hod en Mr. Van Rossom stortte in hetzelfde blad als derde in den bond de fiolen van zijn baat over de Hollandsolie kritiek uitl" „Maar is u het met uw collega's eens?" „Wel natuurlijk, mijnheer, anders zou ik toch goeu tooneelschrijver zijn I" Ik beken, dat het mij begon te duize len en ik kon dan ook niet nalaten te zoggen: „Maar hoe ls dat mogelijk, mijnheer J U is took zolf... hm, hm..." „Pardon t" Mijn andero ik zag mij bijna vernieti gend aan. Ik voelde, dat ik op den ver keerden weg was. Do situatie van het driedubbel ik was minder eenvoudig dan ik oorspronkelijk had gedacht. ,„U zegt, dat de kritieken wemelen van tegenstrijdigheden t" „Pardon, dat schreef *n collega I" „Maar Is u het daarmee ©ons?" „Volkomen 1" „Zoudt u dat misschien dan met etmigo voorbeelden vau kritieken over uw eigen stukken willen aantoonen?" Mijn andere ik was al opgesprongen. Mol oen paar plakboeken vol kritieken kwam hij oven later terug. „Allemaal van uw stukken?" vroeg ik. „Allemaal van mijn stukken 1" 201 hij. niet zonder pedanterie. Ai even ijdel ola de rest! daoht ik, toon hij daar zelfgenoegzaam tegenover mij in zijn plakboeken te bladeren zat. „Luistert u nu maai- eens! Hier hebt u eenlge aardige voorbeelden over mijn laat ste stuk: „De Eedelijklieidsdic tater", De heer GreshoXf schreef in do „Nieuwe Axn- heinscho Courant": „Wij beklagen tie spelers, wie de taak wa9 opgelegd om roods gedurende de heelo 1ste acte het ontbrekende talent van den schrijver met nun spel te maskoeren." Het stuk ls volgens hem „een woestijn van gees telijke dorheid". U ziet het: erger kan het haast wel niet. Dear volgenden dag lees ik in De Nij meogsohe Courant: „Het ls een heerlijke satire, waarin rake zetten worden ge zegd, waarin do dialoog sprankelend is en die 3 bedrijven lang de aandacht steeds govangen houdt 1" Wat moet ik als schrijver nu gelooven Wilt u een ander voorbeeld? Dezelfde hoer Greshoff schrijft: „De spanning bleef uit, omdat do stumperige opbouw van het stuk to doorzichtig was om de ai- loop niet dadelijk te vermoeden I" en in de Kroniek moet ik van Roeland van Ruyven hooren: „Do verwikkoling met verrassing aan het einde van aote II be wijst, hoe zeer Schuil als bouwmeestei van zijn stukken de eiEohen der struc tuur kent en hoezeer hij aan zijn donnee eon onderhoudend verloop der handel In, weet te geven met de verrassing aan het eind I" Nog een voorbeeld? De Arnhemsche Courant noemt het 'n „satyxe, die niet hooi geestig, niet heel scherp en ook niot bed raak isl", terwijl de Telegraaf schrijft over ,,'n scherpe satyr© met veel gees!." Zulke flagrante tegenstrijdigheden vind ik in do kritieken over mijn stukken overal. Hier hebt u bijv. 'n paar aardige staaltjes van de kritieken over „Fatsoen". Do Nieuw© Courant schreef over het sint van dat stuk: „Wij vinden dat go jubel ineer dan verschrikkelijk. W© zijn, naar do situatie, in de klucht met dat 3de bedrijf, invaar de kluchtspeltoon ls bier juist om het dramatische van het geval zoo «g hinderlijk. Jammer, dat de lieer Schuil dit slot heeft gegeven!" Maar hoe noemde Top Naeff ditzelfde slot? „Fel raak!" Wat schreef van Brug gen in het Handelsblad: „Nu volgt een goed tooneeltjol" en de N. E. Ct. zei van liet slot, dat de schrijver hiermee het verloop weer op gelukkige wijze releveei- del" Minerva schreef van Fatsoen o.a. „geen levende, redeneerende poTSonen, maar le depoppen, die het geachte publiek in bun roer grove, zeer onwaarschijnlijke uitla tingen proefmonsters van hou onder stelde karakters moeten geven". Van hetzelfde stuk schreef de Haag- scih© Courant: „Het stuk ia mooi; het is een expositie van ware, levende menschen. Ik dank den schrijver uit den grond van mijn hart voor den avond van gisteren van burger vau den Staat, om Uw aandacht op het volgende te vesti gen. Het heeft mij meermalen bevrcomd dat door U niet moor belangstelling geschonken wordt aan de wetten des Rijks. Instede van die zoodanig tc bestudceren, dat gij den inhoud daar van geheel machtig zijt, de totaal on begrijpelijke gedeelten desnoods uit uw hoofd te leeren, veroorlooft gij u nu en dan op sommige wetten een critiek, die noch met. uwe jaren, noch met uwe verstandelijke ontwikkeling overeen te brengen is. in uw eigen belang geef ik U derhalve in over weging zulks voortaan na te laten en mij de geruslstoUende verzekering tc geven, dat dit inderdaad in de toe komst gescliieden zal. Uw aangenaam antwoord gaarne tegemoet zieaide verblijf jk Hoogachtend, FIDELIO, particulier. Op dezen bxicf komt dan het vol gende antwoord: Aan den lieer Fidelio, particulier alhier. Mijoiheor, In antwoord op Uwen geëerde ver oorloof ill mij 0, als particulier te doen opmerken, dat ik gerechtigd zou zijn om, aangezien een burger van den Staat, zeer zeker in rang boven een particulier verfloven ls, bedoeld schrijven, zonder moor, naast mij neer te loggen. Gevoelende, dat ik daarmede aan alle particuliereai als 't ware een kaakslag geven zou, wil ik dat niet doen, maar op Uwe aan merking ingaan. De wetten des lands kunnen ver deeld worden in drie soortendio wel ke niet op mij toepasselijk zijn, die welke op het punt staan weder ver anderd te worden en die, welke pas zijn ingevoerd. Daar het veelal blijkt, dat de laatsten gebrekkig zijn, dus spoedig verbeterd dienen te worden, loont het de moeite niet dio uit het hoofd te leeren; het is duidelijk, dat het evenmin gevergd kan worden voor do wetten, die reeds de periode der verbetering zijn genaderd of van die welke niet op mij van toepassing ziin. Indien ik somtijds critiek uit oefen, dan geschiedt dat krachtens mijn plicht als burger van den Staat, dio wenschen moet, dat s lands wei ten zoo dicht mogelijk het ideaal na bij komen, een plichtsbesef, waar van U als eenvoudig particulier waarschijnlijk het gewicht niet kunt beseffen. Uwe opmerking over mijn jaren en verstandelijke ontwikkeling inoet ik laten rusten, aangezien daaruit niet blijkt of U mij voor bedoelde critiek te oud of te jong, te dom of te ver standig vindt. Hoogachtend, FIDELIO Burger van den Staat. Men ziet, dat dit antwoord de mo gelijkheid open laat van een vervolg der briefwisseling, namelijk over dc aangelegenheid van de Jaren en liet verstand. Maar afgescheiden daarvan, niet waar, welk een prachtige gelegen heid om tot ons zelf in te keeren, ons zelf eens flink onder handen te ne uten eu bovendien ons te oefenen in den sierlijken briefstijl! Jlet leven is dikwijls moeilijk en ingewikkeld. Zoo kreeg ik dezer d:^ gen een tijdschrift in handen, dat de bescherming van dieren ten doel heeft en dus opkomt tegen het behandelen van kalfjes met liet doel, blank vleesch te krijgen, tegen het droevig Itestaan van den kettinghond, tegen het laten hollen van hondeu achter de tram. Er staat in dit tijdschrift veel aardigs cn sympathieks en ze ker kan iedereen er veel uit leeren. Maarniet alle dieren zijn ons aangenaam. Lintwormen bijvoorbeeld houdt niemand voor zijn plezier cn vlooien kunnen lioel vervelend we zen, ja wij begrijpen zelfs niet goed, dat ze anders kunnen zijn. Daarom wordt in hetzelfde tijdschrift aange raden, om wanneer poes daar last van heeft, haar te pakken in watten, die gedrenkt zijn met kamferspiritus, behalve aan den kop. De vlooien loo- pen dan daarheen, worden gevangen on In kokend water gedood. Dan do muizen. Snuitlg zijn deze fijngeivoimde kraaloogjes, betoogt een artikel In hetzelfde tijdschrift, maar ze zijn heel lastig. Hoe roken wc ze kwijt! F,en kat is niet afdoend, een klem verminkt de muis soms, mui- zaatttrwe heeft ook haar bezwaren, dus wordt zij het met e enige aarze ling voorgesteld een instrumentje te maken, dat het diertje zeker dood slaat. Hm! De vloo in kokend water, de muis dadelijk doodl Het leven stelt inderdaad moeilijke vragen. Want de vloo en de muis zouden als je het hub vragdn kon, zeker zeggen, dat ze liever blijven leven. Hupstra, die zooals iedereen weet aö punctualiteit zelf is en alle moge lijke polderzaken op zijn duimpje keilt, moest dezer dagen 's morgens heul vroeg op om op reis te gaan voor de begrafenis van een tante. Men vruagt misschien, wat zijn kennis van polderzaken daar nu mee te ma ken kan hebben! Ho wat zijn tante woonde in een polder en had heel mooie bezittingen in een polder. Daarom ging Hupstra ook naar de begrafenis. Niet dat hij eem erfenis- jager zou zijn, maar zijn tante (ik heb haar gekend) was inderdaad een van dc zuurste, onaangenaamste schepselen van deze wereld, die haar familieleden e>eoi beetje had getiran niseerd met de tc verwachten erfenis. Om op tij<l te zijn, moeet hij om vijf uur op, minstens twee uur vóór zijn gewonen tijd. „Hoe zal dat gaan?" zuchtte zijn vrouw. „De wekken-....?" zei Hupstra vragend. „Kapot", zei ze. „Dat dacht ik wel", zei Hupstra. „Wat bedoel je daarmee?" vroeg Ee strijdlustig, „zóó vaak is die wekker niet kapot". „Welnco' erkende Hupstra, „alteen maar als hij gebruikt moet worden. Maar 't hindert niet. ik word wel wakker Hupstra, die in vele op zichten accuraat is, verkeert name lijk in liet «waandenkbeeld, dat hij wakker kan worden op ieder uur van nacht of morgen, waaneer hjj uiaar gaat slapen met de gedachte aan het gewenschte uur. Murmelend: vijf tiur, vijf uur, vijf uur", 9liep hij ln. Men vraagt misschien: „waarom hielp mevrouw Hupstra met?" maar die had nu weer een andere eigenaardig heid: als die vroeg op moest, werd zij elk uur wakker en had dun telkens •"An half uur noodig om weer In te .slapen. Jo, geachte lezeressen en le 17<rs, het leven iu zijn verschillende phasen en vormen is zoor moeilijk en wij, die zijn raadsels oplossen moe ten, et aan er dikwijls als domme schooljongens tegenover. Hupstra werd eeret om drie uur wakker. De haan van de buren kraai de, maar dat had geen be teekenis, want 't was nog geen dag. Sommige hanen zouden zelfs do natuur willen verbeteren. Hupstra lag een poos te soezen over allerlei onaangename dingen, znoais je in den nacht bij voorkeur doet en sliep na een kwar tier weer in. Toen kreeg hij een droom. Hij zag zich zelf in gekleede jas en met den hoogen hoed, op weg naai- het dorp, waar zijn tante woon de en tante zelf kwam hem tegemoet en wenkte dat hij terug moest gaan, maar hij wou niet zij naderden elkaar dus meer en meer en juist op het oogenblik, toen zij elkander zou den aanraken, werd Hupstra wak ker. Nu was 't volop dag. De klok wees zes, hij had zich verslapen en •laar Bijm trein kwart over zeesem ver trok en hij onmogelijk in een kwar tier zich aanklccden cn naar 't sta tion gaan kon, berustte ldj in 't on vermijdelijke en sliep nog een uurtje- door. Aan 't "ontbijt verweet zijn vrouw hem, dat hij niet tijdig was opge staan. Dat doen zoo menschen. dlc 't zelf ook niet kunnen. Daar zij m die onvriendelijke stemming verkeer de. vertelde hij haar ook maar niet van zijn droom. Bovendien is de droom van een ander heelemaaJ niet interessant, De dag ging in ongenoegen voor bij. Mevrouw Hupstra was ontstemd, de drio andere neven zouden wel op de begrafenis zijn en liij alleen niet - hoe onattent toclu Iemand moest zijn plichten kennen. De arme Hup stra, die tientallen jaren zijn plich ten met buitengewonen Ijver en toe- w;tding vervulde, deed er het zwij gen maar toe. Don volgenden dag kreeg hij be ticht van den notaris, dat zijn tante hem en een van de drie andere ne ven haar vermogen had nagelaten, ómdat zii m i e t op de begrafenis wa- icn geweest. De bepaling in hot tes tament was aldus: ,,nau dengenc, of dlggenan van mijn neven, die niet op de begrafenis komen, omdat zij toch geen echte droefheid om het overliiden van hun tante gevoelen en ik huichelarij niet uit kan staan". Mevrouw Hupstra liet toen geen verwijten meer hooien. Maai- toen haar man daarna zijn droom vertel de, scheen zij de verdienstelijkheid van zijn verslapen weer minder te vinden. Het is moeilijk, waarde le zers, om het iedereen naar den zm te maken en de vraag is en blijft, of iemand wanneer hij zijn tante moet helpen begraven, moet kunnen reke nen op een goeden wekker, op zijn droomen of op een zonderlinge wils- beschikking. Dit is ecu vraagstuk met drie onbekenden, hetgeen naar 't eenparig ooi-deel van alle reken kundige», het moeilijkste is, dal zich kan voordoen. Maar met zoo'n treurige gebeurte nis als een begrafenis kun lk niet. eindigen. Dezer dagen las ik van een bouwmeester, dat hij „zijn. sporen verdiend heeft", nop wel naai- aan leiding van een buis, dat gebouwd 7.al worden in het duin! Wat heeft mi ecu architect aan sporen in eon duin? Niels dan last immers. Wordt het geen tijd om in dezer tijd van afschaffing van legers o» verdwijning van den militairen geest (met uitzondering van een twin tigtal landen in Europa) ook dc mili- taire spreekwijzen aan kent te zet» ten Nu zegt een apotheker tot een buitengewoon ijverigen speeljongen: „jij hebt je maarschalkstaf in j« ransel!" Dit behoort vervangen t« worden door: „als je goed oppas*, word je nog ja, wat is meest begeerde? laat. ons zeggen: wordt je nog Kamerlid. De veelgeliefde uitdrukking: „een huzaar heeft e«n goed hart", zal dut ook dienen tc vervallen. Wat zo« men er van denken, warmeer we eeni zeiden-, „een concierge heeft eca goed hart"' of een bode van 't Stad huis? Ook gaat het heeloinoal al el meer, om van iemand te zeggen: „hjj ia schutte rig 1" Dit kan vervang*» worden door: „hij is Sta stokkerig' of iets van dien aard. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1921 | | pagina 5