„Zeg eens, wat moet jij, laat onfl hier toch rustig liggen' „N«ai, wordt eens wakker, ik kcl> met jullie te praten". „Nu, spreek op. wat is het, laat mijn kameraad maar liggen, l hei mij alleen wel km...c.i zeggen," antwoordde De Linar. De beide edellieden hadden name lijk den vorige» dag reeds afgespro ken. da-t lord NibWington zoo weinig mogelijk zeggen zou. Het eigenaardig accent waarmede de Engolsche lord het F ran scli sprak, mocht eens arg waan wekken, „Ook goed", antwoordde de andc-r, „gij beiden ziji dezelfde ketellappers, niet waar, die voor twee dagen vlak bij Sens hebt gelegen? „Wat zou dat? vroeg de LLnar, als ware bij zeer wantrouwend. „Nu ontken liet maar niet en gij hel>l er een buitenkansje gehadniet waar?' Dei ketellapper haalde onverscliil' lig de schouders op. „Gij wilt er niet van spreken", ver volgde de ander, „nu dat vind ik voorzichtig van 11. Maar ik weet er alles van. De heer, die u de goud stukken gaf, was een vriend van mij". (Wordt .vervolgd^ r e u ii h e i o n dcor WILLIAM HOLT. 14) En hij had Item toen natuurlijk tor- stond op de hoogte gebracht. Waarom had de man oorspronkelijk niet willen toestaan, dat zij beiden zich als de ketellappers vermomden'? En waarom had de lord besloten war gen en al van heil te koojien? Nibblmgton vertelde het de Linar. „Het is eon vreemde geschiedenis", zei hij, „en ik zegen het toovia.1, dat ons ,deze landloopers deed ontmoe ten. Die man wilde zijn kloeren niet yerkoopen, omdat hij goed verborgen in de voering van zijn jas tien goud stukken had genaaid. Hij zou geen gelegenheid hebben, die er stil uit te halen en hij wilde van zijn bey.it niet spreken, waar de commissaris \an po litie bij was. Gij begrijpt liij was bang, dat deze moenon zou, dat liet geld door diefstal verkregen zou zijn. Toch was dit liet geval niet, maar do plicht van den commissaris zou tocli ziin dit te onderzoeken. Daarom wituc de mun mij ullecn spreken en hij verklaarde mij zijn kieeren gaarne te willen afstaan, ui- dien ik hem toestond, dut hij er eerst het geld uithaalde, of indien ik hem liem m plaats daarvoor tien andere goudstukken geven wilde. Natuurlijk was ik daartoe gaarne bereid, maar ik vixxg liem tooli hoe een arm man, zooals hij, zooi cel geJd had verdiend, llij scheen in die waag iels beleedi- gends tg zien, want hij antwoordde, dat ik zeker gedoofde aan diefstal. Ik ontkende dit en luj zei mij nu, dal hij het geld had gekregen vun eer. heer, 111 vooruitbetaling voor een dienst, weikon hij ixwn dien nacht had moeten bewijzen. Van zelf maakte du mij nieuwsgierig en ik vroeg hem mij meer te vertellen, liem beJovend, dat ik or met den commissaris van poli tie niet over spreken zou. Luister nu wat hij had moeten doon. Hij moest zijn woonwagen geiroed houden om dicm nacht heimelijk eenige personen te helpen vervoeren. Daarvoor ont ving liij tien goudstukken vooraf on zou er later nog tien ontvangen. „Maar", riep dc Linar in groote op winding, „die man was gehuurd om oils te vervoeren". „Dat zelfde dacht ik ook terstond. Hij zou diensten ver richten voor de Broeders des Verderfs". „Ja juist en verder, hoe liep het af?" „Nu dat kunt ge wel denken. De ketellappers wachtten tavvirgoeia en tegen dcu morgen werden ze door do politie opgepikt. Tegenover den com missaris lieten zij van dit alles geen woord los, maar gelukkig Vertrouwde mij de man deze geschiedenis to?. Gij weet wat ik gedaan heb. Ik heb wa gen en paaid gekocht on zoo zijn wij nu geworden een paar zwervende ke tellappers. Wij kunnen zonder door de Broeders ontdekt te worden bin nen Parijs komen, doch dit is liet voornaamste niet De heer heeft na melijk den ketellapper gezegd, dat hij misschien zijn diensten nog vaker noodig zou hebben. Als wij dus met onzen wagen in den omtrek blijven, loopen wij kans, dat men ons weder opzoekt om onze hulp te «Hangen. Kn beter zouden wij niet kunnen weai- schen, dan duit wij I iel pers werden van de schurken, die wij zullen ver dedigen". „Inderdaad", antwoordde de Linar, „gij hadt groot gelijk dezen woonwa gen aan te koopen". En met hun wogen, getrokken door een imager paard, dat echter beter trok, dun men zou vpimoedeu, reis den ouzo vrienden don weg op naar Parijs. Maar zjj maakten geen haast. De Tourmei kon nog niet vor zijn weg gevoerd eai eenige leden vton de ban dietenbende moesteai nog wel in den omtrok zijn, misschien, dat zij van huil diensten gebruik wilden maken. „Maar", vroeg de Linar, terwijl zij den tweedean dag op den stoffigen weg maast den wpgtMi Mourtliiepiti, „Veronderstel een ooenblik, dat Indor daad de Broeders des Verderfs onzo hulp verlangen, zullen z.j dan niet dadelijk bemerken, niet niet dc twee ketellappers te doen tc hebben?" „Daaraan bob ik ook geducht, maar de man, wiens plaats ik nu In neem, heeft mij verzekerd, dat daar voor geen gevaar bestond. De lieer die ham gebuurd had was in den avond bij hem geweest, zeker omdat hij niet gezietn wilde worden. Dit is nu in ons voerdeel. Zoomin ais de ketellapper tets meer zeggen kon. dan" dut dc persoon, met wien hij onder handelde van een flinke gestalte was, evenmin heeft deze persoon, den ketel lapper precies kunnen opnemen. En dan, wij zijn uitstekend vermomd, wij behoeven voor een herkenning miot te vireezan". De Linar moest dit toegeven en daar het op het midden van dein dag was en de zon hoog en brandend aan den nemol stond, besloten die twee ketel lappers zich zelf oil hun piuird wat rust te gunnen. Zij legerdon zich aan dan. kant van den weg, spanden liet paard uit, lieten het don bonn af grazen en gingen zelf languit in het gras liggen, nadat zij een boterham gebruixt hadden. In den wagen bo- vjon|d zich wel een kleine vuurpot en wat kookgereedschap, maar de beide mannen konden liet niet over zich verkrijgen daarvan g Jjruih te maken. Zij beliielpen zich dan liever inet eeo boterham. Zooals zij daar la gen in de schaduw der boomen, liet paard grazend vlak Lij hen, de onge lukkige wagen auti den kant van den weg getrokken, vormden zij een gi senap waarvoor do enkel- boeren, die daai voorbij kwamen een weinig ter zijde woken, half uit vrees, half van af koor voor de ruwe kerels. Lord Nibblington merkt-? grinni kend op, dat zij er toch wol als echte vagebonden moesteei uitzien en zij de den dat inderdaad Toch scheen dit niet een persoon af te schrikken, do op een rijwiel Isen voorbijreed, om een oogenblik later bedaard terug te kee- ren Toen llij dicht bij den wagon was, keek iiij nog eens voor en achter zich, of er ook monschcm naderden, doch toen dit niet het geval bleek, sprong hij van zijn rijwiel af en stap te op de landloupers toe, die rustig bloven liggen. Zij hadden liem echter wel bemerkt ©n beefden van opgewon denheid daar zij hoopten, dat hen mi inderdaad de gelegenheid zou open staan met de Broeders in aanraking t.e komen. Zij wisten zich echter volkomen te bedwingen en doden alsof zij sliepen, toen de man op hen to es tapte. „Hé", riep deze, „wordt daar eens wakker". Dc Linar opende zijn oogen en rees half overeind.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1921 | | pagina 9