HAARLEM S DAGBLAD
Uit «Je Wereld.
Rubriek voor onze Jeugd
Raadsels
Brievenbus
9
De Avonturen
van Barnabas
ZATcfiDAG 17 LECEMtSEa 1621 DE^DE BLAD
VERHALEN UIT DE MIDDELEEUWEN.
VAN DEN VOS REINAERDE.
Een woord vooraf. Wat de
dl oh ter ona meedeelt omtrent
homzelf. Koning Nobels hof
dag. Beschuldigingen inge
bracht togen Relnaort. Crmt-
mort de das verdedigt hem.
Een nieuwe beschuldiger.
Reinaert zal worden Ingidaagd.
Een woord vooraf. Dit
van middel-Nederlandsche potirie is een
vrije bewerking van twee Franscho ge
dichten, door den groeten kenner der
middeleeuwsyiic letterkunde, Dr. Jonck-
bloet, toegeschreven aan Pierre de St.
Cloud. Van den Nederlandschen dich
ter Ls weinig meer bekend dau dat hü
Willem heette, dat hij vroeger een ge
dicht had gemaakt, aangeduid onder
den naam „Madoc". Uit het voorkomen
van sommige plaatsnamen in het ge
dicht. wordt afgeleid, dat hij waarschijn
lijk een Oost-Vlaming was, cn uit dat
van andere plaatsnamen, die men al
leen in Noord-Nederland aant-eft, mag
misschien de gevolgtrekking gemaakt
•worden, dat hij zijn verblijf hield in
Holland. De tijd van vervaardiging is
waarschijnlijk ongeveer 1260.
Na ecu koite inleiding, waarin de
dichter zichzelf aanduidt ala „Willem,
die den Madoc maecte", en meedeelt,
dat hij zijn stotf ontleend heeft aan de
„Walscc" (d. i, Fransohc) 'boeken en
dat hij zijn gedicht gemaakt heeft op
verzoek van een dame, 'begint hij zijn
beroemd dieren-epos, waarvan we hier
den inhoud laten volgen.
1-Iet was Pinksteren bosch en haag
waren bedekt met groene loovers. Ko
ning Nobel (de Leeuw) had alom doen
bekend maken, dal hij zijn hofdag zou
houden. Alle dieren veihonen, behal
ve Reinaert de Vos. „Wie hem bescul-
dich kent, ouLsiet" (d.' i. avie weet, dat
hij schu'/lig is, vreest), zegt de dichter.
En werkelijk, er was onder alle dieren,
die ten hove verschenen waren, op den
das na nipt een, die zich niet over Rei-
naert te b-Jklagen had.
Het eerr.t trad voor den i oning Isen-
grijn (de Wolf). Hij beklaagde zich, dat
Reinacri vrouwe Hersinte (de Wolvin)
had verleid tot ontrouw aan haar echt
genoot en dal. hij de jonge wolfjes in
hun nest met het bijtend vocht, dat hij
bij zich droeg, had overgoten, zoodat
er twee stekeblind waren geworden.
Wel had hij aangeboden den onschulds-
eed af te leggen, maar toen de reli
kwieën, waarop hij moest zweren, waren
gebracht, was Hij gevlucht naaT zijn
vesting.:
Toen Isengrijn had uitgesproken,
-„stont op een hondekijn, hiet Cortois"
(d. i. dat Gourtois heette) Ende cla-
ghede den coninc in Fransois". Hij ver
telde, dat hij een poos geloden zoo
arm was, dat hij op een winter niets
had dan een worst en dat Reinaert hem
flïe ontstolen had-
Maar Tibert, de Kater, werd boos
op net hooren van deze klacht en
sprong midden in den kring. Ten eer
ste was dit vele jaren geleden gebeurd,
zei hij, en dan, de worst was niet eens
van het hondje Cortoos, maar van hem,
Tibert. De klacht van Cortoos moest
dus worden ter zij gesteld.
„Dunkt u dat, Tibert?" riep Paneer,
de bever, verontwaardigd uit. „Reinaert
is een moordenaar, een bedrieger en
een dief. Hij heeft niemand zoo lief,
zelfs niet den koning, onzen heer,
dat hij hem niet gaarne leven en eer
zou zien verliezen, als hijzelf daardoor
kon winnen „een vei morseel van ere
binnen" (een vet stuk van een kip,
een vet kippeboutje). Gisteren nog
•heeft hij Cuwaert (den haas) mishan
deld. Hii had Cuwaert beloofd, dal hij
hem .een lie"d> zou leeren zingen en
nam hem stevig vast tusschen zijn
knieën. Ik hoorde ze samen zingen en
kwam snel naderbij, net bijtijds, want
juist had hij Cuwaert bij de keel ge
grepen en zou hem het hoofd afigebeten
hebben,als ik het hem niet belet had.
Wanneer gij, o koning, dit ongestraft
Iaat en bet vonnis, dat uw rijksgrooten
rollen wijzen, niet laat uitvoeren, zal
men het na menig jaar uw kinderen
nog verwijten."
„Gij zegt de waarheid. Paneer,"
sprak Isengrijn. van zijn plaats„als
Reinaert in leven blijft, zal hij binnen
een maand tijd nog menigeen hoonen,
die het thans niet vermoedt."
Nu echter sprong Reinaert's neef,
Grimbert de das, toornig op. „Het is
van ouds bekend. Heer Isengrijn," too
sprak hij, „dat men uit 's vijands mond
zelden veel goeds hoort. Ik wou, dat
wie van u beiden den ander het meeste
leed gedaan heeft, werd gehangen.
Wilt gij deze overeenkomst aangaan,
zoo wi'l i'k daar gaarne toe helpen en ik
ben zeker, dat mijn ocun het niet zal
weigeren. Als mijn oom ten hove in zoo
hooge gunst stond als gij, dan zou nie
mand het zeker goed vinden, dat gij
hem, die zich niet kon wreken, zoo
dikwijls fel gebeten hebt."
„Heb je dat brutale liegen van jc
oom geleerd?" vroeg Isengrijn.
„Ik heb niet gelogen. Gij hebt mijn
oom herhaaldelijk bedrogen. Denk
maar eens aan de pladisen (platvisch),
die hij u uit den wagen toewierp, en die
gij alle opaat, zoodat toen hij om zijn
deel kwam, hij van u niets kreeg dan
een pladisengraat? En dan dat heerlijk
vette stuk varkensvleesch, dat gij ook
alleen opgegeten hebt! Toen mijn oom
om zijn deel kwam, kreeg hij van u „de
wisse", (het touw) waaraan het vleescb
gehangen had, om af fe knauwen,
„zij is zoo vet", zei u. En dat terwijl
mijn oom met levensgevaar den buit
bemachtigd hadv
„En nu, Cuwaertl Die maakt heel
wat drukte om een kleinigheid. Als hij
het lied niet goed las,, imooht Rei
naert dan zijn leerling niet bestraffen?
En Cortoos moest hcelem&Al zwijgen
Ede had de worst zelf gestolen, en' ge
stolen goed gedijt niet.
„Neen, Heeren, Reinaert is een braaf
cn eerlijk man. Sedert de Koning vrede
bevolen heeft, leeft hij als een kluize
naar, draagt een haren boetekleed op
de naakte huid. Sedert een jaar" eet hij
geen vleesch, hetzij wild of tam. Zijn
sterk kasteel Malereis heeft liij verla
ten, leeft in zijn kluis van aalmoezen
en is bleek en mager van al zijn ontbe
ringen en zelfkastijding."
Toen Grimbert zoover was gekomen
met zijn pleitrede, kwam een droeve
stoet bergafwaans. Voorop ging klap
wiekend Cantecleer (de haan), daarop
volgde een baar, waarop het lijk lag
van Cantecleers dochter Coppe, wier
hoofd en hals door Reinaert waron nf-
gebeten. Aan weerszijden van de baar
gingen twee wijdvermaarde hanen,
Cantaert cn Craiant, terwijl twee broe
ders van Coppe weeklagend en jamme
rend de baar volgden, die door Pinte en
Sproete.twee and'ere broeders, gedra
gen werd. Cantecleer sprong in den
kring en sprak
„Hc?r Koning, ik bid u aan te hoo
ren, wat Reinaert aan mij en mijn kin
deren misdaan heeft. In April ver
heugde ik mij in het bezit van acht
zonen en zeven dochters, waarop ik te
recht troisch was. Zij bevonden zich in
een park, dat scherp bewaakt werd
door een aantal honden, die alle lis
ten en lagen van Reinaert verijdelden.
Eenmaal zelfs bracht hij er slechts ter
nauwernood het leven af. Een poos
daarna kwam hij terug, gekleed als
een kluizenaar, hij toonde mij een brief,
waaraan uw zegel hing en waarin ik las,
dat gij aan alle dieren in uw rijk vrede
geboden hadt. Verder vertelde hij, dat
hij kluizenaar was geworden, wees op
zijn staf en zijn pelgrimsklee.d en zei
ten slotte „Heer Cantecleer, van mij
hebt gó niets meer te vreezen, ilk heb
een gelofte afgelegd geen vleescb of
vet meer te eten ik neem nu afscheid
van u, want ik heb verschillende gebe
den te doen." Ik ging blij en onver
vaard naar mijn kinderen en trad me;
hen welgemoed naar buiten, tot mijn
ongeluk, want een van mijn kinderen
werd door Reinaert gepakt en ver
slonden. En toen hij er eenmaal één
geproefd bad, was geen wachter ot
bond meer in slaat ze te beschermen te
gen zijn listen en lagen bij dag en bij
nacht, zoodat er van mijn vijftien kin
deren slechts vier zijn overgebleven.
Nog gisteren heeft hij mijn dochter
Coppe, die hier op de baar ligt, het
hoofd afgebeten en zou haar verslonden
hebben als de honden geon jacht op
hem hadden gemaakt. Ziedaar mijn
aanklacht, o Koning, ontferm u over
mij en doe mij recht."
„Wel, Grimaert." sprak de Koning,
„uw oom, de vrome kluizenaar, heeft
een vreemde manier van boete doen."
Zich daarop wendend tot Cantecleer,
beloofde hij hem dat er eerst een plech
tige lijkdienst gehouden zou worden en
dat hij zich vervolg-ens met de heeren
zou beraden hoe men dezen moord van
Reinaert zou straffen.-
Na de plechtige teraardebestelling
van Coppe, rieden aïïc heeren den Ko
ning, Reinaert ten hove ic dagen en
Bruun den beer met de boodschap aan
Reinaert te belasten. De koning volgde
dezen raad en drukte Bruun op het ban
zich niet door Reinaert te laten be
driegen. Maar met groote zelfgenoeg
zaamheid verzekerde Brüun, dat Rei
naert, als hij tegen hem iets wou be
ginnen, aan 't kortste eind zou trekken;
vol zelfvertrouwen aanvaardde h;j
In een volgend artikel hopen
zien, hoe het hem verging.
'fin d« bus gooien zonder »&r.sabe4-
(Deae rnadseln zijn fiilo Ingosonden dooi
jongend en meisjes die „Voor Onze Jeogd"
leeen. Do naman der kinderen, die mij fddr
Woensdagmiddag 4 uor goedo oplossingen
asoden, worden In hot volaendo nninme*
hekend gemaakt.)
Iedoro maand worden onder ds bsats
oplozaors twee booken in prachtband ver
loot.
1. (Ingez. door .1. v. Lunenburg).
11c ben timmermansgereedschap. Ont-
hooid me en ik word een riviertje in
N.-Brabant.
2. (Ingez. door Roodborstje).
Ik ben een mooi gezegde van 17 letters
of 6 woorden.
6. 10, 3, 12, is een verkorte meisjes
naam.
11, 3, 8, Is een lidwoord.
16, 2, 17. ls een familie-lid.
15, 2, 17, ls een jongensnaam.
1, 5, 3, 8, is een bewoner van Dene
marken.
15. 5, 5, 8, is een lichaamsdeel.
17, 13, 14, 8. is een meisjesnaam.
Ieder krijgt op aarde zijn 1, 14, 11, 6.
17, 16,-6. is een muziek-teeken.
5, 6. is een lengtemaat.
15, 13. 5. 12, ls een getal.
17, 2. 15, ls een schadelijk insect.
14, 10, 3, 6, is een plaats in de Betuwe.
6, 10, 14, 1, wordt gezongen.
15, 5, 6, 15, is een vorm van liet werk
woord tellen.
Kinderen zijn niet altijd 9, 2, 14, 15.
4, 5. 6, ls een ander woord voor goed.
7, 8, Is een voegwoord.
9. 10, 11, is de stam van zien.
3. (Ingez. door Zomertakje).
Ik ben een landstreek 111 Frankrijk en
besta uit 8 letters.
6, 2, 8, 4. 5, is een meisjesnaam.
4. 5, 5, 2. 4, is een gebak.
4, 3, 8, 7. ls een lichaamsdeel.
1. 3, 3. 2, ls een verscheurend dier.
3, 8, 2. wordt zeer op prijs gesteld.
4, 5, 5. 6, ls een Spaansche rivier.
4. (Ingez. door Zomer).
Ik ben een groote tuin vol bloemen en
planten, keer me om en ik ben een ander
woord voor nauw.
5. (Ingez. door Framboos).
Ik ben een persoonlijk voornaamwoord
en tevens een kostbare stof, geef me een
ander hoofd en II: ben een nuttig insect.
6. (Ingez. door Bloemkorfje).
Kruisraadsel.
Van boven naar beneden en van links
naar rechts moet men dezelfde koopstad
lezen.
x
XXX
X X X X X
X X X X X X X
XXXXXXXX*
X X X X X X X
x x x x x
XXX
Zet: Op den lsten regel: de 18de letter
van het alfabet.
Op den 2den regel: een anderen naam
voor rat.
Op den 3den regel: een huisdier.
Op den 4den regel: een kerkelijk ambt.
Op den 5den regel: een Nederlandsche
koopstad.
Op den 6den regeleen vogel.
Op den 7den regel: een vergiftige
slang.
Op den 8sten regel: een waterkeering.
Op den 9den regel: een medeklinker.
De raadseloplossingen der vorige week
zijn:
1. IJIst Eist.
2.'Wie het onderste uit de kan wil
hebbbn, valt liet lid op den neus.
3. Lombardijc. 4. Boom-room. 5. Dam,
ham, lam. kam, ram. tam. 6. Toen die
koe at, viel ie. De man zat met een be
nepen hart in de gevangenis.
Goede oplossingen ontvangen van:
Boterbloempje 6. Sportman 6. Made
liefje 6. Orchidee 6. Sophie Harmse 6.
Zeester 6. Lentebode 6, Sneeuwballetje 6,
Ricico 6, Controleur 6, Kerstboompje 6,
Blondkopje 6, Maanelfje 6, Het Trio 5,
Meiknopje 5. Zwartoog 6. Vlindertje 6,
Ganzebloem 6, Rijstepiklcertje 6. Secun-
do 6. Matroos 6. Wilde Bob 6. 6.
Cravate 6. Azalea 6. Willy van Rotter
dam 6. Anemoon 6. Jopie Slim 6. Lache
bekje 6. Vrijer 5. Vliegenier 6. Hya
cinth 6. Vliegende Hollander 6. Zonneplt
6. Brem 6. Korenbloem 6. Viooltje 6. El-
zekatje 6. De Schlpperin 6. Poesemoe
dertje 6. Willem III 6. Hein Stavast 6.
Denappeltje 6. Dik Trom 6. Victoria 5.
Ornales 6. Vriendinnetje 6. Montbrctia
6. Prinses Attalanta 6. Goudkopje 6.
Dirk en Piet Oscliatz 5. Michiel dc Ruij-
ter 6. Theeroos 6. Vergeet-mij-nictje 6.
Bellefleur 6. Dilckie^Bigmans 4. Schipper
5. Framboos 5. Abrikoos 5. Lenteknopje
6. Campanula 6. Rozeknopje 6. Tlelcie en
Piene 6. A. en D. Buytendijk 5. Mignon
5. Napoleon 6. Frlso 6. Jocko 6. Minerva
4. Meiki 6. Bloemenverkoopslertje 6.
Pietje Bell 4. Floris V 4. Wilgenroosje 5.
Prins Maurits 4. Kerstklokje 5. Bloenien-
fee 6. Jacobus Beèkelaar 6. Kerstkindje
5. Spartaan 4. Beppie Spoor 6. Krulze-
muntje 6. Witte Muis 6. Zonnebloem 6.
Klaproos 6. Goudhaantje 6. Nikkertje 6.
Edelweiss 6. Robbedoes 6. Alpenviooltje
6. Dulnroosjc 5. Excelsior 6. Priktolletje
5. Appelsteeltje 5. Lina Punt 5. Vlsscher
5. Voetballer 5. Roel de Rakker 5. Sprie-
tel 6. Apollo 6. Stokvisclu'e 6.
LAR6S SEN 0MW26
De zon breekt door.
Laten we maar vluchtig beenstappen
over die dagen van zorg en angst, toen
de minuten uren leken, toen de nachten
zoo lang waren, zoo heel, heel lang. La
ten we er ons maar niet meer in ver
diepen. hoe de jonge mevrouw zoo lang
en schijnbaar zoo ouvermoeid op haar
post kon blijven, 't Blijft evenzeer een
onoplosbaar raadsel, hoe de oude me
vrouw van 's morgens vroeg tut
's avonds laat op den been was, voor
de hulshouding zorgde, niet klaagde,
niet mopperde, in alles zich zelf geheel
vergat. Als notaris Huyser aan die don
kere dagen terugdenkt, herinnert hij zich
met huivering dien Kerstnacht, toen de
klokken luidde, bim, barn, bim, bant. cn
de kerkgangers langs de Parklaan lie
pen, zachtkcns pratend, blij fluisterend.
Ze gingen naar de Janskcrk En er
was feeststemming in hun harten. Bim.
bam, bim, bam. Zijn kind, zijn eenigst
meisje lag daar met vleugjes van be
wustzijn. doch al maar hooger steeg de
koorts. Juist vandaag had de dokter ge
zegd. dat er waarschijnlijk In dezen
nacht nog verandering zou komen, 't zij
ten goede of ten kwade. Bim, bain, luid
den de klokken, 't Klonk den armen
vader in de ooren als een doodenzang.
Geleek het zoo door de eerste matte
ochtendstralen ol was hetHij durf
de. hij kon het niet uitspreken. „Wat
trekt de kleur weg", had hij fluisterend
tot zijn vrouw gezegd, die naast hem
dien vreeselijken nacht waakte bij hun
kind. Zijn vrouw had bevestigend ge
knikt. ze had het kind eens bevoeld en
toen had ze Greets smal, mager handje
voorzichtig tn vaders hand gelegd en
zachtjes had ze gezegd: „Man. ik ge
loof
Op het toppunt van angst, had hij
snikkend gevraagd: „Wat geloof je?"
„Dat ons kind behouden ls."
Vroeg In den morgen was dokter Su
rer gekomen en hij had met een geluk
kigen glimlach de handen der ouders
gedrukt.
„Het ergste is voorbijhad hij ge
zegd. Greet had toen de oogen geopend.
„Aioeder", 't Klonk als een jubelkreet.
Heel voorzichtig had mevrouw Huyser
het smalle gezichtje gekust en met al
haar zelfbeheerscliing had ze de opko
mende tranen weggeslikt. „Ga 'k mee
naar huis?", had Oreet weer gevraagd.
„Straks, als je beter bent."
„Maar gaat U dan weg?" En er klonk
angst in haar stem.
„Neen, lieveling. Als we gaan, gaan
we samen. Ga nu slapen om gauw beter
te worden."
„Ja. om gauw beter te worden. En
naar huis te gaan", had Greet gehoor
zaam geantwoord. Toen was ze rustig
Ingeslapen, 't Was al middag, toen ze
ontwaakte. Maar van dien dag af was
de genezing begonnen. Een nieuw jaar
gaf nieuwen moed en nieuwe krachten.
Op Nieuwjaarsdag mocht Greetje door
kussens gesteund even in bed opzitten.
In den midag kwam dokter Durer,
„'k Heb wat voor je", zei hij op vroo-
lijlcen toon, terwijl hij een brief omhoog
hield.
„Een brief, voor mij?"
„Ja voor jou. Een fijn gepannuieerd
briefje. „Ruik maar".
„fla, wal een nare lucht Een echte
ziekenhuislucht."
„Je raadt liet in eens. Die brief komt
ook uit een ziekenhuis ol eigenlijk....
„O. Ik weet het. Van Bep."
„Juist van Bep. Lees maar."
Qreet begon te lezen. Maar met een
zucht liet ze liet epistel op het dek val
len. De letters dansten voor haar oogen
en haar handen waren te moe, om den
brief vast te houden.
(Wordt vervolgdj
Damredacteur: 1. W. van Darteion,
Rooaveldstraat 70, Haarlem.
Alle corresponchemtie, oplossingen,
problemen etc., deze rubriek betref
fende, gelieve men te zenden naar
bovenstaand adras.
Nieuwelingen zijn: Anna Vonk, oud 12
jaar, Burken Huelstr. 32. Jacoba v. Thie-
nen, oud 12 jaar, Frankestr. 9. Jopie
TrimbachLange Veerstr. 32.
Riislepikkertje. Heb je nu geen last
meer van malaria? Je hebt anders meer
van de wereld gezien dan ik. üa je terug
weer over land? Die storm leek me min
der aangenaam. Was je niet een klein
beetje bang? Dat Javaansch lijkt me
lang niet gemakkelijk. Ik kan nog niet
van 1 tot 10 tellen.
Ganzebloem. Langs een Omweg duurt
nog wel hel licele jaar. Vind Je dat
lang? Ik ben zelf net zoo benieuwd als
jullie naar den uitslag van den kleur-
wedstrijd. Een vroolijke goochelaar was
dat. En je werd lekker warm van het
sneeuwballen gooien. Ga je vooruit met
je Maleische les?
Zwartoog en Vlindertje. Je raadsels
zijn goed. Als er straks tentoonstelling
is van de kleurplaten, mogen jullie na
tuurlijk allemaal gaan kijken. De dag
zal in Haarlem's Dagblad wel bekend
worden gemaakt. Ja, er hebben heel wat
rubriekertjes aan meegedaan.
Dikkie Bigmans. Die boodschappen-
looper van jullie lijdt aan professorale
verstrooidheid. Nu is de schorheid zeker
over. Wij gaan strakjes nog eens feest
vieren in Sarcpta.
Prinses Attalanla. Jullie raadels mo
gen natuurlijk nog meetellen. Is het zak
mesje in gebruik? Heb je op ons feest
nog met Rubriekertjes kennis gemaakt?
E11 is moeder weer beter?
Meiknopje. Je moogt dezen schuil
naam houden.
liet Trio. Er zal nog wel eens schaat-
seij-üs komen. De moeders vinden liet
voor jullie natuurlijk heerlijk. Raken de
feestjes nu op hun eind? Janna en ik
hadden elkaar wel tegen kunnen komen.
Ik was ook In L.
Controleur. Jullie zijn weer van harte
welkom. En schrijf me eens over dat
gouden feest. Wat hebben jullie al zoo
opgevoerd?
Vriendinnetje. Ja, je moogt dezen
schuilnaam houden. Ik vind het een heel
aardigen naam. En lk hoop maar, dat
onze vriendschap lang zal duren. Het
doet me plezier, dat Montbretia blij was
met haar cadeautje.
Dikkie Bigmans. Prettig, dat het
boekie in je smaak valt öeieliciteerd
met je 2den prijs van den Dieren-wed-
strijd. Jk hoop 22 December ook in Sa-
repta te zijn. Wat ga jij een heerlijke
Kerstvacantie tegemoet. En dan nog je
verjaardag. Fijn hoor!
Dirk O. Lief van Ru om op klein
broertje te willen passen. Hebben moe
der en je vriendje nu prettig genoten?
Michiel de Ruyler. Ik snap dat raad
sel niet goed van die zeven zonen. Wil
Je liet me eens uitleggen?
Theeroos. O, kind. wat ga jij een verre
reis ondernemen. Gezellig zoo te mid
den van de familie.
Vergeei-mii-nietje. Je raadsel ls goed.
Nu sta je tweemaal in de courant Te
vreden?
Omates. Je moogt dezen schuilnaam
hebben. Het doet me veel genoegen dat
het met zus zoo flink vooruitgaat Je
raadsel is goed. Wanneer ga je weer
naar Katwijk?
Victoria. Natuurlijk ben je ook wel
kom. Wat een schitterende schuilnaam!
Je raadsel Is goed.
Dik Trom. Nu inaar zoo flink gaan
eten, dat je op Dik Trom lijkt. Ja hoor.
Je raadsels zijn weer goed.
Denncappellje. lk geloof, dat alle kin
deren het tooneelstuk modi hebben ge
vonden. Dus Poesennioedertjc gaat
straks ook uit logeeren. Nog wel harte
lijk geluk gewenscht met vaders ver
jaardag.
Dein-Stavast. En sta jij vast op je
schaatsen? Jij verlangt natuurlijk naar
oen witte Kerstmis.
Willem UI. Heb je nu het boek uit?
En vind je het mooi? Die Dik Trom
mag wel trotsch zijn. dat hij de vriend
is van zoon voornaam persoon als jij.
Visscher. Knap zoo hoor. jij bent nog
ecus een zuinige jongen.
Una P. Ja, die kindertjes in de zie
kenhuizen waren dolblij. Als je zoo iets
eenmaal hebt bijgewoond, vergeet je liet
nooit meen Ja. Ik was wel een beetje
moe. maar lk ben wel aan drukte ge
wend. Het spijt me zoo voor je. dat ja
been nog niets betert. We komen den
wintertijd ook wel weer door. Zoek da
lichte plekjes maar op. Kees zal jc zeker
opvroolijken. Wat heeft grootmoeder ia
goed bedacht. Dat was: lest. best. Ja
raadsels zijn goed en erg leuk verzon
nen. Van harte 't beste.
Lenteknopje. Je bent niet gelukkig ge-
weest met den kleurwedstrijd. Hiern»
beter. Ja. je gaat keurig schrijven. Waf
krijg je op school voor cijfers?
Priktolletje en Appelsteelt je. Je raad
sels zijn goed.
Minerva. Dat waren prachtige ca-
deaux. Is de porte-monnaie goed ge
vuld? Als Ik je zie zal ik eens goed
kijken, of ik wat aan je vinger zie schit
teren.
Jocko. Je hebt wel heerlijk van het Ijj
geprofiteerd. Aan je raadsels heb Ik
niets, want je vergeet de oplossingen.
Priso. Straks schrijf ik een wedstrijd
uit. waar je gemakkelijk aan mee kunt
doen. Weet ie al, of je In de Kerstvacan
tie naar Hoorti mag? 'k Zou best mee
willen.
Dina B. Wat heb jij een degelijke en
lekkere cadeaux gekregen van den goe
den Sint-Nicolaas.
A. B. Heb je een echt horloge gekre
gen? Als ik je eens tegenkom, zal ik
aan je vragen, hoe laat Jiet is. Je bent
zeker een brave jongen, dat Sint je zoo
goed heeft bedeeld. Ben je alleen naar
de tooncelvoorstelllng geweest?
Tiekie en Piene. Heeft Tiekic een
prettige» verjaardag gehad? Wat gezel
lig. dat jullie met elkaar naar die too-
neelvoorstelling zijn geweest. Ik kan me
best begrijpen, dat Tiekie nog wel eens
terug verlangt naar de schooljaren. Be
valt het je anders goed op liet atelier?
Bloemenfee. Jij zit geloof ik nu al te
hopen op dc zomervacantie. Zoo'n pretje
in het vooruitzicht geeit aan eiken dag
een vriendelijk tintje. Dieren is toch
zoo'n mooi plaatsje. Je kuilt daar zoo
heerlijk wandelen. Gezellig, dat je broer
tje in de Kerstdagen thuis komt. Mis
schien verschijnt er liet volgend jaar
el een boek van Langs een Omweg.
Kerstklokje en Columbus. Wat heeft
Columbus al van zijn Mecana gemaakt?
Die Kerstklokje heelt maar ccn besten
verjaardag gehad.
Prins Maurits. Blijft iiet goed gaan
met moeder? Ik hoop maar voor je. dat
je ïn de Kerstvacantie naar 'Friesland
mag. Misschien wil moeder je dan de
Kinder-Rubfiek we! zenden. Je raadsel
ls goed.
Wilgenroosje. De volgende weck geef
ik een nieuwen wedstrijd, waar ieder
een aan mee kan doen. Dan behoeven
jullie je in de Kerstvacantie niet te ver
velen. Je orakeltaal was goed.
Floris V. Ben jij geen verwende Ben?
Leuk, dat Nico al zelf zijn briefje be
gint te schrijven.
Spartaan. Je hebt maar eclite, fijne
Jongensboeken gekregen. Heb je ze al
uitgelezen? Dat was leuk postpapier.
Krijg ik de volgende week een ander
boertje?
Duinroosje. Dus je hebt nog napret
ver de poppenkast. Leuk. dat tante
en de nichtjes ook plezier liebben ge
had.
Alpenvioohje. Hoe gaat het nu? Ik
hoop, dat je I11 Heemstee flink zult op
knappen. Aan den tuin heb je nog wel
niet veel. Dus je zult de gezelligheid
In huls moeten zoeken.
Robbedoes. Ben je al weer beter? Jam
mer. dat je nu niet naar het feest kon.
Wat spijt liet me toch voor moeder, dat
ze nog maar steeds zoo'n pijn heeft.
Heeft ze niets geen baat bij de belich
ting? Je raadsel is goed.
Ricico. Wat beteekent je naam eigen
lijk? Is het Italiaansch? Het is zoo erg
niet, als er in een raadsel een nummer
is vergeten. Mijn knappe Rubriekertjes
vinden het toch wel.
Lentebode en Sneeuwballetje. Hei rap
port kontt zeker pas met de Kerstvacan
tie. Dat duurt zoo lang niet meer.
Sneeuwballetje en ik gaan gauw samen
uit. hè?
Orchidee. Dus je hebt een leuken Siut-
Nicolaastijd gehad. Jullie hebben maar
een grappige juffrouw. Ik had dat meisje
wel eens willen zien.
Sportman. Je mag meedoen hoor.
Madelieije en Boterbloempje zullen je
wel wat willen helpen.
Spirea en Hortensia. Dus de eene helft
zie ik straks in Sarepta. Ja, je moet in
de Hazepaterslaan wezen en 't begint om
half 7. Typisch, dat jullie zoo om de
beurt gaan. Wat heeft die goede Sint
jullie ruim bedeeld. Ecli leuk van dal
kleine olifantje. Goed succes met liet
Steno-examen. 11: kan geen stenografie,
dus schrijf me alsjeblieft maar een Hol-
landsch briefje. Ik vind dat je vulpen
heel duidelijk schrijft.
Mevr. IR. v. d. L.-D. 't Doet me ge
noegen, dat U met uw kinderen genoten
heeft. Juist dat onverwachte doet de
harten en hartjes kloppen. Heelt Wint
van "het boek genoten?
Anemoon. Wat ben jij een leeswolf of
eigenlijk een wolvin. Sint heeft jou maar
flinke, degelijke cadeaux gebracht. Kon
INGEZONDEN JüKDE).1:
it 60 Cts. per
egel.
f Z/eJp/t cn 20 JC
F' e ui lief on
naar hel Engel sch van
JEFFDRif ü'AfStSOL
(geautoriseerde vertaling, nadruk
streng verboden),
i)
„Wat bedoel je?'-'
„Nou, oen heer moet toch z'n stand
ophouden, z.'u waardigheid".
„Ja, dat zal wel", stemde Barna
bas toe.
„Bij voorbeeld van con heer kun
je toch niet verwachten dat hij in
eetn greppel zit te smullen van een
korst brood met kaas dat zou niet
met z'n waardigheid overeen komen,
is 't. wel?"
„Neen, zeker niet", zei Barnabas.
„Eln hij zou ook geen •eigen, gebrou
wen bier kunnen drinken nit eon tin
nen kan, in dc keu kou van een her
berg".
„Och., als hij nu engen dorst lvadl"
zei Barnabas. Maar de marskramer
wilde er niet van hooren.
„Want", zei hij, „door zijn stand
staal een hoer boven, tinnen kannen
en keukens vo.11 herbergeai. En ik heb
een zwak voor tinnen kannon, ten
minste als er goed bier in zit. En dan
tenslotte", zei de marskramer, terwijl
hij 0611 stuk kaas op-zijn mes liet ba-
laaoeeu-itu, „tenslotte is er nog de
kwestie van de 1: loer en eu ik heb er
gens .gelezan, kleeren maken den man
goed doe er nu de waardigheid
nog bij en dan heb Jn den. heer".
„Km zei Barnabas nadenkend.
„En de kleuren van ©eoi heer zijn
een bron vuai mc-Uiie en zorg voor hem,
en nemen bijna aJ zijn tijd in. beslag,
want bij moet eetn wanüelcoeluum en
«en •avvnricoplvum en. hoog gesloten
jw«en an laag uitgesneden, jassen, ge
bloeide sat '«.non vesten eu laarzen,
ou haiiidsOlioo.-.on, dassen en hoeden,
lieve help. hij is den heeleu. dag bezig
niet van het eene pak in het andere
te kruipen. En juist met die ldeeren
zou ik hot niet kunnen vinden, want
ik hou van een gemakkelijk leven
tje".
„En is je leven zoo gemakkelijk?"
vroeg Barnabas terwijl hij naar bet
groote pak van den kleinen marskra
mer keek.
„Nou, 't kan wel gemakkelijker",
stemde de marskramer toe, terwijl hij
zich achter het oor krabde, „maar
zie je", vervolgde hij opgewekt. ..ik
heb snaar «ion pal: kloeren en dat is
zoowat versleten dus daar heb ik hec-
lemaal geen last van."
„Dus ie bent tevreden zooaJs je
bent?"
„Üch", antwoordde de koopman,
terwijl hij de vijf gulden in zijn zal:
liet rammelen. „Ik beklaag me niet
oiver m'n lot".
„Nu, goeden morgen dan", zei Bar
nabas.
„Goeden morgen, jonge vrind, en
denk er aan als je ooit oen heer zou
willen worden, bot is gemakkelijk ge
noeg, je hoeft niets anders te doen
dan de raadgevingen in dat kostbare
boek te lezen, ze te fcesbudeeren en
te onthouden en voor je het weet ben
je een heer".
Barnabas lachte, een prettige jonge
lach <pi die marskranier trok zijn. ma
gere gezicht in een vriendelijke plooi
ön eeu oogenhlik speet hot hem bijna
dat hij niet wat minder gevraagd had
voor het kostbare boek, toen Barna
bas, nog steeds glimlachend, den weg
naar Londen insloeg.
HOOFDSTUK V.
.W a SfcV ineen groote dame
aan den lezer wordt v 00 r-
g c.s leid; en verder ver
teld wordt hoe Barna
bas een p.r a c li t i g e groe
ne jas scheurde.
Na een tijdje kwam Barn alias aan
een liek, waarachter zich een pad uit
strekte dat over .eon heuvel leidde tot
hfjl uit het gezicht verdween in een
bosch op den top; een bosch mei scha
duwachtige glooiingen vol trillend
groene schemering,' een lboscb waar
een stroom murmèk-nd doorliep in den
schaduw van cornoeljes en wilgen:
een hosch dat Barnabas sinds zijn
jeugd gekend had. Daarom legde hij
zijn hand op het hek en zwaaide zijn
lichaam er aver, mot het plan door
het hosch te gaan ou verder op don
weg weder op te zoeken. Dit deed hij
volkomen hij toeval en zonder naden-
keu volgde Lij het slingerende pad.
Want als Barnabas lange den weg
gegaan was, hoe anders zou dan wel
licht dit verhaal geworden zijn en hoe
volkomen verschillend zijn loopbaan.
Maar bij toeval of gedreven door het
pwijgend. zijn adem ingehouden tus-
u wilt, Barnabas sprong aver liet lick
en liep langs liet slingerpad, fluiten
de op zijn tocht en fluitende liep hij
hij in de schemering van het bosch
om plotseling op een breedc, grasbe
de k te glooiing te komen, die als ba-
spat was van groen cn goud door het
zonlicht. Toen stond hij eensklaps stil,
zwijgend, zijn adme ingehouden tus
schen do lippen.
Zij lag op haar zijde, languit op
het zachte gras en itaar losgeraakte
lokkenpracht schitterde mot goud
glans in de zon. Onder dit zijden gor
dijn zag hij donkere wenkbrauwen,
die een weinig fronsten en een leven-
digon mond.
Bewegingloos stond Barnabas daar
met oogen die keken 'van de kleine
glanzende rijlaarzen naar die gouden
treseen cun haar hoofd.
Zoo etond Barnabas en. kec-k er ter
wijl hij keek, zuchtte hij, deed een
stap naar voren en stond weer stil.
Waait plotseling werd liet groene gor-,
dijn van de omringende struiken wui
elkaar geschoven en Barnapas zag
twee laarzen, groote laarzen maar
van zeer fraai model, laarzen die ste
vige passen maakten, elegant, glan
zend maar meesterachtig. En toen
Bam abas de oogen liooger opliief zag
hij een groene jas met hoogen kraag,
nauwsluitend en met zilveren knoppen
versierd; ee® jas die de breede borst,
de machtige schouders en de geheele
forsohe gestalte van deai draeer slechts
accentueerde. Inderdaad eeai prachti
ge jas (tenminste zoo dacht Barnabas)
en op dat oogonblik werd hij er zich
voor het eerst van bewust boe slordig
en onbeholpen zijn eigen kleeding
was; liij begreep nu, wat Natty Bell
had bedoeld, toen hij gezegd had, dat
zijne kleeren niet beleefd genoeg wa
ron 011 wat zijne schoenen betreft
stomp van punt, dikgezoold en zwaar
hij schaamde er zich waarlijk voor.
Op dit oogenhlik besefte hij dat de
drager van do jas een gezicht moest
hebben en dus vestigde hij daar zijn
aandacht op. Het was een knap ge
zien yiet donkere oogen, de mh wil»
vierkant. De oogen waron neergesla
gen want hun eigenaar hield zich
blijkbaar bezig met het aanschouwen
van haar die daar tusschen hen lag
uitgestrekt. Hij glimlachte, waarop
Barnabas een gevoel van wrevel in
zich voelde opkomen.
„Mijnheelzei hij en klemde de lip
pen op elkaar.
Toen, zeer langzaam on onwillig
hief de heer zijn oogeui op en keek
naar Barnabas.
„En wie bent 11?' zei hij onverschil
lig.
Bij dezen toon werd Barnabas nog
boozer en daarom beleefder.
„Mijnheer, dat. veroorloof mij
het te zeggen is niet uw zaak!"
„Heek-anaal niet', antwoordde de
ander, „en ik zeg u goeden dag! je
kapt gaan, vriend, ik ken dezo dame,
zij is onder mijn hoede volkomen vei
lig".
„lk lieb de «<.-r daaraan te twijfe
len, mijnheer zei Bamabns met
steeds groote r beleefdheid.
„Jij, jij onbeschaamde vlegel!"
Barnabas glimlachte.
„Kom verdwijn!" /.ei de ander
norsch. ,,lk zal wel voor deze dame
zorgen".
„U moet mij niet kwalijk nemen,
maar dat gebeurt niet".
De heer staarde naar Barnabas
1 door 'plotseling halfgesloten oogen en