BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
De Huisvrouw
Vrede
Een Luxe-Trein
Een drama in
drie bedrijven
ZATERDAG 24 DECEMBER 1921
LECTUUR VOOR DE KERSTDAGEN
Als zij 's morgens circa zeven.
In de kou is opgestaan
Vangt de zestien-uur'ge dagtaak
Voor de nijv're huisvrouw aan.
M3n ontbijten, kind ontbijten.
Zelf ontbijten, hè da's klaar,
Ondertusschen komt de melkboer,
(Twee-en-halve Liter maar.)
Ruimen, wasschen, baby kleeden.
Luiers spoelen bij de vleet.
Groenteboer (neem roode kool maar.
Waar mijn man zoo graag van eet).
Kruidenier (jam. zeep en soda.
Suiker, sago, een pond zout).
Slager (een pond osselappen
Waar mijn man zooveej van houdt).
Dan een boodschap, liet kan net nog
Op de fiets voor gauwigheid,
't Is vandaag (als daag'lijks) waschdag.
En zij heeft niet veel incer tijd.
Thuisgekomen aan het rekken
Straks aan 't strijken van de wascb,
En tenslotte nog aan 't vouwen.
Er komt heel wat aan te pas
Er is juist nog even tijd om
Met de baby uit te gaan
't Kindje moet tocii in de lucht, maar
Gauw (zij hoort het twaalf slaan).
Omstreeks een uur koffiedrinken
O, er is geen boter meer,
Rennen naar den boterwinkel
Vijf minuten, heen en weer.
Als de man heeft afgegeten
En het kindje heeft gehad
Als de dienstbode voorzien is.
Krijgt de huisvrouw ook nog wat
Baby, die begint te drenzen,
Wordt met spoed naar bed gebracht,
Dan nog snel wat naaiwerk afdoen
Dat te lang reeds heeft gewacht.
Kousen stoppen, sokken maken
Roept daar 't kindje? 's Is haar tijd.
Baby wasschen en verkleeden
Dan ter keuken naar de meid
Die op koken nog geen kijk heeft
Dus, de huisvrouw assisteert
In de hoop, dat in de toekomst,
D'ander het wellicht nog leert
Plofe visite, in die drukte
Maar steeds welgemoed van zin
Gaat z'een half uur zitten praten
Met haar boezemvijandin.
Als de gast weer is verdwenen
Moet de kachel opgepookt
Dan aan 't eten, zij eet slapjes
Wijl zij 't zellcf heeft gekookt
Na het eten moet de baby
Vlug naar bed, het kind is moe
Nachtgoed halen, kleertjes uitdoen
Wasschen en naar boven toe.
Er is nog wat te verstellen
Aan een jurk of aan een jas
Als dat klaar is, krijgt zij tijd voor,
't Strijken van de kinderwasch.
En tot slot moet 't kasboek kloppen
Elf cent ontbreekt eran,
Waaraan zijn die uitgegeven?
Credit kaspost: orgelman.
Nu is alles afgeloopcn
Buiten klinkt een luide Bom!
's ls de eerste slag van elf
En de zestien uur zijn om
(EEN KERSTVERTELLING)
door
Const, dc Raymond.
't Was kerstavond. Zonder
maar toch grimmig koud en guur. Al ge-
ruimen tijd had net geducht gevoren,
zoodat «1e wateren reeds eenige weken,
met een dikke ijslaag waren bedekt.
Een striemende oostenwind maakte
het verblijf buiten schier onmogelijk; in
de woningen was het alleen dragelijk
wanneer kachel of haard flink van
brandstof bleef voorzien.
Een avond om thuis te blijven dus, en
het zich zoo gezellig mogelijk te maken.
Het kerstfeest leende zich daar bijzon
der toe, dat feest van gezellige huiselijk
heid, het mooie feest, dat spreekt van
liefde en verdraagzaamheid, van verge
ven en vergeten, van broederschap en
vrede op aarde.
Anton Deriel maakte met z'n vrouwtje
elk Jaar heel wat werk van het feest.
Vooral toen hun eenlg kind, hun zoontje
Wim, eenigszins begrip begon te krijgen,
werd er steeds een kerstboom versierd,
en van flonkerende lichtjes voorzien, be
nevens van tal van geschenken. Elk jaar
werden Wim en de boom grooter, en
nu Wim zeven was geworden, reikte de
boom bijna tot den zolder, 't Was tel
kens voor de ouders een genotvolle be
zigheid geweest, die toebereidselen voor
het feest En wanneer zij door de resul
taten van hun gezamenhjken arbeid op
den kerstavond aanschouwden, en de
boom schitterde niet vele kaarsjes, wier
trtlvlammetjes lichtglimpjes wierpen op
de blikkerende versierselen van den
boom, cn de opgetogen Wim de versna
peringen en cadeautjes bewonderde, dan
was dit voor Anna en Antoon een zeer
gelukkig «ogenblik, dan zagen zij met
groote dankbaarheid op hun arbeid te
rug, dan straalden hun oogen van liefde
en bIJjbeld met het leven, dan hoopten
zij vurig, dat niets hun geluk zou ko
men storen.
Dit jaar haperde er evenwel iets. Het
werk had niet zoo willen vlotten. Dat
was feitelijk wel eenigszins te voorzien
geweest. Want ofschoon zien aan hun
huwelijksheme! hoogst zelden duistere
wolkjes vertoonden ze hielden heel
veel van elkaar en waren uit zuivere
liefde tot elkander gekomen hadden
ze nu, eenige weken vóór het ieest, wat
gekibbeld, om een kleine kwestie, die dat
niet waard was. Maar toen hadden zij
van beide kanten gekopt, waren iewat
stug geworden en geen van beiden
scheen tot eenige toenadering bereid,
met het gevolg \an deze onaangename
verstandhouding, dat het versieren van
den kerstboom cn de voorbereidingen
daartoe 111 een slechte harmonie hadden
plaats gehad. Zelis thans, nu de kerst
avond reeds was ingetreden, was de bui
nog niet over.
Mijnheer was nog obstinaat, kon geen
tegenspraak velen; mevrouw bleek nog
erg kort en afgemeten.
We zullen de kaarsjes vanavond
maar wat vroeger aansteken! sprak
mijnheer, zoo laat maken we het van
avond toch niet.
Mij best! was het antwoord van
mevrouw.
Ja, als je 't nog wat vroeg vindt
zeg hel dan!
Ik zei toch dat 't mij best was.
Jawel, maar de manier waar
op jij dat zegt.
Anna haaiue de schouders op, terwijl
ze Pezig was een di&ke tak hulst tc
schikken in een gele buik-vaas.
Liat kan een gezellige boel worden,
vervolgd mijnheer, maar als je mij nu
met aile geweld den avond wilt vergal
len, a la oonne hcurc. Maar denk dan
ten minste om ons kind, om Wim!
Anna keek nu even op, en met haar
ernstige, droeve kijkers haar man aan.
Je hebt gelijk, zei ze, de kleine
jongen mag er geen schade van heb
ben.
Weet je wat ili doe? klonk het kor
relig terug, ik verzoek meneer van bo
ven oi-ic oen avond hier wil passeeren...
misschien bijt-ie wel toe.... dan is er
ten minste iemand voor het gesprek
gaanue te houden'k Zal es zien of-ie
tiJuis is!
ja, jal riep kleine Wim, la meneer
van bove nier konune, pa, dan kau-ie de
kerstboom es zien.
ue lamille Deriel had op de tweede
verdieping eenige kamers over, welke zij
vernuu ru nadoen aan een alleenstaand
neer, uic een administratieve betrekking
oekleedde aan een der fabrieken om üe
stad.
l.c was verder heel weinig van hem
bekend. Hij was als commensaal uiterst
correct cn had nooit aanmerkingen. Hij
ging kalin en bescheiden zijn eigen gan
getje, waarschijnlijk zonder vrienden
ol kennissen, want bezoek kreeg hij
nooit. Van zijn verleden was niets be
kend; hij sprak er zeli nooit over, en
gelijk reeds meermalen was opgemerkt,
nad hij ook liever, dat anderen dat niet
deden. Zijn naam was Hamerblad, doch
hij werd als commensaal in den huize
Deriel niet anders aangeduid als „me
neer van boven", omdat de kleine Wim
iiern als zoodanig betiteld had.
Bij feestdagen, als thans, was hij
meestal tnuis, doch hij scheen absoluut
geen belioeite te hebben zich eens extra
te vergasten op een cif ander.
Ietwat zonderling leek de heer Hamer-
blad wel. Toch, de commensaal had dit
maal het aanbod dankbaar aanvaard; hij
wilde gaarne eenige oogenblikken in den
gezelligen buiselijken kring der familie
vertoeven.
Ook Wim was blij verrast, dat me
neer van boven naar beneden was ge
komen om den mooien kerstboom te ko
men zien, en zooals kinderen eigen is,
wal bij dadelijk zeer amicaal met den
iiee.- Hamerblad. Voor de ouders was de
situatie gered. Men sprak over alles. In
het onbepaalde. Over het feest, den
kerstboom, de vreugde der kinderen bij
zulke gelegenlieden. lot intimiteiten leid
de het gesprek niet. Men kon zich tot
algemeenheden beperken. De echtelieden
hadden tegenover elkander slechts de ge
wone beleeidheid in acht te nemen. Van
een min of meer goede onderlinge ver
standhouding tusschen hen, behoeiden ze
niet te laten blijken. En dat deden ze
ook niet. Ze bleven correct, doch koud.
Het oogenblik was gekomen, dat Wim
naar bed moest, z'n oogjes vielen dicht
van den siaap.
En locn de vrouw des huizes daarna
warmen wijn serveerde, vroeg ze den
bezoeker, op den kleinen woelige doe
lend, oi ze hem niet vreesehjk druk
vond-
Och, was 't kregelig antwoord van
haar t •.iitvricnd, hoe kun je dat nu aan
mijnheer vragen, die nooit getrouwd is
geweesten omtrent kinderen Im
mers geen endervinding heeft
Ho! ho! meneer, viel Hamerblad in,
dat is wat stout beweerdlaat ik u
zeggen, dat ik wèl getrouwd ben ge
weest en ook kinderen heb gehad.
Wablicf? verschrikte Anton, u ge
trouwd?
De lieer Hamerblad knikte zuchtend.
Twaalf jaar zelfs, zei hij, en twee
kinderen gehad, die echter, ongeveer tien
jaar oud zijnde, overleden zijn en m'n
vrouw is ook overleden, zoodat 'k weer
alleen benal jaren trouwens
Maar 'k verveel u met m'n sombere ge
schiedenisexcuseer me, dat Tt van
dit onderwerp afstap
Maar mijnheer Hamerblad, we zou
den juist zoo gaarne nog wat verne
men, omtrent uw huwelijksleven, zou u
niet zoo goed willen zijn voort te gaan?
vroeg Anton.
Hè ja mijnheer! vlei ook Anna bij,
vertel u ons daar iets meer van?
Zooals u dan wilt, hernam de com
mensaal, en nadat hij de sigaar door
Anton aangeboden, had aangestoken, be
gon hij zijn geschiedenis.
Toen we trouwden hadden we elkaar
hartelijk lief, en ons huwelijksleventje
ging kalm en onbezorgd verder. We
ble>en bevrijl van ziekten en rampen,
en toen ons eerste kind werd geboren,
een jongen, gezond cn sterk, kwam het
meisje, wel niet zoo krachtig, blijkbaar,
maar toch ook gezond. Wij werden be
nijd door familie en kennissen om ons
geluk. En werkelijk ons huwelijkskar
retje rolde zoo genoeglijk over den le
vensweg, dat we ons niet konden voor
stellen, dat we eigenlijk ooit een struikel
blok op dien weg zouden ontmoeten.
Maar helaas! dat gebeurde eerder
dan we beiden vermoed hadden. Want
er is ten slotte zoo bitter weinig voor
noodig, om zoo'n hindernis, die er nu
eenmaal niet is, toch te willen zien in
elke, nietig-klcine oneffenheid op ons le
venspad Hoe het nu precies geschied
is?Och, 't is al zoo lang geleden-
En wat doet liet er ieitclijk toe?
Maar het gebeurde, dat we voor het
eerst oneenigiicid kregeneen kleine
kwestieOm wat?.... In elk geval.
om 'n futiliteit!Om niet!En
toen we ons kort daarna wilde verzoe-
neu, 't was toch eigenlijk te mal't
moest uit zijn.... toen kwam er weer
iets tusschenwaardoor onze ver
standhouding nog slechter werd. En wat
ernstiger waser scheen geen kans
meer, dat de vrede ooit weer zou wor
den geslotenIk althans wilde van
geen enkele toenadering meer weten. De
laster deed de rest
Van toen ai leefden we. zonder voor
de wet gescheiden te zijn, niet meer met
elkanderMijn vrouw is vertrok
ken'k Heb haar nooit meer terug
gezienEenige jaren na het vertrek
van m'n vrouw, zijn dc kinderen ge
storvenKort na elkanderde jon
gen door een valhet meisje scheen
toch te zwak te zijnVan dien tijd
ai is mijn zwerversleven begonnen
ik heb alles, wat mij nog aan meubelen
restte verkocht, cn sindsdien Icet ik op
kamersdan hierdan daar!
Verveel 'k u niet? Onderbrak de verha-
ler z'n geschiedenis even, een veronder
stelling. die op de gelaatsuitdrukking van
het echtpaar Deriel niet te lezen was.
integendeel!.... Qaat u door! Ani
meerde de gastheer.
Ja, ja! vertelt u verder, assieblieft,
verzocht ook Anna.
Nu dan, vervolgde dc commensaal,
toen 'k op 'n zekeren kerstavond op
m'n kanier was, wilde ik dien benutten,
door vast eenige algemeene voorwerpen,
zooals kistjes, doosjes,. en mandjes bij
elkaar te zetten, cn gedeeltelijk in te
pakken, daar ik met 1 Januari weer eens
voor de zooveelste maal een nieuw kost
huis zou betrekken.... En daarbij kwam
in mijn handen een kartonnen doos waar
op met blauw potlood „te vernietigen"
geschreven stond. Ik schrikte even
dat was de doos. waarin ik de brieven
had bewaard, welke mijn vrouw mij had
geschreven, in onzen engagementstijd,
daar wij toen in verschillende plaatsen
verblijf hieldenik had die brieven
steeds bewaard, met nog eenige kleine
herinneringeneen paar vejdroogde
bloemeneen vlechtje haaren
een stukje lint van de baljapon, waarin
zc voor het eerst met mij had gedanst....
epistels en kleinigheden voor een ander
van geen waardeMaar hoe gemak
kelijk hadden ze niet weg kunnen ra
kenik had die souvenirs en brieven
al lang zelf moeten vernietigener
stond niets bijzonders in, maar het ging
een ander toch niet aanwaarom lan
ger gewacht, ik besloot, de brieven al
thans, te verbrandenEn het was
even koud als nu, de kachel stond
gloeiend't zou zóó gebeurd zijn
ik zou ze bij tientallen op 't vuur werpen
om ze voor onbescheiden blikken te be
veiligener waren er ongeveer hon
derddie van het begin van den ver
lovingstijd lagen bovenopReeds had
ik er een stuk ot tien in m'n handen, ge
reed om op de brandende kolen te
gooien, toen ik den bovensten brief uit
de enveloppe lichtteonwillekeurig
was Ik begonnen te lezenOok den
tweeden brief las iken den derde...
den vierdeen zoo vervolgensik
las steeds verder.ik kon er niet mee
eindigenEn langzamerhand kwam
er een zwaar beklemd gevoel over mij„..
Hoe lang was het geleden, dat deze
brieven werden geschicven?ik had
ze nadien nooit meer ingezienvol
gens het jaartal was het vijf en twintig
jaarHoc was 't mogelijk?Vijf
en twintig jaar?'t Was alsof het
in die brieven vermelde gisteren ge
schreven was.... Vijf eu twintig jaar...
een kwart eeuwHebben wij dan
werkelijk geen idee omtrent den tijd?
overpeinsde ikEn ik bleef door
lezenwant ik kreeg uit die brieven
den indruk, dat ik mijn vrouw steeds
verkeerd had beoordeeldUit die
brieven leerde ik pas haar liefdevolle
hart en haar juiste karakter kennen....
Reeds bij den eersten brief was mij dat
bijzonder opgevallenmaar telkens
cn telkens werd liet mij duidelijker,
steeds meer bewust, dat een vrouw, die
zóó had lieigchad. geen slecht karakter
kon hebbenEn steeds las ik verder...
Tot diep in den nacht.... Wie weet
straks zou 'k mogelijk toch nog 'n minder
liefdevol schrijven ontmoeten, waaruit Ik
haar karakter van later zou kunnen af
leidenmaar neen alle brieven....
tot den laatstevloeiden over van
een reine, onschuldige liefdeHoe
was 't mogelijk, dat 'k dat zoo weinig
had beseft?.... Hoc was 't te begrijpen,
dat mij dit, nu. na vijf en twintig iaar.
pas helder en klaar voor oogen stond....
Het was maar al tc duidelijkDe
schuld lag aan mij.... geheel aan mij.
Ik was blind geweestof had niet
willen zienik had slechts geluisterd
naar valschc verdachtmakingen
Toen ik den laatsten brief In liet vuur
had gegooid, was 'k opm'n hoofd
viel snikkend op m'n handenik
schreide als 'n kindDie kerstnacht
vergeet 'k nooit! Rusten kon 'k niet
'k Ben er uit gegaandoelloos....
ik kon niet denkenIk liep als 'n be-
schonkene te dwalenEerst tegen den
morgen knapte 'k wat opm'n hoofd
werd iets helderderen toen had *k
een planik zou m'n vrouw gaan op
zoeken zoeken totdat Tc haar had
weergevondenik wilde haar vergif
fenis vragenais ze inij zou kunnen
vergevenmijn schuld eerlijk biech
ten
Helaas! toen 'k in de plaats kwam,
waar ze het laatste had gewoond, bleek
zc reeds een jaar geleden gestorven te
zijn.
Kort daarop verliet de heer Hamer
blad onder beleefde dankzegging voor
den aangenamen avond, de familie De
riel. Toen Anton, die den gast had uit
gelaten. weer binnenkwam, zag hij juist,
dat z'n vrouwtje haar oogen bette met
haar kanteel zakdoekjeZe scheen
diep bewogenHij zag haar meelij
dend aan, deed een paar stappen in
haar richting en opende z'n armen.
Zij keek opeen zenuwachtig tril
len van haar mondhoeken verried haar
gemoedsgesteldheid'n Oogenblik
aarzelde ze nogToen wierp ze zich
snikkend in de armen van Anton, die
haar vast tegen zich aandrukte, en haar
dc tranen van de wangen kustetel
kens en telkens weer.
O, Anton!vergeef me, snik
te ze.
Anna, m'n lieveling! troostte hij,
haar vaster en vaster omklemmend, we
zullen alles vergeven en vergeten.
Als je lange Jaren In een primitief
land hebt doorgebracht, als je het wel
en wee van een Zuid-Amerikaansche
Republiek door en door hebt leeren
kennen, dan is het altijd weer even
eigenaardig hier in Holland terug te
keeren. Want door vergelijking koin je
dan tot allerlei ontdekkingen. En een
van de eerste dingen die je dan opvat
ten, is misschien wel dat de West-Euro-
peesche samenleving ons wel heel wat
beschaving heeft gebracht, maar aan
den anderen kant er toch ook de oor
zaak van is dat ons practiscb leven een
te fijn raderwerk is geworden dat bij
het minste of geringste defect dikwijls
hopeloos in de war kan loopen. En het
eigenaardige daarvan is dat de menschen
ook zoo verfijnd zijn geworden, dat zij
er onmiddellijk onder gebukt gaan wan
neer het een of andere niet naar wensch
loopt. Ik bedoel dit, dat als de kunst
van te leven erin bestaat je in het onver
mijdelijke tc schikken en toch je vroo-
lijkheid te blijven behouden, dat wij het
in die Kunst dan veel minder ver heb
ben gebracht dan de overgrootc meer
derheid van de bevolking van Midden-
en Zuid-Amerika. Ik heb daarvoor ge
noeg voorbeelden bij de hand. Laten wij
het treinvervoer maar eens nemen. Ver
leden jaar liepen de treinen hier in Hol
land over het geheel erg slecht- Wat
was daar het gevolg van? Door geheel
Nederland duizenden die 's morgens te
laat op hun werk kwamen, duizenden die
zich niet aan hun afspraken konden
houden cn daardoor dikwijls verhinderd
werden goede zaken af te sluiten. De
gevolgen daarvan waren natuurlijk al-
Voor de nijv're huisvrouw aan
gemeene ontstemming, klachten, rappor
ten enz. Van alle reizende Hollanders
is er zeker wel niet één geweest die niet
minstens één keer gedurende het vorig
jaar mopperend op een perron heeit
heen cn weer gedraafd, omdat zijn trein
er nog niet was.
En zoo kom ik dan op mijn onder
werp. Ik zal eens wat vertellen van het
treinvervoer In de Dominicaanscbe Re
publiek en daarbij vooral ook den na
druk leggen op de wijze waarop het pu
bliek daar dergelijke zaken opvat
Ik zal dan verteilen van de spoorlijn
die de groote tabaksstad Santiago over
de bergen heen verbindt met het haven
stadje Puerto Plata. Toen ik pas in
Santrago woonde, was er van een trein
verbinding heelemaal geen sprake. Er
was toen juist een revolutie achter den
rug en de spoorbaan had daarbij zoo te
lijden gehad dat er geen kwestie van
was te kunnen reizen. Dus reisde men
eenvoudig niet. Als het hoog noodig was
kon je altijd nog te paard gaan, overi
gens werd er geduldig gewacht op de
dingen die komen zouden. En die kwa
men, ook wel. De Noord-Amerikaan-
sche troepen, die sedert de laatste re
volutie de republiek in bezit hadden ge
nomen, hadden natuurlijk groot belang
bij de spoorwegen. Er werd eenigen tijd
vrij behoorlijk aan gewerkt en na ver
loop van een maand of vier was het
weer zoover dat je per trein van San
trago naar Puerto Plata kon gaan. Ik
had juist omstreeks dien tijd zaken te
regelen in laatstgenoemde stadje, zoodat
ik besloot ook maar eens van den trein
gebruik te maken. Bij informatie in het
hotel, bleek mij dat er heelemaal geen
vaste dienstregeling bestond, ik moest
maar bij den stationschef aanvragen.
De stationschef zeide: „Sénor, als er
vandaag nog een trein aankomt gaat er
ook een weg. maar ik vermoed wel van
niet want bi» liet dorpje Navarete is de
locomotief ontspoord, zoodat er de eer
ste dagen wel geen verkeer zal zijn.
Maar komt w morgen eens Iioorcn." Dat
was weinig bemoedigend. Den volgen
den morgen vroeg had ik meer geluk.
„Sénor", zei dc chef op opgewekten
toon, „U bent een geluksvogel, de baan
is weer hersteld cn morgen om acht uur
gaat er een trein want de bevelhebber
van de Amerikaansche troepen. Majoor
Shau, inoet naar Puerto Plata."
Dat leek mij een prachtgelegenlieid
want dacht ik, als de opperbevelhebber
meegaat is het toch wel zoo goed als
zeker dat wij zonder oponthoud,, behou
den en wel in Puerto Plata zullen aan
komen. Om kwart voor achten precies
was ik aan het station en jawel hoor,
daar stond de trein voor vertrek gereed.
Ik had toentertijd dat voertuig nog
nooit gezien en was dus met de bijzon
derheden weinig bekend. Ik zocht dus
naar een personenwagen. Die was er
niet en toen ik er naar vroeg werd mij
geantwoord, dat al die wagens in de re
volutie onherstelbaar vernield waren. Ik
moest dan maar zoo welwillend zijn in
een niet heelemaal volgeladen goede
renwagen plaats te nemen. Toen ik daar
binnen trad waren er vijf passagiers. De
opperbevelhebber zat op een zak met
koffie, rechts en links geflankeerd door
een oppasser die elk op een baal cacao-
boonen hadden plaats genomen. Verder
was er een Dominikaansche juffrouw,
met Zondagschc withe kleeren aan die
zelf een soort van keukenstoeltje had
meegenomen en de vijfde passagier was
een jongmensch dien ik wel eens als
bediende in een kruidenierswinkel in
Santiago had gezien. Elk van de viji
zei op zijn beurt dat het warm was en
de juffrouw die dik gepoederd was
wuifde zichzelf onophoudelijk toe met
een klein waaiertje. Temidden van dit
gezelschap vleide ik mij neer op een
zak die bananen scheen te bevatten.
Nu hebben de treinen in de Domini
kaansche Republiek vele gebreken, zij
rijden niet snel en komen daardoor
uren, soms wel eens een dag, te laat
aan- Maar zij vertrekken op tijd van
het beginpunt. Zoo ook deze keer.
Klokslag acht werd er gefloten en daar
stoof de trein weg. Dat gaat goed dacht
ik en de opperbevelhebber was blijkbaar
ook erg tevreden want hij begon een
genoegeiijk gesprek. Hij vertelde dat hij
naar Amerika teruggeroepen was orn
vervangen te worden door een kolonel.
Hij was een groot bewonderaar van het
Dnitsche volk en daar wij toen Decem
ber 1916 schreven, dus eenige maanden
voor Amerika in den oorlog ging, heb
ik het vermoeden dat hij juist wegens
zij» Duitsche sympathiën, die tevens
ook besmettelijk bleken te zijn voor de
lagere officieren, vervangen werd.
Onder al die verhalen ging de trein er
goed van door. Maar wij wisten niet
wat ons te wachten stond. Want wij
waren nog maar in dc laagvlakte.
Nauwelijks begon het bergland of daar
verloren wij onze snelheid. Als de lo
comotief tien minuten tegen de helling
opgetrokken had was zij geheel en al
bulten adem en dan stonden wij stil. En
dan dat lange wachten aan die ontelbare
kleine stations. Dan ontsponnen zich
eindeloozc debatten tusschen het trein
personeel en den stationschei over aller
lei onmogelijke kleurigheden. Eu de
locomotief moest voortdurend water en
kolen nemen, terwijl het ook al niet be
vorderlijk was voor de snelheid van de
ze voedselvoorziening van de locomo
tief dat er aan de kolenstations geen
water was en er aan de waterstations
geen kolen waren.
Zoo sukkelden wij door tot het hoog
ste station van de baan, La Cumbre.
Daar stopte de trein met een energieke
schok, alsof hij zeggen wilde:
„Verder ga ik niet." Dat was zoo on
geveer drie uur 's middags. Het werd
ons duidelijk gemaakt dat wij voorloo-
pig niet zouden vertrekken. Het trein
personeel kon ons daarvoor geen andere
reden opgeven dan dat zij moesten eten
en zij rieden ons aan dat ook te gaan
doen. Stel je nu zoo iets eens voor hier
in Holland. Dat je b.v. gauw even naar
Amsterdam inoet voor zaken en je In
Halfweg iets dergelijks gebeurt. Je zou
op je iioofd gaan staan van woede.
Maar daar wordt dat allemaal philoso-
fisch behandeld. De vriendschap met
den opperbevelhebber kwam mij nu zeer
goed van pas. Er was Amerikaansche
bezetting in het kleine plaatsje en al
spoedig hadden wij onderdak gevonden
in een officierstent, waar de alleraardig
ste kapitein ons onthaalde op brood inct
warme ham en op guitaarmuziek. Daar
brachten wij een groot uur gezellig door.
Die kapitein heette Barry en ik herin
ner mij nog dat het diepen indruk op
mij maakte toen ik een jaar later hoorde
dat hij in Frankrijk gesneuveld was.
Toen wij dien middag in de Domini-
caansche bergen zijn gast waren was hij
nog pro-Duifsch.
Daarna ging het maar weer verder,
in onzen hortenden stootenden goede
renwagen. Bij het plaatsje Perez moes
ten wij uitstappen. De baan liep daar
over een houten hulpbrug over de rivier-
De groote ijzeren spoorbrug was in de
revolutie opgeblazen en de houten brug
kon de locomotief niet dragen. Iets der
gelijks op het gebied van spoorweg-
exploitatie heb ik van mijn leven niet
weer gezien. De brug lag tusschen
twee heuvels in, de goederenwasem, met
lading en al werden op de eene helling
losgelaten, liepen dan vanzelf met don
derend geraas naar beneden cn de brug
over. Aan de andere kant hepen zij op
de verkregen snelheid tegen de helling
op, aan alle kanten stonden de rem
mers klaar oin op de wagens te springen
en de remmen aan te draaien. Een an
dere locomotief, die natuurlijk weer een
half uur op zicii liet wachten, werd er
dan voorgespannen en voorts ging het
maar weer, een nieuw avontuur tege
moet. Onwillekeurig kwamen wij. bij
het zien van die heen en weer schomme
lende goederenwagens over dien houten
brug, de assuradeurs op de Amsterdam-
sche Beurs voor den geest. Geen won
der dat men dc Koopw aar in die landen
dikwijls niet verzekerd kan krijgen.
inmiddels is het vijf uur geworden.
De opperbevelhebber ls ongeduldig ge
worden en klaagt over den langen duur
van de reis, dc juffrouw klaagt niet
over den langen duur maar over dt
warmte en dc kruidenier slaapt languit
over de koffie- en cacao-zakken. Maar
door het algemeene gemopper ontwaakt
hij en nadat hij ons een tijdje heeft aan
gehoord, gaat hij iets buitengewoon
wijsgeerigs zeggen. Hij neemt het op
voor de spoorwegmaatschappij van zijn
vaderland, hij zegt niet tc begrijpen
waarover wij tocli zoo mopperen. Waar
ter wereld heb je een reisgelegenheid
aJs deze, waarbij je in goederenwagen»
mag reizen, waar je overal mag rooken,
waar er gestopt wordt als je maar wilt.
Als je honger hebt wacht de trein tot
je verzadigd bent; zooevcn bij dien
houten brug in Perez hadden wij een
bad kunnen nemen in dc rivier cn de
trein zou heusch niet zonder ons zijn
vertrokken. Dat zijn voor ons heele
maal nieuwe gezichtspunten, daar had
den wij niet aan gedacht, en de kruido
spreekt dit alles met zulk een over
tuiging uit en met zulk een ernst, dat
wij er stil van worden. En de opperbe
velhebber denkt aan het geagiteerde le
ven van New-York en ik denk aan Hol
land en plotseling wordt het groote ver
schil ons duidelijk. Er is een spreek
woord dat deze menschen niet kennen,
„tijd is geld". Als je op reis bent komt
het er niet op aan of je vandaag aan
komt of morgen. En de geheele samen
leving in de Dominikaansche Republiek
is daarop Ingericht. Dat Is het tropen-
land, wat heb je eraan Je levensvreug
de te bederven door dc jacht naar het
geld. De grond brengt voort. Niemand
sterft van honger.
Öm elf uur 's avonds komen wij aan
in het plaatsje Barabas. De trein stopt
weer plotseling en langen tijd hooren wij
niets. Dan gaat een van ons op onder
zoek uit en komt terug met dc mede-
deeling dat de tocht vanavond niet
wordt voortgezet. Nog slechts één
bergrug scheidt ons van Puerto Plata.
Het is echter begonnen te motregenen
en daardoor is het rijden op de berg
hellingen te gevaarlijk geworden. Voor
al de laatste daling tot Puerto Plata is
te vreezen. De opperbevelhebber is ver
baasd. Zelfs zijn aanwezigheid hier is
zonder invloed. Dan komt er plotseling
een Ame.Vaansche ingenieur met de
boodschap dat de stationschef een plat
wagentje met twee negers ter beschik
king stelt om vanavond nog naar
Puerto Plata te gaan. Wij hebben dus
te kiezen, óf dit aanbod aanvaarden óf op
de Koffie- eu cacaobooncn slapen. De
kruidenier heeft dit laatste al gekozen,
hij slaapt al achter in den wagen. De
juffrouw heeft in dit plaatsje familie wo
nen en de opperbevelhebber met zijn op
passers willen ook maar liever hier
blijven.
Wij, de Ingenieurs en ik, trekken er
dus met het wagentje en de negers in
den regen op uit. Nooit zal ik die nach
telijke tocht vergeten. Toen wij aan do
andere zijde in duizeling wekkende
vaart over de glibberige rails naar bene
den suisden en in de scherpe bochten,
waar het aan weerzijden vol lag met
overblijfsels van ontspoorde treinen,
maar nauwelijks konden remmen, heb ik
eenige malen op liet punt gestaan er
maar af te springen.
Maar wij zijn ten slotte toch nog be
houden aangekomen. Toen was lief
's nachts drie uur. zoodat wij over dien
afstand, die maar ongeveer veertig Ki
lometer is. negentien uur hadden ge
daan.
Het reizen In dc Doiniuicaunsche Re
publiek is sedert dien wel verbeterd,
maar als ik mij niet vergis duurt het nog
altijd wel vier of vijf uur om van San
trago naar Puerto Plata te gaan. Ea
daar is iedereen in dat land tevreden
mee, ook al zou het nog langer duren.
Of wij hier in Holland ooit zulk een
graad van tevredenheid zullen bereiken
daar is. dunkt mij. weinig kans op. Maar
het Is in elk geval niet kwaad «tens te
weten op welke wijze andere volkeren
hun geluk maken.
J. C- v. D.
Geachte mevrouw Jansen.
Ik kan het genoegen, dat de ultnoodi-
ging voor een whistavondje te Uwcnt
mij verschaft heeft, nauwelijks onder
woorden brengen. Ik zal er met vreugde
van gebruik maken. Ik verheug mij er
altijd op Uwe bekoorlijke dochter te ont
moeten en Uw man, die zulk een schit
terend spreker is.
Hoogachtend.
P. SMIT.
II.
Beste Jan.
Dat oude vervelende menseh van Jan
sen en haar akelige dochter hebben mi]
uitgenoodigd voor een van hunne stom
me whistavondjes. Ik zou veel liever bij
jou komen; maar Smit. die vrecselijke
oude zeurkous, is een van mijn beste
klanten cn ik zal dus wel moeten gaan
Tot ziens, als ik er levend afkom.
JE PIET.
III.
Beste Piet.
Je bent ccn beetje in dc war geweest
In de enveloppe aan mijn adres vond
ik een briefje aan een zekere mevrouw
Jansen. Ik stuur het hierbij terug. Ik ver
onderstel, dat zij het voor mij bestemd»
briefje heeft gekregen.
Ik vraag mij af. of Je nog naar haai
whistavondje gaat
JE JAN.