HAARLEM S DAGBLAD Uit «Je Wereld. Rubriek voor onze Jeugd Raadsels Brievenbus 9 De Avonturen van Barnabas ZATcfiDAG 17 LECEMtSEa 1621 DE^DE BLAD VERHALEN UIT DE MIDDELEEUWEN. VAN DEN VOS REINAERDE. Een woord vooraf. Wat de dl oh ter ona meedeelt omtrent homzelf. Koning Nobels hof dag. Beschuldigingen inge bracht togen Relnaort. Crmt- mort de das verdedigt hem. Een nieuwe beschuldiger. Reinaert zal worden Ingidaagd. Een woord vooraf. Dit van middel-Nederlandsche potirie is een vrije bewerking van twee Franscho ge dichten, door den groeten kenner der middeleeuwsyiic letterkunde, Dr. Jonck- bloet, toegeschreven aan Pierre de St. Cloud. Van den Nederlandschen dich ter Ls weinig meer bekend dau dat hü Willem heette, dat hij vroeger een ge dicht had gemaakt, aangeduid onder den naam „Madoc". Uit het voorkomen van sommige plaatsnamen in het ge dicht. wordt afgeleid, dat hij waarschijn lijk een Oost-Vlaming was, cn uit dat van andere plaatsnamen, die men al leen in Noord-Nederland aant-eft, mag misschien de gevolgtrekking gemaakt •worden, dat hij zijn verblijf hield in Holland. De tijd van vervaardiging is waarschijnlijk ongeveer 1260. Na ecu koite inleiding, waarin de dichter zichzelf aanduidt ala „Willem, die den Madoc maecte", en meedeelt, dat hij zijn stotf ontleend heeft aan de „Walscc" (d. i, Fransohc) 'boeken en dat hij zijn gedicht gemaakt heeft op verzoek van een dame, 'begint hij zijn beroemd dieren-epos, waarvan we hier den inhoud laten volgen. 1-Iet was Pinksteren bosch en haag waren bedekt met groene loovers. Ko ning Nobel (de Leeuw) had alom doen bekend maken, dal hij zijn hofdag zou houden. Alle dieren veihonen, behal ve Reinaert de Vos. „Wie hem bescul- dich kent, ouLsiet" (d.' i. avie weet, dat hij schu'/lig is, vreest), zegt de dichter. En werkelijk, er was onder alle dieren, die ten hove verschenen waren, op den das na nipt een, die zich niet over Rei- naert te b-Jklagen had. Het eerr.t trad voor den i oning Isen- grijn (de Wolf). Hij beklaagde zich, dat Reinacri vrouwe Hersinte (de Wolvin) had verleid tot ontrouw aan haar echt genoot en dal. hij de jonge wolfjes in hun nest met het bijtend vocht, dat hij bij zich droeg, had overgoten, zoodat er twee stekeblind waren geworden. Wel had hij aangeboden den onschulds- eed af te leggen, maar toen de reli kwieën, waarop hij moest zweren, waren gebracht, was Hij gevlucht naaT zijn vesting.: Toen Isengrijn had uitgesproken, -„stont op een hondekijn, hiet Cortois" (d. i. dat Gourtois heette) Ende cla- ghede den coninc in Fransois". Hij ver telde, dat hij een poos geloden zoo arm was, dat hij op een winter niets had dan een worst en dat Reinaert hem flïe ontstolen had- Maar Tibert, de Kater, werd boos op net hooren van deze klacht en sprong midden in den kring. Ten eer ste was dit vele jaren geleden gebeurd, zei hij, en dan, de worst was niet eens van het hondje Cortoos, maar van hem, Tibert. De klacht van Cortoos moest dus worden ter zij gesteld. „Dunkt u dat, Tibert?" riep Paneer, de bever, verontwaardigd uit. „Reinaert is een moordenaar, een bedrieger en een dief. Hij heeft niemand zoo lief, zelfs niet den koning, onzen heer, dat hij hem niet gaarne leven en eer zou zien verliezen, als hijzelf daardoor kon winnen „een vei morseel van ere binnen" (een vet stuk van een kip, een vet kippeboutje). Gisteren nog •heeft hij Cuwaert (den haas) mishan deld. Hii had Cuwaert beloofd, dal hij hem .een lie"d> zou leeren zingen en nam hem stevig vast tusschen zijn knieën. Ik hoorde ze samen zingen en kwam snel naderbij, net bijtijds, want juist had hij Cuwaert bij de keel ge grepen en zou hem het hoofd afigebeten hebben,als ik het hem niet belet had. Wanneer gij, o koning, dit ongestraft Iaat en bet vonnis, dat uw rijksgrooten rollen wijzen, niet laat uitvoeren, zal men het na menig jaar uw kinderen nog verwijten." „Gij zegt de waarheid. Paneer," sprak Isengrijn. van zijn plaats„als Reinaert in leven blijft, zal hij binnen een maand tijd nog menigeen hoonen, die het thans niet vermoedt." Nu echter sprong Reinaert's neef, Grimbert de das, toornig op. „Het is van ouds bekend. Heer Isengrijn," too sprak hij, „dat men uit 's vijands mond zelden veel goeds hoort. Ik wou, dat wie van u beiden den ander het meeste leed gedaan heeft, werd gehangen. Wilt gij deze overeenkomst aangaan, zoo wi'l i'k daar gaarne toe helpen en ik ben zeker, dat mijn ocun het niet zal weigeren. Als mijn oom ten hove in zoo hooge gunst stond als gij, dan zou nie mand het zeker goed vinden, dat gij hem, die zich niet kon wreken, zoo dikwijls fel gebeten hebt." „Heb je dat brutale liegen van jc oom geleerd?" vroeg Isengrijn. „Ik heb niet gelogen. Gij hebt mijn oom herhaaldelijk bedrogen. Denk maar eens aan de pladisen (platvisch), die hij u uit den wagen toewierp, en die gij alle opaat, zoodat toen hij om zijn deel kwam, hij van u niets kreeg dan een pladisengraat? En dan dat heerlijk vette stuk varkensvleesch, dat gij ook alleen opgegeten hebt! Toen mijn oom om zijn deel kwam, kreeg hij van u „de wisse", (het touw) waaraan het vleescb gehangen had, om af fe knauwen, „zij is zoo vet", zei u. En dat terwijl mijn oom met levensgevaar den buit bemachtigd hadv „En nu, Cuwaertl Die maakt heel wat drukte om een kleinigheid. Als hij het lied niet goed las,, imooht Rei naert dan zijn leerling niet bestraffen? En Cortoos moest hcelem&Al zwijgen Ede had de worst zelf gestolen, en' ge stolen goed gedijt niet. „Neen, Heeren, Reinaert is een braaf cn eerlijk man. Sedert de Koning vrede bevolen heeft, leeft hij als een kluize naar, draagt een haren boetekleed op de naakte huid. Sedert een jaar" eet hij geen vleesch, hetzij wild of tam. Zijn sterk kasteel Malereis heeft liij verla ten, leeft in zijn kluis van aalmoezen en is bleek en mager van al zijn ontbe ringen en zelfkastijding." Toen Grimbert zoover was gekomen met zijn pleitrede, kwam een droeve stoet bergafwaans. Voorop ging klap wiekend Cantecleer (de haan), daarop volgde een baar, waarop het lijk lag van Cantecleers dochter Coppe, wier hoofd en hals door Reinaert waron nf- gebeten. Aan weerszijden van de baar gingen twee wijdvermaarde hanen, Cantaert cn Craiant, terwijl twee broe ders van Coppe weeklagend en jamme rend de baar volgden, die door Pinte en Sproete.twee and'ere broeders, gedra gen werd. Cantecleer sprong in den kring en sprak „Hc?r Koning, ik bid u aan te hoo ren, wat Reinaert aan mij en mijn kin deren misdaan heeft. In April ver heugde ik mij in het bezit van acht zonen en zeven dochters, waarop ik te recht troisch was. Zij bevonden zich in een park, dat scherp bewaakt werd door een aantal honden, die alle lis ten en lagen van Reinaert verijdelden. Eenmaal zelfs bracht hij er slechts ter nauwernood het leven af. Een poos daarna kwam hij terug, gekleed als een kluizenaar, hij toonde mij een brief, waaraan uw zegel hing en waarin ik las, dat gij aan alle dieren in uw rijk vrede geboden hadt. Verder vertelde hij, dat hij kluizenaar was geworden, wees op zijn staf en zijn pelgrimsklee.d en zei ten slotte „Heer Cantecleer, van mij hebt gó niets meer te vreezen, ilk heb een gelofte afgelegd geen vleescb of vet meer te eten ik neem nu afscheid van u, want ik heb verschillende gebe den te doen." Ik ging blij en onver vaard naar mijn kinderen en trad me; hen welgemoed naar buiten, tot mijn ongeluk, want een van mijn kinderen werd door Reinaert gepakt en ver slonden. En toen hij er eenmaal één geproefd bad, was geen wachter ot bond meer in slaat ze te beschermen te gen zijn listen en lagen bij dag en bij nacht, zoodat er van mijn vijftien kin deren slechts vier zijn overgebleven. Nog gisteren heeft hij mijn dochter Coppe, die hier op de baar ligt, het hoofd afgebeten en zou haar verslonden hebben als de honden geon jacht op hem hadden gemaakt. Ziedaar mijn aanklacht, o Koning, ontferm u over mij en doe mij recht." „Wel, Grimaert." sprak de Koning, „uw oom, de vrome kluizenaar, heeft een vreemde manier van boete doen." Zich daarop wendend tot Cantecleer, beloofde hij hem dat er eerst een plech tige lijkdienst gehouden zou worden en dat hij zich vervolg-ens met de heeren zou beraden hoe men dezen moord van Reinaert zou straffen.- Na de plechtige teraardebestelling van Coppe, rieden aïïc heeren den Ko ning, Reinaert ten hove ic dagen en Bruun den beer met de boodschap aan Reinaert te belasten. De koning volgde dezen raad en drukte Bruun op het ban zich niet door Reinaert te laten be driegen. Maar met groote zelfgenoeg zaamheid verzekerde Brüun, dat Rei naert, als hij tegen hem iets wou be ginnen, aan 't kortste eind zou trekken; vol zelfvertrouwen aanvaardde h;j In een volgend artikel hopen zien, hoe het hem verging. 'fin d« bus gooien zonder »&r.sabe4- (Deae rnadseln zijn fiilo Ingosonden dooi jongend en meisjes die „Voor Onze Jeogd" leeen. Do naman der kinderen, die mij fddr Woensdagmiddag 4 uor goedo oplossingen asoden, worden In hot volaendo nninme* hekend gemaakt.) Iedoro maand worden onder ds bsats oplozaors twee booken in prachtband ver loot. 1. (Ingez. door .1. v. Lunenburg). 11c ben timmermansgereedschap. Ont- hooid me en ik word een riviertje in N.-Brabant. 2. (Ingez. door Roodborstje). Ik ben een mooi gezegde van 17 letters of 6 woorden. 6. 10, 3, 12, is een verkorte meisjes naam. 11, 3, 8, Is een lidwoord. 16, 2, 17. ls een familie-lid. 15, 2, 17, ls een jongensnaam. 1, 5, 3, 8, is een bewoner van Dene marken. 15. 5, 5, 8, is een lichaamsdeel. 17, 13, 14, 8. is een meisjesnaam. Ieder krijgt op aarde zijn 1, 14, 11, 6. 17, 16,-6. is een muziek-teeken. 5, 6. is een lengtemaat. 15, 13. 5. 12, ls een getal. 17, 2. 15, ls een schadelijk insect. 14, 10, 3, 6, is een plaats in de Betuwe. 6, 10, 14, 1, wordt gezongen. 15, 5, 6, 15, is een vorm van liet werk woord tellen. Kinderen zijn niet altijd 9, 2, 14, 15. 4, 5. 6, ls een ander woord voor goed. 7, 8, Is een voegwoord. 9. 10, 11, is de stam van zien. 3. (Ingez. door Zomertakje). Ik ben een landstreek 111 Frankrijk en besta uit 8 letters. 6, 2, 8, 4. 5, is een meisjesnaam. 4. 5, 5, 2. 4, is een gebak. 4, 3, 8, 7. ls een lichaamsdeel. 1. 3, 3. 2, ls een verscheurend dier. 3, 8, 2. wordt zeer op prijs gesteld. 4, 5, 5. 6, ls een Spaansche rivier. 4. (Ingez. door Zomer). Ik ben een groote tuin vol bloemen en planten, keer me om en ik ben een ander woord voor nauw. 5. (Ingez. door Framboos). Ik ben een persoonlijk voornaamwoord en tevens een kostbare stof, geef me een ander hoofd en II: ben een nuttig insect. 6. (Ingez. door Bloemkorfje). Kruisraadsel. Van boven naar beneden en van links naar rechts moet men dezelfde koopstad lezen. x XXX X X X X X X X X X X X X XXXXXXXX* X X X X X X X x x x x x XXX Zet: Op den lsten regel: de 18de letter van het alfabet. Op den 2den regel: een anderen naam voor rat. Op den 3den regel: een huisdier. Op den 4den regel: een kerkelijk ambt. Op den 5den regel: een Nederlandsche koopstad. Op den 6den regeleen vogel. Op den 7den regel: een vergiftige slang. Op den 8sten regel: een waterkeering. Op den 9den regel: een medeklinker. De raadseloplossingen der vorige week zijn: 1. IJIst Eist. 2.'Wie het onderste uit de kan wil hebbbn, valt liet lid op den neus. 3. Lombardijc. 4. Boom-room. 5. Dam, ham, lam. kam, ram. tam. 6. Toen die koe at, viel ie. De man zat met een be nepen hart in de gevangenis. Goede oplossingen ontvangen van: Boterbloempje 6. Sportman 6. Made liefje 6. Orchidee 6. Sophie Harmse 6. Zeester 6. Lentebode 6, Sneeuwballetje 6, Ricico 6, Controleur 6, Kerstboompje 6, Blondkopje 6, Maanelfje 6, Het Trio 5, Meiknopje 5. Zwartoog 6. Vlindertje 6, Ganzebloem 6, Rijstepiklcertje 6. Secun- do 6. Matroos 6. Wilde Bob 6. 6. Cravate 6. Azalea 6. Willy van Rotter dam 6. Anemoon 6. Jopie Slim 6. Lache bekje 6. Vrijer 5. Vliegenier 6. Hya cinth 6. Vliegende Hollander 6. Zonneplt 6. Brem 6. Korenbloem 6. Viooltje 6. El- zekatje 6. De Schlpperin 6. Poesemoe dertje 6. Willem III 6. Hein Stavast 6. Denappeltje 6. Dik Trom 6. Victoria 5. Ornales 6. Vriendinnetje 6. Montbrctia 6. Prinses Attalanta 6. Goudkopje 6. Dirk en Piet Oscliatz 5. Michiel dc Ruij- ter 6. Theeroos 6. Vergeet-mij-nictje 6. Bellefleur 6. Dilckie^Bigmans 4. Schipper 5. Framboos 5. Abrikoos 5. Lenteknopje 6. Campanula 6. Rozeknopje 6. Tlelcie en Piene 6. A. en D. Buytendijk 5. Mignon 5. Napoleon 6. Frlso 6. Jocko 6. Minerva 4. Meiki 6. Bloemenverkoopslertje 6. Pietje Bell 4. Floris V 4. Wilgenroosje 5. Prins Maurits 4. Kerstklokje 5. Bloenien- fee 6. Jacobus Beèkelaar 6. Kerstkindje 5. Spartaan 4. Beppie Spoor 6. Krulze- muntje 6. Witte Muis 6. Zonnebloem 6. Klaproos 6. Goudhaantje 6. Nikkertje 6. Edelweiss 6. Robbedoes 6. Alpenviooltje 6. Dulnroosjc 5. Excelsior 6. Priktolletje 5. Appelsteeltje 5. Lina Punt 5. Vlsscher 5. Voetballer 5. Roel de Rakker 5. Sprie- tel 6. Apollo 6. Stokvisclu'e 6. LAR6S SEN 0MW26 De zon breekt door. Laten we maar vluchtig beenstappen over die dagen van zorg en angst, toen de minuten uren leken, toen de nachten zoo lang waren, zoo heel, heel lang. La ten we er ons maar niet meer in ver diepen. hoe de jonge mevrouw zoo lang en schijnbaar zoo ouvermoeid op haar post kon blijven, 't Blijft evenzeer een onoplosbaar raadsel, hoe de oude me vrouw van 's morgens vroeg tut 's avonds laat op den been was, voor de hulshouding zorgde, niet klaagde, niet mopperde, in alles zich zelf geheel vergat. Als notaris Huyser aan die don kere dagen terugdenkt, herinnert hij zich met huivering dien Kerstnacht, toen de klokken luidde, bim, barn, bim, bant. cn de kerkgangers langs de Parklaan lie pen, zachtkcns pratend, blij fluisterend. Ze gingen naar de Janskcrk En er was feeststemming in hun harten. Bim. bam, bim, bam. Zijn kind, zijn eenigst meisje lag daar met vleugjes van be wustzijn. doch al maar hooger steeg de koorts. Juist vandaag had de dokter ge zegd. dat er waarschijnlijk In dezen nacht nog verandering zou komen, 't zij ten goede of ten kwade. Bim, bain, luid den de klokken, 't Klonk den armen vader in de ooren als een doodenzang. Geleek het zoo door de eerste matte ochtendstralen ol was hetHij durf de. hij kon het niet uitspreken. „Wat trekt de kleur weg", had hij fluisterend tot zijn vrouw gezegd, die naast hem dien vreeselijken nacht waakte bij hun kind. Zijn vrouw had bevestigend ge knikt. ze had het kind eens bevoeld en toen had ze Greets smal, mager handje voorzichtig tn vaders hand gelegd en zachtjes had ze gezegd: „Man. ik ge loof Op het toppunt van angst, had hij snikkend gevraagd: „Wat geloof je?" „Dat ons kind behouden ls." Vroeg In den morgen was dokter Su rer gekomen en hij had met een geluk kigen glimlach de handen der ouders gedrukt. „Het ergste is voorbijhad hij ge zegd. Greet had toen de oogen geopend. „Aioeder", 't Klonk als een jubelkreet. Heel voorzichtig had mevrouw Huyser het smalle gezichtje gekust en met al haar zelfbeheerscliing had ze de opko mende tranen weggeslikt. „Ga 'k mee naar huis?", had Oreet weer gevraagd. „Straks, als je beter bent." „Maar gaat U dan weg?" En er klonk angst in haar stem. „Neen, lieveling. Als we gaan, gaan we samen. Ga nu slapen om gauw beter te worden." „Ja. om gauw beter te worden. En naar huis te gaan", had Greet gehoor zaam geantwoord. Toen was ze rustig Ingeslapen, 't Was al middag, toen ze ontwaakte. Maar van dien dag af was de genezing begonnen. Een nieuw jaar gaf nieuwen moed en nieuwe krachten. Op Nieuwjaarsdag mocht Greetje door kussens gesteund even in bed opzitten. In den midag kwam dokter Durer, „'k Heb wat voor je", zei hij op vroo- lijlcen toon, terwijl hij een brief omhoog hield. „Een brief, voor mij?" „Ja voor jou. Een fijn gepannuieerd briefje. „Ruik maar". „fla, wal een nare lucht Een echte ziekenhuislucht." „Je raadt liet in eens. Die brief komt ook uit een ziekenhuis ol eigenlijk.... „O. Ik weet het. Van Bep." „Juist van Bep. Lees maar." Qreet begon te lezen. Maar met een zucht liet ze liet epistel op het dek val len. De letters dansten voor haar oogen en haar handen waren te moe, om den brief vast te houden. (Wordt vervolgdj Damredacteur: 1. W. van Darteion, Rooaveldstraat 70, Haarlem. Alle corresponchemtie, oplossingen, problemen etc., deze rubriek betref fende, gelieve men te zenden naar bovenstaand adras. Nieuwelingen zijn: Anna Vonk, oud 12 jaar, Burken Huelstr. 32. Jacoba v. Thie- nen, oud 12 jaar, Frankestr. 9. Jopie TrimbachLange Veerstr. 32. Riislepikkertje. Heb je nu geen last meer van malaria? Je hebt anders meer van de wereld gezien dan ik. üa je terug weer over land? Die storm leek me min der aangenaam. Was je niet een klein beetje bang? Dat Javaansch lijkt me lang niet gemakkelijk. Ik kan nog niet van 1 tot 10 tellen. Ganzebloem. Langs een Omweg duurt nog wel hel licele jaar. Vind Je dat lang? Ik ben zelf net zoo benieuwd als jullie naar den uitslag van den kleur- wedstrijd. Een vroolijke goochelaar was dat. En je werd lekker warm van het sneeuwballen gooien. Ga je vooruit met je Maleische les? Zwartoog en Vlindertje. Je raadsels zijn goed. Als er straks tentoonstelling is van de kleurplaten, mogen jullie na tuurlijk allemaal gaan kijken. De dag zal in Haarlem's Dagblad wel bekend worden gemaakt. Ja, er hebben heel wat rubriekertjes aan meegedaan. Dikkie Bigmans. Die boodschappen- looper van jullie lijdt aan professorale verstrooidheid. Nu is de schorheid zeker over. Wij gaan strakjes nog eens feest vieren in Sarcpta. Prinses Attalanla. Jullie raadels mo gen natuurlijk nog meetellen. Is het zak mesje in gebruik? Heb je op ons feest nog met Rubriekertjes kennis gemaakt? E11 is moeder weer beter? Meiknopje. Je moogt dezen schuil naam houden. liet Trio. Er zal nog wel eens schaat- seij-üs komen. De moeders vinden liet voor jullie natuurlijk heerlijk. Raken de feestjes nu op hun eind? Janna en ik hadden elkaar wel tegen kunnen komen. Ik was ook In L. Controleur. Jullie zijn weer van harte welkom. En schrijf me eens over dat gouden feest. Wat hebben jullie al zoo opgevoerd? Vriendinnetje. Ja, je moogt dezen schuilnaam houden. Ik vind het een heel aardigen naam. En lk hoop maar, dat onze vriendschap lang zal duren. Het doet me plezier, dat Montbretia blij was met haar cadeautje. Dikkie Bigmans. Prettig, dat het boekie in je smaak valt öeieliciteerd met je 2den prijs van den Dieren-wed- strijd. Jk hoop 22 December ook in Sa- repta te zijn. Wat ga jij een heerlijke Kerstvacantie tegemoet. En dan nog je verjaardag. Fijn hoor! Dirk O. Lief van Ru om op klein broertje te willen passen. Hebben moe der en je vriendje nu prettig genoten? Michiel de Ruyler. Ik snap dat raad sel niet goed van die zeven zonen. Wil Je liet me eens uitleggen? Theeroos. O, kind. wat ga jij een verre reis ondernemen. Gezellig zoo te mid den van de familie. Vergeei-mii-nietje. Je raadsel ls goed. Nu sta je tweemaal in de courant Te vreden? Omates. Je moogt dezen schuilnaam hebben. Het doet me veel genoegen dat het met zus zoo flink vooruitgaat Je raadsel is goed. Wanneer ga je weer naar Katwijk? Victoria. Natuurlijk ben je ook wel kom. Wat een schitterende schuilnaam! Je raadsel Is goed. Dik Trom. Nu inaar zoo flink gaan eten, dat je op Dik Trom lijkt. Ja hoor. Je raadsels zijn weer goed. Denncappellje. lk geloof, dat alle kin deren het tooneelstuk modi hebben ge vonden. Dus Poesennioedertjc gaat straks ook uit logeeren. Nog wel harte lijk geluk gewenscht met vaders ver jaardag. Dein-Stavast. En sta jij vast op je schaatsen? Jij verlangt natuurlijk naar oen witte Kerstmis. Willem UI. Heb je nu het boek uit? En vind je het mooi? Die Dik Trom mag wel trotsch zijn. dat hij de vriend is van zoon voornaam persoon als jij. Visscher. Knap zoo hoor. jij bent nog ecus een zuinige jongen. Una P. Ja, die kindertjes in de zie kenhuizen waren dolblij. Als je zoo iets eenmaal hebt bijgewoond, vergeet je liet nooit meen Ja. Ik was wel een beetje moe. maar lk ben wel aan drukte ge wend. Het spijt me zoo voor je. dat ja been nog niets betert. We komen den wintertijd ook wel weer door. Zoek da lichte plekjes maar op. Kees zal jc zeker opvroolijken. Wat heeft grootmoeder ia goed bedacht. Dat was: lest. best. Ja raadsels zijn goed en erg leuk verzon nen. Van harte 't beste. Lenteknopje. Je bent niet gelukkig ge- weest met den kleurwedstrijd. Hiern» beter. Ja. je gaat keurig schrijven. Waf krijg je op school voor cijfers? Priktolletje en Appelsteelt je. Je raad sels zijn goed. Minerva. Dat waren prachtige ca- deaux. Is de porte-monnaie goed ge vuld? Als Ik je zie zal ik eens goed kijken, of ik wat aan je vinger zie schit teren. Jocko. Je hebt wel heerlijk van het Ijj geprofiteerd. Aan je raadsels heb Ik niets, want je vergeet de oplossingen. Priso. Straks schrijf ik een wedstrijd uit. waar je gemakkelijk aan mee kunt doen. Weet ie al, of je In de Kerstvacan tie naar Hoorti mag? 'k Zou best mee willen. Dina B. Wat heb jij een degelijke en lekkere cadeaux gekregen van den goe den Sint-Nicolaas. A. B. Heb je een echt horloge gekre gen? Als ik je eens tegenkom, zal ik aan je vragen, hoe laat Jiet is. Je bent zeker een brave jongen, dat Sint je zoo goed heeft bedeeld. Ben je alleen naar de tooncelvoorstelllng geweest? Tiekie en Piene. Heeft Tiekic een prettige» verjaardag gehad? Wat gezel lig. dat jullie met elkaar naar die too- neelvoorstelling zijn geweest. Ik kan me best begrijpen, dat Tiekie nog wel eens terug verlangt naar de schooljaren. Be valt het je anders goed op liet atelier? Bloemenfee. Jij zit geloof ik nu al te hopen op dc zomervacantie. Zoo'n pretje in het vooruitzicht geeit aan eiken dag een vriendelijk tintje. Dieren is toch zoo'n mooi plaatsje. Je kuilt daar zoo heerlijk wandelen. Gezellig, dat je broer tje in de Kerstdagen thuis komt. Mis schien verschijnt er liet volgend jaar el een boek van Langs een Omweg. Kerstklokje en Columbus. Wat heeft Columbus al van zijn Mecana gemaakt? Die Kerstklokje heelt maar ccn besten verjaardag gehad. Prins Maurits. Blijft iiet goed gaan met moeder? Ik hoop maar voor je. dat je ïn de Kerstvacantie naar 'Friesland mag. Misschien wil moeder je dan de Kinder-Rubfiek we! zenden. Je raadsel ls goed. Wilgenroosje. De volgende weck geef ik een nieuwen wedstrijd, waar ieder een aan mee kan doen. Dan behoeven jullie je in de Kerstvacantie niet te ver velen. Je orakeltaal was goed. Floris V. Ben jij geen verwende Ben? Leuk, dat Nico al zelf zijn briefje be gint te schrijven. Spartaan. Je hebt maar eclite, fijne Jongensboeken gekregen. Heb je ze al uitgelezen? Dat was leuk postpapier. Krijg ik de volgende week een ander boertje? Duinroosje. Dus je hebt nog napret ver de poppenkast. Leuk. dat tante en de nichtjes ook plezier liebben ge had. Alpenvioohje. Hoe gaat het nu? Ik hoop, dat je I11 Heemstee flink zult op knappen. Aan den tuin heb je nog wel niet veel. Dus je zult de gezelligheid In huls moeten zoeken. Robbedoes. Ben je al weer beter? Jam mer. dat je nu niet naar het feest kon. Wat spijt liet me toch voor moeder, dat ze nog maar steeds zoo'n pijn heeft. Heeft ze niets geen baat bij de belich ting? Je raadsel is goed. Ricico. Wat beteekent je naam eigen lijk? Is het Italiaansch? Het is zoo erg niet, als er in een raadsel een nummer is vergeten. Mijn knappe Rubriekertjes vinden het toch wel. Lentebode en Sneeuwballetje. Hei rap port kontt zeker pas met de Kerstvacan tie. Dat duurt zoo lang niet meer. Sneeuwballetje en ik gaan gauw samen uit. hè? Orchidee. Dus je hebt een leuken Siut- Nicolaastijd gehad. Jullie hebben maar een grappige juffrouw. Ik had dat meisje wel eens willen zien. Sportman. Je mag meedoen hoor. Madelieije en Boterbloempje zullen je wel wat willen helpen. Spirea en Hortensia. Dus de eene helft zie ik straks in Sarepta. Ja, je moet in de Hazepaterslaan wezen en 't begint om half 7. Typisch, dat jullie zoo om de beurt gaan. Wat heeft die goede Sint jullie ruim bedeeld. Ecli leuk van dal kleine olifantje. Goed succes met liet Steno-examen. 11: kan geen stenografie, dus schrijf me alsjeblieft maar een Hol- landsch briefje. Ik vind dat je vulpen heel duidelijk schrijft. Mevr. IR. v. d. L.-D. 't Doet me ge noegen, dat U met uw kinderen genoten heeft. Juist dat onverwachte doet de harten en hartjes kloppen. Heelt Wint van "het boek genoten? Anemoon. Wat ben jij een leeswolf of eigenlijk een wolvin. Sint heeft jou maar flinke, degelijke cadeaux gebracht. Kon INGEZONDEN JüKDE).1: it 60 Cts. per egel. f Z/eJp/t cn 20 JC F' e ui lief on naar hel Engel sch van JEFFDRif ü'AfStSOL (geautoriseerde vertaling, nadruk streng verboden), i) „Wat bedoel je?'-' „Nou, oen heer moet toch z'n stand ophouden, z.'u waardigheid". „Ja, dat zal wel", stemde Barna bas toe. „Bij voorbeeld van con heer kun je toch niet verwachten dat hij in eetn greppel zit te smullen van een korst brood met kaas dat zou niet met z'n waardigheid overeen komen, is 't. wel?" „Neen, zeker niet", zei Barnabas. „Eln hij zou ook geen •eigen, gebrou wen bier kunnen drinken nit eon tin nen kan, in dc keu kou van een her berg". „Och., als hij nu engen dorst lvadl" zei Barnabas. Maar de marskramer wilde er niet van hooren. „Want", zei hij, „door zijn stand staal een hoer boven, tinnen kannen en keukens vo.11 herbergeai. En ik heb een zwak voor tinnen kannon, ten minste als er goed bier in zit. En dan tenslotte", zei de marskramer, terwijl hij 0611 stuk kaas op-zijn mes liet ba- laaoeeu-itu, „tenslotte is er nog de kwestie van de 1: loer en eu ik heb er gens .gelezan, kleeren maken den man goed doe er nu de waardigheid nog bij en dan heb Jn den. heer". „Km zei Barnabas nadenkend. „En de kleuren van ©eoi heer zijn een bron vuai mc-Uiie en zorg voor hem, en nemen bijna aJ zijn tijd in. beslag, want bij moet eetn wanüelcoeluum en «en •avvnricoplvum en. hoog gesloten jw«en an laag uitgesneden, jassen, ge bloeide sat '«.non vesten eu laarzen, ou haiiidsOlioo.-.on, dassen en hoeden, lieve help. hij is den heeleu. dag bezig niet van het eene pak in het andere te kruipen. En juist met die ldeeren zou ik hot niet kunnen vinden, want ik hou van een gemakkelijk leven tje". „En is je leven zoo gemakkelijk?" vroeg Barnabas terwijl hij naar bet groote pak van den kleinen marskra mer keek. „Nou, 't kan wel gemakkelijker", stemde de marskramer toe, terwijl hij zich achter het oor krabde, „maar zie je", vervolgde hij opgewekt. ..ik heb snaar «ion pal: kloeren en dat is zoowat versleten dus daar heb ik hec- lemaal geen last van." „Dus ie bent tevreden zooaJs je bent?" „Üch", antwoordde de koopman, terwijl hij de vijf gulden in zijn zal: liet rammelen. „Ik beklaag me niet oiver m'n lot". „Nu, goeden morgen dan", zei Bar nabas. „Goeden morgen, jonge vrind, en denk er aan als je ooit oen heer zou willen worden, bot is gemakkelijk ge noeg, je hoeft niets anders te doen dan de raadgevingen in dat kostbare boek te lezen, ze te fcesbudeeren en te onthouden en voor je het weet ben je een heer". Barnabas lachte, een prettige jonge lach <pi die marskranier trok zijn. ma gere gezicht in een vriendelijke plooi ön eeu oogenhlik speet hot hem bijna dat hij niet wat minder gevraagd had voor het kostbare boek, toen Barna bas, nog steeds glimlachend, den weg naar Londen insloeg. HOOFDSTUK V. .W a SfcV ineen groote dame aan den lezer wordt v 00 r- g c.s leid; en verder ver teld wordt hoe Barna bas een p.r a c li t i g e groe ne jas scheurde. Na een tijdje kwam Barn alias aan een liek, waarachter zich een pad uit strekte dat over .eon heuvel leidde tot hfjl uit het gezicht verdween in een bosch op den top; een bosch mei scha duwachtige glooiingen vol trillend groene schemering,' een lboscb waar een stroom murmèk-nd doorliep in den schaduw van cornoeljes en wilgen: een hosch dat Barnabas sinds zijn jeugd gekend had. Daarom legde hij zijn hand op het hek en zwaaide zijn lichaam er aver, mot het plan door het hosch te gaan ou verder op don weg weder op te zoeken. Dit deed hij volkomen hij toeval en zonder naden- keu volgde Lij het slingerende pad. Want als Barnabas lange den weg gegaan was, hoe anders zou dan wel licht dit verhaal geworden zijn en hoe volkomen verschillend zijn loopbaan. Maar bij toeval of gedreven door het pwijgend. zijn adem ingehouden tus- u wilt, Barnabas sprong aver liet lick en liep langs liet slingerpad, fluiten de op zijn tocht en fluitende liep hij hij in de schemering van het bosch om plotseling op een breedc, grasbe de k te glooiing te komen, die als ba- spat was van groen cn goud door het zonlicht. Toen stond hij eensklaps stil, zwijgend, zijn adme ingehouden tus schen do lippen. Zij lag op haar zijde, languit op het zachte gras en itaar losgeraakte lokkenpracht schitterde mot goud glans in de zon. Onder dit zijden gor dijn zag hij donkere wenkbrauwen, die een weinig fronsten en een leven- digon mond. Bewegingloos stond Barnabas daar met oogen die keken 'van de kleine glanzende rijlaarzen naar die gouden treseen cun haar hoofd. Zoo etond Barnabas en. kec-k er ter wijl hij keek, zuchtte hij, deed een stap naar voren en stond weer stil. Waait plotseling werd liet groene gor-, dijn van de omringende struiken wui elkaar geschoven en Barnapas zag twee laarzen, groote laarzen maar van zeer fraai model, laarzen die ste vige passen maakten, elegant, glan zend maar meesterachtig. En toen Bam abas de oogen liooger opliief zag hij een groene jas met hoogen kraag, nauwsluitend en met zilveren knoppen versierd; ee® jas die de breede borst, de machtige schouders en de geheele forsohe gestalte van deai draeer slechts accentueerde. Inderdaad eeai prachti ge jas (tenminste zoo dacht Barnabas) en op dat oogonblik werd hij er zich voor het eerst van bewust boe slordig en onbeholpen zijn eigen kleeding was; liij begreep nu, wat Natty Bell had bedoeld, toen hij gezegd had, dat zijne kleeren niet beleefd genoeg wa ron 011 wat zijne schoenen betreft stomp van punt, dikgezoold en zwaar hij schaamde er zich waarlijk voor. Op dit oogenhlik besefte hij dat de drager van do jas een gezicht moest hebben en dus vestigde hij daar zijn aandacht op. Het was een knap ge zien yiet donkere oogen, de mh wil» vierkant. De oogen waron neergesla gen want hun eigenaar hield zich blijkbaar bezig met het aanschouwen van haar die daar tusschen hen lag uitgestrekt. Hij glimlachte, waarop Barnabas een gevoel van wrevel in zich voelde opkomen. „Mijnheelzei hij en klemde de lip pen op elkaar. Toen, zeer langzaam on onwillig hief de heer zijn oogeui op en keek naar Barnabas. „En wie bent 11?' zei hij onverschil lig. Bij dezen toon werd Barnabas nog boozer en daarom beleefder. „Mijnheer, dat. veroorloof mij het te zeggen is niet uw zaak!" „Heek-anaal niet', antwoordde de ander, „en ik zeg u goeden dag! je kapt gaan, vriend, ik ken dezo dame, zij is onder mijn hoede volkomen vei lig". „lk lieb de «<.-r daaraan te twijfe len, mijnheer zei Bamabns met steeds groote r beleefdheid. „Jij, jij onbeschaamde vlegel!" Barnabas glimlachte. „Kom verdwijn!" /.ei de ander norsch. ,,lk zal wel voor deze dame zorgen". „U moet mij niet kwalijk nemen, maar dat gebeurt niet". De heer staarde naar Barnabas 1 door 'plotseling halfgesloten oogen en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1921 | | pagina 9